Ons hotelletje hier is dermate leuk dat je het met moeite verlaat, werkelijk waar. Het staat in de El Prado-wijk van Barranquilla, een betere wijk, dat blijkt uit nog enkele aangename koloniale huisjes en zelfs enkele hypermoderne gebouwen. Barranquilla is dan ook een redelijk welvarende stad, de 4de grootste van Colombia (1,2 miljoen inwoners), waar scheepsbouw en textiel altijd de nodige welstand hebben gebracht (wat niet wegneemt dat er natuurlijk ook barrios zijn waar je als toerist beter wegblijft). We maken een mentale nota later eens in de kerk van de Onbevlekte Ontvangenis terug te komen; tijdens de zondagsdienst kunnen we de aantrekkelijke loodglasramen niet op ons gemak bekijken, en begeven ons vervolgens wedermaals naar de Carrera 40, waar vandaag een andere parade plaatsvindt. Ditmaal zijn we alleen (de Duits-Amerikaanse alliantie is heel vroeg vertrokken en het Noorse koppel zien we ook niet aan het ontbijt) en we pakken het professioneel aan. Eerst vragen we aan een wachter of we bij hem tribuneplaatsen kunnen bekomen, kwestie van wat comfortabeler te zitten dan gisteren. Nee, dat kan niet, alle boletos zijn in handen van revendadores , zegt hij. Slim bekeken natuurlijk, die kopen alles op en verkopen de tickets dan met winst, commerce op zn Zuid-Amerikaans. Ja, maar wat moet dat dan kosten? Hangt van de verkoper af, zegt de wachter, maar ik zou niet meer dan 100000 betalen (dat is het dubbele van de niet-tribune kaarten van gisteren, 30 euro dus). Die kerel die gisteren 400000 pesos vroeg was dus wel degelijk een dief. We vinden daadwerkelijk een straatverkoper die ons voor 100000 pesos een tribuneplaats aanbiedt en om zeker te zijn dat het geen bedrog is betalen we hem pas als de wachter onze kaart afstempelt en adelante zegt. Mooi, en we zitten effectief comfortabeler, zelfs met een mobiele WC vlak in de buurt, altijd handig. Luidens het Colombiaanse gebrek aan stiptheid moeten we wel wachten tot 2.30 hr pm om eindelijk een stoet te zien (hij zou nochtans beginnen om 1 hr), maar goed, we hebben een boekje in onze rugzak zitten en worden bovendien af en toe vermaakt door potsenmakers, zoals die man die met een zwarte pop danst en haar El Negrita noemt. Dat zou in België alweer een item voor de politiek-correcte kerk zijn: neger zeggen tegen een zwarte, is dat geen racisme? In Colombia doen ze daar niet moeilijk over, een zwarte ziet toch zwart en daar zijn deugdelijke biologische redenen voor, waarom zou dat dan geen Negrita mogen zijn? Inderdaad, gelijk hebben ze. Er wordt in deze parade trouwens veel aandacht ingeruild voor de Afro-Caraïbische erfenis, maar zonder spot, want het carnaval van Barranquilla is meer een volksfeest met veel allegria, een beetje nationalisme (in het begin telkens open doekjes voor de politie en de brandweer, net als bij een 4th of July-viering in de USA) en slechts een beetje satire (gisteren aanwezig, vandaag helemaal niet). Het lijkt ook niet op dat van Rio de Janeiro, waar de blocos veel wilder zijn en de Sambodromo-parade veel professioneler, want die wordt immers gejureerd en er zijn grote geldprijzen mee te winnen. Hier doet iedereen maar wat, je moet niet in de pas lopen, zolang je je maar amuseert. Best zo. Het enige wat ons stoort zijn die tribunekijkers die uithalen met een smartphone op een hoog statief, want dat statief staat in onze weg. Dat soort toestellen zou door dictator Oostvogels zonder pardon verboden worden, en de bezitters zouden verbannen worden naar de selfiehel!
Gisteren hebben we gemerkt dat die Joodse prof Yavul Noah Harari, waarvan we nu zijn 2de boek, HOMO DEUS, bijna uithebben, heus wel gelijk heeft in veel van de zaken die hij, uitstekend schrijvend, voor het voetlicht brengt. Met name het feit dat mensen geen een en ondeelbaar zelf hebben, maar eerder een ervarend en verhalend zelf, die met mekaar in concurrentie verkeren. Omdat Homo Sapiens een verhalenverteller is, wint meestal dat laatste zelf. Ook bij ons. Want ons ervarend zelf beleefde gisteren misschien wel de vervelendste dag van heel de reis. Niet in de voormiddag, dan vertoefden we nog op het idyllische strand van ons resort in Los Naranjos. Maar dan. Omdat de eerste rechtstreekse MARSOL-bus van 10 hr naar Barranquilla volgeboekt was, maakten wij via de hotelreceptie een reservatie op de bus van 1 hr pm. Ook goed, want luidens iedereen doet de bus daar maximaal 3 uur over, en voor alle zekerheid bellen wij ons volgend hotel op dat wij wellicht rond 4 uur arriveren. Muy bien, señor Joseph! Maar dat loopt grondig mis. De bus arriveert om te beginnen al te laat, en zit helemaal vol. De chauffeur wil ons laten staan, maar daar steekt de receptioniste van Barlovento een stokje voor. Nu mogen we wel mee, tenminste naar het officina (een staanplaats! En onze koffer geprangd in het middenpad). Daar wordt iemand die maar naar Santa Marta moet overgeheveld naar een taxi zodat wij kunnen zitten. Uiteindelijk vertrekt de overladen bus om 2 uur, waarna we met heel wat files geconfronteerd worden. Zodoende wordt het alsmaar later en wordt de voorziene puerta hasta puerta service (iedereen afgeleverd aan zijn of haar Barranquilla-hotel) veranderd in een officina/officina dienst. En dus moeten we om 7 hr nog een lokale taxi nemen, maar die kunnen we gelukkig meteen op de kop tikken. Geen prettige ervaring, eerder Colombia op haar smalst, maar als we eindelijk aankomen in Casa Colonial, ons verblijf voor 5 nachten, zijn we meteen gecharmeerd door deze prachtige villa, waarin het o.a heerlijk ontbijten is in de tuin. Ons verhalend zelf neemt het over en ziet de zaken meteen weer positief, en dat blijft zo vandaag. Madam Claudia, die de zaken hier bestiert, zegt waar we moeten zijn voor de zaterdag-parade van het 2de grootste carnaval van Zuid-Amerika, en drie andere gasten willen daar ook heen (20 minuutjes te voet). Samen met ons op de foto: een Duits-Amerikaanse die in Mississippi woont, samen met haar in New Jersey wonende Amerikaanse vriend. En de Noorse Kristin, die hier met haar lief is, maar die kerel voelt zich koortsig en blijft vandaag in bed. Noorse vrouwen zijn echter zelfstandig genoeg, geen sprake van dat zij bij hem zou blijven. Wij nemen haar graag onder onze hoede, want we vinden dat ze op Liv Ullman, de Bergmanactrice, lijkt. En zo negotiëren we voor 15 euro/man een zitplaats onder een tentzeil (een tribune staat er ook, de dief beneden vraagt daar 120 euro/man voor, geen sprake van!), waar we op de 5de rij kunnen plaatsnemen. Niet de beste plaatsen, maar toch zeker niet de slechtsten. En zo brengen we de eerste carnavalsdag door. Praalwagens, zangers, dansers, roepers, alles wat je kan verwachten. Natuurlijk worden we ook natgespoten met espuma, schuim dat geen schade verwekt. Wie is de dader? De kleine onverlaat achter ons, die we samen met haar ouders dan maar fotograferen. Het leger en de marine defileren natuurlijk ook, en we merken zelfs Karl Marx (niet op foto) en wijlen Hugo Chávez op. Ja, het onderdeel satire wordt niet vergeten. Maar Joden zijn er niet bij, we zijn hier niet in Aalst. Ach, laat ons dat schattig deugnietje achter ons nog maar eens in beeld nemen. Morgen meer carnavaleske toestanden, en maandag en dinsdag ook, want voor de rest is alles toch gesloten, net zoals in Rio De Janeiro 2 jaar geleden.
