BUKITTINGGI (7 en slot): afscheid, meteen maar van heel Zuid-Oost Azië?
Bukittinggi wordt traag wakker. Wij lopen van kwart voor acht tot half negen (omdat een laat ontbijt ons vandaag beter uitkomt) nog even in het centrum rond, maar het plein van de Nederlandse klokkentoren (waarop na de onafhankelijkheid een mini-Minangkabau-dak werd geplaatst teneinde het bouwwerk in de eigen cultuur te incorporeren) is nog nagenoeg leeg, op een aantal beoefenaars van ochtendgymnastiek na. Enkele marktkramen van de grote woensdagmarkt zijn al open, maar slechts enkelen. Geen erg, we hebben markten genoeg gezien en zaterdag staan we alweer op de markt van Deurne (zes kramen, ocharme). Ook de kindjes van de islamschool moeten aan Culture physique doen, flink zo, en het beste hotel van de stad, de Tree Top, geraakt blijkbaar niet vol, want het biedt special deals aan. Tot besluit brengen we een laatste groet aan ereburger Bung Hatta, hij groet terug, en wij groeten ook u, want hiermee zit deze reisblog erop. En in feite heel Zuid-Oost Azië, vermoeden wij, want afgezien van Laos zijn we nu in alle landen van dat deelcontinent geweest.
Is het een goede reis geweest? Zeker. In dit Olympisch jaar geven wij goud aan de luchtbrug van Langkawi, zilver aan de canyonwandeling van Bukittinggi en brons aan de hele historische binnenstad van George Town/Penang, maar ook geen kwaad woord over de grote moskee en het Tsunami Museum van Banda Aceh, de jungle trek in Penang National Park, de van oude geschiedenis doordrongen ex-havenstad Melaka en de verbluffende tentoonstelling van moderne kalligrafische schilderkunst in Kuala Lumpur. Als onze lichamelijke conditie het toelaat, geven we rendez-vous voor een volgende volwassen blog binnen een jaar - enkel Zuid-India staat nog op ons verlanglijstje voor een reis van ongeveer een maand of iets langer in de Belgische winterperiode. We zullen zien, wees gegroet!
Laatste rit, met ene Ardi, een goedlachse knaap die noch atheïst noch vrome moslim schijnt te zijn, maar zich gewoon van niets iets aantrekt. Het mooiste panoramapunt over de Suniok Canyon weet hij wel te vinden: schitterend! En nog fraaier is het hoogtezicht op Lake Minanjau, een vulkanisch meer zoals Lake Toba, ooit blies een berg hier zijn top eraf en werd de caldera gevuld met water. Kom, Ardi, ga er ook maar even bijzitten, het moeten niet altijd dezelfden zijn. Beneden is het rustig genoeg, buiten vlottende fish farms en vissers die weinig vangen, is er weinig te zien. Er geraken is anders wel de moeite: van boven naar beneden via 44 haarspeldbochten. Langs groene velden (je kan wel merken dat het hier tijdens het regenseizoen, in november en december, veel geregend heeft) rijden we terug naar Bukittinggi waar we te vroeg weer aanlanden, zodat wij nog twee stops kunnen inplannen. De eerste is een politieke: op de hoogste heuvel is het bestuur van de compacte stad Bukittinggi gevestigd, zeg maar t Schoon Verdiep van deze provinciehoofdplaats. En daar tegenover staat een moderne bibliotheek, die aan Mohammed Hatta is gewijd. Nee, niet de vliegtuigkaper van 9/11, maar de eerste vice-president van het land, die samen met zijn kompaan Soekarno (waarmee hij later ook wel eens in onmin leefde) in 1945 via de beroemde Proklamasi Indonesië als eerste gekoloniseerd land onafhankelijk verklaarde, tot ontsteltenis van de Nederlanders die zich opmaakten om terug te komen naar hun kolonie na de capitulatie van Japan. De politicus, koosnaam Bung Hatta, werd geboren in Bukittinggi (en studeerde net als zijn baas onder andere in Nederland), vandaar is hij, en niet Soekarno, in deze stad de held van dienst. Tenslotte houden we nog even halt aan een nieuw panoramapunt, Taman Baru, maar dat kan zich niet meten met de uitzichtspunten van deze morgen. Niettemin: we maken er nog wat van door voor de verandering een meisje in de hoofdrol te casten. En dan zijn we weer thuis, enfin, in het Grand Rocky Hotel, waar we vanuit onze kamer eindelijk eens een vrij gezicht, zonder storende wolken, op de top van de Marapi vulkaan hebben, die begin december nog 22 mensenlevens eiste toen deze wandelaars verrast werden door een onaangekondigde kleine eruptie. Ja, het blijft gevaarlijk leven in Indonesië, als die zeer actieve Marapi er ooit zijn top afblaast, kan heel Bukittinggi het wel schudden. Das wat anders dan Belgische alarmisten die het onlangs over een sneeuwbom des doods hadden, nietwaar? Maar goed, morgen sluiten we onze kleine vijf weken in Zuid-Oost Azië af. Misschien toch nog met een kleine fotoblog, want we hebben nog de tijd even naar de woensdagmarkt te gaan om onze hoek, alvorens we worden afgehaald om naar de luchthaven gereden te worden, om 11 hr pas.
