Mijmeringen en Nostalgie over het Wielrennen van toen en nu
Inhoud blog
  • Einde van de blog en verschenen boeken
  • Het boerenpaard won Vlaanderens mooiste
  • Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse wielergeschiedenis.
  • Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn einde tegemoet ging.
  • Het zoutvatje van Eddy Merckx.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
    Zomaar enkele bepeinzingen.
    11-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Charles Hut, wielerkampioen en Belgische Papillon.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Beste wielerliefhebber,

     

    Deze keer had ik graag weer een merkwaardig verhaal, gelinkt aan de wielersport, naar voor gebracht. Opnieuw tijdens het lezen van het boek “Olympic Gangster, The legend of José Beyaert – Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell” kwam ik een eigenaardige historie tegen die mij tot verder onderzoek dreef. Deze keer gaat het om Charles Hut, ex-renner, met een verhaal dat leest als een avonturenroman.

    Charles Hut werd geboren in Longwy 23 augustus 1894, toevallig dezelfde dag, maar ander jaar, als ikzelf. Longwy  ligt in Frankrijk nabij het drielandenpunt waar Frankrijk, België en Luxemburg elkaar raken. Hij was de zoon van een Luxemburgse vader en een Belgische moeder, en was dus eigenlijk half Belg. Hij groeide op, omringd door zijn twaalf broers en zussen in Longlaville, een klein stadje 5 km van Longwy, vlakbij de Luxemburgse grens. Pas op latere leeftijd, ik kon niet achterhalen wanneer juist, kreeg hij de Franse nationaliteit.
    ‘Charlot casse cou’ was er zijn bijnaam en hij stak meer energie in het vrij door de natuur ronddolen dan in de schoolboeken. Ondanks het feit dat hij vrij intelligent was kon hij amper lezen of schrijven.


    Op zijn dertiende, vond hij een baan als arbeider in een metaalfabriek. Het gezin vestigde zich rond die tijd in Herserange, eveneens in de buurt van Longwy. De vader van Charles Hut kocht er een klein hotel restaurant dat hij vervolgens uitbaatte.
    In 1910, Charles was toen 16 jaa,r zag hij de Tour de France passeren. Het voorbijrijdende peloton fascineerde hem zodanig dat hij besloot om ook wielrenner te worden. Hij schreef zich in bij de Club  Union Cycliste Longovicienne en twee jaar later was hij reeds één van de beste renners van de club. De volgende jaren werd hij ondersteund door het roemruchtige fietsenmerk Alcyon voor wie hij 20 nationale koersen won en één internationale wedstrijd. Hij was onmiskenbaar een groot talent en er werd hem een mooie toekomst als wielrenner voorspeld o.a. door François Faber, Lucien Petit-Breton en Henri Desgrange. Zelf droomde Charles van de Tour de France maar zoals voor veel jongeren stak de Grote Oorlog hier een stokje voor.
    Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 wou hij dienst nemen in het Franse leger. Maar hij werd geweigerd omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Hij kon die pas verkrijgen op de dag van zijn eenentwintigste verjaardag, in 1915 dus.
    Het feit dat hij geen militaire dienstplicht vervulde, maakte dat de mensen in de omgeving over hem begonnen te roddelen. Het was in die periode dat Charles Hut zou deelgenomen hebben aan een overval van een Crédit Ouvrier-winkel, samen met drie Italianen.
    Hij werd gearresteerd en belandde in de gevangenis in afwachting van zijn proces. Na veertig dagen opsluiting, op 31 december, 's avonds, besloot hij te ontsnappen in het gezelschap van zijn celgenoten. Nadat hij de Luxemburgse grens overstak kwam hij bij een van zijn ooms terecht. Tien dagen later werd hij gearresteerd en voor een rechtbank van het Groothertogdom Luxemburg geleid. Daar werd hij onschuldig bevonden en vrijgesproken voor de roofoverval.
    Voor de rest van de oorlog, bleef hij in Luxemburg, waar hij Maria ontmoette met als resultaat de geboorte van de kleine Michael op 19 april 1916.
    Na de oorlog, in 1919, verliet hij het Groothertogdom Luxemburg om zijn familie terug te vinden. Bij zijn terugkeer bleek dat zijn vader zelfmoord had gepleegd en dat het restaurant van het hotel, dat zijn ouders openhielden, was verwoest door de bombardementen.