We lopen een dag achter vanwege de ellendig zwakke WiFi in Finca Barlovento (anderszins zeker een Top 10-verblijf van deze reis), maar dat euvel is in Barranquilla, waarover morgen meer, hersteld. Gezien de sluiting van Parque Nacional Tayrona hebben we hier de tijd voor een extra dagtrip: naar Minca met de resortchauffeur Javier. Minca, op zich een plaatsje van niks waar vele backpackers rondhossen, ligt in de Sierra Occidental boven Santa Marta, op 600 meter hoogte zou het hier luchtiger moeten zijn dan aan de hete Caraïbische kust, maar dat is niet zo, want hier staat geen wind en aan de kust wel. Nu goed, het landschap, met de stoffige stad Santa Marta ver aan de horizon, is mooi genoeg en twee watervalsystemen met natuurlijke swimming pool kunnen hier bezocht worden. Te voet? Dat is masochisme, te warm. The thing to do is achterop gaan zitten op een moto-taxi, al dan niet met een helm op je kruin. Dat doen we, zij het gelukkig niet te lang (je achterwerk zou snel beginnen te protesteren), maar de eerste stopplaats, Pozo Azul, bevalt ons niet. Dit waterfestijn is gratis, en daarom stikt het er van Colombianen die denkelijk thuis geen bad hebben. We hebben ook al beter gezien, zeker in Costa Rica. Veel beter zijn de Cataratas de Marinka, waar ook minder volk is, want je moet er het luttele bedrag van 5000 pesos (1,5 euro) betalen, anders kom je niet voorbij dat huisje op de foto. Niet slecht, je kan er zelfs zonnen, als je niet bang bent te verbranden in de evenaarszon (wij kijken wel uit) en alles is er piekfijn ecologisch georganiseerd. Gratis straffe douche voor ieder die wil! Meer dan dat is er in Minca ook niet te doen, zodat we om 3 hr pm al terug in de Finca zijn. Waar je eindeloos kan luieren, maar ook langdurig keuvelen met de andere internationale gasten, als daar zijn Fransen, Zwitsers, Duitsers en kijk, ook twee Belgen, een meisje uit Diest en een jongen uit Limburg, die samen in Leuven wonen. Het meisje spreekt voorbeeldig Spaans, en heeft al veel meegemaakt in Zuid-Amerika. Inclusief de nodige diefstallen, dat hoort er bij (ook in Bangkok werd ze ooit van een geldtas beroofd). Meest van al zijn we nog in gesprek met een Nederlands koppel, die immers de kamer naast de onze betrekken. Veel-reizigers, want meneer is zelfstandige en kan het zich gerust permitteren een jaar eens niets te doen. Want hij is scheepstimmerman, gespecialiseerd in luxe-yachten, die hij soms in Monaco onder handen moet nemen, al komen ze hem even vaak opzoeken in Scheveningen, waar hij woont. De toekomst is aan de stielmannen! Nooit stress, en de rijke lui betalen zijn vraagprijs, hoe hoog die ook is, toch met de glimlach. En dan wordt het weer avond, en eeuwig zingen de bossen.
Over het openbaar vervoer in Zuid-Amerika zijn wij zeer te spreken, vooral in Brazilië. Colombia is doorgaans een goede tweede, maar gisteren liep het net iets minder. Eerst blijkt onze reservatie bij busmaatschappij MARSOL niet bekend, waardoor we om 10 hr enkel meekunnen op de bus naar Santa Marta (waar we dan een duurdere taxi van 45 min moeten nemen naar onze eindbestemming), en daarna blijkt de rit, incl 2 stops, 5 uur ipv 3 uur te duren, vooral te wijten aan een staking voor meer werkgelegenheid onderweg (Colombianen bezetten dan graag de openbare weg) en filevorming rond Barranquila. Maar OK, om 4 hr pm zijn we ter plekke in Finca Barlovento, een idyllisch resort aan de Caraïbische zee waar alles naturel is (vandaar ook geen warm water, wat bij 32 graden niet zo erg is). Als we uit onze kamer met uitzicht komen zien we links wat op foto 1 staat en rechts wat op foto 2 te zien is. Het is toch iets anders dan wat we uit ons venster in de Joseph Wuytslaan in Deurne zien. En dus zijn we blij dat we het bij deze verblijfplaats voor 2 nachten gehouden hebben, ofschoon we wisten dat het aanpalende Parque Nacional Tayrona gesloten is (op last van de Indianen, die het beheren en met als reden de regeneratie van de natuur, twee keer per jaar wordt het park voor een maand gesloten). Maar dat is niet echt een probleem, want ook Barlovento heeft een eigen strand, waarop je kan paardrijden. En een wilde zee (waarin je kan lopen maar niet zwemmen, te veel onderstroming, wel surfen, als je dat kan). En een rustige poel links van het strand, maar daar zitten dan weer kaaimannen in. Het kan allemaal de ongerepte schoonheid van deze kuststrook in het noordwesten van Colombia niet storen. Via een aardig wandelpad lopen wij ook een stukje strand af, en als de zon ondergaat wordt het helemaal toppie. Daar wordt een mens pas echt zen van, Magnette!
