Nostalgische gedachten over het wielrennen van vroeger
Zomaar enkele bepeinzingen.
13-01-2011
Van Grootmeesters, Campionissimo, Superkampioenen en Kampioenen.
Van Grootmeesters, Campionissimi, Superkampioenen en
Kampioenen.
Beste lezer van deze blog. Ik zou het vandaag graag eens willen
hebben over de terminologie die in de wielerliteratuur gebruikt wordt. Meer bepaald
zou ik het willen hebben over het predicaat kampioen en al zijn overtreffende
vormen. Volgens mijn bescheiden mening wordt deze term veel te lichtzinnig
gebruikt bij journalisten voor wielrenners en sporters in het algemeen.
Ik vind dat er een soort regel zou moeten bestaan om iemand
een kampioen te noemen. Je zou er zelfs een soort gradatie kunnen in toepassen.
Een Kampioen, een Superkampioen, een Campionissimo en een Grootmeester.
De vraag die dan natuurlijk direct opkomt is hoe men deze
titels zou toekennen. Of m.a.w. wat zijn de criteria opdat iemand tot een bepaalde
categorie kan behoren. Om daarop te kunnen antwoorden dient men toch een beetje
de historiek van het wielrennen te kennen. En dan ga ik al direct de mist in
omdat ik moet toegeven dat ik de prestaties van de renners van voor WO II veel
minder ken dan deze van de naoorlogse renners. Maar goed, wie zich geroepen
voelt een rangschikking te maken voor de renners van de voor WO II mag er
altijd aan beginnen, ikzelf zal mij houden aan die van na de oorlog.
Persoonlijk vind ik dat een Kampioen op zijn minst één Klassieker
moet gewonnen hebben. Geen semi-klassieker, geen op TV-komende midweekse koers,
nee een echte Klassieker. De vraag stelt zich dan wat een echte Klassieker wel
mag zijn.Gelukkig hebben we bij de
hedendaagse renners toch nog een Philippe Gilbert die zijn klassiekers kent en
altijd spreekt over de Grote Vijf zijnde Milaan-Sanremo, Ronde van
Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, Paris-Roubaix en de Ronde van Lombardije. Voor
de meeste wielerliefhebbers zijn dit de Grote koersen. Maar .. dit moet in
zijn tijdsbeeld gezien worden. Na de oorlog tot zeker eind de jaren 50 was de
Waalse Pijl hoger aangeschreven dan Luik-Bastenaken-Luik. Paris-Tours heeft ook
lange tijd een vrij hoog aanzien gehad. En dan was er nog bv. de Grand Prix des
Nations en misschien vergeet ik er nog een paar.
Niet eenvoudig dus maar laat het ons bij de eerder genoemde
5 Grote Klassiekers houden om de hedendaagse kampioenen te louteren. Dus elke
renner die één van deze 5 wint kan zich een Kampioen noemen.
Hoe word je dan een Superkampioen? Logischerwijs moet je dan
al iets krachtiger presteren. Je zou
kunnen stellen dat als je één van de 4 Grote Ronden gewonnen hebt je jezelf een
Superkampioen mag noemen. Met de 4 Grote Ronden worden dan respectievelijk de
Tour, de Giro, de Vuelta en de Ronde van Zwitserland bedoeld. Ook hier weer
moet er een tijdscorrectie ingebracht worden. De Vuelta is maar vrij recent een
echte Grote Ronde geworden en de Ronde van Zwitserland heeft zeker aan belang
ingeboet de laatste tijd. Heb je één van deze ronden gewonnen, dan ben je een Superkampioen.
Als je nu echter eens terugblikt op deze classificatie, dan
zal je als echte wielerliefhebber toch een beetje een wrang gevoel hebben.
Lucien Aimar, Roger Walkowiak een Superkampioen? Idem voor Carlo Clerici, Arnaldo Pambianco,
Paolo Salvoldelli, Gottfried Weilenmann, Rolf Graf, Attilio Moresi, Giuseppe Fezzardi,
Rolf Maurer, Ambrogio Portalupi, Edward Van Dyck, Frans De Mulder, allemaal
winnaars van één van de Grote Ronden.
Het resultaat zal analoog zijn voor de Grote Klassiekers. Ik
neem enkel het voorbeeld van Milaan-Sanremo. Gomez, Maechler, Furlan, Colombo.
Geen namen die we linken aan de beschrijving Kampioen.
Na deze eerste feedback kom ik tot de conclusie dat ik
strenger moet zijn bij het toewijzen van de eretitels.
Dus doe ik een nieuwe poging voor de definitie van een Kampioen,
een Superkampioen en op mijn elan ga ik verder voor een Campionissimo en een
Grootmeester.
