Belachelijk goedkoop is de Budget Inn van Sanderson, en dat komt omdat hij aan een Indiër (uit Mumbai) toebehoort. En die mens doet zijn best hoor, hoewel hij toch nooit meer dan een paar gasten kan krijgen die van Big Bend Natl Park komen, of er de volgende dag naartoe gaan. Zo krijg je, nog nooit meegemaakt, een schotel met snoep mee naar de kamer, en als wij vragen of hij suggesties heeft voor een diner in de buurt, zegt hij: niet nodig, mijn vrouw is net aan het koken, we komen dadelijk eten naar je kamer brengen, en het is niet spicy. Ja, ook goed, tijd gewonnen voor ons. Dadelijk wordt wel een uurtje later, maar goed, zo kennen we Indiërs. En het is naar Indische begrippen inderdaad niet spicy, maar voor Europese natuurlijk toch enigszins spicy. Enfin, te vreten, en ze willen er geen geld voor, maar wel een foto met The Passenger, vooral madam dan. Maar dat loopt uit op hopeloos geknoei met hun smartphone, lijkt nergens op. Wacht, zeggen wij, laat ons maar doen met de I-pad, dat zal beter zijn en we kunnen die fotos doormailen. Jaja, zegt Devpal, want zo heet hij, heel goed, maar ik lijk wel een aap. Ja, dat klopt, maar daar kan de fotograaf niets aan doen hé makker. Enfin, madam is maar wat blij dat ze nadien met The Passenger op de foto mag, al houdt Devpal, een creatieve geest, zo te zien iets te veel van schuine beeldhoeken. Waar we heel deze special treatment nu aan te danken hebben zouden we niet weten, tenzij het te maken heeft met het feit dat we bij het inchecken zegden dat we zelf al tweemaal in India zijn geweest, en volgende winter denken terug te gaan, wat Devpal meteen vertederde. Of anders is hij gewoon een beetje gek, en heeft hij zijn echtgenote, zo te zien toch veel jonger, onlangs op een vrijdagse markt gekocht.
Bevinden we ons ineens in Mexico? Toch bijna. Het enige nationaal park van Texas ligt vlak tegen de grens van de staat Chihuahua (waar de drugsbendes baas zijn) en dat merk je maar al te goed in de grensplaats Presidio, waar om 8 hr am al een file staat aan de grenspost, en wij een ontbijt nuttigen in El Patio Café tussen allerlei Mexicaanse hoeden (de baas kent maar een paar woorden Engels). Wel een prima omelet! Daarna leidt een very Scenic Road (dat was lang geleden) naar Big Bend State Park, waar we Fort Leaton bezoeken. Een huis waar scalphunters en Indianenkillers thuis waren in de 19de eeuw, het exemplaar op de foto komt in aanmerking voor een bijrolletje in een remake van No Country for Old men. Maar de naam gaat terug op de eerste eigenaar, Benjamin Leaton, die een heus Adobe Fort bouwde voor zijn familie teneinde hen te kunnen beschermen tegen de Indianen (geen wonder dat die uit waren op het vel van premiejagers, waarvan Leaton er ook een was). Wat verder volbrengen we W32, Hoodoo Trail (30 min). Een hoodoo is een paddestoelachtige rots, uitgesleten door weer en wind, zoals op de foto te zien. En daarachter ligt de Rio Grande, die hier helemaal niet zo grande is, maar wel de grens vormt tussen Amerika en Mexico. We volgen de river road gedurende 80 km, maar geen muur te zien. Hoe zit dat, Donald? En ook geen dieren, al worden we op borden gewaarschuwd voor ratelslangen, beren en bergleeuwen, toe maar al. Het State Park is mooi genoeg, maar slechts het voorgerecht voor Big Bend National Park. Inderdaad, machtige panoramas over een woestijngebied dat ver naar het zuiden (in Mexico) en het westen (in New Mexico en Arizona) doorloopt. Doet ons altijd denken aan die in Houston woonachtige Amerikaanse (jij kent ze, Dre, ik doel op de eerste mevrouw Weijburg) die ons ooit zegde dat er geen woestijnen in Texas waren. Domme konte, vast nooit verder buiten geweest dan de Shopping mall van Houston. De sterattractie van dit park is de St Elena Canyon, maar de wandeling in de kloof laten we toch maar aan jongeren over, want die begint met een steile klim die er bovendien glibberig uitziet (we zien er net iemand schuivend afkomen). En dat met versleten stapschoenen? Niks van, no country for Old men! Wel maken we in de buurt de gemakkelijke Tuff Canyon Overloop Trail (W33, 30 min) en het afdalen in die kloof laten we ook graag aan de volgende generatie over. Wij zullen wel naar de rode cactussen kijken! Mooi gebied, maar na nog wat fotos onderweg moeten we het voor bekeken houden als we net voor de duisternis Sanderson, onze overnachtingsplaats, willen bereiken. Dat lukt net niet omdat we eerst worden afgeleid door dieren onderweg. Twee herten die zo beleefd zijn niet vlak voor onze wielen over te steken, en twee roadrunners die dat wel doen maar zo gezwind snel dat we ze niet raken. Bekend van de tekenfilm, maar beep beep hebben we ze toch niet horen zeggen. De tweede afleiding vergt stoppen, het is een controle van de Border Police. Geen muur, maar dus toch controle. Ze doen dat wel slim: ze vragen je paspoort en daarna vragen ze je naam en geboortedatum, om te zien of je dat document niet gestolen hebt. Als ze beseffen dat ze met The Passenger te doen hebben, mogen we natuurlijk meteen doorrijden. Waarna we om 6.20 pm het boerengat Sanderson bereiken, en deze eenvoudige Budget Inn is veruit de goedkoopste van heel die 3 maanden Amerika. Maar niettemin een verrassende en aangename ervaring, zie naschrift met fotos.
AMERIKA 2019: Marfa, TX (3 en slot), Public art en snelwegpoezie
Hebben we al gezegd dat je in Marfa uitstekend kan eten? Zoals in ons ontbijtstekje, El Camino Café, heel origineel ingericht, en met jazzmuziek op de achtergrond (van een antieke platendraaier, smakelijk!). Wel slecht nieuws voor verstokte viseters, waartoe wij deze reis ook hoofdzakelijk behoren. Maar we zijn flexibel en in Texas eet je Mexicaans, of anders varken of steak, en met name The beef is bijzonder goed, net als de crème brulee. In restaurant La Venture toch, waar we tweemaal dineren. Maar je bent in Marfa voor de kunst, en Public art is er ook, pal naast de hoofdweg. We parkeren onze witte sportieve Nissan Altima over een merkwaardige installatie van een ondernemende rancher, die zeker Hollywoodambities heeft. Er staat zelfs een muziekinstallatie die Country and Western speelt, heel de dag door. De runderen zullen hier nog al swingen! En intussen dendert om het uur een bloktrein met containers voorbij, richting westkust (die trein rijdt overigens midden door Marfa). Echte kunst is er langs de Highway ook, al moet je daarvoor wel 40 minuten US 90 volgen. Daar staat, eenzaam in de woestijn, Prada Marfa, effectief een Prada shop en een geintje van de vrolijke Scandinavische flurken Elmgreen & Dragset. De eerste dag na de installatie in 2005 werd de winkel meteen opengebroken en leeggeroofd, sindsdien staat er een camera op het dak. Alleszins een leuk statement van onze favoriete holebis, want wat kan de zin zijn van een dure luxemerkenwinkel in de leegte, en een commissie van het hippe Ballroom Marfa, die in de stad ook een galerie heeft. Daarin deze winter twee installaties van de Braziliaanse Solange Pessoa, maar zo bijzonder vinden wij dat toch niet, ook al is er naar verluidt een relatie met het West-Texaanse landschap. En de moderne kunst in de AYN Foundation staat ons nog minder aan (van een Mexicaanse lelijkerd en van Andy Warhol, maar het betreft zijn minabele Laatste Avondmaalreeks, die we elders al eens zagen). Nu, dat geeft niet, we zagen met Donald Judd in drie schuifjes en Dan Flavin hoogwaardige kunst genoeg in dat merkwaardige Marfa. Het is nog maar 3 hr pm en we kunnen pas om 5 hr pm dineren, dus installeren we ons op een zonnige bank met Doctorows Ragtime (zeeeer goed, zij het niks te maken met Texas). En lopen nog eens dat gerechtsgebouw binnen, want daar is een WC. Waarbij we ineens opmerken dat die ronde balustrade net zo goed een kunstwerk van Donald Judd had kunnen zijn, of beginnen we nu te hallucineren en overal Judd-structuren te zien? Niets mis met de zonsondergang aan de spoorweg in de stad, en The Passenger op naar verdere avonturen. Alleen vragen we ons af wanneer we nog eens een kundige fotograaf gaan tegenkomen (te veel lucht, oen!).
Donald Judd, hij weer, stond ook aan de basis van de Chinati Foundation, die in 1987 opende, en wel op de terreinen van Fort Russell, een voormalige legerbasis tot en met WO2. In de grote barakken, die Judd aanpaste qua dak en vensters, zie je nog Duitse instructies (Eintritt Verboten!) en dat is te wijten aan het feit dat Duitse krijgsgevangen hier in de tweede Wereldoorlog opgesloten werden (je vraagt je toch af welke, de moffen waren toch niet actief aan de grens tussen Amerika en Mexico? Of bracht men ze van Europa naar hier, nee toch?). U moet ons maar op ons woord geloven want zoals we al wisten mag er binnen niet gefotografeerd worden, men is er als de dood voor dat er schade zou verwekt worden aan de 100 boxen uit Mil aluminium die Judd hier in twee loodsen opstelde (sommigen zijn sowieso beschadigd, door het transport van Connecticut naar Marfa, Mil Alu is heel kwetsbaar materiaal, maar reflecteert meer dan gewoon aluminium). Niet zo erg hoor, want je mag wel van buiten naar binnen fotograferen. Dat verwekt dan wel nog meer reflectie, maar daar het Judd toch al om reflectie te doen was, cfr zijn materiaalkeuze, lijkt ons dat veroorloofd. Inclusief zelfs een passengerskop. Je moet natuurlijk een fan van minimalisme zijn, maar wij vinden deze ruimtes geweldig. Alle boxen hebben dezelfde buitenafmetingen, maar van binnen zijn ze allemaal anders. Zoals stenen in de natuur. Om het verband tussen Judds kunst en de natuur beter naar waarde te schatten, kan je buiten ook een vijftiental betonnen constructies van Judd bekijken, die een heel subtiele band met de omliggende woestijn aangaan. Ja, minimalisme en natuur, 1 strijd, niet enkel voor Agnes Martin (zen) en Ellsworth Kelly, maar ook voor Judd. En ook voor Dan Flavin. Je hebt hier eveneens een aparte reuzeninstallatie van Robert Irwin, helaas gesloten vandaag (Chinati huldigt erg vreemde openingsuren, die verschillend zijn per gebouwenreeks), maar het is toch de lichtmeester die hier naast zijn vriend Judd vooral de dienst uitmaakt (al heeft Chinati op een ander adres ook een grote John Chamberlain-hangar, maar geen haar op ons kortgeknipte hoofd dat eraan denkt daar apart voor te betalen, want wij hebben een hekel aan die destructieve plaatslager). Ook in de zes kleine loodsen die werk van Flavin bevatten mag je officieel niet fotograferen (absurd!), maar omdat er geen suppoosten in alle loodsen staan (besparingen?) en wij niet van het type zijn dat stopt voor een rood licht in de woestijn, kunnen we hier onze gangen gaan. Heeeel knap werk van Flavin, wat doe je al niet voor een vriend die zijn dochter Flavin doopte. En eigenlijk in het echt nog stukken knapper dan wat een I-pad camera kan weergeven. Denk ook niet dat het zomaar wat lichtbuizen zijn. Als je de hele reeks doorloopt besef je dat er een links/rechts structuur in de opeenvolging van al die schuine lampen zit, net als in het kleurgebruik. Zoals in de kosmos misschien, al heeft Flavin volgens ons toch minder binding met de natuur dan vele van zijn minimalistische bloedbroeders. Anderzijds: Marfa staat ook bekend voor de zogenaamde Marfa Lights, vreemde lichtbundels die volgens vele observators van buitenaardse oorsprong zouden zijn. Tuurlijk niet, wetenschappers bogen zich over het verschijnsel en kwamen tot de conclusie dat het met de concentratie van koplampenlicht op Highway 90 te maken had. Daar spreekt tegenover dat het fenomeen pas in 1983 voor de eerste maal werd waargenomen. Een geintje van Flavin, toen nog volop actief?
Marfa, een onooglijk stadje in West-Texas op 1400 mt hoogte (en dat voel je aan de temperatuur, leve de nordic sweater), is nooit het centrum van de wereld geweest, maar het heeft wel een mooi gerechtsgebouw, waarin je kan opstijgen naar de koepel. Wel de vensters dichthouden, of je komt er nooit meer uit! Van grootse panoramas is geen sprake, maar je ziet aan de einder wel de bergen van Big Bend National Park, vlak aan de Mexicaanse grens, waar wij zaterdag een dag in vertoeven. Die bergjes zijn uitgedoofde vulkanen, maar kleine aardbevingen komen hier nog wel voor (zelfs twee recente, in 1995 en 1998). Lang heeft de luchtmacht van het leger hier een basis gehad, en zo komt het dat Marfa ook een theater heeft, vroeger heel populair (het enige tussen El Paso en San Antonio, dat is een afstand van 800 km), maar nu nog maar zelden in gebruik. Ja, er is nog een deftig stadshotel (wij hebben er vanavond gegeten, maar verblijven in een Inn aan de rand van het stadje) en enkele goed onderhouden kerken, maar even vaak zie je verval zoals op foto 9, en het is maar goed dat we in Fort Worth naar de kapper zijn geweest, want de enige Barber shop van Marfa is permanent gesloten. En die aftandse fabriek van foto 11 zal ook niet veel meer produceren. Maar wie komt daar aangesloft met de fiets aan de hand? Sam, onze gids voor de Donald Judd Foundation.
Donald Judd, toch een van de groten van de 20ste eeuw, is de enige reden dat Marfa nu nog op de kaart staat. Hij werd in 1928 weliswaar in een provinciegat van Missouri geboren, maar hij kende de woestijn van West-Texas en toen hij als kunstenaar in New York net als zijn bloedbroeders Dan Flavin (Judd noemde zijn dochter naar hem), Frank Stella ed altri doorbrak, verlangde hij terug naar de rust van de SouthWest. En die vond hij in Marfa, dat net door het leger verlaten was en dus veel leegstand kende, en daardoor erg lage prijzen. Judd kocht tal van vervallen huizen op en installeerde er zowel zijn woonhuis en zijn studios, als zijn bibliotheek (13000 boeken groot) en kunstcollectie. De Foundation, geleid door Judds kinderen, is van het strenge soort. Fotografie verboten en vrij rondlopen kan ook al niet, je komt er enkel in via een vooraf gereserveerde rondgang met een gids(e). Interessant is het wel, omdat de groepjes klein zijn (amper 5 deelnemers maar het is ook geen hoogseizoen nu) en je dus veel vragen kan stellen. Het omgekeerde gebeurt ook. Sam wijst op twee werken van Theo Van Doesburg en vermeldt Judds belangstelling voor DE STIJL. Spreek ik dat goed uit, vraagt ze ons. Nee meisje, wij zeggen niet de SCHTIJL. Judd bezat natuurlijk vooral werken van mede-minimalisten (al maakte hij bezwaar tegen die term) maar bv ook 2 kleine etsen van Rembrandt, niet voor één gat te vangen dus. En onder zijn boeken (vooral over filosofie en kunst) ontwaren we ook een boek over Lee Ufan, voor ons en alle anderen toch eerder een 21ste eeuwse kunstenaar, maar Judd volgde hem dus al in zijn jonge, onbekende jaren. Boeiend is eveneens dat je hier veel schilderijen van Judd ziet, die je nooit in een officieel museum terugvindt. Hij schilderde maar 8 jaar, van 1956 tot 1964, en gaf zelfs snel de verf op toen hij driedimensionaal ging, maar het is boeiend zijn evolutie te zien van modieus abstract expressionisme naar een strakke geometrische stijl die zijn ruimtelijk werk aankondigt. Heel straf ook dat de verticale structuur van vele van Judds rijpe sculpturen gespiegeld wordt in de horizontale gangen van zijn studio, het lijkt wel of je in een neergelegd beeldhouwwerk rondloopt. Die huizen bestonden natuurlijk al, maar Judd paste ze aan naar zijn behoeften. Het beste Vb daarvan in wat vroeger een bank was die de deuren sloot toen het leger verhuisde. Judd zette een leuk opschrift boven de deur (Clemence was zijn 2de voornaam, architectuur was zijn eerste liefde) en behield de gevel, maar brak binnen de pompeuze marmeren trap af om die te vervangen door het kiekentrapje dat je vroeger in Adobe huizen van West Texas en New Mexico aantrof. Want daar hield Donald van, zodat hij rond zijn woonhuis ook een lage adobemuur optrok. Al bij al besluit je na deze twee rondgangen (1 uur in het woonhuis, een ander uur in de studios): ja, Judd was een grote meneer, met merkwaardig veel eruditie en heel veel conceptual continuity, zonder nochtans een even grote one trick pony te worden als sommigen van zijn vrienden, zoals Josef Albers. De soevereine vorm was Judds ding, maar de relatie met architectuur maakt hem speciaal, en in Marfa kan je dan ook vele schetsen zien voor bouwprojecten waaraan Judd werkte. Jammer dat velen daarvan nooit zijn gerealiseerd omdat de kunstenaar in 1993 gediagnosticeerd werd met een vergevorderde agressieve kanker, die hem enkele maanden later velde. Enfin, tot zover onze Donald Judd-dag, al krijgt die morgen zeker een vervolg in de Chinati Foundation, die door Judd werd gesticht als een ideaal voorbeeld van een Public art museum. Alleen mag, dat weten we nu al, ook daar niet gefotografeerd worden, ze vinden hier werkelijk dat kunst op ernstige wijze bekijken niet kan samengaan met fotografie. Wat een onzin. Kunst ervaren is niet hetzelfde als naar de kerk gaan, en fotografie is ook een kunst, zeker de onze! Maar goed, we zullen moeten luisteren, en eigenlijk is dat maar goed ook want fotos verkleinen voor onze blog duurt hier dermate lang dat we beter wat minder fotos hebben. En wat Marfa betreft: hoe langer je er rondloopt, hoe meer je ervan begint te houden. De cavalerie komt weliswaar niet meer langs zoals op die oude foto, maar het heeft op den duur allemaal wel iets, zij het geen instant appeal.
AMERIKA 2019: Fort Worth, TX (5): Museum of Modern Art, deel 2
Ja, dit Museum of Modern Art is een prachtplek, maar je moet de gelegenheid krijgen het ook in de duisternis te kunnen bekijken. En zowaar, het is op dinsdag tot 7 hr pm geopend, zodat we eerst kunnen gaan eten in het hippe Café Modern in het museum (het is meer drinken dan eten, een wine pairing van 3 soorten) en vervolgens nog een half uur over de verduisterde reflectievijver kunnen uitkijken. Maar waar komt dat blauw licht vandaan? Van het meest spectaculaire kunstwerk in Da House, in situ geïnstalleerd door Jenny Holzer, die iets soortgelijks in Bilbao deed. Dit is NOG indrukwekkender, omdat de blauwe letterstroom doorloopt over het water van Andos vijver. Moooooiiii! Jazeker, kunst mag zintuigelijk mooi zijn, maar dit is niet de oubollige schoonheid waar Peter De Roover op doelde (we raken onze verontwaardiging over die interventie op een De Afspraak op Vrijdag maar niet kwijt). Bovendien is het relevante kunst, wij zien er de onstuitbare woordenbrij van our digital times in. Maar uiteraard biedt dit museum ook gelegenheidsexpos, ttz nooit meer dan een, maar als we het archief zo eens navlooien altijd een spectaculaire. En ook telkens een focus-artiest in het zonnetje. De grote expo is deze winter afkomstig van Robyn ONeil en heet We, The masses. Bijzonder! Deze ons onbekende dame werkt met grafiet en het grootste gedeelte van deze show verbeeldt een apocalyptisch verhaal, met verwijzingen naar de bijbel (Ark van Noe) en andere kunstwerken (zoals de doeken van Friedrich of de woodcuts van Hokusai), en het is duidelijk dat het slecht zal aflopen voor de mensheid. Toch niet zo erg, als we de grafsteen die ONeil voor zichzelf al heeft klaarstaan mogen geloven. Een dame met veel meer talent dan onze Vlaamse tafelspringer-met-houtskool waarvan we de naam even kwijt zijn. Ha ja, Rinus Van De Velde. Hoe kom je nu op zoiets? In het geval van ONeil heeft een jeugdtrauma er zeker mee te maken. De zesjarige Robyn woonde met haar ouders net in Houston, toen een zware orkaan de stad half blank zette. Het ouderlijk dak werd eraf geblazen, en de familie moest zich schuilhouden in de badkuip. Tja, dan kom je later wel eens op apocalyptische gedachten. Al schrikt nacht en ontij de volwassen ONeil niet af hoor, we lezen dat haar hobby ...stormchasing is. Hoe boeiend dit ook was, toch worden we steeds weer naar dat Kind of blue (meerzinnige titel!) van Holzer gedreven. Fraai, heel fraai, gelijk van uit welk standpunt je het bekijkt. Niettemin mogen we de focus-artiest ook niet vergeten. Dat is Martine Gutteriez, de dochter van een Amerikaanse moeder maar Guatemalteekse vader. Zo te zien iemand die veel van Cindy Sherman heeft opgestoken, al lijkt zij meer met gender issues bezig te zijn. Je denkt van ver dat ze tussen andere levende mensen staat, maar nee hoor, het zijn paspoppen. Goed werk, dit meisje lijkt ons een mooie carrière tegemoet te zien (ze zat trouwens in de curatorexpo van Venetië 2019). Nog even buiten kijken, ach, is het niet mooi, en dan zit kunststad Fort Worth er op. Om plaats te maken voor DE kunststad van West-Texas, Marfa. Alias Donald Judd-city.
AMERIKA 2019: Fort Worth, TX (4): Museum of Modern Art
Intussen zijn we in West-Texas, na een rit van 8 uur eneenhalf, van 9 tot 5.30 pm, inclusief een stop voor een snel ontbijt in een Jack in The Box onderweg, twee tankbeurten en talloze plaspauzes. Ja, Texas is groot, en een vervelende rit door lege landschappen (enkel als we Marfa naderen wordt het interessanter) wordt toch een heerlijke ervaring via onze muziekspecials van Frank Zappa en Neil Young. Zoals we verwacht hadden is de WiFi in Marfa, gelegen in de woestijn, aan de zeer trage kant, maar gelukkig hadden we de 36 laatste fotos van Fort Worth gisteravond al verkleind via de zeer snelle WiFi van ons urban appartment daar. We zullen ze maar separaat doorsturen, om de file niet te zwaar te maken. Het Museum of Modern Art van de stad mag dan al geen idee van een zakenman zijn, men wilde toch niet achterblijven bij die knappe architecten van Carter en Kimbell. En dus contacteerde men Tadao Ando, de fantastische Japanner van o.a. Naoshima, en dichter bij huis de Langen Foundation in Neuss. Van buiten is de imposante vortex van Richard Serra indrukwekkender dan het gebouw, maar van binnen: hola! Leve de reflectievijver trouwens, later zal blijken waarom. GEWELDIGE vaste collectie hier, we geven ze weer zonder rangschikking omdat het simpelweg allemaal meesterwerken zijn die in mindere musea nr 1 zouden kunnen zijn. Eerst een afbeelding doom & gloom, met Anselm Kiefer, Robert Motherwell & Andy Warhol. Van Kiefer zijn er nog twee andere werken hier, maar dat gevleugelde doek scheert de allerhoogste top. Ja, literatuur is belangrijk, maar met loden vleugels kom je niet ver en al zeker niet als je in een gesloten bunker staat opgesteld. Motherwell en zijn eeuwige Spaanse burgeroorlog past hier ook uitstekend, en als je uit de lift naar boven komt zie je wat op foto 5 staat: een duivelskind van dear Andy, een wonder van geïnspireerde opstelling. Wij kennen maar twee musea waar ze dat evengoed kunnen: Louis Vuitton in Parijs en het Guggenheim in Bilbao. Volgen 6 abstract-exptessionistische zwaargewichten: Adolph Gottlieb, Mark Rothko, Philip Guston, Jackson Pollock, Morris Louis, Joan Mitchell. Allemaal top, rangschik ze zelf. Als figuratief expressionist zou die ene Bacon er natuurlijk ook bij moeten, maar Bacons zitten altijd achter glas wat ze fotograferen zonder reflectie onmogelijk maakt. Ook zeer op snee zijn de minimalisten, met Ellsworth Kelly & Donald Judd op kop. Maar ook Agnes Martin, alleen kan een I-pad camera haar twee prachtdoekjes niet aan, omdat er te weinig opstaat. Zen - tablet: 1-0. De pop art-artiesten worden prima vertegenwoordigd door Warhol, niet enkel met zijn groen zelfportret maar ook met een hele resem Marilyns aanwezig, Lichtenstein en vooral Ed Ruscha, maar helaas mag zijn gasstation niet gefotografeerd worden, omdat het een langdurige bruikleen van een privé-collectie betreft. Dan moet Richard Hamilton maar de meubelen redden met zijn naar een foto gemaakt doek dat de arrestatie van Mick Jagger in 1967 wegens drugsbezit voorstelt. Iets van voor WO2 mag er hier niet in, maar een werk van de stokoude Picasso kan dus wel. Het is zowaar een van de besten uit die periode van PP, lang niet slecht voor een vitale 80-jarige. Dan twee boeiende maar weinig bekende vrouwen: Julie Bozzi & Laurie Simmons. De eerste deed straffer dan wij: ze maakte een hele rondrit van de USA, van California naar Maine, van Maine naar het Zuiden, en van het Zuiden weer terug naar haar thuisbasis. En ze constateerde meer gelijkenissen dan verschillen, meer bepaald in het ...eten. En daar maakte ze een hele kamerinstallatie van, van ontbijt tot dessert. Geestig. Maar ook relevant, want het is waar dat elke Amerikaan zich in de eerste plaats Amerikaan voelt, ook al is er een groot verschil tussen Lingo en klimaat van noorderlingen & zuiderlingen. Simmons houdt eerder van satire, meer bepaald gericht tegen haar eigen kooplustige sekse. Ook dat is geestig. En afsluiten mag Martin Puryear, die dit jaar nog als oud baasje het Amerikaans paviljoen in Venetië mocht volstoppen. Zijn ladder is niet die van Jacob, maar opgedragen aan Booker Washington, een eermalige zwarte leider die volgens vele kleurgenoten echter niet radicaal genoeg was. Is zijn ladder daarom niet beklimbaar tot de top? Of wil Puryear aangeven dat er voor zwarten altijd een Glass ceiling zal zijn? Onduidelijk, maar dat geeft niet, sterke kunst is wel meer poly-interpretabel. Maar met 1 blog kunnen we niet volstaan voor dit prachtmuseum, dat nochtans niet eens zo groot is. Kan je nagaan hoe kwalitatief de inhoud ervan is.
AMERIKA 2019: Fort Worth, TX (2): Amon Carter Museum, vaste collectie.
Amon Carter, die brave industrieel/filantroop, wilde een museum van Amerikaanse kunst maken, en iets anders zie je hier dan ook niet. En ook geen abstract expressionisme, daar had Carter op zijn oude dag geen voeling mee. Maar wat een klasse voor de rest. We lopen er chronologisch via 18 fotos doorheen. Frédéric Edwin Church, een oude bekende (zie ons bezoek van zijn Olana-huis aan de Hudson eind september), was ons inziens beter dan zijn mentor en leermeester Thomas Cole, en ook beter dan overachiever Bierstadt als u het ons vraagt. Niemand die het paradijselijke New England beter heeft geschilderd dan Church, of het moest de wat manieristische Sanford Robinson Gifford zijn, wie zou in zo een landschap niet willen wandelen, met of zonder deerne? Een buitenbeentje was Martin Johnson Heade, die de kust van Rhode Island dermate dreigend weergaf dat zijn tijdgenoten niet wisten wat ze ermee aanmoesten (maar voor ons is het een ontdekking). En dan sluiten we de 19de eeuw af met de onvermijdelijke George Inness, voor wie wij een boontje hebben. In het begin van de 20ste eeuw maakte Frédéric Remington grote sier. Van hem houden we niet, maar die koddige grisaille die moderne tijden aankondigt mogen we wel. Terwijl Remington in zijn New Yorkse studio het wilde westen bezong, vertoefde Charles M. Russell echt in Montana, waar hij een deel van zijn leven te paard, en een ander deel achter zijn schildersezel doorbracht. Het vertoonde doek is de dynamische weergave van een cowboylegende waaraan we niet te veel geloof moeten hechten, maar leuk is het wel. Volgt de onvermijdelijke Georgia OKeeffe, waarvan hier veel uitstekend werk voorhanden is, ergo 3 fotos. Niet voor niets is zij tegenwoordig Top of The Bill qua duurst betaalde vrouwelijke kunstenares (enkele jaren geleden veilde Christies een doek van haar voor 44 miljoen dollar aub). Marsden Hartley, die het Mexicaanse landschap mooi kon weergeven, mag er ook bij, en dan komen natuurlijk de precisionisten, zowel Charles Demuth als Charles Sheeler hebben wij altijd uitstekende schilders gevonden. Net als die unieke Grant Wood, die een legende over George Washington op geestige en licht-surrealistische wijze navertelt. En ook Stuart Davis was een van de beste Amerikaanse schilders van de 20ste eeuw, en zeer veelzijdig bovendien. John Rogers Cox is minder bekend, wij kenden hem zelfs helemaal niet, maar zijn Grain Farm is een heel knap, verontrustend doek, dat grote eenzaamheid uitdrukt en vast beïnvloed werd door de Grote Depressie in de Mid West die de schilder van huis uit kende. George Morrison kenden we ook niet, maar deze halve Indiaan maakte met New England een houten werk dat gezien mag worden en overigens helemaal uit houtsoorten van New England is samengesteld. En tenslotte viel ons nog op, als enige 21ste eeuwer, Susie Rosmarin, met een mooi Op Art werk. Een heel knap museum, dat Amon Carter, maar er volgt meer. Dat meer ligt onder de horizon van de laatste foto, want Carter bedong met de stad dat het uitzicht op Fort Worth vanuit zijn museum nooit mocht bezoedeld worden door een hoog gebouw. De huidige curators plaatsten er wel een totem van Henry Moore naast, maar verder wordt aan Carters erfenis niet getornd, en maar goed ook.
AMERIKA 2019: Dallas in a flash, Fort Worth kunststad, Amon Carter Museum (1)
Dallas! We liepen als student steeds de leefkamer uit toen moeder naar dat ellendige feuilleton aan het kijken was, wat zouden we er nu dan willen verblijven (ofschoon Dallas ook een kunstdistrict heeft, maar het is maandag dus alles is toch gesloten). Neen, wij houden het bij een stop van een uur aan de Reunion Tower, waar je op kan met een snelle lift vanuit het poshy Hyatt Regency Hotel (waar wij nooit zouden willen verblijven, het is smakeloos, zoals veel in cowboystaat Texas smakeloos is). Ja, mooi uitzicht, maar we zijn blij dat we onze nordic sweater in Miami niet weggeschonken hebben aan een bedelaar, want we kunnen hem hier weer erg goed gebruiken. Die brutale temperatuurschommelingen in Amerika, dat is me toch wat. Gisteren 24 graden in Houston, vandaag 9 graden in Dallas, en een ijskoude wind op de koop toe (en zware regen tussen Houston en Dallas, wat toch een 4-tal uur rijden is). Boven op de toren krijg je overigens ook een hele uitleg over de moord op JFK in 1963 via een getuigenis van een lijfwacht. Lee Harvey Oswald zat in het middeleeuws aandoende bruine gebouw linksonder op foto 1, t is maar dat u het weet. Over die brug van Calatrava op foto 3 karren wij daarna snel door naar Fort Worth, iets kleiner dan Dallas (toch nog 800000 inwoners) en 50 km westelijker, wat de superrijdag van woensdag iets korter maakt.
In Fort Worth verblijven wij in een zgn urban appartement, met niks geen receptie, je ziet er eigenlijk geen mens. Maar STAY ALFRED, de organisatie waarvan wij huren heeft zijn zaakjes goed op orde. We hebben omstandige digitale instructies bekomen qua free parking en hoe de sleutel te bekomen (alles met codes) en vinden ons ruime appartement zonder moeite. Er staat een welkomskaartje, de TV staat zelfs aan (wie heeft dat gedaan? Je ziet zoals gezegd geen mens en niemand komt de kamer doen) en er is een hele ingemaakte keuken inclusief een ijskast waarin je een paard zou kunnen wegstouwen, maar wij zetten er enkel ons flesje water in. Koffie maken doen we hier wel zelf, maar verder is ontbijten mogelijk in de buurt, en dineren in een gezellig Tex Mex restaurant (spicy!) dat vol zit met getatoeëerde vleesklompen. Over de deur ligt tevens een groot winkelcentrum, en in dat Montgomery Plaza bevindt zich ook een Rock n roll kapperszaak. Haha, prijs, dat hadden we nu net nodig, een prima tijdsbesteding voor dinsdagvoormiddag want voor 10 hr moet je niet buitenkomen (het was namelijk -10 Celsius vannacht, en het duurt lang voor de plus 10 bereikt wordt - hé ja, Noord-Texas is Miami niet, het is zelfs Zuid-Texas niet). Met kortgeknipt kopje, klaar voor de zomer in Costa Rica binnenkort, begeven we ons dus naar de museumwijk (gezien de koude toch maar met de auto, al is het maar anderhalve kilometer van ons appartement), waar drie kunstmusea met mekaar in vriendelijke concurrentie verkeren. Het oudste: Amon Carter Museum, vernoemd naar een grootindustrieel die oiv goede vrienden (zoals de zingende Cowboy Will Rogers) veel kunst collecteerde en voor zijn dood een eigen museum commissioneerde, dat hij zelf nooit zag maar dat in 1961 de deuren opende. En wat voor deuren! Architect ter zake: Philip Johnson, wiens Glass House we in oktober in Connecticut nog bezochten. Schitterend gebouw, met eens te meer veel glas en doorkijkjes alom naar de buitenwereld, terwijl ingenieuze lichteffecten het interieur opvrolijken. Klein van buiten en groot van binnen, knap architect hoor, die Johnson. En er is bovendien veel in te zien. Zoals een bijzonder goede foto-tentoonstelling van Gordon Parks, de eerste Afro American die door een blank tijdschrift (Life) in dienst werd genomen. Parks was nochtans als arme luis begonnen, zijn eerste camera kocht hij in een pandjeshuis. Zoals meestal is het meeste niet fotografeerbaar wegens reflectie maar de 3 fotos die we konden maken tonen overtuigend de klasse van Parks aan. Veel aandacht voor de, vooral, zwarte medemens, maar ook een aas in compositie, hij aarzelde ook niet taferelen in scène te zetten om zijn foto te verbeteren, een artiest in de dop was het. Het gebouw zelf blijft evengoed onze gemoederen beroeren, en laat bovendien de vaste collectie ook nog de moeite waard lonen. Waarover meer in de volgende blog.
