Toch een dagelijkse blog, maar voor de verandering zonder fotos, want we hebben ons hotel (een onpersoonlijke blokkendoos, maar wel netjes) pas bereikt als het al donker was. Met de vluchten (twee stuks) nochtans alles oké, en een leuk babbeltje met onze metgezel in het vliegtuig van Penang naar Medan was meegenomen. Deze Maleier werkt permanent in Medan, in een meelfabriek, na drie maanden komt hij even op familiebezoek in Penang. Hij is toch al 65, wenkt het pensioen? Nee, nog niet. Want zoals reeds gezegd, wie in de privé werkt in binnen- of buitenland, krijgt geen pensioen van de staat (eventueel wel iets van de werkgever, waar hij zelf aan bijgedragen heeft).
We kennen Indonesië natuurlijk nog van een reis in 2013, en ook van een werkmeeting op Bali, dus verrast zijn we niet, maar het wordt heel snel duidelijk dat Indonesië veel meer een ontwikkelingsland is dan Maleisië, nog steeds. En met nog meer brommers op de straten, duizenden. De ambtenarij viert hier ook hoogtij, en de service is zeker de Maleisische niet waard. Dat merken we al op de luchthaven: ineens moet er hier een visa in arrival gekocht worden voor een verblijf van Max 30 dagen. Zo? Hebben we niets van gehoord in België. Maar ja hoor, het is nieuw sinds The end of The pandemie, zoal een douanebeambte ons vertelt. Kost 500000 rupiah, al goed dat het niet in euro is. Toch een 35 euro, wij vinden dat goed doorgevraagd voor een land waar alles, zeker de hotels, verder veel goedkoper is dan in Maleisië (dat op zichzelf ook goedkoper is dan België, maar niet belachelijk goedkoop). Zijn we nu gesteld? Neen, er moet op de computer een Customs declaration worden ingetikt, anders kom je de luchthaven niet uit. Pfft, wat een gedoe en hoe werkt die site hier eigenlijk (denk vooral niet dat er iemand bijstaat die de toeristen helpt). Enfin, met een beetje hulp van een local geraken we er wijs uit, en dan kan je een barcode printen die door een beambte later wordt ingescand. Bureaucraten! En nu? In veel steden, ook in Singapore of Kuala Lumpur, kan je dan met een snelle trein of desnoods bus naar de stad, maar dat blijkt hier niet mogelijk. Neem een bluebird taxi, zegt iemand ons. Doen we. De rekening bedraagt 235000 euro, euh.. sorry rupiah, dus ongeveer 17 euro, dat is hier veel geld. Maar we hebben er wel een vol uur voor gereden, konden ze die luchthaven niet wat dichter bij de immer drukke hoofdstad van Sumatra (meer dan 2 miljoen inwoners) leggen? Hé ja, er wonen te veel mensen in Indonesië, wist u dat dit het 4de grootste land ter wereld is, qua bevolkingsdichtheid dan toch (na India, China en de USA)? Maar we zijn er geraakt, om half acht s avonds pas, en kijken uit naar een lange natuurexcursie morgen. Als die klojo om 8 uur nu maar komt opdagen in ons hotel - we hebben die trip naar een waterval en Lake Tabo immers al in België betaald (aan een Nederlandse reisorganisatie, dus dat zal wel in orde zijn). En zo zullen we er in slagen na Java, Bali, Sulawesi en Kalimantan eindelijk ook het mooiste van Sumatra te zien. Voor zover geen klotevulkaan roet (!) in het eten komt gooien natuurlijk.
