Beste wielerliefhebber,
Deze keer had ik graag weer een merkwaardig verhaal, gelinkt
aan de wielersport, naar voor gebracht. Opnieuw tijdens het lezen van het boek
Olympic Gangster, The legend of José Beyaert Cycling Champion, Fortune
Hunter and Outlaw van Matt Rendell kwam ik een eigenaardige historie tegen die
mij tot verder onderzoek dreef. Deze keer gaat het om Charles Hut, ex-renner,
met een verhaal dat leest als een avonturenroman.
Charles Hut werd
geboren in Longwy 23 augustus 1894, toevallig dezelfde dag, maar ander jaar,
als ikzelf. Longwy ligt in Frankrijk
nabij het drielandenpunt waar Frankrijk, België en Luxemburg elkaar raken. Hij
was de zoon van een Luxemburgse vader en een Belgische moeder, en was dus
eigenlijk half Belg. Hij groeide op, omringd door zijn twaalf broers en zussen
in Longlaville, een klein stadje 5 km van Longwy, vlakbij de Luxemburgse grens.
Pas op latere leeftijd, ik kon niet achterhalen wanneer juist, kreeg hij de
Franse nationaliteit.
Charlot casse cou was er zijn bijnaam en hij stak meer energie in het vrij
door de natuur ronddolen dan in de schoolboeken. Ondanks het feit dat hij vrij
intelligent was kon hij amper lezen of schrijven.
Op zijn dertiende, vond hij een baan als arbeider in een metaalfabriek. Het
gezin vestigde zich rond die tijd in Herserange, eveneens in de buurt van
Longwy. De vader van Charles Hut kocht er een klein hotel restaurant dat hij
vervolgens uitbaatte.
In 1910, Charles was toen 16 jaa,r zag hij de Tour de France passeren. Het
voorbijrijdende peloton fascineerde hem zodanig dat hij besloot om ook
wielrenner te worden. Hij schreef zich in bij de Club Union Cycliste Longovicienne en twee jaar
later was hij reeds één van de beste renners van de club. De volgende jaren
werd hij ondersteund door het roemruchtige fietsenmerk Alcyon voor wie hij 20
nationale koersen won en één internationale wedstrijd. Hij was onmiskenbaar een
groot talent en er werd hem een mooie toekomst als wielrenner voorspeld o.a.
door François Faber, Lucien Petit-Breton en Henri Desgrange. Zelf droomde
Charles van de Tour de France maar zoals voor veel jongeren stak de Grote
Oorlog hier een stokje voor.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 wou hij dienst nemen in het Franse
leger. Maar hij werd geweigerd omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Hij
kon die pas verkrijgen op de dag van zijn eenentwintigste verjaardag, in 1915 dus.
Het feit dat hij geen militaire dienstplicht vervulde, maakte dat de mensen in
de omgeving over hem begonnen te roddelen. Het was in die periode dat Charles
Hut zou deelgenomen hebben aan een overval van een Crédit Ouvrier-winkel, samen
met drie Italianen.
Hij werd gearresteerd en belandde in de gevangenis in afwachting van zijn proces.
Na veertig dagen opsluiting, op 31 december, 's avonds, besloot hij te
ontsnappen in het gezelschap van zijn celgenoten. Nadat hij de Luxemburgse grens
overstak kwam hij bij een van zijn ooms terecht. Tien dagen later werd hij
gearresteerd en voor een rechtbank van het Groothertogdom Luxemburg geleid. Daar
werd hij onschuldig bevonden en vrijgesproken voor de roofoverval.
Voor de rest van de oorlog, bleef hij in Luxemburg, waar hij Maria ontmoette
met als resultaat de geboorte van de kleine Michael op 19 april 1916.
Na de oorlog, in 1919, verliet hij het Groothertogdom Luxemburg om zijn familie
terug te vinden. Bij zijn terugkeer bleek dat zijn vader zelfmoord had gepleegd
en dat het restaurant van het hotel, dat zijn ouders openhielden, was verwoest
door de bombardementen.
Charles ging op
zoek naar werk om zijn moeder, die moeite heeft om de jongere broers en zussen eten
te geven, te helpen. Zijn inspanningen om werk te vinden waren echter tevergeefs.