BUKITTINGGI (5): de Hanau-vallei en het paleis van de feministen
Een nieuwe dag, een nieuwe chauffeur. Maar ditmaal geen atypische atheïst, deze Ari is juist een zeer vrome moslim, die elke keer dat wij ergens alleen binnengaan zich gauw terugtrekt om te gaan bidden (wat je in deze streek zowat overal kan, de meeste restaurants hebben een gebedsruimte, gek genoeg meestal net naast het toilet). We rijden eerst naar de Hanau vallei, een mooi natuurgebied met hoge granieten rotsen die in het seizoen (niet nu) door wandklimmers worden bedwongen. Zoals men ziet op de fotos staat het hier vol met vakantieverblijven, vooral voor rijkere Indonesiërs en Maleiers (die graag naar Sumatra komen, want het is hier veel goedkoper dan in Maleisië - behalve de benzine, waarvan de prijs ook in Indonesië slechts een halve euro/liter bedraagt, maar in Maleisië nog minder). Op maandag is het er rustig genoeg, nagenoeg geen kinderen in het bizarre themapark van foto 2 dus. Toch een kabaal van belang, waar komt dat dan vandaan? Ha, van drie shiamang, zegt Ari, die wel een aardig mondje Engels brabbelt maar niet alles kan vertalen. Het blijken drie gibbons te zijn, maar ze zitten te hoog in de boom om gefotografeerd te worden. En zwijgen als vermoord, als wij onder hen staan, vast een beetje verlegen. De bijzondere guesthouses blijven ons wel opvallen, niet mis. Op de middag moet Ari natuurlijk zijn lunch hebben (wij houden het bij een koffie, hij eet met zijn handen, alsof hij een gibbon was). Gezellig restaurant, dat je niet zou verwachten in The middle of nowhere. En een echt moslimhuis, tegen de zoldering hangen bordjes + vlaggen van alle islamitische landen ter wereld. Staat niet op de foto, maar hebben we wel degelijk opgemerkt: PALESTINA! Wat zit je toch te leuteren, Netanyahu, Palestina is allang een feit, stel je niet aan (Ari is niet zo geïnteresseerd in de oorlog dan onze chauffeur van gisteren, maar wil wel graag weten of er in België toch geen sprake is van islamofobie. Nee hoor, zeggen wij, bij mij niet, ik eet elke morgen watermeloen voor ontbijt - vrij naar Michael Freilich).
In de vroege namiddag volgt nog een gans andere stop: Istana Basa Pagaruyuang. Nooit van gehoord? Wij ook niet. Het is de reconstructie van een Minangkabau-paleis, het volkje dat hier voor de Nederlandse kolonisatoren de dienst uitmaakte. Aan de puntdaken te zien vast verwant met de Bataks van Noord-Sumatra (we bevinden ons nu in de provincie West-Sumatra, dit eiland is even groot als Frankrijk). Maar vooral: de Minangkabau hadden een matriarchale structuur, de vrouwen waren de baas. Ja, wie zou tegen dat schatje van foto 12 ooit nee kunnen zeggen? Onze Ari verbijsteren we intussen door te zeggen dat in België de vrouwen ook de baas zijn. Echt, vraagt hij. Ja, in de keuken, zeggen wij, en hij lachen. Hoewel: wat doet jouw vrouw als jij aan het bidden bent, Ari? Onze man is overigens aan het sparen voor een hadj naar Mekka, op een affiche van een reiskantoor hebben we gezien dat dit 29 miljoen Rupiah kost. Wablief? Dat is toch bijna 1800 euro, en dus heel veel geld voor een Indonesiër (zal wel inclusief de vliegtuigen en denkelijk voor een hele week en vele rondjes rond die kaaba zijn, maar dan nog). Nee, geef ons maar de Minangkabaus met hun aristocratische kleren, die door sommigen gehuurd worden om zelf even de prinses uit te hangen. Goed bezoek, waarna we langs vele rice paddies, altijd pittoresk, weer naar Bukittinggi en onze dagelijkse orange juice op het terras van ons hotel karren. Hotel, dat overigens net als haar collegas in Medan en Banda Aceh geen wijn in de aanbieding heeft (met alcoholrestricties heeft het niets te maken, want bier hebben ze allemaal wel). Nog 1 dag in onze korf, en dan zit het er alweer op.
Zondag treindag, al beginnen we met een lange rit langs een groot (tektonisch) meer, waar verbazend genoeg geen enkele wateractiviteit op plaats vindt. Nou ja, treindag. In een oude Lonely Planet lazen wij dat, enkel op zondag, een toeristische trein reed van Padangpajang naar Sawahlunto (je ziet de naam op foto 2 in de verte op een heuvel staan). Drie uur rijden, maar dat kost het met de auto, vanuit Bukittinggi dan, ook. Alleen gaat dat feest al tien jaar niet meer door, het was niet lucratief vanwege gebrek aan belangstelling (Indonesiërs zitten liever op hun brommer, als ze geen auto kunnen betalen). In 2022 werd door nostalgici een nieuw smalspoor bedacht van slechts tien kilometer, ook enkel op zondag rijdend, maar ook die activiteit vindt nu niet langer plaats, tenzij je een groep van 30 mensen kan verzamelen en de trein twee weken op voorhand boekt, voor 6 miljoen rupiah (nog altijd maar 360 euro dus, te delen door 30 een schijntje). Ja, had ons dat dan vooraf gezegd, dan hadden we 29 train buffs uit Europa meegebracht!
Het gaat er hier dus niet aan toe zoals op foto 3 (een afbeelding van ons ticket, dat 20 eurocent kost), maar dat mag de pret niet drukken: het Treinmuseum is wel degelijk open, en interessant, op grond van de sociale geschiedenis en de wrede uitbuiting van de Nederlandse kolonisatoren, die vooral krijgsgevangenen inzetten om zowel de treinsporen te leggen als de naburige steenkoolmijnen te exploiteren. Het was hier dat in 1923 de eerste opstand tegen de Hollanders via de treinvakbond plaatsvond, natuurlijk werd hij neergeslagen door het leger. Toen de Nederlanders uitgekoloniseerd waren, nam de jonge republiek de spoorwegen ook nog een tijdje serieus, via machines die in Duitsland werden aangekocht, en de befaamde Mak Itam, zo genoemd omdat die iconische stoomtrein iedereen die in de buurt stond zwart maakte (Itam = zwart). De locomotief werd met veel bombarie naar hier gehaald in 2007, ze zijn er zo fier op dat je hem niet mag bestijgen, jammer. Iets verderop ligt het Museum Goedang Ransoem - zoals de goede verstaander doorheeft, betekent dat laatste leenwoord gewoon rantsoen. Hier tref je een hagelwit ketelhuis aan, in feite de grote keuken voor de 7000 (dwang)arbeiders die in Sawahlunto op zeker moment werkzaam waren (op de zwart-wit foto achter de ketels zie je een lange Nederlander in short staan, die is aan het inspecteren of er niet te veel eten aan die koelies verspild wordt). Honger had sowieso iedereen, zie ze aanschuiven bij de voedselbedeling (wij vinden elke ochtend aan het ontbijtbuffet dat Indonesiërs ook nu nog niets liever doen dan eten, het lijkt wel of ze hun scha moeten inhalen). Verder tal van graffiti op deze plek, de meeste twijfelen tussen naïviteit en simplistisch surrealisme. Waarna we terugrijden naar Bukittinggi, weer langs dat leeg meer, en intussen onze boeiende gesprekken verder zetten met de leergierige Yude, onze chauffeur van de dag. Wij leggen hem onder andere uit wat de afkorting VOC betekende (Verenigde Oost-Indische Compagnie) en constateren tot onze verbazing dat Yude naar eigen zeggen atheïst is, net zoals wij. Hij moet ook niets hebben van Hamas en wantrouwt zijn diepgelovige landgenoten uit Aceh (hij begint zelf ongevraagd te vertellen over hun terrorisme in Bali anno 2002). Maar, voegt hij er in gebroken Engels aan toe, dat kan ik enkel tegen u zeggen. Tegen mijn familie durf ik dat niet, zij weten niet eens dat ik al heel lang (hij is 45) niet meer meedoe aan de ramadan. Zoals men ziet: ketters bestaan overal, maar in Indonesië is de sociale druk wel iets groter dan bij ons (hoewel de sharia enkel in Aceh van kracht is, in de rest van het land zijn de hoogste rechtbanken seculier, zoals indertijd door Soekarno vastgelegd in de grondwet).