AMERIKA 2019: Fort Worth, TX (3): Kimbell Art Museum
Meneer Kimbell was ook een rijke industrieel, en hij wilde niet achter blijven bij grote roerganger Carter. Dus maakte ook hij werk van een museum om zijn rijke collectie in onder te brengen, en daar hoorde eveneens een grote architect bij: Louis Kahn, die vooral in Chicago naam maakte, onder andere met een overheidsgebouw van glas waarin de bedienden in de zomer zowat gebraden werden, want het gebouw dateerde van net voor het moderne airco-comfort. Toen de werknemers zich daarover beklaagden reageerde Kahn laconiek met een: klachten over mijn gebouw? Get another job! Hé ja, macho-architecten, zie ook Frank Lloyd Wright, daar had Amerika geen gebrek aan. Zijn gebouw voor Kimbell bevat helemaal geen glas, maar het is wel een iconisch voorbeeld van Amerikaans modernisme, zowel van buiten als van binnen heel opvallend. En mooi gecompleteerd door binnenpatios, waarop beeldhouwwerken van Maillol en anderen. Over de collectie zijn wij nochtans niet zo enthousiast. Ja, er zijn knappe Assyrische Friezen en Aziatische beelden, en ook prima doeken van Bonnard, Ensor, Turner, Munch, Mondriaan & Gerrit Dou, alsmede een fraaie sculptuur van Modigliani, maar er is ook iets te veel tweederangswerk van grote namen als El Greco, Velazquez, Rembrandt en zelfs Caravaggio, al is een Caravaggio - een jeugdwerk, en dat zie je - in Amerika best wel een aardigheid. Helemaal belachelijk is die ene Michelangelo die ze hebben: een verleiding van Antonius, gebaseerd op een ets van Schongauer, die Buenarotti naar verluidt vervaardigde toen hij...12 was. Wel, het is er aan te merken, al willen we niet beweren dat wij beter konden toen we die leeftijd hadden (wij lazen toen Suske en Wiske en de Texas Rangers!). Nu, ook na de dood van Kimbell in 1964 boert dit museum goed. Zo goed dat er in 2006 een tweede gebouw bij kwam, en weer van een grote architectennaam: Renzo Piano. Daarin vinden de gelegenheidstentoonstellingen plaats, en in deze winter is dat Renoir: The body and The Senses. Wij kopen er volledigheidshalve een kaartje voor (de vaste collectie is gratis), maar niets aan te doen: wij vinden aan heel die Renoir niets aan, en al zeker niet aan zijn Rubensachtige naakten. Robert Hughes boude kritiek op Renoir was terecht: veel te flou, te wollig, te koket, kortom: niets voor ons. Zodat het enige interessante gedeelte van deze expo voor ons Renoirs Legacy is. Want ja, Hughes en wij mogen zeggen wat we willen, Renoir had in zijn tijd veel bewonderaars. Waaronder ook Matisse èn Picasso, die vele doeken van Renoir in zijn privé-collectie had. Maar kijk: die getekende schets van Matisse, die ook van vrouwen hield, vinden we wel goed. De expo ziet gelijkenissen met Renoir maar dat is niet waar. Matisses tekening is veel hoekiger dan de eeuwige ronde vormen van voluptas-mens Renoir, en die ene neoklassicistische Picasso is ook stilistisch anders, en veel beter, dan de wijze waarop Renoir steevast werkte. Om nog te zwijgen van dat heerlijke waterverfje van Fernand Léger, waarin hij een tafereel van Renoir naar zijn eigenzinnige hand zet. En nu hebben we NOG een museum te gaan, dat zowaar het absolute hoogtepunt van de dag is. Maar het is 11 hr pm, en morgen hebben we 700 km te rijden naar het verre West-Texas. Bedtijd dus, en morgenavond twee blogs over dat fantastische 3de museum, dat ons de beste 17de december uit ons leven bezorgde. Cliffhanger!
AMERIKA 2019: Houston, TX, Museum District (2), MFA, vaste collectie
Het Museum of Fine Arts (MFA) is volgens ons een van de beste (en grootste) musea van de USA en daarom komen we er altijd graag terug, nu ten derde male. Ze hebben alles, ALLES, grote zalen, uiteraard (nu onder andere versierd met ecologische kunst van Jennifer Steenkamp, die we al tegenkwamen in Miami), en ook islamitische hoogstandjes, zoals rijkelijk versierde korans. Tijd om nog even onze TOP 15 te updaten, here goes. Foto 4: Het vissenstilleven van Goya, een van onze darlings en een van zijn allerbeste doeken. Wat betekent het? Niemand die het weet, Goya sprak er zich nooit over uit, maar het dateert vanuit dezelfde periode als de Los desastres de la Guerra schetsen, en dus van tijdens de vreselijke Spaans/Franse oorlog. Metaforenexegeet gevraagd, maar het kan voor ons haast naast die hond van de pinturas Negras staan. Foto 5: de lichtbundel van James Turrell die beide gebouwen van het MFA ondergronds verbindt. Voorgift op de Roden Crater in Arizona, Number one op The Things To Do before I die, als die vulkaan ooit opengaat tenminste. Foto 6: ja, Zurbaran vervaardigde vele sluiers van Veronica, het was seriewerk. Maar van welke kwaliteit! Die plooien! Foto 7: de allegorie van de tastzin van Ribera. Aangezien Ribera schilder was, schatte hij het zien toch hoger in dan de tastzin van de blinde. Want kijk, er ligt een mooi portret op tafel, dat de blinde totaal ontgaat (de platte vorm waarin het geschilderd werd is showing off van Ribera). Foto 8: een prachtig gemaakt portret van Edouard Vuillard, misschien wel de beste onder de Nabis. Mirakeltje van platte structuur. Foto 9: zoals Julian Barnes ooit schreef: Madame Cezanne had net zo goed een deur kunnen zijn. Het gaat inderdaad niet om haar maar om de kleuren en de vlakverdeling, daarom schilderde de meester madams linkerkant enigszins anders dan de rechterkant, en ziet Mevr Cezanne er een beetje als een masker uit. Foto 10: Fra Angelico, hij is ons lief, altijd. De gezegenden en de verdoemden zijn wellicht panelen van een verloren gegaan altaarstuk, maar hoe fraai geritmeerd deze pastoor die tegengestelde stoeten weergeeft, het is ongehoord. Foto 11: het enige portret van Lyonel Feininger is een dreigend werk, verklaarbaar omdat het uit 1915 dateert, toen de in Amerika geboren Duitser vast zat in Duitsland vanwege WO1 en daar last ondervond omdat hij de Amerikaanse nationaliteit had. Toch beeldde hij zichzelf als een keizer af, maar dan wel een kubistische, bezig uit mekaar te vallen. Foto 12: Tintoretto geeft er weer eens een lap op, in dit dynamische marteltafereel. Verfilming gevraagd! Foto 13: een van de vele portretten van Jacqueline Roque van meester Picasso. Foto 14: strak landschap van Maurice de Vlaminck, duidelijk beïnvloed door Cezanne, wiens schaduw heel de moderne kunst overdekt. Foto 15: gekleurder kan ook. Zoals in dit avontuurlijk tafereel van André Derain. Foto 16: de Corn poppy van Kees van Dongen, een flapper girl die enorm populair werd in het Parijs van het interbellum. Foto 17: Die meid van Van Dongen kon vast swingen, maar dat doen Chaim Soutines doeken altijd. Ook deze dode kip. Foto 18: in fel contrast met vriend Chaim, een typisch stilleven uit de Gouden Eeuw van specialist Willem Claeszoon Heda. Heeft iemand een ferme scheet gelaten aan tafel zodat iedereen ze schielijk en in chaotische vorm verlaten heeft? Het is niet exhaustief hoor, we hadden ook iets moderner (zoals die Chinees die een hele zaal met kruitpoeder volgekledderd heeft, of zoals de blinkende potten en pannen van Subodth Gupta) of iets exotischer (zoals de schoorsteenversieringen die Matisse en Leger voor het New Yorkse huis van Nelson Rockefeller maakten) kunnen opnemen. Hoe dan ook is alles hiermee niet gezegd, want het MFA is groot genoeg om altijd een viertal gelegenheidstentoonstellingen te vertonen, en dat was nu niet anders. Maar daarover morgenvroeg meer, want we zijn toe aan een beetje bijslapen na een enerverende rijdag.
