Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
Zomaar enkele bepeinzingen.
20-03-2012
Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse wielergeschiedenis.
Kermiscoureur, maar onontbeerlijk in de Vlaamse
wielergeschiedenis.
Toen ik op deze blog mijn verhaal over Hubert Hutsebaut
schreef, kreeg ik reactie van Mevr. Nicole Bruneel, de weduwe van Raf Van
Bruwaene, waarin ze vroeg de groeten te doen aan Hubert Hutsebaut, de volgende
keer dat ik hem zou ontmoeten.
Ik heb Hubert Hutsebaut echter nog nooit ontmoet, niet vóór
mijn artikel en ook niet na mijn artikel. Jammer. Maar in mijn antwoord naar
Mevr. Bruneel schreef ik dat ik misschien wel ooit eens een verhaal zou
schrijven over haar man. Belofte maakt schuld en dus waag ik er mij vandaag
aan.
Niet alleen de belofte doet mij dit schrijven maar ook de
renner Raf Van Bruwaene zelf. Ik moet eerlijk toegeven dat, sedert ik de mail
van zijn weduwe kreeg, Raf Van Bruwaene mij bleef intrigeren. Ik heb sowieso al
een zwak voor de minder bekende renners en ik zet ze graag eens in het
zonnetje. In mijn ogen verdienen ze het want zonder hen was de koers in
Vlaanderen nooit zo populair geworden.
Raf Van Bruwaene werd geboren op 12 mei 1946 in Tielt. Het
deed bij mijzelf niet echt een grote bel rinkelen. Eerder een minuscuul
belletje. Dus begon ik aan mijn opzoekingwerk in het digitale archief van Het
Belang van Limburg. Het leverde direct al de eerste moeilijkheden op want de
journalisten indertijd goochelden nogal met namen. Van Bruane, Van Bruwane, Van
Bruaene, Van Bruwaene, en alle variaties met De en Den er nog bij, de naam kwam
in verschillende vormen voor. Uiteindelijk vond ik in de periode 1968-1973
liefst 226 maal op een of andere manier zijn naam terug (ploegvoorstellingen,
koersverslagen, jaaroverzichten, .).
Raf Van Bruwaene, startte in 1963 bij de niet-aangeslotenen
en werd na 10 wedstrijden lid van BAB (Brugse Velosport) in de categorie
nieuwelingen. Hij werd dat jaar nog 4 x tweede en 6 x derde en behaalde één
overwinning, op 19 augustus, in Handzame. In 1964, nog steeds bij de
nieuwelingen, behaalde hij acht overwinningen. Verder nog 5 tweede plaatsen en
8 derde plaatsen. Op 8 augustus 1964 werd hij liefhebber en behaalde dat jaar
als beste resultaat nog een vijfde plaats. In 1965 zou hij bij de liefhebbers 1
overwinning behalen, namelijk op 2 augustus in Ingelmunster (of Hulste zoals
het in het jaarboek Velo 66 staat). Verder nog 7 tweede en 4 derde plaatsen.
Bij die tweede plaatsen moet toch die in de klassieker Gent-Wervik vermeld
worden waar Romain Furniere won en Jeroom Kegels derde werd. De
uitslagenlijsten overlopend kwam ik bij de liefhebbers deze namen tegen : Jos
Boons, Etienne Buysse, Wilfried David, Willy De Geest, André Dierickx, Walter
Godefroot, Paul en Willy In t Ven, Eddy Merckx, Jan Monteyne, Willy
Planckaert, Roger Rosiers, Raymond Steegmans, Noël Vanclooster, Willy Van Neste,
Daniel Vanryckeghem en Willy Vekemans om er maar enkele te noemen. Zelfs Eddy
Planckaert reed toen al mee, maar die was van Zwevegem en niet van Nevele. Het
was de gouden generatie die in aantocht was naar de professionele rangen. Niet
gemakkelijk dus om als jong renner daartussen je weg te maken.
In 1966 won hij driemaal bij de liefhebbers. In Roeselare op
1 september, in Vladslo op 10 september en op 25 september in
Sint-Eloois-Vijve. Deze laatste overwinning is echter niet terug te vinden in
het jaarboek Velo 67.Verder nog 4
tweede en 6 derde plaatsen.
In 1967 zijn er 5 overwinningen terug te vinden. Zijn
opmerkelijkste zege was op 20 mei in Oostkamp waar hij won voor Walter
Planckaert. In 1967 ook nog 16 tweede en 6 derde plaatsen. Hij werd driemaal
tweede na Eric Leman en tweemaal na Jempi Monseré. Verder ook een tweede plaats
in Kuurne-Brussel-Kuurne na Guido Van Damme en voor José Samyn. Ook in de
Omloop Het Volk behaalde hij een verdienstelijke 16° plaats.
In 1968 won hij 4 maal. Voor de geschiedkundige kronieken is
het misschien interessant aan te geven dat hij op 30 juni in Egem won voor een zekere Eddy Musseeuw,
vader van Johan. Daarnaast de gebruikelijke ereplaatsen, 8 x tweede en 7 x
derde.
Op 29 augustus, 22 jaar oud, stapte Raf Van Bruwaene over naar de profs. Hij
kwam bij de ploeg PullOver Centrale, met sportdirecteur Tuur Decabooter,
terecht. Dezelfde dag werd hij al 17° in Kortemark, wedstrijd gewonnen door
Eric Leman.
Een kleine maand later, op 20 september, behaalde hij al een
derde plaats in Beernem na Daniel Vanryckeghem en Guido Reybrouck. Een
beloftevol begin.
Of Raf, zoals vele renners in die tijd, er nog een andere
beroepsbezigheid op na hield naast het wielrennen, is mij onbekend. Ik vermoed het al bijna. Hij kwam namelijk altijd
maar goed op dreef tijdens de maanden juni-juli-augustus. Anderzijds was deze periode natuurlijk het piekmoment van de kermiskoersen met soms wel drie wedstrijden op één
dag.
In 1969 reed hij voor Etalo-Siriki-Ventura met onder meer
volgende renners als Urbain De Brauwer, Wim Dubois, Jean-Marie Sohier, Frans
Toortelboom, Franklin Van de Moortel en Gilbert Wuytack. Hij behaalde dat jaar
twee derde plaatsen, twee tweede plaatsen en één overwinning.
In Boezinge op 1 augustus won Noël Vanclooster voor Jean-Marie
Sohier en Raf als derde op 20 seconden, op 20 augustus in Ruislede won Herman
Vrijders voor Roland Van De Rijse en Raf.
De tweede plaatsen kwamen er op 10 juli in Gistel na Hubert
Hutsebaut en in Eeklo op 27 augustus na Christian Callens. Er is sprake van nog
een tweede plaats, maar die kon ik niet terugvinden.
Kers op de taart dat jaar was natuurlijk zijn overwinning op
6 augustus in Harelbeke. Raf Van Bruwaene was zoals reeds eerder geschreven, van in zijn liefhebberstijd op het toppunt van
zijn vorm in de maanden juli-augustus, het zou zo blijven tijdens de rest van
zijn carrière.
Gezien er die dag drie beroepsrennerkoersen op één dag
werden verreden (waar is de tijd?) kwamen er slechts (!) 39 renners aan de
start in Harelbeke voor 150 km. De belangstelling was niettemin groot en de
koers, over 25 ronden, best te genieten. Noël Vanclooster en Franky Ebo waren
de eerste vluchters van die dag. Gedurende een aantal ronden diepten ze hun
voorsprong uit, welke op een bepaald moment ruim 2 minuten bedroeg. Na 90 km
koers begonnen ze echter te verzwakken enop zes ronden van het einde werden ze gegrepen. Eric Demunster, Roger
Kindt en Raf Van Bruwaene waren de volgende die hun kans grepen. Ze kregen
nooit meer dan 30 seconden van de groep, maar slaagden er toch in uit de greep
te blijven. Tot ieders verrasing won Raf Van Bruwaene de sprint van het drietal
voor Roger Kindt en Eric Demunster. De eerste zege was binnen.
Gewoon, omdat het altijd aangenaam is eens in oude kranten
te neuzen, hier een klein overzichtje van welke titels er verder op de
sportbladzijde van die dag, met de overwinning van Raf, stonden? De
wereldkampioenschappen op de baan in Antwerpen waren in volle gang. Ole Ritter
had de pijp aan Maarten gegeven en Charly Grosskost was zonder ambitie naar
Antwerpen gekomen. Theo Verschueren werd door Leo Proost als favoriet voor de
stayers naar voor geschoven. Fons De Bal won in Grobbendonk, Eddy Peelman in
Lokeren. De Belgische basketploeg klopte Italië met 66-52 en Jacky Ickx kreeg
zijn eigen postzegel in Jemen. En even verder, ik wil het u, beste lezer, niet
onthouden, een advertentie voor een Volkswagen Kever 1200 voor de prijs van
55.900 Bfr. en een onderhoud, om de 20.000 km, voor 1.450 Bfr.
Verder dient vermeld te worden dat Raf ook in het voorjaar
redelijk uit de verf gekomen was. Hij werd zesde in Roubaix-Cassel-Roubaix, 11°
In de Omloop van Oost-Vlaanderen, 17° in de Omloop Het Volk, 19° in
Kuurne-Brussel-Kuurne en 28° in Paris-Roubaix. Ook in Gent-Wevelgem en
Paris-Tours stond hij in de uitslag vermeld.
In Paris-Roubaix was hij mee in een vlucht van 41 renners.
Na een lekke band kon hij de leidersgroep weer vervoegen maar even later begaf
zijn versnellingsapparaat het. Uiteindelijk eindigde hij 28° op 34 aangekomen
renners. Er waren 154 vertrekkers die dag. Winnaar die dag, werd uiteindelijk
Walter Godefroot.
In 1970 stapte Raf Van Bruwaene over naar de ploeg
Mann-Grundig. Al bij al toch wel een stap vooruit. Moest hij dat jaar meer in
dienst rijden van de kopmannen van die ploeg? Volgende renners reden nl. voor
de ploeg : Willy In t Ven, Georges Pintens, Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem
en Herman Vanspringel.Moest dat ook in
de kermiswedstrijden? Het kan een verklaring zijn voor de iets mindere
uitslagen dat jaar. Een derde plaats in Adinkerke op 24 september na
wereldkampioen Jean-Pierre Monseré en Ferdinand Hermie en een eerste plaats in
Gistel op 30 mei.
Het was de 14° Vijfdagenprijs die verreden werd over 176 km
met 53 renners aan de start. Pas na 50 km kwam de eerste serieuze ontsnapping.
Jackie Coene en André Delaere gingen er vandoor. De voorsprong liep uit tot 2
minuten maar bij de tweede doortocht door Gistel kwam alles weer samen. Er
waren een paar vruchteloze pogingen van Remi Van Vreckom, Etienne Buysse, Willy
Van Neste en Raf Van Bruwaene. Op 30 km van de finish viel echter de
beslissing. Twaalf renners kozen het hazenpad. Maurice Dury, RudiSerruys, Pol Mahieu, Wilfried Corneille,
Willy Van Neste, Freddy Decloedt, Remi Van Vreckom, Marc Lievens, Etienne
Buysse, Jaak De Boever, Eric Demunster en Raf Van Bruwaene. Uit deze groep, die
volledig buiten schot bleef, ontsnapten tijdens de laatste ronde Pol Mahieu,
Jaak De Boever en Raf Van Bruwaene.
In de spurt versloeg Raf Van Bruwaene Jaak De Boever,
volgens de krant met een half wiel. Op de foto is echter duidelijk te zien dat
Jaak op bijna twee lengten eindigde. Pol Mahieu werd derde. Overwinning nummer
twee was binnen.
Ook hier is het altijd eens interessant om te kijken wat er
verder op dezelfde bladzijde in de krant stond te lezen. In hetzelfde weekend
won ploegmaat Walter BouquetVorst-Meulebeke, Rik Van Looy won in Kessel (Lier), Wilfried David de
Omloop van Mandel-Leie-Schelde, ploegmaat Herman Vanspringel won een criterium
in Frankrijk en Frans Verbeeck werd eindwinnaar van de Ronde van de Oise.
Daarnaast won Domingo Perurena de eerste rit van de Vuelta.
Bij de liefhebbers won een zekere Cees Priem te Beerts,
Ronny Vanmarcke won Meulebeke-Roubaix en Vic Peeters in Sint-Anthonius-Brecht.
Jos Huysmans en Vic Van Schil werden in de Giro beboet met
respectievelijk 20.000 en 5.000 Lire voor het elkaar met de hand aflossen. En
Eddy Merckx en Martin Van den Bossche kregen een reuzengitaar als geschenk.
Andere resultaten van het jaar 1970 waren een 9° plaats in
de Ronde van West-Vlaanderen, 10° in Harelbeke-Poperinge-Harelbeke, 15° in
Roubaix-Cassel-Roubaix, 17° in de Kustpijl, 21° in Kuurne-Brussel-Kuurne en 23°
in Dwars door België.
In 1971 keerde Raf Van Bruwaene terug naar een meer
bescheiden ploeg. Hij werd lid van de groep Goldor met als renners o.a. Richard
Bukacki, Fernand Hermie, Hubert Hutsebaut, Frans Melckenbeeck, Walter en Willy
Planckaert, Bernard Van de Kerckhove, Roland Van De Rijse, Ronny Van De Vijver
en Sus Verhaegen. Het werd qua successen zijn beste jaar. Vier derde plaatsen,
een tweede plaats en twee overwinningen. Dit alles in net geen twee maanden
tijd.
Raf Van Bruwaene werd derde in het Nederlandse Kruiningen op
3 juli. Hij werd er geklopt door de Nederlanders Harm Ottenbros en Harry
Janssen. Hij werd nog eens derde op 7 juli in Poperinge in de Omloop der
Zuid-West-Vlaamse Bergen. Deze keer gingen Tony Gakens en Hugo Dehaes hem
vooraf. Hij werd opnieuw derde op 13 juli in Sleidinge na Johan De Muynck en
ploegmaat Walter Planckaert. En een vierde derde plaats op twee weken tijd
volgde op 18 juli in Kalmthout na Frans Verbeeck en ploegmaat Ronny Van De
Vijver.
De tweede plaats behaalde hij op 28 juli in mijn eigenste
Deinze waar de lokale held Jaak De Boever hem 15 seconden voorafging.
Op 30 mei had hij zijn derde profoverwinning behaald in
Niel, dag op dag een jaar na zijn overwinning in Gistel. Er waren die dag 43
renners voor een grote ronde van 140 kmgevolgd door 8 plaatselijke ronden. Van bij de start ging Tony Daelemans
aan de haal en alhoewel hij een ruime voorsprong bijeen fietste was zijn
avontuur na 27 km al afgelopen. Vervolgens gingen Vic Van Schil en Jos De
Schoenmaecker op wandel. Maar ook deze poging leidde tot niks. Eddy Peelman
probeerde het dan 50 km alleen. Eens ook hij ingelopen was, kwam er een
spervuur van ontsnappingspogingen. Jos De Schoenmaecker, Roger De Vlaeminck, Willy
Moonen, Vic Van Schil en Raf Van Bruwaene, ze probeerden het allemaal. De
beslissing viel in de voorlaatste ronde toen Raf Van Bruwaene en ploegmaat
Ronny Van De Vijver het hazenpad kozen. Deze laatste nam het voortouw in de
ontsnapping en deed het meeste van het werk. In de spurt kwam hij echter te
kort tegen Raf Van Bruwaene. Roger Loysch won de spurt van de achtervolgers. Twee
Goldor-renners bij de eerste drie, een succes. Of het er achteraf in de
kleedkamers even vrolijk aan toe ging is maar de vraag. Op de foto is duidelijk
de ontgoocheling te zien van Ronny Van De Vijver. Ik kan mij voorstellen dat er
nog een hartig woordje gevallen is over deze zaak.
Wat stond er verder op dezelfde sportpagina? Het was een
editie op dinsdag na het verlengd Pinksterweekend. Leo Duyndam won de
Polderpijl in Berendrecht, André Dierickx was onhoudbaar te Liedekerke, Jan van
Katwijk won te Hansweert, Jos Abelshausen won dan weer in Ganshoren. Ferdinand
Bracke won te Cras-Avernas, Eddy Merckx won te La Souterraine en te
Bourg-en-Bresse. Marc Demeyer won de Ronde van Vlaanderen voor liefhebbers en
Winoc Flebus werd voor de tweede maal Limburgs juniorenkampioen. Winoc Flebus?
Nooit meer van gehoord.
Op 19 juli won Raf Van Bruwaene zijn vierde, en naar later
zal blijken, laatste profwedstrijd. In Ingelmunster waren er 53 renners om 150
km af te leggen. De eerste vluchters waren dit keer Herman Flabat en Gérard Hendrickx.
Het waren Raf zelf en Jaak Clauwaert die, na 60 km, een eind maakten aan deze
poging. Hierna probeerden Christian Callens en Daniel Verplancke het. Maar bij
gebrek aan steun liep ook deze poging op niets uit. Het volgende duo was Eddy Cael
en Jaak De Boever. Maar opnieuw Raf Van Bruwaene maakte een eind aan hun
aanvalspoging. De aanval is de beste verdediging moet Raf gedacht hebben en hij
werd hierin gevolgd door de Australiër Tony Kelleher, Ronny Vanmarcke, Gerard
David, Etienne Buysse en de Fransman André Mollet. Het zestal werd niet meer
verontrust.
Gerard David nestelde zich in het wiel van de snelste man
van de groep, Raf Van Bruwaene, maar kon toch niet verhinderen dat in de
laatste bocht Raf een verrassingspoging ondernam. De vijf anderen konden hem
niet meer vatten en Raf overschreed als eerste de aankomstlijn. Gerard David
werd op 5 seconden tweede, Etienne Buysse werd derde.
Een laatste keer overloop ik hetgeen verder op desbetreffende
sportbladzijde stond. Pieter Nassen verklaart dat hij een ritzege in de
volgende Tour nastreeft. De winnaar van de Points Chauds zou er echter nooit in
lukken. Roger Swerts hoopte er bij te zijn tijdens het wereldkampioenschap in
Mendrisio, wat ook het geval was. André Dierickx behaalde zijn dertiende zege van
het jaar in Zele en Rolf Wolfshohl won de Omloop van Commentry.
Datzelfde jaar behaalde Raf Van Bruaene een 5° plaats in de
Ronde van West-Vlaanderen, een 6° plaats in de Omloop van Midden Vlaanderen en
een 7° plaats in de Ronde van Oost-Vlaanderen. Zowaar een Vlaamse
aangelegenheid. Verder nog de jaarlijkse afspraak in de Kustpijl (7°) en
Harelbeke-Poperinge-Harelbeke (16°).
In 1972 veranderde Raf Van Bruwaene nog maar eens van ploeg.
Dit keer ging hij voor Siriki-Munck-Gitane rijden, een echte kermiskoersploeg
met renners als Jos Boons, Urbain Debrauwer, Franky Ebo, Hugo Hellemans, Maryan
Polansky, Frans Toortelboom en Leopold Van Den Neste.
Zoals eerder aangegeven waren er geen overwinningen meer.
Wel nog vier tweede plaatsen en één derde plaats. Hij was er dit keer vroeg
bij. Een tweede plaats op 4 mei in Oostkamp na Willy Van Neste, op 18 mei
opnieuw tweede, deze keer na Guido Reybrouck in Assebroek. In de Omloop der
Grensstreek in Ledegem werd hij op 18 juni tweede na Ghislain Van Landeghem en
op 22 augustus in Eeklo tweede na Roger De Vlaeminck. Tenslotte was er de derde
plaats in het criterium van Oostrozebeke op 2 oktober na Patrick Sercu en
Gustaaf Van Roosbroeck.
De jaarlijkse afspraak in de Kustpijl leverde weer een zevende
plaats op en in Dwars door België werd het een 15° plaats.
Nog altijd maar 26 jaar oud had Raf nog een redelijke
toekomst voor zich in het wielrennen. In 1973 verkaste hij nogmaals van ploeg.
Deze keer werd het Novy-Total-Romy Pils. Toch wel een ploeg van iets hoger
niveau met o.a. Dirk Baert, Christian Callens, Daan Holst, Frans Kerremans,
Flori Ongenae, Guido Reybrouck, Frans Van Looy, Daniel Vanryckeghem en José
Vanackere. Maar Raf Van Bruwaene sukkelde met de rug, en reed geen enkele noemenswaardige
uitslag. De vierde plaats in Oostkamp was zijn beste resultaat. Een 21° plaats
in zijn jaarlijkse Kustpijl was symbolisch. Raf Van Bruwaene stopte halfweg het
seizoen. Een carrière kwam ten einde.
Raf is na zijn carrière als lasser aan de slag gegaan bij de
Firma Jonckheere autocars & autobussen in Beveren-Roeselare, nu VDL Bus
& Coach, waar hij tot aan zijn brugpensioen in 2004 heeft gewerkt.
Enig opzoekingwerk leert echter dat Raf Van Bruwaene
niet stilgezeten heeft. Vanaf 29 januari 1983 werd in Egem een nieuwe
wielertoeristenclub Wielerclub t Hoveke opgericht . Deze club werd opgericht door de
twee buren, wielerfanaten en ex-renners, Raf Van Bruwaene en Eric Naert. De
eerste clubkampioen wordt Raf Van Bruwaene. Eens renner, altijd renner.
Raf Van Bruwaene kan ook aanzien worden als de ontdekker van
huidig profrenner en streekgenoot Gorik Gardeyn.
Het noodlot slaat echter toe op 6 mei 2007. Tijdens een
zondagse fietsrit komt Raf Van Bruwaene schielijk te overlijden, net geen 61
jaar oud.
Was Raf Van Bruwaene een groot renner? Neen, daar moeten we
eerlijk in zijn. Was Raf Van Bruwaene een pannenkoek? Neen, dat zeker niet.
Tenslotte won hij toch vier profwedstrijden. Akkoord, het ging om
kermiswedstrijden en in die tijd was dat veelal een zaak van geven en nemen,
combines, afspraken , bookmakers enz Maar, je kon er maar in meespelen als je
er bij was. En om er bij te zijn moest je renner zijn, geen meelopertje. Raf
had zijn plaats in het wereldje en mocht op tijd en stond zijn prijs rijden,
mee in de slag gaan en eens met de zegebloemen naar huis gaan. Dit kon je maar
verkrijgen als je meetelde. Dit alles was eigen aan het wereldje en maakt er,
ook achteraf, de charme van uit. Het behoort tot ons algemeen Vlaams Erfgoed
als het ware.
Het enige dat ik nu nog graag zou willen weten is hoe het
achteraf gelopen is met Ronny Van De Vijver na de wedstrijd in Niel.(Ik weet het ondertussen G.L. met dank aan Mevr. Nicole Bruneel)
Ziezo Mevr. Bruneel. Ik heb mijn belofte gehouden. Sommige
zaken zullen misschien niet helemaal juist zijn, of een andere waarheid hebben.
U mag ze mij altijd vertellen. Maar ik denk dat bovenstaande tekst een vrij
mooi eerbetoon is aan uw man zaliger.
Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn einde tegemoet ging.
Chronologie van een afscheid, of hoe een Grootmeester zijn
einde tegemoet ging.
Hoe zat dat nu juist met dat laatste half jaar dat Eddy
Merckx in het wielerpeloton aanwezig was. Die vraag stelde ik mij onlangs. Dus
begon ik wat opzoekingswerk te doen en kwam ik tot volgend chronologisch resultaat.
05/08/1977 : Er is blijkbaar een geschil tussen de sportdirecteurs
van FIAT, de ploeg van Eddy Merckx in 1977. Robert Lelangue en Raphaël
Geminiani komen niet meer overeen en de laatste lijkt aan het langste eind te
trekken. Daardoor zou Lelangue volgend jaar niet meer als sportdirecteur optreden
binnen de ploeg Merckx en zou hij vervangen worden door Jos Huysmans, die eind
van het seizoen de fiets aan de wilgen hangt.
17/08/1977 : Volgend jaar maken Willy en Walter Planckaert
deel uit van de ploeg van Merckx. Merckx zelf zou nog 5 knechten van zijn
huidige formatie over houden : Jos Bruyere, Jos De Schoenmaecker, Ward
Janssens, Karel Rottiers en Ludo Delcroix die echter ook benaderd werd door
IJsboerke. Patrick Sercu, die er ernstig over nadenkt om volgend jaar niet meer
op de weg uit te komen, verlaat de ploeg.
25/08/1977 : De verzorger van Eddy Merckx, Jos Janssens,
weet te vertellen dat waarschijnlijk na het WK de knoop zal worden doorgehakt.
Merckx heeft van de Franse bazen niks meer gehoord en is gesprekken opgestart
met een aantal Belgische kandidaat-sponsors. Dat de Planckaerts komen staat
vast. Jos Bruyere en Jos De Schoenmaecker zouden blijven. Delcroix zou er bij
komen (maar die zat al in de ploeg van Merckx) en Ward Janssens zou naar de
ploeg van Freddy Maertens gaan. Jos Huysmans wordt sportdirecteur. Dit alles
volgens Jos Janssens.
31/08/1977 : Volgens Willy Jossart zou Lucien Van Impe
getekend hebben voor de ploeg-Merckx. Eddy Merckx en Lucien Van Impe zijn al
jaren goede vrienden en men hield er in het wielermilieu al een tijdje rekening
mee dat ze bondgenoten zouden worden. In Cristobal (Ven.) waar de renners voor
het WK verbleven is er blijkbaar een akkoord gemaakt. Merckx zou voor de afreis
naar Venezuela een principe-akkoord getekend hebben met dhr. Cesari van
FIAT-Frankrijk voor de verlenging van de samenwerking.
09/09/1977 : Zowel Lucien Van Impe als Eddy Merckx zijn ziek
terug gekomen van Venezuela. Van Impe kon door ziekte al niet deelnemen aan het
WK en was al eerder naar België afgereisd. Beiden bezochten dezelfde dokter in
het Antwerpse Tropisch Instituut. Eddy Merckx kreeg volledige rust
voorgeschreven en moet verzaken aan zijn druk programma.
19/09/1977 : Er wordt gefluisterd dat Robert Lelangue aan de
zijde van Lomme Driessens sportdirecteur van Freddy Maertens zou worden.
26/09/1977 : Na de aankomst van Tours-Versailles liet een
compagnon van Raphaël Geminiani, de toenmalige sportdirecteur van Eddy Merckx,
zich ontvallen dat Eddy het jaar erop voor een Belgische ploeg zou rijden die
gesponsord zou worden door Constant Vanden Stock. De ploeg zou rijden onder
naam Geuze-Bellevue. Blijkbaar waren er enkele jaren geleden al contacten
tussen de baas van Anderlecht en Eddy Merckx wat betreft het oprichten van een
wielerploeg. Hoe het zit met het verbod op reclame voor alcoholische producten
in bv. de Tour de France wordt niet medegedeeld.
28/09/1977 : Er blijkt een Belgisch-Engelse ploeg in de
maak. Constant Vanden Stock zou mee een ploeg sponsoren die Eddy Merckx
onderdak zou hebben. De Engelse-Amerikaanse scheermesjesfirma Wilkinson zou de
tweede sponsor worden. Jos Huysmans zou ploegleider worden van de nieuwe ploeg.
03/10/1977 : Het is nu officieel dat Merckx volgend jaar
niet meer bij FIAT rijdt. Op 2 oktober werd in Cannes door dhr. Lorenzo Cesari
en dhr. Raphaël Geminiani bekend gemaakt dat Eddy Merckx volgend seizoen niet
meer tot de FIAT-ploeg zou behoren. Volgens hen gaat het niet om een breuk maar
een scheiding met wederzijds akkoord. De plannen van Merckx, enkel Giro en Tour
en geen klassiekers, liggen niet in de lijn van verwachtingen van FIAT-France
volgens hen. De ploeg zou in 1978 nog uitsluitend uit Franse jongeren bestaan
die dan in 1979 zouden doorgroeien. (FIAT-France behaalde uiteindelijk in 1978
1 zege en in 1979 0 (nul) zeges).
07/10/1977 : Eddy Merckx zou in onderhandeling zijn met een
Italiaanse verzekeringsmaatschappij Intercontinental Assicurazioni. Eén van
de eisen van de firma zou zijn dat Eddy naast de Tour ook de Giro zou rijden.
Gezien de voorgaande uitgesproken voorkeuren van Eddy, Giro en Tour en geen
klassiekers, zou dit geen belemmering kunnen zijn. Patrick Sercu zou, volgens
Romain De Loof, voor Zeepcentrale-Superia rijden in 1978.
19/10/1977 : Een week na de Sluitingsprijs in Putte-Kapelle
weet Eddy Merckx het volgende te vertellen. De ploeg staat reeds op papier,
maar voor de naam van de sponsor te weten is het nog een paar dagen wachten. Er
was wel een verrassing nl. de naam van de tweede sportdirecteur : Rudi Altig.
Altig was waarschijnlijk betrokken bij het aanbrengen van de sponsor vandaar
zijn aanwezigheid in de toekomstige ploeg. Zeventien namen zijn er bekend : Jos
Bruyere, Etienne De Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens,
Marcel Laurent, Ludo Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy
Planckaert, Lucien Van Impe en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz.
Daarnaast ook nog de neo-profs René Martens (10° in de Tour de lAvenir en 3°
in het puntenklassement), Eddy Schepers (winaar van de Tour de lAvenir 1977),
Guido Van Calster (winnaar van het puntenklassement van de Tour de lAvenir + 3
ritten) en Frank Van Impe.
In een interview op de radio benadrukt Eddy dat de
klassiekers hem niet interesseren en dat hij en Lucien Van Impe alles op de
Tour zetten. De jongeren zullen begeleid en gespaard worden in hun eerste jaar
bij de profs.
08/11/1977 : Frans Verbeeck, die zijn afscheid aangekondigd
had, ontkent dat hij alsnog een jaar zou doorgaan in de ploeg
Bellevue-Toyota-Colnago waarvan Robert Lauwers sportdirecteur zou zijn. Er
wordt geen gewag meer gemaakt van Eddy Merckx. Zit het verbod voor reclame voor
alcohol in Frankrijk hier voor iets tussen?
Het wordt duidelijk dat Eddy Merckx en Lucien Van Impe het
volgende jaar voor dezelfde sponsor zullen rijden. Welke dat dan wordt is
echter niet duidelijk. De geruchten worden echter hardnekkiger dat Shimano en
Wilkinson de sponsors zouden worden. Blijkbaar heeft Constant Vanden Stock
afgehaakt.
30/11/1977 : In Het Belang van Limburg verschijnt een
overzicht van de ploegen voor 1978. Daarbij staat ook Wilkinson-Camargue met
Rudi Altig en Jos Huysmans als sportdirecteurs en de renners Jos Bruyere,
Etienne De Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens, Marcel
Laurent, Ludo Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy Planckaert,
Lucien Van Impe en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz. Daarnaast ook nog
de neo-profs René Martens, Eddy Schepers, Guido Van Calster en Frank Van Impe.
21/12/1977 :
Er is nog altijd geen uitsluitsel over de sponsor van de
nieuwe Merckx-ploeg. Merckx loopt nerveus, nukkig, ontgoocheld en verbitterd.
Tijdens de zesdaagse van Maastricht stapelen de problemen zich op. De
besprekingen met Wilkinson zijn gestrand en Eddy heeft er geen vertrouwen meer
in. En wie Eddy Merckx kent, weet dat een gegeven woord dat verbroken is, het
vertrouwen voor eens en altijd weg haalt.
Rudi Altig zou contacten hebben met dhr. Kahl die vroeger al
in het peloton zat met Rokado. Maar Eddy is sceptisch.
Nochtans was er voor 9 december een mondeling akkoord. Op
die dag ging Eddy Merckx met zijn raadsman dhr. Gooris naar Duitsland om het
contract definitief te ondertekenen. Alles leek in kannen en kruiken. Het
budget stond vast, het programma was besproken, de renners en de omkadering
lagen vast. Enkel enkele pietluttige details moesten nog besproken worden, waardoor
er niet getekend werd.
Op 12 december kwam er echter een telefoontje van Wilkinson
dat de hele zaak niet door ging. De reden, blijkbaar miniem, werd door Eddy
echter niet kenbaar gemaakt.
Merckx zat voornamelijk verveeld met het feit dat hij 15
renners (nochtans zijn er steeds 16 namen genoemd G.L.) mee in dit spookverhaal
had meegenomen. Maar Merckx beloofde zijn verantwoordelijkheid te nemen. Het
feit dat men ondertussen aan het eind van het kalenderjaar gekomen was en dat
de meeste publicitietsbudgetten reeds besproken waren maakte het geheel
natuurlijk niet beter.
Na de Ronde van Frankrijk van 1977 had Eddy al de belofte
gekregen, via dhr. Cesari,dat FIAT ook
in 1978 zijn ploeg zou sponsoren. Enkele dagen later viel er echter een brief
in de bus van de hoofddirectie dat het concept echter te duur geworden was en
dat de verderwerking zou stop gezet worden. Hierbij werd een bedrag genoemd
voor 1978 : 25 miljoen Bfr.
16/12/1977 : Er wordt een eerste keer geïnsinueerd dat de
ploeg Merckx misschien wel onder de vlag Fietsen Eddy Merckx in het peloton
zouden verschijnen. Niettemin gaat men er nog van uit dat Wilkinson op zijn
stappen zal terugkeren en dat er alsnog een akkoord zou gesloten worden.
24/12/1977 : Daniel Dousset, de Franse wielermanager, gaat
op zoek naar een sponsor voor de ploeg Merckx in Spanje. De naam van de firma
met Europese bekendheid werd echter niet bekend gemaakt.
28/12/1977 : Op vrijdag 23/12 was Eddy Merckx aanwezig op
het dansfeest van zijn nieuwe ploegmaat René Martens. Merckx was diezelfde dag
nog van de trap gevallen in zijn huis en liep trekkebenend.
Volgens Eddy hadden er zich enkele ernstige sponsors
aangemeld. Maar Eddy bleef kritisch en oplettend. Het Wilkinson-avontuur had
hem zeer argwanend gemaakt. Ook over de Spaanse piste wil hij niet verder
uitweiden. Wel wordt er geopperd dat de ploeg misschien onder zijn naam zal
rijden. Een dure zaak maar wel een kans om zich te lanceren in de wielerwereld.
12/01/1978 : Via via komt boven water waarom de deal met
Wilkinson zou afgesprongen zijn. Merckx zou van Wilkinson 20 miljoen krijgen en
daarmee zou hij de ploeg moeten runnen. De primordiale eis van Wilkinson zou
geweest zijn dat Eddy Merckx de Tour van 1978 zou rijden. Indien niet, dan zou
Merckx de helft van het sponsorgeld terug betalen. Eddy zou over deze clausule
gestruikeld zijn. Wist hij voor zichzelf dat hij de Tour toch niet meer kon
winnen? En wou hij daarom niet meer starten? Of wou hij geen druk op zijn
schouders wat betreft de Tour en wou hij gewoon afwachten tot in juni om een
beslissing te nemen? Maar hoe zit het dan met zijn eerder uitspraken o.a. op de
radio, dat de klassiekers hem minder interesseren en dat hij alles op Giro en
Tour zou zetten?
13/01/1978 : Er waren geruchten dat de nieuwe sponsor zou
voorgesteld worden tijdens het Brusselse autosalon. Maar dit bleek voorbarig.
In elk geval verwachtte men een doorbraak voor deze week. Merckx zegt namelijk
alle verdere zesdaagsen af, ook die van Antwerpen, hetgeen een misverstand
oplevert met manager Firmin Verhelst. Claudine Merckx is ondertussen
woordvoerster geworden en Merckx is bijna niet meer te zien. Er lijkt een
happy-end in de maak.
19/01/1978 : Merckx is nog altijd op zoek naar een sponsor.
Het feit dat die er nog niet is komt tot uiting doordat de ploeg een goedkoop
hotel zoekt aan de Azurenkust om op trainingskamp te gaan. De media melden dat
Eddy de keuze heeft tussen twee Spaanse firmas.
24/01/1978 : De kogel is door de kerk. C&A wordt als
sponsor van de ploeg Merckx aangekondigd.
25/01/1978 : De nieuwe sponsor en trui worden op een
persconferentie kenbaar gemaakt. Er werd duidelijk gemaakt dat het wel degelijk
het confectiehuis is dat sponsorde en niet Mevr. Merckx (Claudine Accou =
C&A). Iedereen leek opgetogen en opgelucht en de champagne vloeide
blijkbaar rijkelijk.
Eddy Merckx kondigde aan dat hij en Lucien Van Impe een
tandem zouden vormen in de volgende Tour de France zodat er weer een Belgische
Tourzege zou komen. Walter Planckaert zou vooral in de klassiekers uitgespeeld
worden.
Op 8 februari zou de ploegop oefenkamp in het zuiden trekken naar Laigueglia (Ita.) of Lavenou
(Fr.). Op 15 februari zou de Ronde van de Middelandse Zee gereden worden,
gevolgd door de Tirreno-Adriatico, de Ronde van België, de Ronde van
Zwitserland, de Ronde van Frankrijk en daartussen de klassiekers.
Eddy zou speciale aandacht hebben voor de jongeren in zijn
ploeg en hen zo veel als mogelijk begeleiden. Rudi Altig en Jos Huysmans worden
sportdirecteur. De volgende renners komen in de ploeg : Jos Bruyere, Etienne De
Beule, Jos De Schoenmaecker, René Dillen, Ward Janssens, Marcel Laurent, Ludo
Loos, Jacques Martin, Eddy Merckx, Walter en Willy Planckaert, Lucien Van Impe
en de enige buitenlander Robert Mintkiewicz. Daarnaast ook nog de neo-profs
René Martens, Eddy Schepers, Guido Van Calster en Frank Van Impe, allemaal
zoals eerder aangekondigd plus Etienne Van der Helst.
Op 13/02 staat er te lezen dat Eddy Merckx mogelijks samen
met Lucien Van Impe de Giro zullen rijden. De plannen zijn in elk geval groots
op dat moment. In de carnavalronde van Aix-en-Provence, gewonnen door Jacques
Esclassan,behaalt Eddy een 10° plaats.
Het is zijn eerste optreden in een C&A-trui. In de uitslag gaan
ploegmakkers Walter (4°) en Willy (8°) Planckaert hem vooraf. De dag erop, in
de GP Aix-en-Provence, gewonnen door Roger Rosiers, komt hij niet in de uitslag
voor. Ploegmaat Guido Van Calster wordt derde.
Op 15 februari staat er in de krant te lezen dat Eddy Merckx
waarschijnlijk niet zal deelnemen aan de Ronde van de Middellandse Zee. Merckx
is grieperig en zal forfait moeten geven.
Op 17 februari behaalde Jean-Jacques Fussien in de tweede
etappe van de Ronde van de Middellandse Zee de eerste en tevens laatste zege in
twee jaar tijd (1978-1979) voor FIAT-France.
Op 18 februari staat er een interview te lezen met Lucien
Van Impe. Binnen C&A droomt men volop van de Tour. Een Tour waarin Merckx
misschien toch niet meer volop zou gaan. Die zijn interesses zouden eerder naar
de klassiekers gaan en naar een vierde wereldtitel bij de profs. Diezelfde dag
vervoegt Eddy Merckx zijn ploegmakkers weer in het oefenkamp. Hij lijkt genezen
van de griepaanval en gaat weer mee op training.
In bepaalde bronnen staat er dat Eddy zou opgegeven hebben
in de GP van Montouroux op zondag 19 februari. In Het Belang van Limburg is
daar echter niks van terug te vinden.
Op 20 februari is de eerste zege binnen voor C&A. Guido
Van Calster bijt de spits af in de 5° etappe van de Ronde van de Middellandse
Zee. Hij verslaat Marino Basso en Jean-Luc Vandenbroucke.
Tevens wordt geopperd dat Eddy aan de start zou komen van de
Ronde van Corsica. Ook zag het er naar uit dat Eddy zijn trainingsachterstand
wou goed maken in de GP van Monaco die de dag erop werd verreden.
De dag erop staat er echter in de krant dat Merckx alsnog
niet deelnam in de GP van Monaco. De reden zou liggen bij het feit dat hij
slechts 9 ploegmaats mocht meebrengen i.p.v. de voltallige ploeg. Het alternatief
was een training van boven de 200 km.
Ook de Ronde van Corsica zou niet op het programma komen.