Ik stel hierbij voor dat een Kampioen ofwel meer dan één
Klassieker van de Grote Vijf gewonnen heeft (dus niet 2 x Paris-Roubaix maar
wel Paris-Roubaix en bv de Ronde van Vlaanderen) ofwel meer dan één Grote Ronde
van de Grote Vier gewonnen heeft ofwel één Klassieker en één Grote Ronde.
Ik denk dat ik hiermee het grootste deel van de hierboven
opgesomde renners geëlimineerd heb van de titel kampioen. En indien niet, dan
heb ik die renner al altijd verkeerd ingeschat en ligt dus de fout volkomen bij
mezelf.
Een Superkampioen heeft dan ofwel verschillende Klassiekers
gewonnen en minstens één Grote Ronde ofwel verschillende Grote Ronden en
minstens één Klassieker. Het toont aan dat zo een renner een veelzijdigheid
vertoont als atleet.
Een Campionissimo heeft dan verschillende Klassiekers en
verschillende Grote Ronden gewonnen tijdens zijn carrière. Deze renners tonen
aan dat zij de veelzijdigheid gedurende verschillende jaren aan de dag gelegd
hebben.
Grootmeesters hebben dan verschillende Klassiekers en verschillende
Grote Ronden in één jaar gewonnen. Deze renners hebben gewoon een staaltje van een
buiten wereldlijke prestatie geleverd.
Ik probeer even de renners vanaf 2000 te bekijken op basis van deze
klassering. Met bij deze al mijn excuses als ik ergens een foutje zou gemaakt
hebben.
Grootmeesters : Geen
Campionissimi : Geen
Superkampioenen : Cancellara met
de Ronde van Vlaanderen, Paris-Roubaix en de Ronde van Zwitserland en Vinokourov
met Luik-Bastenaken-Luik en de Vuelta en de Ronde van Zwitserland.
Kampioenen : Menchov, Armstrong,
Ullrich, Aitor Gonzalez, Contador, Tchmil, Bettini, Tafi, Van Petegem, Boonen,
Museeuw, Camenzind, Valverde, Di Luca en Cunego.
Ik kan leven met dit lijstje ondanks de namen van Gonzalez, Di Luca, Camenzind
, Valverde en eigenlijk ook Vinokourov waar toch een vrij sterke dopinglucht
rond hangt en waarbij er schorsingen uitgesproken zijn maar waarbij uitslagen
niet aangepast zijn. Het blijft een feit dat de prestaties vanaf 1990 tot zelfs
nu met de nodige bedenkingen dienen bekeken te worden.
Er zal misschien geargumenteerd worden dat doping vroeger ook gebruikt
werd maar over het verschil tussen nu en vroeger op het gebied van doping zal
ik later wel eens iets schrijven.
Misschien dat iemand meer tijd heeft dan ik en de gehele naoorlogse
periode kan uitpluizen.Ik ben benieuwd
wat het zou opleveren. Hoeveel grootmeesters zouden er zijn? In eerste
instantie denk ik aan Coppi (1949 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo en Ronde
van Lombardije) en Merckx (1972 : Giro & Tour en Milaan-Sanremo, Luik-Bastenaken-Luik
en Ronde van Lombardije). Veel meer
zullen het er niet zijn denk ik.
Het aantal Campionissimo zal ook eerder beperkt zijn. Misschien een
stuk of tien? Superkampioenen zullen er wel meer zijn denk ik.
Ik besef maar al te goed dat lijstje discussies oproepen. En er zullen
(hoop ik) hier reacties op komen. Misschien zitten er nog gaten in mijn
redenering. Wie weet. In elk geval geldt voor mij dat de titel van Kampioen,
Superkampioen, Campionissimo of Grootmeester eretitels zijn die niet zomaar mogen
toegekend worden.
Jammer voor een Philippe Gilbert (enkel de Ronde van Lombardije,
weliswaar tweemaal) maar voor mij voorlopig onvoldoende om er een Kampioen van
te maken. Gelukkig kent Philippe zijn klassiekers en weet hij dat hij nog één
van de Grote Vijf op zijn palmares moet zetten om bij de grootsten geklasseerd
te worden. Ook Stijn Devolder doet er goed aan nog Paris-Roubaix te winnen om
als Kampioen bestempeld te worden. Het blijft een groot verschil tussen een
goed renner en een Kampioen. De kans is echter groot dat Philippe en Stijn de
titel ooit behalen. Renners echter zoals een Greg van Aevermaet, Bjorn
Leukemans, .. dienen nog veel pap te eten voordat ze als een echte Kampioen
kunnen aanzien worden.
Vandaar mijn oproep naar de heren journalisten : Gebruik termen als
Kampioen, Superkampioen, Campionissimo en Grootmeester niet lichtzinnig maar
wel met de nodige eerbied voor degene die de titels ondertussen verdiend
hebben.