In die periode hervatte hij ook het
wielrennen, in de hoop een professionele carrière uit te bouwen en zo zijn
familie te kunnen onderhouden.
Hij kwam in kennis met een zekere Husson, een
gepensioneerd politieman, op dat ogenblik boekhouder op de afdeling van de herstelbetalingen
in Longwy. Ze werden vrienden, dit tot vreugde van Husson die een oogje had op
één van de zussen van Charles. Om nog meer in de gunst van Charles, en zijn
zus, te komen, probeerde Husson Charles te overtuigen mee te doen aan een
overval. Charles, die nog steeds geen
werk gevonden had, was makkelijk te overtuigen. Husson gaf aan dat het raam van zijn kantoor open zou
staan en dat in de kamer een kast stond met een grote som geld. Een van de
volgende nachten drong Charles via het raam het kantoor binnen en stal de grote
som geld, die hij vervolgens ging begraven
in de buurt van een klein bosje.
De volgende dag, toen het in de stad gonsde van de geruchten over de inbraak, gingen
Charles en een vriend naar Longuyon om daar de dag door te brengen zodat ze uit
het zicht bleven.
In het Hotel de la Gare, waar ze het ontbijt namen, ontmoetten ze de commissaris die indertijd Charles ondervraagd
had betreffende overval op de Crédit Ouvrier-winkel.
De commissaris wachtte daar op de aankomst van de trein van Nancy, met de inspecteurs
die het onderzoek op de inbraak in Longwy zouden leiden. Charles werd door de
commissaris voorgesteld aan de inspecteurs en hij, beval hem zelfs aan om hen
te helpen!
Charles kon echter zijn mond niet houden en vertelde aan één van zijn broers de
ware toedracht en gaf hem zelfs een deel van de buit en een deel van het geld
om Husson uit te betalen. Daarna vertrok hijnaar Belfort om zich bij zijn vrouw
en kind te voegen. Een tijdje later vertrok hij naar Parijs, naar een hotel
vlak bij de Porte Maillot, waar hij een contract zou tekenen bij Alcyon om als
beroepsrenner voor hen te rijden. Het contract werd echter nooit ondertekend
want in Parijs toegekomen werd hij gearresteerd.
Hij werd in de
Quai des Orfèvres ondervraagd over de Longwy-zaak, maar hij hield zijn mond. Hij
werd overgeplaatst naar Longwy, en daar dat Husson zijn geld had uitgegeven aan
allerlei aankopen waardoor deze snel verdacht werd. Husson werd ondervraagd en
viel door de mand. Charles belandde in de gevangenis van Nancy en werd
vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis in Maréville onderzocht in
afwachting van zijn proces.
Charles Hut verscheen voor het Hof van Assisen in februari 1920. Hij werd
veroordeeld tot 12 jaar dwangarbeid, Husson kreeg 10 jaar dwangarbeid, Charles
broer kreeg twee jaar gevangenis. De rechter bleek een jurylid te zijn die
Charles Hut nog twee prijzen had uitgereikt in 1913 na zijn overwinningen in
Trieux en Marieulles. Wat een ironie. Charles Hut werd aldus dwangarbeider,
niet van de weg zoals de broers Pélissier, maar in de letterlijke betekenis.
Charles Hut, gevangene nr. 43963, werd gedeporteerd naar Guyana, waar hij,
gezien zijn goed gedrag in de verschillende Franse gevangenissen een baantje
als slagersjongen kreeg in St. Laurent en vervolgens zelfs visser werd op Ile
Royale. Lokale handelaars mochten de gedetineerden inhuren, ze betaalden
daarvoor aan de Franse Marine, maar moesten een boete betalen indien de gedetineerde
ontsnapte.
Maar Charles, net als alle andere veroordeelden, had maar één ding in het
achterhoofd, namelijk ontsnappen. Hij wou naar de Verenigde Staten reizen en
daar de Zesdaagse van New York rijden. Maar daarvoor was er geld nodig, veel
geld, en dat had Charles niet.
