Gouden tijden.
Soms, beste lezer, durf ik wel eens weg dromen naar een niet
zo ver verleden toen België HET wielerland bij uitstek was.
We hebben in België of liever in Vlaanderen heel wat mooie
periodes gehad. In Wallonië waren die gloriedagen heel wat minder. We moeten
dan al terug keren naar de periode Lambot en Scieur of vader een zoon Masson en
het meest recent Claude Criquielion. Bij ons in Vlaanderen beleefden we de ene
glorieperiode na de andere. Teveel om hier op te noemen.
Wat een liefhebber natuurlijk het meest koestert, is een
periode die hij zelf bewust meegemaakt heeft. Dikwijls ligt daar ook de bron
voor een levenslange veroordeling tot passie voor de wielersport.
Ikzelf heb het geluk gehad de periode van Eddy Merckx te
mogen beleven met daarnaast triomfen van andere kleppers zoals een Roger De
Vlaeminck, Walter Godefroot, Frans Verbeeck, André Dierickx, Willy Planckaert,
Rik Van Linden, Roger Rosiers, Herman Vanspringel, enz
..
Het is dan ook niet verwonderlijk dat mijn gouden periode in
dat tijdperk ligt. Maar gezien ik een drievoudige besmetting van de
wielermicrobe heb moeten ondergaan, ik ben namelijk ook gebeten door het
veldrijden en de pistewedstrijden, ligt mijn echte gouden periode tussen 1969
en 1974.
Ik stelde mijzelf dan ook de vraag wat het meest succesvolle
jaar voor ons wielrijden dan wel mag geweest zijn. Een vraag die niet eenvoudig
te beantwoorden blijkt. Volgt u maar eens mee beste lezer.
Vooraf wil ik stellen dat er vele mooie jaren buiten deze
periode geweest zijn. Misschien vindt u zelfs een betere periode of een
succesvoller jaar. En misschien vindt u zelfs een land dat het nog beter deed.
Laat mij beginnen met het jaar 1969. Niet onaardig om mee te
starten. Het zal in eerste instantie ook het beste jaar blijken van de periode
die ik bewust meegemaakt heb. De start van dat jaar was grandioos. Eric De
Vlaeminck werd in 1969 wereldkampioen veldrijden bij de profs voor twee andere
ex-wereldkampioenen Rof Wolshohl en Renato Longo.

Bij de amateurs werd het zelfs een totale triomf met René De
Clercq op het hoogste schavot geflankeerd door de ongelukkige Roger De
Vlaeminck, die aan de leiding rijdend op 300 meter van de streep ten val kwam,
en Robert Vermeire. Al 4 medailles en het jaar was nog maar pas begonnen.

Begin augustus werden de wereldkampioenschappen op de baan
verreden in het Antwerpse Sportpaleis.
In de sprintnummers waren er enkel medailles weggelegd voor
de profs. In de reeksen versloeg Patrick
Sercu de Japanner Madarame en Robert van Lancker versloeg de Nederlander Koel.
Roger Vandenbergh werd naar de herkansingen verwezen door de Italiaan
Gaiardoni. In die herkansingen versloeg Vandenbergh wel de Australiër Graeme
Gilmore, vader van Matthew, maar werd hij wel voorafgegaan door de Fransman
Suire. Uitgeschakeld dus.
In de achtste finales versloeg Patrick Sercu de Fransman
Charreau en Robert Van Lancker kegelde de andere Fransman Suire er uit. Nog een
andere Fransman, Mourioux, werd door Sercu, in twee manches, verslagen in de
kwartfinales. Van Lancker had dan weer een belle nodig tegen de Italiaan
Damiano. In de halve finales werd het tweemaal België-Italië, tweemaal gewonnen
door onze landgenoten. Sercu won opnieuw in twee manches van Gaiardoni maar
Robert Van Lancker had tegen een kolerieke Beghetto weer een belle nodig. In
de finale werd Robert Van Lancker moeiteloos geklopt door Patrick Sercu. Goud
en zilver dus.

Achter de zware motoren wonnen Leo Proost en Theo Verschueren
hun reeksen waardoor ze rechtstreeks geplaatst waren voor de finale. Romain De
Loof moest naar de herkansingen maar haalde het daar ook niet. In de finale
werd Theo Verschueren, ontevreden over zijn gangmaker Staekenburg, tweede na de
sterke Nederlander Jaap Oudkerk.
In de reeksen van de achtervolging liep Ferdi Bracke de Italiaan Marcelli in en
stoomde op zijn elan door naar een nieuw baanrecord (5.56.60). Norbert Seeuws
haalde het van de Fransman Alain Van Lancker (6.22.13 tegen 6.26.18) maar zijn
tijd was onvoldoende voor de laatste acht. In de kwartfinale liep Ferdi Bracke
na 8 ronden de Fransman Charly Grosskost in. In de halve finale had hij geen
enkele moeite met de Nederlander Bongers. De als spannend aangekondigde finale
tussen Ferdi Bracke en Hugh Porter werd eigenlijk een afknapper door de grote
klasse van onze landgenoot. Ferdi Bracke haalde het gemakkelijk. De teller
stond dan al op vier gouden, drie zilveren en 1 bronzen medaille.