Jij was, weliswaar na Eddy Merckx, je zal het mij wel
vergeven, de renner wiens naam steeds in de uitslag opgezocht werd. Ik was dus
duidelijk een supporter van jou.
Waarom ben ik, die helemaal niet in je buurt woonde,
supporter geworden van jou? Wel, de reden was een prentje. Ja, zo een onnozel
fotootje van bij de kauwgum. Om een of andere reden vond ik dat prentje, met
jij in je Mann-trui, het mooiste prentje van de reeks. Het was ook zo een
handig prentje om mee te spelen. Je weet misschien dat de meeste van de
wielerverzamelaars begonnen zijn met de prentjes die bij de kauwgum zaten te
verzamelen. De kauwgum zelf was niet te vreten maar elke rechtgeaarde
verzamelaar heeft heel wat over voor zijn hobby. Met die prentjes speelden wij
dan koers. Elk met zijn eigen systeem, al of niet met dobbelstenen. En jouw
prentje was het beste om tijdens mijn geïmproviseerde Tour de France met twee
paperclips de gele trui op te spelden. Zo ben je bij mij dagen aan een stuk
leider geweest in de Tour de France. Jammer voor jou moest je in de slotritten
altijd de duimen leggen voor Eddy Merckx.
Op die manier ontstond er een bijna dagelijks ritueel. De
krant werd veroverd op vader, de sportpaginas werden doorplozen en in de
uitslagen van de wielerwedstrijden werd eerst gekeken hoe de Grootmeester het
er van af gebracht had en dan werd Jos Huysmans opgezocht. Ja Jos, voor mij was jij één van de goden.
Goden behandel je met respect, goden durf je niet in de ogen
te kijken en al evenmin aan te spreken. Tot die ene fameuze dag. Een dag, of
liever een moment om nooit te vergeten. Johny Vansevenant, je weet wel, de man
van de Wetstraat en een wielervriend van mij, schreef een boek over de Mannen
achter Merckx. Ik hoop dat Johny het mij niet kwalijk neemt dat ik hem
wielervriend noem. Het is niet zo dat Johny een vriend is in de reële betekenis
van het woord. Ik sprak hem nog maar enkele keren en het ging iedere keer over
het wielrennen. Maar elke liefhebber van het wielrennen is voor mij een
wielervriend.
Op de presentatie van het boek was ik ook aanwezig. Niet als
een of andere vip maar als gewoon wielerliefhebber. Toen ik daar eindelijk
binnen was zag ik al die Mannen achter Merckx: Jos Spruyt, Martin Van den
Bossche, Rini Wagtmans en Jos
Huysmans. Ik herkende je natuurlijk direct, ik had genoeg jouw fotos en
prentjes bekeken. Gezien ik ondertussen een volwassen man geworden was en toch
al iets minder schroom had ten opzichte van goden heb ik je uiteindelijk aangesproken.
Ik vertelde je dat ik altijd een supporter van jou was geweest. Je aanhoorde
mij beleefd maar dacht waarschijnlijk dat ik weer een of ander vleier was. En
toch, beste Jos, is het de waarheid.
Ik liet een vriend die mee was, een foto nemen van jou en
mij. Jos Huysmans en ikzelf samen op de foto. Wie had dat ooit gedacht. Wel
beste Jos, die foto hangt hier thuis in mijn bureau aan de muur en op mijn werk
hangt er ook een exemplaar. Ik kijk er nog steeds dagelijks naar. Jos Huysmans
en ik samen op de foto. Niet te geloven.
Je staat zelfs, zowel thuis als op mijn werk, op mijn laptop
op de schermafbeelding van Google. Het is een mooie kleurenfoto van de complete
Belgische ploeg die geselecteerd was voor het Wereldkampioenschap op de
Nürburgring in 1966. De foto is genomen aan de start van het criterium in
Londerzeel. Martin Van den Bossche, Herman Vanspringel, jij, Ward Sels, Willy
Planckaert, Belgisch Kampioen Guido Reybrouck, Eddy Merckx en Willy Monty staan
er in mooie kleuren op. Dus iedere keer dat ik wil googelen, beste Jos, heb ik
een moment van nostalgie als ik naar jou kijk.
Slechts één keer heb je mij ontgoocheld, beste Jos. Het doet
nog een beetje pijn aan mijn hart als ik er aan denk. Maar wees gerust Jos, ik
heb het je ondertussen al lang vergeven.
Na de voorstelling van het prachtige boek heb ik je een
brief geschreven. In mijn verzameling mis ik namelijk nog een foto van jou in
FIAT-trui. Ik vroeg je in die brief heel beleefd of je er een had. Ik schreef
ook dat ik die trouwe supporter was die je aangesproken had op de voorstelling
van het boek. Ik stopte zelfs een paar postzegels in de brief want ik wilde je
niet onnodig op kosten jagen.