In Cayenne, waar hij ondertussen werkzaam was bij het onderhoud van de telegraaflijnen,
ontmoette hij een andere veroordeelde en beiden besloten om in te breken bij
een juwelier in de buurt. Na de inbraak verborgen de twee compagnons hun buit
door deze te begraven in het bos. Helaas, de handlanger van Charles kon zijn
mond niet houden. Verraden, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot vijf jaar,
bovenop zijn 12 jaar, in de gevangenis op het eiland St. Joseph. Zijn compagnon
werd verbannen , kreeg lepra, werd blind en werd verteerd door de gedachte dat
de buit nog altijd in het bos begraven lag. Uiteindelijk overleed hij een
tijdje.
Eens deze vijf jaar beëindigd, werd Charles tewerkgesteld in Pariacabo in de buurt van Kourou. Ook daar
zorgde hij voor het onderhoud van telefoonlijnen. Hij verdiende geld door onder
andere zeldzame vlinders te vangen waaronder de Blue Morpho waarvan beweerd
werd dat de kleurstoffen van de vleugels in Amerikaanse dollars verwerkt werd.
Op één ochtend kon hij soms 50 van die vlinders vangen.
Zijn droom om ooit te ontsnappen bleef echter intact. Samen met een Aziatische vriend,
plande hij de diefstal van een boot van het gevangeniswezen, en een inbraak om
aan voedsel te geraken. Het plan werd
uitgevoerd, het eten, meestal blikjes en gecondenseerde melk, werd op een
veilige plaats verborgen. De volgende nachten hielden ze zich bezig met het maken van zeilen en touwen voor de boot.
De dag van ontsnappen brak uiteindelijk aan. Charles bevond zich al aan boord
van de boot, zijn vriend wou net op de boot stappen, toen er plotseling twee
schaduwen, politiemannen, verschenen die het vuur openden op de vluchtelingen. Charles wist te
ontsnappen en keerde terug naar zijn cel. Zijn vriend werd opgepakt, en verried
Charles. Charles werd opnieuw veroordeeld door het Tribunal Maritime Spécial
van St. Laurent, deze keer slechts tot zes maand gevangenis.
Eens zijn straf beëindigd, keerde hij terug
naar het kamp in Pariacabo waar hij zijn oude baan weer opnam. Gezien hij meer vrije
tijd had zette hij een handeltje op waarbij hij de aankopen in de stad deed ten behoeve van de gevangenisbewakers en
hun families. Hij slaagde er ook in wat groenten te kweken die hij dan
verkocht. Dit was blijkbaar niet naar de zin van iedereen, en dus werd hij
overgebracht naar de haven van Kourou, waar hij verantwoordelijk werd voor de
berging en de restauratie van twee oude boten.
Op 16 juni 1934, werd hij vrijgelaten uit de gevangenis. Maar zoals elke
gevangene, moest hij in Guyana blijven, onder toezicht van de gevangenisdirectie.
Hij ging naar Cayenne en vond werk als een tuinman in het ziekenhuis van de
Zusters van St Vincent de Paul. Zijn goed gedrag en zijn hard werken leverde
hem de achting van allen op. Maar zijn droom om te ontsnappen uit Guyana bleef.
En dus, zoals altijd voor een succesvolle ontsnapping, had hij geld nodig.
Met twee toevallig
ontmoette vrienden, forceerde hij de deur van een winkel, en kwam oog in oog te
staan met de gendarmes. Een van de handlangers had het plan aan de politie
verraden. Opnieuw werd hij veroordeeld. De rechter veroordeelde hem tot een
jaar in de gevangenis en verbanning naar het kamp van St Jean. Zijn goede gedrag
leverde hem echter de toestemming op om een handeltje in drank en tabak op te
zetten.
Op een avond, werd hem een ontsnappingsplan voorgesteld. Charles accepteerde
direct om mee te doen. Op een nacht, samen met vier anderen, ging hij op weg
naar de vrijheid. Met een kleine maar stevige boot vaarden ze de Maroni rivier
af. De vluchtelingen hoopten de kust van Venezuela te bereiken. Een woeste zee besloot
echter anders, en na enkele stormachtige dagen, bereikten ze uitgeput en uitgehongerd het eiland Trinidad. Ze
waren het gespreksonderwerp van het moment bij de plaatselijke bevolking en werden
uitgenodigd op recepties en in restaurants.