BUKITTINGGI (3): de grote wandeling door de Suniok Canyon
We geven het meteen weg: de twee uur lange wandeling van de Japanse tunnels van Bukittinggi naar de overkant van de canyon, via de bodem daarvan en onder kundige begeleiding van onze gids op foto 1, is het tweede hoogtepunt van deze reis, na en met de Sky Bridge op Langkawi eiland in Maleisië. Je begint beneden in de canyon, langs reuzengrote rice paddies, maar uiteindelijk moet je weer omhoog om op de andere canyonrug uit te komen. Dat kan sinds een dikke tien jaar via stevige trappen, die inderdaad wel iets weg hebben van de Chinese Muur, daarom heet deze wandeling ook zo. Niets om de Belgische versie van Indiana Jones af te schrikken, die toch een deel van de Chinese Muur in 2009 belopen heeft, en hier is het in ieder geval beduidend koeler, zeker niet meer dan 25 graden. Je zou de hike ook alleen kunnen doen, maar er wordt geen reclame voor gemaakt, hoe zou je moeten weten waar je moet lopen, en vooral hoe je vanuit de overkant weer in Bukittinggi zou geraken? Onze gids, die ook wel eens toeristen begeleidt naar de top van de Marapi (maar gelukkig voor hem niet tijdens de uitbarsting van dec. 2023), weet van wanten en deelt ons onderweg mee dat er NU inderdaad zeer weinig buitenlandse toeristen zijn in Bukittinggi (wij hebben hier nog geen enkele andere bleekneus gezien), maar dat schijnt wel het geval te zijn in onze zomer, als vooral Nederlanders met een ancestraal koloniaal verleden de weg naar deze plek vinden. Zal wel kloppen. Aan de overkant van de canyon ligt het dorp Kota Gadang, dat het Nederlands dorp wordt genoemd omdat tijdens de kolonisatie veel Hollandse Heren hier hun huisje bouwden, i.p.v. in het drukke Bukittinggi. Ze moesten dan wel ver lopen om naar de markt te gaan (dat kon toen via een junglepad, natuurlijk minder comfortabel dan de trappen van nu), maar dat hadden ze er voor over. Het mooie huis op foto 12 draagt nog steeds een Nederlands opschrift, het werd in 1936 opgetrokken voor de lokale waterleidingsdienst en is nu nog steeds een overheidgebouw. We komen hier een aantal vriendelijke mensen tegen die geen van allen Engels spreken (behalve het obligate Hello Mister) en ook een zilversmid (vast een vriendje van onze gids) die ons zilveren sieraden probeert te slijten (we gaan er niet op in). We bekijken nog even de traditionele Hollandse huizen die hier nog bij bosjes staan, waarna onze gids een kojek aanhoudt (dat is een minibusje voor de locals), die ons linea recta terugbrengt naar Bukittinggi. Heerlijke excursie, bijzonder fraaie, serene natuurwandeling (veel apen onderweg). Onze gids noemt geen prijs, wij besluiten eigenmachtig hem 200000 rupiah (= 12 euro) toe te stoppen. Zeker goed betaald, maar hij heeft het dik verdiend.
BUKITTINGGI (2): Fort De Cock, Museum & zoo, Suniok Canyon en Japanse tunnels
Bukittinggi wordt omgeven door drie vulkanen, waarvan de Marapi de gevaarlijkste is (eigenlijk Merapi = berg van vuur, maar men zegt meestal Marapi om het onderscheid te maken met de nog gevaarlijker en actiever Merapi op Java). De Marapi wordt normaal dagelijks beklommen, vertrek om middernacht, vijf uur klimmen om boven de zonsopgang mee te maken, maar nu even niet meer, want de knaap kende begin december 2023, het was ook in België even nieuws, een niet voorspelde uitbarsting, 22 wandelaars vonden de dood. Niet dat we de vulkanen vanmorgen kunnen fotograferen: het is in deze streek nog volop regenseizoen en de dag begint met miezerig gedruil, zodat we voor de allereerste keer ons Belgisch regenjasje kunnen gebruiken, want warm is het al evenmin. Ver moeten we niet gaan, pal naast ons hotel (foto 1) bevindt zich het Fort De Cock, zoals de naam al zegt, een overblijfsel uit de koloniale tijd met enkele kanonnen nog steeds op de vallei gericht. Er is geen zak aan te zien, al denkt een hele stoet van boerkadragende vrouwen (bezoekers uit het Midden-Oosten?) daar anders over, maar ze moeten net als wij 10 minuten wachten aan de kassa, omdat de loket officier, zegt een bewaker gewichtig, er nog niet is. Maar daar komt hij aangebrommerd, hij is maar anderhalf uur te laat (nobody cares, dit is Indonesië). Het beste van heel dat fort is de mooie brug die men er 30 jaar geleden bijgebouwd heeft - niet omwille van het uitzicht op de rommelige stad beneden, maar om de brug zelf en de makkelijke doorsteek die hij biedt naar het Etnologisch Museum en de Zoo. Dat kleine museum is gebouwd in de typische Minangkabau-stijl (steeds voorzien van zwiepende puntdaken), en probeert van binnen iets te verduidelijken over de cultuur van deze etnie, die naar verluidt matriarchaal van aard is (leuk nieuws voor onze feministische vrienden en vriendinnen). Van dierentuinen houden wij in principe niet erg, maar het dient gezegd dat de meeste dieren geen gebrek hebben aan plaats en ook bescherming nodig hebben, omdat meer en meer jungle wordt gekapt omwille van lucratieve houtwinning en de palmolie-industrie (zie ook het Braziliaanse Amazonegebied). Dat raar gevogelte en de monitor lizzard op onze fotos zullen het wel redden, maar de Sumatraanse tijger is inmiddels een bedreigde diersoort geworden door verlies van habitat. Hij zit wel fijn te poseren voor ons, wat een prachtig dier (de orang-oetans verschuilen zich dan weer, maar dat vinden we niet erg, we hebben die op perfecte wijze gezien middels een geweldige riviercruise in Kalimantan anno 2013). Aan het sjofele aquarium, binnen een verroeste stalen vis, kan je wel merken dat deze zoo al betere tijden heeft gekend, maar toch blij even te zijn binnen geweest, want dat vreemd wezen op onze foto 12 hebben we nog nooit eerder gezien (het lijkt wel minister Frank VDB die te lang in de zon heeft gelegen en zo een voorhoofdsgezwel heeft ontwikkeld).