LANGKAWI (3 en slot): Allemaal beestjes (jungle trek en Night Walk) en rust on The beach
Van 9 tot 11 een begeleide jungle trek op het domein zelf: dat moeten we nog aankunnen. Ja, maar met moeite. Gelukkig hangen er hier en daar koorden voor steun en nog gelukkiger heeft het al een aantal dagen niet geregend, zodat het parcours er niet slipperig bij ligt. Daar heeft onze gids al een cicade vast, maar dat kennen we vanuit Zuid-Frankrijk. Aardiger zijn die witte insecten - je denkt dat het pluisjes zijn, maar nee hoor. En er is geen slang gekronkeld rond die boom, dat is een liaan (er leven wel 17 verschillende slangen in Maleisië, waarvan 6 dodelijk voor de mens wegens geen serum beschikbaar). Ook zien we de lokale eekhoorns hoog in de bomen, maar te hoog om te fotograferen. Uiteindelijk komen we uit aan het strand, met zicht op het uitstekende Thais restaurant van het resort, waar we eergisteren seafood stew in een uitgeholde kokosnoot hebben gegeten, prima. De namiddag spenderen we aan luieren en lezen aan het zwembad en op het strand, maar toch weer jammer dat ook hier overal gewaarschuwd wordt voor de vervaarlijke tentakels van de jellyfish (men heeft flessen azijn in de Beach bar in voorraad, want dat is de beste remedie tegen het gif van die kwallen. Toch wagen we ons 20 meter in de lauwe zee, waar tenminste geen chloor in zit, maar meer toch maar niet.
Vroeg eten in de Beach brasserie, want we willen als afsluiter toch ook nog even deelnemen aan de Night Walk, met dezelfde ranger van vanmorgen. En hier hebben we veel geluk, we betrappen onder andere de Dusky Langur, waarvan we in Penang National Park nog een afbeelding hebben gefotografeerd, opnieuw aangehecht bij deze. Hier dus in het echt, en inderdaad, als je goed kijkt zie je dat de pasgeboren baby onder de buik van de moeder oranje ziet (na drie maanden verandert die felle kleur in de gewone). Leg dat eens uit meneer Darwin: die opvallende kleur heeft toch alleen maar evolutionaire nadelen? (Stelt de babys makkelijker bloot aan roofdieren). Tja, onze gids weet het ook niet, maar de Dusky Langur , endemisch in Maleisië, is wel een bedreigde diersoort. Ook goed in beeld, cfr foto 12: de Giant gekko, zo groot dat hij niet alleen insecten eet, maar ook kleinere gekkos. Niet te dicht bij komen, zegt de gids, hij laat zich niet intimideren en kan bijten. Wel jammer dat we geen monitor Lizzard zien (een behoorlijk grote varaan), maar daar staat tegenover dat we niet minder dan 3 Sunda colugos, een vliegende lemuur (zie nogmaals de afbeelding die we in het museum van Penang National Park ervan maakten), een sprong van een paar honderd meter zagen maken, van de ene boomstam naar de andere, het lijkt hier ineens wel National Geographic. Fantastisch spektakel, maar natuurlijk niet te fotograferen (correctie: het is geen sprong, het is een zweefvlucht). Enfin goed, we hebben er alles uit geknepen, maar hiermee zit Maleisië erop. Nee, nog niet helemaal, we wonen op het strand ook nog een vuurshow bij (eveneens spectaculair, maar de camera van onze oude iPad is er niet toereikend voor, die van een nieuwe smartphone doet beter). Bij wijze van conclusie over Maleisië: slechts 4 destinaties, maar afgezien van Kuala Lumpur (dat toch ook enkele betere plekjes heeft), allemaal toppers. Kunnen 10 dagen Sumatra daar tegenop? Wait and see, maar morgen wellicht geen blog, wel twee vluchten, eerst eentje terug naar Penang en dan, na een paar uur wachttijd op de luchthaven, een internationale vlucht naar Medan, waar we pas tegen de avond aankomen.