Je kan wel blijven rondhossen in Getsemani, maar uiteindelijk moeten we toch terug naar Ciudad Antigua, waar we immers een afspraak hebben met Petra en Sven. Niet op het terras van het okergele hotel, maar wel op dat van Café del Mar. Colombia is geen uitblinker qua terrassen (op vele plaatsen is het ook veel te warm daarvoor), maar Cartagena is een uitzondering. Aan de zee staat een strakke, weldoende bries, vanaf 5 hr toch, voordien zijn alle terrassen gewoon leeg. Maar om 5.30 hr zitten ze vol en worden het heuse mas tu vu-plekken, alsof je in California of Zuid-Frankrijk bent. In Popayan hadden wij getrakteerd, nu is Sven aan de beurt, en die laat zich niet pramen. Een hele teil Margarita voor 30 usd, daar komen we wel even mee rond, tijd voor people watching, waarna we elk ons weegs gaan en ontroerd afscheid nemen van mekaar. En van Cartagena, een toch wel ongelooflijk mooie stad, die alleen te toeristisch voor haar eigen goed dreigt te worden. Er is zelfs een Russische bar, stel je voor. En, in tegenstelling tot de rest van Colombia, zitten de kerken nooit vol. Want dit is een hedonistische stad, die in schril contrast staat met Los Naranjos, waar we nu zijn aanbeland en de WiFi zwak is maar de natuur fraai genoeg. Daarover morgen meer, als we er in slagen onze fotos verkleind te krijgen.
En we blijven onze ogen uitkijken op Getsemani, waar de backpackers nog kunnen verblijven, want hoe duur de oude stad ook is, hier kan je nog voor 12 euro een slaapplek krijgen, bv in het hostel van foto 1 (verwacht dan wel geen eigen badkamer). Op foto 9 staat een rood-groen huis, dat te koop staat voor 120 miljoen pesos, dat is ongeveer 33000 euro. Niet al te veel geld voor een huis, maar als je het maar kan verhuren voor 40000 pesos zal het toch lang duren voor je de investering eruit hebt. We zullen dus maar gewoon eigenaar van ons modaal appartement in Deurne blijven.
Yep, als de Bijbelse tuin waar Christus gearresteerd werd zo pittoresk was als Cartagenas wijk Getsemani, hebben wij nog meer zin naar Israël te trekken dan we toch al hadden. Vergeleken met nov 2017 zijn de graffiti fel toegenomen, en al is er geen Banksy bij, toch mogen sommigen er heus wel wezen (ERRE is overigens een echt bekende naam in Latijns Amerika) en fotogeniek is het altijd. Al betwijfelen we of Gabriel García Marquez ooit de trekzak heeft bespeeld. Een leuk idee is de opschildering van vleugels allerhande in een kleine steeg, waar je dus van jezelf een vogel kan maken. Dat waren wij al, maar alla, we laten ons door een Noord-Californisch meisje (een niet praktiserende Joodse, die zich verbaast over het feit dat wij het Oud TEstament gelezen hebben) toch ook maar even kieken. Wat meer is: we laten ons zelfs knippen! Want ja, ons haar was niet meer om aan te zien, blijkbaar hebben we het medio dec in Texas niet kort genoeg laten stileren. Of anders groeit het beter door al die zon hier. We vinden in Getsemani bij toeval een kleine kapperszaak, zo te zien gedreven door een homoseksuele local, die er echt werk van maakt. 40 minuten, prima gedaan, en dat alles voor 8 euro, terwijl we aan die dief achter onze Deurnese hoek 25 euro betalen. Fijn, wij gaan voortaan permanent naar de coiffeur in Cartagena!