    Charles ging op zoek naar werk om zijn moeder, die moeite heeft om de jongere broers en zussen eten te geven, te helpen. Zijn inspanningen om werk te vinden waren echter tevergeefs.  In die periode hervatte hij ook het wielrennen, in de hoop een professionele carrière uit te bouwen en zo zijn familie te kunnen onderhouden.

     Hij kwam in kennis met een zekere Husson, een gepensioneerd politieman, op dat ogenblik boekhouder op de afdeling van de herstelbetalingen in Longwy. Ze werden vrienden, dit tot vreugde van Husson die een oogje had op één van de zussen van Charles. Om nog meer in de gunst van Charles, en zijn zus, te komen, probeerde Husson Charles te overtuigen mee te doen aan een overval.  Charles, die nog steeds geen werk gevonden had, was makkelijk te overtuigen. Husson  gaf aan dat het raam van zijn kantoor open zou staan en dat in de kamer een kast stond met een grote som geld. Een van de volgende nachten drong Charles via het raam het kantoor binnen en stal de grote som geld, die hij vervolgens ging  begraven in de buurt van een klein bosje.
    De volgende dag, toen het in de stad gonsde van de geruchten over de inbraak, gingen Charles en een vriend naar Longuyon om daar de dag door te brengen zodat ze uit het zicht bleven.
    In het Hotel de la Gare, waar ze het ontbijt namen, ontmoetten ze de  commissaris die indertijd Charles ondervraagd had betreffende overval op de  Crédit Ouvrier-winkel. De commissaris wachtte daar op de aankomst van de trein van Nancy, met de inspecteurs die het onderzoek op de inbraak in Longwy zouden leiden. Charles werd door de commissaris voorgesteld aan de inspecteurs en hij, beval hem zelfs aan om hen te helpen!
    Charles kon echter zijn mond niet houden en vertelde aan één van zijn broers de ware toedracht en gaf hem zelfs een ​​deel van de buit en een deel van het geld om Husson uit te betalen. Daarna vertrok hijnaar Belfort om zich bij zijn vrouw en kind te voegen. Een tijdje later vertrok hij naar Parijs, naar een hotel vlak bij de Porte Maillot, waar hij een contract zou tekenen bij Alcyon om als beroepsrenner voor hen te rijden. Het contract werd echter nooit ondertekend want in Parijs toegekomen werd hij gearresteerd.