Wel zou er zaterdag in Peymade en zondag in Seillans-Draguignan gereden worden,
aldus Rudi Altig. In deze laatste koers, gewonnen door Freddy Maertens, werd Eddy
Merckx uiteindelijk vijfde. Het gaf Eddy weer hoop voor de rest van het
seizoen. Achteraf reed hij nog met Jos Bruyere per fiets de 80 km naar het
hotel.
Op 3 maart stond er in de krant dat Eddy Merckx opnieuw ziek
was. Tijdens de ploegtraining voor Gent-Gent, was Eddy na 70 km al rillend in
de volgwagen gekropen. Ook op dinsdag had hij tijdens een training met Ward Janssens
geklaagd over zijn gezondheid.
Eddy liet zich onderzoeken in een kliniek in Brussel. Er
werd even geopperd dat een blindedarmontsteking de oorzaak van het kwaad kon
zijn. De deelname aan Gent-Gent wordt als zeer twijfelachtig beschouwd. Volgens
bepaalde bronnen zou hij meegereden hebben en opgegeven. Ik vind hier echter
niks van terug in de kranten. Idem voor zijn opgave in Wilsele op 11 maart.
De woensdag erop was Eddy al weer aan het trainen. Een
blindedarmontsteking was het dus duidelijk niet. Op donderdag en vrijdag
trainde hij al 150 km met Ward Janssens. Eddy hoopte tegen Pasen weer over al
zijn mogelijkheden te beschikken.
Op 19 maart kwam Eddy Merckx aan de start van de Omloop het
Waasland. Hij had er waarschijnlijk geen benul van dat het zijn allerlaatste
koers zou worden. In het begin van de wedstrijd was hij even in de aanval met
Frans Van Vlierberghe, Geert Malfait en André Verbraecken. Frans Van Looy won
de wedstrijd, Eddy eindigde 12°.
Na de wedstrijd was Eddy weer iets optimistischer. Hij zou
het trainingsritme drastisch opdrijven en op dinsdag aan de start staan in
Knokke. Tegen de Ronde van Vlaanderen wou hij 3 à 4 kg overgewicht kwijt
spelen.
Op dinsdag echter geen wedstrijd in Knokke, wel een
trainingsrit, waarna Eddy echter opnieuw onwel werd en hij een dokter moest raadplegen.
Deze schreef rust voor zodat er een forfait volgde voor de Amstel Gold Race. De
Ronde van België stond echter nog altijd op het programma.
Eddy Merckx en zijn familie vertrekken plots naar
Zwitserland waar ze de Paasvakantie gaan doorbrengen. Iedereen is verrast door
deze actie. Er wordt gesproken van een zenuwinzinking. Eddy lijkt volkomen
lusteloos. Anderzijds sprak men over het feit dat stress een ontsteking op de
blinde darm kam veroorzaken. Of was het nervositeit? Schoonvader Lucien Accou
vreest echter dat er meer aan de hand is gezien Eddy soms zonder verklaarbare
reden verschrikkelijk begint te transpireren zodat het zweet van hem afgutst.
De wielertoekomst van Eddy wordt stilaan in vraag gesteld.
Ongerustheid sluipt in de ploeg. Jacques Martin wint
weliswaar de vierde etappe in de Ronde van België, toch wordt er stilaan
rekening mee gehouden dat Eddy niet meer terug keert in het peloton. De
directie belooft dat alle aangegane contracten zullen nageleefd worden, ook al
zou Merckx nooit meer rijden.
Op 2 april wint Marcel Laurens de Brabantse Pijl voor Herman
Vanspringel en Ludo Peeters. De derde zege voor de ploeg.
Op 4 april verschijnt in de krant de titel dat Merckx weer
wil gaan koersen. Eddy zou in Crans Montana weer de spirit gevonden hebben,
uitgerust zijn, en er weer volop tegen aan willen gaan. Er wordt gesproken met
verzorger Guillaume Michiels en Charles Terryn kreeg de opdracht een fiets
klaar te zetten. Nochtans zijn er personen in zijn omgeving die er niet meer in
geloven. Zij denken dat het eerder uit een soort moreel plichtsbesef is dat
Eddy weer op de fiets kruipt. Niettemin wordt het Kampioenschap van Zürich op
30 april als dag van de comeback aangeduid.
De pers gelooft er ook niet echt meer. Getuige een artikel
op 10 april over het post-merckxisme. Beseft iedereen dat een tijdperk wordt
afgesloten op uitzondering van de hoofdrolspeler zelf?
Op maandag 17 april rijdt Eddy weer drie uur op de fiets.
Eddy zou lusteloos blijven en nog steeds met overgewicht kampen. Ook zou hij de
mensen van C&A op de hoogte gebracht hebben dat hij niet meer wil koersen.
Er wordt nog even gegoocheld met deelname aan de Ronde van Romandië en
Zwitserland, maar uit de commentaren blijkt dat niemand er nog echt in gelooft.
Op 20 april komt Lucien Van Impe ten val in de Waalse Pijl en
breekt zijn rechtersleutelbeen. Weer een domper op de C&A-ploeg. Want nu
het zo goed als zeker is dat Merckx niet aan de start komt van de Tour
verliezen ze ook hun tweede kopman.
Op 23 april wint Joseph Bruyere Luik-Bastenaken-Luik voor
Didi Thurau en Francesco Moser. Toch een klassieke overwinning voor C&A.
Maar de afwezigheid van Eddy Merckx blijft als een schaduw over de ploeg
hangen.
Op 25 april zou de deelname van C&A met Eddy Merckx voor
de Dauphiné-Libéré gemeld zijn. Men kan zich de vraag stellen of deze berichten
enige waarheid bevatten.
Eddy verschijnt wel als eregast en op uitnodiging van zijn
sponsors aan de start van de Ronde van Romandië. Over een wederoptreden is er
echter geen sprake.
Vic Van Schil verwondert zich over het gedrag van zijn
gewezen kopman. Hij verwoordt hiermee wat velen in het peloton denken. Eddy zou
beter aankondigen dat hij er definitief mee stopt.
Op dinsdag 18 mei 1978 kondigt Eddy Merckx in Brussel aan
dat hij geen wielrenner meer is. Een tijdperk wordt afgesloten, een legende
wordt geboren.
Overwinningen van de
C&A-ploeg in 1978 :
20-02-19785e etappe Ronde van de Middellandse Zee:Guido Van Calster
29-03-19784e etappe Ronde van
België:Jacques Martin
02-04-1978Brabantse Pijl:Marcel Laurens
23-04-1978Liège - Bastogne -
Liège:Joseph Bruyere
15-05-1978Omloop van Oost-Vlaanderen:Guido Van Calster
28-05-1978Tour du Condroz:Joseph Bruyere
12-06-1978Zele:Walter Planckaert
30-06-19781e etappe deel b Tour
de France:Walter Planckaert
19-07-1978Temse:Willy Planckaert
25-07-1978Ronse:Joseph Bruyere
26-07-1978Welkenraedt :Joseph Bruyere
06-08-1978Moorslede:Walter Planckaert
12-08-1978Oostduinkerke:Willy Planckaert
21-08-1978Athus:Joseph Bruyere
21-08-1978Geetbets:Guido Van Calster
24-08-1978Mere:Walter Planckaert
26-08-1978Haaltert:Willy Planckaert
In totaal 17 overwinningen :
Joseph Bruyere 5
Walter Planckaert 4
Guido Van Calster 3
Willy Planckaert 3
Jacques Martin 1
Marcel Laurens 1
Daarnaast veroverde Joseph Bruyere in de Tour de France in Sainte
Foye-la-Grande de gele trui. Hij droeg hem acht dagen tot op de top van Alpe
dHuez waar hij hem aanvankelijk moest afstaan aan Michel Pollentier.
Uiteindelijk vertrok s anderendaags Joop Zoetemelk er mee na de perenaffaire.
Joseph Bruyere werd verdienstelijk vierde in die Tour de France op 904 van
Bernard Hinault. Walter Planckaert won bovendien nog een rit in die Tour de
France.
C&A won uiteindelijk 1 klassieker, 1 semi-klassieker,
een rit in de Tour de France en een rit in de Ronde van België en had acht
dagen de gele trui. Voor een hedendaagse ploeg zou dit een enorm succes zijn.
Toch nog even dit. Er is wat onduidelijkheid over de
wedstrijden die Eddy Merckx uiteindelijk reed in 1978. Volgens het boek van Rik
Vanwalleghem Eddy Merckx, de mens achter de kannibaal was hij 5° in de
Haut-Var (Seillans-Draguignan) en 12° in Kemzeke (Omloop van het Waasland) en
waren er verder opgaven in de GP Montouroux, de Omloop Het Volk en in Wilsele.
Hetgeen 5 wedstrijden gaf in 1978 (ook volgens andere bronnen).
Persoonlijk heb ik de 5° plaats in de Haut-Var
(Seillans-Draguignan) en de 12° plaats in Kemzeke (Omloop van het Waasland)
teruggevonden alsook een 10° plaats in het Carnavalscriterium in
Aix-en-Provence. Dus slechts 3 wedstrijden in 1978.
Ik ben zeker dat mijn lezers uitsluitsel zullen brengen.
De renners van FIAT die niet met Eddy Merckx mee kwamen naar
C&A legden uiteindelijk volgend parcours af :
Bernard Bouloux, Jos Huysmans, Frans Mintjens en Jean-Luc
Molineris beëindigden hun carrière. Bernard Draux en Roger Swerts gingen naar
de ploeg Old Lords-Splendor, Ludo Delcroix en Karel Rottiers reden voor
IJsboerke, Cees Bal voor Bode Deuren-Shimano en Patrick Sercu voor
Zeepcentrale-Superia.
De ploeg C&A bleef uiteindelijk maar 1 jaar in het
peloton. Jos Huysmans trok nog voor 1 jaar naar aartsvijand flandria en
Freddy Maertens, samen met Jos Bruyere, Jos De Schoenmaecker, Ward Janssens en
René Martens. Eind 1979 was ook dit verhaal van een Vlaamse wielrgrootheid,
flandria, ten einde. Etienne De Beule, Jacques Martin, Etienne Van der Helst,
Frank en Lucien Van Impe kwamen bij Robert Lelangue terecht bij het Spaanse KAS
dat een Belgisch avontuur waagde. Robert Mintkiewicz, Eddy Schepers en Guido
Van Calster gingen naar het DAF-Trucks van Fred De Bruyne waar een zekere Dirk
Nachtergaele zijn debuut maakte als verzorger. Walter en Willy Planckaert
gingen naar Mini Flat-V.D.B. in afwachting dat Eddy Planckaert overkwam naar de
profs. Marcel Laurens koos voor Marc Zeepcentrale-Superia en Ludo Loos voor
Splendor-Eurosoap.
Tot slot nog twee bedenkingen. Was Rudi Altig niet degene
die met een valies vol Italiaanse Lires op de slaapkamer kwam van Eddy Merckx
tijdens de Giro van 1969? Werd er nadien niet met een beschuldigende vinger
gewezen naar Salvarani, de ploeg van Altig, toen Merckx betrapt werd in
Savona? Wat was de reden dat Eddy Merckx met diezelfde Rudi Altig in zee ging?
Of is het wereldje van het wielrennen zo klein?
Als ik de hele geschiedenis herlees kan ik mij niet van de
indruk ontdoen dat de thesis dat Eddy Merckx geveld werd door een virus
(klierkoorts?) de waarheid benadert. Hij was na het WK in Venezuela ziek terug
gekomen en had de maanden erop, door de sponsorperikelen, zijn gezondheid
gehypothekeerd, zoniet verwaarloosd, door onvoldoende te rusten.
Misschien, maar nu spreek ik als Merckx-supporter, indien
FIAT een jaar langer was doorgegaan, men gekozen had voor Robert Lelangue
i.p.v. showman Raphaël Geminiani, of Wilkinson uiteindelijk toch sponsor was
geworden, en Eddy Merckx dus een rustige (maar wat was rustig voor Eddy Merckx
die steeds verschillende Zesdaagsen reed?) winter had doorgemaakt, misschien
had de Grootmeester dan wel in schoonheid afscheid kunnen nemen van het
peloton.
Laat mij toe nog even verder te dromen en een podium te zien
voor de Tour de France met Eddy Merckx die zijn zesde Tour wint en Lucien Van
Impe met de bolletjestrui. FIAT-France, beseffen jullie wel wat jullie laten
liggen hebben? Wilkinson, beseffen jullie het? Bij deze beloof ik nooit met een
FIAT te rijden en dat Wilkinson-scheermesje gaat vanavond ook rechtstreeks de
vuilbak in.
Achteraf bekeken moet het 1967 geweest zijn. Maar dat kon ik
eigenlijk geweten hebben want in mijn herinnering zie ik de
wereldkampioenentrui nog voor mijn ogen.
Eind november 1967 mocht ik met mijn vader mee naar de
zesdaagse van Gent. Hij ging er jaarlijks naar toe met de leveranciers van zijn
werk, kwestie van de relaties te onderhouden. Of we met de trein of de auto
gingen weet ik niet meer. Dat we al een auto hadden, dat weet ik wel. Een oude
VW kever van het jaar 1957. Zo een met een klein achterruitje en een bak
waarin mijn zus zich altijd te slapen legde.
Er waren toen nog geen alcoholcontroles zoals die er nu
zijn, dus de kans is groot dat we met de wagen gingen. Waarschijnlijk was het
een vrijdag of een zaterdag gezien ik naar school ging. Het kan ook een
woensdagnamiddag geweest zijn. Die details staan mij niet meer bij.
Mijn vader besmette mij ooit met het wielervirus. En de
meeste lezers zullen wel weten dat je van dat virus nooit meer geneest. Geen enkel
antiviraal middel helpt. Ook niet de wilde en megalomane plannen van heren
zoals Pat McQuad of Zdenek Bakala of Johan Bruyneel.
Mijn vader was ooit graag zelf wielrenner geworden maar hij
mocht niet van zijn vader. Het was de tijd dat het wielrennen nog laag in
aanzien stond en bevolkt werd met woeste mannen die allerlei louche zaken
uithaalden dixit zijn moeder. Hij is geen wielrenner geworden en ook geen
piloot want dat mocht hij ook niet van zijn vader. Ja vaders hadden in de jaren
50 nog iets te zeggen over hun zonen.
Mijn vader werd dan maar ambtenaar maar bleef het
wielrennen, en andere sporten, volgen. Op die manier maakte hij kennis met Willy
Vanheste, toentertijd ook ambtenaar en in zijn vrije tijd wielrenner bij de
liefhebbers en later burgemeester van De Panne. Willy was in een wedstrijd zwaar
gevallen en lag in een Gents ziekenhuis. De sociale dienst van de toenmalige
RTT verzocht mijn vader om Willy eens te bezoeken gezien hij in Gent in het
ziekenhuis lag en zelf van het verre Adinkerke afkomstig was. Veel bezoek kreeg
Willy in het ziekenhuis niet. We spreken hier over de jaren 60, de mensen waren
veel minder mobiel dan nu, internet, GSMs, .het bestond allemaal nog niet.
Willy en mijn vader zijn op die manier vrienden geworden.
De passie voor het wielrennen werd van vader op zoon
doorgegeven en het resulteerde in het begin van een verzameling. Veel lezers
kennen de prentjes nog wel. De reeksen met witte (al of niet met vlaggetje),
gele en rode band. Ze versleten in mijn hand door het veelvuldig bekijken.
Mijn eerste echte ervaring met het wielrennen moet in 1964
geweest zijn. Ik mocht met mijn vader mee naar de koers van Petegemkermis
alwaar Willy Vanheste, toen onafhankelijke, meereed. Ik mocht zelfs even mee in
een volgwagen en aanschouwde daar voor de eerste keer een renner in actie in
een groen-rode Wiels-Groene Leeuw-trui. Dat de renner aan het urineren was en
veel misbaar maakte omdat de volgwagen naast hem kwam rijden maakte de ervaring
des te sterker. Wie de renner was weet ik niet meer. Maar dat hij indruk maakte
was een zeker feit. Ik was verkocht voor de rest van mijn leven.
Mijn vader en ik, we waren twee gezworen wielerliefhebbers.
En zo mocht ik in 1967 mee naar de Gentse zesdaagse. Op het middenplein. Samen
met Michel, een aardappelleverancier uit Drongen, en zijn zoon, die het later
ook nog eens als wielrenner probeerde.
Of ik veel naar de koers heb gekeken herinner ik mij ook
niet meer. Mogelijks kon ik er als klein manneke tussen al die grote mensen
weinig van zien. Ik hoop dat een oude wijsheid van moeder uitkomt. Ze zegt
namelijk dat hoe ouder je wordt hoe meer je je van je jeugdjaren kan
herinneren. Misschien herinner ik mij ooit eens die dag tijdens de zesdaagse
van Gent in november 1967.
Wat ik er mij wel van
herinner is dat op een bepaald moment Eddy Merckx, in zijn
wereldkampioenentrui, na een gewonnen onderdeel geschenken rondsmeet terwijl
hij zijn ereronde reed. Ik zie hem nog rijden, rechtop op de fiets, zonder handen
rijdend, grabbelend in een doos. Hij smeet de voorwerpen uit de doos in de
tribunes en naar het middenplein. Tot mijn eigen verwondering kwam er een
wit-blauw voorwerp voor mijn voeten neer. Het voorwerp rolde wat verder tussen
de voeten van andere toeschouwers en ik, die anders altijd een bedeesd en
schuchter jongentje was, stortte er mij op. Het voorwerp moest en zou in mijn
bezit komen. Hoe ik het gedaan heb weet ik niet, maar ik was iedereen te vlug
af en ik kon het voorwerp in handen krijgen.
Het bleek een wit plastieken zoutvatje te zijn met donkerblauwe
dop. Ik zie het zo nog voor mijn ogen. Vol trots heb ik het de rest van de tijd
in mijn jaszak vastgehouden, mijn vingers er omklemd om toch maar zeker te zij
het niet te verliezen. Een zoutvatje van Eddy Merckx!!!
Ik was besmet met de wielermicrobe en ik ben er nooit meer
van afgeraakt. In mijn dromen won ik 5 keer de Ronde van Vlaanderen, zes keer
de Tour en de Giro en werd ik elk jaar wereldkampioen.Tijdens het schooljaar wisselde ik mijn
dubbele prentjes tijdens de speeltijd op school.Tijdens de vakanties, in mijn geheugen
overgoten met zon, maalde ik met de buurtjongens kilometers rond de wijk en
spurtten we dagelijks voor de imaginaire bloemen.
Ik werd echter nooit echt renner. Op school deed ik het niet
slecht en studeren en koersen dat ging toen nog niet samen. Gelukkig is er op
dat gebied nu toch het een en het ander veranderd.
Ik ben later nog met mijn vader naar de zesdaagse geweest.
We zaten dan altijd in een virage en we genoten beiden in stilte van de het
wedstrijdgebeuren. Zelfs toen ik al aan de universiteit studeerde kreeg ik soms
de vraag van mijn vader of ik geen zin had om mee te gaan naar de zesdaagse. Ik
heb het aanbod nooit afgeslagen.Mijn
vader en ik, we waren gebeten door hetzelfde virus.
Mijn vader verkreeg het zelfs om twee originele koerstruien
in handen te krijgen. Eén GAN-Mercier-trui van Raymond Poulidor en een Sunair-Sport
80-trui van Freddy Maertens uit zijn memorabele Tour de France van 1981. Twee
unieke stukken die ik nog altijd koester en voor geen geld in de wereld zou
willen weg doen.
Toen ik zeven maand afgestudeerd was overleed mijn vader.
Mijn wielercompagnon was heen gegaan. Vier maanden later huwde ik en de
verzamelwoede kwam op een waakvlam te staan.
Toch bleef het wielervirus sluimeren en in 1995 ging ik uit
nieuwsgierigheid naar een wielerbeurs in Antwerpen. Daar ontmoette ik mensen
die aan eenzelfde ziekte leden. Volwassen mannen met glinsterende ogen omdat ze
toch weer een prentje of foto of andere memorabilia konden toevoegen aan hun
verzameling.
De passie laaide weer op enresulteert nu in een verzameling van duizenden fotos
en prentjes, honderden boeken en tijdschriften, een paar honderd truien en
andere wielerzaken.
Ik heb samen met een vriend een boek geschreven over de
wielerploeg Groene Leeuw en ik vind het nog altijd jammer dat mijn vader dit
niet heeft mogen beleven. Hij zou ongetwijfeld heel trots geweest zijn. Ik heb
met een andere vriend zeven wielertentoonstellingen mee mogen organiseren ook
dat heeft hij moeten missen.
Het zoutvatje van Eddy Merckx geeft jarenlang dienst gedaan
thuis. Het was het zoutvatje dat op tafel kwam als er frietjes werden gegeten. Of
in de zomer als er wat zout op de tomaten mocht. Iedere keer als ik het in
handen nam moest ik denken aan die dag met mijn vader in de Gentse zesdaagse.
Uiteindelijk is het zoutvatje verdwenen. Ik herinner mij dat
het in de laatste fase van zijn levensloop al met kleefband bij elkaar gehouden
werd. Moeder zal er ooit komaf mee gemaakt hebben en het zoutvatje van Eddy Merckx
zal in de vuilbak terecht gekomen zijn.
Ik zou er echter geld voor geven om het nog eens in mijn
handen te kunnen houden en terug te kunnen denken aan die keer in Gent met mijn
vader.
Epiloog : M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen
Epiloog :
Achteraf is gebleken dat de renners tijdens
het seizoen 1974 slechts drie maanden loon hadden ontvangen. Volgens Herman Vanspringel
kreeg hij tien jaar later nog 130.000 Bfr. (Zie het boek : Herman Vanspringel
door Robert Janssens p. 63). Hoe het met de andere renners zat ben ik niet te
weten gekomen.
Wat er verder van de heren P.A. Verelst en Edw. Asselbergh is geworden is mij niet bekend. Hoe en
wanneer uiteindelijk de firma M.I.C. in vereffening is gegaan weet ik evenmin.
Graaf Jean de Gribaldy bleef nog jaren in
het wielerpeloton en overleed tenslotte op 02/01/1987 in Voray-sur-lOgnon.
Fietsen Ludo werden verder geproduceerd
tot het jaar 2000. In dat jaar werd de Granville-lijn gelanceerd.
Florent Van Vaerenbergh bestuurde
uiteindelijk toch met Lomme Driessens en Ton Vissers de Alsaver-de Gribaldy-Jeunet-ploeg.
Het sprookje duurde tot eind mei van dat jaar. Vanaf juni runden Florent Van
Vaerenbergh en Jean de Gribaldy de Miko-de Gribaldy-ploeg. Ton Vissers kwam in
1976 terug met de Zoppas-Splendor-Sinalco-ploeg, nog een ploeg met de nodige
moeilijkheden. Guillaume Driessens en Briek Schotte waren in 1976 ploegleider
bij Flandria-Velda-Vleesbedrijf
Leo Kindekens werd sportdirecteur bij Gero-Hercka-Jaga.
In 1976 zou hij Florent Van Vaerenbergh en Jean de Gribaldy vervoegen bij Miko-de
Gribaldy-Superia. Paul Balbeur en
Etienne Oyen hadden vanaf eind maart de Splendor-Struvay-ploeg die ook al in
mineur zou eindigen.
Yvan Benaets, Eric en Luc Leman, Roger Loysch,
Serge Van Daele, Noël Vanclooster, Staf Van Roosbroeck, Ronny Vanmarcke, Herman
Vrijders en Wilfried Wesemael reden begin 1975 voor Alsaver-Jeunet-de Gribaldy
en kwamen dus van de regen in de drop.
Luc Leman, Roger Loysch, Ronny Vanmarcke,
Herman Vrijders en Wilfried Wesemael kwamen later bij Miko-de Gribaldy terecht
Serge Van Daele vertrok naar Gero-Hercka-Jaga.
Noël Vanclooster beëindigde in de loop van het jaar zijn carrière.
Frans Assez en Gilbert Wuytack reden in 1975
voor Carlos Cycles, Dirk Baert kwam er op 15 maart ook terecht na een
tussenstop bij Presutti-Notari-Splendor-Fitec.
Raf Constant en Freddy Libouton reden ook eerst
voor Presutti-Notari-Splendor-Fitec, later voor Splendor-Struvay.
Fons De Bal, Roger Jochmans en Georges Pintens
kwamen bij Maes-Watney terecht.
Ernest Kirchen en Jos Van Olmen werden terug
amateur.
José Sersté en Herman Vanspringel gingen naar Flandria-Confortluxe-Carpenter.
Christian Rieu reed voor de Franse
werklozenploeg U.N.C.P.
Eddy Van Hoof werd ploegmaat van Eddy Merckx
bij Molteni.
Adolf Huysmans, Jan Van De Wiele en Theo
Verschueren stopten hun carrière.
En André Dierickx .. die ging uiteindelijk naar
Rokado. En zo is de cirkel rond.
M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de Wereldbeker wint zonder te betalen
M.I.C.-Ludo-de Gribaldy of hoe je de
Wereldbeker wint zonder te betalen
De jaren zeventig zijn op het gebied van
de wielersport, en meer bepaald de sponsors in de wielersport, duistere jaren. Verschillende
spookploegen zien het licht, renners worden niet of niet meer betaald, louche
figuren zwaaien met mooie beloften enz. Het zijn de renners die er de dupe
van zijn. Jaren later heeft het natuurlijk wel mooie verhalen alhoewel deze
waarschijnlijk bitter om te lezen zijn voor de betrokken renners.
Als er een van de betrokken renners dit
verhaal nog verder wil aanvullen, mag hij mij altijd contacteren.
Het verhaal van de M.I.C.-Ludo-de Gribaldy-ploeg
begint eigenlijk al in 1972 met het ontstaan van de ploeg Rokado.
De eigenaar van de firma Rokado, Robert Kahl,
rijk geworden met de productie van lattenbodems, zag het aanvankelijk zeer
groot en wou een internationale wielerploeg opbouwen. Drieëndertig renners kwamen onder contract en Florent
Van Vaerenbergh werd sportdirecteur. Bij de renners zowat alle Duitse
profrenners die iets van naam hadden (o.a. Winfried Bölke, Klaus Bugdahl, Hans
Junkermann, K.H. Kunde, Wilfried Peffgen, Dieter Puschel, Sigi Renz, Rolf
Wolfshohl, e.a.). Enkele Belgen zoals Jean-Pierre Berckmans, Albert Van Damme,
Robert Van Lancker, Georges Vandenberghe, Willy Vekemans en Theo Verschueren en
Nederlanders zoals Gerben Karstens, Harry Jansen en Wim Schepers. Verder ook
een reeks oude gloriën zoals de Fransen Lucien Aimar, Gilbert Bellone en Jean
Grazyck. Robert Kahl mikte dus hoog. Hij mikte zowel op het Duitse baancircuit,
de internationale wegcompetitie als op het veldrijden. Een nobele gedachte
natuurlijk maar misschien te vroeg in de tijd en te groots voor de portemonnee.
In elk geval, in 1973 werd de ploeg opgesplitst
in Rokado, en een klein meer Duits team Ha-Ro. Ha-Ro staat voor Hannelore (Ha)
de naam van de vrouw van de sponsor en Rokado (Ro).
Aimar, Bellone, Vandenberghe en Vekemans
verlieten het team of stopten hun carrière.
Het internationale team werd uitgebreid met
zeventien Belgen waaronder toch wel enkele grote namen zoals Willy De Geest,
Tony Houbrechts, Eddy Peelman, Georges Pintens, Rik Van Linden, Staf Van
Roosbroeck, Albert Van Vlierberghe en Herman Vanspringel. Olymisch kampioen Hennie Kuiper maakte ook
deel uit van de ploeg alsook oude glorie Roger Pingeon die al x-aantal keer
zijn fiets aan de wilgen gehangen had.
Guillaume Driessens en Florent Van Vaerenbergh
werden sportdirecteur en burggraaf Jean de Gribaldy werd medesponsor. Direct
verklaarde Driessens de oorlog aan Merckx.
De gesplitste constructie werkte echter niet. En
in een krantenartikel van 15 mei
1973 staat het volgende: Tijdens een maandag te Brussel bijeengekomen
vergadering van het dagelijks bestuur van de Internationale Wielerfederatie
voor beroepsrenners, heeft men een gunstig gevolg gegeven aan de ontbinding van
de extra-sportieve wielrennersploeg Haro gezien de renners van die ploeg
opgenomen werden in het Rokado team. Het team werd in totaal 41 renners groot.
Zijn toen de financiële problemen begonnen? In
elk geval beweert Gerben Karstens dat hij in 1972 al ondervonden had dat niet
alles koek en ei was en dat hij de Belgen die er in 1973 bijkwamen verwittigd
had.
Robert Kahl is waarschijnlijk verder gesprongen
dan zijn financiële toestand het toeliet. Eenenveertig renners en technisch personeel
betalen is niet niks. De aanwezigheid van grote mond en arrangeur Guillaume
Driessens zal er waarschijnlijk ook geen deugd aan gedaan hebben. Deutsche Gründlichkeit
en Guillaume Driessens zullen waarschijnlijk wel water en vuur geweest zijn.
In elk geval, op het eind van 1973 waren er
zoveel problemen met de betalingen dat de meeste renners een uitweg zochten. Het
Rokado-team was uit elkaar aan het vallen. In 1974 ging Rokado verder met
hoofdzakelijk Duitse renners. Willy De Geest, Piet de Wit, Roger Gilson, Staf Hermans,
Hennie Kuiper en André Peirsman waren de enige overgebleven buitenlanders in
een team van twintig renners. In 1975, het laatste jaar van Rokado reden er nog
twee Belgen in het team van negentien renners, Eric Van De Wiele en Ghislain
Van Landeghem.
Terug naar eind 1973. De Rokado-ploeg stond op
springen en de renners moesten dus een nieuwe ploeg vinden. Op 1 september, aan
de vooravond van het wereldkampioenschap in Barcelona, was er een
persconferentie waar aangekondigd werd dat Herman Vanspringel, André Dierickx,
Georges Pintens en Staf Van Roosbroeck samen met Florent Van Vaerenbergh zouden
overstappen naar de ploeg Vissers. Guillaume Driessens was not amused met deze
aankondiging gezien hij dit nog een tijdje geheim wou houden.
Ton Vissers was nog een categorie erger dan
Guillaume Driessens. Daar waar deze laatste meestal wel de belangen van zijn
renners verdedigde was Ton Vissers een echte praatjesmaker, een producent van
wind enz .
De ploeg die aangekondigd werd zou een
uitbreiding zijn van de reeds bestaande Canada Dry-ploeg. Naast de eerder
genoemde namen zouden ook Yvan Benaets, Roger Gilson, Jan Krekels, Theo van der
Leeuw, Mathieu Pustjens, Wim Kelleners, Ben Koken, Jo Vrancken en Jo van Pol
deel uitmaken van deze ploeg. Ook Tino Tabak, Wim Schepers, Cees Bal en Joop
Zoetemelk werden genoemd alsook een drietal Engelse profs.
In Wielersport n°32 van 13 september staan ook
de namen van Wim de Waal, Piet van Katwijk en Frits Schür.
De Canada Dry vestigingen van Frankrijk, België
en Luxemburg zouden mee op de kar springen. Als co-sponsors,
rijwielfabrikanten, worden Gazelle en Raleigh genoemd en Unilever en het
Spaanse Frimatic zouden ook belangstelling tonen om mee te sponsoren.
Op 26 september werd in Geel een vergadering
belegd waar Ton Vissers aankondigde dat Canada Dry zich terug trok als sponsor
van een wielerploeg in 1974. Alle reeds voor dat jaar ondertekende contracten
werden met onmiddellijke ingang overgenomen door een nieuwe drieledige Belgische
ploeg. De twee van de drie sponsors zouden een Zwitserse uurwerkfirma zijn en
een fietsfabriek uit Melsbroek. De ploeg zou twaalf Belgen en vijf buitenlanders
omvatten. Florent Van Vaerenbergh zou sportdirecteur worden en Ton Vissers
manager. Verder werden Eric Leman en, opnieuw, Roger Pingeon geciteerd als
mogelijke versterkingen evenals drie jonge Zwitserse amateurs.
Even was er sprake (Wielersport n°38 22 november
1973) dat Florent Van Vaerenbergh met Herman Vanspringel, Staf Van Roosbroeck
en Georges Pintens naar Brooklyn zouden verkassen.
Maar op 8 november echter werd door de heren
P.A. Verelst en Edw. Asselbergh van Management And Investment Consultants
(M.I.C.) uit Brasschaat, de heer Ludo Huygens van de rijwilefabriek Ludo uit
Melsbroek, Florent Van Vaerenbergh en de managers Ton Vissers en Firmin Verhelst
in het kasteel van Brasschaat de ploeg M.I.C.-Ludo voorgesteld. De basis zou
bestaan uit Herman Vanspringel, André Dierickx, Georges
Pintens, Eric Leman en Staf Van Roosbroeck. Ook de Nederlander Wim Schepers
werd al aangekondigd. De ploeg zou worden aangevuld met Belgische, Nederlandse,
Franse en/of Zwitserse renners. De ploeg zou in 1974 deelnemen aan alle
binnenlandse en buitenlandse klassiekers en aan de Ronde van Spanje en is
kandidaat voor de Ronde van Frankrijk.
Op 21 november 1973 stond er een klein
berichtje in de krant met de titel Zorgt Hasseltse onderneming voor een nieuwe
wielerploeg?. In dat artikel stond o.a. de een Hasseltse onderneming een grotendeels
Limburgs getinte ploeg in het wielerpeloton zou brengen. De namen die circuleerden,
zonder dat nog maar een contract getekend was waren : Pieter Nassen, Tony
Gakens, Herman Vrijders en Georges Claes. De firma zou ook een onderhoud gehad
hebben met Florent Van Vaerenbergh. Deze laatste echter meldde dat de Hasseltse
firma, wiens naam onbekend bleef, afzag om medesponsor te worden van de
M.I.C.-Ludo-ploeg. Voor deze ploeg, waar dus nog een medesponsor voor gezocht
werd, hadden reeds 4 renners een contract nl. Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, Herman
Vanspringel en Georges Pintens. Werden verder nog vernoemd : Yvan Benaets, Fons
De Bal, Roger Loysch (Houthalen), Wim Schepers, Jan Van De Wiele, Ronny Van
Marcke, Jacky Coene, een zekere Meeuws en Pieter Nassen. Deze laatste zou
echter al aangeworven zijn door de Hasseltse firma. Verder zou de ploeg
uitgebreid worden met vier Zwitsers of vier Fransen afhankelijk van de derde
sponsor.
Opmerkelijk was dat André Dierickx hier
niet meer vermeld werd. Deze had uiteindelijk eieren voor zijn geld gekozen en
had contact opgenomen met Pol Claeys voor een eventuele terugkeer naar de oude
stal. Hij zou uiteindelijk in de Franse tak van de ploeg, Merlin
Plage-Flandria-Shimano, komen waar hem ook weer heel wat moeilijkheden stonden
te wachten. Maar dat is dan weer een ander verhaal.
Op 11 februari 1974 werd de ploeg M.I.C.-de
Gribaldy-Ludo voorgesteld in Leuven. De renners, allen in een uniforme kledij,
luisterden naar de toespraken. De drie sponsors waren dus M.I.C., een
studiebureel voor Beurseffecten, Ludo de rijwielfabrikant en Burggraaf Jean de
Gribaldy. De drie sponsors gingen een engagement aan voor drie jaar, de renners
konden op hun beide oren slapen. De ploeg was opgebouwd uit eenentwintig
renners waarvan er acht uit de Rokado-stal kwamen. Volgens Van Vaerenbergh was
het een stel echte vrienden. Er werden drie renners aangeduid die extra
bescherming kregen nl. Herman Vanspringel, Georges Pintens en Eric Leman. Staf
Van Roosbroeck zou het geheime wapen van de ploeg worden.
De ploeg zou de week erop naar de
Azurenkust vertrekken voor een reeks groepstrainingen en mogelijks al een
eerste overwinning in de voorbereidingskoersen.
De eenentwintig renners die bij de
ploegvoorstelling aanwezig waren : Dirk Baert, Yvan Benaets, Alfons De Bal, Adolf Huysmans, Roger Jochmans, Eric Leman, Freddy Libouton, Roger Loysch, Georges Pintens, de Fransman Christian Rieu,
de enige buitenlander, José Sersté, Noël Vanclooster, Jan Van De Wiele, Jos Van Olmen, Ronny Vanmarcke, Staf Van Roosbroeck, Herman Vanspringel, Theo Verschueren, Herman Vrijders, Wilfried Wesemael en Gilbert Wuytack. (cursief de renners die van
Rokado kwamen).
Kwamen er later op het jaar bij : Ronny
Assez op 22 februari, de Luxemburger Erny Kirchen, vader van Kim, op 1 maart, Raf
Constant en Eddy Van Hoof op 9 augustus, Luc Leman, de broer van Eric op 2
september en Serge Van Daele in september. De Portugezen José Freitas Martins, Joaquim Pereira de Andrade (Vuelta)
en Herculano Ferreira de Oliveira (Tour de France) reden in 1974 ook even voor
de ploeg als gastrenner.
Van Ton Vissers was er op dat ogenblik geen
spoor meer, evenmin van Lomme Driessens. Beiden zouden een jaar later weer
opduiken in de soap rond de ploeg Alsaver waar ze samen met Florent Van
Vaerenbergh een zoveelste farce zouden opzetten.
Ton Vissers zou echter in 1974 al een
voorproefje geven met de Robot- Office du Meuble- TimOil-Hannut-Gazelle-saga.
Beide geschiedenissen ook weer voer voor een apart verhaal.
De ploeg behaalde in 1974 drieënveertig overwinningen
op de weg en twee Kampioenschappen op de piste.
Frans Assez won éénmaal. Dirk Baert werd
Kampioen van België achtervolging en won verder 7 wedstrijden. Daaronder een
rit in de Ronde van België. Fons De Bal behaalde eveneens 7 overwinningen. Eric
Leman behaalde 5 overwinningen waaronder een rit in de Vuelta en een in Paris-Nice.
Hij werd ook 2° in Milano-Sanremo, 4° in de Waalse Pijl en Paris-Tours, 5° in
de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en Gent-Wevelgem. Georges Pintens won
één wedstrijd nl. Luik-Bastenaken-Luik. Staf Van Roosbroeck zegevierde vier
maal. Hij werd ook 2° in het Kampioenschap van Zürich en 5° in de Amstel Gold
Race. Noël Vanclooster won 1 maal en werd 4° in Bordeaux-Paris. Ronny Vanmarcke
won eveneens één wedstrijd. Herman Vanspringel won 10 wedstrijden waaronder
Bordeaux-Paris (ex-aequo met Régis Delépine), de Brabantse Pijl en de E3-prijs
Harelbeke. Theo Verschueren won 1 maal op de weg en werd Kampioen van Europa
achter derny en 2° in het WK en BK halve fond. Herman Vrijders won 4 keer.
Wilfried Wesemael won Kuurne-Brussel-Kuurne en was 5° in de Henniger Turm.
Dat men grootse plannen had met de ploeg blijkt
uit een bericht dat verscheen in Wielersport n°24 van 18 juli 1974. Daarin werd
gesteld dat Eddy Merckx en M.I.C.-de Gribaldy-Ludo het eens waren geworden voor
1975. Eddy Merckx ontkende dit echter in Orange tijdens een TV-interview met
Fred De Bruyne. De ploeg had hem wel een voorstel gedaan maar dat hadden ook
Raleigh, KAS, Salvarani en BIC.
In Wielersport n°25 van 25 juli 1974 komt dit
bericht opnieuw. In een bulletin ondertekend door dhr. Asselbergh staat dat Eddy
Merckx en M.I.C. tot een vergelijk gekomen waren in hotel De Sporting in
Serre-Chevalier. De kern van Molteni zou hem vergezellen in deze transfer. De
kern van M.I.C., Vanspringel, Van Roosbroeck, Pintens, Baert, Leman en Wesemael
zou behouden blijven. Florent Van Vaerenbergh zou zijn contract voor twee jaar
verlengd hebben en Robert Lelangue zou adjunct worden. Het definitieve contract
zou op 15 augustus ondertekend worden.
Maar opnieuw ontkende Eddy Merckx dit gegeven
en hij liet in Avignon zelfs doorschemeren dat de kans groot was dat hij bij
Molteni bleef.
