Van Grootmeesters, Campionissimi, Superkampioenen en
Kampioenen.
Beste lezer van deze blog. Ik zou het vandaag graag eens willen
hebben over de terminologie die in de wielerliteratuur gebruikt wordt. Meer bepaald
zou ik het willen hebben over het predicaat kampioen en al zijn overtreffende
vormen. Volgens mijn bescheiden mening wordt deze term veel te lichtzinnig
gebruikt bij journalisten voor wielrenners en sporters in het algemeen.
Ik vind dat er een soort regel zou moeten bestaan om iemand
een kampioen te noemen. Je zou er zelfs een soort gradatie kunnen in toepassen.
Een Kampioen, een Superkampioen, een Campionissimo en een Grootmeester.
De vraag die dan natuurlijk direct opkomt is hoe men deze
titels zou toekennen. Of m.a.w. wat zijn de criteria opdat iemand tot een bepaalde
categorie kan behoren. Om daarop te kunnen antwoorden dient men toch een beetje
de historiek van het wielrennen te kennen. En dan ga ik al direct de mist in
omdat ik moet toegeven dat ik de prestaties van de renners van voor WO II veel
minder ken dan deze van de naoorlogse renners. Maar goed, wie zich geroepen
voelt een rangschikking te maken voor de renners van de voor WO II mag er
altijd aan beginnen, ikzelf zal mij houden aan die van na de oorlog.
Persoonlijk vind ik dat een Kampioen op zijn minst één Klassieker
moet gewonnen hebben. Geen semi-klassieker, geen op TV-komende midweekse koers,
nee een echte Klassieker. De vraag stelt zich dan wat een echte Klassieker wel
mag zijn. Gelukkig hebben we bij de
hedendaagse renners toch nog een Philippe Gilbert die zijn klassiekers kent en
altijd spreekt over de Grote Vijf zijnde Milaan-Sanremo, Ronde van
Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Paris-Roubaix en de Ronde van Lombardije. Voor
de meeste wielerliefhebbers zijn dit de Grote koersen. Maar
.. dit moet in
zijn tijdsbeeld gezien worden. Na de oorlog tot zeker eind de jaren 50 was de
Waalse Pijl hoger aangeschreven dan Luik-Bastenaken-Luik. Paris-Tours heeft ook
lange tijd een vrij hoog aanzien gehad. En dan was er nog bv. de Grand Prix des
Nations en misschien vergeet ik er nog een paar.
Niet eenvoudig dus maar laat het ons bij de eerder genoemde
5 Grote Klassiekers houden om de hedendaagse kampioenen te louteren. Dus elke
renner die één van deze 5 wint kan zich een Kampioen noemen.
Hoe word je dan een Superkampioen? Logischerwijs moet je dan
al iets krachtiger presteren. Je zou
kunnen stellen dat als je één van de 4 Grote Ronden gewonnen hebt je jezelf een
Superkampioen mag noemen. Met de 4 Grote Ronden worden dan respectievelijk de
Tour, de Giro, de Vuelta en de Ronde van Zwitserland bedoeld. Ook hier weer
moet er een tijdscorrectie ingebracht worden. De Vuelta is maar vrij recent een
echte Grote Ronde geworden en de Ronde van Zwitserland heeft zeker aan belang
ingeboet de laatste tijd. Heb je één van deze ronden gewonnen, dan ben je een Superkampioen.
Als je nu echter eens terugblikt op deze classificatie, dan
zal je als echte wielerliefhebber toch een beetje een wrang gevoel hebben.
Lucien Aimar, Roger Walkowiak een Superkampioen? Idem voor Carlo Clerici, Arnaldo Pambianco,
Paolo Salvoldelli, Gottfried Weilenmann, Rolf Graf, Attilio Moresi, Giuseppe Fezzardi,
Rolf Maurer, Ambrogio Portalupi, Edward Van Dyck, Frans De Mulder, allemaal
winnaars van één van de Grote Ronden.
Het resultaat zal analoog zijn voor de Grote Klassiekers. Ik
neem enkel het voorbeeld van Milaan-Sanremo. Gomez, Maechler, Furlan, Colombo.
Geen namen die we linken aan de beschrijving Kampioen.
Na deze eerste feedback kom ik tot de conclusie dat ik
strenger moet zijn bij het toewijzen van de eretitels.
Dus doe ik een nieuwe poging voor de definitie van een Kampioen,
een Superkampioen en op mijn elan ga ik verder voor een Campionissimo en een
Grootmeester.
