Zondag treindag, al beginnen we met een lange rit langs een groot (tektonisch) meer, waar verbazend genoeg geen enkele wateractiviteit op plaats vindt. Nou ja, treindag. In een oude Lonely Planet lazen wij dat, enkel op zondag, een toeristische trein reed van Padangpajang naar Sawahlunto (je ziet de naam op foto 2 in de verte op een heuvel staan). Drie uur rijden, maar dat kost het met de auto, vanuit Bukittinggi dan, ook. Alleen gaat dat feest al tien jaar niet meer door, het was niet lucratief vanwege gebrek aan belangstelling (Indonesiërs zitten liever op hun brommer, als ze geen auto kunnen betalen). In 2022 werd door nostalgici een nieuw smalspoor bedacht van slechts tien kilometer, ook enkel op zondag rijdend, maar ook die activiteit vindt nu niet langer plaats, tenzij je een groep van 30 mensen kan verzamelen en de trein twee weken op voorhand boekt, voor 6 miljoen rupiah (nog altijd maar 360 euro dus, te delen door 30 een schijntje). Ja, had ons dat dan vooraf gezegd, dan hadden we 29 train buffs uit Europa meegebracht!
Het gaat er hier dus niet aan toe zoals op foto 3 (een afbeelding van ons ticket, dat 20 eurocent kost), maar dat mag de pret niet drukken: het Treinmuseum is wel degelijk open, en interessant, op grond van de sociale geschiedenis en de wrede uitbuiting van de Nederlandse kolonisatoren, die vooral krijgsgevangenen inzetten om zowel de treinsporen te leggen als de naburige steenkoolmijnen te exploiteren. Het was hier dat in 1923 de eerste opstand tegen de Hollanders via de treinvakbond plaatsvond, natuurlijk werd hij neergeslagen door het leger. Toen de Nederlanders uitgekoloniseerd waren, nam de jonge republiek de spoorwegen ook nog een tijdje serieus, via machines die in Duitsland werden aangekocht, en de befaamde Mak Itam, zo genoemd omdat die iconische stoomtrein iedereen die in de buurt stond zwart maakte (Itam = zwart). De locomotief werd met veel bombarie naar hier gehaald in 2007, ze zijn er zo fier op dat je hem niet mag bestijgen, jammer. Iets verderop ligt het Museum Goedang Ransoem - zoals de goede verstaander doorheeft, betekent dat laatste leenwoord gewoon rantsoen. Hier tref je een hagelwit ketelhuis aan, in feite de grote keuken voor de 7000 (dwang)arbeiders die in Sawahlunto op zeker moment werkzaam waren (op de zwart-wit foto achter de ketels zie je een lange Nederlander in short staan, die is aan het inspecteren of er niet te veel eten aan die koelies verspild wordt). Honger had sowieso iedereen, zie ze aanschuiven bij de voedselbedeling (wij vinden elke ochtend aan het ontbijtbuffet dat Indonesiërs ook nu nog niets liever doen dan eten, het lijkt wel of ze hun scha moeten inhalen). Verder tal van graffiti op deze plek, de meeste twijfelen tussen naïviteit en simplistisch surrealisme. Waarna we terugrijden naar Bukittinggi, weer langs dat leeg meer, en intussen onze boeiende gesprekken verder zetten met de leergierige Yude, onze chauffeur van de dag. Wij leggen hem onder andere uit wat de afkorting VOC betekende (Verenigde Oost-Indische Compagnie) en constateren tot onze verbazing dat Yude naar eigen zeggen
atheïst is, net zoals wij. Hij moet ook niets hebben van Hamas en wantrouwt zijn diepgelovige landgenoten uit Aceh (hij begint zelf ongevraagd te vertellen over hun terrorisme in Bali anno 2002). Maar, voegt hij er in gebroken Engels aan toe, dat kan ik enkel tegen u zeggen. Tegen mijn familie durf ik dat niet, zij weten niet eens dat ik al heel lang (hij is 45) niet meer meedoe aan de ramadan. Zoals men ziet: ketters bestaan overal, maar in Indonesië is de sociale druk wel iets groter dan bij ons (hoewel de sharia enkel in Aceh van kracht is, in de rest van het land zijn de hoogste rechtbanken seculier, zoals indertijd door Soekarno vastgelegd in de grondwet).

















|