Een week later werd het wereldkampioenschap op de weg
gereden in Zolder. We weten allemaal hoe het afliep. Weer zilver, dit keer voor
Julien Stevens. Eind augustus werd dan nog het wereldkampioenschap op de weg
voor amateurs verreden. Weer werd het zilver met Jean-Pierre Monseré. Maar ook
brons met Staf van Roosbroeck.
Eindstand voor 1969 : 4 gouden, 5 zilveren en 2 bronzen
medailles. Elf in totaal.
Het volgende jaar, 1970, was heel wat minder. Eric De
Vlaeminck en Albert Van Damme behaalden goud en zilver bij de profs, Roger De
Vlaeminck en Norbert De Deckere goud en brons. Het veldrijden bleef op peil.
Op de piste was het iets minder. Enkel een tweede plaats van
Theo Verschueren. Een magere oogst dus.
Op de weg behaalden we een gouden medaille met de betreurde
Jempi Monseré en een zilveren medaille met de eveneens reeds overleden Ludo Van
Der Linden.
Eindbalans voor 1970 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zeven in totaal.
1971 echter was een grand-cru jaar. In het veldrijden
opnieuw 4 medailles. Drie bij de profs met Eric De Vlaeminck, Albert Van Damme
en René De Clercq. Eric De Vlaeminck kende eigenlijk weinig tegenstand op weg
naar zijn vijfde wereldtitel en het podium was hetzelfde als op het Belgisch
kampioenschap.

Robert Vermeire deed er nog een gouden bovenop bij de amateurs
door de West-Duitser Uebing en de Nederlander Spetgens te kloppen.

Op de piste werd Theo Verschueren eindelijk wereldkampioen
bij de stayers. Nadat hij zijn reeks had gewonnen en Leo Proost derde was
geëindigd, kwamen ze beiden in de finale uit. In die finale waren het
aanvankelijk de Italiaan De Lillo en de Nederlandse ex-wereldkampioen Jaap
Oudkerk die het meest weerstand boden.
De Lillo brak het eerst en op het einde moest ook Oudkerk de rol lossen. Leo
Proost had reeds halfweg de race opgegeven.

Dirk Baert behaalde zijn enige wereldtitel in de
achtervolging door Charly Grosskost te verslaan. In de kwartfinales had hij de
Italiaan Bosisio verslagen. In de halve finale kwam hij uit tegen de Deense
werelduurrekordhouder Ole Ritter. Ook die moest er aan geloven. In de finale
nam de Fransman Charly Grosskost aanvankelijk voorsprong. Vanaf 1200 meter
begon Dirk Baert er echter aan te knagen. Langzaam haalde hij Grosskost in en
in de laatste kilometer bouwde hij een kleine voorsprong op.

In het sprinttoernooi werd Robert Van Lancker tweede. In de reeksen had hij de Italiaan
Borghetti uitgeschakeld. In de
kwartfinale nog een Italiaan namelijk Beghetto. In de halve finale versloeg hij
in twee manches de Australiër Gordon Johnson. Maar in de finale zelf werd hij
in twee manches verslagen door de Nederlander Leijn Loevesijn. Tweemaal goud,
eenmaal zilver dus.
Op de weg was het ook een succes. Eddy Merckx werd voor de
tweede keer wereldkampioen door Felice Gimondi in een sprint met twee te
kloppen. Cyrille Guimard werd derde.

En Freddy Maertens behaalde zilver bij de
amateurs, geklopt in een warrige sprint door de Fransman Regis Ovion. Daarnaast
behaalde België de gouden medaille op de 100 km
tijdrijden. Ons Belgisch viertal Staf Hermans-Staf Van Cauter-Louis
Verreydt en Ludo Vander Linden wonnen met 138 voorsprong op de Nederlanders (Den
Hertog-Duyker-Schür-Van den Hoek) en 221 op de Polen
(Barcik-Szozda-Smyrak-Lis) . Nog eens twee gouden en één zilveren medaille er
bij in het mandje.