Ik stel hierbij voor dat een Kampioen ofwel meer dan één
Klassieker van de Grote Vijf gewonnen heeft (dus niet 2 x Paris-Roubaix maar
wel Paris-Roubaix en bv de Ronde van Vlaanderen) ofwel meer dan één Grote Ronde
van de Grote Vier gewonnen heeft ofwel één Klassieker en één Grote Ronde.
Ik denk dat ik hiermee het grootste deel van de hierboven
opgesomde renners geëlimineerd heb van de titel kampioen. En indien niet, dan
heb ik die renner al altijd verkeerd ingeschat en ligt dus de fout volkomen bij
mezelf.
Een Superkampioen heeft dan ofwel verschillende Klassiekers
gewonnen en minstens één Grote Ronde ofwel verschillende Grote Ronden en
minstens één Klassieker. Het toont aan dat zo een renner een veelzijdigheid
vertoont als atleet.
Een Campionissimo heeft dan verschillende Klassiekers en
verschillende Grote Ronden gewonnen tijdens zijn carrière. Deze renners tonen
aan dat zij de veelzijdigheid gedurende verschillende jaren aan de dag gelegd
hebben.
Grootmeesters hebben dan verschillende Klassiekers en verschillende
Grote Ronden in één jaar gewonnen. Deze renners hebben gewoon een staaltje van een
buiten wereldlijke prestatie geleverd.
Ik probeer even de renners vanaf 2000 te bekijken op basis van deze
klassering. Met bij deze al mijn excuses als ik ergens een foutje zou gemaakt
hebben.
Grootmeesters : Geen
Campionissimi : Geen
Superkampioenen : Cancellara met
de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en de Ronde van Zwitserland en Vinokourov
met Luik-Bastenaken-Luik en de Vuelta en de Ronde van Zwitserland.
Kampioenen : Menchov, Armstrong,
Ullrich, Aitor Gonzalez, Contador, Tchmil, Bettini, Tafi, Van Petegem, Boonen,
Museeuw, Camenzind, Valverde, Di Luca en Cunego.
Ik kan leven met dit lijstje ondanks de namen van Gonzalez, Di Luca, Camenzind
, Valverde en eigenlijk ook Vinokourov waar toch een vrij sterke dopinglucht
rond hangt en waarbij er schorsingen uitgesproken zijn maar waarbij uitslagen
niet aangepast zijn. Het blijft een feit dat de prestaties vanaf 1990 tot zelfs
nu met de nodige bedenkingen dienen bekeken te worden.
Er zal misschien geargumenteerd worden dat doping vroeger ook gebruikt
werd maar over het verschil tussen nu en vroeger op het gebied van doping zal
ik later wel eens iets schrijven.
Misschien dat iemand meer tijd heeft dan ik en de gehele naoorlogse
periode kan uitpluizen. Ik ben benieuwd
wat het zou opleveren. Hoeveel grootmeesters zouden er zijn? In eerste
instantie denk ik aan Coppi (1949 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo en Ronde
van Lombardije) en Merckx (1972 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo, Luik-Bastenaken-Luik
en Ronde van Lombardije). Veel meer
zullen het er niet zijn denk ik.
Het aantal Campionissimo zal ook eerder beperkt zijn. Misschien een
stuk of tien? Superkampioenen zullen er wel meer zijn denk ik.
Ik besef maar al te goed dat lijstje discussies oproepen. En er zullen
(hoop ik) hier reacties op komen. Misschien zitten er nog gaten in mijn
redenering. Wie weet. In elk geval geldt voor mij dat de titel van Kampioen,
Superkampioen, Campionissimo of Grootmeester eretitels zijn die niet zomaar mogen
toegekend worden.
Jammer voor een Philippe Gilbert (enkel de Ronde van Lombardije,
weliswaar tweemaal) maar voor mij voorlopig onvoldoende om er een Kampioen van
te maken. Gelukkig kent Philippe zijn klassiekers en weet hij dat hij nog één
van de Grote Vijf op zijn palmares moet zetten om bij de grootsten geklasseerd
te worden. Ook Stijn Devolder doet er goed aan nog Paris-Roubaix te winnen om
als Kampioen bestempeld te worden. Het blijft een groot verschil tussen een
goed renner en een Kampioen. De kans is echter groot dat Philippe en Stijn de
titel ooit behalen. Renners echter zoals een Greg van Aevermaet, Bjorn
Leukemans,
.. dienen nog veel pap te eten voordat ze als een echte Kampioen
kunnen aanzien worden.
Vandaar mijn oproep naar de heren journalisten : Gebruik termen als
Kampioen, Superkampioen, Campionissimo en Grootmeester niet lichtzinnig maar
wel met de nodige eerbied voor degene die de titels ondertussen verdiend
hebben.
13-01-2011, 00:00
Geschreven door G.L. 
|