AMERIKA 2019: Houston, TX, Museum District (3 en slot): MFA, gelegenheidsexpoâs
Drie grote expos in het MFA, waarvan de eerste helaas niet fotografeerbaar is, omdat de eigenaars van de doeken dat niet willen. Het heet hier dan ook From Monet to Picasso: a very private Collection, de geheimzinnige eigenaars willen zich niet eens kenbaar maken. Waarom niet, zijn het Texaanse belastingsontduikers? Wel een goed idee dat deze prestigieuze collectie, een Best Of van 100 jaar schilderkunst in Frankrijk zou je kunnen zeggen, voor de eerste maal publiek vertoond wordt, want - zelfs als je zoals wij impressionisme een beetje beu bent gezien - er hangen werkelijk een aantal pareltjes aan de muren. Vooral Paul Signac pakt hier verbazend sterk uit met een pointillistisch rivierdoek (A larriere du Tub, moet zeker onze TOP 300 in, je kan er blijven op staren, en compositie plus kleurenrijkdom bewonderen), net als Fernand Léger, Henri Matisse & Picasso, die laatste met 3 vrouwenportretten, allemaal heel verschillend (de vrouwen ook, van Olga over Dora tot Jacqueline). Om de zeer private pil te vergulden heeft het MFA hierbij nog een annex voorzien, waarin het uitsluitend gaat over Berthe Morisot, die door Degas bij de impressionistische club werd betrokken en huwde met de broer van haar mentor Eduard Manet. In die annex mag je wel fotografisch toeslaan, maar wij doen het niet want die trutsel interesseert ons niet, hoewel ze best wel kon schilderen.
Norman Rockwell, American Freedom, is een heel andere expo, die niet zozeer picturaal dan wel historisch interessant is. Rockwell verdiende veel centjes als schilder en illustrator, omdat hij meestal bracht wat het publiek vroeg. Een grote scheppende kunstenaar kan je hem moeilijk noemen, maar best een leuk idee aan de hand van zijn werken (en die van anderen) doorheen de Amerikaanse 20ste eeuw te lopen. De eerste foto is tekenend: Amerika kreunde onder de Grote Depressie, Rockwell en zijn toenmalige krant poogde escapisme te bieden door reisjes te promoten. Rockwell reisde in de jaren 30 daadwerkelijk naar Europa, hij was een van de weinigen die het zich konden permitteren. Je ziet aan het gezicht van de ticketverkoper dat hij niet veel aantrek heeft, het is niet dat Rockwell blind was voor de realiteit. Maar een iconische foto als die van Dorothea Lange (de latere schilderes en mevrouw Max Ernst), waarop een weduwe te zien is die van geen hout pijlen weet te maken maar toch haar waardigheid behoudt (de foto verwekte een stroom van liefdadigheid) vermocht hij niet te maken. Rockwell steunde samen met de zijn krant de Saturday Evening Post de politiek van Roosevelt, en beroemd werd zijn Thanksgiving-compositie, die weer lijdt aan naïviteit, maar eens te meer de gezagsgetrouwe burger een hart onder de riem stak (Rockwells eigen vrouw en moeder zitten mee aan tafel). Voor het rauwe werk moest je terecht bij Robert Capa (prachtige compositie, die soldaten onder dat beeld van Nike, dat een bombardement heeft overleefd) en nog meer bij de baldadige exil-Rus Boris Artzybascheff, nou, wat een prent. Het merkwaardige is dat de oudere Rockwell radicaliseerde, terwijl je normaal eerder het omgekeerde ziet gebeuren. Misschien had het te maken met de verandering van een krant naar een maandblad, met name Look, de broodheer van Rockwell in de tweede helft van zijn carrière. Dat meisje tussen die mannenbenen is een zwartje dat als eerste in een blanke school werd toegelaten in New Orleans. Ze moet begeleid worden door Marshalls, maar haar waardigheid is groot, en van angst geen sprake. Rockwell had ook sympathie voor de proteststemmen tegen Vietnam en het zwijgen van de overheden, hij weigerde in die periode zelfs een opdracht van het leger om wervende affiches te maken (die hij wel had gemaakt ten tijde van WO2). En hij maakte zijn wat ons betreft beste doek in 1964, cfr laatste foto. De schaduwen rechts zijn die van de Ku Klux Klan, de slachtoffers zijn burgerrechtenactivisten (naar een waargebeurde moordpartij). Look publiceerde de prent niet, te radicaal, te zwartgallig. Een interessante figuur, die Rockwell. Nooit een baanbrekend kunstenaar geweest, maar altijd de vinger aan de pols van zijn evoluerende tijd.
En wie kent Beatriz Gonzalez? Weinigen, vermoeden wij. Deze Colombiaanse leefde van 1932 tot 2018 en was zowat de godmother van de moderne Colombiaanse kunst, die volgende generaties als die van Doris Salcedo mogelijk maakte. Onze bewondering voor Salcedo is veel groter, maar toch een aangename kennismaking met deze Gonzalez, die begon door te dialogeren met Europese kunst. Haar Dejeuner sur lherbe heeft echter een voorhang, zoals een circus. Een afwijzing van showkunst die buiten de maatschappij staat? Feit is dat Gonzalez, die Colombia zowel in Sao Paolo als Venetië vertegenwoordigde, steeds politiek actiever werd, naarmate La Violencia dichter bij haar in de buurt kwam. Ze ridiculiseerde zittende presidenten, beeldde hen en hun generalenkliek af als papegaaien, verdedigde de waardigheid van de lokale Indianen, bracht de wanhoop van huilende moeders in beeld en maakte diverse picturale versies van de zogenaamde columbarias, mensen die hun doden eindelijk ordentelijk konden begraven nadat het FARC de plekken had aangewezen waar de lijken lagen opgestapeld. Ze maakte daar zelfs een memoriaal voor, te zien op het hoofdkerkhof van Bogotà, dat onlangs dreigde afgebroken te worden. Maar daar stak vooral Doris Salcedo een stokje voor en een tekst vermeldt dat het monument met de beschilderde nissen dit jaar geklasseerd werd en aldus van de sloophamer gered. Gonzalez bleef levenslang een activiste, haar laatste werk vertoont de vluchtelingenstroom uit Venezuela, die Colombia veel last bezorgt. Een aardige expo, tevens een voorecho van ons 2de bezoek aan Colombia, dat februari 2020 plaats zal vinden.