Foto 1 vertoont onze dagelijkse ochtendwandeling naar de ontbijtruimte. Doen we altijd te voet, want 10 minuten naar beneden (voor de weg terug naar de kamer stappen we steeds de shuttle in, wat dacht u wel). Om 9 uur nog een paar minuten wachten in de reuzengrote lobby (foto 2) en dan worden we opgepikt om naar een verzamelpunt aan een rivier te worden gebracht - veel volk, die moeten allemaal een bootje in, maar mogen eerst een onnozele fish show bekijken, waar een knaap zo te zien een soort rog aan het mishandelen is (het kan ook zijn dat het dier graag gekieteld wordt). En dan kiezen we het ruime sop, soms in wilde vaart, soms heel rustig, als er dieren te beschouwen vallen. Met name twee soorten arenden die in de mangroven komen vissen (een domme geit vraagt of zon arend niet op haar arm zou kunnen landen, voor de foto. De gids antwoordt of ze die arm dan niet meer wenst te gebruiken, want de klauwen van zon arend zijn als messen). En apen natuurlijk, altijd hopend op een gemakkelijke hap (verboden!), al zagen we er vanmorgen in het resort nog een op het balkon van een kamer (niet de onze) zitten. Steeds dieper dringen we in de jungle, lijkt wel Apocalypse now, gaan we kolonel Kurtz ontmoeten? Neenee, alleen maar nog meer apen, waaronder die grappige met zwarte kop en witte snorharen, en ook slapende vleermuizen, in een duistere grot (onzinnige excursie, ze hangen zo hoog dat je ze nauwelijks ziet). Daarna wordt er geluncht in een vlottend restaurant (foto 15) en blijken wij, de elite dus, meer te krijgen dan de anderen, aan een aparte tafel met de naam van ons resort op (we zullen dus ongetwijfeld meer betaald hebben aan ons hotel, niets komt voor niets). Treffelijk eten, treffelijke excursie, al houden wij niet van groepsexcursies (te veel domme geiten, te veel een vast schedule), maar het einde is in mineur. Dat speelt zich af op een maagdelijk wit strand, vlak tegen de grens met Thailand, en de bedoeling was hier een dik halfuur in de zee te spelen, maar hé, de bootsmannen hebben onderweg al gewezen op verschillende jellyfish-exemplaren, en deze kwallensoort mag dan al niet zo dodelijk zijn als de box jellyfish, die we ons herinneren van Australië, maar ook hun tentakels zitten vol gif en kunnen je richting hospitaal sturen. De gids raadt aldus iedereen aan niet te gaan zwemmen, en uiteraard volgt iedereen dat advies op. Zodat we hier niets anders kunnen doen dan wat rondstesselen en naar de afgrijselijk getatoeëerde ruggen of benen van sommige deelnemers aan deze trip staren. Nee, t is toch echt niets voor ons, die groepsexcursies, noblesse oblige.
Langkawi is een van de 99 tropische eilanden voor de noordkust van Maleisië. De meesten zijn klein en onbewoond, maar Langkawi is redelijk groot en een toeristische bestemming. Wij verblijven hier 4 nachten in een reuzengroot Resort (zo groot dat je met een shuttle naar je kamer wordt gebracht, de room service rauscht op brommers van kamer naar kamer), volledig volgebouwd met houten blokhutten, zeer goed ingericht en van alle gemakken voorzien. Enkel word je op het hart gedrukt de balkondeur steeds zorgvuldig af te sluiten, anders dringen de apen je kamer binnen (twee soorten hier) en plunderen de minibar of erger. Er is natuurlijk ook een zwembad, en de zee daarachter, maar dat is iets voor de namiddag. Eerst gaan we te voet (geen hotelshuttle nodig, het is maar tien minuten van het resort) naar een prettig ogend Oriëntal Village, waar een steile cable car je naar een ware wonderwereld brengt. 550 miljoen jaar oud schijnt dit berggebied te zijn, het is het oudste van Zuid-Azië. Afgezien van de prachtige panoramas (het verre eiland op de achtergrond van enkel fotos ligt in Thailand) kan je een Eagle Platform op (voor wie geen hoogtevrees heeft, maar het is vanmorgen gesloten, mogelijk vanwege de zotte wind), en te voet (374 trappen, nee, bedankt) of met een bergtrammetje (betalen we graag een kleinigheid voor) naar de befaamde Curved Sky Bridge, de langste ter wereld, die 20 jaar geleden geopend werd voor het publiek. Wat een constructie en vooral, wat een heerlijke vergezichten, zeker als je er zoals wij vroeg bij bent zodat er nog nauwelijks volk aanwezig is. Kom, laat ons er niet omheen draaien: dit was het absolute hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk, van de hele reis. En nu rust aan het zwembad, we hebben onze zwemshort al aan.