Helaas. Ik wacht na ruim vier jaar nog altijd op een
antwoord. Misschien ben ik wel vergeten mijn adres onderaan de brief te zetten.
Het kan natuurlijk, want schrijven naar je jeugdidool brengt toch heel wat
emoties naar boven. Ik denk zelfs dat ik de ijdele hoop gekoesterd heb dat ik
een trui van jou zou kunnen bemachtigen. Een trui waarin nog jouw zweet van
tijdens een of andere Tourrit zou zitten.
Voorzichtig zou ik dan die trui in handen genomen hebben.
Misschien had ik hem wel ingekaderd samen met de foto van jou en mij. Misschien
zat er nog wel iets in een van de rugzakken. Misschien vond ik wel een briefje
van de Grootmeester hemzelf waarop staat: Jos, kop trekken tot km 150.
Dat laatste zet mij nu aan het denken en doet mij de
volgende vraag stellen aan jou, Jos. Hoe ging dat zo in de Molteni ploeg met al
die Jossen? Je had Jos De Schoenmaecker, Jos Spruyt, Jos Bruyère,Jos Borguet en jezelf. Hoe deed de
Grootmeester dat als er een gevaarlijke concurrent wou ontsnappen? Hij kon toch
niet roepen: Jos, op t wiel!!!! De concurrent zou direct 5 Jossen dus de
halve Molteni-ploeg in zijn wiel hebben. Is het daarom dat de Grootmeester
altijd zelf de aanvallen van de concurrenten neutraliseerde of zelf wegsprong?
Gewoon omdat hij anders teveel uitleg zouden moeten geven wie wat moest doen.
Of hadden jullie een verdeling? Was er iemand Jos, Jef, Jozef, Joseph en de
kleinen. Ik zou het er graag eens met jou over hebben, Jos.
Ik heb dus nooit een foto van jou gekregen en ook geen trui.
Zelfs geen klakske heb ik gekregen. Maar ik neem het je niet kwalijk, beste
Jos. Jeugdidolen kunnen namelijk niks verkeerd doen voor hun aanbidders. Ik zal
altijd de jeugdherinneringen blijven koesteren. Het plezier dat ik had toen je
na de eerste rit van mijn geïmproviseerde Tour de France de gele, de groene en
de blauwe truien (de witte met rode bollen bestond nog niet en ik had dan maar
een blauwe uitgevonden) mocht opspelden tot grote spijt van Luis Ocaña die je
had verslagen in de sprint van rit 1a. Ja, Luis Ocaña kon na 1971 in mijn ogen
niks goeds meer doen. Dat je de leiderstrui mocht opspelden was een soort rechtvaardiging
voor de proloog van de Tour in 1971. Je won samen met de Grootmeester, Julien
Stevens, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel en ouwe trouwe Vic Van Schil de
proloog. Je kwam als derde over de streep en stond dus ex aequo op de eerste
plaats. Jammer genoeg kon er maar één de gele trui aan trekken.
Tot zover mijn brief aan jou, beste Jos. Ik hoop je ooit nog
eens te ontmoeten en misschien, heel misschien vind je tijdens het opruimen van
je zolder nog wel ergens een oude FIAT-trui. Denk dan eens aan mij, Jos. Het
zou zijn alsof Sint Maarten, Sinterklaas en de Kerstman allen tesamen op mijn
verjaardag zouden komen met dat ene cadeau.
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 2/5 - (9 Stemmen) Tags:Jos Huysmans, Eddy Merckx, Fiat, Mann, Johny Vansevenant, Jos Spruyt, Martin Van den Bossche, Rini Wagtmans, Herman Vanspringel, Ward Sels, Willy Planckaert, Belgisch Kampioen, Guido Reybrouck, Willy Monty, Jos Bruyère, Jos Borguet, Jos De Schoenmaecker
08-01-2011
Ze zijn zo lief voor elkaar
Open brief aan .de renners
Onlangs las ik in Het Nieuwsbladeen artikel over de broeders Schleck. Daarin
stond, ik citeer : Ex-toppers vinden het niet kunnen dat ik goed met Alberto
Contador opschiet. Waarom zou dat niet kunnen? In de koers gaat het wel
snoeihard tussen ons, dan zijn we echte vijanden.
Hallo? Mijn weinige haren kwamen recht te staan. Hoezo, ze
zijn echte vijanden in de koers? Hoe zit dat dan met de fameuze rit met de
overslaande ketting van Andy? Contador mocht toen volgens Andy niet aangevallen
hebben. Alberto moest zelfs een zeemzoet filmpje op internet zetten om zich te
verontschuldigen. Vijanden? Het zal wel. En tijdens de aanvangsweek van de Tour
deed Cancellara wel het hele peloton wachten op de gevallen broertjes Schleck.
Om bij te huilen.