In Wielersport n°33 van 19 september 1974 staat
dan weer dat Herman Vanspringel, die voor flandria zou getekend hebben, Ronny
Vanmarcke, Roger Loysch en Gilbert Wuytack alsook Florent Van Vaerenbergh
werden ontslagen. Vijftien renners kregen een contract voor 1975. André
Dierickx, opnieuw, Eric Leman, Staf Van Roosbroeck, André Doyen, Dirk Baert,
Wilfried Wesemael, Herman Vrijders, Noël Vanclooster, Theo Verschueren, Herman
Beysens, Ghislain Van Landeghem en de neos Luc Leman, Serge Van Daele, Raf
Constant en Eddy Van Hoof. De heer Asselbergh hoopte nog altijd Eddy Merckx en zes
ploegmaten in te lijven. De kans dat Molteni in het peloton bleef was echter
wel gestegen. Indien de ploeg alsnog zou verdwijnen, dan zou Eddy Merckx kiezen
tussen M.I.C. en KAS.
Doordat Michel Pollentier in de Ronde van
Piemont een positief plasje afleverde werd Francesco Moser de winnaar. Hierdoor
verloor de Carpenter-Confortluxe-Flandria-ploeg de Wereldbeker intermerken en
werd M.I.C.-de Gribaldy-Ludo de eindwinnaar.
Op 25 oktober werd er een persmededeling de
wereld ingestuurd met samengevat volgende inhoud. De heer Asselbergh bevestigt
dat de M.I.C.-ploeg blijft bestaan. Het winnen van de wereldbeker intermerken
heeft bijgedragen tot deze beslissing. Eind november zullen de twee nieuwe
sponsors bekendgemaakt worden die Ludo en de Gribaldy gaan vervangen. De nieuwe
sportdirecteur zal dan ook bekend gemaakt worden. Deze vervangingen zijn het
gevolg van het feit dat Florent Van Vaerenbergh zijn budget met 200.000 Bfr. overschreden
heeft en dat de beide sponsors niet willen bijdragen om dit aan te zuiveren.
M.I.C. zal dit echter op zich nemen. Daarbij zullen eerst de renners vergoed
worden die in 1975 nog onder contract liggen. De nodige gerechtelijke stappen
zullen ondernomen worden tegen de beide mede-sponsors en Florent Van Vaerenbergh.
Tevens zal gekeken worden of deze laatste als sportdirecteur kan geschorst
worden.
De renners die in 1975 bij de ploeg zouden
blijven of komen werden reeds opgesomd : Eric Leman en alweer André Dierickx
zouden kopman worden. Verder nog Staf Van Roosbroeck, Dirk Baert, André Doyen,
Wilfried Wesemael, Herman Beysens, Luc Leman, Eddy Van Hoof, Serge Van Daele, Raf
Constant, Noël Vanclooster, Herman Vrijders, Ghislain Van Landeghem en Theo
Verschueren. Zij zouden allen een contract ondertekend hebben. Deze groep zou
aangevuld worden met een zevental renners. M.I.C. nam zich voor om meer
controle uit te oefenen op de handel en wandel van de ploeg.
Florent Van Vaerenbergh stuurde onmiddellijk
een eigen persmededeling de wereld in waarin hij stelde dat de directie van
M.I.C. de financiële verantwoordelijke was van de wielergroep en dat de
meerderheid van de renners al sedert maanden niet meer betaald was. Dat Eric en
Luc Leman en Staf Van Roosbroeck dit hadden laten weten aan M.I.C. en dit als
contractbreuk zagen en zich dus vrije renners beschouwden. De renners hadden
hun advocaten geraadpleegd en overwogen gerechtelijke stappen en ook de B.W.B. was
op de hoogte gesteld. Florent Van Vaerenbergh zelf daagde de directie van
M.I.C. voor de rechtbank wegens morele schade en laster en eerroof en eiste de
betaling van de achterstallige lonen en de gemaakte onkosten.
Op 16 november kondigde de heer Germeau van
Gero, een Limburgse producent van verwarmingstoestellen, aan dat hij in 1975
weer met een ploeg in competitie zou komen dit met de sportdirecteurs Florent
Van Vaerenbergh (ex-M.I.C.) en Leo Kindekens en met co-sponsor de Gribaldy
(ex-M.I.C.). Namen van renners die bij de ploeg zouden rijden : Eric en Luc
Leman en Michaël Wright.
Etienne Oyen, de bij Gero vervangen
sportdirecteur, wist dan te melden dat hij de nieuwe sportdirecteur bij M.I.C.
zou worden en dat hij Gust Herygers, broer van veldrijder Paul, mee nam. Ook
zouden Eric en Luc Leman een contract hebben tot eind 1976 bij M.I.C. Ook Benny
Schepmans zou die ploeg vervoegen. Andere blijvers zouden zijn : Dirk Baert,
Staf Van Roosbroeck, Wilfried Wesemael, Serge Van Daele, Eddy Van Hoof, Raf
Constant, Herman Beysens, André Doyen, Ghislain Van Landeghem, Herman Vrijders,
Theo Verschueren, Bernard Bourguignon, Jean-LucYanssene, Noël Vanclooster en .
André Dierickx die dan toch niet naar Watney zou gaan.
Op 28 november lezen we in een krantenartikel
dat Florent Van Vaerenbergh bevestigt dat hij met Gero, de Gribaldy en de
Franse rijwielfabrikant Jeunet een ploeg zou vormen. Eric Leman zou voor deze
ploeg rijden. Verder blijkt ook dat na de troubles met M.I.C. Lomme Driessens
weer contact opnam met Florent Van Vaerenbergh en dat zij alle misverstanden uit
de tijd van Rokado opgeklaard hebben. Florent werd zelfs door Lomme gevraagd
mee te stappen in de ploeg Alsaver die hij aan het opzetten was. Deze ploeg
zoubestaan uit een tiental Nederlanders
waaronder Leo Duyndam alsook vier Belgen nl. Staf Van Roosbroeck, Albert en
Frans Van Vlierberghe en Lucien De Brauwere en een in België wonende Spanjaard
Don Castillo. Florent Van Vaerenbergh bedankte echter vriendelijk want hij wou
zijn ex-M.I.C.-renners niet in de steek laten.
Op 12 december kreeg de heer Asselbergh de
wereldbeker intermerken overhandigd. Opvallend was al dat er van de ploeg op de
uitreiking in Antwerpen enkel Herman Vrijders en Jan Van De Wiele, die het
einde van carrière aankondigde, aanwezig waren. Geen van de aangekondigde
renners van de ploeg van 1975 was aanwezig. Evenmin de bondsverantwoordelijken
of Félix Levitan.
Op 13 december, enkele uren nadat de heer
Asselbergh van M.I.C. de wereldbeker intermerken had ontvangen en zijn ploeg
voor 1975 had voorgesteld ontplofte de bom. Via het agentschap Belga maakte
dezelfde heer Asselbergh bekend dat de ploeg M.I.C.-Carlos voor 1975 ontbonden
werd. Dit bericht werd oorspronkelijk vergezeld door nogal wat kwetsende
uitlatingen naar bepaalde personen toe. Deze passages werden door het
agentschap geweerd. Mogelijks had dit alles iets te maken met de uitlatingen
van dhr. Lippens van Sportatijdens een
radio-interview.
Eind van het verhaal : Alle renners konden weer
op zoek gaan naar een andere ploeg.
Charles Hut, wielerkampioen en Belgische Papillon.
Beste wielerliefhebber,
Deze keer had ik graag weer een merkwaardig verhaal, gelinkt
aan de wielersport, naar voor gebracht. Opnieuw tijdens het lezen van het boek
Olympic Gangster, The legend of José Beyaert Cycling Champion, Fortune
Hunter and Outlaw van Matt Rendell kwam ik een eigenaardige historie tegen die
mij tot verder onderzoek dreef. Deze keer gaat het om Charles Hut, ex-renner,
met een verhaal dat leest als een avonturenroman.
Charles Hut werd
geboren in Longwy 23 augustus 1894, toevallig dezelfde dag, maar ander jaar,
als ikzelf. Longwyligt in Frankrijk
nabij het drielandenpunt waar Frankrijk, België en Luxemburg elkaar raken. Hij
was de zoon van een Luxemburgse vader en een Belgische moeder, en was dus
eigenlijk half Belg. Hij groeide op, omringd door zijn twaalf broers en zussen
in Longlaville, een klein stadje 5 km van Longwy, vlakbij de Luxemburgse grens.
Pas op latere leeftijd, ik kon niet achterhalen wanneer juist, kreeg hij de
Franse nationaliteit.
Charlot casse cou was er zijn bijnaam en hij stak meer energie in het vrij
door de natuur ronddolen dan in de schoolboeken. Ondanks het feit dat hij vrij
intelligent was kon hij amper lezen of schrijven.
Op zijn dertiende, vond hij een baan als arbeider in een metaalfabriek. Het
gezin vestigde zich rond die tijd in Herserange, eveneens in de buurt van
Longwy. De vader van Charles Hut kocht er een klein hotel restaurant dat hij
vervolgens uitbaatte.
In 1910, Charles was toen 16 jaa,r zag hij de Tour de France passeren. Het
voorbijrijdende peloton fascineerde hem zodanig dat hij besloot om ook
wielrenner te worden. Hij schreef zich in bij de ClubUnion Cycliste Longovicienne en twee jaar
later was hij reeds één van de beste renners van de club. De volgende jaren
werd hij ondersteund door het roemruchtige fietsenmerk Alcyon voor wie hij 20
nationale koersen won en één internationale wedstrijd. Hij was onmiskenbaar een
groot talent en er werd hem een mooie toekomst als wielrenner voorspeld o.a.
door François Faber, Lucien Petit-Breton en Henri Desgrange. Zelf droomde
Charles van de Tour de France maar zoals voor veel jongeren stak de Grote
Oorlog hier een stokje voor.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 wou hij dienst nemen in het Franse
leger. Maar hij werd geweigerd omdat hij de Franse nationaliteit niet had. Hij
kon die pas verkrijgen op de dag van zijn eenentwintigste verjaardag, in 1915 dus.
Het feit dat hij geen militaire dienstplicht vervulde, maakte dat de mensen in
de omgeving over hem begonnen te roddelen. Het was in die periode dat Charles
Hut zou deelgenomen hebben aan een overval van een Crédit Ouvrier-winkel, samen
met drie Italianen.
Hij werd gearresteerd en belandde in de gevangenis in afwachting van zijn proces.
Na veertig dagen opsluiting, op 31 december, 's avonds, besloot hij te
ontsnappen in het gezelschap van zijn celgenoten. Nadat hij de Luxemburgse grens
overstak kwam hij bij een van zijn ooms terecht. Tien dagen later werd hij
gearresteerd en voor een rechtbank van het Groothertogdom Luxemburg geleid. Daar
werd hij onschuldig bevonden en vrijgesproken voor de roofoverval.
Voor de rest van de oorlog, bleef hij in Luxemburg, waar hij Maria ontmoette
met als resultaat de geboorte van de kleine Michael op 19 april 1916.
Na de oorlog, in 1919, verliet hij het Groothertogdom Luxemburg om zijn familie
terug te vinden. Bij zijn terugkeer bleek dat zijn vader zelfmoord had gepleegd
en dat het restaurant van het hotel, dat zijn ouders openhielden, was verwoest
door de bombardementen.
Charles ging op
zoek naar werk om zijn moeder, die moeite heeft om de jongere broers en zussen eten
te geven, te helpen. Zijn inspanningen om werk te vinden waren echter tevergeefs.
In die periode hervatte hij ook het
wielrennen, in de hoop een professionele carrière uit te bouwen en zo zijn
familie te kunnen onderhouden.
Hij kwam in kennis met een zekere Husson, een
gepensioneerd politieman, op dat ogenblik boekhouder op de afdeling van de herstelbetalingen
in Longwy. Ze werden vrienden, dit tot vreugde van Husson die een oogje had op
één van de zussen van Charles. Om nog meer in de gunst van Charles, en zijn
zus, te komen, probeerde Husson Charles te overtuigen mee te doen aan een
overval. Charles, die nog steeds geen
werk gevonden had, was makkelijk te overtuigen. Husson gaf aan dat het raam van zijn kantoor open zou
staan en dat in de kamer een kast stond met een grote som geld. Een van de
volgende nachten drong Charles via het raam het kantoor binnen en stal de grote
som geld, die hij vervolgens ging begraven
in de buurt van een klein bosje.
De volgende dag, toen het in de stad gonsde van de geruchten over de inbraak, gingen
Charles en een vriend naar Longuyon om daar de dag door te brengen zodat ze uit
het zicht bleven.
In het Hotel de la Gare, waar ze het ontbijt namen, ontmoetten ze de commissaris die indertijd Charles ondervraagd
had betreffende overval op de Crédit Ouvrier-winkel.
De commissaris wachtte daar op de aankomst van de trein van Nancy, met de inspecteurs
die het onderzoek op de inbraak in Longwy zouden leiden. Charles werd door de
commissaris voorgesteld aan de inspecteurs en hij, beval hem zelfs aan om hen
te helpen!
Charles kon echter zijn mond niet houden en vertelde aan één van zijn broers de
ware toedracht en gaf hem zelfs een deel van de buit en een deel van het geld
om Husson uit te betalen. Daarna vertrok hijnaar Belfort om zich bij zijn vrouw
en kind te voegen. Een tijdje later vertrok hij naar Parijs, naar een hotel
vlak bij de Porte Maillot, waar hij een contract zou tekenen bij Alcyon om als
beroepsrenner voor hen te rijden. Het contract werd echter nooit ondertekend
want in Parijs toegekomen werd hij gearresteerd.
Hij werd in de
Quai des Orfèvres ondervraagd over de Longwy-zaak, maar hij hield zijn mond. Hij
werd overgeplaatst naar Longwy, en daar dat Husson zijn geld had uitgegeven aan
allerlei aankopen waardoor deze snel verdacht werd. Husson werd ondervraagd en
viel door de mand. Charles belandde in de gevangenis van Nancy en werd
vervolgens in een psychiatrisch ziekenhuis in Maréville onderzocht in
afwachting van zijn proces.
Charles Hut verscheen voor het Hof van Assisen in februari 1920. Hij werd
veroordeeld tot 12 jaar dwangarbeid, Husson kreeg 10 jaar dwangarbeid, Charles
broer kreeg twee jaar gevangenis. De rechter bleek een jurylid te zijn die
Charles Hut nog twee prijzen had uitgereikt in 1913 na zijn overwinningen in
Trieux en Marieulles. Wat een ironie. Charles Hut werd aldus dwangarbeider,
niet van de weg zoals de broers Pélissier, maar in de letterlijke betekenis.
Charles Hut, gevangene nr. 43963, werd gedeporteerd naar Guyana, waar hij,
gezien zijn goed gedrag in de verschillende Franse gevangenissen een baantje
als slagersjongen kreeg in St. Laurent en vervolgens zelfs visser werd op Ile
Royale. Lokale handelaars mochten de gedetineerden inhuren, ze betaalden
daarvoor aan de Franse Marine, maar moesten een boete betalen indien de gedetineerde
ontsnapte.
Maar Charles, net als alle andere veroordeelden, had maar één ding in het
achterhoofd, namelijk ontsnappen. Hij wou naar de Verenigde Staten reizen en
daar de Zesdaagse van New York rijden. Maar daarvoor was er geld nodig, veel
geld, en dat had Charles niet.
In Cayenne, waar hij ondertussen werkzaam was bij het onderhoud van de telegraaflijnen,
ontmoette hij een andere veroordeelde en beiden besloten om in te breken bij
een juwelier in de buurt. Na de inbraak verborgen de twee compagnons hun buit
door deze te begraven in het bos. Helaas, de handlanger van Charles kon zijn
mond niet houden. Verraden, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot vijf jaar,
bovenop zijn 12 jaar, in de gevangenis op het eiland St. Joseph. Zijn compagnon
werd verbannen , kreeg lepra, werd blind en werd verteerd door de gedachte dat
de buit nog altijd in het bos begraven lag. Uiteindelijk overleed hij een
tijdje.
Eens deze vijf jaar beëindigd, werd Charles tewerkgesteld in Pariacabo in de buurt van Kourou. Ook daar
zorgde hij voor het onderhoud van telefoonlijnen. Hij verdiende geld door onder
andere zeldzame vlinders te vangen waaronder de Blue Morpho waarvan beweerd
werd dat de kleurstoffen van de vleugels in Amerikaanse dollars verwerkt werd.
Op één ochtend kon hij soms 50 van die vlinders vangen.
Zijn droom om ooit te ontsnappen bleef echter intact. Samen met een Aziatische vriend,
plande hij de diefstal van een boot van het gevangeniswezen, en een inbraak om
aan voedsel te geraken. Het plan werd
uitgevoerd, het eten, meestal blikjes en gecondenseerde melk, werd op een
veilige plaats verborgen. De volgende nachten hielden ze zich bezig met het maken van zeilen en touwen voor de boot.
De dag van ontsnappen brak uiteindelijk aan. Charles bevond zich al aan boord
van de boot, zijn vriend wou net op de boot stappen, toen er plotseling twee
schaduwen, politiemannen, verschenen die het vuur openden op de vluchtelingen. Charles wist te
ontsnappen en keerde terug naar zijn cel. Zijn vriend werd opgepakt, en verried
Charles. Charles werd opnieuw veroordeeld door het Tribunal Maritime Spécial
van St. Laurent, deze keer slechts tot zes maand gevangenis.
Eens zijn straf beëindigd, keerde hij terug
naar het kamp in Pariacabo waar hij zijn oude baan weer opnam. Gezien hij meer vrije
tijd had zette hij een handeltje op waarbij hij de aankopen in de stad deed ten behoeve van de gevangenisbewakers en
hun families. Hij slaagde er ook in wat groenten te kweken die hij dan
verkocht. Dit was blijkbaar niet naar de zin van iedereen, en dus werd hij
overgebracht naar de haven van Kourou, waar hij verantwoordelijk werd voor de
berging en de restauratie van twee oude boten.
Op 16 juni 1934, werd hij vrijgelaten uit de gevangenis. Maar zoals elke
gevangene, moest hij in Guyana blijven, onder toezicht van de gevangenisdirectie.
Hij ging naar Cayenne en vond werk als een tuinman in het ziekenhuis van de
Zusters van St Vincent de Paul. Zijn goed gedrag en zijn hard werken leverde
hem de achting van allen op. Maar zijn droom om te ontsnappen uit Guyana bleef.
En dus, zoals altijd voor een succesvolle ontsnapping, had hij geld nodig.
Met twee toevallig
ontmoette vrienden, forceerde hij de deur van een winkel, en kwam oog in oog te
staan met de gendarmes. Een van de handlangers had het plan aan de politie
verraden. Opnieuw werd hij veroordeeld. De rechter veroordeelde hem tot een
jaar in de gevangenis en verbanning naar het kamp van St Jean. Zijn goede gedrag
leverde hem echter de toestemming op om een handeltje in drank en tabak op te
zetten.
Op een avond, werd hem een ontsnappingsplan voorgesteld. Charles accepteerde
direct om mee te doen. Op een nacht, samen met vier anderen, ging hij op weg
naar de vrijheid. Met een kleine maar stevige boot vaarden ze de Maroni rivier
af. De vluchtelingen hoopten de kust van Venezuela te bereiken. Een woeste zee besloot
echter anders, en na enkele stormachtige dagen, bereikten ze uitgeput en uitgehongerd het eiland Trinidad. Ze
waren het gespreksonderwerp van het moment bij de plaatselijke bevolking en werden
uitgenodigd op recepties en in restaurants.
Maar Charles was
nog steeds vastbesloten om naar Frankrijk terug te keren en dit ten koste van
alles. Hij scheepte clandestien in op een Duitse vrachtschip de S.S. Caribia. Hij
werd echter ontdekt en belandde op het eiland Barbados, waar hij werd
overgedragen aan de plaatselijke autoriteiten. Toen hij voor de rechtbank
verscheen was zijn verdediging dat hij niet clandestien op het schip zat omdat
hij een toegangsticket had betaald om het schip te bezoeken en dat hij jammer
genoeg te laat het schip verlaten had. De rechtbank volgde zijn redenering en
hij werd dus niet schuldig gevonden. De rechtbank volgde hem ook in zijn
verzoek om het Duitse bedrijf te verplichten hem naar Europa te repatriëren.
Charles, doodgelukkig, geraakte op die manier op weg naar Amsterdam, of zo dacht
hij althans. Na een korte stop in Portsmouth, bleek dat het schip, tot zijn
ontsteltenis op weg was naar Cherbourg. Bij zijn aankomst werd hij welkom
geheten door de politie die door de gezagvoerder, waarschijnlijk rancuneus door
de uitspraak van de rechter, was gewaarschuwd.
Charles werd onmiddellijk
opgesloten in de gevangenis van Cherbourg, en zal gedurende de volgendetwee jaar een ongelooflijke Tour de France
doen, maar dan een van de gevangenissen. Na Cherbourg volgden Caen, Rennes, Le Mans, Nantes, La Rochelle,
Angoulême, Limoges, Riom, en tenslotte St Martin de Ré, laatste halte voor een
terugkeer naar Guyana.
Charles Hut was weer terug bij af. Het Tribunal Maritime Spécial veroordeelde
hem opnieuw tot een jaar in de gevangenis. Gezien hij echter al twee jaar in
Franse gevangenissen had doorgebracht werd hij op borgtocht vrijgelaten, en
keerde terug naar het kamp van St Jean.
Een paar maanden
later kwam hij opnieuw voorwaardelijk vrij, maar was gedwongen in Guyana te
blijven met een verbod om naar Cayenne te reizen. Hij vond een baan in een
suikerfabriek in de buurt van Cayenne. Zijn goede diensten en goed gedrag
leverde hem de toestemming op om één keer per week naar Cayenne te gaan.
We zijn ondertussen in 1939, de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, en met
acht andere metgezellen, besloot hij om zich bij Vrij Frankrijk aan te sluiten.
Opnieuw bemachtigden ze een boot die ze clandestien in paraatheid brachten. Op
6 september 1941 s avonds laat werd het anker gelicht. Met een vat van 200
liter water, voedsel voor enkele dagen, en een kompas als enigste instrument waagden ze hun
kans.
Op 11 september legden ze aan in Georgetown, Brits Guyana. Ze werden voorgebracht
bij de plaatselijke autoriteiten die hen vrij lieten. Hen werd wel duidelijk
gemaakt dat, gezien de omstandigheden, zij ongewenst waren in het land. Twee
weken later, nadat hun boot gerepareerd was, en zij voldoende voedsel
ingeslagen hadden, zetten ze koers naar Puerto Rico.
Na een epische reis, met zware stormen, een ontmoeting met een U-boot en een
Duits bevoorradingsschip, verbannen uit de Dominicaanse Republiek, terug gestuurd
uit Haïti, kwamen zij uitgeput, en verteerd door honger, uiteindelijk aan in
Cuba op 3 november 1941. Ze werden opgesloten in de centrale gevangenis van het
land, en vrijgelaten op 18 april 1942, waarna ze in een immigratiecentrum
geplaatst werden. Daaruit werden ze pas vrij gelaten nadat ze in hongerstaking
gingen.
Charles Hut bleef in Cuba tot 1947. Hij verdiende er geld met de handel in
wapens. Op 4 juli 1947, voer hij als verstekeling mee op een schip met
bestemming Miami. Opnieuw werd hij ontdekt en overgedragen aan de autoriteiten.
Opnieuw werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. In december 1947
werd hij overgedragen aan de Cubaanse autoriteiten.
Terug in Havana, voorzag
hij in zijn broodwinning door drugshandelaar te zijn, marihuanateler en opnieuw
wapenhandelaar. In de Prado nachtclub ontmoette hij Charles Lucky Luciano,
de beruchte gangster. Voordat Charles echter kon opgenomen worden in de kringen
rond Lucky Luciano, werd deze laatste gedeporteerd naar Italië.
Op Cuba leerde
Charles Hut ook Ernest Hemingway kennen. Er was zelfs sprake dat Hemingway het
levensverhaal van Charles Hut zou neerschrijven. Gezien Hemingway met twee
andere boeken bezig was, is het er nooit van gekomen.
Na 7 jaar Cuba werd
hij ingehuurd als zeeman op een koopvaardijschip de S.S. Robert en kreeg hij
een Frans paspoort. Onder de
bemanningsleden Panama Al Brown, de 1929 wereldkampioen boksen in de bantamklasse.
Deze eerste hispanic wereldkampioen was aan lager wal geraakt en leed aan TBC. Charles
Hut en Panama Brown beleven vrienden totde dood van Brown in 1951.
Op een dag in
1950, bij de terugkeer uit Newfoundland, nam hij al zijn geld en besloot zijn
schip en werk te verlaten tijdens een tussenstop in New York. Twee dagen later scheepte
hij in op een cruiseschip met bestemming Frankrijk.
Aangekomen in Le Havre begon hij te zoeken naar zijn familie en vooral naar
zijn vrouw en zoon. Zijn moeder was ondertussen gestorven. Hij vond in een van zijn
zussen in Charleroi, in Arlon en Luxembourg zijn broers en een zus in Périgueux.
Gedurende anderhalf jaar probeerde hij tevergeefs in heel Frankrijk zijn vrouw
en zoon terug te vinden. Wanhopig besloot hij om Frankrijk te verlaten en terug
te keren naar de Verenigde Staten, om opnieuw op schepen aan te monsteren. In
Le Havre, vond hij werk in afwachting van zijn inscheping. En daar vond hij op
een dag zijn vrouw en zoon die tot die dag nooit op de hoogte geweest waren van
zijn veroordeling in 1920 tot 12 jaar dwangarbeid die er uiteindelijk 30
geworden waren.
Is dit een happy
ending story? Neen eigenlijk niet. Charles Hut liet zijn verhaal uiteindelijk
neerschrijven. Het boek Dix
ans parmiles fauves et les renquins
uitgegeven door éditions Scorpion kreeg in 1956 de Prix Tabou. Of
Charles lang bij zijn vrouw en zoon gebleven is heb ik niet kunnen terug
vinden. Hij vestigde zich in Rosny waar hij in een oude treinwagon leefde en
een autokerkhof uitbaatte. In 1967, werd Charles Hut, toen 73 jaar oud, gecontacteerd door Aldo Bellasco, een
ex-catcher en bendeleider. Samen met Jean Gaillard, 19 jaar, Mario de Soza
gekend als Mario le Portugais, 21 jaar en Serge Ranieri, 18 jaar deden ze
verschillende overvallen. In een bedrijf in Méreville maakten ze 400.000 FF buit,
bij een juwelier in Champégny 30.000 FF en ze beroofden om 3h. s nachts de
tachtigjarige Mevr. Marie Mantienne van haar spaargeld ten bedrage van 4.000
FF. De bende werd gevat en Charles Hut kwam een laatste keer in de kranten. Wat
zijn straf uiteindelijk werd heb ik niet teruggevonden.
Toch wel een mooi
verhaal van een wielerkampioen in spe die nooit zijn Tour de France reed maar
wel een Tour du Monde. En in elk geval nog spectaculairder dan het verhaal van
Papillon zijnde Henri Charrière
en verfilmd met Steve McQueen en Dustin Hoffman in de hoofdrollen. Een idee
voor Erik Van Looy? Charles Hut, wielerkampioen en dwangarbeider, met Filip
Peeters in de hoofdrol J
Hierbij de enige
foto die ik van Charles Hut terug vond.
Heeft België en bij uitbreiding Nazareth een extra Olympisch Kampioen?
Beste lezer,
Deze keer een klein artikel maar niettemin een merkwaardig
artikel. Tijdens het lezen van het boek Olympic Gangster, The legend of José
Beyaert Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell kwam ik
een eigenaardige historie tegen.
José Beyaert werd in 1948 1e in de wegrit op de
Olympische Spelen in Windsor Great Park te London. Hij werd tevens 3e
in het ploegenklassement en won dus goud en brons. José Beyaert kwam uit voor
de Franse ploeg en de medailles staan dan ook op het conto van Frankrijk.
Niettemin kunnen hier vragen bij gesteld worden. Maar eerst
een kort stukje familiegeschiedenis.
In de parochieregisters van Nazareth vond ik het volgende : 26/12/1901
huwelijk tussen BEYAERT Joannes Evaristus en LAMONT Maria Leontina. In het
bovenvermeldde boek lees ik dat Evarist Beyaert in 1912 zijn vrouw en drie
kinderen achter liet om naar de USA te emigreren. Hij komt met de Nieuw
Amsterdam aan op Ellis-eiland op 29/04/1912 met 100 $ op zak, samen met
Theophile Mehuys en Auguste Defauw. Hij is op dat ogenblik 35 jaar oud. Hij
staat geregistreerd als non-emmigrant alien hetgeen betekent dat hij een
retour-ticket heeft. Zijn contactpersoon is een zekere Verhaegen en zijn
bestemming was St. Louis Missouri om daar op een boerderij te werken.
Evarist Beyaert beweerde dat hij al in 1910 in St. Louis zou
geweest zijn maar daar zijn geen gegevens van terug te vinden.
Dat hij zijn vrouw en kinderen definitief verlaten had
blijkt uit het volgende. Evarist zocht een (nieuwe) vrouw onder de emigranten
maar die waren zeldzaam. Vandaar dat hij naar België terug keerde. Gezien op
dat ogenblik de eerste wereldoorlog volop bezig was en een terugkeer naar de
USA onmogelijk was,trok hij naar
Parijs. Daar vond hij zijn nieuwe vrouw en bleef hij in Frankrijk om als
schoenmaker de kost te verdienen.
Eén van zijn kinderen, José Beyaert (die zal ik aanduiden
met sr.), had na de oorlog Nazareth verlaten en was geëmigreerd naar Lens om
daar aanvankelijk in de koolmijnen te werken. Hij was echter bang in de mijnen
en werd dan ook maar schoenmaker zoals zijn vader. Daarnaast was hij amateur
wielrenner.
José Beyaert sr. huwde met de Française Marie Legrand en
samen kregen ze twee kinderen. José Beyaert jr. werd geboren op 1 oktober 1925
in de Rue de Bois 134 te Lens. Twee jaar later, op 11 november 1927, werd
Georges Beyaert geboren. Beiden zouden later beroepsrenners worden.
Op een bepaald ogenblik verhuisde de familie naar Parijs.
Volgens de familieanekdote ontmoetten ze daar toevallig Evarist Beyaert die hen
zijn schoenenwinkel verkocht. Of dit echt zo gebeurde is maar de vraag.
José Beyaert sr. wou in 1936 de Franse nationaliteit
verwerven. Hij had daarvoor 5 documenten nodig. Tegen dat hij echter het vijfde
document in handen kreeg was het eerste document al verlopen. José Beyaert sr. bleef
dan maar Belg.
In 1939 werd hij alsnog Fransman bij de mobilisatie. Men
herinnerde zich zijn aanvraag tot naturalisatie en de papieren waren direct in
orde. José Beyaert sr. werd gemobiliseerd en moest naar . België gaan. Hij is
echter nooit gegaan en heeft heel de oorlog in Pantin, bij Parijs, gebleven.
José Beyaert jr. werd in 1945 opgeroepen voor de militaire
dienst. Hij mocht echter weer naar huis omdat de lichting 1925 vrijgesteld
werd. De reden was dat zij al genoeg geleden hadden van de oorlog.
Nadat José Beyaert jr. al Olympisch kampioen geworden was en
een beetje geld verdiend had met wielrennen wou hij samen met zijn broer, die
toen zijn militaire dienst vervulde in Marokko, een bar-tabac overnemen.
Opdat zij o.a. alcohol zouden mogen verkopen moesten zij een
licentie kopen. Toen zij bij de administratie kwamen bleek dat zij dat niet
konden. De reden was dat ze geen Fransman waren. José jr. had medailles
gewonnen op de Olympische Spelen voor Frankrijk en was dus geen Fransman.
Georges die zijn militaire diensplicht vervulde in het Franse leger was dus
geen Fransman.
De reden was te vinden in de Code Napoleonic die stelde
dat er twee generaties geboren moesten zijn Frankrijk voordat je Fransman kon
worden. En gezien José jr. en Georges de eerste generatie waren .
Conclusie : gezien José Beyaert in 1949 niet als Fransman
beschouwd kon worden moeten we hem wel als Belg beschouwen. En dus heeft België
er een gouden medaille bij. Hoe het met de bronzen medaille van de Franse ploeg
zit weet ik niet. Eigenlijk dienen ze gediskwalificeerd te worden. Welke ploeg
vierde werd is mij onbekend.
Bij uitbreiding kunnen we dus zeggen dat een nazaat van de
familie Beyaert uit Nazareth een gouden medaille won op de Olympische Spelen
1948.
Hoe het verder afgelopen is met de naturalisatie van José
Beyaert jr. is mij niet duidelijk. Is hij uiteindelijk Fransman geworden?
Waarschijnlijk wel. In elk geval is hij uiteindelijk geëmigreerd naar Columbia
en heeft daar een zeer avontuurlijk bestaan geleid.
Hij overleed uiteindelijk op 11 juni 2005 in La Rochelle
(Charente-Maritime), Frankrijk.
Zijn erelijst :
19453e in Nationaal Kampioenschap, Op de weg,
Amateurs, Frankrijk
19481e in Olympische Spelen, Op de weg,
Amateurs, Windsor Great Park, London
19483e in Olympische Spelen, Op de weg,
Ploegenklassement, Amateurs, Windsor Great Park, London
19491e in Algiers
19491e in GP de l'Echo d'Alger, Alger
19501e in Avignon
19501e in GP d'Isbergues
19501e in GP Helyett
19501e in Paris - Boulogne-sur-Mer, Boulogne-sur-Mer
19521e in 2e etappe Vuelta a Colombia, Fresno
(COL)
19521e in 3e etappe Vuelta a Colombia,
Manizales (COL)
19521e in 6e etappe Vuelta a Colombia, Riosucio
(COL)
19521e in 11e etappe Vuelta a Colombia, Ibagué (COL)
19521e in 13e etappe Vuelta a Colombia, Bogota (COL)
Beste lezer, Martin Luther King werd wereldberoemd met zijn
speech die startte met de gekende woorden I had a dream. Niet dat ik mij met
Martin Luther King wil vergelijken maar ook ik had een droom. En de
samenvatting van deze droom wil ik jullie hier mee geven.
Ik had een droom dat op een of andere manier de heer Pat
McQuaid, voorzitter van de UCI, zijn ontslag kreeg en dat ik aangesteld werd
als nieuwe voorzitter van de UCI. Ik kreeg rasechte Jean-Luc Dehaene volmachten
en mocht binnen de UCI de hervormingen doorvoeren die ik wou.
%%%FOTO1%%%
Men hoefde mij dit geen twee keer te vragen en ziehier de
veranderingen die ik zou doorvoeren in het wielrennen met hier en daar de
verantwoording en een beetje uitleg.
Ik zou mij in het begin voornamelijk bezighouden met die
takken van de wielersport die mijn grootste affiniteit dragen. D.w.z. dat
Trial, MTB en BMX niet direct hoeven te vrezen dat ik hun wereld op de kop zet.
De piste, het veldrijden en het wielrennen op de weg zou ik echter wel grondig
onder handen nemen.
Op de weg zou ik een 180° bocht nemen en het wielrennen
proberen terug te brengen naar zijn oorsprong. De structuur zoals de Worldtour
er nu een is zou ik afschaffen. Het maakt in mijn ogen het echte wielrennen
stilaan dood en vervangt het door een rijdend circus waarbij er maar één
symbool centraal staat nl. de , en niet de wielerliefhebber.
Mijn voorstel zou zijn om in wedstrijden slechts ploegen van
5 à 6 renners toe te laten i.p.v. de 9 à 10 van nu. Dit zou in mijn ogen
verschillende voordelen opleveren. Ik som er enkele op :
De ploegen zouden op hun geheel veel kleiner worden. Nu is
een ploeg uit de Worldtour in feite een kleien KMO. Quick Step is een ploeg met
ongeveer 60 man in dienst. Die moeten allemaal betaald worden en dat kan alleen
maar door multinationale firmas. Hierdoor zijn er slechts 20 sponsors die de
gelegenheid krijgen de vele TV-uitzendingen te halen. Het levert zoals geweten jaarlijks
discussies op bij het toekennen van de wildcards voor de Tour de France.
De namen van de sponsors, er zullen er minder per ploeg
nodig zijn, zullen duidelijker leesbaar worden. Want dan kan misschien elke
huidige cosponsor hoofdsponsor worden. En eerlijk, hoe duidelijk is de naam van
de meeste cosponsors nu te lezen? Vele truien zijn een kakofonie van namen,
logos, kleuren enz. Soms een vloek voor het oog. Ik ontken niet dat er een
vorm van nostalgie verborgen zit in deze wens, maar ook de huidige sponsors
hebben dat ingezien. De meeste truien zijn al veel soberder dan die van
vroeger. Kijk maar naar die van Leopard.
Indien de ploegen kunnen gehalveerd worden, dan kunnen er
dubbel zoveel ploegen een sponsor vinden waardoor er meer en iets kleinere
bedrijven in aanmerking komen. Laat er ons gemakshalve van uit gaan dat er op
die manier 40 volwaardige teams van ± 10 à 12 renners ontstaan met een
omkadering van nog eens 15 man en een wagenpark dat ongeveer de helft is van
wat nu het geval is.
Aan de start van een grote wedstrijd genre Ronde van
Vlaanderen of Tour de France kunnen dan bv. 40 ploegen met 5 renners staan. Dit
zal natuurlijk een immense impact hebben
op de wedstrijden zelf. Er zal veel individueler gereden worden, hetgeen
uiteindelijk de oorspronkelijke bedoeling was van het wielrennen. Men reed van
A naar B en de renner die als eerste de streep overschreed in B was de winnaar.
Compleet individuele wedstrijden zullen er echter niet meer komen. Maar met de
kleine ploegen zal het zeker zo zijn dat één ploeg een wedstrijd niet meer kan
verlammen. Vijf renners per ploeg betekent dat er misschien één kopman is en
vier helpers. Die vier helpers kunnen een peloton van 195 andere renners niet
controleren. Dus dat belooft gegarandeerd spektakel. Het resultaat zal
verschillen in wegwedstrijden en rittenwedstrijden.
Neem nu Milano-Sanremo met 40 ploegen aan de start.
Kopmannen, favorieten, helden, ze zullen allemaal attent vooraan moeten zitten
om mee te zijn bij eventueel gevaarlijke ontsnappingen.Men zal zich niet moeten verstoppen in de
buik van het peloton tot de Poggio om dan met een demarrage net voor de top weg
te springen. De avonturiers, de durvers, de hardrijders zullen weer aan de bak
komen en we zullen mooie winnaars hebben die terecht als de sterkste van de
wedstrijd kunnen bestempeld worden.
De Tour de France zal tenminste weer echte duels geven
tussen de kopmannen. Eén ploeg die de bergritten versmacht met een ongenadig
tempo , het zal niet meer te zien zijn. Het zal aanvallen regenen want elk
ploeg zal zijn graantje van de publiciteit willen meegraaien. Twee, drie, vier
kopmannen die persoonlijke duels uitvechten op de flanken van de Ventoux, de
Aubisque, de Tourmalet of de Puy de Dome. Beelden om van te smullen.
Weg de treintjes voor de spurters. De slaapverwekkende
ritten waarbij de vluchters op 1,5 km van de streep netjes uitgerekend gegrepen
worden. Wie blijft er wakker tijdens die ritten in de Tour? Ik in elk geval
niet. Vijftien man die ontsnappen met daarin een aantal gevaarlijke renners die
minuten voorsprong nemen. Diezelfde renners die s anderendaags hun
inspanningen moeten bekopen en wiens ploeg dit niet kan verdoezelen waardoor
weer andere renners voorsprong nemen.
En zo kan ik blijven verder gaan met het opsommen van de
wedstrijdbeelden die ongetwijfeld zullen volgen bij het inkrimpen van de
ploegen.