Maar Charles was
nog steeds vastbesloten om naar Frankrijk terug te keren en dit ten koste van
alles. Hij scheepte clandestien in op een Duitse vrachtschip de S.S. Caribia. Hij
werd echter ontdekt en belandde op het eiland Barbados, waar hij werd
overgedragen aan de plaatselijke autoriteiten. Toen hij voor de rechtbank
verscheen was zijn verdediging dat hij niet clandestien op het schip zat omdat
hij een toegangsticket had betaald om het schip te bezoeken en dat hij jammer
genoeg te laat het schip verlaten had. De rechtbank volgde zijn redenering en
hij werd dus niet schuldig gevonden. De rechtbank volgde hem ook in zijn
verzoek om het Duitse bedrijf te verplichten hem naar Europa te repatriëren.
Charles, doodgelukkig, geraakte op die manier op weg naar Amsterdam, of zo dacht
hij althans. Na een korte stop in Portsmouth, bleek dat het schip, tot zijn
ontsteltenis op weg was naar Cherbourg. Bij zijn aankomst werd hij welkom
geheten door de politie die door de gezagvoerder, waarschijnlijk rancuneus door
de uitspraak van de rechter, was gewaarschuwd.
Charles werd onmiddellijk
opgesloten in de gevangenis van Cherbourg, en zal gedurende de volgende twee jaar een ongelooflijke Tour de France
doen, maar dan een van de gevangenissen. Na Cherbourg volgden Caen, Rennes, Le Mans, Nantes, La Rochelle,
Angoulême, Limoges, Riom, en tenslotte St Martin de Ré, laatste halte voor een
terugkeer naar Guyana.
Charles Hut was weer terug bij af. Het Tribunal Maritime Spécial veroordeelde
hem opnieuw tot een jaar in de gevangenis. Gezien hij echter al twee jaar in
Franse gevangenissen had doorgebracht werd hij op borgtocht vrijgelaten, en
keerde terug naar het kamp van St Jean.
Een paar maanden
later kwam hij opnieuw voorwaardelijk vrij, maar was gedwongen in Guyana te
blijven met een verbod om naar Cayenne te reizen. Hij vond een baan in een
suikerfabriek in de buurt van Cayenne. Zijn goede diensten en goed gedrag
leverde hem de toestemming op om één keer per week naar Cayenne te gaan.
We zijn ondertussen in 1939, de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, en met
acht andere metgezellen, besloot hij om zich bij Vrij Frankrijk aan te sluiten.
Opnieuw bemachtigden ze een boot die ze clandestien in paraatheid brachten. Op
6 september 1941 s avonds laat werd het anker gelicht. Met een vat van 200
liter water, voedsel voor enkele dagen, en een kompas als enigste instrument waagden ze hun
kans.
Op 11 september legden ze aan in Georgetown, Brits Guyana. Ze werden voorgebracht
bij de plaatselijke autoriteiten die hen vrij lieten. Hen werd wel duidelijk
gemaakt dat, gezien de omstandigheden, zij ongewenst waren in het land. Twee
weken later, nadat hun boot gerepareerd was, en zij voldoende voedsel
ingeslagen hadden, zetten ze koers naar Puerto Rico.
Na een epische reis, met zware stormen, een ontmoeting met een U-boot en een
Duits bevoorradingsschip, verbannen uit de Dominicaanse Republiek, terug gestuurd
uit Haïti, kwamen zij uitgeput, en verteerd door honger, uiteindelijk aan in
Cuba op 3 november 1941. Ze werden opgesloten in de centrale gevangenis van het
land, en vrijgelaten op 18 april 1942, waarna ze in een immigratiecentrum
geplaatst werden. Daaruit werden ze pas vrij gelaten nadat ze in hongerstaking
gingen.
Charles Hut bleef in Cuba tot 1947. Hij verdiende er geld met de handel in
wapens. Op 4 juli 1947, voer hij als verstekeling mee op een schip met
bestemming Miami. Opnieuw werd hij ontdekt en overgedragen aan de autoriteiten.
Opnieuw werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. In december 1947
werd hij overgedragen aan de Cubaanse autoriteiten.