    Hij werd in de Quai des Orfèvres ondervraagd over de Longwy-zaak, maar hij hield zijn mond. Hij werd overgeplaatst naar Longwy, en daar dat Husson zijn geld had uitgegeven aan allerlei aankopen waardoor deze snel verdacht werd. Husson werd ondervraagd en viel door de mand. Charles belandde in de gevangenis van Nancy en werd vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis in Maréville onderzocht in afwachting van zijn proces.
    Charles Hut verscheen voor het Hof van Assisen in februari 1920. Hij werd veroordeeld tot 12 jaar dwangarbeid, Husson kreeg 10 jaar dwangarbeid, Charles broer kreeg twee jaar gevangenis. De rechter bleek een jurylid te zijn die Charles Hut nog twee prijzen had uitgereikt in 1913 na zijn overwinningen in Trieux en Marieulles. Wat een ironie. Charles Hut werd aldus dwangarbeider, niet van de weg zoals de broers Pélissier, maar in de letterlijke betekenis.
    Charles Hut, gevangene nr. 43963, werd gedeporteerd naar Guyana, waar hij, gezien zijn goed gedrag in de verschillende Franse gevangenissen een baantje als slagersjongen kreeg in St. Laurent en vervolgens zelfs visser werd op Ile Royale. Lokale handelaars mochten de gedetineerden inhuren, ze betaalden daarvoor aan de Franse Marine, maar moesten een boete betalen indien de gedetineerde ontsnapte.
    Maar Charles, net als alle andere veroordeelden, had maar één ding in het achterhoofd, namelijk ontsnappen. Hij wou naar de Verenigde Staten reizen en daar de Zesdaagse van New York rijden. Maar daarvoor was er geld nodig, veel geld, en dat had Charles niet.
    In Cayenne, waar hij ondertussen werkzaam was bij het onderhoud van de telegraaflijnen, ontmoette hij een andere veroordeelde en beiden besloten om in te breken bij een juwelier in de buurt. Na de inbraak verborgen de twee compagnons hun buit door deze te begraven in het bos. Helaas, de handlanger van Charles kon zijn mond niet houden. Verraden, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot vijf jaar, bovenop zijn 12 jaar, in de gevangenis op het eiland St. Joseph. Zijn compagnon werd verbannen , kreeg lepra, werd blind en werd verteerd door de gedachte dat de buit nog altijd in het bos begraven lag. Uiteindelijk overleed hij een tijdje.
    Eens deze vijf jaar beëindigd, werd Charles tewerkgesteld  in Pariacabo in de buurt van Kourou. Ook daar zorgde hij voor het onderhoud van telefoonlijnen. Hij verdiende geld door onder andere zeldzame vlinders te vangen waaronder de Blue Morpho waarvan beweerd werd dat de kleurstoffen van de vleugels in Amerikaanse dollars verwerkt werd. Op één ochtend kon hij soms 50 van die vlinders vangen.
    Zijn droom om ooit te ontsnappen bleef echter intact. Samen met een Aziatische vriend, plande hij de diefstal van een boot van het gevangeniswezen, en een inbraak om aan  voedsel te geraken. Het plan werd uitgevoerd, het eten, meestal blikjes en gecondenseerde melk, werd op een veilige plaats verborgen. De volgende nachten hielden ze zich bezig met het  maken van zeilen en touwen voor de boot.
    De dag van ontsnappen brak uiteindelijk aan. Charles bevond zich al aan boord van de boot, zijn vriend wou net op de boot stappen, toen er plotseling twee schaduwen, politiemannen, verschenen die het vuur  openden op de vluchtelingen. Charles wist te ontsnappen en keerde terug naar zijn cel. Zijn vriend werd opgepakt, en verried Charles. Charles werd opnieuw veroordeeld door het Tribunal Maritime Spécial van St. Laurent, deze keer slechts tot zes maand gevangenis.

     Eens zijn straf beëindigd, keerde hij terug naar het kamp in Pariacabo waar hij zijn oude baan weer opnam. Gezien hij meer vrije tijd had zette hij een handeltje op waarbij hij de aankopen in de stad  deed ten behoeve van de gevangenisbewakers en hun families. Hij slaagde er ook in wat groenten te kweken die hij dan verkocht. Dit was blijkbaar niet naar de zin van iedereen, en dus werd hij overgebracht naar de haven van Kourou, waar hij verantwoordelijk werd voor de berging en de restauratie van twee oude boten.


    Op 16 juni 1934, werd hij vrijgelaten uit de gevangenis. Maar zoals elke gevangene, moest hij in Guyana blijven, onder toezicht van de gevangenisdirectie.
    Hij ging naar Cayenne en vond werk als een tuinman in het ziekenhuis van de Zusters van St Vincent de Paul. Zijn goed gedrag en zijn hard werken leverde hem de achting van allen op. Maar zijn droom om te ontsnappen uit Guyana bleef. En dus, zoals altijd voor een succesvolle ontsnapping, had hij geld nodig.

    Met twee toevallig ontmoette vrienden, forceerde hij de deur van een winkel, en kwam oog in oog te staan met de gendarmes. Een van de handlangers had het plan aan de politie verraden. Opnieuw werd hij veroordeeld. De rechter veroordeelde hem tot een jaar in de gevangenis en verbanning naar  het kamp van St Jean. Zijn goede gedrag leverde hem echter de toestemming op om een handeltje in drank en tabak op te zetten.


    Op een avond, werd hem een ontsnappingsplan voorgesteld. Charles accepteerde direct om mee te doen. Op een nacht, samen met vier anderen, ging hij op weg naar de vrijheid. Met een kleine maar stevige boot vaarden ze de Maroni rivier af. De vluchtelingen hoopten de kust van Venezuela te bereiken. Een woeste zee besloot echter anders, en na enkele stormachtige dagen, bereikten ze  uitgeput en uitgehongerd het eiland Trinidad. Ze waren het gespreksonderwerp van het moment bij de plaatselijke bevolking en werden uitgenodigd op recepties en in restaurants.