Een tweede beslissing zou zijn om de mondialisering van het
wielrennen te stoppen en .. te promoten.Door de bovenstaande beslissing van kleinere ploegen zou de
mondialisering zo al moeilijker worden. Teams zouden geen budgetten meer hebben
voor verplaatsingen naar Amerika of Azië. We zouden terug een hoofdzakelijk
Europees circuit krijgen. Eigenlijk is het een beetje te vergelijken met het
voetbal. Daar heb je naast de Europese competities, landelijk en Champions
League, ook de Zuid-Amerikaanse, de Afrikaanse enz . competities. Inter Milaan
zal nooit enkele wedstrijden in de Braziliaanse competitie gaan spelen. De
gedachte alleen is al absurd. Maar, om de vier jaar is er het
wereldkampioenschap voetbal waar alle continenten vertegenwoordigd zijn.
In het wielrennen zullen er ook wedstrijden blijven in
Australië, de USA, Rusland enz Maar of onze Europese renners daar heen
moeten? Ik denk dat het beter zou zijn dat één keer per jaar, ter gelegenheid
van het WK, alle renners tegen over elkaar kunnen komen te staan. Kampioenen
van andere continenten kunnen zich dan meten met kampioenen uit Europa. En als
individuele renners hier willen komen koersen, of Belgen in Australië, dan
blijft dat mogelijk.
En dat er nu in bepaalde landen minder of geen wielrennen
is, wat maakt dat uit? In hoeveel landen wordt er cricket gespeeld? In hoeveel landen speelt men American
football? Baseball? Die sporten overleven toch ook? En ja hier in België zijn
er amateurs die American football spelen of baseball. Moeten die ploegen
meedoen met de Amerikanen? Komen de Amerikanen hier spelen? Idem voor het
basketbal.
Ook tradities dienen gerespecteerd te worden. En kunstmatige
constructies creëren helpt niet. De experimenten met wedstrijden in de
Worldtour te brengen die er niet thuis horen spreken voor zich.
Wielrennen is gebaseerd op traditie en leeft bij de gratie
van de traditie. Vaders nemen hun zonen mee naar de koers omdat zijzelf
indertijd met hun vaders naar de koers gingen. De ouderen supporterden voor Rik
I of Rik II, de zonen voor Merckx en de kleinkinderen voor Boonen of Gilbert.
De ouderen spraken over de Tour de France en de Ronde van
Vlaanderen en Paris-Roubaix, de zonen spreken over Tour de France en de Ronde van
Vlaanderen en Paris-Roubaix en de kleinkinderen zullen spreken over de Tour de France en de Ronde van Vlaanderen
en Paris-Roubaix. Waarom? Omdat dat legendarische koersen zijn. En dat is niet
zo voor de GP van Schuiferskapelle hoe lokaal verankerd deze wedstrijd ook mag
zijn.
Neem nu de Formule 1. Welke races willen grote kampioenen
zeker winnen? Imola, Nurnburgring, Francochamps, Monaco. Dat zijn de grote
races. De GP van Bahrein winnen is mooi maar zal misschien pas na 50 jaar, als
die dan nog bestaat, gewaardeerd worden.
Neem nu tennis. Wat willen de spelers winnen? De Australian
Open, Roland Garros, Wimbeldon, de US open en de Masters. De rest is mooi om te
winnen maar net dat niet.
Welke matchen van het voetbal zijn de grote publiektrekkers?
Club Brugge-AA Gent, Club Brugge Standard en ja o.k. voor de Anderlechtfans,
Club Brugge-Anderlecht. Wat men noemt de topduels.
In de atletiek wil men winnen op de Bisleth-games, in London
en op de Memorial Ivo Van Damme. En in de triatlon geldt ook maar één
overwinning als DE overwinning nl. de Iron Man van Hawaï.
Dus neem ik de beslissing van een nieuwe kalender op te
zetten met oog op de traditie en desnoods hulp van de UCI om organisatoren die
al dan niet tijdelijk in moeilijkheden zitten te helpen. Dat betekent ook dat
er geen kilometer beperking meer komt. Dat er geen wedstrijden van 500 km
moeten komen is evident. Maar een klassieker mag gerust 300 km lang zijn. Dan
pas komen de sterke renners naar voor en met de kleine ploegen denk ik dat we
mooie wedstrijden zullen krijgen.
Dus ook geen gezever meer dat de Tour de France maar 2 weken
meer mag worden. Dan wordt de Tour gewoon een lange Dauphiné-Libéré. De Tour
duurt 3 weken, er zijn cols te beklimmen en als het niet gaat, moet men maar
trager rijden. Het ging vroeger, het kan nu ook. Trouwens niemand is verplicht om
te starten.
Nog een beslissing zou zijn om de klassering van Worldtour,
professionele continentale ploegen en continentale ploegen op te heffen. Je
bent prof of je bent geen prof. Punt aan de lijn. Profs rijden het WK voor de
profs , niet-profs rijden het WK van de niet-profs. Kijk maar wat er gebeurde
met Ciolek. Die won het WK bij de beloften maar kon nooit met zijn WK-trui
rijden. Dat men niet geslaagde profs niet meer toelaat op het WK voor
niet-profs, daar kan ik mee leven. Het is hier ook niet de bedoeling dat ik
alle beslissingen in detail uitwerk natuurlijk.
Trouwens het WK moet weer vroeger in het seizoen komen. Nu
zijn er veel te veel afzeggingen omdat het veel te laat op het jaar komt. Ik
zou opteren voor net voor de Vuelta. Alle toppers kunnen zich dan hierop focussen.
Ik wil hier nog een paar beslissingen meegeven die ik niet
in detail ga uitwerken omdat ik het ook over de piste en het veldrijden wil
hebben.
De kermiskoersen moeten weer makkelijker georganiseerd
kunnen worden.
Het voorgestelde WK ploegentijdrit wordt zeker niet
ingericht.
De nationale truien moeten duidelijk herkenbaar zijn en
traditie geldt hier ook. Geen fantasietjes zoals in Luxemburg en Spanje. Een nationale
trui dient met trots gedragen te worden.
Elke ploeg zou of een pistier of een veldrijder in zijn
rangen moeten hebben. Dit punt brengt mij dan bij een volgende reeks
beslissingen.
Ik begin bij de piste. Vanaf morgen gaan we vijftig jaar
terug en we keren terug naar de roots van het pistegebeuren. Op het WK en op de
Olympische Spelen worden enkel nog de traditionele disciplines gereden. Weg met
alle nieuwe kunstmatige uitvindingen om het flitsend, jeugdig en snel te maken.
Enkel nog de achtervolging, de sprint, de ploegenachtervolging, de 1 km
(desnoods met stilstaande en met vliegende start als het dan toch snel moet
gaan) en .. de terugkeer van de stayers en/of de dernys. Over ploegkoers en
puntenkoers twijfel ik nog en zelfs de tandem wil ik weer overwegen.
Waarom ik al die nieuwigheden van de tafel veeg? Stel u zich
maar voor dat men om het voetbal flitsender en sneller te maken vanaf morgen
met 25 spelers per ploeg speelt en er vier doelen opgesteld worden. Dit voorstel
lijkt op niks zoals de nieuwigheden van de UCI op niks gelijken.
En het argument dat een achtervolging saai is of een
surplace slaapverwekkend slaat nergens op. Was het feuilleton De Ronde ook
niet te traag voor veel mensen. Maar hoeveel bleven er kijken? Veel. Waarom kan
men de schoonheid van een achtervolging niet meer waarderen? De krachtsexplosie
van een sprint? Vreest men voor weer combines van de stayers? Met alle moderne
snufjes kan men toch goed de gangmakers monitoren? Men kan de snelheid
projecteren, de versnellingen, .
Tracht er een goed TV-spektakel van te maken. Iets dat
herkenbaar is en maak dat families naar de piste kunnen komen. Een namiddag piste
kan een alternatief zijn voor het voetbal. Of maak er een avondgebeuren van
zodat de veldritliefhebbers na de veldrit naar de piste kunnen gaan.
En zorg dat er profs zijn die er hun boterham kunnen
verdienen. Vandaar het voorstel om bij elke ploeg één veldrijder of pistier te
plaatsen.
Wat betreft het veldrijden zou ik niet zoveel zaken
veranderen. Het succes in Vlaanderen toont dat het mogelijk is. Alleen moet het
meer verspreid worden over Europese bodem. Dit hangt af van marketing. Dit
hangt af van al dan niet opgeklopte rivaliteiten. Mensen willen duels zien
zoals in de tijd van Albert Van Damme en Eric De Vlaeminck. Hetzelfde geldt
voor de piste. De duels Post-Verschueren waren duels om duimen en vingers af te
likken. En dat de mannen achteraf het goed met elkaar konden vinden is voor mij
o.k. maar op de piste of in het veld moet het er keihard aan toe gaan. Soms tot
aan het randje.
Ik zou elke veldrit over 10 ronden laten gaan. Zo krijg je
korte en langere veldritten met elk hun specifiek karakter. Dit is een traditie
die langzaam aan opgebouwd wordt.
Overal twee materiaalposten en geen gedoe meer over balkjes
en zandbakken. Laat ze maar komen. Steek in het parcours een gracht, een
omgevallen boom, een drassige weide, het moet allemaal kunnen. Het is een
onderdeel van deze spectaculaire sport. En waarom geen ploegkoers veldrijden
invoeren?
Maar nu begin ik zelf te innoveren en misschien zijn die
ideeën ook niet wat ze moeten zijn.
Eén zaak zou ik echter zeker nog veranderen. Ik zou maken
dat er veel meer ex-renners, van toppers tot gewone piotten, in de bestuurlijke
niveaus van de UCI zouden zetelen. Enkel zij die zelf gekoerst hebben kunnen
oordelen over deze sport.
Ik kan mij dan ook goed voorstellen dat de beleidsorganen
van de UCI, die zoals voorgesteld, bemand zijn met ex-renners als eerste
besluit zouden nemen dat ik de plaats moet ruimen voor een ander. De reden :
enkel ex-renners mogen voorzitter worden van de UCI. En gezien mijn palmares
zich beperkt tot één parochianenkoers en een tweede plaats in een tijdritje,
zou ik onherroepelijk de bons krijgen. Waarna een ander weer met andere ideeën
zal afkomen.
Nog een laatste bemerking voor degenen die al met een
kritische pen klaar zitten om mijn ideeën naar de papiermand te schrijven. Het was
maar een droom en de meeste dromen zijn bedrog zingt Marco Borsato.
Beste lezer, ondertussen is de Giro van 2011 alweer een
tijdje voorbij en kijken we allen weer reikhalzend uit naar de Tour 2011.
Ik heb mij geërgerd tijdens de Giro en ik ben vrij zeker dat
ik mij ook zal ergeren tijdens de Tour. Alhoewel dit laatste toch iets minder
zeker is want mijn teerbeminde vrouw heeft opnieuw onze vakantie geboekt op het
moment dat in de Tour de beslissende
bergritten zullen doorgaan. Ik vrees dat ik in het verre Griekenland niet veel
van de Tour zal zien.
Waar heb ik mij dan wel aan geërgerd zal u zich afvragen.
Wel, ik erger mij aan de verklede apen die langs de boorden van de weg staan
tijdens de bergritten. Ja ik noem ze apen. Die zogenaamde supporter,s die
verkleed of half- tot bijna compleet naakt, meelopen met de renners. Let op, ik
heb niks tegen naakt. Een mooie naakte vrouw kan ik best waarderen. Maar indien
ze zou meelopen met een Contador, een Andy Schleck of Jurgen Van Den Broeck in volle
beklimming, dan zou ik haar toch ook vervloeken.
Die supporters in carnavalsoutfit zijn toch onnozel.
Denken zij nu echt dat zij een meerwaarde zijn voor het wielrennen of dat zij
zelfs een steun zijn voor hun favoriete renner? Ik kan mij voorstellen dat zo
een renner, die op het maximum zit, en weet dat hij nog 5 km moet klimmen niet
gediend is met zo een pipo die naast hem komt lopen. Een ferme oplawaai zou hij
willen geven, maar dat mag natuurlijk niet, dat zou hem straftijd opleveren of
uitsluiting.
Eigenlijk zouden die mannen, het zijn meestal mannen, die
toch zo graag op TV willen komen, compleet belachelijk moeten gemaakt worden
door de commentatoren. Dus Michel, Renaat, Karl en Carl, maak die mannen
belachelijk. Kies er zelfs de lul van de dag uit. Dan kan hij op TV komen met
deze eretitel. Of toch liever niet want er zullen altijd onnozelaars zijn die
trots zijn op de titel lul van de week en er alles zouden voor doen om die te
verkrijgen, zo lullig zijn die wel.
Maar goed, die ergernis moest er even uit maar ze leidde me
af van het onderwerp dat ik graag had aangehaald. Als men spreekt over de Giro,
dan spreekt men ook over de Belgische Giro-winaars. Tot nu toe zijn dat er
altijd nog maar drie. Grootmeester Eddy Merckx won er vijf en werd er één ontstolen, Michel
Pollentier won er één en Johan De Muynck won er één en werd er ook één
ontstolen. Zeven overwinningen dus. En als kaderstukje wordt dan altijd het
verhaal verteld van de Giro 1976 waarin Johan De Muynck in de steek gelaten
werd door Roger De Vlaeminck en Ronald De Witte.
Ik wil het hier niet hebben over de Giro van 1976 en de Brooklyn
broedermoord. Ik wil het hier hebben over het feit dat 49 jaar geleden wij,
Belgen, de Giro al hadden moeten winnen en dat toen ook de ploegmaats hun
toenmalige leider in de steek lieten. Maar zij hadden wel verzachtende
omstandigheden die konden ingeroepen worden. Ik wil aantonen dat toen de onkunde en de
betweterij van een zogenaamd gerenommeerd ploegleider hoofdzakelijk de
oorzaak was dat wij, Belgen, de Giro niet wonnen. Het gaat om de Giro van 1962 en hier volgt het
verhaal.
Op 19 mei 1962 startte de Giro in Milaan met 130 renners aan
de start. Dertien ploegen van tien renners met als voornaamste deelnemers : Arnaldo
Pambianco, Ercole Baldini en Gastone Nencini bij Moschettieri het vroegere
Ignis, Vito Taccone bij Atala, Angelo Conterno, Nino Defilippis en Franco
Balmamion bij Carpano, José Perez-Frances bij Ferrys, Charly Gaul bij Gazzola, Pierino
Baffi bij Ghigi, Imerio Massignan bij Legnano, Henri Anglade bij
Libéria-Grammont, Guido De Rosso bij Molteni, Vittorio Adorni en Guido Carlesi
bij Philco, Aldo Moser bij San Pellegrino, geen specifieke kopman bij Torpado
en de Belgische ploeg Faema-flandria met Rik Van Looy.
Dertien Belgen aan de start met bij Libéria Tuur Decabooter,
Léon Gevaert en Staf Van Vaerenbergh, bij Philco Miel Daems en Jos Hoevenaers
en bij de Faema-flandria ploeg naast Rik Van Looy, Mantie Desmet, Marcel
Ongenae, Jef Planckaert, Willy Schroeders, Edgard Sorgeloos, Martin Van Geneugden
en John Van Tongerloo. Daarnaast in deze ploeg nog de Nederlanders Piet van Est
en Huub Zilverberg.
De eerste rit op 19 mei ging van Milano naar Tabiano Bagni
over 185 km. Het regende de hele dag maar dat ontnam 23 renners de moed niet om
in de aanval te gaan. Het werd uiteindelijk een spurt die gewonnen werd door
Dino Liviero voor Miel Daems en Edgard Sorgeloos. Het was slechts een
opwarmertje maar het toonde wel de sterkte van de Faema-flandria-ploeg met
Sorgeloos (3°), van Est (5°), Schroeders (7°) en Planckaert (17°). De Rode
Garde was dus zeker in vorm.
De tweede rit ging van Salso Maggiore naar Sestri-Levante
over 158 km. Het leverde opnieuw een Italiaanse overwinning op met Graziano
Battistini voor Faema-flandriaman Marcel
Ongenae die strandde op 4. In dezelfde kopgroep van tien ook Jos Hoevenaers
(3°), Armand Desmet (5°) en Staf Van Vaerenbergh (9°). Opnieuw een bewijs dat
de Rode Garde greep had op de wedstrijd.
In het algemeen klassement nam Graziano Barttistini de roze
trui over van Liviero. De eerste Belg was Jef Planckaert op de elfde plaats. Verder
al in de toptien Suaerez, Moser, Baldini, Perez-Frances en Massignan. Rik Van
Looy stond al op 315.
In de derde etappe van Sestri-Levante naar Panicogliara over
225 km was Spanje aan het feest.Er
moest een eerste colletje beklommen worden, de Foce Carpinelli en daar kwam José
Perez-Frances als eerste boven. Aan de
eindstreep was het zijn landgenoot Angelo Soler die het haalde met 33
voorsprong op alweer een Faema-flandria-man, Huub Zilverberg, en Vito Taccone.
Armand Desmet werd in dezelfde tijd, als laatste van het groepje, vijfde. Jos Hoevenaers die in de laatste klim virtueel
leider was, stuikte volledig in elkaar en verloor op die manier de leiderstrui
waar hij de hand naar uitstrekte. Antonio Suarez, ook Spanjaard, werd de derde
rozetruidrager in drie dagen tijd. Eerste Belg in het klassement werd Armand
Desmet met een zevende plaats op 133. Rik Van Looy viel halfweg de wedstrijd
en bezeerde zich aan de knie. Maar volgens de pers leek hij zich in deze Giro
wel te amuseren. Toen ook al veroorzaakten fanatieke supporters een val na de aankomst.
De vierde etappe ging van Montecatini naar Perugia en werd
gewonnen door Antonio Bailetti voor Zancanaro en Balmamion. In het algemeen
klassement veranderde er niet veel. Antonio Bailetti had de bolwassing de avond
ervoor van sportdirecteur Giacotto goed begrepen. Die laatste was zo boos over
de passiviteit van zijn renners dat hij wenste dat hij de Belgen in zijn ploeg
had genomen in plaats van zijn Italianen.
Tijdens de vijfde etappe van Perugia naar Rieti over de
Terminillo en 258 km lang was er een zelfde beeld. Een 200 km lange ontsnapping
van de Fransman Joseph Carrara die tot een goed einde gebracht werd. Piet van
Est strandde op 144. Armand Desmet werd in dezelfde tijd vijfde, de herstelde
Jos Hoevenaers zevende en Huub Zilverberg tiende. Maar in de achtergrond
gebeurde er voor de Belgen wel een klein drama. Rik Van Looy moest een eerste
keer lossen tijdens de beklimming van de Terminillo. Hij kon terugkeren maar
moest even verder opnieuw lossen en bereikte met 500 meter achterstand de top.
Een terugkeer gedurende de volgende 50 voornamelijk dalende kilometers naar
Rieti was dan ook niet onmogelijk. Met de hulp van de ploegmaats Van Geneugden
en Ongenae en vijftien andere gelosten was de kans reëel. Maar het tegendeel
gebeurde en Rik werd steeds verder teruggeslagen zodat hij uiteindelijk op meer
dan tien minuten van de winnaar eindigde. Voor het eindklassement mocht Rik
zijn ambities opdoeken. Hij verklaarde dan ook dat hij in de Giro zou blijven
om nog een paar ritten te winnen en zijn ploegmaats Jef Planckaert en Armand
Desmet te helpen.
In de zesde rit van Rieti naar Fiuggi over 193 km was
Faema-flandria eindelijk aan het feest. De Italianen Pellegrini en Sartore
gingen er samen met Willy Schroeders van door. Zij bouwden voldoende boni op om
het uit te zingen tot aan de eindmeet waar Schroeders zijn twee medevluchters
klopte. Ondertussen waren Brugnami en Meco in de tegenaanval gegaan en deze
actie zorgde er voor dat Meco de roze leiderstrui veroverde op Suarez. Armand
Desmet bleef eerste Belg op de zevende plaats op 159.
De zevende rit zou cruciaal blijken voor het verder verloop
van de Giro.Het was een rit van 224 km met
aankomst op de Monte Vergine (1270 m) van Avellino naar Monte Vergine.
Het was een spectaculaire rit met een zeer bedrijvige Rik
Van Looy die voortdurend aanvallen plaatste. Het uiteindelijk gemiddelde van de
koers zou 42km/u worden en dat niettegenstaande wind op kop gedurende gans de
rit. Tweemaal waren Van Looy en Defilippis de aanstokers. Een eerste maal aan
km 50, een tweede maal aan km 90. Maar alles kwam weer samen. Een Van looy op
15 in het eindklassement bleek voor de meeste favorieten nog altijd een gevaar
in te houden.
Op 50 km van de meet probeerde Rik II nogmaals maar ook nu hield
de ontsnapping geen stand. Toen sprong Henri Anglade weg. Hij werd gevolgd door
Sartore die blijkbaar de inspanningen van de dag ervoor verteerd had en Armand
Desmet. Op 25 km van de streep had het drietal al 3 minuten voorsprong.In de groep werd de vlucht van Armand Desmet,
op dat ogenblik virtueel leider, voorbeeldig beschermd door de ploegmaats. Vijf
kilometer verder was de voorsprong al opgelopen tot 435. Op 15 km, de
beklimming was al begonnen, hadden ze 6 op het peloton.Op 3 km van de top wou Armand Desmet Henri Anglade
eens testen. Anglade moest in eerste instantie lossen maar kon op wilskracht
terug aansluiten. Sartore was ondertussen al lang overboord. Mantie wist genoeg
en op 2 km van de top demarreerde hij opnieuw. Armand Desmet won afgetekend
voor Henri Anglade (43) en Giuseppe Sartore (106). Het peloton eindigde op
bijna 5 minuten. Jef Planckaert, Piet van Est en Huub Zilverberg plaatsten zich
nog in de toptien. In het algemeen klassement had Armand Desmet 105
voorsprong op Henri Anglade en 231 op Meco. Rik Van Looy verklaarde dat hij en
de ploeg alles in het werk gingen stellen om de roze trui op de schouders van
Armand Desmet te houden. België leek op weg naar een eerste Giro winst.
De volgende dag was er een korte rit van 110 km van Avellino
naar Foggia. Iedereen voorspelde een massaspurt en een eerste zege van Rik Van
Looy. Maar dat was buiten de ex-kampioen van Italië bij de amateurs, Sante
Ranucci, gerekend. Op 40 km van het einde sprong hij weg en kreeg Huub
Zilverberg in het wiel. Die keek eens om, zag dat Van Looy teken deed verder te
gaan en liet zich meedrijvenin het wiel
van Ranucci. Na een tijdje keerden de rollen om. Zilverberg reed aan kop en
Ranucci nam niet meer over. De gekende truc van krampen en niet meespurten werd
gebruikt maar Zilverberg, nog eens verwittigd door Lomme Driessens, liet zich
niet vangen. Met de meet in zicht sprong Ranucci van achter de rug van
Zilverberg weg. Die was niet van gisteren en sprong direct achter Ranucci aan.
Er op en er over was het gevolg en Huub Zilverberg behaalde de derde zege van
de Faema-flandria-ploeg.
De dag erop van Foggia naar Chieti over 205 km eenzelfde
scenario. Na wat vroege pogingen ging het peloton in gestrekte draf naar de meet,
een massaspurt in het achterhoofd. Op 40 km van het einde begonnen de eerste
ontsnappingspogingen. Er kwamen 25 man voorop met daaronder de meeste
favorieten met één grote uitzondering nl. Henri Anglade. De
Faema-flandria-troepen waren met vijf vertegenwoordigd nl. Armand Desmet, Rik Van
Looy, Jef Planckaert, Piet van Est en Huub Zilverberg. De voorsprong groeide uit tot een kleine
minuut en op de laatste helling van de dag sprong Vito Taccone weg, gevolgd
door José Perez-Frances, Graziano Battistini en Armand Desmet. Rik Van Looy moest
een dilemma oplossen. Ofwel de vlucht van Armand Desmet beschermen of alsnog blijven
rijden om de overwinning te behalen. Rik koos voor het laatste. Het viertal
werd dus ingelopen en het kwam tot een spurt met 25 gewonnen door Rik Van Looy
voor José Perez-Frances en Graziano Battistini. Armand Desmet bleef natuurlijk
leider maar bouwde zijn voorsprong op Anglade uit tot 129.
De tiende rit ging van Chieti naar Fano over 218 km en was
voor het grootste deel slaapverwekkend. Op een bepaald ogenblik had het peloton
een half uur achterstand op het tijdschema. Pas na 100 km was er eindelijk een
serieuze ontsnapping die dan ook tot het einde zou dragen. Het was de Spanjaard
Gilbert Salvador die de aanstoker was. Hij werd gevolgd door Piet van Est,
Willy Schroeders, Bruno Dino, Franco Balmamion,
Alberto Marzaioli, Giuseppe Tonucci en Accorsi. Ondanks enkele pogingen vanuit
het peloton werd dit achttal niet meer gegrepen. Giuseppe Tonucci haalde het
voor Dino Bruni en Alberto Marzaioli. De man die de beste zaak deed in het
klassement was Piet van Est die van de negende naar de vierde plaats sprong.
Armand Desmet bleef natuurlijk leider.
De elfde rit, de renners waren dus al over halfweg, leidde
over 170 km van Fano naar Castrocare Terme. Ondanks het feit dat het aanvallen
regende kan de etappe vrij kort samengevat worden. Nadat een aanvalspoging van
Henri Anglade gecounterd werd, kon Rik Van Looy met zes andere renners, Jos
Hoevenaers, Alfredo Sabbadin, Diego Ronchini, Huub Zilverberg, Vittorio Adorni
en Guido Neri ontsnappen.
Achter hen werden verschillende pogingen ondernomen om de
koplopers te vervoegen maar geen enkele lukte. Rik van Looy won de spurt voor Jos
Hoevenaers en Alfredo Sabbadin. Meteen de vijfde ritzege van Faema-flandria.
Meco verloor veel tijd en tuimelde uit de toptien. Piet van Est kwam daardoor
op de derde plaats te staan en Huub Zilverberg op de zesde.
Armand Desmet gaf toe dat hij een mindere dag had. Ook het
feit dat er constant aanvalspogingen waren die hij moest opvangen baarde hem
zorgen. Temeer omdat er met Van Looy en Zilverberg toch twee sterke mannen uit
zijn ploeg afwezig waren. Zat hier al het eerste kiemetje van een verloren
verstandhouding. Men kan zich inderdaad de vraag stellen of in de twee ritten
die Rik II won hij wel de ideale ploegmaat speelde. In de zondagsrit was Armand
Desmet met drie andere renners weg en
lag Anglade op achterstand. Toch reed Rik met het groepje waaruit Mantie
ontsnapt was weer naar de vluchters toe. En in deze rit zorgde hij er ook voor
dat Mantie onnodig krachten moest verspelen. Stak het feit dat Mantie in het mooie roze
stond te blinken Rik de ogen uit? Zou hij een deel van de pot van de criteriumcontracten
moeten delen met een Giro-winnaar? Was Lomme Driessens zijn kopman aan het
opstoken?
De geschiedenis van de twaalfde rit van Forli naar Lignano Sabbiadoro
over 298 km kan zich beperken tot de laatste 300 m. Zeven renners reden met 8
minuten voorsprong naar de eindstreep. Willy Schroederszette de spurt in van op 300 m. Bruno Mealli
probeerde op 100 m links voorbij te gaan. Schroeders week even af van zijn
lijn, Mealli trok hem aan de trui en passeerde als eerste de eindstreep.
Protest van Willy Schroeders haalde niks uit. In tegendeel hij kreeg nog een
boete van 10.000 lire wegens het afwijken van zijn lijn, Mealli kreeg 20.000
lire boete voor het loslaten van zijn stuur tijdens de spurt maar de uitslag
bleef ongewijzigd net zoals het algemeen klassement.
De dertiende etappe ging van Lignano Sabbiadoro naar Belluno
over 173 km met twee beklimmingen. De Bosco del Cansoglio (1120 m) en de Nevegal
(1030 m) waar ook de eindstreep getrokken was.
Het werd een spannende rit die uiteindelijk voor Armand
Desmet goed afliep. De eerste beklimming, op 56 km van het einde, vergde zeer
veel van de renners omdat het een beklimming was op wegen van gestampte aarde.
Deze col werd als eerste bedwongen door Nino Defilippis. De groep met
favorieten volgde op 140.In de vlakte
tussen de twee cols in regende het aanvallen onder andere van Henri Anglade. Maar
Armand Desmet, bijgestaan door Jef Planckaert, gaf geen krimp. Ook bij de
beklimming van de Nevegal was Nino Defilippis de onruststoker. Hij demarreerde
slag om slinger en rammelde zo het peloton uiteen. Hij werd vervoegd door een
zeer sterk rijdende Armand Desmet, Graziano Battistini, Zancetta en Angelo Soler.
Desmet moest heel de tijd aanvallen pareren en kon uiteindelijk Guido Carlesi
die bij en over de koplopers kwam niet meer tegen houden. Guido Carlesi won voor Angelino Soler en
Armand Desmet. Grootste slachtoffer was opnieuw Henri Anglade die 206 verloor
en in de algemene klassering al 335 achterstand telde.
De Faema-flandria-ploeg kreeg echter wel klappen. Martin Van
Geneugden kwam na een val na het sluiten van de tijdscontrole binnen. Huub
Zilverberg viel, na een val en lekke band, terug naar de 25° plaats. Piet van
Est viel driemaal en verloor zijn mooie derde plaats in het klassement. Hij
viel terug naar de vijfde plaats. Mantie voelde zich echter ijzerstek en nam
een optie op de eindoverwinning.
De veertiende rit zou echter alles overhoop halen. Deze koninginnenrit
ging over 160 km van Belluno naar de Passo Rolle over de Duran (1601 m),
Forcella Staulanza (1773 m), Cereda (1369 m), Rolle (1970 m) maar niet over de Valles
(2033 m) en de San Pellegrino (1918 m). Deze laatste twee cols werden niet
beklommen omwille van het slechte weer waardoor de rit met 36 km werd ingekort.
Slecht weer dat al de avond ervoor aangekondigd werd op de meeting voor de
sportdirecteurs. Wie daar echter opviel door afwezigheid was Lomme Driessens.
Die wist het toch allemaal veel beter en had geen goede raadgevingen nodig. De
complete Faema-flandria-ploeg kwam dus onvoorbereid aan de start van wat een
helse etappe zou worden.
109 renners namen de start in een rit waarbij de helse
Girorit, gewonnen door Charly Gaul, in 1956 in het niets deed verzinken. Het begon
al op de eerste col, de Duran, waar de beklimming op wegen van aangestampte
aarde door de aanhoudende regen van de laatste dagen veranderd was in de
beklimming van een stromende rivier. Op de tweede col, de
Forcelle-Staulanza-col, werd de regen vervangen door sneeuwvlokken en
stormwind. Verschillende renners moesten naast hun fiets lopen om hun ledematen
te verwarmen. Men kan zich voorstellen hoe de slecht voorbereidde
Faema-flandria-troepen zich moeten gevoeld hebben. Op vijf km van de top gaven
veel renners er de brui aan. Daarbij ook Rik Van Looy. Ze vluchtten de huizen
binnen om zich te beschermen en een warm bad te nemen. Andere renners stapten
in de volgautos.De koers zelf ging echter
verder. Er was een ontsnapping van Soler en Zanchetta, een tweetal dat later
ingehaald en voorbij gereden werd door Fallarini en Cestari. Twintig seconden
achter hen reed een pelotonnetje met Anglade, Battistini, Baldini, Schroeders,
Sorgeloos, Armand Desmet en Piet van Est. Op de Forcelle-Staulanza-col kwam Soler
bij het leidende en lijdende kopduo. De achtervolgers waren nog met 17. Soler
bereikte als eerste de top, de anderen volgden een voor een en een Charly Gaul
al op 31 minuten.
In de afdaling viel Armand Desmet en moest hij ook tweemaal
van wiel veranderen. Hij geraakte nog wel in een kopgroep van twaalf man maar
moest uiteindelijk de rol lossen. Na 100 km koers lag hij 1135 achter op de
leiders en was hij zijn roze trui kwijt.
Het verloop van de rest van de rit zal altijd wazig blijven.
Het is een feit dat de Italiaanse renners door de onsportieve supporters naar
boven geduwd werden. Henri Anglade kan er van meespreken want hij werd iedere
keer vergeten door de supporters.De
organisatoren besloten de rit in te korten omdat de sneeuwstorm bleef aanhouden
en de sneeuw op sommige plaatsen 20 cm dik lag.
Uiteindelijk won Vincenzo Meco voor Ercole Baldini en Imerio
Massignan. Graziano Battistini veroverde dank zij het vele duwwerk van de
supporters de roze trui met drie seconden voorsprong op Henri Anglade. Armand
Desmet haalde uiteindelijk als 29° de eindstreep op 1833. In de algemene
klassering viel hij terug naar de 12° plaats op 957 van Battistini.
Slechts 50 renners behaalden de eindstreep. De rest gaf op
waaronder Rik Van Looy, Edgard Sorgeloos, Marcel Ongenae, Jef Planckaert, Willy
Schroeders, Piet van Est en John Van Tongerloo. Enkel Armand Desmet en Huub
Zilverberg bleven over.
De weersomstandigheden waren natuurlijk verschrikkelijk. De
vraag dient echter gesteld te worden of, indien Rik Van Looy in het roze zou
gereden hebben, er toen ook zoveel ploegmaten zouden opgegeven hebben.
Werd Mantie Desmet in de steek gelaten? Het antwoord is
natuurlijk niet duidelijk. Maar ik, als schrijver van dit stuk, ben er van
overtuigd dat enkelen onder hen mogelijks wel hadden kunnen doorbijten. Maar het
grootste element in de nederlaag van Mantie Desmet was volgens mij Lomme
Driessens die zijn naam van lepe sportdirecteur absoluut niet waarmaakte. Had hij
geweten wat het weer zou zijn in die rit, hij had zich kunnen voorbereiden.
Aangepaste kledij, warme dranken, hier en daar op de hellingen een pion die de
renners hielp en even duwde. Op de top verse en warme kledij enz Maar Lomme
zal zoals gewoonlijk wel weer zijn kopman bemoederd hebben en geen oog gehad
hebben in zijn rozetruidrager die uiteindelijk in zijn ogen maar een knecht
was.
Hoe liep de Giro verder af? In elk geval kon Driessens zich
goed herstellen en is hij in de slag gegaan met de Carpanos van Balmamion.
Het zorgde er voor dat de twee overblijvers Desmet en Zilverberg uiteindelijk
niet met lege handen naar huis gingen.
Over de rest van de Giro wil ik kort zijn. De Belgen
speelden geen grote rol meer gezien er maar één meer in koers was namelijk de
onverzettelijke Armand Desmet.
De vijftiende rit , van Moena naar Aprica over 215 km en de
col Palade (1512 m) en Tonello (1883 m), werd gewonnen door Vittorio Adorni
voor Vito Taccone en Huub Ziverberg. Armand Desmet, goed hersteld, werd achtste.
De zestiende rit, van Aprica naar de top van de Pian dei
Resinelli (1276 m) over 123 km, werd gewonnen door Angelino Soler. Armand
Desmet die dacht te spurten voor de
eerste plaats werd zevende maar nam wel meer dan een minuut terug in het
klassement. Hij kwam op de elfde plaats op 848.
In de zeventiende rit, van Lecco naar Casale Monferrato over
194 km, won Pellegrinide spurt van een
groepje met meer dan zes minuten voorsprong op de favorieten. Armand Desmet had
weer pech want hij was mee op het ogenblik dat Pellegrini demarreerde. Hij kwam
echter ongelukkig ten val en weg was de kans om zijn klassement te verbeteren. Wie
wel profiteerde van deze vlucht was Franco Balmamion die op die manier de roze
trui overnam van Graziano Battistini. Desmet klom wel op naar de tiende plaats
in het algemeen klassement op 1106 van de leider.
De achttiende rit, van Casale Monferrato naar Frabosa
Soprana over 232 km, toonde aan dat
Mantie Desmet nog altijd in vorm was. Hij behaalde een derde plaats in de
rituitslag na Angelo Soler, die zijn derde rit won en Guernieri. In het
klassement kroop Armand Desmet weer een plaatsje omhoog. Negende op 1005.
Giuseppe Sartore mocht de negentiende rit , van Frabosa
Soprana naar St Vincent dAoste over 193 km, winnen. Het algemeen klassement
veranderde niet.
Rit twintig van Le Balconate naar Valdostane over 238 km en
tweemaal de col de Joux (1640 m) en de Tête dArpy (1971 m) in de Alpen, baarde
een muis. Alberto Assirelli won, Franco Balmamion bleef leider en Armand Desmet werd tiende maar wel op 1555.
De laatste rit van St Vincent dAoste naar Milano over 160
km was voor Guido Carlesi die de eindspurt won. Franco Balmamion kwam niet meer
in gevaar. Armand Desmet werd uiteindelijk tiende op 1555, Huub Zilverberg
vijftiende op 3021.
Een toptien-plaats voor Armand Desmet. Uiteindelijk een goed
resultaat maar het had beter gekund. De weersomstandigheden hebben er anders
over beslist. De ploegmaats eveneens. Niet dat Armand Desmet het hen verwijt.
Zo een man is hij niet. De weersomstandigheden waren verschrikkelijk en had hij
niet in het roze gereden, hij had waarschijnlijk ook opgegeven zegt hij nu.
Huub Zilverberg bevestigde mij de onmenselijke weersomstandigheden en zou,
indien hij toen niet zo jong en onervaren was, ook opgegeven hebben. De enige persoon die de ploeg in de steek
gelaten heeft is uiteindelijk Lomme Driessens.
Mantie Desmet is een van de weinige renners die mooie
ereplaatsen behaalde in de drie grote rondes. Tweede in de Vuelta van 1960,
tiende in de Giro van 1962, vijfde in de Tour de France van 1963. Daarnaast nog
winst in de Ronde van België 1959 en winst in de E3-prijs Harelbeke in 1958 en
de GP Frankfurt 1962. Voorwaar een renner die eens in the picture mocht staan.
Neen beste lezer, ik ben niet van de aardbodem verdwenen. Alleen maken mijn beroepsbezigheden het thans onmogelijk om nieuwe artikels te schrijven. Maar met de vrije dagen in het vooruitzicht kan daar snel verandering in komen.
Deze blog gaat over nostalgie en mijmeringen. Mijmeringen
die terug gaan mijn jeugd en mijn eerste kennismakingen met de wielersport.
Het verste dat ik mij kan herinneringen is een chromo van
Rik Van Looy uit de bekende reeksen met de vlaggetjes en de witte, gele of
ronde randen. Maar wat ik mij het best kan herinneren zijn de Panini-boeken die
vanaf 1971 op de markt kwamen. Hoeveel keer ben ik niet langs geweest in het
winkeltje op de hoek van de wijk. Eén, twee en bij veel geluk wel vijf of
uitzonderlijk tien zakjes met daarin een drietal of waren het er vier plaatjes
van renners in.
%%%FOTO1%%%
Natuurlijk had je op den duur ook dubbele, meestal van die
renners die je niet echt graag had en dan moest je wisselen op de speelplaats
van de school. Je verdacht zelfs Panini van manipulatie want bijvoorbeeld Eddy
Merckx kon je maar niet te pakken krijgen. Andere had je dan wel tien keer.
De speeltijd was dan ook altijd veel te kort om alles te
wisselen wat je wou. Je moest soms lang onderhandelen om een goede deal te
kunnen maken. In zoverre dat het onderhandelen soms doorliep tot in de les. Dat
de meester daarmee niet akkoord ging was te begrijpen.
Op een dag zaten mijn buurman Geert en ikzelf nog te
onderhandelen toen we alweer in de klas zaten en de meester zijn les gaf. Het
moet hem, de meester, hoog gezeten hebben want plots werd hij enorm kwaad, nam
de prentjes van Geert af en smeet ze in de vuilbak. Wat een drama wat een
zonde. Gelukkig moest de meester, het was in het zesde leerjaar, ik zie het nog
zo voor mij, even weg om te telefoneren. Er werd dan altijd een leerling
aangeduid die op de klas moest letten.
Van de gelegenheid dat de meester afwezig was maakte ik
gebruik om de prentjes weer uit de vuilbak te vissen en terug te geven aan
Geert. Jammer genoeg was de bewaker van dienst blijkbaar ook de klikspaan van
dienst. Vanaf hier heb ik min of meer een black-out. Wie de klikspaan was weet
ik niet meer en hoe groot de straf was weet ik ook niet meer. De prentjes
verdwenen, ditmaal gescheurd, weer in de vuilbak evenals mijn geloof in
solidariteit onder de leerlingen.