Terug in Havana, voorzag
hij in zijn broodwinning door drugshandelaar te zijn, marihuanateler en opnieuw
wapenhandelaar. In de Prado nachtclub ontmoette hij Charles Lucky Luciano,
de beruchte gangster. Voordat Charles echter kon opgenomen worden in de kringen
rond Lucky Luciano, werd deze laatste gedeporteerd naar Italië.
Op Cuba leerde
Charles Hut ook Ernest Hemingway kennen. Er was zelfs sprake dat Hemingway het
levensverhaal van Charles Hut zou neerschrijven. Gezien Hemingway met twee
andere boeken bezig was, is het er nooit van gekomen.
Na 7 jaar Cuba werd
hij ingehuurd als zeeman op een koopvaardijschip de S.S. Robert en kreeg hij
een Frans paspoort. Onder de
bemanningsleden Panama Al Brown, de 1929 wereldkampioen boksen in de bantamklasse.
Deze eerste hispanic wereldkampioen was aan lager wal geraakt en leed aan TBC. Charles
Hut en Panama Brown beleven vrienden tot
de dood van Brown in 1951.
Op een dag in
1950, bij de terugkeer uit Newfoundland, nam hij al zijn geld en besloot zijn
schip en werk te verlaten tijdens een tussenstop in New York. Twee dagen later scheepte
hij in op een cruiseschip met bestemming Frankrijk.
Aangekomen in Le Havre begon hij te zoeken naar zijn familie en vooral naar
zijn vrouw en zoon. Zijn moeder was ondertussen gestorven. Hij vond in een van zijn
zussen in Charleroi, in Arlon en Luxembourg zijn broers en een zus in Périgueux.
Gedurende anderhalf jaar probeerde hij tevergeefs in heel Frankrijk zijn vrouw
en zoon terug te vinden. Wanhopig besloot hij om Frankrijk te verlaten en terug
te keren naar de Verenigde Staten, om opnieuw op schepen aan te monsteren. In
Le Havre, vond hij werk in afwachting van zijn inscheping. En daar vond hij op
een dag zijn vrouw en zoon die tot die dag nooit op de hoogte geweest waren van
zijn veroordeling in 1920 tot 12 jaar dwangarbeid die er uiteindelijk 30
geworden waren.
Is dit een happy
ending story? Neen eigenlijk niet. Charles Hut liet zijn verhaal uiteindelijk
neerschrijven. Het boek Dix
ans parmi les fauves et les renquins
uitgegeven door éditions Scorpion kreeg in 1956 de Prix Tabou. Of
Charles lang bij zijn vrouw en zoon gebleven is heb ik niet kunnen terug
vinden. Hij vestigde zich in Rosny waar hij in een oude treinwagon leefde en
een autokerkhof uitbaatte. In 1967, werd Charles Hut, toen 73 jaar oud, gecontacteerd door Aldo Bellasco, een
ex-catcher en bendeleider. Samen met Jean Gaillard, 19 jaar, Mario de Soza
gekend als Mario le Portugais, 21 jaar en Serge Ranieri, 18 jaar deden ze
verschillende overvallen. In een bedrijf in Méreville maakten ze 400.000 FF buit,
bij een juwelier in Champégny 30.000 FF en ze beroofden om 3h. s nachts de
tachtigjarige Mevr. Marie Mantienne van haar spaargeld ten bedrage van 4.000
FF. De bende werd gevat en Charles Hut kwam een laatste keer in de kranten. Wat
zijn straf uiteindelijk werd heb ik niet teruggevonden.
Toch wel een mooi
verhaal van een wielerkampioen in spe die nooit zijn Tour de France reed maar
wel een Tour du Monde. En in elk geval nog spectaculairder dan het verhaal van
Papillon zijnde Henri Charrière
en verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hoffman in de hoofdrollen. Een idee
voor Erik Van Looy? Charles Hut, wielerkampioen en dwangarbeider, met Filip
Peeters in de hoofdrol J
Hierbij de enige
foto die ik van Charles Hut terug vond.
%%%FOTO1%%%
11-08-2011, 12:36
Geschreven door G.L. 
|