PENANG / GEORGE TOWN (7 en slot): de Khoo-clan, de clan jetties en een rebelse taxista
We zijn al op onze volgende en laatste Maleisische bestemming als we dit schrijven, maar vanmorgen ondernamen we nog een laatste wandeling van 2 uur door George Town, dat we meer en meer zijn gaan waarderen, t is een terechte UNESCO-site, net zoals Melaka, en we moeten retroactief onze oude maritieme gabber (sic) Philip Van Tilburg gelijk geven - die vertelde ons ooit dat hij in Penang graag zijn pensioen wilde doorbrengen (kan iets te maken hebben met de Chinese hoertjes die hier zeker en vast zijn). Komen we vandaag tegen: de hindoehoofdtempel (foto 2), weer zon kinderachtig rariteitenkabinet (je mag binnen dan nog niet fotograferen ook niet), de brandweerkazerne, behuisd in een zo te zien onbrandbaar gebouw, en een mooie groene tempel die bij geen enkele religie lijkt thuis te horen. Dan komen we dicht bij de haven, wat ook op de staaldraad-sculpturen wordt herdacht. Penang is allang geen belangrijke haven meer, maar toch liggen er actueel twee cruiseschepen voor anker. Dat sluit goed aan bij de volgende staaldraad-sculptuur, die de hadj naar Mekka tot onderwerp heeft. Of de lokale moslims kunnen thuisblijven, en i.p.v. naar die recentere moskee van gisteren naar deze gaan, een van de oudste van Maleisië, helemaal ingebed in Chinatown. Men ziet het bordje LEBUH CANNON, dat verwijst weer naar die Chinese clanoorlogen, het ging er hier heet aan toe, zoals de derde sculptuur toont. Tegenwoordig oogt alles hier vredig genoeg, maar de gaten zitten nog in de muren, al heeft dat wellicht andere gronden (de vochtigheidsgraad). Niet betrokken bij de clanoorlogen waren de Khoo, die de bekendste clantempel van George Town lieten optrekken. Deze Khoo Kongsi tempel is niet zo uniek voor de binnenruimtes, die ogen altijd een beetje hetzelfde, maar des te meer voor het prachtige houtsnij- en stucwerk, en de verbazende tekeningen op de muren. De acht onsterfelijken staan erop (dat beestje aan de voet van die ene linksonder intrigeert ons) en op de andere de negen ouderlingen (maak daar maar 10 van, inclusief The Passenger). Zij spelen schaak, of kijken naar twee in mekaar gedraaide vissen, die yin & yang symboliseren. Zou Xi Jin Ping daar nu ook allemaal aan geloven of hebben communisten al dat bijgeloof afgezworen?
Tenslotte bevinden we ons helemaal aan het water, waar enkele oude jetties van de negentiende eeuwse clans nog bestaan en de nodige toeristen trekken. Maar vergis je niet: er wonen in deze flodderwijken wel degelijk nog steeds mensen. Een mooi uitzicht over de zee hebben ze in ieder geval. En die zee moeten wij nu ook op. Alleen is de Ferry van Penang naar Langkawi Island niet betrouwbaar (bij woelige zee wordt niet uitgevaren) dus opteren we maar voor een korte vlucht. Onverhoopt interessant is de taxirit naar de luchthaven. Die duurt slechts een half uur, maar chauffeur Archam is een Maleise Indiër (een hindoe) en met hem kan nu eens echt vrijuit worden gepraat. Blijkt dat deze man een heuse rebel is (tegen ons kan hij zich zo gedragen, tegen moslimklanten zeker niet), die niets opheeft met de islamitische regering. Hij verwijt hen nalatigheid tijdens de pandemie, die velen werkloos heeft gemaakt (de regering kwam niet of nauwelijks tussen om bedrijven, particulieren of bedrijven financieel te ondersteunen en Allah gaf ook niet thuis). Hij verwijt hen ook hun sympathie met Hamas (met Palestijnse kinderen kan je sympathiseren, zegt hij, maar toch niet met terroristen die deze oorlog begonnen zijn - hij heeft groot gelijk) en stelt dat de radicale islam in Maleisië aan kracht wint, meer bepaald door het eenzijdige en hersenspoelende onderwijs. Pas daar mee op in Europa, zegt hij, Wim van Rooij zou hem graag bezig horen. Weliswaar zijn de hoogste rechtbanken in Maleisië civiel (een overblijfsel van de Engelse koloniale tijd), wat betekent dat zij boven de sharia-wetgeving staan. Iemand die zich onterecht veroordeeld voelt door een sharia-rechtbank kan dus in beroep gaan bij een seculier hof, en maakt een goede kans zijn gelijk te halen omdat dit hof pluralistisch samengesteld is. Maar, zegt Archam, dat geldt niet voor blasfemie, daar bestaat geen beroep tegen en dan draai je de doos in. Zijn er dan geen atheïsten in Maleisië, vragen wij. Ja, zeker bij de Indiërs en de Chinezen, antwoordt hij, atheïsten bij de vleet. Maar ze zullen zich niet activistisch gedragen om geen aanstoot te geven bij de moslimmeerderheid, het multi-etnische en multireligieuze Maleisië berust volgens deze man op een broos evenwicht. Interessante babbel met een wereldwijze man die duidelijk blij is eens iemand in zijn taxi te treffen waartegen hij zijn gal kan uitspuwen. Hou ze in het gareel, besluit hij, die moslims bij jullie! Ja meneer, we zullen uw boodschap aan de Van Rooijs overbrengen. Maar nu eerst naar Langkawi, waarover de komende dagen meer.