Zoals je kan lezen beste lezer, was Panini-renners
verzamelen een risicovolle hobby.
Nu ligt dat boek Sprint 71 van Panini hier voor mijn neus en
ik blader er eens door om mijn gedachten terug te laten gaan naar die tijd van
altijd mooie zomers, dagenlang speelplezier op ongerepte braakliggende
terreinen, zonder een enorme verkeersstroom. Wij in korte broek en t-shirt, een
bros kopke, een pulle met grenadine en altijd wel iets om te ontdekken of te
doen.
De stickers met reproducties van postzegels zijn los gekomen
in het boek. In dien ze dringend eens terug in te plakken. Maar net zoals toen
interesseren deze afbeeldingen mij niet. Ook de logos van FICP, UCI en FIAC
niet. Waarom werden deze stickers niet weggelaten en vervangen door fotos van renners?
Er waren toch nog zo veel renners die geen afbeelding hadden. België stond natuurlijk
eerst in het boek. En de Grootmeester, zoals het hoort, op de eerste plaats.
Een mooie foto van Eddy in Molteni-trui, ideaal om mee te spelen tijdens de
geïmproviseerde Tour de France met de prentjes. Je moet namelijk weten dat als
11-jarige ik mij niet bewust was dat ploegen kaarten uitgaven met hun renners
er op. Op nummer twee stond Jempi Monseré. Pas overleden, ik zie dat ik er een
kruisje bijgeschreven had. De invloed van mijnheer pastoor bestond toen nog.
Walter Godefroot stond op drie. In zijn nationale ploeg-trui was hij in elke
ploeg van mijn Tour de France inzetbaar. En zo ging het verder. Die van Guido
Reybroeck was ook een mooie. Die Salvarani-trui, die had iets. Trainingsvesten
waren minder, ik had het toen al meer voor de echte truien.
Ik blader verder en ik herken direct mijn favoriete prentjes.
Niet altijd omdat ik de renner apprecieerde, maar ook soms gewoon om het mooie
prentje, de mooie trui. Zoals de Ferretti-trui van Albert Van Vlierberghe.
Nergens te vinden natuurlijk.Willy Van
Neste zag er dan maar weer koddig uit. Er schort iets aan zijn petje. Georges Vandenberghe
met weer eens de mooie Salvarani-trui en
met, wat ik nu weet, een toupetje. Ja ook renners kunnen ijdel zijn. Bij
sommige renners heb ik een x gezet. Waarom is mij een raadsel. Ook bij Frans
Melckenbeeck in een tibetan-Groene Leeuw-trui. Was het al een aanduiding naar
de toekomst toe? Een aanduiding dat er hier iets meer over kon geschreven
worden?
Weer een bladzijde verder een drietal prentjes die ik echt
lelijk vond. Emile Bodart, Paul In tVen en Marc Sohet. Konden ze nu echt geen
betere foto vinden? Zoals die van Norbert Seeuws, een renner waarvan je niet
snel iets vond en dan nu in een Pennelli-Cinghiale-trui. Die kon je goed
gebruiken in een mix-ploeg.
De stickers over de samenstellingen van de ploegen, die
vielen nog mee. Ik was toen al bezig met die lijstjes en dus was dit
waardevolle informatie.
Duitsland dan. Altijd interessant want in de vroegere
reeksen van de vlaggetjes had je niet zoveel Duitsers. Om een of andere reden
had ik het voor Sigi Renz. Waarom weet ik niet meer. Niet voor Altig want die
had een vuile rol gespeeld in Savona. Weg er mee. De Fagor-Mercier-trui van
Wolshohl was dan weer zeer mooi.
De Spanjaarden hadden veel geretoucheerde fotos. Dat vond
ik stom want je kon er geen ploeg op plakken. Zeg nu zelf, Ventura Diaz, Miguel
Maria Lasa, Luis Pedro Santamarina, Jesus Manzaneque, Joaquim Galera, Domingo Perurena,
Antonio Gomez del Moral en Jesus Aranzabal voor welke ploeg reden zij? Niks mee
te doen.
Dan komt Frankrijk met de voor mij toen nog redelijk
onbekende amateurs Morelon en Trentin. De mooie trui van Sonolor van Daniel
Rebillard sprak mij wel aan. Ook al omdat Lucien Van Impe bij die ploeg reed.
Tiens, waarom zat Lucien Van Impe niet in de reeks? In 1971 wisten ze toch al
dat Lucien onze enige echte klimmer was. Dan was er weer Cadiou met zijn mooie
Fagor-Mercier-trui. Jammer dat de foto van Chappe op niks geleek. José Catiau
mocht dan weer naast Rebillard staan.
Bij de Britten was het alleen Gowland die mij aansprak. Ik
experimenteerde dan ook al met het naspelen van zesdaagsen en WKs op de piste.
Dus een pistier er bij, dat mocht altijd.
Bij de Zwitsers was het toen nog armoe troef. De twee
Pfenningers en Vifian en Spahn. Daar kwam je niet ver mee.
In het midden van het boek zitten dan weer 20 karikaturen.
Toen vond ik ze overbodig, nu vind ik ze wel leuk.
Bij de Italianen springen de Ferrettis zelfs nu nog, na al
die jaren, weer in het oog. Te beginnen met Zilioli en dan Simonetti. Adriano
Durante, daar had ik het ook wel voor. Waarom is mij een raadsel. Ercole
Gualazzini ook. Alleen al het uitspreken van die naam Gua-la-zzin-i. Een beer
van een vent was dat. Niet traag in de spurt, hij nam ooit deel aan een WK
sprint als ik het goed voor heb. Later bij Brooklyn een ideale gangmaker voor
Roger De Vlaeminck.
Dan was er het duo Tumellero en Tosello, twee Molteni-mannen
en dus voor mij twee Merckx-mannen. Die werden bij mij iedere keer Kampioen van
Italië. Tja ik was wat bevooroordeeld denk ik. Niettemin, ze bleven niet lang
bij Merckx en Molteni. Eén van de twee lag zelfs serieus in de clinch met de
Grootmeester, ik denk dat het Tosello was. En dan waren er natuurlijk weer de pistiers.
Gaiardoni, alleen al de naam, Beghetto, Turrini, allemaal sprinters en
ex-tegenstanders van onze Patrick Sercu die, in mijn ogen, al die Italianen
ruim meester kon. Ook de stayer De Lillo, ook al zo een naam. En ja hoor, een
van mijn favoriete beeldjes, Rosolen in nog zo een onvindbare trui, deze keer
Filotex.
Kinderen zijn hard in hun mening. De mildheid komt maar met
de jaren. Zo ook voor de Nederlanders. Jan Janssen, toen nog in mijn ogen de
onverdiende winnaar van de Tour 68. Nu denk ik er anders over. Peter Post, de
keizer van de zesdaagsen, toen nog niet voorbij gestoken door onze Patrick
Sercu. Joop Zoetemelk, de wieltjeszuiger, nu een renner met een mooi palmares die
er het maximale uit haalde. Wagtmans, die kon er mee door, die reed voor
Molteni. De volgende twee bladzijden lijken op die van de Spanjaarden. Veel
geretoucheerde fotos, bah. Enkel met den Hartog, de Wit en Jansen kon ik iets
doen. De rest trainingsvesten en photoshop avant la lettre.
Over de Zweden dien ik niet verder uit te weiden. Gösta, Tomas, Sture en Erik, waarvan 2 in
mooie Ferretti-trui. Wist ik veel dat ik 40 jaar later een artikel over hen op
een blog op internet zou zetten.
Ook Australië was vertegenwoordigd met Gordon Johnson, de
sprinter. Portugal had de betreurde Joaquim Agostinho, er waren twee Denen,
Ritter en Mortensen en ook een Luxemburger, Edy Schutz, in een Molteni-trui.
Toen kon ik het niet waarderen, nu des te meer. Negen
bladzijden met oude vedetten. Van Charles Terront tot Vittorio Adorni. Allemaal
in zwart-wit afgebeeld. Ik zit nu naar die koppen te kijken. Sommigen zijn al
bijna honderd jaar geleden overleden. Hadden zij ooit gedacht dat een foto van
hen honderd jaar later zou bekeken worden door een Belgische wielerliefhebber? Dat hun levens beschreven werden? Ik denk het
niet. Wij zei alweer, renners sterven niet ze verdwijnen alleen maar uit het zicht eens zij met niet te evenaren
stijl de laatste finish hebben overschreden en de snelheid van het leven hen
met stijve spieren achterlaat.
Het was in de periode
1974 of 1975 dat ik de eerste keer met zo een god sprak. Hij staat er in, in
Sprint 71. Op pagina 42, de tweede van links op de tweede rij. Je moet het maar
eens opzoeken beste lezer. Hij woonde geen kilometer van mij vandaan. En met mijn
vader, een Franse amateurrenner, zijn zus en ikzelf zijn we hem gaan bezoeken.
Hij zat daar in zijn lange kiel en vertelde honderduit over zijn avonturen. Is
daar het kiemetje gelegd om ooit eens een boek te schrijven?
Achteraan het album
vind ik twee enveloppen. Daarin reclame voor Velo 82 en Velo 86. Daaruit
besluit ik dat tijdens mijn eerste huwelijksjaren nog heimelijk mijn Sprint
71-album bovenhaalde om er eens door te bladeren. Het kan niet missen dat het
bijna uiteenvalt.
Beste wielerliefhebber, vandaag wil ik proberen een mythe,
een legende, een onwaarheid uit de wielergeschiedenis te weerleggen. Hetgeen ik
zal schrijven zal mij misschien, of zelfs eerder helemaal niet in dank
afgenomen worden. Ik ben er zelfs vrij zeker van dat o.a. Mark Uyterhoeven
absoluut niet tevreden zal zijn met hetgeen ik hier ga schrijven. Maar als Mark
eerlijk is, zal hij tot hetzelfde besluit moeten komen als ik.
Waar wil ik het dan wel over hebben. Wel, we moeten een ferme
tijd teruggaan in het verleden. Meer bepaald naar 21 juli 1968 in Melun op 55,2
km van Parijs. We staan aan de start van de ultieme tijdrit van de Tour de
France. De tijdrit die zal beslissen wie deze editie van de Tour de France gaat
winnen. Herman Vanspringel heeft 12 voorsprong op San Miguel, 16 op Jan
Janssen, 58 op Franco Bitossi, 115 op Gandarias, 138 op Lucien Aimar,
156 op Ferdi Bracke, 212 op Rolf Wolfshohl, 228 op Roger Pingeon en 338
op Antonio Gomez del Moral. De tijdrit gaat dus van Melun naar Parijs over een
afstand van 55km 200m.
Rekening houdend met de afstand, de renners zullen er tussen
de 1h20 à 1h25 over doen, en de tijdrijdercapaciteiten van de renners uit de
top tien, komen de volgende renners nog in aanmerking voor de eindwinst :
natuurlijk Herman Vanspringel, Jan Janssen, uurrekordhouder Ferdi Bracke en in
mindere mate Rolf Wolfshohl en Roger Pingeon.
Voor België ziet alles er rooskleurig uit, of liever
kanariegeel. Indien Herman Vanspringel om een of andere reden toch niet zou
winnen, dan zou het wel Ferdi Bracke zijn die wint. Na 29 jaar zouden ze in
België, en dat op de nationale feestdag,weer kunnen vieren. Sylveer Maes zou eindelijk een opvolger krijgen.
Jan Janssen won echter de tijdrit met 54 voorsprong op
Herman Vanspringel en Ferdi Bracke eindigde zelfs slechts vierde op 123. Het
resultaat was Oranje boven en de Belgen op 2 en 3 in het eindklassement. Van
een Hollandse uppercut gesproken. Wie herinnert zich niet de foto van Herman,
ineengedoken op een bankje , in de catacomben van La Cipale in Parijs.
Achteraf zijn er veel bomen gesneuveld om genoeg papier te
leveren voor alle commentaren, analyses, suggesties, complottheorieën enz. .
In de ogen van de Belgische pers en dus ook de supporters was het totaal
onmogelijk dat brave Herman geklopt werd door die boze Hollander. Herman was
een tempobeul, een man die lang aan een hoog tempo kon rijden. En dus had hij
moeten winnen. Er werd niet echt rekening gehouden met de tijdritcapaciteiten
van Jan Janssen. Herman Vanspringel was, volgens de Belgische pers, een veel
beter tijdrijder dan Hollandse Jan. Persoonlijk denk ik dat deze stelling
echter pas enkele jaren na 1968 opgang maakte toen Herman Vanspringel mooie
resultaten behaalde in de GP des Nations en de Barracchi. De situatie in 1968
was echter heel anders.
En zo ontstond dus de mythe, namelijk dat Herman Vanspringel
op een of andere manier bestolen is en dat hij de Tour van 1968, als beste
tijdrijder, had moeten winnen. Maar is dat wel zo? Hebben de supporters voldoende
kritisch de resultaten gelezen?
Was op dat ogenblik Herman Vanspringel een betere tijdrijder
dan Jan Janssen? Laat ons eerst eens de beide renners
bekijken. Een aantal factoren dienen in rekening gebracht te worden. Herman is
geboren op 14 augustus 1943 en Jan Janssen op 19 mei 1940. Jan was, en is, dus
3 jaar ouder dan Herman. Herman
werd prof in 1966, Jan in 1962. Dus Jan was al vier jaar langer prof dan Herman
en had dus meer ervaring. Van Jan was ook geweten dat hij tot de grens kon gaan
qua inspanning en zelfs over de grens kon gaan. Getuige zijn rit in diezelfde
Tour van 1968 toen hij achteraf onder de douche ineen zeeg.En later in zijn
carrière zijn fameuze Paris-Tours 1970 waar hij, ontsnapt met de onbekende
Duitser Jürgen Tschan, zich zodanig leeg reed dat hij van vermoeidheid een bocht
volledig miste en ten val kwam. Jan Janssen kon rijden tot het zwart werd voor
zijn ogen en dan nog een half uur doorgaan.
Het was geweten dat Jan Janssen een echt killersinstinct
had. Jan kon tot het uiterste gaan en had een massa ervaring. Hij had ritten
gewonnen in de Ronde van de Toekomst en was er al derde geëindigd. Hij had al 6
ritten gewonnen in de Tour de France, was tweede geëindigd en had driemaal de groene trui gewonnen, was wereldkampioen geworden,
had de Vuelta en Paris-Nice gewonnen evenals Bordeaux-Paris en Paris-Roubaix. Kortom,
Jan had zich al bewezen.
Van Herman was geweten dat hij te braaf was. Op zich is
dat geen negatieve eigenschap, Herman is nog altijd een zeer minzaam man,
geliefd bij de supporters en wielerliefhebbers. Ik heb hem nog nooit
persoonlijk gesproken, ik blijf, ondanks mijn leeftijd, nog altijd enige
schroom hebben om mijn goden van toen aan te spreken, en het is dus van horen
zeggen. Herman was te braaf voor de wielrennerstiel. Voor die fameuze 21° juli
had Herman echter een veel minder indrukwekkend palmares dan Jan. Twee ritten
in de Tour en 2° in Bordeaux-Paris en Paris-Roubaix en 3° in de Ronde van Zwitserland.
Later in zijn carrière is dat natuurlijk veel uitgebreider geworden met winst
in Lombardije, Paris-Tours, het Belgisch Kampioenschap, tweemaal de GP des
Nations en ook de éénmaal de Barracchi, 7 maal Bordeaux-Paris enz. Maar ook net
geen overwinning in de Giro en een derde plaats in de Vuelta. Stelt u zich het
maar eens voor, beste lezer, dat Herman ook dat killersinstinct had. Hoe zou
zijn palmares er niet uitgezien hebben?
Goed, we nemen de uitslagen in tijdritten in de Tour de
France van beide opponenten eens onder de loep. Ik reken het resultaat iedere
keer om naar een tijdrit van 55,2 km.
1966 : Etappe 14b Vals-les-Bains, tijdrit over 20 km : 11° Jan Janssen 29.23 en 14° Herman Vanspringel 29.30. Zeven
seconden verlies voor Herman op 20 km. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 19,32
seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen,
betekent dit dat Herman de Tour verliest.
1966 : Etappe 22b Rambouillet Parijs, tijdrit over 51,3 km : 11° Jan Janssen 1.09.21 en 12° Herman Vanspringel 1.09.22. Eén
tiende van een seconde verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit
0,1 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan
Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.
1967 : Etappe 1a Angers, tijdrit over 5,8 km : 3° Jan Janssen
7.53.60 en 15° Herman Vanspringel 8.03.35. Ruim negen seconden verlies voor
Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 116 seconden. Overgebracht naar de
Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de
Tour verliest.
1967 : Etappe 22b Versailles Parijs, 46,6 km : 4° Jan Janssen
1.04.22 en 30° Herman Vanspringel 1.06.32. Twee minuten en tien seconden
verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 234 seconden.
Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent
dit dat Herman de Tour verliest.
1968 : Proloog Vittel, 6,1 km : 2° Jan Janssen
8.29.90 en 12° Herman Vanspringel 8.50.21. Ruim twintig seconden verlies voor
Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit ruim 3 minuten. Overgebracht naar de
Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de
Tour verliest.
1969 : Proloog Roubaix, 10,4 km : 9° Jan Janssen
13.27 en 21° Herman Vanspringel 13.45. Achttien seconden verlies voor Herman.
Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 135 seconden. Overgebracht naar de Tour de
France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour
verliest.
1969 : Etappe 8a Divonne-les-Bains, 8,8 km : 9° Jan Janssen
10.58.40 en 12° Herman Vanspringel 11.02.45. Vier seconden verlies voor Herman.
Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 25 seconden. Overgebracht naar de Tour de
France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour
verliest.
1969 : Etappe 15 Revel, 18,5 km : 10° Herman Vanspringel 25.49.2 en 13° Jan Janssen 25.57.7 Eindelijk
Herman voor Jan ! Acht en een halve seconde. Omgerekend naar 55,2 km
maakt dit ruim 55 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16
achterstand van Jan Janssen, betekent dit dat Herman de Tour wint.
1969 : Etappe 22b Creteil Parijs, 36,8 km : 8° Jan Janssen 50.54.6 en 39° Herman Vanspringel 53.32.0. Twee
minuten 38 seconden verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit
357 seconden. Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan
Janssen, betekent dit dat Herman de Tour verliest.
1970 : Proloog in Limoges, 7,4 km : 3° Jan Janssen 10.05 en 4° Herman Vanspringel 10.06. 1 seconde
verlies voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 7 seconden.
Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent
dit dat Herman de Tour wint.
1970 : Etappe 7b, Vorst-Vorst, 7,2 km : 10° Jan Janssen 10.15 en 9° Herman Vanspringel 10.16. 1 seconde
winst voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 7 seconden winst.
Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent
dit dat Herman de Tour wint.
1970 : Etappe 11a, Divonne-les-Bains, 8,8 km : 21° Jan Janssen 11.14 en 10° Herman Vanspringel 11.01. 13 seconde
winst voor Herman. Omgerekend naar 55,2 km maakt dit 81 (1'21") seconden winst.
Overgebracht naar de Tour de France, 16 achterstand van Jan Janssen, betekent
dit dat Herman de Tour wint.
Hoe kunnen we deze cijfers interpreteren? Er kan gekeken
worden naar de resultaten voor de bewuste tijdrit die de beslissing gaf voor de
Tour de France. Dan zien we dat van de vijf tijdritten Herman Vanspringel er
geen enkele won van Jan Janssen en dat omgerekend naar 55,2 km Herman 4 keer de
Tour verliest.
Kijken we naar alle tijdritten in de Tour de France, 13 in
totaal, die beiden tegen elkaar reden, dan zien we dat Jan Janssen er tien won
en dat omgerekend naar de 55,2 km Jan Janssen 8 keer de Tour wint. Het valt ook
op dat pas in 1970 Herman Vanspringel sneller begint te worden dan Jan Janssen. Maar die is dan al duidelijk over zijn
hoogtepunt heen. Herman is dan 27 jaar oud en op het toppunt van zijn kunnen,
Jan is er dan al 30 en het verval is ingezet, zeker als je rekening houdt met
hoe Jan zijn lichaam tot het uiterste gedreven heeft. Jan zou nog 2 jaar
koersen, Herman nog 11 jaar.
Als je deze cijfers bekijkt moet men wel tot de conclusie
komen dat, zeker in een lange, zenuwslopende ronde, Jan Janssen op zijn minst,
en zeker in 1968, mentaal veel sterker was dan Herman Vanspringel en dus veel
minder krachten verloor door de stress van het gebeuren. En bovenal eigenlijk
een beter tijdrijder was. Daarnaast was hij, tot dan toe, een beter ronderenner,
had meer grinta en ook meer ervaring. Alle parameters waren op dat ogenblik
in het nadeel van Herman Vanspringel. Had dezelfde situatie zich twee jaar
later voorgedaan, abstractie gemaakt van het fenomeen Eddy Merckx, dan was heel
waarschijnlijk de eindstrijd in het voordeel van Herman uitgevallen.
Herman is op die legendarische 21° juli 1968 geklopt door de
beste man in koers, Jan Janssen. We moeten het eerlijk durven toegeven en Jan
Janssen heeft recht op de waarheid. Herman had het eerder moeten afmaken.
Herman had meer voorsprong moeten nemen. Lag het aan de Belgische ploeg? Lag
het aan de sportdirecteur? Lag het aan het karakter van Herman? Gedeeltelijk wel
ja. Maar het lag ook aan de leepheid van Jan, het minutieus voorbereiden van de
tijdrit door Jan, het voorbij de grens kunnen gaan van Jan. En neen, het lag
niet aan een illustere en mysterieuze soigneur, het lag niet aan doping, het lag niet aan Felix
Lévitan. De beste heeft gewoon gewonnen.
Ik besef dat het voor ons, Belgen, niet aangenaam is toe te
geven dat een Hollander beter was dan onze brave Herman. Maar ik vond dat deze
geschiedenis eens moest verteld worden zoals ze werkelijk is.
Wat zou het belfort van Gent zijn zonder het omliggende
stadsgedeelte? Wat zou de O.L.V.-toren van Antwerpen zijn zonder de Schelde?
Wat zou het Atomium in Brussel zijn zonder de omliggende hoofdstad? Antwoord :
Niks. Gewoon een plomp gebouw of monument, weliswaar reusachtig maar met geen
enkel vergelijkingspunt.
Wat zou de beste voetbalploeg van het land, Club Brugge,
zijn zonder ploegen zoals Westerlo, Beerschot, Waregem enz .? Niks.
Grootsheid, groten, besten, beteren hebben altijd kleinere,
mindere, nodig om tot uiting te komen.
Zo is het ook in de wielersport. Grootmeesters zoals Coppi
of Merckx konden maar grootmeesters zijn omdat er kleine pionnen in het peloton
aanwezig waren. Coppi alleen zou ook grootse daden verricht hebben. Maar ze
zouden nooit zo een weerklank gevonden hebben als er geen andere renners zouden
geweest zijn die zijn enorm machtsvertoon moesten ondergaan.
Nu ken ik wel zo een paar renners. Die zijn meestal zeer
bescheiden over hun prestaties. Je hoort dan dikwijls : Ik was maar een klein
rennertje ofWat ik deed stelde
allemaal niet zoveel voor. Fout heren renners. Het stelde wel iets voor. Meer
dan dat jullie zich kunnen voorstellen.
Vandaag heb ik beslist om over nog zo een renner te
schrijven. Hij is van een minder formaat dan Roger Rosiers maar hij staat toch
een trapje hoger dan onze goede vriend Hubert Hutsebaut. Hij won tweemaal
Kuurne-Brussel-Kuurne toen Kuurne-Brussel-Kuurne nog niet de status had van nu,
maar toch ook geen koers was voor pannenkoeken. Bedenk maar eens het volgende.
Wie won Kuurne-Brussel-Kuurne en een rit in de Vuelta en voor de rest een
zevental koersen? Een zekere Patrick Lefevere. En die is er nog altijd trots
op. Hoeveel koersen won onze Jürgen Van Den Broeck tot hier toe? Twee
criteriums. Hoeveel koersen won bv. Jürgen Vangoolen? Nul (0)!
Akkoord de vergelijking gaat niet helemaal op maar toch. De
renner van vandaag won 17 koersen in zijn prof carrière. Waaronder dus tweemaal
Kuurne-Brussel-Kuurne, het Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp, de Trofeo
Luis Puig en de Omloop van Midden België. Niet niks dus.
De kenners zullen het ondertussen al wel weten, het gaat om
Frans Sus Verhaegen, geboren op 22 januari 1948 in Pulle in de Antwerpse
kempen. Pulle, een toepasselijke naam natuurlijk want in mijn streek is dat de
beschrijving van een bidon.
Hoe kwam ik tot bij Sus Verhaegen? Wel het is die Sus die
het hem deed. Wanneer het juist was weet ik niet meer, maar het was tijdens een
rechtstreekse televisie-uitzending dat ik wijlen Fred De Bruyne de naam Sus
Verhaegen hoorde uitspreken. In mijn toen nog jonge oren klonk dat Sus toch
wel vreemd. Wie heet nu Sus? Tot dat ik wat verder begon na te denken, de koers
moet niet echt spannend geweest zijn, en de link legde met Suske en Wiske,
Antwerpen, François, enz het zat erin,
in het koppeke. De naam Sus Verhaegen is er nooit meer uit gegaan. En wat
blijkt nu, de Sus is op facebook te vinden en blijkt nog altijd vol passie naar
de wielersport te kijken. Hij gaat er zelfs met zijn mobilhome naartoe. Zet
zijn vlaggen op en geniet van de renners en het publiek. En het publiek geniet
van de Sus. Want Sus is altijd een populair renner geweest en is het na zijn
carrière ook altijd gebleven.
Persoonlijk heb ik Sus nog niet gesproken. Binnenkort
waarschijnlijk wel want hij komt naar de wielerbeurs in Hooglede. Hopelijk wil
hij nog een klapke doen na hetgeen ik hier allemaal over hem geschreven heb
en zal schrijven. We zien wel.
Hoe de jonge Frans Verhaegen tot het wielrennen gekomen is,
is mij nog niet helemaal duidelijk. Maar dat zijn neef Gust Verhaegen er voor
iets tussen zat zal wel zeker zijn. Gust Verhaegen won een rit in de
Vredeskoers in 1963 en werd in het eindklassement tweede. De zeven jaar jongere
Sus zal wel apentrots geweest zijn en misschien besliste hij toen wel van in de
voetsporen te treden van zijn beroemde neef.
Of hij een veelwinnaar was bij de jeugd is mij niet
duidelijk. In 1969 behaalde hij 7 overwinningen bij de amateurs. Hij won in
zijn laatste jaar bij de amateurs acht wedstrijden waaronder Kortrijk-Galmaarden en de Omloop Het Volk.
Verder eindigde hij tweede in Brussel-Opwijk en derde in Gent-Ieper. Hij was
ook tweemaal tweede in een rit van de Ronde van België en ook tweede in een
etappe van de Ronde van Limburg. Geen topper dus maar ook geen meeloper. Er zat
wel wat in.
Op zeven augustus 1970 zette Sus de stap naar de profs en
dan nog wel in het roemruchtige Franse team BIC. Hij werd dus meteen ploegmaat
van Charly Grosskost, Jan Janssen, Jean-Marie Leblanc, Leif Mortensen, Anatole
Novak, Luis Ocaña, Alain Santy, Johnny Schleck, de gebroeders Vasseur, Michael
Wright en Roger Rosiers. Mogelijks was deze laatste er wel mede verantwoordelijk
voor dat Sus kon tekenen bij BIC. Roger Rosiers is de schoonbroer van Gust
Verhaegen en zo was de link dus gemakkelijker gelegd. In 1970 brak hij echter
nog geen potten bij de beroepsrenners. En de taal van Molière bleek ook niet
het gemakkelijkst.
In 1971 won hij zijn eerste wedstrijd. Op 21 februari won
hij in Valencia de GP Luis Puig voor Domino Perurena en Peter Kisner, de
Nederlandse kampioen. De kop was er af. Hij zou al zeker geen prof worden die
nooit een overwinning behaalde. Zijn tweede overwinning behaalde hij op 26
september in Kapellen-Glabbeek voor Marcel Sannen en Luc Vangoidsenhoven.
In de Ronde van Andalusië, gewonnen door de betreurde Jempi
Monseré eindigde Sus 2° in de tweede etappe. Geklopt in de sprint door de
supersnelle Eric Leman maar wel voor Roger De Vlaeminck en Ramon Saez. In de GP
Denain werd hij derde op 15 van André Dierickx. En dan nog vier tweede
plaatsen nl. op 11 juli in Sint-Martens-Lierde na Gerard David, op 19 juli in
Duffel na vriend Roger Rosiers, op 16 augustus in Borgerhout na Harm Ottenbros
en op 27 september in Tienen na Lucien Willekens. Hieruit bleek al direct dat
de maanden juli-augustus-september de beste maanden waren voor Sus. Nu zou men
daar een wetenschappelijke verklaring kunnen voor geven. Toen,was dat gewoon zo.
De tweede plaatsen doen ook vermoeden dat Sus vrij vlug het
reilen en zeilen in het peloton kende. Niemand zal ontkennen dat in dat soort
wedstrijden het een en het ander kon geregeld worden. In de slag zitten is een
gekende uitspraak. Dat Sus nu en dan in de slag zat is een feit. Et alors?
zou François Mitterand gezegd hebben. Inderdaad, wat maakt het ons uit. Het is
een onderdeel van de wielersport. Iedereen weet het en ze deden het allemaal.
Maar de renners verzorgden het spektakel. De toeschouwers genoten er van, de
cafébazen deden gouden zaken. Dus iedereen was tevreden. Trouwens het zijn
profrenners. Er moet eten op tafel komen. Mij interesseert het dus niet. Of
liever, het interesseert mij wel. Ik zou er graag alles van weten. Maar erover
schrijven doe ik dus niet. Laat ons dus voor de rest van het verhaal maar
aannemen dat Sus iedere keer rechtmatig geklopt werd voor de eerste plaats.
Op 28 mei kwam echter het bericht dat Sus Verhaegen samen
met André Doyen, Jan Ronsmans, Christian Davaine, Jacques Guiot en Jean-Claude
Theillière ontslagen werden bij BIC. De officiële reden was dat BIC op die
manier in orde kwam met de bepalingen van de UCI wat betreft het aantal
buitenlandse renners. Of dat de gehele waarheid is kon ik (nog) niet
achterhalen. In mijn gegevens staat dat Sus in juni BIC verliet en als
individueel reed. Of hij al dan niet het seizoen afsloot bij Goldor is mij niet
geheel duidelijk.
Sus was in elk geval gelanceerd en ging in 1972 voor
Hertekamp rijden. Een ploeg die toch vooral gericht was op het kermiscircuit
met renners zoals Ronny De Bisschop, Maurice Dury, Romain en Marcel Maes, Eddy
Moreels, Etienne Sonck, Hervé Vermeeren, Lucien Willekens en Jaak Zwaenepoel.
Zoals het vorige jaar al had aangegeven was de zomerperiode
de periode van Sus. Het begon op 3 juli in Humbeek. Er waren die dag 53
vertrekkers. Vijf ronden voor het einde ontsnapten Sus, Flori Ongenae en
Frankie Ebo. Ze werden bijgehaald door Julien Stevens en Frans Maes. Ondanks
verwoede pogingen van het peloton werden de vluchters niet meer bijgehaald.
Eerst probeerde Ongenae, dan Julien Stevens, maar op 100 m van de aankomst kwam
Frans Verhaegen als een echte locomotief opgezet en won uiteindelijk met drie
lengtes voor Stevens en Ongenae.
In dezelfde maand, de 26°, won hij ook in Deinze. Hier waren
er 79 vertrekkers. Blijkbaar was ook de BOB op de afspraak want de wagens van
de Duitsers Muddeman, Rasing en Junkermann werden grondig doorzocht. Of er iets
gevonden werd heb ik niet terug gevonden.
Op vier kilometer van het einde sprong Rudi De Groote weg.
Sus reageerde onmiddellijk en had uiteindelijk geen enkele moeite in de spurt.
Jackie Coene eindigde als derde op 15.
Twee dagen later werd Sus tweede in Berlaar na Herman
Vanspringel en nog eens twee dagen later werd hij derde in Meise na Ludo Vander
Linden en Adolf Huysmans.
De maand augustus werd een rare maand. Op 9 augustus werd
Sus nog derde in Grobbendonk na Herman Vanspringel en Fons De Bal. Op 15
augustus werd hij opnieuw derde in De Pinte na Roger Rosiers en Jan Van
Katwijk. Hertekamp dacht echter dat Sus de koers verkocht had aan zijn vriend
Rosiers. Sus werd direct uitbetaald en ontslagen en mocht de rest van het
seizoen volmaken in zijn Club-trui. Frans beweert nog altijd dat hij ten onrechte
beschuldigd werd van het verkopen van de koers. Roger Rosiers was die dag zo
sterk dat er geen maat op stond. Nu nog kan hij zich opwinden over het onrecht
dat hem werd aangedaan. En naar mijn aanvoelen zat er nog meer achter die actie
maar dat heb ik nog niet uit Sus zijn neus kunnen peuteren.
In elk geval, op 21 augustus behaalde Sus alweereen tweede plaats in Borgerhout na Harm
Ottenbros en de week erop werd hij derde in de Schaal Sels na Noël Vantyghem en
André Dierickx.
In september behaalde hij als individueel nog twee mooie
uitslagen. Tweede in Maldegem (19/08) na Grootmeester Eddy Merckx en derde in
Heist-op-den-Berg (20/08)na Louis Verreydt en Eddy Verstraeten.
De zomer was voorbij en ook de prestaties van Sus.
In 1973 kon Sus tekenen voor de ploeg IJsboerke-Bertin. Een
ploeg die toch iets hoger stond aangeschreven dan Hertekamp. Natuurlijk niet
van het niveau van Flandria, Molteni of Brooklyn maar toch niet mis. De ploeg
bevatte renners zoals Jos Abelshausen, Raf Hooyberghs, Jos Jacobs, Vic Peeters,
Willy Planckaert, Willy Scheers, Raymond Steegmans, Jos van Beers, Willy Van
Malderghem, Jan Van Katwijk, Noël Vanclooster, Louis Verreydt en Herman
Vrijders.
Vier overwinningen behaalde Sus dat jaar. Qua aantal overwinningen
was het zijn topjaar. En opnieuw lagen
zijn beste resultaten in de zomerperiode. Nochtans gaf hij blijk van het feit
dat hij ook in het voorjaar kon schitteren. Sus werd op 1 minuut van ploegmaat
Jos Abelshausen tweede in de Ronde van Limburg op 4 maart. Het kon dus ook in
het vroege voorjaar.
Het was dan weer wachten op de maand juni. Hij behaalde zijn
eerste zege op 5 juni in Stabroek. Aanvankelijk waren er maar 20 inschrijvingen
voor deze wedstrijd. De inrichters verplaatsten het aanvangsuur en kregen
alsnog 34 deelnemers. Drie ronden voor
het einde viel de beslissing. Sus, Louis Verreydt en Ludo Delcroix namen
spelenderwijze30 seconden voorsprong. Gesteund door de ploegmaats in het peloton
bleven zij vooruit. Ploegmaats Verreydt en Verhaegen zetten de onervaren Ludo
Delcroix in de wind. Ludo Delcroix kon aanvankelijk nog alle
ontsnappingspogingen neutraliseren maar uiteindelijk was zijn bobijntje af. Sus
sprong weg en bleef vooruit. Louis Verreydt werd tweede, Ludo Delcroix derde.
Op 17 juni werd hij zelf geklopt door Patrick Sercu in Boorsem-Kotem in de
Maaslandse Pijl. Op 3 juli won hij dan weer in Kruishoutem voor Willy
Planckaert, op 20, enDirk Baert.
Een maand later, op 8 augustus won hij in Grobbendonk. Deze
keer waren er 73 renners aan de start. Sus ontsnapte al vrij vroeg in de
wedstrijd met Gust Herrijgers. Ze reden een comfortabele voorsprong bijeen mede
dankzij de hulp van hun ploegmaats in het peloton. Herrijgers kon het tempo echter niet meer aan
en moest lossen en uiteindelijk opgeven. In tegenstelling tot wat verwacht werd
bleef Sus Verhaegenvoorop om opnieuw te
winnen voor ploegmaat Willy Scheers op 103 en Rik Van Linden op 112. s
Anderendaags werd hij alweer derde in Booischot na Eddy Verstraeten en ploegmaat
Louis Verreydt. Nog eens twee dagen later werd hij in Beernem tweede na Roger
Verschaeve. Op 24 augustus werd hij derde na Ronny Van De Vijver en Eddy
Peelman in Beveren-Waas. De wedstrijden volgden elkaar in hels tempo op want
twee dagen later was er al de Leeuwse Pijl in Sint-Pieters-Leeuw waar hij weer
derde werd, nu na Freddy Maertens en Willy Teirlinck. Nog eens drie dagen later
was de wedstrijd in Putte-Mechelen waar hij nog eens derde werd, nu na Richard
Buckacki en ploegmaat Jan Van Katwijk.
In september kwamen er nog twee uitslagen bij. In Melsele
waren er 42 vertrekkers. In de 14° ronde sprongen Sus Verhaegen, Etienne
Antheunis en Jos Van Olmen weg.Ondanks
enkele pogingen van enkelingen kon niemand het trio meer inlopen. Met het einde
in zicht sprong Sus weg van zijn twee medevluchters om met10 voorsprong op Etienne Antheunis en Jos
Van Olmen te winnen. Tien dagen later was er een derde plaats in Nazareth na
Willy De Bosscher en André Dierickx.
De zomer was voorbij en zoals gewoonlijk ook de prestaties
van Sus.
In 1974 bleef hij bij IJsboerke-Colner. Hoe kon het ook
anders na zijn vier overwinningen het jaar er voor. Toch kreeg hij van Staf
Janssens, baas van IJsboerke , te horen: Ge moet eens wat meer aan de belangen
van de firma denken dan aan die van uw eigen geldbeugel.
Sus knoopte het in zijn oren en begon Sus zich voor te
bereiden op zijn exploten in het voorjaar later in zijn carrière. Hij was aldus
naar zijn doen vrij vroeg in vorm. Reeds op 1 mei werd hij tweede in de Grote
1-Mei Prijs in Hoboken achter ploegmaat Jos Jacobs. Veertien dagen later werd
hij in Lommel derde na Lucien Willekens en Roger Loysch (Zonhoven). Op 18 mei
werd hij opnieuw derde in Herenthout, op 35, na Willy Govaerts en Staf Van
Roosbroeck. En de dag erop werd hij tweede na Herman Vanspringel in de Omloop
Hageland-Zuiderkempen in Betekom.
Op 2 juni knoopte hij weer aan met winst in de Omloop van
Midden-België. Hij was omzeggens de beste man in koers in Lier. Nog voor de
plaatselijke rondes was hij al drie keer in de aanval geweest. Zonder succes
echter. Uiteindelijk zonderden er zich zeventien renners af. Uit dit groepje
ontsnapten in de laatste ronde Roger Rosiers en Sus Verhaegen. De twee bleven
vooruit dank zij de ploegmaats van Sus in het achtervolgende groepje. Van zijn
sportdirecteur mocht Sus geen kop meer doen. Roger Rosiers bleef echter sleuren
en zo bleven ze voorop. De sprint was geen sprint meer en Sus won afgescheiden
voor Roger Rosiers. Op 25 won Staf Van Roosbroeck de spurt voor de derde plaats.
Drie dagen later was het weer prijs. In Stabroek werd de
beslissing afgedwongen op 8 km van de meet.Een groepje scheidde zich af en hieruit ontsnapten vlak voor het ingaan
van de laatste ronde Michael Wright, Claes, Sus, en Ronald Dewitte.Ze werden echter weer ingelopen. Op 300 m
werd de eindsprint ingezet en het werd een bloedstollende sprint tussen Sus en
Michael Wright, gewonnen door Sus. Willem Peeters werd alsnog derde.
Op 16 juni ging Sus opnieuw met de bloemen naar huis. Er
waren 62 vertrekkers voor de 10° Maaslandse Pijl te Kotem. Op vijfhonderd meter
van de aankomst leek het er nog op dat Roger De Vlaeminck zou winnen. Maar hij
werd gegrepen door Bernard Bourguignon die niet wou overnemen. Roger zag het
niet zitten om met de snelle Bourguignon in zijn wiel door te zetten en hield
in. Daardoor konden Sus en Eddy Verstraeten wegglippen. Sus klopte Eddy
Verstraeten in de sprint. Fons De Bal werd op 10 derde.