Hoera, op de middag is het weer vriendelijker geworden - in het hotel gespen we dus ons regenjasje af en hullen ons terug in short. Nu eist de Suniok Canyon onze aandacht op, een joekel van een tektonische breuk van heel lang geleden (er zijn hier nog steeds regelmatig aardbevingen). Onderweg veel panoramische punten binnen een groot nationaal park, en 1 bijzonder vreemd Fremdkoerper: de Japanse tunnels (zoals te merken op de buitenfoto is The Passenger nog steeds mateloos populair bij de lokale schoolmeisjes, eentje roept zelfs I love you, die heeft vast te veel Amerikaanse films op tv gezien - zij worden net als bij ons ondertiteld, niet gedubt). Het tunnelstelsel werd aangelegd door de bezettende Japanners in 1943 (enfin, ze lieten die uitgraven door hun krijgsgevangenen), de militairen overnachtten er veilig en droog in en bewaarden er hun munitie. Ontzettend groot complex, waarin wij gegidst worden door een flukse vijftigjarige, die het Engels beter machtig is dan de gemiddelde Indonesiër. Er zijn duistere delen, maar ook spectaculair verlichte, het heeft allemaal wel iets. Maar het is niets vergeleken met de formidabele wandeling die we vervolgens maken, samen met onze nieuwe vriend van een halve dag (die gids van de tunnels dus, die meer geld heeft geroken en ons daarom een hike voorstelde). Stof voor onze volgende blog!
BUKITTINGGI (1): aankomst, maar vooraf enkele logistieke opmerkingen
We hadden in 2013 al gemerkt hoe makkelijk er zaken mislopen met vluchten in Indonesië, het kostte ons toen het bezoek aan een heel eiland (Flores) wegens een onaangekondigde schrapping. Dat maakt een mens extra voorzichtig, temeer onze vlucht van MEDAN naar PADANG vandaag niet via een Belgische operator kon geboekt worden (vanwege uitgevoerd door low cost carrier Wings Air). We boekten die on line bij eDreams, een online-platform, en kregen prompt een ticket met vertrek 14.25 hr. Tevens beschikbaar op onze smartphone op hun app. CONFIRMED zagen wij alsmaar, tot vandaag toe, maar eergisteren merkten we al bij het ingeven van de booking reference dat deze vlucht gecanceld was. Wel merkten we een herboeking door operator Lions Air op de nieuwe carrier SUPER AIR JET met vertrek om 12 hr al. In hoeverre is dat betrouwbaar? Dat verifieerden we gisteren, toen we vanuit Banda Aceh weer terugkwamen op de luchthaven van Medan. Ha ja, zegden die van Lions Air, Wings schrapt al hun namiddagvluchten naar Padang, maar hierzie, een nieuw ticket voor die vlucht van de nieuwe maatschappij, trouwens ook een onderdeel van Lions. Een mens moet het allemaal maar weten, als je het niet checkt vooraf, ben je gezien (en een blaam voor dat online-platform dat zogezegd ging checken of alles volgens plan doorging). Achteraf gezien wel blij met deze verandering: een vroegere vlucht kwam ons eigenlijk beter uit en die nieuwe maatschappij is merkwaardig modern. We schrikken ons een aap: geen zedig bedekte hoofden en losse broeken hier, maar hupse blootshoofdse meisjes in een soort strakzittend astronautenpak, dat hun borsten perfect accentueert. Die mogen in Aceh vast niet binnen, maar wij, alsmede onze male gaze, zijn blij eindelijk eens weliswaar in textiel gehulde vrouwelijke vormen te ontwaren.
Tot zover de vliegtuigen, woensdag volgen de laatsten, maar over het autovervoer toch ook nog een woordje. Er zijn tal van gelijkenissen tussen Maleisië en Indonesië, maar qua autorijden kan het laatste land enkel met de onverlaten van Egypte vergeleken worden. Na diverse taxis en tuktuks, beginnen we de code te kennen. Wet nummer 1: de sterkste heeft altijd voorrang. Iedereen rijdt op de centimeter, maar iedereen blijkt de breedte en lengte van zijn wagen, of brommer, dan ook daadwerkelijk te kennen, want we zagen geen enkel ongeluk, ofschoon elke Indonesische chauffeur tientallen boetes per dag zou verzamelen in Belgenland. Hier bestaan nauwelijks regels, al stopt men wel voor een rood licht. Interessant is de symboliek van het claxonneren: een korte, terloopse stoot betekent alleen maar: ik ben er ook hoor. Een iets langere stoot wil zeggen: geef me plaats, een nog langere staat gelijk met: UIT DE WEG, en herhaaldelijk lang getoeter komt neer op: jij bent een oen die niet op de rijweg thuishoort. Dit alles tot in de perfectie uitgevierd door Mr. Arid, de chauffeur van ons Medan-hotel, die er vanmorgen in slaagde ons op 40 minuten in de luchthaven af te leveren (duurt normaal altijd een vol uur). Mocht men Arid een Formule 1-contract geven, hij zou het Max Verstappen knap lastig kunnen maken.