Het zou inderdaad vroeger geen waar geweest zijn. Kan, beste
lezer, u zich het volgende voorstellen: Paris-Roubaix
1975. Een tiental kilometer voor de streep zijn ontsnapt : Eddy Merckx,Roger De Vlaeminck, André Dierickx en Marc
Demeyer. De kannibaal krijgt op een van de laatste echte kasseistroken een
lekke band. Hebben Demeyer, De Vlaeminck en Dierickx toen gewacht? Natuurlijk
niet. Een van de grondslagen van de wielersport is om zo snel mogelijk van punt
A naar punt B te rijden. En wie eerst over de eindstreep komt is de winnaar.
Heb je een lekke band of materiaalbreuk, dan heb je pech. Vraag het maar aan
Eugène Christophe als je hem in het hiernamaals tegen komt. Boeken kan hij schrijven
over door materiaalpech verloren wedstrijden.
Maar om terug te keren naar Paris-Roubaix. De drie
overblijvers reden volop door. Eindelijk verlost van die vervelende kannibaal.
Nog twee tegenstanders te kloppen. Merckx moest zich het snot uit de neus
rijden om terug aansluiting te krijgen. Spannende televisie was dat toen. Komt
hij er bij of niet? Zal hij nog krachten over hebben om de sprint te
winnen?En wat deed Merckx? Vol
adrenaline en woede om zoveel pech kwam hij er bij en ging hij er over. Of
liever, hij probeerde er over te gaan. De drie waren echter grote kampioenen en
lieten hem niet gaan. Uiteindelijk won Roger De Vlaeminck. Merckx werd nog
tweede in de eindspurt. Dat was nog eens echte koers.
Neem dan de Ronde van Vlaanderen van hetzelfde jaar. Merckx
rijdt van ver weg met een verdienstelijke aanhangwagen, genaamd Frans Verbeeck
aan zijn wiel. Het duo rijdt de rest van het peloton in de vernieling en in de
plaatselijke omloop in Meerbeke demarreert Merckx nog eens en moet Frans,
dodelijk vermoeid, achter blijven. Na de aankomst kan hij nog met moeite zijn
historische woorden : Fred, hij rijdt vijf kilometer te rap voor ons
uitspreken. Heeft Eddy s avonds een telefoontje gehad met Frans om zich te
verontschuldigen omdat hij Frans nog uit zijn wiel gedemarreerd heeft? Neen,
natuurlijk niet. Frans heeft na een verkwikkende nachtrust s anderendaags
gewoon de beslissing genomen om nog harder te trainen zodat ook hij vijf kilometer
per uur rapper zou kunnen rijden.
Of neem die Luik-Bastenaken-Luik van 1970. De streep ligt op
de wielerpiste van Rocourt. Om die te bereiken dienen de renners door een
smalle donkere gang te rijden. De De Vlaeminck s manoeuvreren zodanig dat
eerst Roger en dan Eric de doorgang inrijden. Roger demarreert en Eric houdt de
benen stil.Gelukkig zijn er geen
geluidsopnamen van die momenten want het gevloek zal waarschijnlijk enorm
geweest zijn. Eric kreeg alle zottigheid van de wereld naar zijn kop geslingerd
maar Roger was wel de pist uit of liever de piste op. Van pure coleire won
Merckx een paar dagen later de Waalse
Pijl.
Daarmee wil ik slechts aantonen dat er in de koers echt
gestreden moet worden. Koers is koers en geen gezondheidswandeling. De Tour is
geen toeristische fietstocht richting de Alpen of Pyreneeën waarbij er niks mag
of kan gebeuren. Er dient strijd geleverd te worden.
Hetzelfde in het hedendaagse veldrijden. Onlangs las ik een dubbelinterview
met Niels Albert en Zdenek Stybar in HUMO. O wat waren ze lief voor elkaar. Op
en top media getraind zodat er geen onvertogen woord kan vallen, want dat zou
nadelig kunnen zijn voor de sponsor.
Denkt men werkelijk dat een sponsor daar nadeel zou kunnen
van hebben? Toen de eerder genoemde Frans Verbeek in 1973op het einde van Luik-Bastenaken-Luik de sprint
verloor van Eddy Merckx, had heel televisiekijkend België dit gezien. Frans
daarentegen, toen al een lepe zakenman, dacht dat hij gewonnen had en
contesteerde de uitslag. Minutenlang stond hij zijn gelijk te verkondigen op
het interviewpodium voor de micro van Fred De Bruyne en met alle cameras op
hem gericht. Sponsor Watney wreef ongetwijfeld in de handen. Met de daaraan
verbonden bonus kon Frans later de eerste steen leggen van zijn succesvolle
zaak.
En wie herinnert er zich niet Luik-Bastenaken-Luik van 1999.