    Maar Charles was nog steeds vastbesloten om naar Frankrijk terug te keren en dit ten koste van alles. Hij scheepte clandestien in op een Duitse vrachtschip de S.S. Caribia. Hij werd echter ontdekt en belandde op het eiland Barbados, waar hij werd overgedragen aan de plaatselijke autoriteiten. Toen hij voor de rechtbank verscheen was zijn verdediging dat hij niet clandestien op het schip zat omdat hij een toegangsticket had betaald om het schip te bezoeken en dat hij jammer genoeg te laat het schip verlaten had. De rechtbank volgde zijn redenering en hij werd dus niet schuldig gevonden. De rechtbank volgde hem ook in zijn verzoek om het Duitse bedrijf te verplichten hem naar Europa te repatriëren.
    Charles, doodgelukkig, geraakte op die manier op weg naar Amsterdam, of zo dacht hij althans. Na een korte stop in Portsmouth, bleek dat het schip, tot zijn ontsteltenis op weg was naar Cherbourg. Bij zijn aankomst werd hij welkom geheten door de politie die door de gezagvoerder, waarschijnlijk rancuneus door de uitspraak van de rechter, was gewaarschuwd.

    Charles werd onmiddellijk opgesloten in de gevangenis van Cherbourg, en zal gedurende de volgende  twee jaar een ongelooflijke Tour de France doen, maar dan een van de gevangenissen. Na Cherbourg volgden  Caen, Rennes, Le Mans, Nantes, La Rochelle, Angoulême, Limoges, Riom, en tenslotte St Martin de Ré, laatste halte voor een terugkeer naar Guyana.
    Charles Hut was weer terug bij af. Het Tribunal Maritime Spécial veroordeelde hem opnieuw tot een jaar in de gevangenis. Gezien hij echter al twee jaar in Franse gevangenissen had doorgebracht werd hij op borgtocht vrijgelaten, en keerde terug naar het kamp van St Jean.

    Een paar maanden later kwam hij opnieuw voorwaardelijk vrij, maar was gedwongen in Guyana te blijven met een verbod om naar Cayenne te reizen. Hij vond een baan in een suikerfabriek in de buurt van Cayenne. Zijn goede diensten en goed gedrag leverde hem de toestemming op om één ​​keer per week naar Cayenne te gaan.


    We zijn ondertussen in 1939, de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, en met acht andere metgezellen, besloot hij om zich bij Vrij Frankrijk aan te sluiten. Opnieuw bemachtigden ze een boot die ze clandestien in paraatheid brachten. Op 6 september 1941 ’s avonds laat werd het anker gelicht. Met een vat van 200 liter water, voedsel voor enkele dagen, en een  kompas als enigste instrument waagden ze hun kans.
    Op 11 september legden ze aan in Georgetown, Brits Guyana. Ze werden voorgebracht bij de plaatselijke autoriteiten die hen vrij lieten. Hen werd wel duidelijk gemaakt dat, gezien de omstandigheden, zij ongewenst waren in het land. Twee weken later, nadat hun boot gerepareerd was, en zij voldoende voedsel ingeslagen hadden, zetten ze koers naar Puerto Rico.
    Na een epische reis, met zware stormen, een ontmoeting met een U-boot en een Duits bevoorradingsschip, verbannen uit de Dominicaanse Republiek, terug gestuurd uit Haïti, kwamen zij uitgeput, en verteerd door honger, uiteindelijk aan in Cuba op 3 november 1941. Ze werden opgesloten in de centrale gevangenis van het land, en vrijgelaten op 18 april 1942, waarna ze in een immigratiecentrum geplaatst werden. Daaruit werden ze pas vrij gelaten nadat ze in hongerstaking gingen.
    Charles Hut bleef in Cuba tot 1947. Hij verdiende er geld met de handel in wapens. Op 4 juli 1947, voer hij als verstekeling mee op een schip met bestemming Miami. Opnieuw werd hij ontdekt en overgedragen aan de autoriteiten. Opnieuw werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. In december 1947 werd hij overgedragen aan de Cubaanse autoriteiten.