Op 2 juli werd Sus tweede in Kruishoutem na Willy
Planckaert. Op 7 juli werd hij in Diest derde op 110 van Frans Verbeeck en
Roger Swerts. Een week later was hij dan weer tweede op 10 van Rik Van Linden
in Wuustwezel.
In het verder verloop van het seizoen rijdt Sus geen dikke
prijzen meer. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat hij zijn aandeel in de
premies niet behaalde.
Ook in 1975 bleef hij bij IJsboerke-Colner. Sus Verhaegen
was ondertussen 27 jaar oud en op zijn sterkst als atleet. Dat zou ook blijken
uit zijn palmares voor dit seizoen. In de loop van vorig seizoen had hij al
gesproken met Rik Van Looy. Samen waren ze tot de conclusie gekomen dat Sus
meer kon dan zomaar kermiswedstrijden winnen. Tijdens het oefenkamp aan het
Gardameer herhaalde Rik dit standpunt. Sus begon zelfs naar een masseur te gaan
en Roger Swerts beloofde hem een plaatsje in de kern van de ploeg.
In tegenstelling tot andere jaren was Sus nu op zijn best
van begin maart tot in oktober. Het begon dus fantastisch met winst op 2 maart
in Kuurne-Brussel-Kuurne. In de wedstrijd was Freddy Maertens beresterk. Maar
het was ook een hectische koers. Er waren 24 man ontsnapt met daarbij Freddy
Maertens en vijf ploegmaten en ook reeds Sus Verhaegen. Deze groep was op een
bepaald moment echter door de rode lichten van een spoorwegovergang gereden en
had zo een voorsprong van 3 minuten opgebouwd. De commissarissen bevolen een
neutralisatie totdat de achtervolgende groep weer op 15 kwam en logischerwijze
ook weer bij de ontsnapten kwam. Er kwam protest van de groten zoals Freddy Maertens,
Cees Bal, Rik Van Linden en Gerben Karstens. Deze laatsten gaven zelfs op,
Freddy beval zijn ploeg tot een langzaam aan actie. Toch sloeg de vlam weer in
de pijp door Pol Lannoo. Hierdoor kwam ook weer Freddy Maertens in actie. Op de
Kluisberg konden nog dertig renners in zijn spoor blijven. Rond de Kwaremont
konden enkel Sels en Pollentier volgen. Toen deze laatsten begaven was er nog
60 km tot de meet. Freddy besloot alleen door te gaan en dat was een domme
beslissing. Op de Tiegemberg werd hij door elf achtervolgers ingelopen en
direct, samen met negen anderen achter gelaten door Sus Verhaegen en Tino
Tabak.Even verder kon Freddy Maertens
toch nog aansluiten samen met Alain Santy. En in de sprint was het niet de
verwachtte Freddy Maertens die het haalde maar Sus die Tino Tabak klopte.
Freddy werd uiteindelijk derde. Van een verrassing gesproken.
Sus bleef de rest van het voorseizoen goed presteren. Op 24
april werd hij in Ruddervoorde op 28 derde na Ronald Dewitte, geklopt door
Ronny De Bisschop voor de tweede plaats. Op 3 mei won hij alweer in Momignies.
Toen er na een hergroepering een aarzeling in het peloton was, konden Sus
Verhaegen, zijn ploegmaat Paul Aerts en Frans Mintjens ontsnappen. Gezien de
twee vedetten Ferdi Bracke en Gerben Karstens meer oog hadden voor elkaar
konden aanvallers uit de greep van het peloton blijven. Frans Mintjens trachtte
nog de twee ploegmaats te verschalken. Tevergeefs. Gezien Sus de snelste van de
twee IJsboerkes was kon hij de overwinningsbloemen meenemen naar huis met dank
aan Paul Aerts.
Het bleef vervolgens stil tot 18 juli. In Vrasene werd Sus
derde na Roger Swerts en op 30 geklopt door Fons De Bal. De maand augustus
werd weer een topper. Op 5 augustus werd hij tweede in Willebroek achter Frans
Van Looy. Op 7 augustus opnieuw derde in
Booischot na Tony Gakens en Wilfried Peeters. Op 10 augustus opnieuw tweede in
Nieuwmoer-Kalmthout op 5 van Jos Jacobs. En tenslotte op 17 augustus tweede in
het Nederlandse Dongen op 51 na Gerben Karstens.
Op 23 september was er nog een derde plaats in Maldegem op
20 van Roy Schuiten en geklopt door Jan Aling. En tenslotte een derde plaats
op 9 oktober in Zwevezele geklopt door de rappe spurters Walter Planckaert en
Albert Van Vlierberghe.
Op het einde van 1975 kreeg Frans Verhaegen bij IJsboerke de
bons. De reden is mij niet duidelijk want hij had toch Kuurne-Brussel-Kuurne
gewonnen. Het was bang afwachten of Freddy Maertens zijn eerdere belofte zou
nakomen en Sus bij Flandria zou inlijven. Indien niet, dan zou de fiets aan de
haak gaan. Maar Freddy hield woord. Had Freddy Maertens iets gezien in hem en
wou hij sterke Sus naast zich? Kreeg hij betere voorwaarden bij Flandria? Sus
kennende zal dit laatste wel gelukt zijn. 1976 was een succesvol jaar voor Sus.
De ploeg Flandria was oppermachtig in die periode en Sus behoorde dikwijls bij
de kern waardoor hij mee kon delen in de premies en het prijzengeld. Ook
persoonlijk was het geen slecht jaar.
Weer begon Sus het wielerseizoen heftig. Sus behaalde een
zevende plaats in de Omloop het Volk. s Nachts werd hij uit zijn bed gehaald
om mee te gaan naar Paris-Nice. Slimme Sus weigerde echter. En s Anderendaags herhaalde
hij gewoon zijn stunt van het jaar ervoor. Hij won opnieuw
Kuurne-Brussel-Kuurne.Dit keer won Sus
zeker ook door het ploegenspel. Flandria zorgde er voor dat in elke ontsnapping
een mannetje mee was. Op een bepaald moment kwam Sus aan zet. Hij schoof weg
uit het peloton en enkel Hervé Vermeeren en Frankie De Gendt konden hem volgen.
Vermeeren mocht van Berten De Kimpe geen kop meer doen en telkens Sus probeerde
weg te springen kreeg hij Hervé in het wiel. Sus heeft dan maar de linke
gespeeld en luid naar Frankie De Gendt geroepen dat die maar moest gaan. Die
deed dat ook prompt, Vermeeren sprong weer op het wiel, en Sus kon op die
manier Vermeeren uiteindelijk verschalken. Op enkele kilometer van de streep
liet hij zo zijn twee gezellen in de steek en won met 50 voorsprong op De
Gendt en Vermeeren.
De rest van het voorseizoen stond in dienst van de
kopmannen. Werken voor de ploeg en bij winst meedelen in de premies. Op 21 juni
net voor de Tour werd hij in Neeroeteren tweedena Walter Godefroot. Sus zat dus duidelijk in vorm. Hij werd zelfs
geselecteerd om mee te gaan naar de Tour de France. Sus die een heilige schrik
had voor het hooggebergte zag er serieus tegenop. Afzien gelijk de beesten,
iedere dag maken dat je op tijd binnen bent, werken voor de kopman. Het was
nogal wat. Sus heeft nooit Parijs gezien. Toch niet met de fiets op het einde
van de Tour.
Hij werd 118° in de proloog en hij reed mee tot 10° etappe.
Zijn beste klassering was 35° in de eerste etappe.In de 10° etappe op 5 juli met de beklimming
van de Lautaret , Izoard en Montgenèvre gaf hij op.
De Tour had hem nochtans een goede conditie gegeven. Op 7 juli
stond hij al aan de start van de GP Stad Sint-Niklaas en hij werd er derde na
Frans Van Looy en geklopt voor de tweede plaats op 20 door Serge Van Daele. s
Anderendaags was hij opnieuw derde. Deze keer in Melle, 20 na het Molteni-duo
Spruyt en Huysmans. En weer vijf dagen later was het bingo. In Sleidinge won
hij voor animator Staf Van Roosbroeck en Jos De Schoenmaeker.In de negende grote ronde was de beslissing
gevallen. Staf van Roosbroeck kreeg Sus, De Schoenmaeker en Jos Van de Poel
mee. Het peloton zag hen enkel nog terug toen het in de laatste kleine ronde
gedubbeld werd. Sus en Staf rukten zich nog los van de andere twee en Sus won
verrassend van Staf.
Op 5 augustus werd hij nog tweede in het Kampioenschap van
Antwerpen in Booischot na Eddy Verstraeten. En op 2 september werd hij tweede
in Rummen na Ronald Dewitte.
En dan besloot Sus de stommiteit van zijn leven te doen. In
plaats van bij Flandria te blijven en zeker te zijn van het geldgewin, tekende
hij voor een nieuwe ploeg.
Robert Lauwers en een zekere Duwan wilden met de firmas
Splendor en Zoppas een ploeg opzetten. Sus krijgt een vorstelijk maandgeld
voorgeschoteld en een premie van 10.000 Bfr per overwinning. Sus begint te
dromen, denkt aan de mogelijke 10 palmen per seizoen, de supporters maken zijn
kopke zot en Sus zet zijn krabbel. Het was geweten, Sus dacht nogal dikwijls
aan het geldgewin.
Alleen, .. de ploeg kwam niet van de grond. En begin 1977 zag
het er donker uit voor Sus. Opnieuw wenkte het scenario waarbij hij de fiets
aan de haak zal moeten hangen. Sus kon zich wel voor de kop slaan.
Uiteindelijk komt eind januari het bericht dat Sus en 12
andere renners, allen gedupeerd door Zoppas-Splendor, onderdak zouden vinden
bij een nieuwe ploeg die aanvankelijk Galenco-Verenigde Zeepcentrales Deinze
zou heten. Alles werd definitief op 16 februari. De ploeg V.Z.
Deinze-Carpenter-Norta zag het levenslicht. De carrière van Sus was nog niet
ten einde.
Dat heel deze situatie niet bevorderlijk was voor de
conditie van Sus, spreekt voor zich. Niettemin reed hij nog een aardig seizoen
bijeen.
Op 10 mei werd hij derde in Lommel na Fons Van Katwijk en
Herman Vrijders. Vijf dagen later werd hij te Niel tweede op 18 van Rik Van
Linden. Een week later werd hij derde in de 2° etappe van Mandel-Leie-Schelde
na Frans Van Looy en Eddy Vanhaerens en eveneens derde in het eindklassement na
Ludo Peeters en Eddy Vanhaerens.
Vervolgens verviel Sus in zijn oude gewoonten en moeten we
wachten tot de zomer om hem weer te zien opduiken in de topdrie. Op 7 augustus
wordt hij derde in Nieuwmoer-Kalmthout achterAndré Delcroix en Willy In t Ven. Op 13 september is er de GP Briek
Schotte in Desselgem en opnieuw sleept Sus een derde plaats uit de brand. Deze
keer één minuut na Jos Schipper en geklopt doorJean-Luc Vandenbroucke. Twee dagen later was het echter bingo. Het
Kampioenschap van Vlaanderen in Koolskamp. Na een zeer dynamische wedstrijd kon
Sus wegrijden met Willy In t Ven en Gerrie Verlinden. In de spurt had Sus geen
enkel probleem met zijn medevluchters en dus mocht hij de Leeuwentrui omgorden.
Op 12 oktober werd in Herentals de GP Louis Verreydt
verreden. Er stonden drie Fransen op het podium nl. Frans Verbeeck, Frans Van
Looy en Frans Verhaegen.
In 1978 bleef Sus bij de ploeg Zeepcentrale. Maar het einde
kwam in zicht. Geen enkele overwinning meer dat jaar. Vermeldenswaard blijven
een tweede plaats na Staf Van Roosbroeck op 27 mei in de Omloop van Midden
België in Lier, een tweede plaats na Jean-Luc Vandenbroucke op 3 oktober in
Moescron-Templeuve en s anderendaags een derde plaats in Zele op 10 na Walter
Godefroot en Jan van Katwijk.
Uiteindelijk kwam er het laatste jaar bij de ploeg Safir. De resultaten waar weer iets minder. Niet dat Sus zijn plaats niet had in het peloton. Zo een oude rot weet altijd wel zijn deel te bemachtigen.
Op 2 juli behaalde Sus zijn allerlaatste zege in Humbeek voor Jos Gijsemans en
Flup Vandenbrande. Op 10 oktober was hij in Boom betrokken bij een zware valpartij. Zijn knie was er erg aan toe en het herstel, met complicaties, nam 4 maand in beslag. Tegen dan was het seizoen al weer volop aan de gang en Sus zag een terugkeer niet meer zitten en besloot een einde te maken aan zijn carrière.
Maar Sus is het wielrennen blijven volgen. Hij heeft zelfs
een groep van oud-renners opgericht en organiseert activiteiten. Wat blijkt is dat
Sus overal geliefd gebleven is, binnen en buiten de koers.
Vandaar dat ik dus vond dat zo een renner ook eens
beschreven mocht worden. Ook al omdat de Sus, zoals ik, ook vier kinderen heeft.
Alleen qua kleinkinderen heeft hij mij geklopt. Maar het seizoen is nog niet
ten einde.
Soms, beste lezer, durf ik wel eens weg dromen naar een niet
zo ver verleden toen België HET wielerland bij uitstek was.
We hebben in België of liever in Vlaanderen heel wat mooie
periodes gehad. In Wallonië waren die gloriedagen heel wat minder. We moeten
dan al terug keren naar de periode Lambot en Scieur of vader een zoon Masson en
het meest recent Claude Criquielion. Bij ons in Vlaanderen beleefden we de ene
glorieperiode na de andere. Teveel om hier op te noemen.
Wat een liefhebber natuurlijk het meest koestert, is een
periode die hij zelf bewust meegemaakt heeft. Dikwijls ligt daar ook de bron
voor een levenslange veroordeling tot passie voor de wielersport.
Ikzelf heb het geluk gehad de periode van Eddy Merckx te
mogen beleven met daarnaast triomfen van andere kleppers zoals een Roger De
Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck, André Dierickx, Willy Planckaert,
Rik Van Linden, Roger Rosiers, Herman Vanspringel, enz ..
Het is dan ook niet verwonderlijk dat mijn gouden periode in
dat tijdperk ligt. Maar gezien ik een drievoudige besmetting van de
wielermicrobe heb moeten ondergaan, ik ben namelijk ook gebeten door het
veldrijden en de pistewedstrijden, ligt mijn echte gouden periode tussen 1969
en 1974.
Ik stelde mijzelf dan ook de vraag wat het meest succesvolle
jaar voor ons wielrijden dan wel mag geweest zijn. Een vraag die niet eenvoudig
te beantwoorden blijkt. Volgt u maar eens mee beste lezer.
Vooraf wil ik stellen dat er vele mooie jaren buiten deze
periode geweest zijn. Misschien vindt u zelfs een betere periode of een
succesvoller jaar. En misschien vindt u zelfs een land dat het nog beter deed.
Laat mij beginnen met het jaar 1969. Niet onaardig om mee te
starten. Het zal in eerste instantie ook het beste jaar blijken van de periode
die ik bewust meegemaakt heb. De start van dat jaar was grandioos. Eric De
Vlaeminck werd in 1969 wereldkampioen veldrijden bij de profs voor twee andere
ex-wereldkampioenen Rof Wolshohl en Renato Longo.
Bij de amateurs werd het zelfs een totale triomf met René De
Clercq op het hoogste schavot geflankeerd door de ongelukkige Roger De
Vlaeminck, die aan de leiding rijdend op 300 meter van de streep ten val kwam,
en Robert Vermeire. Al 4 medailles en het jaar was nog maar pas begonnen.
Begin augustus werden de wereldkampioenschappen op de baan
verreden in het Antwerpse Sportpaleis.
In de sprintnummers waren er enkel medailles weggelegd voor
de profs. In de reeksen versloeg Patrick
Sercu de Japanner Madarame en Robert van Lancker versloeg de Nederlander Koel.
Roger Vandenbergh werd naar de herkansingen verwezen door de Italiaan
Gaiardoni. In die herkansingen versloeg Vandenbergh wel de Australiër Graeme
Gilmore, vader van Matthew, maar werd hij wel voorafgegaan door de Fransman
Suire. Uitgeschakeld dus.
In de achtste finales versloeg Patrick Sercu de Fransman
Charreau en Robert Van Lancker kegelde de andere Fransman Suire er uit. Nog een
andere Fransman, Mourioux, werd door Sercu, in twee manches, verslagen in de
kwartfinales. Van Lancker had dan weer een belle nodig tegen de Italiaan
Damiano. In de halve finales werd het tweemaal België-Italië, tweemaal gewonnen
door onze landgenoten. Sercu won opnieuw in twee manches van Gaiardoni maar
Robert Van Lancker had tegen een kolerieke Beghetto weer een belle nodig. In
de finale werd Robert Van Lancker moeiteloos geklopt door Patrick Sercu. Goud
en zilver dus.
Achter de zware motoren wonnen Leo Proost en Theo Verschueren
hun reeksen waardoor ze rechtstreeks geplaatst waren voor de finale. Romain De
Loof moest naar de herkansingen maar haalde het daar ook niet. In de finale
werd Theo Verschueren, ontevreden over zijn gangmaker Staekenburg, tweede na de
sterke Nederlander Jaap Oudkerk.
In de reeksen van de achtervolging liep Ferdi Bracke de Italiaan Marcelli in en
stoomde op zijn elan door naar een nieuw baanrecord (5.56.60). Norbert Seeuws
haalde het van de Fransman Alain Van Lancker (6.22.13 tegen 6.26.18) maar zijn
tijd was onvoldoende voor de laatste acht. In de kwartfinale liep Ferdi Bracke
na 8 ronden de Fransman Charly Grosskost in. In de halve finale had hij geen
enkele moeite met de Nederlander Bongers. De als spannend aangekondigde finale
tussen Ferdi Bracke en Hugh Porter werd eigenlijk een afknapper door de grote
klasse van onze landgenoot. Ferdi Bracke haalde het gemakkelijk. De teller
stond dan al op vier gouden, drie zilveren en 1 bronzen medaille.
Een week later werd het wereldkampioenschap op de weg
gereden in Zolder. We weten allemaal hoe het afliep. Weer zilver, dit keer voor
Julien Stevens. Eind augustus werd dan nog het wereldkampioenschap op de weg
voor amateurs verreden. Weer werd het zilver met Jean-Pierre Monseré. Maar ook
brons met Staf van Roosbroeck.
Eindstand voor 1969 : 4 gouden, 5 zilveren en 2 bronzen
medailles. Elf in totaal.
Het volgende jaar, 1970, was heel wat minder. Eric De
Vlaeminck en Albert Van Damme behaalden goud en zilver bij de profs, Roger De
Vlaeminck en Norbert De Deckere goud en brons. Het veldrijden bleef op peil.
Op de piste was het iets minder. Enkel een tweede plaats van
Theo Verschueren. Een magere oogst dus.
Op de weg behaalden we een gouden medaille met de betreurde
Jempi Monseré en een zilveren medaille met de eveneens reeds overleden Ludo Van
Der Linden.
Eindbalans voor 1970 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zeven in totaal.
1971 echter was een grand-cru jaar. In het veldrijden
opnieuw 4 medailles. Drie bij de profs met Eric De Vlaeminck, Albert Van Damme
en René De Clercq. Eric De Vlaeminck kende eigenlijk weinig tegenstand op weg
naar zijn vijfde wereldtitel en het podium was hetzelfde als op het Belgisch
kampioenschap.
Robert Vermeire deed er nog een gouden bovenop bij de amateurs
door de West-Duitser Uebing en de Nederlander Spetgens te kloppen.
Op de piste werd Theo Verschueren eindelijk wereldkampioen
bij de stayers. Nadat hij zijn reeks had gewonnen en Leo Proost derde was
geëindigd, kwamen ze beiden in de finale uit. In die finale waren het
aanvankelijk de Italiaan De Lillo en de Nederlandse ex-wereldkampioen Jaap
Oudkerk die het meest weerstand boden.
De Lillo brak het eerst en op het einde moest ook Oudkerk de rol lossen. Leo
Proost had reeds halfweg de race opgegeven.
Dirk Baert behaalde zijn enige wereldtitel in de
achtervolging door Charly Grosskost te verslaan. In de kwartfinales had hij de
Italiaan Bosisio verslagen. In de halve finale kwam hij uit tegen de Deense
werelduurrekordhouder Ole Ritter. Ook die moest er aan geloven. In de finale
nam de Fransman Charly Grosskost aanvankelijk voorsprong. Vanaf 1200 meter
begon Dirk Baert er echter aan te knagen. Langzaam haalde hij Grosskost in en
in de laatste kilometer bouwde hij een kleine voorsprong op.
In het sprinttoernooi werd Robert Van Lancker tweede. In de reeksen had hij de Italiaan
Borghettiuitgeschakeld. In de
kwartfinale nog een Italiaan namelijk Beghetto. In de halve finale versloeg hij
in twee manches de Australiër Gordon Johnson. Maar in de finale zelf werd hij
in twee manches verslagen door de Nederlander Leijn Loevesijn. Tweemaal goud,
eenmaal zilver dus.
Op de weg was het ook een succes. Eddy Merckx werd voor de
tweede keer wereldkampioen door Felice Gimondi in een sprint met twee te
kloppen. Cyrille Guimard werd derde.
En Freddy Maertens behaalde zilver bij de
amateurs, geklopt in een warrige sprint door de Fransman Regis Ovion. Daarnaast
behaalde België de gouden medaille op de 100 kmtijdrijden. Ons Belgisch viertal Staf Hermans-Staf Van Cauter-Louis
Verreydt en Ludo Vander Linden wonnen met 138 voorsprong op de Nederlanders (Den
Hertog-Duyker-Schür-Van den Hoek) en 221 op de Polen
(Barcik-Szozda-Smyrak-Lis) . Nog eens twee gouden en één zilveren medaille er
bij in het mandje.
Eindbalans voor 1971 : 6 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Tien in totaal.
Het jaar erop was ook niet mis. In het veldrijden startte
het echter iets minder. Slechts twee medailles. Weliswaar twee gouden met
opnieuw Eric De Vlaeminck en Norbert De Deckere.
Op de piste was er opnieuw Theo Verschueren met goud, Ferdi
Bracke en Dirk Baert met respectievelijk zilver en brons en Robert Van Lancker
met goud.
Op de weg was het echter een mager beestje. Nul medailles.
Eindbalans voor 1972 : 4 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zes in totaal.
Ook 1973 was een minder jaar. Zelfs tijdens de
wereldkampioenschappen veldrijden was de buit mager. Goud opnieuw voor de
onvermijdelijke Eric De Vlaeminck en zilver voor Bertje Vermeire.
Op de piste een zelfde balans. Goud voor Robert Van Lancker
en zilver voor Ferdi Bracke.
Op de weg goud voor Nicole Van Den Broeck, zilver voor
Freddy Maertens in Barcelona.
Eindbalans voor 1973 : 3 gouden, 3 zilveren en 0 bronzen
medaille. Zes in totaal.
De gouden jaren lagen duidelijk achter de rug. Het kwam
ook tot uiting in het totaal aantal niet-gouden medailles in het jaar 1974.
Weliswaar opnieuw 2 gouden medailles in het veldrijden. Deze keer met Albert
Van Damme en Robert Vermeire en een zilveren met Roger De Vlaeminck.
Op de piste enkel nog ereplaatsen. Zilver voor Theo
Verschueren, zilver voor Ferdi Bracke en brons voor Robert Van Lancker. Hun
hoogdagen waren voorbij.
Op de weg redde Eddy Merckx de eer in het verre Canada.
Eindbalans voor 1974 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zeven in totaal.
Om aan te tonen dat het verval zich doorzette, nog een
overzicht voor 1975. Tweemaal goud in het veldrijden met Roger De Vlaeminck en
Robert Vermeire. Een derde plaats voor Dirk Baert in de achtervolging en een
tweede plaats voor Roger De Vlaeminck in Yvoir.
Eindbalans voor 1975 : 3 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen
medaille. Vijf in totaal.
Deze zeven gouden jaren leverden in totaal dus 26 gouden, 19
zilveren en 7 bronzen medailles. 52 in totaal.
Vanaf dan waren er geen topjaren meer. In sommige
disciplines kenden we sporadisch nog wel een wereldkampioen of medaillewinnaar.
Ik som ze op, dames eerst, zilver voor Claudine Verstraete in de sprint in 1981
en op de weg zilver voor Jenny De Smet (1979) en Patsy Maegerman (1994) en
brons voor Gerda Sierens (1982) en Yvonne Reynders(1976).
Op de piste bij de amateurs hadden we nog gouden medailles
in de puntenkoers voor Stan Tourné (1977) en Noël Dejonckheere (1978) en een
zilveren medaille voor de stayer Guido Van meel (1979). Bij de profs behaalden
we nog gouden medailles in de puntenkoers met opnieuw Stan Tourné (1980) en
Etienne De Wilde (1983). In dezelfde discipline nog zilver voor Michel Vaarten
(1986), Matthew Gilmore (2000) en Iljo Keisse (2007) en brons voor Roger
Ilegems (1987).
In de achtervolging nog twee bronzen medailles van Jean-Luc
Vandenbroucke (1978 & 1984). Bij de stayers werd Stan Tourné nog tweede
(1988) en derde (1984), in de sprint werd Michel Vaarten nog eens derde (1979).
In de keirin behaalde diezelfde Michel Vaarten nog een
gouden (1986), zilveren (1990) en bronzen (1988) medaille. In de ploegkoers
twee bronzen medailles met Gilmore-Keisse (2005) en Depoortere-Schets (2010) en
een gouden medaille in 1998 met Gilmore-De Wilde.
Op de weg hadden we bij de amateurs de zilveren Rudy Rogiers
(1981), Francis Vermaelen (1982), Frank van De Vijver (1985) en bronzen Johan
Van Summeren (2003). Bij de profs de wereldkampioenen Freddy Maertens (1976
& 1981), Claude Criquielion (1984), Rudy Dhaenens (1990), Johan Museeuw
(1996) en Tom Boonen (2005). Verder nog zilver voor Dirk De Wolf (1990)en peter
Van Petegem (1998) die ook nog eens brons veroverde (2003).
In een periode van 1976 tot heden maakt dat 12 gouden, 14
zilveren en 12 bronzen medailles. 38 in totaal. En dat met extra disciplines
(keirin, ploegkoers en puntenkoers) in een periode van 35 jaar of vijf keer
zolang als de zeven gouden jaren.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen) Tags:Wereldkampioenschappen, Dirk Baert, Theo Verschueren, Leo Proost, Eric De Vlaeminck, Yvonne Reynders, Jean Walschaert, Romain De Loof, Benoni Beheyt, René De Clercq, Robert Vermeire, Patrick Sercu, Eddy Merckx, Ferdi Bracke, Dirk Baert, Verreydt,
Gouden tijden (2)
Het schrijven van dit artikel maakte mij echter
nieuwsgierig. Kende België na WO II succesvoller jaren dan 1969? Ik schrijf met
opzet na WO II gezien het aantal disciplines toen gestegen is en de kans op
meer medailles dan ook hoger is.
Ik ben eens gaan snuisteren in de archieven en ik kreeg deze
balans :
Goud
Zilver
Brons
Totaal
Goud
Zilver
Brons
Totaal
1946
1
2
3
1958
1
1
2
1947
1
1
2
1959
1
3
4
1948
1
1
1
3
1960
1
3
3
7
1949
1
1
1961
3
1
2
6
1950
1
1
1962
2
4
2
8
1951
2
2
1963
6
4
1
11
1952
1
1
2
1964
3
5
3
11
1953
1
1
2
4
1965
1
5
1
7
1954
2
2
1966
3
3
1
7
1955
1
1
2
1967
3
2
1
6
1956
1
2
3
1968
3
3
1
7
1957
3
1
4
1969
4
5
2
11
We hadden nog een succesvolle periode nl. 1963-1964.
Eigenlijk kan de term golden sixties ook gelden voor de jaren 60 in het
Belgische wielrennen. In totaal voor de periode 1960-1969 niet minder dan
eenentachtig (81) medailles op de wereldkampioenschappen.
We haalden in die periode op zijn minst een gouden medaille
in : de wegwedstrijd voor de profs, amateurs en dames, het veldrijden voor de
profs en amateurs, de achtervolging bij de profs, amateurs en dames, de sprint
bij de profs en amateurs en de halve-fond bij de profs en amateurs. Daarnaast
nog als beste een tweede plaats in de tandem en de 1km en een derde plaats in
de 100 km tijdrijden op de weg. Gewoonweg fenomenaal.
In 1963 werd de medailles weggeplukt in niet minder dan 8
disciplines. In 1964 zelfs in 10 disciplines. Alhoewel er dus een ex-aequo is
met het jaar 1969 qua medailles is er toch een duidelijk verschil. In 1969
werden de medailles slechts in 7 disciplines behaald.
Vandaar dat ik mijn topdrie als volgt zou willen
voorstellen. Goud gaat naar 1963, zilver naar 1969 en voor brons twijfel ik
tussen 1964 of 1971. Mijn voorkeur gaat naar 1964 omdat we daar eigenlijk ook
nog de Olympische gouden medaille van Patrick Sercu mogen bij tellen. De 1 km
stond toen nog niet op het programma van de wereldkampioenschappen (pas vanaf
1966). Dus eigenlijk is de balans van 1964 : 11 + 1. Of laat het ons gewoon
doen zoals vroeger in het judo, twee bronzen medailles.
Kijken we echter enkel naar de gouden oogst, dan blijft 1963
het topjaar maar komt ook 1971 aardig in de buurt met evenveel gouden (6), één
zilveren minder (3) en 1 bronzen medaille.
De magerste naoorlogse jaren zijn ex-aequo 1949 en 1950 met
elk slechts 1 gouden medaille, met dank aan Rik I en Briek. Gevolgd door 1951,
slechts twee zilveren medailles en 1958, slechts één zilveren en één bronzen
medaille. Dit zijn ook de enige twee jaren, samen met 1946 waarop we in de
tijdspanne van 1946-1978 geen gouden medaille behaalden.
Ere wie ere toekomt. Vandaar dat ik nog een korte
verslaggeving wil geven van de 4 topjaren nl. 1963-1964-1969 en 1971.
Laat mij beginnen met 1963. Het topjaar.
Op zich begon het jaar niet schitterend. Geen enkele
medaille in het veldrijden. De jaren zestig, of toch het begin er van werden
nog gemonopoliseerd door de heren Rolf Wolfshohl en Renato Longo.
Begin augustus waren er dus de wereldkampioenschappen op de
piste in Rocourt. De eerste reeksen van de achtervolging voor amateurs werd
verreden voor slechts 500 toeschouwers. In de 8° reeks klopte Jean Walschaert
(5.05.9) de Oostenrijker Franz Buchelle (5.24.4). Ook Herman Van Loo (5.05.3),
groot favoriet, kwalificeerde zich door Morgans Frey (5.10.0) te kloppen. Het
lot zorgde er echter voor dat hij dezelfde Frey in de kwartfinales opnieuw zou
tegen komen. Daar ging Herman ten onder door de zenuwen. De rit werd tijdelijk
onderbroken door een lekke band van Mogens Frey, zijn mecaniciens treuzelden
nogal en Herman werd nerveus. Ondanks een blitzstart verloor hij op drie ronden
van het einde zijn opgebouwde voorsprong en werd in extremis geklopt door Frey
(4.58.18, een nieuw baanrecord, tegenover 5.01.83). Jean Walschaert daarentegen
klopt nipt de Pool Jozefowiz in een tijd van 5.03.46 tegen 5.03.85).
In een winderig Rocourt stootte Jean Walschaert door naar de
finale, door Brit Hugh Porter te verslaan, waar hij tegen de Sovjetrus
Stanislav Moskvin zou uitkomen.
Beiden startten heftig maar dank zij het enthousiaste
publiek kon Walschaert uiteindelijk afstand nemen van de Rus. Hij eindigde in
5.03.24 tegen 5.08.67.
In het snelheidstoernooi van de amateurs schakelde Patrick
Sercu in de reeksen David Staub (USA) en Klaus Kobusch (BRD) uit. In de achtste
finales klopte hij dan weer Damiano (Ita) en Van der Touw (Ned). In de
kwartfinales moest hij het opnemen tegen Giardan Turrini (Ita) die hij in twee
manches versloeg. In de halve finale moest hij het opnemen tegen de Fransman
Trentin. In twee manches werd deze echter afgedroogd. In de finale kwam Patrick
opnieuw een Italiaan tegen nl. de uittredende wereldkampioen Bianchetto. Deze laatste
werd in de eerste reeks gedeclasseerd. De tweede reeks kon slechts de dag erop
doorgaan. Daarin werd Patrick geklopt zodat er een belle moest komen. Daarin
klopte hij echter gemakkelijk de Italiaan.
Bij de profs ging het er als volgt aan toe. Valère Frennet
moest het afleggen tegen Antonio Maspes, Jos De bakker kegelde de Duitser
Potzernheim uit het toernooi en Leo Sterckx deed hetzelfde met de Fransman
Roger Gaignard. In de kwartfinaleshaalde Leo Sterckx het in twee manches van de Zwitser Oscar Plattner en
Jos De Bakker in twee manches van de Italiaan Giuseppe Ogna. Leo Sterckx werd
in halve finale tweemaal geklopt door
oud-wereldkampioen Antonio Maspes. Jos De bakker werd in drie manches geklopt
door Santé Gaiardoni. Daardoor werd de finale een Italiaansonderonsje gewonnen door Gaiardoni en de
strijd om de bronzen medaille een Belgisch onderonsje gewonnen door Jos De
Bakker.
In de eerste reeks van de halve-fond voor amateurs won
Romain De Loof direct de wedstrijd. René Vandenberghe werd derde in zijn reeks.
In de herkansing van de reeksen gaf Joseph Dhont op. In de finale met negen
moest Romain in de achtste positie starten. Voor hem twee Duitsers, twee
Zwitsers, twee Nederlanders en zijn landgenoot Vandenberghe. In drie sprongen
kwam Romain De Loof aan de leiding. Eerst nestelde hij zich even in derde
positie, dan in tweede om dan, halfweg de koers, de leiding te nemen en die
niet meer af te staan.
Bij de profs won Leo Proost de eerste reeks, Raymond Impanis
werd daarin derde. Paul Depaepe won de tweede reeks. In de finale stond er geen
maat op de Belgen. Leo Proost won voor Paul Depaepe. Een dubbele triomf voor de
Belgen.
Bij de dames klopte Yvonne Reynders in de halve finale de
Russische Lilija Dementjeva (4.15 tegen 4.26) waarmee ze de finale haalde tegen
Beryl Burton. Daarin werd ze geklopt met 4.07.39 tegen 4.12.40.
Hoe het voor de beroepsrenners op de weg afgelopen is dient
niet meer herhaald te worden. Echte liefhebbers kunnen nog altijd uren
discussiëren over de sprint in Ronse. We haalden wel goud en zilver maar ook
veel polemiek.
Bij de dames deden we hetzelfde maar er werd slechts een fractie
over geschreven. Yvonne Reynders klopte Rosa Sels, zus van. Bij de liefhebbers
haalden we een vierde plaats met mijn Jos Huysmans evenals bij de dames met
Simone Elegeest.
En dan was er het multidisciplinaire 1964. Gezien de
Olympische Spelen losstaan van dit geheel, zal ik over de 1 km van Patrick
Sercu ook niet verhalen.
De successen in 1964 begonnen al in februari waar Roger De
Clercq zilver haalde in het veldrijden na Renato Longo. België won met De
Clercq, Albert Van Damme, René De Rey en Eric De Vlaeminck ook het
Landenklassement.
Op de weg was er het succes van de amateurs met twee
winnaars, of liever twee renners die dachten gewonnen te hebben. Eddy Merckx
had gelijk, Willy Planckaert vergiste zich. Hier dient nog een klein fiatdivers
aangehaald te worden. Met het rugnummer 19 verscheen de Algerijn Zaaf Zahar aan
de start van de race. Dit was de zoon van de alom bekende Abdel Khader Zaaf. Na
zeven ronden had hij al een achterstand van 9 minuten zodat hij uit de
wedstrijd werd genomen.
Bij de dames behaalde Rosa Sels een bronzen medaille en
Marie-Rose Gaillard vierde.
En dan was er nog de 100 km tijdrijden op de weg. Het
viertal Leopold Heuvelmans, Roland Deneve, Roland Van De Rijse en Albert van
Vlierberghe werd derde op 351 van de Italianen Andreoli-Della Bona-Guerra-Manza
maar slechts op 4 van het zilver, de Spanjaarden Garcia Such-Goyaneche
Bilbao-Ramon Saez-Santamarina.
Op de piste waren we ook succesvol. Laten we beginnen met de
achtervolging. Bij de profs waren er dertien deelnemers. Acht mochten er naar
de kwartfinales gaan. Hugo Scrayen en Ferdi Bracke haalden die eerste
schifting. In de kwartfinales haalt Bracke Henk Nijdam in na 8 ronden. Hugo
Scrayen verliest van Ercole Baldini (6.22.29 tegen 6.25.41). Diezelfde Baldini
verliest op zijn beurt in de halve finale van Bracke (6.23.8 tegen 6.29.23)
waardoor Ferdi in de finale tegen Leandro Faggin uitkomt. Ferdi wint
overtuigend (6.13.92) van Faggin (6.23.97).
Bij de amateurs schakelde Herman Van Loo in de reeksen Hugh
Porter uit (5.03.75 tegen 5.07.85). Wereldkampioen 1963, Jean Walschaert werd
meedogenloos uit het toernooi gebonjourd door de Italiaan Luigi Roncaglia
(5.06.50 tegen 5.17.13). Diezelfde Roncaglia werd in de kwartfinales door
Herman Van Loo (5.02.92)huiswaarts gestuurd. In de halve finale moest Herman
Van Loo uitkomen tegen zijn zwart beest van vorig jaar, de Deen Mogens Frey.
Frey startte furieus maar vrij snel kwam Van Loo op dezelfde hoogte en nam dan
voorsprong. Een voorsprong die hij niet meer afgaf. Hij klokte af op 5.04.47,
de Deen op 40 meter. In de finale moest Van Loo het opnemen tegen de sterke
Nederlander Tiemen Groen. Er stond geen maat op de Nederlander die won in een
tijd van 5.01.74.
Ook bij de dames bleek de achtervolging een succes. Yvonne
Reynders klopte in de finale haar eeuwige rivale Beryl Burton (4.02.22 tegen
4.09.53).
In het sprintoernooi was er enkel medailleoogst bij de
profs. Bij de amateurs kon het echter anders gelopen zijn. Patrick Sercu won
zijn eerste reeks tegen de Tsjech Ivan Kucirek. In de kwartfinale schakelde hij
in twee manches de Sovjetrus Valery Khitrov uit. In de halve finale verloor
Patrick de eerste manche tegen Daniel Morelon. In de tweede manche werd hij
gediskwalificeerd nadat hij professioneel (hij was echter amateur) de deur had
dicht gedaan. Protest hielp niet meer en uit frustratie nam Patrick niet meer
deel aan de spurt om de bronzen medaille tegen de man die hij vorig jaar
versloeg, Bianchetto.
Bij de profs werd in de eerste reeks van de schiftingen Jean
Lambrechts uitgeschakeld door Antonio Maspes. Jos De Bakker won zijn reeks
tegen de Fransman Michel Rousseau en de Japanner Nobuo Shiratori. Leo Sterckx
won ook zijn reeks tegen de Duitser Werner Potzernheim en de Nederlander
Marinus Paul. Ook in de herkansingen kon Lambrechts het niet halen tegen
Potzernheim en Mitsuo Nakai (Jap).
In de kwartfinale maakte Jos De Bakker korte metten met de
Zwitser Oscar Plattner in twee manches. Leo Sterckx won de eerste manche tegen
de Italiaan Giuseppe Beghetto, verloor de tweede manche maar won de belle. In
de halve finale moest Jos De Bakker het opnemen tegen Roger Baensch (Aus) en
Leo Sterckx tegen Antonio Maspes.