Dagen op voorhand had Frank Vandenbroucke al aangekondigd waar hij zou
aanvallen en hoe hij zou winnen. De tweestrijd tussen VDB en bartoli op de
helling van La Redoute staat in het Belgische Wielergeheugen gegrift. Bartoli
zette de aanval in maar werd gecounterd door VDB. Toen die langszij kwam keek
hij Bartoli eens diep in de ogen en zorgde er daarmee voor dat Bartoli
psychisch ten onder ging en L-B-L verloor.
Op de plaats waar hij het voorspeld had, op Saint Nicolas,
plaatste VDB zijn ultieme demaarage en reed zo weg van Michael Boogerd en won
overtuigend zijn eerste en tevens laatste, maar wie besefte dat toen al,grote klassieker.
Zo ging het er aan toe en zou het er aan toe moeten gaan.
Niels, geef toch eens toe dat als Stybar weer eens in het begin van de
wedstrijd weg demarreert je in je binnenste zit te denken van Verdoeme, de smeerlap,
hij is er weer vandoor. Ik val nog liever dood dan dat ik hem laat gaan.
Verdomse Tsjech ik ga u bij uw .. hebben.
Zdenek, geef ook eens toe dat je op de Koppenberg zat te
denken van (vrij vertaald uit het Tsjechisch): Miljaar Nys. Ge hebt mij hier
bij mijn .. Hoe ga ik hier recht blijven. Stomme supporters ga uit mijn weg!
En volgende week Nys, dan rij ik u in de vernieling.
Een beetje spanning moet er wel zijn in een wedstrijd. Koers
volgen is emotie en die emotie moet gevoed worden. De renners worden er beter
van, de organisatoren en het publiek ook.
Ronse 1963. Meer moet ik niet zeggen. Elke wielerliefhebber
weet direct waar ik het over heb. En als er dan toch een voetballiefhebber dit
blad in hadden heeft gekregen, Benoni Beheyt klopte Rik Van Looy in een
tumultueuze sprint aan het eind van het Wereldkampioenschap. België stond op
zijn kop en raakte verdeeld in twee kampen aan de ene kant de Beheyt mannen en
aan de andere kant de Van Looy mannen.
Wie is er beter geworden van dit alles? De sponsors, want
die kwamen bijna dagelijks in beeld, Van Looy en Beheyt ook want die werden er
zeker niet armer van. Benoni kon direct voor drie jaar contracten tekenen in de
Franse criteriums. Ook de organisatoren van criteriums waren niet rouwig om de
tweestrijd, want de massa die kwam kijken naar de twee kemphanen was niet te
tellen. En in het algemeen profiteerde de wielersport er van. We zijn 47 jaar
verder en echte wielerkenners kunnen nog uren discussiëren over deze
eindsprint.
Ik denk niet dat men over 47 jaar lyrisch zal doen over de
Tour van 2010. En dat brengt mij weer naar mijn uitgangspunt. Andy, Fränck,
Alberto, alstublieft, breng eens wat spanning in de Tour. Gun elkaar het licht
in de ogen niet. Probeer elkaar te lossen, ga er eens echt voor, verzorg de
show en laat de echte beste winnen.
Deze oproep kan uitgebreid worden naar alle renners. B.v.
naar Stijn Devolder toe. Stijn, nu je
voor een andere ploeg zal rijden, doe eens een gedurfde uitspraak naar Tom toe
in de aanloop van de Ronde en Paris-Roubaix. Je bent namelijk de meest
geschikte renner om als moderne versie van Ritten Van Lerberghe door te gaan.
Doe dan ook eens als Ritten en voorspel ook eens : kZal gulder allemoal
doodrieën. Yes you can zou Obama zeggen. Philippe Gilbert, meng je ook in de
discussie. Laat ons smullen van jullie prognoses, jullie gedurfde uitspraken.
Denk aan Frans Verbeeck. Hij durfde ook gewaagde uitspraken
doen en hij legde zich nooit neer bij het meesterschap van de andere
kampioenen. Negen van de tien keer reed hij figuurlijk met zijn kop tegen de
muur. Maar dat heeft Frans gehard en het zal mee geholpen hebben aan het feit
dat hij nu een succesvol zakenman geworden is. Is Frans door zijn uitspraken
minder sympathiek bevonden? Neen, ik denk dat Frans nog steeds een populair
figuur is. En indien ik hem zou ontmoeten, dan zou ik hem van harte danken voor de vele mooie
wielermomenten die ik mede dank zij hem heb mogen beleven.
En als jullie elkaar dan toch zo sympathiek vinden, ga dan
na het seizoen samen iets eten of drinken in een of ander restaurant in Monaco,
al of niet in aanwezigheid van tevreden sponsors. Wij, gewone supporters zullen
het niet weten want zo vaak gaan wij niet uit eten in Monaco.
Wie wielrennen zegt, zegt wielertruien. Het ene is
onlosmakelijk verbonden met het andere al is het maar omwille van de
symbolische waarde van een trui waarmee een leider of een kampioen direct
herkenbaar wordt.
Er wordt gevochten voor leiders- of kampioenentruien. En
sommigen willen, eenmaal de leiderstrui in bezit, die dan weer niet verdedigen.
Voor anderen weegt een kampioenentrui dan weer te zwaar ondanks het feit dat
deze van ultralicht materiaal gemaakt is.
De huidige truien zijn natuurlijk in niks meer te
vergelijken met de allereerste exemplaren. Wollen truien in een veel te grote
maat met kleurenschakeringen die gebaseerd waren op die van de jockeys in de
paardensport. Oud-renners hebben mij verteld dat zij in regenweer achteraan een
knoop in hun truien dienden te leggen opdat deze niet in hun wiel zou draaien.
De wollen truien namen zoveel water op dat ze tot halfweg hun benen kwamen te
hangen. Op dat vlak zijn de huidige truien natuurlijk veel beter.
Wat echter door de jaren heen wel minder geworden is, is de
design van de truien. Sommige hedendaagse truien zijn een kakofonie van
sponsors. De ene sponsornaam naast de andere in een onoverzichtelijk patroon.
Ik vraag mij soms af wat uiteindelijk nog het rendement voor zo een sponsor is.
Ik begrijp het natuurlijk wel. Een wielerploeg sponsoren is een dure zaak en
elke sponsor is welkom. Maar een neutrale toeschouwer moet toch toegeven dat de
truien van vroeger veel mooier waren dan vele hedendaagse truien.
Ik ga er hier enkele opsommen die mijn persoonlijke voorkeur
wegdragen. Let wel, beste lezer, over kleuren en smaken valt er niet te
twisten. Ik respecteer dan ook uw eigen voorkeurslijstje. Gezien mijn gezegende
leeftijd zijn het natuurlijke allemaal truien uit de periode 1950-1980. Maar ik
kom verderop terug op de hedendaagse truien want ook daar zitten er mooie
exemplaren tussen.
Een van de mooiste truien voor mij is de zwart-witte
Peugeot-trui die een eerste keer in het peloton kwam in 1963. Gewoon schitterend
in zijn eenvoud. Eenvoudigweg een witte trui met zwarte opschriften en een
dambordboord. Ik heb ooit een tiental fietswinkels in Vlaanderen die
Peugeot-fietsen verkochten bezocht in de hoop zo een trui op de kop te kunnen
tikken. Helaas, mijn zoektocht is vruchteloos geweest. Daarnaast kan ik de Faema-trui
uit de Merckx-periode ook wel pruimen. Opnieuw schitterend door zijn eenvoud en
natuurlijk verbonden met de Grootmeester.
Als derde zou ik een oude Groene-Leeuw-trui willen
vernoemen. Niet de geelgroene uit de beginjaren maar de donkergroene uit de
Sinalco-periode. Van ver zichtbaar met duidelijk leesbare sponsornamen. Op de
vierde plaats zou ik de mooi violette Mercier-trui zetten van Raymond Poulidor.
Hoewel de combinatie violet-geel normaal gezien een oerlelijke combinatie is
viel dat op een rennersfiets al bij al wel mee. En tenslotte op de vijfde
plaats weer de eenvoud zelf, nl. de op de truien van de voetbalploeg Juventus
gebaseerde zwart-wit gestreepte Carpano-trui.
Wil dit zeggen dat er in het moderne wielrennen geen mooie
truien zijn? Neen absoluut niet. Maar persoonlijk gaat mijn voorkeur dan weer
uit naar die truien met een eenvoudig design. Laat ik het hier gewoon houden
bij het seizoen 2010 voor een top 5. Op de eerste plaats komt de trui van
Quickstep. Het heet niet voor niks een retro-look. Het verwondert mij dat het
zo lang geduurd heeft voor Patrick Lefevre die stap gezet heeft. De trui is
duidelijk herkenbaar, eenvoudig van design en heeft een mooie
kleurencombinatie. Ook Astana heeft een mooie en opvallende trui. Niet moeilijk
aangezien er maar één echte sponsor is. Jammer dat de trui van de nationale
kampioen van Kazachstan zo moeilijk te onderscheiden is van de gewone
Astana-trui. De Sky-trui is ook prachtig. Zelfs de variant met groene band die
gebruikt werd in de Ronde van Groot-Brittannië. Maar toch is er iets dat niet
klopt eenmaal de renner op de fiets zit. Is het de combinatie met de zwarte
fietsen? Ik weet het niet, maar de trui komt in actie iets minder mooi over. De
Euskatel-trui heeft ook wel iets. Er is natuurlijk wel verwarring mogelijk met
die van Rabobank, maar toch. Niet dat oranje nu mijn lievelingskleur is maar
opnieuw, de eenvoud siert de trui. En tenslotte zou ik dan nog de BMC-trui
willen vernoemen. Maar ook hier is er verwarring mogelijk met de renners van
Radioshack.
Zijn de rest allemaal lelijke truien? Neen natuurlijk niet.
Maar ik denk wel met afgrijzen terug aan de periode begin de jaren tachtig toen
er veel fluokleurige truien in het peloton rondreden. Dit was echt lelijk, te
vergelijken met de gekleurde voetbalschoenen tegenwoordig. De voetballers van
vroeger, indien ze zich al niet omdraaien in hun graf, moeten zich toch enorm
ergeren bij het zien van gele, gouden, rode, blauwe en ja zelfs roze
voetbalschoenen. Het is een regelrechte aanval op de goede smaak.
Naast de gewone truien heb je ook de leiderstruien. Op zich
kan ik er niet direct een opnoemen die als de mooiste naar voor komt. Wat wel
eigenaardig is, is dat voor een leiderstrui, in mijn ogen, wel roze kan
toegelaten worden en zelfs wit met rode bolletjes. Om de een of andere reden
aanzie ik dit niet als belachelijk.
Een keer per jaar krijgen we de nationale truien te zien
tijdens het wereldkampioenschap. Ook daar zitten mooie exemplaren bij. Denk
maar aan die van Noorwegen. Mooi tentoon gespreid in het overwinningsgebaar van
Thor Hushovd op het laatste WK. Het mooie blauwe kruis op de rode achtergrond
met daarop trots NORGE. Gewoon een foto om in te kaderen. Ik zag zelfs dat de
retro-look die door België een paar jaar opnieuw werd ingevoerd door meerdere
landen gevolgd werd. Die Belgische trui is op zich al wondermooi en de Fransen
gaan ook weer terug naar het oorspronkelijk model. Zelfs Nederland brengt de
blauw-wit-rode band terug op de trui. In combinatie met het oranje is het zelfs
mooier dan vroeger met de witte achtergrond. Jammer dat de Zwitsers, de
Luxemburgers en de Italianen nog steeds aan het experimenteren zijn. Over de
ex-Oostbloklanden ga ik zwijgen. De meeste van hun truien lijken nergens op.
En dan heb je de kampioenentruien. Die blijven toch altijd
mooi. Natuurlijk is, zoals Tom Boonen en Sven Nys zeggen, de Belgische
tricolore de mooiste nationale kampioenentrui uit het peloton. De gelijkenis
tussen de Franse, Nederlandse en Luxemburgse kampioen heb ik ook altijd mooi
gevonden. Het is aan de kenners om de verschillen direct te kunnen zien. Wat er
echter gebeurt met de Spaanse kampioenentrui is schandalig. De trui wordt
gemassacreerd door de sponsor en wordt op die manier onopvallend. En dan gaat
men de fiets zo gaan beschilderen opdat men toch nog zou zien dat het om de
Spaanse kampioen gaat. Foei, Spanje. Wie eveneens op de vingers dient getikt te
worden is Andrei Tschmil. Katusha eert zijn kampioenen niet. Heeft u de truien
gezien van Sergey Ivanov en Pipo Pozzato? LELIJK!!!! Dat doe je niet met een
kampioenentrui. Vandaar dat ik blij was dat Katusha geen wereldkampioen
leverde. Hoe zou die trui behandeld zijn? Andrei, heb respect voor tradities en
dus voor kampioenentruien.
En dat brengt mij bij de laatste en misschien wel mooiste
trui van allemaal, nl. die van de Wereldkampioen. Maagdelijk wit met de
blauw-rood-zwart-geel-groene banden. Schitterend!!! Maar we moeten waakzaam
blijven. Ten tijde van Moreno Argentin was er al een aanval op de design. Het
deed mijn geloof in de Italiaanse design- en modewereld wankelen. Van de
WK-trui blijft men af. Het is al voldoende dat er zoveel sponsornamen op komen.
En dan is er nog een mysterieuze blauwe SOLO-Superia-trui
van Rik Van Looy (er zijn op zijn minst twee varianten). Eén variant werd
gedragen tijdens het criterium van Londerzeel in 1964. Niemand, ook Rik Van
Looy of zijn adjunct Edgar Sorgeloos, weet waarom deze trui gedragen werd. Was
het opdat Rik goed herkenbaar door het peloton zou fietsen? Was er een andere
reden? Het blijft een eeuwig mysterie. Misschien dat een van de lezers een
verklaring heeft?
Tot slot van deze open brief wil ik eindigen met een oproep
naar de truienbedenkers:
Dames en heren Truienbedenkers, eenvoud siert de mens, maar
ook de wielertruien!