Eindbalans voor 1971 : 6 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Tien in totaal.
Het jaar erop was ook niet mis. In het veldrijden startte
het echter iets minder. Slechts twee medailles. Weliswaar twee gouden met
opnieuw Eric De Vlaeminck en Norbert De Deckere.
Op de piste was er opnieuw Theo Verschueren met goud, Ferdi
Bracke en Dirk Baert met respectievelijk zilver en brons en Robert Van Lancker
met goud.
Op de weg was het echter een mager beestje. Nul medailles.
Eindbalans voor 1972 : 4 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zes in totaal.
Ook 1973 was een minder jaar. Zelfs tijdens de
wereldkampioenschappen veldrijden was de buit mager. Goud opnieuw voor de
onvermijdelijke Eric De Vlaeminck en zilver voor Bertje Vermeire.
Op de piste een zelfde balans. Goud voor Robert Van Lancker
en zilver voor Ferdi Bracke.
Op de weg goud voor Nicole Van Den Broeck, zilver voor
Freddy Maertens in Barcelona.
Eindbalans voor 1973 : 3 gouden, 3 zilveren en 0 bronzen
medaille. Zes in totaal.
De gouden jaren lagen duidelijk achter de rug. Het kwam
ook tot uiting in het totaal aantal niet-gouden medailles in het jaar 1974.
Weliswaar opnieuw 2 gouden medailles in het veldrijden. Deze keer met Albert
Van Damme en Robert Vermeire en een zilveren met Roger De Vlaeminck.
Op de piste enkel nog ereplaatsen. Zilver voor Theo
Verschueren, zilver voor Ferdi Bracke en brons voor Robert Van Lancker. Hun
hoogdagen waren voorbij.
Op de weg redde Eddy Merckx de eer in het verre Canada.
Eindbalans voor 1974 : 3 gouden, 3 zilveren en 1 bronzen
medaille. Zeven in totaal.
Om aan te tonen dat het verval zich doorzette, nog een
overzicht voor 1975. Tweemaal goud in het veldrijden met Roger De Vlaeminck en
Robert Vermeire. Een derde plaats voor Dirk Baert in de achtervolging en een
tweede plaats voor Roger De Vlaeminck in Yvoir.
Eindbalans voor 1975 : 3 gouden, 1 zilveren en 1 bronzen
medaille. Vijf in totaal.
Deze zeven gouden jaren leverden in totaal dus 26 gouden, 19
zilveren en 7 bronzen medailles. 52 in totaal.
Vanaf dan waren er geen topjaren meer. In sommige
disciplines kenden we sporadisch nog wel een wereldkampioen of medaillewinnaar.
Ik som ze op, dames eerst, zilver voor Claudine Verstraete in de sprint in 1981
en op de weg zilver voor Jenny De Smet (1979) en Patsy Maegerman (1994) en
brons voor Gerda Sierens (1982) en Yvonne Reynders (1976).
Op de piste bij de amateurs hadden we nog gouden medailles
in de puntenkoers voor Stan Tourné (1977) en Noël Dejonckheere (1978) en een
zilveren medaille voor de stayer Guido Van meel (1979). Bij de profs behaalden
we nog gouden medailles in de puntenkoers met opnieuw Stan Tourné (1980) en
Etienne De Wilde (1983). In dezelfde discipline nog zilver voor Michel Vaarten
(1986), Matthew Gilmore (2000) en Iljo Keisse (2007) en brons voor Roger
Ilegems (1987).
In de achtervolging nog twee bronzen medailles van Jean-Luc
Vandenbroucke (1978 & 1984). Bij de stayers werd Stan Tourné nog tweede
(1988) en derde (1984), in de sprint werd Michel Vaarten nog eens derde (1979).
In de keirin behaalde diezelfde Michel Vaarten nog een
gouden (1986), zilveren (1990) en bronzen (1988) medaille. In de ploegkoers
twee bronzen medailles met Gilmore-Keisse (2005) en Depoortere-Schets (2010) en
een gouden medaille in 1998 met Gilmore-De Wilde.
Op de weg hadden we bij de amateurs de zilveren Rudy Rogiers
(1981), Francis Vermaelen (1982), Frank van De Vijver (1985) en bronzen Johan
Van Summeren (2003). Bij de profs de wereldkampioenen Freddy Maertens (1976
& 1981), Claude Criquielion (1984), Rudy Dhaenens (1990), Johan Museeuw
(1996) en Tom Boonen (2005). Verder nog zilver voor Dirk De Wolf (1990)en peter
Van Petegem (1998) die ook nog eens brons veroverde (2003).
In een periode van 1976 tot heden maakt dat 12 gouden, 14
zilveren en 12 bronzen medailles. 38 in totaal. En dat met extra disciplines
(keirin, ploegkoers en puntenkoers) in een periode van 35 jaar of vijf keer
zolang als de zeven gouden jaren.
05-03-2011, 14:43
Geschreven door G.L. 
|