Maspes versloeg Sterckx in twee keer en Ron Baensch deed
hetzelfde met De Bakker zodat de belgen onderling moesten kampen voor het
brons. De strijd werd in twee manches gewonnen door Jos De Bakker.
En dan was er nog de halve fond. Bij de profs won Romain De
Loof de eerste reeks en werd Leo Proost daarin derde en eindigde Paul Depaepe
in de tweede reeks derde. In de finale stond er geen maat op de Spanjaard
Guillermo Timoner. Hij won voor Leo Proost, Romain De loof werd vijfde, Paul
Depaepe gaf op.
Bij de amateurs eindigde in de eerste reeks Jean Walschaert
tweede. In de tweede reeks eindigde Belgisch kampioen Johnny Audiffret zesde.
Hij werd dan ook naar de herkansingen verwezen maar kon zich niet redden. In de
finale werd ex-achtervolger Jean Walschaert geklopt door ex-achtervolger, de
Nederlander Jaap Oudkerk.
De jaren 1969 en 1971 heb ik hierboven al beschreven
waardoor het plaatje vrij compleet geworden is. Sommigen zullen misschien de
opmerking maken dat heden ten dage het wielrennen veel mondialer geworden is en
dat het voor het kleine België moeilijker geworden is om medailles te oogsten.
Dat klopt natuurlijk. Maar anderzijds kan men ook redeneren dat het wielrennen
in totaal vroeger zo populair was, dat het niet evident was om als Belg de
beste te worden in eigen land. De concurrentie was moordend. Pieken of zich
toeleggen op een WK was onmogelijk. De sport was populair en de wedstrijden en
dus ook de duels volgden elkaar in een razend tempo op. En waar b.v. Italië nu
misschien één topsprinter heeft, had het er vroeger vijf of zes.
Natuurlijk dat er hier discussie kan rond bestaan. Maar de
opzet van het artikel ging over de gouden jaren en de hierbij horende nostalgie
en warme herinneringen.
Bij deze zeg ik dan ook welgemeend : Bedankt Eric, Eddy, Roger, Leo, Theo, Yvonne, Paul,
Ferdi, Dirk, Robert, Jean, Patrick, Romain, René, en alle andere medaillewinnaars
Beste lezer en wielerliefhebber. Vandaag zou ik het eens
willen hebben over een bonk van een vent.Een man op een fiets waar je met ontzag naar keek. Waar de kracht van
afstraalde en die de tegenstander kon imponeren, alleen al met zijn uitstraling
van kracht.
Het is geen renner die geboekstaafd staat als flyer. Hij zat
niet als een Roy Schuiten, een Didi Thurau of een Roger De Vlaeminck op zijn
fiets. Hij was geen echte sprinter alhoewel hij op zich ook geen strijkijzer
was in de spurt. Tijdrijden was niet echt aan hem besteed alhoewel hij wel uren
tegen de wind in kon bonken en beuken. Voor zichzelf of voor zijn kopman. En
het was zeker geen klimmer daarop was zijn
lichaam niet voorzien. Te fors, te hoekig, te zwaar. Hij had een kop van beton,
oerdegelijk, een kop waar Marc Sleen of Nesten een prachtige karikatuur zou
kunnen van maken hebben.
Niettemin heeft hij zijn plaats in de wielergeschiedenis
veroverd. En als zijn naam vernoemd wordt in een gesprek tussen
wielerliefhebbers, zal er nooit extra uitleg moeten gegeven worden. Elke
gesprekspartner zal direct een beeld voor ogen krijgen van de renner. Dit in
tegenstelling als de namen van renners als Dallai, Sorlini of Cucchietti vallen.
Ja beste lezer, deze renners reden ook begin de jaren 70 in het peloton.
Nu vraagt u zich waarschijnlijk af over welke bonk ik het
hier wil hebben. Wel het is niemand minder dan Roger Rosiers. Roger Rosiers
werd geboren op 26 november 1946 in Vremde, een deelgemeente van Boechout
in de provincie Antwerpen. Vandaar dat ik mijn titel moest veranderen. Ik had
eerst geschreven Uit de Vlaamse klei getrokken maar ik denk dat er weinig
kleigrond te vinden is in Vremde. Maar ik kan mij natuurlijk vergissen.
Het begon voor Roger Rosiers zoals voor vele renners, met
een fiets voor de plechtige communie. Roger werd direct gebeten door die
ondefinieerbare, typisch Vlaamse wielermicrobe. Eens er door gebeten, geraak je
er nooit meer vanaf. Veertien jaar was hij, en hij werd al derde in zijn vierde
koers bij de niet-aangeslotenen. Zelden reed hij buiten de toptien. Bij de
nieuwelingen behaalde hij ruim 57 overwinningen en dat terwijl hij toch
Latijns-Grieks volgde en dus veel moest studeren.
Dat eerste gewin was echter kattengespin. Ze zijn met velen
die de ene overwinning na de andere binnenhaalden bij de nieuwelingen, en nooit
een volwaardig, laat staan verdienstelijk profrenner werden. Ik zou ze niet te
eten willen geven.
Maar ook bij de liefhebbers was Roger was geen
onverdienstelijk wielrenner. Hij won in 1965 de Omloop Het Volk voor
liefhebbers en in de Schaal Sels zorgde hij voor een stunt. Op 1 km van de
streep sprong hij weg uit een 150 koppen tellend peloton, nam 70 meter
voorsprong en won als amateur voor de doorgewinterde profs Staf De Smet en Gilbert Maes. In datzelfde
jaar won hij ook één etappe in de Ronde
van België en werd derde in de eindstand.
In 1966 won hij de Omloop der Vlaamse Gewesten, de Omloop
van Henegouwen en een etappe in de Triptyque Ardennaise en werd hij tweede in
de eindstand van de Ronde van België. Hij won eveneens Gent-Wevelgem voor
amateurs waar hij Leo Van Dam en Ludo Goossens in de spurt klopte. Er stonden
niet minder dan 294 deelnemers aan de start!
In datzelfde jaar moest hij zijn legerdienst vervullen en
dat werd een geluk bij een ongeluk. Want toen hij in het Klein Kasteeltje
vertoefde zaten daar ook de zonen van François Cools, sportdirecteur bij Mann.
Van het een kwam het ander en Roger mocht als 20-jarige, wat in principe niet toegelaten
was, een profcontract tekenen bij Mann.
Op 30 januari 1967 werd Roger Rosiers officieel profrenner
bij de ploeg Mann-Grundig. Enerzijds een evidente keuze gezien de Mann-ploeg
gekend stond voor zijn Antwerpse inbreng en de kans die hij kreeg via François
Cools, anderzijds minder evident gezien de aanwezigheid van kleppers zoals Jos
Boons, Walter Boucquet, Jos Huysmans, de broers In tVen, André Poppe, Willy
Van Neste, Daniel Vanryckeghem, Herman Vanspringel en zijn toekomstige
schoonbroer Gust Verhaegen. Voor een jonge renner met ambitie toch wel een hele
groep renners waar hij rekening zou moeten mee houden.
Niettemin startte Roger Rosiers schitterend. Hij won al
direct de Brabantse Pijl. Hij ontsnapte bij de aanvang van de laatste plaatselijke
ronde, en men zag hem niet meer terug. Hij won voor Jan Lauwers, op 1 minuut en
Miel Coppens op 245. En dat terwijl Roger toen nog altijd zijn legerdienst
deed. Misschien dat de Brabantse Pijl toen nog niet de uitstraling had van nu,
maar de wedstrijd staat toch mooi op zijn erelijst. Enkele weken later wordt
hij zevende in een aartslastige Luik-Bastenaken-Luik en behaalde hij dezelfde
plaats in het Kampioenschap van België naast een elfde plaats in de Waalse Pijl.
Niet mis voor een neo-prof. Heden ten dage zou er direct een contractaanpassing
komen en zou het bedje voor de eerstejaarsrenner gespreid zijn. Niet echter in
1967.
Het volgende jaar, nog altijd bij Mann-Grundig, probeerde
Roger te bevestigen. Hij slaagde daar gedeeltelijk in met negen overwinningen.
Er waren echter geen uitschieters bij tenzij je de, onmenselijke
weersomstandigheden gereden Elfstedenronde in Brugge zou meetellen. Roger won
voor Willy Bocklant en Michel Jacquemin. Toch gaf hij weer een teken van zijn
talent door tweede te eindigen in de vierde Amstel Goldrace. Hij werd met 2 cm verslagen
door Harry Steevens en ging Daniel Vanryckeghem vooraf. Het had winst kunnen
zijn. Jos Huysmans, toen al een gevestigde waarde, trok de sprint aan voor
Roger. Die durfde zijn ploegmaat echter niet voorbij te gaan tot het al te laat
was. Toch wel een eigenaardige tactiek bij Mann-Grundig als je ook een sprinter als Daniel Vanryckeghem mee hebt
in de kopgroep. Verder werd hij dat jaar ook vierde in Kuurne-Brussel-Kuurne,
vijfde in de Ronde van Luxemburg en zesde in de Ronde van Vlaanderen waar
Daniel Vanryckeghem vijfde werd.
In 1969, zijn laatste jaar bij Mann-Grundig, behaalde hij
vier individuele overwinningen. Het meest in het oog springend was de
overwinning in Nokere Koerse, toen nog niet op TV, voor Frans Mintjens en
opnieuw Michel Jacquemin. Verder werd hij nog tweede in de zesde etappe van
Parijs-Nice, na Jos van der Vleuten en tweede in de etappe 2b, een tijdrit van
10,4 km, van de Vierdaagse van Duinkerken na Ferdi Bracke maar voor Herman
Vanspringel.
Roger reed dat jaar, voor Mann, zijn eerste Tour de France.
Echt grote liefde zou het nooit worden. Het begon nochtans goed met een tiende
plaats in de proloog op 31 van Rudi Altig. Maar alle blikken waren natuurlijk
gericht op Eddy Merckx. Veel beter zou het niet worden en in de zesde etappe
volgde er een opgave.
In datzelfde jaar werd hij ook nog vierde in
Kuurne-Brussel-Kuurne, zevende in de Waalse Pijl, waar hij mee Jos Huysmans aan
de overwinning hiemp, en ook zevende in de Amstel Gold Race en achtste in de
Omloop Het Volk. Sommige kopmannen kregen hem in het oog.
Zoals Jan Janssen die hem aanbeval bij BIC. Roger koos
eieren voor zijn geld en tekende tijdens de Ronde van Het Noorden een contract
met Maurice Demuer. De
Mann-Grundig-ploeghad nogal wat
vedetten in zijn rangen in 1969. Ronald De Witte, Jos De Schoenmaecker, Jos
Huysmans (winnaar van de Waalse Pijl), de gebroeders In tVen, Georges Pintens,
Willy Van Neste, Daniel Vanryckeghem en oude getrouwe Herman Vanspringel. Teveel
van het goede, en dus ook wel een reden om te veranderen. Roger kon zich
alleszins financieel sterk verbeteren. BIC was ook een ploeg die veel
professioneler te werk ging dan het toch wat amateuristische Mann. En misschien
waren er al signalen dat het einde van de Mann-ploeg naderde? 1970 zou het
laatste jaar worden dat de familie Gemoets de wielerploeg sponsorde. Een aantal
vaste renners vertrok in elk geval op het einde van 1969. Jos Huysmans ging
superknecht worden bij het Faemino van Eddy Merckx en Paul In tVen zocht zijn
geluk en fortuin in Italië bij Germanvox samen met Guido Reybrouck en Julien
Van Lint. Misschien hebben de verhalen van Willy Van Neste die, geschorst in
België wegens doping in 1968 voor BIC ging rijden, Roger wel kunnen overtuigen
om voor BIC te kiezen .
In 1970 verdedigde Roger dus de oranje-witte kleuren van het
machtige Franse BIC. Hij werd er ploegmaat van Charly Grosskost, Jean-Marie
Leblanc, Leif Mortensen, Alain Santy, Alain en Sylvain Vasseur, Johny Schleck,
Sus Verhaegen en Michaël Wright. Maar vooral van Luis Ocaña. Een ontmoeting die
een groot deel van zijn verdere carrière zal bepalen.
Roger behaalde in 1970 negen individuele overwinningen.
Waaronder de 16° etappe van de Vuelta , notabene een bergrit, en de proloog van
de Tour de Picardie waardoor hij zijn eerste leiderstrui uit zijn profcarrière
mocht aantrekken. Roger, nog altijd maar 23 jaar oud, werd ook tweede in de
Omloop Het Volk na Frans Verbeeck en derde in de E 3-prijs in Harelbeke na
ex-ploegmaat Daniel Vanryckeghem en Roger De Vlaeminck. Maar vooral schitterde
hij ook in Bordeaux-Parijs met een derde plaats op 615 van Herman Vanspringel
en 46 na Lucien Aimar. Dat deze monsterwedstrijd niet altijd carrières brak
heeft Roger de jaren erop duidelijk bewezen. Verdere ereplaatsen waren vierde
in Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl, vijfde opnieuw in de Ronde van Vlaanderen
en achtste in Parijs-Roubaix en Parijs-Tours.
In 1971 kwamen bij BIC Bernard Labourdette, Desiré Letort,
René Pijnen en Guy Santy er bij. Roger Rosiers werd een vaste waarde in de
ploeg. Hij reed een prachtig voorjaar en haalde de parel op zijn kroon binnen.
Het begon al goed met de Omloop Het Volk. Hij werd opnieuw tweede, ditmaal na
Eddy Merckx. In de Amstel Gold Race werd hij derde na Frans Verbeeck en Gerben
Karstens. Een maand later schreef hij zijn naam in de wielergeschiedenis door
op magistrale wijze Paris-Roubaix te winnen met 126 voorsprong op Herman
Vanspringel en Marino Basso. Andere kamioenen in de toptien waren Jan Janssen
(4°), Eddy Merckx (5°), Eric Leman (6°), Roger De Vlaeminck (7°), Felice Gimondi
(8°), Eric De Vlaeminck (9°) en Georges Pintens (10°). Niet mis dus.
In die Parijs-Roubaix gaf hij een staaltje van zijn kunnen.
Na de eerste schermutselingen geraakten een twaalftal renners voorop. Eddy
Merckx met ploegmaats Jos Spruyt en Herman Vanspringel, de flandria-mannen Eric
en Roger De Vlaeminck en Eric Leman, de Salvaranis Felice Gimondi en Gianni
Motta, BIC-ploegmaat Jan Janssen, Hertekamper Georges Pintens, Mercierkopstuk
Raymond Poulidor en Peugeothoop Jean Jourden.
Uit dit kopgroepje ontsnapte Eric De Vlaeminck, wiens vlucht
vakkundig afgeschermd werd door zijn twee ploegmaten. Roger lag ondertussen ten
gevolge van drie lekke banden een heel eind achteruit. Maar zijn
sportbestuurder hield er de moed in en zorgde er voor dat middels de nodige
peptalk Roger in zijn kansen bleef geloven. In een stoffige Parijs-Roubaix kwam
hij eindelijk onder stoom. Het gevoel dat hij in de benen had, na zijn vijfde
plaats in de Ronde van België, was geen bedrog geweest. Als een TGV, avant la
lettre, stormde hij over de kasseien. Het is een beeld dat elke
wielerliefhebber kent. Roger Rossiers met bestoft gezicht, de weinige haren
wapperend in de zelf opgewekte turbulentie, in het mooie BIC-truitje. Eerst
haalde hij de achtervolgers van Eric De Vlaeminck in. Ze reden in het aarden
strookje naast de kasseien, Roger op de rug van de kasseiweg. Ze voelden hem
voorbij stuiven maar waren niet in staat hem te volgen. Onverdroten denderde
hij verder richting de wereldkampioen veldrijden. Eric kon nog een tweetal kilometer
in het zog van locomotief Roger vertoeven maar dan was zijn kaars ook uit. Met
nog een goeie 25 km tot de streep stond Roger er alleen voor. Ze hebben hem pas
terug gezien aan de aankomst. Kortom er stond geen maat op. Het was zijn
mooiste overwinning uit zijn loopbaan, maar het was ook een van de mooiste
Parijs-Roubaixs ooit.
In totaal behaalde Roger Rosiers dat jaar 4 overwinningen.
Dus al 27 in zijn ganse profcarrière. Met in 1971 ook nog een vijfde plaats in
Kuurne-Brussel-Kuurne en een achtste plaats in Milaan-Sanremo.
In 1972 bleef Roger Rosiers bij BIC. Hopelijk met een
aangepast contract na zijn zege in Paris-Roubaix. Jan Janssen en Michaël Wright
verlieten BIC en breidden een laatste hoofdstuk aan hun carrière bij andere
ploegen,Jean-Marie Leblanc begreep dat
zijn talenten op andere gebieden lagen en stopte zijn wielercarrière om in de
pen te kruipen. Jaak De Boever en Eric Leman kwamen het team versterken.
Roger behaalde tien overwinningen dat jaar. Er zat echter
maar één uitschieter in nl. de Ronde van Luxemburg. Op 8 juni had Frans
Verbeeck de proloog gewonnen. De dag er op ontsnapte Roger Rosiers met Paul
Aerts en versloeg deze in een sprint met twee. Barry Hoban werd derde op 33,
zes anderen finishten op 43, de rest van het peloton op minstens 158. Roger
mocht de leiderstrui aantrekken en zou die niet meer afgeven. Jan Janssen won
de tweede rit met 57 voorsprong, Cyrille Guimard won de spurt van de derde
rit, Gilbert Bellone mocht in rit 4a 255 terugnemen, niks kon Roger deren. In
de afsluitende tijdrit van 7,5 km moest hij slechts 26 toegeven op Dirk Baert.
Roger won deze Ronde van Luxemburg met 16 voorsprong op Paul Aerts en 45 op
Barry Hoban.
Verder werd Roger nog tweede in de derde etappe a van de
Vierdaagse van Duinkerken na Robert Mintkewiecz en derde in de eerste en derde
etappe van de Ronde van België respectievelijk na André Dierickx en Frans
Verbeeck, en Frans Verbeeck en André Dierickx. Hij behaalde ook een vijfde
plaats in de Ronde van Vlaanderen en een elfde in zijn Parijs-Roubaix.
Het volgende jaar verlieten Eric Lemanen Jaak De Boever het team al voor Peugeot.
Ook Charly Grosskost nam afscheid en ging naar Mercier. José Catiau en Joaquim
Agostinho kwamen er bij.
Tot nu toe waren de even jaren van Roger Rosiers altijd de
beste geweest met 9 overwinningen in 1968 en 1970 en tien overwinningen in
1972. Het jaar 1973 bevestigde deze traditie. Roger, 26 jaar oud, behaalde dit
jaar slechts 2 overwinningen. De belangrijkste is de GP dIsbergues, gewonnen
voor Willy Van Neste en André Mollet. De ereplaatsen mochten er echter zijn.
Tweede in de Tour du Haut-Var na Joop Zoetemelk maar voor Luis Ocaña, derde in
het eindklassement van de Ster der Beloften na Cees Bal en Willy Teirlinck en
derde in Parijs-Roubaix 220 na een ongenaakbare Eddy Merckx en geklopt voor
de tweede plaats door Walter Godefroot. De vierde volgde al op meer dan 7 minuten.
Verder nog een vijfde plaats in Bordeaux-Paris een zesde in Parijs-Brussel en
een achtste in Gent-Wevelgem en de Waalse Pijl.
Nog voor de Tour de France werd Roger Rosiers benaderd door
Jean Van Buggenhout, de manager van Eddy Merckx. Roger was einde contract bij
BIC en had een iets minder seizoen gereden. De kans was groot dat hij zou
moeten inleveren. Had Roger misschien ook wat minder vertrouwen in zijn eigen
kunnen? Enkel Roger kan het ons vertellen. In elk geval Roger Rosiers tekende
voor Molteni en dat was toch wel een donderslag bij heldere hemel. Het spreekt
voor zich dat Maurice Demuer en Luis Ocaña niet blij gezind waren.
Het was evident dat Roger voor een knechtenrol koos. In de
ploeg van Eddy Merckx moest je elke persoonlijke ambitie opzij zetten. Alhoewel,
Roger dacht en hoopte toch een beetje dezelfde positie te krijgen zoals Herman
Vanspringel in 1971. Die was toch ook Kampioen van België geworden binnen de
Molteni-ploeg en ook Roger Swerts had in de ploeg van Eddy Merckx een aardige
reputatie en erelijst bijeen gefietst. Het viel echter tegen, voornamelijk door
ziekte. Roger Rosiers had samen met ploegmaat Jos Huysmans de zesdaagse van
Antwerpen gereden, zijn enige ooit, en was daar achtste geworden.Het wringen op de pistefiets bij de
aflossingen had echter zijn tol geëist aan het zitvlak van Roger. Het is niet iets waar een renner op zit te
wachten. Daarnaast kreeg hij ook lelijke zweren op de benen en was de vorm ver
te zoeken. Pas in het najaar kwam hij er echt weer door. De resultaten waren er
dan ook naar. Weliswaar vier overwinningen met slechts één uitschieter nl. een
derde plaats in Parijs-Brussel op 15 van Marc Demeyer en 9 van Roger De
Vlaeminck.
Voor de Tour de France had Luis Ocaña echter al weer contact
gezocht en was er een nieuw contractvoorstel gedaan. Op het einde van het
seizoen scheidden de wegen van Roger Rosiers en Eddy Merckx. Luis Ocaña had, na
het verdwijnen van BIC, een nieuwe ploeg rond zich opgebouwd genaamd Super Ser.
Naast een aantal getrouwen uit de BIC-ploeg zoals Balagué, Berland, Fussien,
Eddy Peelman en Sylvain Vasseur waren er ook nog elf Spanjaarden. En Roger
Rosiers dus met zijn beste contract uit heel zijn carrière. Aan geld was er
geen gebrek aan structuur des te meer.
Roger had nu compleet gekozen voor een dienende rol. In
1975, een oneven jaar, behaalde hij slechts één overwinning in een criterium en
werd hij tweede in de zesde etappe van de Ronde van Andalusië na Freddy
Maertens en negende in de Ronde van Vlaanderen.
Bij zijn tweede deelname in de Tour de France hield Roger
het uit tot de 13° etappe. Hij, en ploegmaten Eddy Peelman en Julian Carlos Andiano,
stapten samen met Luis Ocaña uit de wedstrijd. Zijn beste uitslag was een 18°
plaats geweest in de proloog op 28 van Francesco Moser.
In 1976 bleef hij Luis Ocaña trouw bij Super Ser ondanks het
feit dat deze laatste al op zijn terugweg was. De ploeg werd versterkt met steeds
meer Spanjaarden en Luis kwam met zijn getrouwen geïsoleerd te zitten. Roger
behaalde slechts twee overwinningen dat jaar. Hij werd nog derde in de Ronde van Aragon na Javier
Francisco Elorriaga Iturriagagoitia en ploegmaat Jesus
Manzaneque Sanchez en zevende in het Kampioenschap van België. Ook
bij Roger was het toppunt van de carrière overschreden ondanks het feit dat hij
nog altijd maar 29 jaar oud was.
Het jaar erop trok hij mee met Luis Ocaña naar Frisol. Het
werd de zwanenzang van Luis. In een ploeg met Fedor den Hertog,Cees Priem, Jan Raas, Benny Schepmans en Paul
Wellens was er eigenlijk geen plaats voor hem en zijn superknecht. Het was
enkel de naam Ocaña die gekocht werd als toegangsticket voor bepaalde
wedstrijden, niet meer de renner. Drie overwinningen behaalde Roger in het
Frisol-shirt. Dat hij absoluut niet versleten was bewees hij met zijn
overwinning in de eerste Driedaagse van De Panne. Frisol won de proloog, een
ploegentijdrit van 8,9 km, voor IJsboerke en EBO-Superia. Theo Smit mocht de
leiderstrui aantrekken. In de eerste rit was er een ontsnapping. Kopman Jan Raas
wou er naar toe springen en Roger zat klaar om het gat te laten vallen, toen
de trapstang van Jan Raas afbrak. Dus sprong Roger naar de vluchters en was hij
mee in de juiste ontsnapping. Hij werd vijfde na Jo Schipper maar de groep had
622 voorsprong op het achtervolgend peloton. Om een of andere reden werd de
rangschikking opgemaakt op basis van punten en kwam Jo Schipper in de
leiderstrui met Roger op de vijfde plaats. In de tweede rit, gewonnen door Herman Vanspringel werd hij zevende op 18. Gezien
hij opnieuw in de juiste ontsnapping zat mocht hij de leiderstrui aantrekken en
die zou hij niet meer afstaan. In de derde rit a kwam hij een kleine minuut na
Willem Peeters binnen en in de derde rit b, een 8,3 km lange tijdrit, werd hij
achttiende op 36 van opnieuw Dirk Baert. In de eindrangschikking bleef hij
159 voor op Yvon Bertin en 412 op Guido Van Sweevelt.
In de Tour de France behaalde hij weer niet het einde. In de
17° etappe, waar Lucien Van Impe zijn tweede Tour verloor, eindigde hij buiten
tijd. Een elfde plaats in de 14° etappe was zijn beste resultaat. Roger Rosiers zou nooit Parijs zien. Toch niet
aan het eind van een Tour de France.
Verder eindigde hij nog vierde in de Ronde van België en
zesde in de Ronde van Luxemburg. Op het einde van het seizoen kondigde Luis
Ocaña zijn afscheid aan. Frisol beloofde veel aan Roger, maar liet op zich
wachten. Op het einde bleek er geen plaats meer te zijn voor Roger. Roger moest
op zoek naar een nieuw doel, een nieuwe ploeg. Hij contacteerde zijn vroegere
sportdirecteur Maurice Demuer en zo kon hij opnieuw naar Frankrijk en ging hij rijden
voor het roemruchtige Peugeot.Hij vond daar de broers Jean-Pierre en
Jean-Louis Danguillaume, Gilbert Duclos-Lasalle, Jacques Esclassan, Yves Hézard,
Michel Laurent, Regis Ovion, Guy Sibille en Bernard Thevenet. Veel
would-be vedetten en veel egos. Misschien niet de ideale ploeg om naar toe te
trekken. Maar er was ook een Jean-Luc Vandenbroucke en die kon de ervaring van
Roger wel appreciëren. VDB zou hij later nog terug tegen komen.
Het seizoen zelf kan kort samengevat worden. Twee kleinere
overwinningen en een tweede plaats in Bordeaux-Paris op 802 van Monsieur
Bordeaux-Paris, zijn vroegere ploegmaat bij Mann, Herman Vanspringel. Het
opmerkelijke aan deze prestatie was dat Roger pas genezen was van een
sleutelbeenbreuk opgelopen in Gent-Wevelgem. Een echte krachttoer.
Het jaar er op stond Roger mee aan de wieg van een nieuwe
succesvolle ploeg La Redoute. Zonder twijfel werd hij aangetrokken voor zijn
vakmanschap. Hij werd dus wegkapitein zoals dat zo mooi heet.Zestien renners waaronder Pierre Bazzo,
Mariano Martinez en Bernard Vallet als voornaamsten.Drie overwinningen behaalde de 32-jarige nog
en ook een vijfde plaats in nog maar eens Bordeaux-Paris. Deze keer achter
André Chalmel, op 1830.
Het volgende jaar werd zijn laatste jaar. In 1980 bleef hij
bij La Redoute en vormde er een Belgische kern met Ferdi Van Den Haute en de
eerder genoemde Jean-Luc Vandenbroucke,maar zijn enigste noemenswaardig resultaat was een tweede plaats in de
Omloop der Grensstreek in Ledegem.
Roger Rosiers nam afscheid van het peloton met een
voetbalmatch. Ruim 3000 toeschouwers kwamen er op af. Daarna was er een
receptie en een groot feest met o.a. Luis Ocaña en Eddy Merckx.
Na het wielrennen diende er, zelfs voor winnaars van
Parijs-Roubaix, nog gewerkt te worden. Roger had een wijnhandel, deed in
sportkledij en kwam uiteindelijk terecht bij de onderhoudsproducten van Masta.
Maar Roger Rosiers is altijd zijn eigen weg gegaan en zo heeft hij dan ook zijn
eigen firma van onderhoudsproducten opgericht in Pulderbos, genaamd Rogo.
En .. hij is lid geworden van de roemruchtige Eddy
Merckx-vrienden. De vele ex-ploegmaten en ex-renners die op regelmatige basis
een wielertocht maken. Dit keer echter met de nodige ravitaillering na de
koers.
Roger Rosiers, een renner met enorm veel talent en
wilskracht. Geen sprinter, geen tijdrijder, geen klimmer en een slechte daler,
te rap content, misschien te weinig ambitie, te graag tonend dat hij sterk was.
Roger Rosiers, 55 overwinnigen. Paris-Roubaix, Ronde van
Luxemburg, Driedaagse van De Panne en talrijke toptien-plaatsen in de klassiekers.
Som ze op, de renners die dit nu kunnen voorleggen.
Mijn ode aan Roger Rosiers is veel langer uitgelopen dan ik
dacht. Nog maar eens een bewijs dat wij in België in de jaren 60-70 prachtige
coureurs hadden waar we nu nog enkel kunnen van dromen. Vandaar mijn boodschap
aan Roger Rosiers : Roger, mede bedankt voor de vele mooie wieleruren die jij
ons geschonken hebt.
P.S. : Mevrouw Rosiers, als u daar ergens op de zolder nog
een doos vindt met een BIC-truitje, of een van Peugeot, Frisol, Mann of zelfs
Molteni, en ze liggen in uw weg, ik ben altijd liefhebber.
Beste lezer, daarnet keek ik naar het Wereldkampioenschap
veldrijden. En ondanks dat Zdenek Stybar een groot kampioen is en een verdiend
winnaar bleef ik met een gevoel van ontgoocheling achter. Ik heb de TV dan ook
maar vlug uitgezet, ik lees de commentaren morgen wel in de krant als de
ontgoocheling wat weggeëbd is.
Na een kwartiertje stelde ik mijzelf de vraag waarom ik dan
wel ontgoocheld was. Sven Nys was toch mooi tweede geworden, Kevin Pauwels
behaalde het brons. Dus twee Belgen op het podium waarom zou ik ontgoocheld
zijn? Elke rechtgeaarde sportman weet echter dat enkel de eerste plaats telt.
En die hebben we dus niet. Ik schrijf hier wel degelijk we omdat er nog
altijd een vorm van nationalisme hoort bij zo een Wereldkampioenschap. Je land
wordt als het ware afgerekend op de prestaties zoals ook bij de Olympische
Spelen of het Wereldkampioenschap voetbal, u weet wel, dat spelletje dat ze
sport noemen.
Bij de junioren hebben we niks, bij de beloften hebben we
niks en bij de dames haalden we nog nooit iets. En dat na jaren pure
verwennerij met bijvoorbeeld in 2004 de Wereldkampioen in alle
mannencategorieën, Bart Wellens bij de profs, Kevin Pauwels bij de beloften en
Niels Albert bij de juniors. Om dan nog te zwijgen van de volledige podia bij
de beloften in 2000 en de profs in 2002, 2003, 2004 en 2005 en ook al in 1971.
Je zou door minder verwend zijn.
Men kan de vraag stellen of het Belgische veldrijden
zichzelf niet de das om doet. Er zijn 3 klassementen tijdens het seizoen,
Wereldbeker, Superprestige en Gazet van Antwerpen. Plus dan nog een paar
klassiekers zoals Overijse. Ook de Fidea Cyclocross Classic legt er naar aan
van een soort regelmatigheidcriterium te worden. Natuurlijk het zijn
beroepsrenners en het feit dat Sven Nys in 2014 binnen zal zijn is zijn
verdienste. Maar het neemt niet weg dat onze renners de laatste jaren toch wel
slaag krijgen op de Wereldkampioenschappen. Bij de profs is het nu van 2009,
Niels Albert geleden dat we de Wereldkampioen in huis hadden. Bij de beloften,
met dezelfde Niels Albert, van 2008 en bij de junioren van 2007 met Joeri Adams.
Als we de lijn mogen doortrekken dan zijn de magere jaren zeker nog niet
voorbij. Ik vrees dan we de komende jaren verder zullen moeten teren op zilver
en/of brons bij de profs.
Ligt de oorzaak alleen bij het overvolle wintermenu van de
profs? Mogelijks. Nationale coaches hebben niet veel meer te zeggen aan deze
mannen. Maar hoe zit het bij de jeugd? Men zegt dat er minder talent is. Het zou
mij verwonderen. Gezien de populariteit worden er toch veel jongeren
aangetrokken door het veldrijden. Wat mogelijks nefast is, is het feit dat er
voor die jongeren ook klassementen zijn die er voor zorgen dat zij ook een
ganse winter volop crossen. Maar dan is er Lars van der Haar die daar het
tegendeel bewijst.
Of ligt het aan de mentaliteit van onze renners. Die typisch
Vlaamse mentaliteit van underdog, gebrek aan zelfvertrouwen, niet durven,
kijken naar de ander. Thuis in Vlaanderen hebben ze er geen last van. Ze winnen
vele wedstrijden. Maar eens ze internationaal gaan, worden hun benen bijna
letterlijk afgesneden. Ze maken domme fouten, kijken de kat uit de boom, laten
zich opzij drummen enz . Wat een verschil met enkele jaren terug toen de
Belgen vol vertrouwen de Wereldkampioenschappen tegemoet gingen. Dus moeten we
ons de vraag stellen wat er veranderd is ten opzichte van een tiental jaar
geleden. Ik laat het antwoord in het midden. Of toch, ik heb er mijn mening
over. Ik denk persoonlijk dat onze Grootmeester der Cyclocross er voor iets
tussen zat. Met alle respect voor Rudy De Bie, ik denk niet dat hij de juiste
man op de juiste plaats is. Maar goed, wie ben ik om daar over te oordelen.
Hetgeen mij terug brengt op uitgangspunt, de ontgoocheling.
Ondertussen heb ik mij al afgevraagd waar mijn grootste ontgoochelingen liggen
in het wegwielrennen. Het nieuwe seizoen nadert met rasse schreden en dus mag
er al eens weer over het wielrennen op de weg geschreven worden.
Ik zal hier proberen mijn topdrie weer te geven. Gevoelens van
ontgoocheling zijn natuurlijk persoonlijke gevoelens en zijn gekoppeld aan een
bepaalde perceptie. Wat voor de één een ontgoocheling is kan voor de ander een
moment van euforie zijn. In tegenstelling tot hetgeen er misschien verwacht
wordt ligt mijn topdrie niet volledig in de jaren 60-70. Laat ik beginnen met
nr. 3.
Ik probeer zo veel mogelijk boeken te lezen over het
wielrennen. Mensen met een gelijkaardige passie weten dat er de laatste jaren
een overaanbod van wielerboeken geweest is. Dit maakt dat, toch bij mij, een
aantal boeken onderaan de stapel te lezen boeken komt te liggen. Zo ook het
boek : Leeuw Museeuw, ook dit is Johan
Museeuw van Dirk Nachtergaele en Stefan Van Laere uitgegeven door de
wielerboekenuitgeverij bij uitstek, de Eecloonaar. Het boek werd uitgegeven in
april 2004 bij het beëindigen van de carrière van Johan Museeuw. Ik kocht het
en legde het op de stapel van te lezen boeken. Er was toen al commotie rond
Johan Museeuw betreffende de wespen en de gesneden broodjes. Maar goed er werd
zoveel gezegd en iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
Uiteindelijk begon ik het boek te lezen eind 2006, begin 2007. Ik was ongeveer
halfweg het boek en las de bedenkingen van Dirk Nachtergaele over Johan, de
harde trainingsmethodes, de dubbele terugkeer enz .. En toen kwam de
bekentenis van Museeuw in het zog van de Tom Boonen-affaire n° 1.
Ik heb het boek nog
één keer in handen gehad, om het weg te leggen in de kast. Ik heb het nooit
meer aangeraakt, bekeken of wat dan ook. Ik was zo ontgoocheld in de mens
Museeuw, het jarenlang liegen, het er voor zorgen dat zijn schitterend palmares
nu altijd met een korrel zout zal bekeken worden, terecht of niet terecht. Hoe
was het mogelijk? Waarom? Nu nog, als ik er aan denk, kan ik het niet
begrijpen.
Ik moet toegeven, ik
heb later wel het boek Museeuw Spreekt Van Leeuw tot Prooi gekocht
en uitgelezen. Op zoek naar de vraag waarom. Maar, tijdens het lezen van dit
laatste boek was er altijd een klein stemmetje in het hoofd dat zei: Is dit nu
de waarheid of weer een leugen?.
Het eerste boek staat nog altijd stof te vangen in de boekenkast.
Straks verhuist het naar een andere kast. Misschien dat ik het dan toch eens
verder lees, alleen maar omdat Dirk Nachtergaele zo een vriendelijke man is.
Van mijn tweede ergste ontgoocheling herinner ik mij niet zo
veel meer. Ik weet gewoon dat het een zwarte dag was. Een dag vol ongeloof. Een
dag waarop bepaalde zekerheden uit mijn jeugd ten onder gingen. De dag waarop
dit gebeurde was 8 juli 1971. Echte wielerliefhebbers kennen deze datum wel. Elfde
rit in de Tour de France van Grenoble naar Orcières-Merlette. Acht juli, een zonnige dag
aan het begin van de zomervakantie. Ik was elf jaar en keek zoals elke dag naar
de zwart-wit beelden van de Tour. Een Tour de France die mooi begonnen was.
Eddy Merckx zou die met overwicht weer winnen. Het waren hoogdagen voor de
supporters van Eddy Merckx. De Grootmeester had in het voorjaar nog maar eens
Milaan-Sanremo gewonnen, de Dauphiné Libéré, Parijs-Nice,
de Ronde van België, de Midi Libre en de Omloop het
Volk. Alleen in Luik-Bastenaken-Luik hadden we even een schrikmoment
toen Georges Pintens, hoe zou het trouwens daar nog mee zijn, een achterstand
van 5 minuten goed maakte. Pintens nam Eddy dan op sleeptouw naar Luik waar
Eddy het in de spurt afmaakte. Geen grootse overwinning maar kom, het was een accident
de parcours voor de supporters.
De Tour startte op 26 juni in Mulhouse waar Molteni direct
al de proloog won. Vervolgens won Eric Leman de rit en werd Rini Wagtmans even
leider. En gezien Rini voor Molteni reed was dat dus o.k. Er volgden nog
ritoverwinningen van Gerben Karstens, Rini Wagtmans, Jean-Pierre Genet, Pietro
Guerra, Mauro Simonetti en twee van Eric Leman. Allemaal renners waar ik het
wel voor had. Ook de Grootmeester schreef er nog eentje op zijn naam. Misschien
wat weinig ten opzichte van andere jaren, maar goed hij had de gele trui met 26
voorsprong op Herman Van Springel en 37 voor Roger De Vlaeminck. Niks om ons
zorgen over te maken. Op 5 juli kregen we een eerste waarschuwing waar echter
niemand acht op sloeg. De rit naar de Puy de Dôme
werd gewonnen door Luis Ocaña en Eddy verloor 15. Wie was echter Luis Ocaña
voor een jeugdig supporter als ik. Dat was toch die Spanjaard die iedere keer
zwaar viel. Die man mocht wel zijn ritje winnen. Eddy zou die in de kortste
keren op grote achterstand rijden. Op 7 juli kwamen we echter in alarmfase
rood. De rit naar Grenoble werd gewonnen door Bernard Thevenet, Joop Zoetemelk
werd derde, Luis Ocaña werd vierde en Merckx werd slechts zevende op 136.
Eddy verloor zijn gele trui aan Joop Zoetemelk met Luis Ocaña op 1 seconde van
het geel en Merckx als vierde op 1 minuut. Wat was er aan de hand?
Vol hoop zat ik dus voor het TV-scherm op die fameuze
achtste juli. Wat ik mij herinner van die uitzending is dat ik in het begin vol
hoop en blijdschap was. Luis Ocaña op acht minuten van een groepje dat in beeld
was met Eddy Merckx op kop. Eddy Merckx was dus bezig die lastige Spanjaard een
lesje te leren. Tot ik besefte dat Luis Ocaña 8 minuten voorop reed. Dat kon
niet waar zijn. Zo iets was onmogelijk. Ondanks de zonnige dag in juli kreeg ik
het ijskoud. Eddy Merckx, mijn Eddy, was de Tour aan het verliezen. En alle
renners van het achtervolgende groepje bleven gewoon in zijn wiel zitten.