PENANG / GEORGE TOWN (6): de Cheah-clan, Street art, koloniaal Penang
Je kan Chinese tempels bezoeken, maar een echt clanhuis is weer iets anders. Je had in Penang ooit die mekaar wreed bevechtende clans, zie onze vorige blog, maar de Cheah Kongsi (dat laatste woord betekent clan) vertelt een ander verhaal - dat van economische vluchtelingen, die allen vanuit het verpauperde bergdorp Sek Tong in het sociaal onrustige China van die dagen hun heil zochten in het opkomende Penang. Mensensmokkelaars kwamen daar niet aan te pas, ze kwamen met hun eigen jonken. De Hai San van Chung Keng Kwee nam hen onder hun hoede en door hard werk, eens te meer vooral in de tinmijnen, werkten ze zich op om als dankbaarheid een clanhuis te bouwen, inclusief huisgoden en een ruimte om mah-jong te spelen (een mysterieus spel waarvan niemand met zekerheid de origine kent).
Maar hoe dominant de Maleise Chinezen in Penang ook zijn, de stad heeft ook andere troeven. Waaronder, de laatste dertien jaar pas, een influx van originele Street art. Gewone murals, natuurlijk, maar de specialiteit van het huis zijn sculpturen van dunne stalen buizen - driedimensionaal werk dus, een ambacht van lokale mensen, doe het hen maar eens na. Actueel hangen er in de binnenstad 52 van die beeldhouwwerkjes die doorgaans de geschiedenis van de stad op speelse wijze weergeven. Alleen maar spijtig dat niet alle locals deze huisvlijt, die door toeristen gretig wordt gefotografeerd, kunnen waarderen: hier en daar hangen helmen van brommers over de sculpturen, foei, optreden burgemeester! Zoals men ziet wordt op foto 4 de clanoorlog van de 19de eeuw herdacht, maar in Love Lane, zo genoemd omdat vele rijke Chinezen hier minnaressen hadden gehuisvest, heerst een vrediger toon. Elders wordt de riksja herdacht - die bestaat nog, zijn het enkel voor lui toeristengebroed, je zal er geen Maleier meer zien inzitten. Fietsen, dat doen ze wel, maar die volslanke dame van onze foto kan toch beter niet op een eenvoudig Maleisisch rijwiel plaatsnemen. Jazeker, Penang kan nog een stad voor backpackers zijn, ze is zeker niet superduur. Maar ook niet belachelijk goedkoop (meer). De binnenstad mag dan al een gezellig ouderwets rommeltje wezen, George Town heeft ook een koloniale kant, vooral aan de haven, en die ziet er heel netjes en very British indeed vooral de gele Town Hall en de latere helderwitte City Hall. Na de dood van Queen Victoria werd er ook een staande klok geplaatst, ze staat er nog, in de buurt van Fort Cornwallis (dat wij links lieten liggen) en de Esplanade, waar aan een uitbreiding wordt gewerkt (maar het groene grasveld, indertijd een ideaal cricket-terrein, zal wel eeuwig blijven liggen).