    Terug in Havana, voorzag hij in zijn broodwinning door drugshandelaar te zijn, marihuanateler en opnieuw wapenhandelaar. In de ‘Prado’ nachtclub ontmoette hij Charles ‘Lucky’ Luciano, de beruchte gangster. Voordat Charles echter kon opgenomen worden in de kringen rond Lucky Luciano, werd deze laatste gedeporteerd naar Italië.

    Op Cuba leerde Charles Hut ook Ernest Hemingway kennen. Er was zelfs sprake dat Hemingway het levensverhaal van Charles Hut zou neerschrijven. Gezien Hemingway met twee andere boeken bezig was, is het er nooit van gekomen.

    Na 7 jaar Cuba werd hij ingehuurd als zeeman op een koopvaardijschip de S.S. Robert en kreeg hij een Frans paspoort.  Onder de bemanningsleden ‘Panama’ Al Brown, de 1929 wereldkampioen boksen in de bantamklasse. Deze eerste hispanic wereldkampioen was aan lager wal geraakt en leed aan TBC. Charles Hut en Panama Brown beleven vrienden tot  de dood van Brown in 1951.

    Op een dag in 1950, bij de terugkeer uit Newfoundland, nam hij al zijn geld en besloot zijn schip en werk te verlaten tijdens een tussenstop in New York. Twee dagen later scheepte hij in op een cruiseschip met bestemming Frankrijk.
    Aangekomen in Le Havre begon hij te zoeken naar zijn familie en vooral naar zijn vrouw en zoon. Zijn moeder was ondertussen gestorven. Hij vond in een van zijn zussen in Charleroi, in Arlon en Luxembourg zijn broers en een zus in Périgueux. Gedurende anderhalf jaar probeerde hij tevergeefs in heel Frankrijk zijn vrouw en zoon terug te vinden. Wanhopig besloot hij om Frankrijk te verlaten en terug te keren naar de Verenigde Staten, om opnieuw op schepen aan te monsteren. In Le Havre, vond hij werk in afwachting van zijn inscheping. En daar vond hij op een dag zijn vrouw en zoon die tot die dag nooit op de hoogte geweest waren van zijn veroordeling in 1920 tot 12 jaar dwangarbeid die er uiteindelijk 30 geworden waren.

    Is dit een happy ending story? Neen eigenlijk niet. Charles Hut liet zijn verhaal uiteindelijk neerschrijven. Het boek “Dix ans parmi  les fauves et les renquins” uitgegeven door éditions Scorpion kreeg in 1956 de Prix Tabou. Of Charles lang bij zijn vrouw en zoon gebleven is heb ik niet kunnen terug vinden. Hij vestigde zich in Rosny waar hij in een oude treinwagon leefde en een autokerkhof uitbaatte. In 1967, werd Charles Hut, toen 73 jaar oud,  gecontacteerd door Aldo Bellasco, een ex-catcher en bendeleider. Samen met Jean Gaillard, 19 jaar, Mario de Soza gekend als Mario le Portugais, 21 jaar en Serge Ranieri, 18 jaar deden ze verschillende overvallen. In een bedrijf in Méreville maakten ze 400.000 FF buit, bij een juwelier in Champégny 30.000 FF en ze beroofden om 3h. ’s nachts de tachtigjarige Mevr. Marie Mantienne van haar spaargeld ten bedrage van 4.000 FF. De bende werd gevat en Charles Hut kwam een laatste keer in de kranten. Wat zijn straf uiteindelijk werd heb ik niet teruggevonden.

    Toch wel een mooi verhaal van een wielerkampioen in spe die nooit zijn Tour de France reed maar wel een Tour du Monde. En in elk geval nog spectaculairder dan het verhaal van Papillon zijnde Henri Charrière en verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hoffman in de hoofdrollen. Een idee voor Erik Van Looy? Charles Hut, wielerkampioen en dwangarbeider, met Filip Peeters in de hoofdrol J

    Hierbij de enige foto die ik van Charles Hut terug vond.

    %%%FOTO1%%%

    11-08-2011, 12:36 Geschreven door G.L.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    Tags:Charles Hut
    Archief per week
  • 18/11-24/11 2019
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs