Carara is, cfr de eerste foto, ook een adventure park, maar dat is voor de kids en daar haalt onze huisleguaan, die wij Charel hebben gedoopt en heel de nacht boven onze kamer is blijven waken, de neus voor op. Wij ook en gaan voor de natuur in het Parque Nacional Carara. Je moet 10 usd betalen aan het rangersstation, en dan mag je alleen de hort op, al kan het ook met gids en telescoop, voor een meerprijs uiteraard. Bij wijze van aperitief doen we de Interpretative Walk (W41, 20 min), die vol staat met uitleggende bordjes, zoals over de leaf cutting ants. Die zie je inderdaad over heel Costa Rica met bladeren van 7x hun gewicht over mieren-Highways rondzeulen, en nooit hebben die sufferds verzonnen dat ze daartoe beter een spoorweg zouden aanleggen. Maar er zijn hier te veel Japanners, en bovendien is de baan te dicht bij, dat stoort het natuurleven. Twee km verder is een kleine parking, waar je wel diep het woud inkan. Dat is de Sendero Laguna Meandrica (W42, 2 uur), een knappe wandeling die op het einde wel een beetje spannend wordt omdat de jungle het pad bijna helemaal overwoekert. Maar wij zijn nog spoorzoeker bij de scouts geweest, so what. Eens te meer struikelen we bijna over een leguaan, die monsters lijken ons wel te achtervolgen, maar de ara-papegaaien (Scarlet macaws in het Engels) zien (en horen!) we maar van ver, net als in de Osa-vallei. Het zijn de enige twee plekken waar je ze nog kan zien, terwijl ze vroeger doorheen heel Costa Rica fladderden. Verlies van habitat en laakbare huisdierenhandel dreven de aras haast de vergeetput in, maar in Osa en Carara doen ze het goed, vele families nestelen hier (een ara is net als de quetzal dermate monogaam dat als 1 dier sterft het andere meestal heel snel volgt, bv door niet meer te eten). Mooi zijn ze wel, gelukkig hebben we close-ups van affiches genomen. Apen kan je zoals overal makkelijker betrappen. En krokodillen ook, vanop een brug die al lang de Crocodile Bridge wordt genoemd. Ja, de Tico moet uitkijken waar hij gaat zwemmen, want deze beestjes zijn heel wat agressiever dan de alligatoren in Louisiana en Florida. En dan hebben we niet minder dan 5 uur te rijden, helemaal naar het noordwesten. Music, maestro please (we zijn ertoe overgegaan onze soundbar op maximum volume aan te zetten in de auto. Niet zo goed als kwaliteitsboxen van een grote SUV in Amerika, maar toch een waardig alternatief voor al die Costa Ricaanse muzak op de radio)! En tegen 5 hr pm komen we aan in het aantrekkelijk betitelde Sugar Beach Hotel aan Playa Pan de Azuçar (de relatie met Rio ontgaat ons enigszins). Geen architectonisch hoogstandje, maar wel prima service en heel degelijk eten, een in de jungle verborgen zwembad en vooral vlak bij het strand gelegen, waar we alweer de zonsondergang kunnen tegemoet lopen. Morgen dachten we eerst volstrekt niets te doen, buiten lezen en in zee gaan, maar we konden niet weerstaan aan een uitnodiging in te tekenen op een catamaranvaart morgen. Die gaat echter pas om 1.30 hr pm van start, zodat er s morgens nog tijd genoeg is om een nieuw boek te beginnen. Waarmee The Passenger vast voor een lokale primeur gaat zorgen, want we geloven niet dat iemand in deze afgelegen plek ooit eerder Oorlog en Vrede van Tolstoj heeft gelezen. Tenzij we Charel de leguaan onderschatten.