Niemand kwam ter hulp. Ook gele truidrager Joop Zoetemelk niet. Laf vond ik
dat. Eddy Merckx zag af. De pijn en de vertwijfeling stonden te lezen op de
vage zwart-witbeelden. Ik zal waarschijnlijk een aantal keer de huiskamer
uitgelopen zijn want ik herinner mij niks meer van de aankomst van Eddy. Hij
werd derde op 842 van Luis Ocaña. In het klassement kwam hij op de vijfde
plaats te staan op 946, vooroorlogse verschillen. Het was een complete ramp. Eddy
had de Tour verloren. Dat was zeker. En ik moest het hoongelach ondergaan van
de buurjongen die een fan was van Roger De Vlaeminck. Merckx was niet
onklopbaar en dat was een realiteit waar ik moest leren mee leven. Hoe het
verder verliep weten we allemaal. Ik zal mijn bepeinzingen ooit wel eens
neerschrijven als ik het zal hebben over de topdrie van de hoop.
En zo kom ik tot mijn grootste ontgoocheling binnen het
wielrennen. Het is geen ontgoocheling in een renner of een situatie in de koers
of aan de meet. Het is de ontgoocheling dat een tijdperk afgesloten werd. En ja
beste lezer, ik kan er niet aan doen, het gaat weer over de Grootmeester
himself. Datum van de grootste ontgoocheling aller tijden voor ondergetekende :
19 juli 1977. Plaats : Tour de France rit naar Alpe dHuez.
Dat de grootmeester in de laatste fase van zijn carrière zat,
was geweten. Eigenlijk was de start van de laatste fase al gegeven in 1975.
Eddy verloor de Tour de France door een klop in de lever, een val met een
gebroken kaak tot gevolg en een cortisone Thevenet. Merckx zegt zelf dat hij
die Tour nooit mocht uitgereden hebben maar dat hij het gedaan heeft voor zijn
ploegmaten die anders een deel van het prijzengeld zouden verliezen. Ik denk
dat alle ploegmaten van toen, met plezier dat prijzengeld hadden afgestaan
indien ze hadden geweten dat Merckx met opgeven nog een paar mooie jaren zou
gehad hebben. Dit terzijde, ook 1976 was een jaar met beslommeringen. De gezondheid
was niet wat ze moest zijn en Molteni zat in financiële problemen. Gezien de
ploegmaten van Eddy een contract hadden met hemzelf woog dit natuurlijk op
Eddy. Uiteindelijk werd er na lang onderhandelen, en vrij veel toegeven van
Merckx, toch een nieuwe sponsor gevonden nl. FIAT. In 1977 werd de bruine garde
een blauwe garde weliswaar met een Frans tintje. Maar goed, die Fransen zouden
er toch maar bij zijn voor de schone schijn.
Het seizoen begon veelbelovend met Merckx die een paar keer
won in de openingskoersen in het zuiden van Frankrijk. Maar voor de rest was
het in de voorjaarsklassiekers niet veel soeps buiten een lange, maar
wanhopige, vroege vlucht in de Ronde van Vlaanderen. Patrick Sercu won wel 4
ritten in de Dauphiné-Libéré en ook Kuurne-Brussel-Kuurne. Ludo Delcroix won
een rit in de Ronde van Romandië en Joseph Bruyère won een rit in de Catalaanse
Week. Maar goed, hoop doet leven en zolang er hoop is, is er leven. Voor elke
zwakke prestatie was er wel een goede uitleg en Eddy zou wel alles recht zetten
in de Tour zodat hij in schoonheid afscheid zou kunnen nemen.
De Tour begon vrij goed met een derde plaats in de proloog
op 8 seconden van het jonge geweld Didi Thurau en 4 seconden na Gerrie Knetemann.
Na de zesde rit stond Eddy Merckx tweede in het klassement op 58 van Thurau.
Hij had 50 verloren op Thurau in de tijdrit maar was toch nog altijd de beste
van de favorieten. Rit 7a wordt gewonnen door ploegmaat Patrick Sercu en de
ploegentijdrit 7b wordt door FIAT gewonnen met 28 voor het Ti-Raleigh van
Thurau. Maar door het reglement wordt er enkel bonificatie toegediend en nadert
Merckx slechts tot 51. Patrick Sercu wint nog rit 12 en 13a en mijn hoop op
een glansprestatie van Eddy Merckx blijft leven.
Tijdens de klimtijdrit naar Avoriaz moet Eddy 116 toegeven
op Thevenet en zakt hij een plaatsje in het klassement. Hij wordt derde op 25
van Thevenet. Ik kan er mee leven. Merckx wordt al wat ouder en cortisone Thevenet
zal wel een slechte dag krijgen. Eddy wint gegarandeerd deze Tour. De volgende
dag verliest Eddy echter 237 op Thurau, Thevenet en tutti quanti. Hij wordt
zevende op 302 van Thevenet. Er begint zich een kiem van bezorgdheid meester
te maken van mijn brein. Wat is er aan de hand? Toch niet weer de situatie van
1971.
En dan komt die fameuze 17° etappe naar Alpe dHuez. Merckx is
ziek, Merckx ziet af, Merckx moet lossen, Merckx verliest één minuut, twee
minuten. Het gezicht van de Grootmeester is vertrokken. Happend naar lucht, het
zweet en water neerdruipend op zijn fiets. Zwoegend, pijn lijdend. Het is een
afschuwelijk zicht. Ik kon het niet meer aanzien. Ik ben naar boven gelopen
naar mijn kamer, terug gekeerd hopend op een mirakel, weer naar buiten gerend,
opnieuw naar de TV gekeken, weer naar boven en naar buiten en finaal het
toestel uitgezet. Het was het einde van een Grootmeester. Het was het einde van
een era. Het was over, uit, finito, gedaan. Merckx zou de Tour nooit meer
winnen dat besefte ik toen al. Merckx zou geen grootse daden meer doen. Gedaan met
de blauwe garde, gedaan met de Jossen.
Heb ik nog verder gekeken naar die Tour. Ik weet het niet
meer. Ik was groggy. Heb ik geweten dat Eddy 20° werd op 1351? Ik weet het
niet meer. Heb ik geweten dat Eddy nog derde eindigde in de volgende rit? Ik
denk het niet. Hoe hij dat voor mekaar gekregen heeft om na zo een debacle
opnieuw bijna drie en een halve minuut terug te pakken op het peloton is
verbazingwekkend. Wat een strijdershart. En eigenlijk moest hij die rit
gewonnen hebben want de eerste twee, Agostinho en Menendez werden gedeclasseerd.
Ik herinner er mij niks van. Ik was gewoonweg van de wereld. Pas vele jaren
later heb ik beseft dat Eddy uiteindelijk nog 6° werd in die Tour op 1238.
En om te bewijzen dat de ontgoocheling nog niet verteerd is.
Zonder die fameuze rit naar Alpe dHuez waar hij 1351 verloor had Eddy Merckx
de Tour de France gewonnen met 113. Voila !
Zoals ik eerder al schreef, beste lezer, zijn dit
persoonlijke gevoelens en indrukken. Ik kan op die manier ook een topdrie van
hoop, verdriet, spanning, vrolijkheid en memorabele momenten opstellen. Maar dat
zal voor een andere keer zijn.
Ik kreeg de vraag hoe men kon weten dat er nieuw verhaal op de blog verscheen. Iedere dag eens kijken geraakt vergeten en voor men het weet kijkt men niet meer. Vandaar dat ik voorstel dat iedereen die op de hoogte wenst te blijven van nieuwe verhalen/teksten/bedenkingen, gewoon een mailtje stuurt. Ik plaats je mailadres dan gewoon in een verzendingslijst en iedere keer dat er iets nieuws op de blog komt verwittig ik jou.
Het moet een prachtig zicht geweest zijn. Vier renners op
een rij, in volle inspanning, gestroomlijnd over de weg fietsend. Vier renners
en ook vier broers. Allen gekleed in de mooie blauwe truien met twee
horizontale gele strepen, de trui van Zweden. Gösta, Sture, Erik en Tomas
Pettersson met twee ts en twee s-en. De Zweedse hardrijders uit de jaren 60 en
70.
Een beetje wielerkenner kent de namen nog. Zeker Gösta
Pettersson kent men wel. Misschien ook nog wel Tomas, maar Sture en Erik zijn
al heel wat minder bekend.
Als in een echte ploegtijdrit hebben ze ook hun profcarrière
op elkaar afgestemd. Ze werden alle vier prof in 1970 bij Ferretti. Eind 1971
haakte Erik al af, een jaar later was het de beurt aan Sture, nog eens een jaar
later Tomas en Gösta hield het vol tot in 1974.
Maar wat weten we van deze Zweden. Ja, ze kwamen uit Zweden
en Gösta was geen onaardig renner en werden ze geen wereldkampioen tijdrijden?
Hoe zat het trouwens met de Olympische Spelen? Werden ze ooit Olympisch
kampioen?
De wielergeschiedenis van de Petterssonbrothers begon in
1961.
De oudste van het viertal, Gösta (°23/11/1940 Alingsås, Västra Götaland,
Zweden) werd 1e in het Nordisk Mesterskab (Noords Kampioenschap, een
kampioenschap tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland), ploegentijdrit
op de weg voor amateurs, samen met Sune Hansson, Herbert Dahlbom, Oswald
Johansson.
In datzelfde jaar werd hij ook tweede in de 10e
rit van de eerste Tour de lAvenir, toen nog voor amateurs. Hij maakte deel uit
van een Scandinavische ploeg met 3 Denen, 3 Zweden, 1 Noor en 1 Deen. In die
rit werd hij geklopt door Bruno Fantinato. In de laatste rit werd hij nog eens
vierde en in de eindstand werd hij 21e op 2555 van Guido De Rosso.
In 1962 was hij tweede in het Nationaal Kampioenschap op de
weg en eerste in het Nationaal Kampioenschap, tijdrijden op de weg. In het
Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg voor amateurs won hij opnieuw, nu
samen met Owe Adamsson, Paul (Palle) Munther en Sune Hansson. Het tijdrijden
zat hem duidelijk in het bloed en de genen.
In 1963 kwamen ook Sture (°30/09/1942 Kullings,
Östergötland, Zweden) en Erik (°04/04/1944 Kullings, Östergötland, Zweden) er
bij.
Had Gösta hen overhaald? Sprak hij met zoveel enthousiasme over het
tijdrijden? Gezien de Zweedse traditie van stilzwijgende noorderlingen is dit
eerder twijfelachtig. Waarschijnlijk zat het hem gewoon, zoals hierboven reeds
aangehaald, in de genen. Waren mama en papa Pettersson misschien ook
wielerfanaten? Ik heb er niks over terug gevonden, maar het kan natuurlijk.
Gösta won in 1963 twee etappes in rittenwedstrijden, werd
opnieuw Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg en ook Nationaal Kampioen
Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Sture en Erik Pettersson. De eerste
kiem van een succesvol viertal werd gelegd.
Voor het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg viel
de jonge Erik Pettersson nog te licht uit. Zweden won toch met Gösta, Stig
Blom, Bengt Lager en Sture Pettersson. Erik had echter wel het individuele Nordisk
Mesterskab gewonnen.
De successen werkten aanstekelijk binnen de familie. Want de
vierde Pettersson, Tomas (°15/06/1947 Vårgårda, Västra Götaland, Zweden) begon er
ook aan nadat hij het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op
de weg voor junioren gewonnen had met Hans Knutsson en Lennart Johansson.
Gösta zelf maakte er een mooi 1964 van. Hij won de Ronde van
Tunesië, veroverde brons in het Nationaal Kampioenschap op de weg, goud in het
Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en goud in het Nationaal Kampioen
Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Sture en Erik Pettersson.
Erik werd dan nog derde in het individuele Nordisk
Mesterskab op de weg.
Gösta steekt zijn neus aan het venster in het internationaal
amateurpeloton door brons te veroveren op het Wereldkampioenschap op de weg in
Sallanches na Eddy Merckx en Willy Planckaert, ook al een gezant van een
roemruchtige wielerfamilie.
Tijdens de Olympische Spelen in Tokyo behaalden de Zweden
(Gösta, Sture, Erik en Sven Helge) brons na Nederland (Dolman, Karstens, Pieterse
en Zoet) en Italië (Andreoli, Dalla Bona, Guerra en Manza). In de rit in lijn,
gewonnen door de Italiaan Zanin, werd Gösta zevende, Erik elfde en Sture 52e.
De prestaties kenden dus een stijgende curve en de
aanwezigheid van Sture en Erik bleek een aanzet te zijn tot het vormen van een
geoliede tijdritmachine. Het was nu enkel nog wachten tot Tomas iets ouder en
sterker was om de successen te kunnen oogsten.
In 1965 zijn er weinig opmerkelijke resultaten te vinden van
Gösta. Was hij gekwetst? Was hij ziek? Moest hij recupereren? Of was er zoiets
als een militaire dienst in Zweden? In 1965 zijn enkel de drie anderen terug te
vinden in de tijdrituitslagen.
Nochtans reed Gösta samen met Sture mee in de Tour de
lAvenir in een Zweeds-Deense ploeg van 4 Denen en 4 Zweden. Gösta werd zesde
in de laatste etappe en eindigde als 16e op 1446 van Mariano Diaz.
Sture werd achtste in de 9e etappe en eindigde als 64e op
5249.
Sture won verder nog het Nationaal Kampioenschap tijdrijden
op de weg, het Nationaal Kampioenschap Estafette
op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap tijdrijden
Ploegenklassement op de weg met Jan-Åke Ek en Erik. Hij werd verder ook nog 2e
in Nationaal Kampioenschap op de weg.
Tomas, nog altijd junior, won het Nationaal Kampioenschap op
de weg en het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg.
Vanaf 1966 kwam Gösta weer volop op het voorplan. Hij won
het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap
Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal
Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik. En het Nordisk
Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Dit was de eerste
grote zege van het Zweedse broederviertal.
Tomas werd nog 2e en Gösta 3e in het
Nordisk Mesterskab op de weg.
In 1967 wordt er volop voorbereid naar het belangrijke
Olympische jaar 1968. Gösta wint een etappe en de Zesdaagse rittenkoers van
Zweden. Erik wint de eerste en tweede etappe. Gösta wordt tweede in de Ronde
van Berlijn en wint de Ronde van Marokko, Erik wordt derde. Qua tijdrijden zijn
de broers zo goed als onverslaanbaar. Gösta wordt Nationaal Kampioen tijdrijden
op de weg. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement op de weg met
Erik en Tomas, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en
Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en
Sture.
Erik wordt Nationaal Kampioen op de weg en 3e in het
Nordisk Mesterskab op de weg.
Op het Wereldkampioenschap winnen de vier broers de 100 km
ploegentijdrit voor Denemarken (Blaudzun, Hansen, Mortensen en Pedersen) en
Italië (Bosisio, Pigato, Marcelli, Martini). De eerste wereldtitel is binnen.
Mama Pettersson mag WK-truien beginnen wassen.
In het belangrijke jaar 1968 lopen de broers waarschijnlijk
hun grootste ontgoocheling van hun carrière op.
Nochtans zet het jaar goed in. Gösta wint etappe 1a, 1b
(Tomas is tweede) en 8 van de Milk Race en het eindklassement. Sture wordt 2e
in rit 9, Tomas 2e in rit 2, 3e in rit 8 en wint de 14e
rit. Gösta is tweede in het Nationaal
Kampioenschap op de weg, wint het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de
weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met
Tomas, Erik en Sture.
Erik wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement
tijdrijden op de weg, met Tomas en Jan-Åke Ek. Tomas wint het Nationaal
Kampioenschap tijdrijden op de weg en het Nordisk Mesterskab op de weg.
Op de Olympische Spelen echter lopen ze het goud mis. Ze behalen
zilver op de Ploegentijdrit, na Nederland (Den Hertog, Pijnen, Zoetemelk,
Krekels) en voor Italië (Bramucci, Marcelli, Simonetti, Vianelli). En Gösta
wordt derde in de Olympisch rit op de weg na Pierfranco Vianelli en Leif
Mortensen. Tomas wordt 7e en Erik wordt er 35e.
De broers nemen echter wraak op de wereldkampioenschappen. Gösta,
Erik en Tomas samen met Josef Ripfel worden derde in het Wereldkampioenschap Ploegenachtervolging
op de baan na Italië (Chemello, Bosisio, Morbiato, Roncaglia) en Argentinië
(Alvarez Seidanes, Alves Gordon, Contreras Vasquez, Merlos Toledo).
Op de weg wordt het viertal voor de tweede keer Wereldkampioen
in de 100 km ploegentijdrit. Ze verslaan
Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Spahn) en Italië (Marcelli, Bramucci,
Pigato, Martini). Niettemin zal het verlies van de gouden Olympische medaille
een wrange nasmaak gegeven hebben. Erik wordt dan nog 3e in het
Wereldkampioenschap op de weg na Vittorio Marcelli en Luis Carlos Flores.
Vanaf 1969 wordt toch zeker Gösta te sterk voor de
amateurscategorie. Hij is dan ook al 29 jaar oud.
Hij wint opnieuw de Zesdaagse rittenkoers van Zweden met ook
1 etappeoverwinning. Hij wordt Nationaal Kampioen op de weg en in het
tijdrijden. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden
met Tomas en Jan-Åke Ek, het Nationaal Kampioenschap op de weg Ploegentijdrit
met Erik en Tomas en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas,
Erik en Sture. Erik won ook nog het Nordisk Mesterskab op de weg.
Ook in de rittenwedstrijden komt Gösta sterk voor de dag. De
Zweedse ploeg start in de Tour de lAvenir met de vier broers. Gösta wint de
proloog en wordt met de Zweedse ploeg 4° in rit 1b zodat hij even de gele trui
mag aantrekken. Die verliest hij s anderendaags echter alweer aan Duchemin.
Gösta wordt nog vijfde in de 5e rit, vierde in de rit 6b, zevende in
rit 9 en vijfde in rit 10a. Sture wordt derde in rit 5 en achtste in rit 10a.
Erik wordt vijfde in rit 3 en Tomas wint rit 6a.
Gösta wordt derde in het eindklassement op 640 van
Zoetemelk en hij wordt derde in het bergklassement. Sture wordt 20e
in het eindklassement op 1526 en vijfde in het puntenklassement. De
Pettersson-broers gaan dus met nogal wat prijzengeld naar Zweden terug.
Op het Wereldkampioenschap is het voor de derde maal prijs
in de 100 km ploegentijdrit. Ze winnen voor Denemarken (Frey, Hansen, Lund,
Mortensen) en Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Fuchs).
Het was voor de Petterssons genoeg geweest bij de amateurs.
Wat moest en kon gewonnen worden was gewonnen met uitzondering van een
Olympische titel. Het Italiaanse merk Ferretti zag wel iets in hen en nam ze
alle 4 in de ploeg op.
Gösta startte direct veelbelovend met overwinningen in rit
4b en het eindklassement van de Ronde van Romandië, voor Davide Boifava en Joop
Zoetemelk, en de Coppa Sabatini. Verder een 6e plaats op 920 van
Eddy Merckx in het eindklassement van de Giro d'Italia, met drie toptien
plaatsen, een 3e plaats in het eindklassement van de Tour de France
op 1554 van Eddy Merckx en na Joop
Zoetemelk. Hij behaalde verder in de Tour acht toptien uitslagen. Tomas haalde
vijf toptien uitslagen en eindigde 36e op 1h1328.
Gösta samen met Tomas won aan het einde van het seizoen de
Trofeo Baracchi voor de duos Ritter-Mortensen, toch ook geen smurfen en
Vanspringel-Willy In tVen.
Tussen de grote jongens waren de resultaten voor de drie
andere broers toch iets minder. Tomas had wel een tweede plaats versierd in rit
20b van de Tour de France, een 8,1 km lange tijdrit, op 12 van Eddy Merckx.
Gösta werd 8e op 18. Tomas haalde ook nog 2 tweede en 2 derde
plaatsen in andere wedstrijden. Sture reed één toptien plaats in de Giro en
eindigde als 77e op 2h1006. Op het Wereldkampioenschap werd Sture
30e, Gösta 31e, Tomas 42e en Erik 62e.
In 1971 reden ze nog alle vier bij Ferretti. Gösta kwam tot
volle ontbolstering. Hij won de Giro dell'Appennino en in Vigolo Marchese. Hij
werd samen met Tomas tweede in de Trofeo Baracchi na het duo Ocaña-Mortensen.
Hij werd eveneens tweede in de Ronde van Sardinië, na Merckx, de Catalaanse
Week, na Raymond Poulidor, Paris-Nice, na Merckx en derde in Milaan-Sanremo, na
Merckx en Gimondi. Maar zijn hoogtepunt, en ook dat van zijn carrière, vierde
hij in de Giro dItalia. Gösta behaalde zes toptien plaatsen en veroverde de
roze trui aan het eind van de 18e rit en behield die tot het einde.
Herman Vanspringel werd nog maar eens tweede in een grote rittenwedstrijd en
eindigde op 204 en Ugo Colombo werd derde op 235. In diezelfde Giro
behaalde Erik, terug boven water gekomen, drie toptien plaatsen en Sture, die
51e werd op 1h4554, twee toptien plaatsen.
In de Tour de France behaalde Ferretti een tweede plaats in
de proloog. Verder behaalde Gösta vier toptien plaatsen en Tomas twee toptien
plaatsen. Beiden bereikten echter Parijs niet.
Tomas behaalde een overwinning in rit 5b van de ronde van
Romandië en enkele ereplaatsen in ééndagswedstrijden. Erik had enkel een
uitschieter met een tweede plaats in Vigolo Marchese, na Gösta, en een derde
plaats in de 10e etappe van de Giro.
Op het Wereldkampioenschap werd Tomas 12e, Erik
28e, Gösta 23e en Sture gaf op.
Het seizoen 1972 startte zonder Erik. Nochtans was hij na
een eerste minder jaar, in 1971 weer boven water gekomen en was het eerder
Sture die in 1971 ondermaats gebleven was.
De overgebleven broers reden nog altijd voor Ferretti. Gösta
haalde nog een 2e plaats in het eindklassement van de Giro di Puglia
waar Tomas derde werd. Gösta won de 7e etappe in de Giro voor Eddy
Merckx. Hij haalde verder nog 3 toptien plaatsen in die Giro die hij als zesde
beëindigde op 1309 van Eddy Merckx. Tomas werd in diezelfde Giro 41e
op 1h0306. Gösta en Tomas werden derde in de Trofeo Baracchi na Merckx-Swerts
en Gimondi-Boifava.
Op zich deed Tomas het dat jaar waarschijnlijk zelfs beter
dan Gösta. Hij werd derde in de Coppa Agostoni, in Cotignola en in de Giro del
Lazio. Hij won tevens de 1e en 5e etappe van de Tirreno
Adriatico en werd derde in het eindklassement.
De Tour de France werd niet gereden door Ferretti en in het
Wereldkampioenschap werd Gösta 36e en gaven Sture en Tomas op.
Er zat duidelijk verval op de prestaties van de Pettersons.
Misschien dat Tomas eigenlijk nog het best stand hield, Gösta teerde duidelijk
op zijn prestaties van de eerste twee jaren. Voor Sture was het duidelijk
geworden en hij ging de fiets aan de wilgen. De twee over gebleven Petterssons
verkasten naar Scic.
Gösta werd aan het begin van het seizoen 3e in
het eindklassement van de Tirreno Adriatico. Hij reed één toptien plaats in
de Ronde van Romandië en werd 8e in het eindklassement. Hij deed
voor het eerst mee in de Ronde van Zwitserland, won er de 8e etappe
b en werd 7e in het eindklassement op 753 van Fuente. Hij reed er
nog een toptien plaats en Tomas gaf er op. Hij werd 3e in het eindklassement
van de Giro di Sardegna en eindigde 2e met Boifava in de Trofeo
Baracchi na Gimondi-Rodriguez. In de Giro dItalia reed hij drie toptien
plaatsen en werd uiteindelijk 13e op 3442 van Eddy Merckx. In het
Wereldkampioenschap gaven zowel Gösta als Tomas op.
Op het einde van het seizoen had Tomas het ook begrepen. De
prestaties van 1972 had hij niet kunnen verder zetten, in tegendeel zelfs, hij
presteerde zo goed als niks.
Gösta bleef alleen over en veranderde nog eens van ploeg.
Hij zou zijn laatste jaar rijden bij Magniflex. Gezien zijn leeftijd, 34 jaar,
mag gesteld worden dat hij in schoonheid afscheid nam.
Bij zijn tweede deelname in de Ronde van Zwitserland
behaalde hij zes toptien klasseringen en werd hij 2e op 58 van Eddy
Merckx. In de Giro dItalia behaalde hij drie toptien noteringen en werd hij
uiteindelijk 10e op 1708 van Eddy Merckx. Op het
Wereldkampionschap werd hij nog 17e en in de Trofeo Baracchi
behaalde hij met Rodriguez een tweede plaats na Moser-Schuiten.
Na afloop van hun carrière hebben drie van de vier broers
gekozen voor een andere familienaam. De familienaam Pettersson (ook soms
Petersson) werd te veel verspreid van uit Zweden over de hele wereld. Daarom
konden de dragers van deze familienaam van homoniem veranderen en een andere
identiteitskaart vragen in Zweden. Dit gebeurde toen de broers ruzie hadden.
Wat de reden van de ruzie was kon ik niet achterhalen.
Erik, Tomas en Sture heetten vanaf den Fåglum, naar de naam
van de club waarbij ze debuteerden. Op het toppunt van hun glorie spraken de
Zweden al van de " Fåglum brothers". Alleen Gösta behield zijn
oorspronkelijke achternaam.
Gösta was een regelmatig renner. Hoewel hij zelden een
wedstrijd wist te winnen, zat hij altijd mee in de goede ontsnapping. Hij had echter
altijd een defensieve houding die niet in de smaak viel van het grote publiek.
Hij had een ietwat bescheiden persoonlijkheid, en misschien daardoor is er
nooit echt uitgekomen wat hij allemaal in zich had. Tomas had misschien
evenveel talent als Gösta. Maar misschien lag hij als de jongste teveel onder
de plak van Gösta en de andere broers. Erik was te onregelmatig om echt door te
dringen bij de beroepsrenners en Sture was de minste van de vier. Hij verliet
het viertal ook als eerste voor goed want hij overleed op 26 juni 1983 ergens
in Noorwegen.
Samen wonnen de Petterssons 13 wedstrijden bij de profs
(Gösta negen en Tomas vier). Ze werden 3 keer wereldkampioen bij de amateurs
hetgeen dus 12 WK-truien betekent voor één familie.
Hubert wie? Ik denk dat dit de spontane reactie zal zijn van
veel jongere wielerliefhebbers. De ouderen onder ons zullen de naam wel
herkennen hoop ik. De echte wielerliefhebbers toch zeker.
Hubert (voor de Nederlanders onder ons, Hubèr uitgesproken
en niet Huubert of zo iets) is nochtans een waar begrip in het wielrennen. Was
Hubert een groot renner? Neen natuurlijk niet zullen de meesten antwoorden. Ikzelf
ga daar echter niet mee akkoord. Hubert heeft oinderdaad op het eerste zicht een
zeer bescheiden palmares. Zeven overwinningen bij de profs. Dat zijn er
natuurlijk nog altijd veel meer dan Jürgen Van Goolen en Jürgen Van Den Broeck.
Maar als u even verder leest, beste lezer, dan zal u zien dat u het verkeerd
voor hebt. Hubert Hutsebaut is een icoon in het wielrennen.
Wat maakt Hubert dan zo speciaal? Wel met Hubert werd een
beetje gelachen in het peloton. Hij was de pineut, de sukkel, degene die gepest
werd. Ook de wielersupporters lachten met hem. Want jammer genoeg had Hubert
zijn voorkomen niet mee. De moeders van alle wielerliefhebbers hadden hen
nochtans altijd gezegd dat je niemand mag uitlachen om zijn uiterlijk. Maar ja,
die moeders kwamen niet mee naar de koers en na 12 pinten, dan denkt de modale
wielersupporter niet meer aan zijn moeder. En dus werd er gelachen met Hubert. Onterecht.
En indien Hubert dit nu leest, dan komen er waarschijnlijk pijnlijke herinneringen
naar boven. Lees echter verder Hubert. Wie laatst lacht best lacht.
Hubert droeg een bril. En met brillendragers werd toen nog
al eens gelachen. Ik kan het weten, ik droeg er vroeger ook een, vandaar
misschien mijn sympathie voor Hubert. Gelukkig droeg ik niet zo een sterke
glazen zoals Hubert want die waren van het formaat confituurpotbodems. Zo van
die glazen die er voor zorgden dat je met grote verbaasde ogen de wereld
inkeek. Nochtans er waren nog renners met een bril vroeger. Je had Jean Bobet
maar die moest wel een bril dragen want die had universitaire studies gedaan en
studenten die droegen nu eenmaal een bril. Je had Jan Janssen maar die had dan
weer het wereldkampioenschap gewonnen, de groene trui in de Tour en net voordat
Hubert prof werd de gele trui. Je had later Theo Verschueren maar die werd ook
wereldkampioen. Hubert werd nooit wereldkampioen.
Misschien droomde Hubert er vroeger wel van om
wereldkampioen te worden of de Tour de France te winnen. Misschien lag kleine
Hubert uit Lendelede s avonds in bed en overwon hij in gedachten de Tourmalet
en de Aubisque en reed hij triomferend in WK-trui Parijs binnen. Misschien. Wie
zal het zeggen.
Hubert was ook een stille jongen die vlug zijn plaats kende
in het peloton. Hij besefte waarschijnlijk vrij vlug dat hij niet in de wieg
gelegd was om een groot renner te worden zoals Merckx, De Vlaeminck, Godefroot
enz... Hij borg dan ook zijn dromen veilig op. En de stille jongen met de confituur-glazenbril werd het mikpunt van spot binnen het peloton.
Nochtans, Hubert was niet te onderschatten. Hij werd prof op 26
augustus 1968 bij flandria-De Clerck. Hoe en waarom, daar heb ik niks kunnen
over terug vinden. Misschien op voorspraak van de lokale flandria-velomaker van
Lendelede, zo ging dat toen in die tijd bij flandria.
Op 11 juli 1969, nog steeds bij flandria-De Clerck-Krüger behaalde hij
zijn eerste overwinning bij de profs in Gistel voor Raf Van Bruwaene en
Christian Callens. Die overwinning zal natuurlijk verloren gegaan zijn in de
feestroes waarin België toen leefde door de krachttoeren van een Eddy Merckx in
de Tour de France en de overwinning van Guido Reybrouck die dag. De 0 was dus
vrij vlug van zijn palmares weggeveegd. Hubert kon winnen als het moest. Hij
was er trouwens al eens dicht bij geweest op 28 juni in de Omloop van het
Houtland waar hij in de sprint geklopt werd door Noël Van Tyghem. Iets wat Jempi
Monseré in 1970 ook overkwam in het Kampioenschap van Vlaanderen. Maar toen
rook men een sterke geur van verbrand rubber natuurlijk.
Ook in 1970 reed Hubert nog voor flandria-Mars. De maand juli was
blijkbaar zijn maand. Op 22 juli won hij namelijk in Dentergem voor Romain
Furniere (op 10) en Walter Planckaert (op 135). Op 2 september werd hij nog
tweede op 20 van Julien Van Lint in de Grote Stadsprijs van Geraardsbergen en
op 8 september werd hij tweede, geklopt in de sprint door Etienne Sonck in
Izegem. U ziet beste lezer, er zat een gestage vooruitgang in de prestaties van
Hubert.
Wat is er dan misgegaan eind 1970? Het contract van Hubert bij flandria
werd niet verlengd en Hubert moest op zoek naar een nieuwe ploeg. Was men
binnen flandria bang voor de mogelijkheden van Hubert? Heeft de Grootmeester
Hubert over het hoofd gezien voor zijn bruine garde? Hadden noch Roger De
Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck e.a. het vermogen de ontluikende
talenten van Hubert te ontdekken? Het zal waarschijnlijk een van de vele
wielermysteries blijven. In elk geval Hubert kwam terecht bij het zeer
bescheiden Goldor. Hij werd ploegmaat van Richard Bukacki, Frans Melckenbeeck,
Walter en Willy Planckaert, Bernard Van de Kerckhove en Robert Van Lancker. Mogelijks
werd hij ook bierhandelaar, ik weet het niet. Het was in elk geval zo dat veel
renners van Goldor ook het bier moesten verdelen.
Was Hubert in zijn wiek geschoten? Op zijn teen getrapt? In zijn eer
gekrenkt? Waarschijnlijk wel. En dat kwam tot uiting in zijn uitslagen. Hubert won
dat jaar niet minder dan 3 wedstrijden. Eddy Merckx won er dat jaar weliswaar
53 maar die is dan ook Grootmeester, maar drie is evenveel als Willy Van Neste,
Daniel Vanryckeghem, Noël Van Tyghem, Rini Wagtmans
Hubert begon er vroeg aan dat jaar. Op 3 mei won hij de 4° rit van de
Ronde van Spanje. Hij reed het complete peloton op maar eventjes 9 minuten en
50 en zag zijn overwinning als een dankbetuiging ten opzichte van zijn
overgebleven ploegmakkers, zijn nieuwe ploeg en als revanche ten op zichte van
Brik Schotte en het flandria-team. Cyrille Guimard werd tweede. Was hij te diep
gegaan in zijn krachtenarsenaal? Redeneerde hij dat er niets meer in zat in de
Vuelta? In elk geval wordt hij nog vermeld in het ritverslag van de Vuelta van 12
mei. Waarschijnlijk gaf hij die avond op en keerde hij terug naar België. Maar
de vorm was er want op 13 mei won hij in Assebroek. Hij versloeg er Eric Raes
en William Bilsland in de sprint. Je moet het maar doen. Thuiskomen van Spanje
en direct een wedstrijd winnen. Op 12 september won hij in nog een koers in
lijn in Heule. Herman Vrijders en Daniel Vanryckeghem strandden op 3 seconden.
Op 8 augustus was hij in een andere koers in lijn in Lede nog derde geworden na
Willy Planckaert en Daniel Vanryckeghem.
Hubert kon het jaar 1971 met een zoet smaak van wraak ten opzichte van
flandria afsluiten. Het was zijn beste jaar tot nog toe geweest en, wat hij
niet wist, het beste moest nog komen.
In 1972 bleef Hubert bij Goldor dat als extra sponsor IJsboerke had
aangetrokken. Had hij door de successen van 1971 extra getraind tijdens de
winter? Zich extra verzorgd? Enkel Hubert zelf kan het ons zeggen. In elk geval
was hij tegen de traditie in zeer vroeg in optimale vorm. Hij begon in de maand
maart met een 40° plaats in de Omloop het Volk en s anderendaags had hij al
een 10° plaats te pakken in Kuurne-Brussel-Kuurne. De benen voelden goed aan en
Hubert wist het. Vervolgens kwam zijn glorieperiode. Sommige mensen dromen van
ooit eens 5 minuten wereldberoemd te zijn. Wel Hubert werd 5 dagen
wereldberoemd. Het begon op 25 maart en eindigde op 29 maart. Op 25 maart werd
de E3-prijs te Harelbeke verreden. Het wedstrijdverhaal kan kort samengevat
worden. Na de Hoppeberg kwamen de volgende renners voorop : Merckx, Godefroot,
Verbeeck, Van Tyghem, Dierickx, Rosiers, De Witte en Van De Vijver. Eén duo
reed er nog naar toe. Hubert Hutsebaut met in het wiel Wilfried David, de
ploegmaat van Walter Godefroot.
Op het Vossenhol demarreert Walter Godefroot weg. Misschien niet
verstandig voor zo een sterke spurter maar misschien voelde Walter zich wel
beresterk. Hubert ging in de achtervolging samen met Eddy Merckx. Op 5 km van
de aankomst kwamen ze bij Walter Godefroot. Het drietal stevende op een sprint
af. Merckx begon op kop met Godefroot in het wiel. Toen Eddy 100 m voor de
aankomst naar links keek, zag hij dat Godefroot zijn krachtinspanning van op
het Vossenhol had moeten bekopen en het wiel had gelost. Eddy, zeker van de
overwinning zette zijn inspanning niet door en werd daardoor op 5 meter van de
streep rechts voorbij gejumpt door Hubert.
Uit het wedstrijdverslag kan worden afgeleid dat Hubert die dag gewoonweg
de sterkste was en dus een verdiende winnaar.
Vier dagen later was er dan de Elfstedenronde. In de voorbeschouwingen
in de kranten stond er onder andere dat o.a. Godefroot het zich niet kon permitteren
nog eens geklopt te worden door Hutsebaut of een van diens soortgenoten. Soortgenoten?
Hallo! Was Hubert Hutsebaut een soort minderwaardige renner misschien? Had hij
geen recht de E3-prijs te winnen? Hij was toch de sterkste en misschien wel de
slimste geweest.
De wedstrijd kan als volgt samengevat worden. Godefroot, Reybrouck, Verbeeck,
David, De Muynck, Van Olmen, Marcel Omloop, Roger Jochmans, Willy Van Neste en
Hubert stevenen op de aankomststreep af. Op 700 m van de streep is er een
scherpe bocht naar rechts. Een agent doet de renners twijfelen en sommigen
zetten voet aan grond. Enkel de twee laatste van het groepje, Willy Van Neste
en Hubert zien de vergissing van de renners en kiezen het juiste parcours.
Hubert plaatst een krachtige jump en wint voor Willy Van Neste en de
teruggekeerde Guido Reybrouck.
U kan zich, beste lezer, de taferelen aan de aankomst voorstellen.
Geroep en getier, gevloek en gescheld. Maar elke renner wordt geacht het
parcours van de wedstrijd te kennen. En het jaar ervoor in dezelfde
Elfstedenronde, was er iets gelijkaardigs gebeurd. Toen reden er 4 renners
voorop en reed er één de verkeerde kant op. U raadt het al, het was Hubert. Met
recht kon hij nu verkondigen dat een ezel zich nooit tweemaal aan dezelfde
steen stoot.
Vier dagen en 2 grote overwinningen voor Hubert. Men zou denken dat
zijn carrière nu wel definitief gelanceerd zou zijn. Hubert was nog maar 24
jaar oud. In de fleur van zijn leven en zijn sportloopbaan. De sportdirecteurs
zouden nu toch wel zijn deur plat lopen om hem in 1973 in de ploeg te krijgen. Helaas.
Wat is er gebeurd met Hubert? Hij reed nog alle voorjaarskoersen. Hij startte
ook nog in de Vuelta, hij komt voor in de najaarskoersen. Maar verder is er
niks terug te vinden over een ploeg voor 1973. Wat is er gebeurd Hubert? Hebben
ze het je niet vergeven dat je tweemaal won. Er was toch niks af te dingen op
je overwinningen.
Was het misschien omdat je de looks niet had en dat je, zoals ik
ergens gelezen heb, soms je benen niet schoor. En dan? Bernard Hinault heeft
het in elk geval opgemerkt en heeft je gekopieerd om op die manier
Paris-Roubaix te winnen. Dus als zo een grote kampioen dat mag, waarom jij
niet?
Of had je je buik vol van het wereldje. Misschien was je ondertussen
wel getrouwd, ik weet het niet. Was er een kindje in aantocht en moest er
voldoende brood op de plank komen. Kreeg je een andere job aangeboden. Een die
minder fysieke inspanningen vergde. Alhoewel ik er zeker van ben dat jij nooit
een man was die om een extra inspanning verlegen zat.
Of was je gewoon een groot kampioen die afscheid nam op zijn
hoogtepunt. Laat het ons daar bij houden Hubert. En laat mij van jou een
voorbeeld maken voor de vele renners die nu aan het begin van het seizoen staan
en denken dat ze de grote kampioenen of would-be kampioenen niet kunnen
verslaan. Laat hen een Hutsebautje of Huberke doen. Laat ons deze nieuwe term
invoeren in het wielrennen zodat de mindere renners iets hebben om naar uit
te kijken.
Kortom, voor mij ben jij, Hubert Hutsebaut, een kampioen. Weliswaar met
een kleine k want anders zou ik mijn indeling die ik hier ergens anders op de
blog gezet heb verloochenen. Maar je bent een naam in het wielrennen. Ere wie
ere toekomt. Hubert Hutsebaut je hebt je plaats in de geschiedenisboeken van
het wielrennen. Inwoners van Lendelede dit verdient een standbeeld.