Deze blog gaat over nostalgie en mijmeringen. Mijmeringen
die terug gaan mijn jeugd en mijn eerste kennismakingen met de wielersport.
Het verste dat ik mij kan herinneringen is een chromo van
Rik Van Looy uit de bekende reeksen met de vlaggetjes en de witte, gele of
ronde randen. Maar wat ik mij het best kan herinneren zijn de Panini-boeken die
vanaf 1971 op de markt kwamen. Hoeveel keer ben ik niet langs geweest in het
winkeltje op de hoek van de wijk. Eén, twee en bij veel geluk wel vijf of
uitzonderlijk tien zakjes met daarin een drietal of waren het er vier plaatjes
van renners in.
%%%FOTO1%%%
Natuurlijk had je op den duur ook dubbele, meestal van die
renners die je niet echt graag had en dan moest je wisselen op de speelplaats
van de school. Je verdacht zelfs Panini van manipulatie want bijvoorbeeld Eddy
Merckx kon je maar niet te pakken krijgen. Andere had je dan wel tien keer.
De speeltijd was dan ook altijd veel te kort om alles te
wisselen wat je wou. Je moest soms lang onderhandelen om een goede deal te
kunnen maken. In zoverre dat het onderhandelen soms doorliep tot in de les. Dat
de meester daarmee niet akkoord ging was te begrijpen.
Op een dag zaten mijn buurman Geert en ikzelf nog te
onderhandelen toen we alweer in de klas zaten en de meester zijn les gaf. Het
moet hem, de meester, hoog gezeten hebben want plots werd hij enorm kwaad, nam
de prentjes van Geert af en smeet ze in de vuilbak. Wat een drama wat een
zonde. Gelukkig moest de meester, het was in het zesde leerjaar, ik zie het nog
zo voor mij, even weg om te telefoneren. Er werd dan altijd een leerling
aangeduid die op de klas moest letten.
Van de gelegenheid dat de meester afwezig was maakte ik
gebruik om de prentjes weer uit de vuilbak te vissen en terug te geven aan
Geert. Jammer genoeg was de bewaker van dienst blijkbaar ook de klikspaan van
dienst. Vanaf hier heb ik min of meer een black-out. Wie de klikspaan was weet
ik niet meer en hoe groot de straf was weet ik ook niet meer. De prentjes
verdwenen, ditmaal gescheurd, weer in de vuilbak evenals mijn geloof in
solidariteit onder de leerlingen.
Zoals je kan lezen beste lezer, was Panini-renners
verzamelen een risicovolle hobby.
Nu ligt dat boek Sprint 71 van Panini hier voor mijn neus en
ik blader er eens door om mijn gedachten terug te laten gaan naar die tijd van
altijd mooie zomers, dagenlang speelplezier op ongerepte braakliggende
terreinen, zonder een enorme verkeersstroom. Wij in korte broek en t-shirt, een
bros kopke, een pulle met grenadine en altijd wel iets om te ontdekken of te
doen.
De stickers met reproducties van postzegels zijn los gekomen
in het boek. In dien ze dringend eens terug in te plakken. Maar net zoals toen
interesseren deze afbeeldingen mij niet. Ook de logos van FICP, UCI en FIAC
niet. Waarom werden deze stickers niet weggelaten en vervangen door fotos van renners?
Er waren toch nog zo veel renners die geen afbeelding hadden. België stond natuurlijk
eerst in het boek. En de Grootmeester, zoals het hoort, op de eerste plaats.
Een mooie foto van Eddy in Molteni-trui, ideaal om mee te spelen tijdens de
geïmproviseerde Tour de France met de prentjes. Je moet namelijk weten dat als
11-jarige ik mij niet bewust was dat ploegen kaarten uitgaven met hun renners
er op. Op nummer twee stond Jempi Monseré. Pas overleden, ik zie dat ik er een
kruisje bijgeschreven had. De invloed van mijnheer pastoor bestond toen nog.
Walter Godefroot stond op drie. In zijn nationale ploeg-trui was hij in elke
ploeg van mijn Tour de France inzetbaar. En zo ging het verder. Die van Guido
Reybroeck was ook een mooie. Die Salvarani-trui, die had iets. Trainingsvesten
waren minder, ik had het toen al meer voor de echte truien.
Ik blader verder en ik herken direct mijn favoriete prentjes.
Niet altijd omdat ik de renner apprecieerde, maar ook soms gewoon om het mooie
prentje, de mooie trui. Zoals de Ferretti-trui van Albert Van Vlierberghe.
Nergens te vinden natuurlijk. Willy Van
Neste zag er dan maar weer koddig uit. Er schort iets aan zijn petje. Georges Vandenberghe
met weer eens de mooie Salvarani-trui en
met, wat ik nu weet, een toupetje. Ja ook renners kunnen ijdel zijn. Bij
sommige renners heb ik een x gezet. Waarom is mij een raadsel. Ook bij Frans
Melckenbeeck in een tibetan-Groene Leeuw-trui. Was het al een aanduiding naar
de toekomst toe? Een aanduiding dat er hier iets meer over kon geschreven
worden?
Weer een bladzijde verder een drietal prentjes die ik echt
lelijk vond. Emile Bodart, Paul In tVen en Marc Sohet. Konden ze nu echt geen
betere foto vinden? Zoals die van Norbert Seeuws, een renner waarvan je niet
snel iets vond en dan nu in een Pennelli-Cinghiale-trui. Die kon je goed
gebruiken in een mix-ploeg.
De stickers over de samenstellingen van de ploegen, die
vielen nog mee. Ik was toen al bezig met die lijstjes en dus was dit
waardevolle informatie.
Duitsland dan. Altijd interessant want in de vroegere
reeksen van de vlaggetjes had je niet zoveel Duitsers. Om een of andere reden
had ik het voor Sigi Renz. Waarom weet ik niet meer. Niet voor Altig want die
had een vuile rol gespeeld in Savona. Weg er mee. De Fagor-Mercier-trui van
Wolshohl was dan weer zeer mooi.
De Spanjaarden hadden veel geretoucheerde fotos. Dat vond
ik stom want je kon er geen ploeg op plakken. Zeg nu zelf, Ventura Diaz, Miguel
Maria Lasa, Luis Pedro Santamarina, Jesus Manzaneque, Joaquim Galera, Domingo Perurena,
Antonio Gomez del Moral en Jesus Aranzabal voor welke ploeg reden zij? Niks mee
te doen.
Dan komt Frankrijk met de voor mij toen nog redelijk
onbekende amateurs Morelon en Trentin. De mooie trui van Sonolor van Daniel
Rebillard sprak mij wel aan. Ook al omdat Lucien Van Impe bij die ploeg reed.
Tiens, waarom zat Lucien Van Impe niet in de reeks? In 1971 wisten ze toch al
dat Lucien onze enige echte klimmer was. Dan was er weer Cadiou met zijn mooie
Fagor-Mercier-trui. Jammer dat de foto van Chappe op niks geleek. José Catiau
mocht dan weer naast Rebillard staan.
Bij de Britten was het alleen Gowland die mij aansprak. Ik
experimenteerde dan ook al met het naspelen van zesdaagsen en WKs op de piste.
Dus een pistier er bij, dat mocht altijd.
Bij de Zwitsers was het toen nog armoe troef. De twee
Pfenningers en Vifian en Spahn. Daar kwam je niet ver mee.
In het midden van het boek zitten dan weer 20 karikaturen.
Toen vond ik ze overbodig, nu vind ik ze wel leuk.
Bij de Italianen springen de Ferrettis zelfs nu nog, na al
die jaren, weer in het oog. Te beginnen met Zilioli en dan Simonetti. Adriano
Durante, daar had ik het ook wel voor. Waarom is mij een raadsel. Ercole
Gualazzini ook. Alleen al het uitspreken van die naam Gua-la-zzin-i. Een beer
van een vent was dat. Niet traag in de spurt, hij nam ooit deel aan een WK
sprint als ik het goed voor heb. Later bij Brooklyn een ideale gangmaker voor
Roger De Vlaeminck.
Dan was er het duo Tumellero en Tosello, twee Molteni-mannen
en dus voor mij twee Merckx-mannen. Die werden bij mij iedere keer Kampioen van
Italië. Tja ik was wat bevooroordeeld denk ik. Niettemin, ze bleven niet lang
bij Merckx en Molteni. Eén van de twee lag zelfs serieus in de clinch met de
Grootmeester, ik denk dat het Tosello was. En dan waren er natuurlijk weer de pistiers.
Gaiardoni, alleen al de naam, Beghetto, Turrini, allemaal sprinters en
ex-tegenstanders van onze Patrick Sercu die, in mijn ogen, al die Italianen
ruim meester kon. Ook de stayer De Lillo, ook al zo een naam. En ja hoor, een
van mijn favoriete beeldjes, Rosolen in nog zo een onvindbare trui, deze keer
Filotex.
Kinderen zijn hard in hun mening. De mildheid komt maar met
de jaren. Zo ook voor de Nederlanders. Jan Janssen, toen nog in mijn ogen de
onverdiende winnaar van de Tour 68. Nu denk ik er anders over. Peter Post, de
keizer van de zesdaagsen, toen nog niet voorbij gestoken door onze Patrick
Sercu. Joop Zoetemelk, de wieltjeszuiger, nu een renner met een mooi palmares die
er het maximale uit haalde. Wagtmans, die kon er mee door, die reed voor
Molteni. De volgende twee bladzijden lijken op die van de Spanjaarden. Veel
geretoucheerde fotos, bah. Enkel met den Hartog, de Wit en Jansen kon ik iets
doen. De rest trainingsvesten en photoshop avant la lettre.
Over de Zweden dien ik niet verder uit te weiden. Gösta, Tomas, Sture en Erik, waarvan 2 in
mooie Ferretti-trui. Wist ik veel dat ik 40 jaar later een artikel over hen op
een blog op internet zou zetten.
Ook Australië was vertegenwoordigd met Gordon Johnson, de
sprinter. Portugal had de betreurde Joaquim Agostinho, er waren twee Denen,
Ritter en Mortensen en ook een Luxemburger, Edy Schutz, in een Molteni-trui.
Toen kon ik het niet waarderen, nu des te meer. Negen
bladzijden met oude vedetten. Van Charles Terront tot Vittorio Adorni. Allemaal
in zwart-wit afgebeeld. Ik zit nu naar die koppen te kijken. Sommigen zijn al
bijna honderd jaar geleden overleden. Hadden zij ooit gedacht dat een foto van
hen honderd jaar later zou bekeken worden door een Belgische wielerliefhebber? Dat hun levens beschreven werden? Ik denk het
niet. Wij zei alweer, renners sterven niet ze verdwijnen alleen maar uit het zicht eens zij met niet te evenaren
stijl de laatste finish hebben overschreden en de snelheid van het leven hen
met stijve spieren achterlaat.
Het was in de periode
1974 of 1975 dat ik de eerste keer met zo een god sprak. Hij staat er in, in
Sprint 71. Op pagina 42, de tweede van links op de tweede rij. Je moet het maar
eens opzoeken beste lezer. Hij woonde geen kilometer van mij vandaan. En met mijn
vader, een Franse amateurrenner, zijn zus en ikzelf zijn we hem gaan bezoeken.
Hij zat daar in zijn lange kiel en vertelde honderduit over zijn avonturen. Is
daar het kiemetje gelegd om ooit eens een boek te schrijven?
Achteraan het album
vind ik twee enveloppen. Daarin reclame voor Velo 82 en Velo 86. Daaruit
besluit ik dat tijdens mijn eerste huwelijksjaren nog heimelijk mijn Sprint
71-album bovenhaalde om er eens door te bladeren. Het kan niet missen dat het
bijna uiteenvalt.
21-04-2011, 00:00
Geschreven door G.L. 
|