Intussen zijn we aangekomen in Bukittinggi, 85 km van de luchthaven van Padang gelegen (een rijtijd van 2 uur, gezien de vele trucks op bergbaantjes. Kostprijs: 24 euro. Ter vergelijking: een taxi van Centraal Station Antwerpen naar onze woonplaats in Deurne - 7 km - kost 20 euro). Korte late namiddagwandeling naar het hoofdplein, dat er gezellig bijligt met een centrale klok die door de Nederlanders honderd jaar geleden werd opgetrokken. Eindelijk kunnen we eens bewust in de zon lopen, want gezien de hoogte (BUKITTINGGI ligt op 1000 meter) is het hier nooit warmer dan 27 graden (maar overdag ook nooit kouder dan 25). Joviale marktstemming, en eens te meer wordt The Passenger tweemaal gevraagd met een deerne op de foto te gaan (ze zien hier ook weinig bleekneuzen, op het vliegtuig buiten ons slechts twee Europese backpackers, verder allemaal locals). Welzeker, we zullen hier onze laatste 4/5 dagen zeker nuttig kunnen doorbrengen - morgen te voet in de kleine stad, de volgende drie dagen telkens met een chauffeur op excursie. Maar wil iemand die lokale muezzin eens vragen wat minder te zagen vanop zijn minaret? Niet om aan te horen hoor, dat regelmaat geblaat, al weten we dat ook BUKITTINGGI een echte moslimburcht is - geen Chinezen, christenen of Indiërs om wat tegenspel te bieden.
BANDA ACEH (2): de mooiste moskee van Aceh en het niet geziene landschap
Velen hebben de lof gezongen van de Masjid Raya Baiturrahman, alias de grote moskee van Banda Aceh (naast vele anderen, gebedshuizen van andere geloven kom je hier niet tegen) en velen hebben gelijk. Dan wel sterk dat ze eigenlijk door de Nederlanders werd gebouwd, als Wiedergutmachung voor de eerdere moskee die zij in puin schoten tijdens de Aceh-oorlog van 1873. Ook weer niet zo gek: het Nederlands kolonialisme was altijd al tolerant op religieus gebied, de Dutchies waren enkel geïnteresseerd in specerijen, en later ook in de olie en gas-voorraden voor de kust van Aceh. Ja, t is een plaatje, deze moskee met zeer groot buitenplein, zowel overdag als s avonds. Over het binnenwerk kunnen we u niet veel vertellen, want de moskee betreden is verboden voor niet-moslims. Maar van ver ziet het er niet bepaald spectaculair uit. De moskee redde in 2004 duizenden lokalen, die zich voor de tsunami kwamen verschansen, het leven en zo op het eerste gezicht bestaat de lokale bevolking effectief uit bijzonder vrome moslims. Onder de autonomiewet van 2006 is dus de sharia-wetgeving van kracht, inclusief stokslagen en eventueel steniging voor overspel. Al schijnt dat in de praktijk zelden voor te komen. Je wordt hier als toerist (niet dat er velen zijn) ook niet buiten gekeken (integendeel hengelen tuktuk-bezitters naar je klandizie, net zoals in Medan), maar vanzelfsprekend zal de organisatie van een gay pride in Aceh op weinig sympathie kunnen rekenen, en op drugshandel staat de doodstraf (heb je dat gehoord, mocrojongens van de Lage Landen?).
Veel meer is er niet te beleven in Banda Aceh, dat zich alleszins met buitenlandse hulp goed hersteld heeft van die verschrikkelijke tsunami. Allah heeft er niets op tegen dat er volop reclame wordt gemaakt (foto 9), en de stad beschikt over een moderne brug, die s nachts tamelijk spectaculair verlicht wordt. In het Tsunami Museum zagen we veel artistieke fotos van de schoonheden van het omliggende Aceh-landschap, zie onze laatste 9 fotos. Ja, dat ziet er heel goed uit, maar het is lang niet allemaal eenvoudig bereikbaar, denken wij. Dat is echter wel het geval voor onze laatste verblijfplaats in de hooglanden van West-Sumatra. Enfin, zo menen we toch, maar we zijn er nog niet (binnen een halfuur brengt een taxi ons naar de luchthaven) en hebben ons alert moeten gedragen om een transportprobleem te counteren. Maar daarover meer in een volgende, eerder logistieke blog.