AMERIKA 2019: Houston, Texas, Museum District (1) - Menil Collection etc.
Houston is een monster van een stad, dat weten we van vroeger toen we ook even downtown waren. Interesseert ons geen ene moer, maar het Museum District, dat we gisteren pas tegen middernacht bereikten (om er meteen in een wilde party terecht te komen, toevallig net plaatsvindend in ons hotel), dat is weer wat anders. 19 musea op wandelafstand, toe maar al, voor elk wat wils. En eindelijk het juiste hotel hier gevonden: het hippe Zaza, vlak aan de fontein en recht tegenover de deur van het Museum of Fine Arts (zie latere blog, morgen). Zaza zweeft van binnen tussen kunst en kitsch, met vele fotos van filmsterren en filmaffiches, maar de foto van die ernstige verjaardagshond is ons het liefst. Er staan in deze buurt wel een paar interessante gebouwen, maar in globo blijft Houston toch aan zichzelf gelijk: groot, heel groot, maar weinig smaak, dat mag je niet verwachten van petrodollars, die de stad rijk maakten. Het museumdistrict moet dat gebrek aan smaak allemaal een beetje goed maken en dan zou The Rothko Chapel, en ook de belendende Byzantine Fresco Chapel een goed begin zijn, maar beide pelgrimsplaatsen zijn gesloten voor langdurige renovaties. Nu goed, we zijn er 8 jaar geleden al geweest en zijn dat zeker niet vergeten, temeer we toen in de Rothko Chapel een spreekbeurt van (een zatte) Brice Marsden bijwoonden. The Menil Collection is natuurlijk wel open. Een mooi ruimtelijk gebouw (de eerste creatie van Renzo Piano in Amerika) en een eerbetoon aan de Franse stichters, het echtpaar de Menil, die tijdens WO2 uitweken naar Houston en uit dankbaarheid hun niet misse collectie aan de stad overmaakten. Wel hebben ze hier een vreemde fotografiepolicy. Je mag in de gangen je...euh gangen gaan, maar in de galeries is fotografie ten strengste verboden. Met als verantwoording een intieme relatie tussen kunstwerk en kijker te waarborgen. Nou. Begrijp ons niet verkeerd, wij zijn ook pro een verbod van flash fotografie in alle musea en nog meer pro strenge lijfstraffen om de belachelijke manie van mensen om te gaan poseren voor een bekend schilderij te penaliseren, maar kunst bekijken moet nu ook weer geen kerkbezoek zijn. Al is de fraaie verzameling van Oceanische Kunst, waarvan een voorbeeld in de gang, op zich wel een soort van kerkbezoek natuurlijk, voor aboriginals en Maori was dat allemaal natuurreligie. Wat vandaag enigszins tegenvalt is de Collection close up die focust op de afbeelding van vogels in de kunst, een beetje een onnozel thema (oostvogels in de kunst ware beter geweest). Maar al de rest is top, en een bewijs van de goede smaak van de de Menils - op 1 uitzondering na, een zoals altijd onbegrijpelijke Twombly (John de Menil was al dood toen Cy de commissie kreeg, hij treft geen schuld). Afgezien van de soms sublieme Afrikaanse en Oceanische beelden zagen wij alleszins prima werk van Rauschenberg, George Segal, Magritte, Michelangelo Pistoletto & Roberto Matta, maar ons podium bestaat uiteindelijk uit Wifredo Lam, Paul Klee & Joe Overstreet. Die laatste sloeber is bij ons niet zo bekend, maar zijn nieuwe Aunt Jemima zal door iedereen gesmaakt worden die de oorspronkelijke pannekoeken bakkende zwarte moemoe kent die op de iconische Amerikaanse pakjes deeg staat. Bij Overstreet is Jemima geen volgzame en altijd glimlachende zwarte slavin, maar een pronte bitch met een mitrailleur in de hand waarmee ze de pannekoeken aan flarden schiet. Leuk!
De Menil Collection is dus meer dan surrealisme alleen (wat de oorspronkelijke kern van de collectie was). Helaas is er in de loop der tijden ook een aparte Twombly Gallery bijgekomen. Daar mag je ook niet fotograferen, maar de suppoosten, ongetwijfeld aan een burn out toe omdat ze een hele dag Cy Twombly moeten verdragen, kijken hier niet zo nauw. Dit oord is beslist net zoals het Brandhorst in München een heilige graal voor Twombly-addicts, maar wij gaan eens te meer niet akkoord. Kijk naar onze twee gestolen fotos: een triptiek die De Analyse van de Roos heet (zucht) en een doek dat De Baai van Napels werd betiteld (het Park van Boom had net zo goed gekund, zo arbitrair zijn Twomblys titels altijd, ze hebben nooit te maken met wat er te zien is maar de pseudo-intellectuele snob tuint daar toch steeds weer in). Snel over naar een andere aparte ruimte die wel de moeite waard is: de Dan Flavin Gallery. Alweer mag er niet gefotografeerd worden, maar als wij, die hier moedermens alleen zijn, tegen de Mexicaanse suppoost zeggen dat we dat verbod idioot vinden, gaat hij snel overstag. Muchas gracias! Het is ook een schitterende ruimte, vooral door de opening in het dak die een schaduw afwerpt die heel goed accordeert met de lichtbuizen van Flavin. In het Museum of Photography lopen we ook even binnen (goede expo van mevrouw Farah Al Qasimi uit de Emiraten, de vertoonde foto, vol impliciete maatschappijkritiek, kenden we al van ergens anders), waarna we ons naar het MFA spoeden, maar eerst halt houden in de Sculpture Garden, die tegenvalt, op een Cloud Gate van Anish Kapoor na (al is die van Chicago nog een stuk knapper) en het Museum of Contemporary Art, dat ook tegenvalt omdat drie vierden van de binnenruimte gesloten is voor de opbouw van een expo die pas binnen 3 dagen geopend wordt. De kelder is wel open en heeft de kleine expo The Highway Hex van Will Boone te bieden. Niets om echt te onthouden, maar Boones lugubere grensbeelden hebben wel iets, en zijn metaforische verwijzing naar de witte lijn op de snelweg die op den duur hypnotisch inwerkt op je brein evenzo. Helaas is het belangrijkste gedeelte, een lange videofilm waarin Leatherface van The Texas Chainsaw Massacre een rolletje speelt, en een coyote ook, amateuristisch en vervelend. Er is meer te beleven in het MFA, waar wij de volgende 4 uur doorbrengen (twee blogs volgen morgen).