COSTA RICA 2020: Rainmaker Aerial Canopy Trail & de stad Jaco
Uitchecken uit Makanda Hotel by The Sea, wat we pas om 10.45 hr am doen, gebeurt natuurlijk ook in stijl. Eerst haal je je paspoort uit de kamersafe, die niet met een code maar met een gepersonaliseerde vingerafdruk werkt, dan bel je de receptie op voorwaarde dat je die designtelefoon, die er net als de flessenopener als een klein beeldhouwwerkje uitziet, ueberhaupt vindt. Twee minuten later staat er een man met een golfkarretje voor je deur, die je zware koffer niet alleen naar beneden draagt maar ze ook nog in je koffer stopt, als je zo vriendelijk bent hem de autosleutel ter beschikking te stellen. Het is allemaal de perfectie zelve, en eerlijk gezegd niet te duur voor deze servicekwaliteit. Maar we moeten verder al is de stad Jaco, waar we slechts 1 nacht blijven, slechts 1 uur rijden van Manuel Antonio. Sterke stop onderweg: Rainmaker Aerial Walkway, oftewel de moeder van alle canopy walks in Costa Rica. W40 (anderhalf uur, inclusief een kwartier rust aan de rivier) is daadwerkelijk een erg fraaie. Nadat je in dat pannenhuis 20 USD hebt betaald (voor locals is het maar 2 usd, maar ze gaan dat van ons niet geloven ook al noemde men ons Don José in Makanda) kan je rechtsonder foto 1 het regenwoud induiken, en naast al die hangbruggen zijn er ook watervallen en lush vegetation par todo, allemaal dik in orde zij het een zweterige bedoening. En niet te veel andere bezoekers, behalve die groep Amerikanen die met een gids onderweg is. Losers! Er staan overal plannetjes, je kan niet verloren lopen. Ongetwijfeld zijn hier ook veel dieren maar zonder telescoop valt het niet mee ze te vinden. Toch weten we twee cicaden te ontdekken. Die vind je wel over heel de wereld terug, maar eigenlijk hadden we ze tot dusver alleen maar gehoord, en nooit gezien. Om 14.30 hr bereiken we Jaco, een stadje aan zee dat de reputatie van een oord van verderf met zich meedraagt. Drugs en prostitutie, te wijten aan al die toeristen, waaronder veel getatoueerden (maar ook Ticos laten zich graag tatoeëren, hoe lelijk dat ook is). Ons hotel, overigens eigendom van een Nederlander, is anders net genoeg, vooral de patio met twee zwembaden mag er wezen. De kamer is eenvoudig-functioneel, zo kennen we onze Noorderburen. Wat we wel kunnen appreciëren is de aanwezigheid van een huisdraak, het is eens iets anders dan een schooiende hond aan tafel. Het niet eens kleine monster belooft onze slaap vannacht te bewaken, goed zo. In de late namiddag lopen we wat in Jaco rond (enfin, meer dan een lange straat vol restaurants, winkels en enkele banken is het niet) maar nee, dit is niets voor ons, we zijn blij dat we hier maar even zijn. Effectief merken we, als we na een goed diner bij een Italiaan weer naar ons hotel lopen, enkele prostituées op (al heeft niemand veel aan in een plek waar het heel het jaar door 32 graden is) maar wat ons stoort is vooral de schaamteloze commercie (ridiculous burgers? Belachelijke commerce ja) en het totale gebrek aan urbanisatie, dat we ook in San José en San Vito al opmerkten. Gelukkig is Costa Rica een land van ongerepte natuur, maar van stedenbouw weten ze de ballen af. Ja, het strand, dat mag er zijn, zeker tijdens zonsondergang. Maar ook daar hebben ze een aartslelijk appartementsgebouw achter gezet, hoe is het mogelijk. En het stinkt hier, wat natuurlijk in dit klimaat geen verbazing wekt. Of is het de patchouli die we ruiken? Enfin, morgenvroeg duiken we alweer de natuur in, daarvoor ben je in Costa Rica.
Om 7.30 hr komt een busje ons afhalen om ons naar Parque Nacional Manuel Antonio te brengen. De Makanda service ter zake is dat je aan de ingang van het PN water en fruit wordt meegegeven, iets waar de andere aanwezigen die in modale lodges verblijven kunnen naar fluiten. Dat is nu het verschil tussen haves & have nots, en zo ontstaan sociale revoluties. Maar wij pleiten verzachtende omstandigheden want we mogen hier dan wel 2 nachten in weelde baden, een week geleden vertoefden we nog even lang bij de Indianen van Boruca, met geeneens een enkel spiegeltje! (in onze Makandakamer tellen we niet minder dan 7 spiegelende elementen, teneinde de suite nog groter te doen lijken dan ze toch al is). We willen maar zeggen: Passengers zijn van alle markten thuis en voelen zich even thuis in een stal als in een paleis. In het PN krijgen we eerst een begeleide toer van een gids met een telescoop, altijd goed voor de fotos. Ditmaal concentreren we ons eerder op klein gerij zoals voortreffelijk gecamoufleerde sprinkhanen, spinnen, en kleurrijke krabbetjes die slim doen alsof ze giftig zijn maar het in werkelijkheid niet zijn (fake news in de natuur). Maar het topshot is toch dat van een luiaardmoeder met baby, mooi frontaal op de foto. Luiaarden zijn dan wel niet van de rapsten, maar ze gaan al miljoenen jaren mee en behoren niet, zoals vele soorten, tot de met uitsterven bedreigde dieren, doe het ze maar eens na. Daarna laat de gids iedereen de keuze: met hem teruggaan of langer blijven. Dat laatste natuurlijk, wij kunnen immers rekenen op Makanda shuttles om 12, 1 of 2 hr pm, keus genoeg (de anderen moeten maar te poot terug of een taxi versieren). Manuel Antonio heeft mooie ongerepte stranden (en er zijn geen krokodillen dus je kan in het water), en je kan er ook wandelen, vooral de Sendero El Catedral wordt aangeraden. Inderdaad, mooie mini-hike (W39, 1 uur inclusief het pad terug naar de uitgang) met enkele miradors op de Stille Oceaan. Wel op en af, te lang moet dat niet duren in deze zwoele temperatuur. Dierenobservatie kan overigens ook zonder telescoop, zeker als het om de kapucijneraapjes gaat, hier alweer alomtegenwoordig. Maar vergis je niet, ze ogen lieftallig maar als iemand eten bovenhaalt worden ze superagressief, ze laten niet na het uit je hand te rukken, wat een Amerikaanse vrouw ook overkomt, tot grote treurnis van alle gidsen die nog zo gezegd hadden dat je de apen niet mag voederen en ook niet in verleiding mag brengen met zichtbaar voedsel. Enfin, een prima halve dag alweer, waarna wij de stalletjes van ijs en kokoswater voorbij lopen. Want waar kunnen we om ons op te frissen beter zijn dan in het resort, waar we pendelen van de floating bar naar ons kamerterras en tenslotte gaan aperitieven (ook hier happy hour, 2 voor de prijs van 1) op het grote terras naast het zwembad, waarnaast dan weer de eetzaal ligt waar we straks ongetwijfeld weer prima gaan eten. Iets zegt ons dat ons lot ver verkiesbaar is boven dat van Joachim Coens en Bouchez.
Dominical is altijd al een surfersdorp geweest, maar tegenwoordig is het ook een oord waar jonge en oude hippies zich thuis voelen. Veel soft drugs, yoga en massage, en dat alles natuurlijk in een lush vegetation. Aardig om even doorheen te lopen, en die foto van een komische luiaard over te nemen, maar wij willen naar Manuel Antonio toe, waar nabij het beroemde nationaal park (dat wij morgen bezoeken) tal van poshy hotels gevestigd zijn. Een daarvan is het onze, en boy, Makanda by The sea is waarlijk een ongelooflijk lustoord. Dat blijkt al aan het zwembad, maar helemaal te gek is onze kamer, die eigenlijk een suite is met veel creatief vernuft, een open badkamer, een junglebalkon en alles wat je maar wil. Ja, dat kost ook in Costa Rica veel geld, maar toch minder dan in Amerika (350 usd per nacht/kamer, maar daar zit een excursie naar het nationaal park in, en ook het ontbijt). De WiFi code luidt Personal Paradise , yep, zo mag je deze kamer, of is het een appartement, wel noemen. Zouden ze dit in buurland Nicaragua ook kunnen? Geloven we niets van. De zonsondergang mag er eveneens wezen en het diner in het prima restaurant ook. En we zijn nog niet failliet. Allemaal goed nieuws!