Aceh is de laatste 50 jaar steevast voor de verkeerde redenen in het nieuws gekomen. Eerst voerde de Free Aceh-beweging van 1976 tot 2005 een soort van op-en-af oorlogje met de federale overheid van Indonesië (deels ingegeven door de trotse geschiedenis van het ooit machtige sultanaat van Aceh, dat wedijverde om de handelsmacht in de Straat van Malakka), dan waren radicale islamisten verantwoordelijk voor bomaanslagen op hedonistische discotheken in Bali (waarbij vooral veel Australische doden vielen) en tenslotte kwam de tsunami van 26 december 2004, die we ons allemaal nog herinneren. 170000 doden in Aceh, meer dan de helft van het totaal. Nee, Allah taalt niet om zijn meest vrome volgelingen (in de rest van Indonesië loopt de helft van de vrouwen blootshoofds rond, maar hier niet hoor). Het goede nieuws is dat hoofdstad Banda Aceh er nu een grote bezienswaardigheid bij heeft: het grote Tsunami Museum, wij worden er naartoe gereden door de chauffeur van ons hotel. Voortreffelijk museum, we kijken ervan op. Via een donkere, vochtige gang word je in de sfeer gebracht en binnengeleid, om dan voor een videoweergave van welsprekende fotos te staan, die ook door schoolkinderen gretig bekeken worden. Merk op dat alle moskeeën recht bleven staan, wat uiteraard als een goddelijk teken wordt beschouwd. Wat een naarling, die Allah: zijn eigen gebouwen sparen maar 170000 sukkels de dood injagen en vele anderen van hun huis beroven, dat kunnen toch allemaal geen zondaars zijn geweest. Foto 8, die boot die tot tegen hotel Medan werd geslingerd, is voor ons de meest veelzeggende. Want dat nog steeds bestaand hotel Medan ligt vlak tegenover ons (splinternieuw) hotel, en er valt hier geen zee te bespeuren, die ligt 5 km verder. Knap is de Brug der Vrede (vrede met wie, met de natuurelementen?), waarna nog wat verdieping volgt. Zo hebben geologen intussen uitgevogeld dat Aceh gemiddeld om de 1000 jaar een verwoestende tsunami heeft meegemaakt, je zit hier nu eenmaal met frequente aard- en zeebevingen, en evacuatieroutes zie je tegenwoordig - eindelijk - overal in de stad. Maar al dat gevaar zorgt voor een mooie natuur, ook daar biedt dit museum veel fotos van, en op de twee hier weergegeven merk je maar al te goed hoe kwetsbaar Banda Aceh is voor het watergeweld: veel infrastructuur pal aan zee. Waarna het museum er nog wat rampenfotos tegenaan gooit maar verrassend besluit met de mededeling dat deze natuurramp zo traumatisch was dat Free Aceh en de regering na bijna 30 jaar strijd van de weeromstuit tot een vergelijk kwamen: het verzet leverde de wapens in en zag af van verder onafhankelijkheidsstreven, maar kreeg in ruil verregaande autonomie voor heel de provincie Aceh en het leeuwenaandeel van de opbrengsten van de off shore olie en gaswinning. Zodat het hier sinds 2006 eindelijk weer rustig is en iedereen dit voorheen door het leger voor pottenkijkers afgesloten gebied weer vrijelijk kan bezoeken. Every cloud has its silver lining!
Wat is erover gebleven van Nederlands-Indië? Er is veel verdwenen, wat geen wonder is in het licht van de moeizaam verworven onafhankelijkheid, een proces van meer dan 4 jaar tussen 1945 en 1949 (we zijn hier Revolusi van David van Reybrouck aan het lezen). Toch zal je als Nederlander niet buitengekeken worden en hier en daar zie je nog wel Nederlandse opschriften, zoals op het paleis van de sultan (foto 1) en in het Sumatra Museum (een briefkaart van Nederlands-India). Maar het fraaiste overblijfsel van de koloniale tijd heeft weer met de Peranakan Chinese te maken, herinner u de gerestaureerde huizen die we in Penang/Maleisië bezochten. De Tsjong a Fie Mansion behoort ook tot die club, de betrokkene leefde van 1860 tot 1921 en huwde als Baba ook een lokaal meisje (Nonya) - min of meer een noodzaak, want tot diep in de 19de eeuw mochten Chinese vrouwen hun land niet verlaten. Tsjong a Fie was een zakenrelatie van Cheong Fat Tze, de man van Penang, en maakte eveneens furore in zowat alle lucratieve handelspraktijken van zijn tijd. De Britten maakten van Cheong een capitan, de Nederlanders deden hetzelfde met Tsjong in Medan. Geen wonder dat zijn huis, sinds 2009 opengesteld voor bezoekers, lijkt op dat van Cheong in Penang, de Straits Chinese liefhebberden steeds in dezelfde eclectische stijl, waarin Oosterse elementen met Westerse werden vermengd. Het verschil: die twee huizen in Penang vertoonden veel bling bling, het zijn ergens showhuizen, terwijl dit nog een echte woning is, want de jongste kleindochter van Tsjong, die 7 kinderen en meer dan 30 kleinkinderen kreeg, woont er nog. Ze is nu 74 en komt ons in smetteloos Engels goeiedag zeggen. Oh you are from Belgium, I had an auntie living there. Inderdaad, een oudere kleindochter van Tsjong huwde met de Belgische honoraire consul van Nederlands-India en vergezelde hem na zijn opdracht naar ons land. Na dit prettig babbeltje, neemt ze in het Frans afscheid van ons, ja, dat zijn zeer geciviliseerde mensen hoor, die Tsjong-afstammelingen (eentje werd ook concertpianiste, ze ondernam ooit een hele tournee in Europa). Mede door de kennismaking met de vrouw des huizes alleszins een topbezoek. Schuin tegenover dit huis ligt het TIP TOP RESTAURANT, een pand dat door alle gidsen aangeraden wordt om er te dineren. Dat is overdreven, want het eten is uiterst modaal van kwaliteit en de buitenkant van het huis is niet om aan te zien (een likje verf, misschien?). Maar het is wel een heus koloniaal overblijfsel: opgericht door een Nederlander in 1929 en voorzien van een aantal attractieve archieffotos, waarvan die op onze laatste foto de meest veelzeggende is. Afgezien daarvan is de Nederlandse aanwezigheid in Medan, de derde stad van Indonesië, minimaal, al hou je toch altijd iets over van een koloniaal verleden. Zoals in zoiets banaals als de stopcontacten: in Maleisië heb je een driepoot nodig, zoals in Engeland, maar in Indonesië zijn hulpstukken overbodig (Nederlands systeem). En nu wacht ons blitzbezoek in Banda Aceh, waarover we pas morgenavond (morgennamiddag Belgische tijd), terug in ons hotel te Medan, zullen berichten.