Chinezen, oude Engelsen, wat Indiërs (die kolen morgenvroeg nog even aan bod): allemaal waar, maar Maleisië blijft natuurlijk in hoofdzaak een islamitisch land (al neemt niemand aanstoot aan al die andere geloven en culturen). En dus heeft de binnenstad ook een grote moskee (een nog grotere, moderne, staat 5 km buiten de stad). Hoe dan ook komen wij s avonds altijd graag terug in ons Campbell House, zonet hebben we er overheerlijk Italiaans gedineerd, al hebben we de voorbije dagen, zonder er ziek van te worden, elders in de stad toch ook vier Penangse, en licht pikante specialiteiten geproefd. Maar wat zien we om de hoek van ons hotel? Ook daar zon frivole sculptuur in staaldraad, het was hier vroeger zowaar de spionnenbuurt. Echt weer iets voor The Passenger, die morgen wel moet doorreizen naar zijn laatste Maleisische bestemming, maar nog een hele voormiddag aan het onuitputtelijke George Town kan besteden.
PENANG / GEORGETOWN (5): Penang Peranakan Mansion (alias The Green Mansion)
Cheong Fatt Tze, zie onze eerdere blog over The Blue Mansion, was natuurlijk niet de enige Chinese ondernemer die rijk werd in Penang. Tinbaron Chung Keng Kwee (1827-1901) - Raoul Hedebouw zou ook hem een graaizuchtige kapitalist noemen, die nooit belastingen heeft betaald - was in de 19de eeuw ook clanleider van de Hai San, die niet minder dan 4 oorlogjes uitvochten met de rivaliserende Quee Sin, het verhaal heeft veel weg van Scorseses The gangs of New York. Tot iedereen het beu werd en de Britse heersers nog het meest. Die brokerden een permanente vrede tussen de clans en omdat Chung ter zake de meest meegaande diplomaat was (hij had ook zelf de tussenkomst gevraagd van het Britse leger, dat zich normaal niet bezig hieldmet moordpartijen tussen spleetogen), werd hij door de Engelsen gepromoveerd tot Kapitan China en nog rijker dan hij toch al was. Rijk aan kinderen ook: Chung had er 16, bij 4 verschillende vrouwen. Dit huis is wel degelijk het laatste en grootste dat Chung betrok in 1894 (typisch: het behoorde eerder toe aan de Quee Sin), maar toch raakte het, ondanks al die kinderen, na zijn dood redelijk snel in verval (eens te meer droegen de bezettende Jappen veel schuld). Tot een moderne Baba (= een Maleier van Chinese afkomst, weet u het nog?) er in de jaren 90 brood in zag een langdurige restauratie te bekostigen. Hij liet de gevel groen schilderen om de concurrentieslag met The Blue Mansion aan te gaan, en op foto 2 zien we welke inspanningen de restaurateurs moesten leveren om het gebouw weer toonbaar te maken. Dat is voorbeeldig gelukt, zie de fotos hieronder - voor de gelegenheid alles beneden nog in nieuwjaarsjasje gehuld, of anders bereidt men zich al voor op Chinees Nieuwjaar. Wat verkiest u, de blauwe of de groene Mansion? Wij de blauwe, waar de eigenaars het iets minder commercieel aanpakken dan hier, dit is ook meer een museum dan een woonhuis. Maar beide panden verdienen natuurlijk een bezoek - met open mond zelfs. Vonden ook Charles & Camilla, toen nog prins en prinses van Wales, die The Green Mansion in november 2017 bezochten. Het spreekt vanzelf dat naast hun foto binnenkort een afbeelding van The Passenger, doorluchtig januari 2024-bezoeker, zal prijken.