COSTA RICA 2020: Mensen en dieren in en nabij Uvita
De eerste foto hieronder is de ontbijtruimte van onze B&B in Uvita - buiten natuurlijk, waar anders. Deze B&B heeft slechts 2 kamers (gezellige bungalows) en wordt tegenwoordig uitgebaat door Ami Dan Casey (een voormalig fotograaf voor National Geographic maar ook voor talloze baseballteams) en zijn tuinierende vrouw. Ze zijn bezig permanent te verkassen van Florida naar Costa Rica (onder andere uit onvrede met Trump en de polarisatie in Amerika) en moeten daartoe op de ochtend van ons uitchecken vingerafdrukken laten nemen in de naburige stad San Isodro. Heel vriendelijke mensen die zich uit de naad werken om hun gasten terwille te zijn. Over de deur is het restaurant MOSAIC, dat dan weer bestierd wordt door een Canadese uit Toronto, die naar eigen zeggen doodziek wordt als de temperatuur onder de 10 graden daalt en daarom op aanraden van haar dokter naar het tropische Costa Rica is verhuisd (wat voor een vreemde ziekte is dat, dokter Dirk?). Ons lijkt ze een beetje kierewiet, maar het eten, dat fusion-gericht is (we komen twee avonden na mekaar) is verduiveld goed (eerst miso soep en tunasteak, daarna ceviche met hesp en kaasschotel na en telkens ontzettend goede geïmporteerde wijn). Maar we moeten ook aandacht schenken aan het rijke dierenleven van Costa Rica. Dat kan bv door een bezoek aan Reptilandia, waar je dus vooral reptielen, maar ook schildpadden allerhande kan zien (grooote schildpadden! En verbeelden wij ons dat nu, of wuift die ene onderwaterschildpad ons daadwerkelijk vriendelijk toe?). Dat alles in een weelderige natuursetting, en kijk, de man aan de ticketbalie is een Vlaming, die al 22 jaar in Costa Rica vertoeft en gek is op regenwouden sinds zijn nonkel, een pater in Congo, hem daarover vertelde. Costa Rica is natuurlijk stukken veiliger dan Congo, dat is waar. Uiteraard is hij blij nog eens Vlaams te kunnen spreken, al zegt hij steevast kokodril ipv krokodil, grappig. Een andere dierlijke stop betreft het Alturas Wildlife Sanctuary, een oord dus waar gekwetste dieren (door accidenten met autos, electrocuties of beten van honden) worden verpleegd, teneinde hen daarna als het even kan terug in de natuur uit te zetten. Je kan hier ook vrijwilliger worden voor enkele maanden, zoals die Zweedse die we in Drake Bay spraken. Onze gids heet Florian en is Oostenrijker, maar hij verblijft hier permanent samen met vrouw en dochter. Wat een prachtplek overigens, Villa Alfuras is tevens een hotel met uitzicht, nou. Staat te koop, zegt Florian, wat denk je, 2 miljoen dollar, toch geen geld voor zo een domein? Nee, eigenlijk niet, allez, t is goed, de helft op onze VISA en de helft op onze M/C, ok? Geestig zijn hier vooral de kapucijneraapjes, waarvan bazin Lucy kiezelstenen naar de bezoekers gooit, als om te zeggen dat niemand dichterbij mag komen. Papegaaien, peccaris, coatis, ok, maar de ster van de show is toch een owl monkey, een hoogst verlegen klein aapje dat zich enkel laat zien als het kinderstemmen hoort, merkwaardig. Leuk bezoek, niet zozeer fotografisch vanwege de tralies, maar eerder om de goede uitleg. Waarna we, gecharmeerd als we zijn door dit complex, nog even blijven hangen en tegen onze gewoonte in een kleine lunch gebruiken (een Tropical Salad, alweer uitstekend).
Watervallen, die heb je te over in Costa Rica. Maar die van Nayucala, een dik halfuur rijden van Uvita, moeten toch beslist tot de beste van het land behoren. Het grondgebied is eigendom van een Costa Ricaanse familie, en die verdient er vast een goede boterham aan. Drie manieren: erin wandelen, maar dat is 10 km wandelen in de kering in een loden hitte, en met veel niveauverschillen, nee, bedankt (kost nog altijd 8 usd). Er te paard inrijden, dat kost zomaar eventjes 85 usd. Nou nee, we zullen in Colombia nog wel eens jockey spelen. Of op een pick up truck plaatsnemen, die je naar de watervallen rijdt en weer terugbrengt na 2 uur ter plekke, dat kost 32 usd. OK, deze monseuir mediocre opteert voor deze optie, net als 4 Russen, waarmee we geen gebenedijd woord kunnen spreken, en twee Zwitsers, waarmee we Duits kunnen ratelen (de man is een professionele fotograaf, overigens geboren in St Vith, België). He ja, kijk zelf naar de fotos, is het niet mooi? De hoogste waterval dient enkel om kiekjes te nemen, de lagere heeft een waterpoel waarin het heerlijk zwemmen/ronddobberen is. Dat doen we ook voor een korte wijle, waarna we niet de waterval als een rots beklimmen (een hobby van enkele durfals), maar een vol uur besteden aan de beste fotografische plekjes te zoeken (en onze zwemshort te laten drogen). Moeten we, terwijl we van twee margaritas genieten (happy hour over de deur van onze B&B), nog zeggen dat het alweer een heerlijke dag was? Nee zeker?
COSTA RICA 2020: Night Hike Drake Bay, Cascada Verde Uvita
Een groepje van 10 voor The Night Hike, dat is genoeg. Vermoeiende aangelegenheid wel, eerst moet je naar beneden richting rivier, waar je grotendeels doorheen moet waden (je krijgt hoge botten en sterke zaklampen van de organisatie), daarna moet je natuurlijk weer terug omhoog. Wat je ziet is niet zo spectaculair (al leven er ook Jaguars en poemas waarvan je vooral de laatsten beter niet tegenkomt): spinnen, slangen en diverse padden en kikkers, die met mekaar in een evolutionaire bewapeningswedloop verwikkeld zijn aangaande de hoeveelheid gif die ze in hun lijf hebben. De gevaarlijkste slang, de bushmaster, wordt met een stang door de gids voor onze camera-ogen gebracht. Elk jaar sterfgevallen in Costa Rica, vooral als het om beten van jonge bushmasters gaat, die nog niet geleerd hebben hun gif te managen en in paniek iedereen die hen te na komt meteen de volle lading geven. Enfin, niet slecht, deze caminata de noche, temeer we het geluk hebben dat een opgeschrikte tapir vlak voor ons uit de bosjes komt en de plaat poetst. Niet ons lievelingsdier, maar je krijgt ze zelden van zo dicht te zien. De volgende morgen moeten we helaas Drake Bay en onze pittoreske Lodge verlaten. Tegen een goeie tip neemt iemand van de hotelstaf onze koffer weer op zijn hoofd, en kwakt ze 5 minuten later neer op het strand, waar iedereen moet wachten op de boten naar Sierpe. Niet dat er een aanlegsteiger is, het betreft hier steeds wet landings. Teensletsen aan dus aangewezen. Eens te meer slaagt men erin veel meer volk op al die boten te krijgen dan wij voor mogelijk hadden gehouden, maar de kapitein staat paraat, zodat de bootsman op zijn lamme kloten kan blijven liggen. We hebben ook hulp gekregen om onze zware koffer aan boord te hijsen, en dat was nodig. Oei, muy Pesado! Wat wil je, zeggen wij, Oorlog en Vrede van Tolstoj zit erin. Que, Wablief? Ja, gooi ze maar gauw aan boord, kom. Van Sierpe naar Uvita is maar 1 uur rijden, we doen hier alles op ons dooie gemakje (en dan nog zijn we regelmatig moe, vanwege het vochtig-warme klimaat). 1 stop voor we inchecken bij de Amerikaanse eigenaar van onze B&B voor twee nachten: de Cascada Verde. Typisch zo een plek die je in tropische landen par todo vindt: een leuke waterval met een diepe waterplas ervoor, waarin je kan zwemmen zonder angst te moeten hebben voor krokodillen (wel zo in Drake Bay, waar niemand in zee of rivier gaat). Op deze plek kan je ook van verhogen erin springen, of, beter nog, op je gat af de hoogste waterval glijden. Al kan je ook gewoon als een heuse Boeddha in het water gaan zitten, of, zoals wij, het allemaal een beetje bekijken, want onze zwembroek zit in onze koffer. Maar dat zal morgen anders zijn, als we naar de allermooiste waterval van Costa Rica, hier in de buurt, rijden.