MEDAN (3): de hoofdmoskee, het sultanpaleis, Museum Sumatra en de mateloos populaire Passenger
De gewone toerist laat zich in Medan natuurlijk met een bus van de ene bezienswaardigheid naar de andere brengen (veel zijn er sowieso niet - noch bezienswaardigheden, noch toeristen), maar The Passenger wil steeds al stappend de polsslag van een stad voelen, en moeilijk kan dat niet zijn (ook al heeft ons hotel, waar ze ineens de lobby voor langdurige werkzaamheden hebben opgebroken, niet eens een City Map). Want de enorme oranje watertoren, we zullen hier niet droog vallen, staat om de hoek van de Swiss-Belin, dat is een goed herkenningspunt. Onze eerste stop, noblesse oblige, volgt na twintig minuten wandelen, de Masjid Raya, alias de grote moskee, in Marokkaanse stijl, vast wel de mooiste die we tot dusver op deze reis gezien hebben (maar Banda Aceh moet nog komen!). Maar welke onverlaat heeft dat groene scherm in de binnenruimte geplaatst? Het verstoort de perfecte geometrische verhoudingen van het geheel. Wel leuk: de bewaker van de schoenen wil zoals iedereen weten waar we vandaan komen. Belgium? Lukaku, Kevin De Bruyne, zegt hij meteen. En weet je dat Radja Nangolan, een halve Indonesiër, ooit voor het Belgische elftal heeft gespeeld, vragen wij. Ja, natuurlijk weet hij dat, hij speelt nu in ons land, antwoordt hij meteen. Allemaal voetbalgek, die lokale knapen, maar sjotten kunnen ze niet. Een kippeneindje van de moskee bevindt zich het Istana Maimoon-paleis, naar de gelijknamige sultan die het op het einde van de 19de eeuw liet bouwen, samen met die moskee (de Nederlandse bazen hadden daar geen problemen mee, zolang de betrokkenen de koloniale verhoudingen maar respecteerden). Nog voor we binnengaan worden we al aangeklampt door studenten, vooral vrouwelijke, die van school toeristen moeten zoeken om hen in het Engels te bevragen over hun verwachtingen over de technologische evoluties. Ja, dat treft, daar hebben wij vier doctoraten in. Het blijkt een running gag van de dag, wel vijf keer worden we aangesproken en altijd spelen we welwillend mee. Die ene waarmee we op de foto gaan is nogal een schoontje, zullen we met haar op de troon van het sultanpaleis gaan zitten? Nee, dat mag niet. Flauw bezoek eigenlijk, slechts een zaal is te bezichtigen omdat de rest van het gebouw door de familie van de huidige sultan (die niets te zeggen heeft) bewoond wordt. En die ene ruimte heeft men dan nog gemassacreerd door er souvenirshops met slaperige bedienden in te plaatsen.
We laten ons hierna met een tuktuk vervoeren naar het Museum of Sumatra, een groot gebouw dat zowel archeologisch als geschiedkundig de historie van het zesde grootste eiland ter wereld opdist. Inclusief dappere pogingen van lokale Batak-koningen de kaaskoppen op het einde van de 19de eeuw te weerstaan, en latere pogingen, in 1957, onafhankelijkheid van de rest van Indonesie voor Sumatra te verwerven, maar ook die vlieger ging niet op. Mooi houtsnijwerk is zeker present, en van de oude bewoners vinden wij het Nias-volk, blijkens die twee stenen beelden, wel iets hebben. Liet meneer zich inspireren door El Gran Masturbador van Salvador Dali? En moeten die brave meisjes van de volgende foto dat allemaal zien? Hé ja, ook zij willen met The Passenger op de gevoelige plaat, hun lerares komt het vragen, zelf durven ze niet goed. Het lijkt hier wel India, waar in 2009 iedereen met de blauwogige Karin op de foto wilde; in Indonesië nemen ze al genoegen met een lelijke bebrilde oude man. Ja kleine rekel van de daaropvolgende foto (elke school van Medan komt vandaag naar dit museum!), we hebben je wel hello Grandfather horen roepen. Maar goed, met een 2de tuktuk laten we ons naar een modernere wijk van Medan voeren. Actiefoto op een kruispunt aan een rood licht (het enige waarvoor wordt gestopt): de brommers posteren zich vooraan de straat, een motocyclist zit al in de zijspiegel van onze chauffeur te hijgen, en verder veel affiches, want ook in Indonesië zijn er binnenkort verkiezingen, in februari al. Udun, onze chauffeur van gisteren, denkt en hoopt dat de rode partij gaat winnen, die wordt geleid door de dochter van Soekarno. Jaja, politieke dynastieën komen ook in Azië veel voor, Herman en Alexander. Die moderne wijk van Medan is overigens niet veel soeps, veel gebouwen ogen aftands, op enkele uitzonderingen na, die meestal door banken worden bewoond en soms zelfs een Art Deco-tintje vertonen. Verder wordt het Merdeka-gazon (identiek aan dat van Kuala Lumpur, het was het vroegere exercitieplein van de Hollanders) helemaal opgebroken, daar is dus ook niets aan te zien maar de hoop leeft dat het in de toekomst iets zal worden (afgaande op de schetsen van wat men van plan is). Maar vergis je niet: alle moderniseringen ten spijt, zal het slodderige Medan, met oude rommelshops die alles kunnen herstellen en Old timers die passeren en ook willen weten waar je vandaan komt, blijven bestaan, zoals op onze laatste foto (genomen op enkele stappen van ons hotel!). En maar goed ook, want ofschoon je het plakkerige Medan onmogelijk een fraaie stad kan noemen, is er meer couleur locale te beleven dan in de gedachteloze wirwar van Kuala Lumpur, laat staan in de onpersoonlijke ambtenarenstad Putrajaya. En dan moet het beste nog komen, in onze laatste blog die we morgen zullen posten, net voor ons blitzbezoek aan Banda Aceh.
MEDAN (2) : Multicultureel en -religieus Indonesië, vulkanen, Lake Toba en de Sipisopiso waterval
Ja hoor, onze chauffeur voor 1 dag zit tegen 8 uur al te wachten in de lobby, het is de 55-jarige Udun, die er ouder uitziet dan wij, maar naar Indonesische normen wel een erg voorzichtig chauffeur is, al moet iedereen zich natuurlijk door het leger van bromfietsen worstelen waarvoor Indonesië bekend staat en dat we ooit zelf trotseerden in Bali. Er moet veel gereden worden, maar er zijn ook voldoende stops en die houden ons bezig tot 6 uur s avonds. Eerst een panoramapunt boven Berastagi, heerlijke temperatuur hier op 1500 meter. Het kan op Sumatra, of elders in deze archipel van ongeveer 18000 eilanden, nooit lang duren of je vulkanen tegenkomt en ja hoor, de Gundung Sindabung is een volwassen, voortdurend pijprokende knaap, die vijf jaar geleden nog een eruptie kende die een honderdtal doden eiste in de naburige dorpen. Het is nochtans verboden deze steile vulkaan te beklimmen (Udun spreekt geen Nederlands, daar is hij niet oud genoeg voor, maar wel een aantal woorden, zoals ook lekker, en de Indonesische standaardtaal, die erg op het Maleis gelijkt, zit natuurlijk vol leenwoorden uit het Nederlands, die meestal op si eindigen: revolusi, informasi, Polisi, lokasi, ), maar die op onze foto 5, de Gundung Shibayama , trekt wel dapperen aan: 2 uur klimmen om tegen zonsopgang boven te zijn, en daar de sunrise meemaken (of richting zon gekatapulteerd worden mocht de vulkaan ineens uitbarsten). Ons vallen vooral de leuke vakantiehuisjes op, die er veel schoner uitzien dan het gebruikelijke Indonesische pand. Het zijn weekendverblijven van de rijken van de hete stad Medan, zegt Udun, die hier frisheid en verpozing komen zoeken (of die huisjes verhuren, er zijn overigens ook behoorlijk wat hotels). Maar nu is het maandag en dus niet druk. Al zeker niet in Dokan, een dorp waar de Batak nog in hun traditionele huizen wonen (let op het enorme dak). Wie zijn de Batak? Een volk dat lang geleden vanuit Siam afzakte naar het Zuiden en deels, via een van hun koningen, gekerstend werd door een ijverige missionaris. Zo komt het dat een meerderheid van de Bataks aan Lake Toba nog steeds het christendom belijdt, al heeft een minderheid zich toch maar bekend tot de islam. Gevolg is dat je in deze streek minstens even veel katholieke en protestantse godshuizen ziet dan moskeeën. Het aardige is dat je zon batakhuis kan bezoeken en ook al zijn de kinderen naar school en meneer naar het werk, de dame des huizes ontvangt ons met veel plezier, tegen een donatie van 50000 rupiah (= 3 euro). Eenvoud troef, zoals men ziet, maar eenvoud gaat ook en sowieso beschikt iedereen over schotelantennes en de onvermijdelijke smartphone, die meteen wordt ingezet door madam om met The Passenger op de foto te gaan voor eigen gebruik. Wel aan ons portretrecht denken hè mevrouw, dat kost veel meer dan 50000 rupiah! Hoe dan ook: iedereen is hier bovenmatig vriendelijk, zowel de kinderen (hey Mister!) als de honden (woef).
Volgt het hoogtepunt der panoramapunten, een dubbel: aan de rechtse kant de steile, zij het smalle Sipisopiso waterval (je kan helemaal naar beneden en weer naar boven via 3400 trappen, als je gek of jong genoeg bent), en aan de linkse kant een verre blik, met of zonder rode bloem op de voorgrond, op het 100 meter lange en 50 meter brede Lake Toba, door velerlei schrijvers bezongen (vooral Rudy Kousbroek, wiens vader in de buurt een plantage had). Uiteraard weer een gevolg van vulkanische activiteit - weliswaar van circa 2 miljoen jaar geleden. De enorme caldera van een prehistorische joekel werd langzaam opgevuld met water en zo ontstond dit reuzengrote meer. Het is slechts een kwestie van tijd vooraleer Indonesië nog eens door een gigantische uitbarsting zal worden getroffen, en als die even catastrofaal is als die van de Tambora in 1800 (die het klimaat tot in West-Europa verstoorde en bij ons zorgde voor vorst tot in augustus en talloze misoogsten met hongersnood tot gevolg) of die van de Krakatau in 1883 (die vooral in Indonesië enorm veel slachtoffers eiste) zal een en ander niet uit de sensatiemedia te branden zijn. Maar voorlopig is alles rustig en een mensenleven stelt niets voor op de schaal van de geologische tijd. Wat de mens niet belet zich te vermeien met allerlei zelfverzonnen sprookjes die hij religies noemt. Indonesië is en blijft het grootste moslimland ter wereld, maar vrijheid van godsdienst is in de grondwet verankerd (Aceh, waarover later meer, is een uitzondering vanwege de autonome status van die Westpunt van Sumatra). En dus zie je hier, naast vele christelijke kerken vanwege die 6 miljoen Bataks, ook een behoorlijk groot boeddhistisch complex, stijl Myanmar. Het dateert nog maar van 2010, maar wij vragen ons af welk doel het dient. Er zijn op Sumatra toch geen boeddhisten, en het boeddhistisch verleden van Java dateert van heel lang geleden? Staat dat hier dan ten bate van Chinese toeristen en wie heeft het gefinancierd? We hebben er een lang gesprek over met de suppoost van de tempel, maar die weet er ook niets van. Ik ben trouwens zelf moslim, zegt hij, maar kon hier een job krijgen. Wil u muntjes hebben om in de korven te gooien? Maar nee gij, wij zijn toch geen boeddhist (vroeger leek het ons een sympathieke levenshouding, maar sinds we een documentaire zagen over de racistische monniken van Myanmar, die niets liever doen dan de Royinga-moslimminderheid uit het land te pesten of erger, zijn we daar een beetje van terug gekomen). En we blijven ons verbazen, als onze laatste stop en laatste foto in beeld komt: een christelijk-katholieke kerk gewijd aan de heilige Maria in Indische mogul-stijl, wie heeft ooit zon bizar mengsel van christendom, boeddhisme, hindoeïsme en een snuifje islam gezien? Je zou het natuurlijk een disneyficatie kunnen noemen, maar Father James Bharataputra meent het allemaal echt, vond er in heel Azië financiers voor en heeft er ten behoeve van de bezoekers een hele folder over volgeschreven, waarin hij het onder andere heeft over de symboliek van de zeven kleuren (van zwart beneden naar goud boven) en de twee mirakels die sinds de wijding in 2005 al werden geconstateerd (twee bijbels bleven miraculeus gespaard tijdens een huisbrand bij de Father en een bron ontstond aan de voeten van het beeld van de heilige maagd een maand na de inwijding). Ja. Je kan de Indonesiërs veel wijs maken hoor, maar wij begrijpen er geen moer van en kunnen de buitenkant als curiosum wel velen, maar vinden het moderne interieur, beschouwd vanop de drempel van de kerk, dermate lelijk dat we er onze schoenen niet willen voor uitdoen. Eens kijken of we morgen, tijdens een voetwandeling door Medan, meer hoogte krijgen van dit gekke eiland waar de brommer even heilig is als gelijk welke God.