PENANG / GEORGE TOWN (4): Penang Hill, Kek Lok Si Temple en high tea in Suffolk House
Onze tweede dag met een chauffeur, ditmaal ene Farzi, een voetbalfan die de Engelse Premier League en dus ook de beste Belgen goed kent, voert ons opnieuw ten westen van George Town. Allereerst naar Penang Hill, vanwaar je een mooi uitzicht over George Town zou hebben, ware het niet dat de zon vanmorgen verkeerd staat. Je komt boven via een moderne funicular, maar de geschiedenis van deze volwassen heuvel is bijna even oud als de stad zelf: stichter-kapitein Francis Light posteerde hier al verkenners in 1793, nadat het Napoleontische Frankrijk Engeland de oorlog had verklaard. Vele Engelse kolonialen zouden hem navolgen, ook voor klimatologische redenen, het is op de de Hill altijd 5 graden koeler dan beneden (je kan hier dan ook begeleide wandelingen ondernemen naar de overblijfselen van de Engelse koloniale villas, indertijd een verboden zone voor de inboorlingen). Een zon oud huis was Breaside, waarin sinds kort het Edgecliff Museum is gevestigd. De Engelse architect Miller bouwde het voor zichzelf in Art Deco stijl in 1937, zie hem en zijn vrouw aan de thee zitten op de foto binnen onze foto, maar lang plezier had hij er niet van: net voor de Jappen er waren, koos hij veiligheidshalve het hazenpad, richting Engeland, en hij zou nooit meer terugkeren naar Maleisië. Het huidige museum, opgetrokken na een langdurige renovatie (want zoals we al zegden: alles wat hier verlaten wordt en niet meer onderhouden, gaat heel snel in verval), toont aardige plaatjes, onder andere van dieren die pas in 2017 (!) op deze plek ontdekt werden en van een speciaal soort apen, met oranje (!) babys. Hadden we wel eens willen zien, maar zoals dat steeds gaat in een jungle: je hoort van alles (vooral zeer luidruchtige cicaden) maar ziet niets.
Zoals we vernemen van onze chauffeur was (ook) dit park wegens COVID-19 meer dan twee jaar (van maart 2020 tot april 2022) gesloten; ja, ook in Maleisië duurde het Corona-oponthoud langer dan bij ons. Nu is alles weer normaal (al zie je in heel Maleisië nog regelmatig mensen met mondmaskers rondlopen) en dat is een groot geluk, want de wandeling in het HABITAT-gedeelte van de heuvel is reuzeleuk, voor zover je niet geblokkeerd raakt achter een toergroep. Het fraai aangelegde parcours (Habitat is nieuw sinds 2018) loopt uit op een circulaire tree top walk, goed gedaan zij het minder spectaculair als FRIM bij KL), waar een gids zijn (Duitse) groep voorhoudt dat ze boven geen paraplus mogen opsteken tegen de zon, kwestie van niet door een windvlaag gevangen te worden en zoals Mary Poppins het luchtruim te kiezen (Duitsers kan je ook alles wijsmaken). Hoe dan ook: na deze knappe wandeling van meer dan een uur kom je uit op een plek waar een buggy je weer naar het vertrekpunt brengt, allemaal zeer goed geregeld. Penang Hill heeft ons van 10 tot 1 beziggehouden, het was goed besteed.
De tweede stop: Kek Lok Si Temple, het grootste boeddhistische complex van Maleisië en een van de grootste van de hele wereld (wij kunnen ons alvast niet herinneren in China zelf zoiets gigantisch te hebben gezien). De regering besteedt er geen ringgi aan, alles wordt gefinancierd door de grote Chinese gemeenschap van Penang en een van de grootste donoren, meer dan honderd jaar geleden, was Cheong Fatt Tze, die van de Blue Mansion gisteren. Er zijn beslist voldoende fraaie hoekjes in dit enorme complex, maar het nadeel is evident: als iedereen met geld er zijn deeltje wil bijbouwen, krijg je op den duur een onoverzichtelijke wildgroei, een mens wordt een beetje duizelig van dit overdreven gedoe (stel je voor dat er zelfs een kleine funicular, verborgen achter een gift shop, in zit om de gelovige (of toerist) naar het hoogste niveau te brengen). En wat liggen al die sigarettenpeuken op de grond te doen? Kan toch niet verenigbaar zijn met happy Buddha? Er wordt hier ook hard gewerkt en gerenoveerd, wat mogelijk iets te maken heeft met het op komst zijnde Chinees Nieuwjaar. Dan kan je hier ongetwijfeld op de koppen lopen.
Wij hebben nog een afsluiter verdiend. Die versieren we in Suffolk House, ooit nog een gouvernementsgebouw geweest, waar Stamford Raffles het plan bedacht om van Singapore een wereldhaven te maken. Ook dit pand, in de 19de eeuw in Georgian stijl opgetrokken, was in de 20ste eeuw tot een halve ruïne vervallen, maar gelukkig dook toen een erfgoedlievende koper op zodat Suffolk House in 2009 weer uit zijn as verrees. Het is nu een luxerestaurants geworden, waar je in de namiddag een echt-Engelse high tea kan consumeren, met alles erop en eraan. Voor ons een alternatief vroeg diner, hierlangs met die scones en clotted cream!