Hé ja, het blijft leuk zomaar wat rond te strompelen in de oude stad, en net zoals in Venezia helpt het een beetje de onderbuik van de stad op te zoeken, daar is iets minder volk. Al gaan we nu niet zo ver een fruitkorf op onze kop te zetten voor een zotte foto, zoals die ene toeriste (je moet uiteraard betalen voor zo een foto). Via een aardig park met volwassen vijver, kom je vervolgens niet in Havana, maar wel in Getsemani terecht, een Bijbels betitelde volksere wijk met heel veel schwung, waar alle nationaliteiten blijkens de vlaggetjes welkom zijn. Ook de kredietkaartlozen? Want vanmorgen bereikte ons het bericht dat Belfius onze Mastercard geblokkeerd heeft vanwege geconstateerde fraude. En inderdaad, als wij de Belfius app openen zien we op 11 en 12 februari niet minder dan een 25-tal transacties van telkens 78 euro onder de mysterieuze titel Google NCSOFT. Transacties in Amerika nota bene, terwijl we daar toch al bijna twee maanden niet meer zijn. Enfin, ook dat komt wel weer goed en het is niet van aard onze opperbeste stemming te verstoren. Omdat we nog een normaal werkende CC overhebben natuurlijk, met de Visa-kaart is niets mis. Gelukkig, anders zaten we wel degelijk in zak en as. Volgende keer nemen we 5 kredietkaarten mee! En benieuwd welke verdere verklaringen de bank ons zal verschaffen. Hacking van Poetin? Koen Geens die weerwraak neemt omdat we hem de oppertjeef hebben genoemd? Enfin, de rest van Cartagena is voor morgen, dan hebben we meer tijd (bus van 10 hr naar Los Naranjos, waar we al tegen 14 hr denken aan te komen voor 2 nachten in de natuur).
Cartagena revisited! We verbleven hier in nov 2017 een volle week, en enkel het veel te drukke Caraïbische strand Playa Blanca viel ons toen tegen. Voor deze herhalingsoefening van 1 dag dus geen plat-commercieel strand, maar ook geen stadspanorama vanaf het 5 km buiten de stad gelegen Convento de Popa (foto 1 en 2 uit 2017), geen Castillo de San Felipe (foto 3 uit 2017), geen onafhankelijkheidsfeesten met schattige kleintjes (foto 4) en zelfs geen grote wandeling op de forse stadswallen (foto 5 uit 2017). Nee, vandaag houden we ons enkel met het beste bezig: La Ciudad Antigua en de aanpalende wijk Getsemani, een halve dag voor elk. En dat vanaf ons aardige Bantu-hotel, dat bestaat uit twee samengevoegde herenhuizen en de Afrikaanse roots van een deel van de Caraïbische bevolking handig bespeelt. In de oude stad kan je aan Plaza Bolivar de schoonheidskoninginnen van de laatste 100 jaar op de grond zien liggen, maar in werkelijkheid is natuurlijk Cartagena zelf de enige echte La Perla de las Indias, waarvan we in 2017 heel de boeiende geschiedenis op de blog hebben gezet, zodat we ons nu die moeite kunnen besparen. Ook musea laten we geheel terzijde, temeer het Museo de Arte Moderna tot donderdag gesloten is vanwege de opbouw van een nieuwe tentoonstelling (een galerietje lopen we wel even binnen, maar er is niets hoogstaands te zien). Het is altijd wel een goed idee als er ergens een deur opengaat snel een foto te nemen, valt nooit tegen. Net zo min als de belangrijkste gebouwen, als daar zijn het Teatro Heredia en natuurlijk de Catedral, die van ver zichtbaar is. Maar de som is altijd groter dan de delen, daarin gelijkt Cartagena sterk op andere kunststeden, zoals Venezia of Brugge. Helaas ook in andere opzichten, want ofschoon er nu niets speciaals aan de hand is, zoals de onafhankelijkheidsfeesten in nov 2017, is er nog meer volk dan toen in de oude stad. Vooral nog meer Amerikanen, afkomstig van nog meer cruiseschepen. En dan zijn de Chinezen nog niet gearriveerd, want die hebben we niet gezien. Het laat zich dus aanzien dat Cartagena weldra hetzelfde lot zal beschoren zijn als Venezia, en dat is jammer. Wel goed nieuws voor de opdringerige verkopers, dat wel. Alles kan je hier op straat kopen: sombreros, fruit, dranken allerhande, snoep, sigaren, noem maar op. Alleen een Belgische federale regering niet.
We moeten pas om 1 uur uitchecken, zodat we nog een paar uur in La Ciudad Blanca kunnen rondlopen. Waar we zowaar 1 Museum ontdekken dat op maandag geopend is, het draagt de pompeuze naam Fundacion Casa Museo Luis Eduardo Ayerbe Gonzalez, is nog maar een jaar open en je mag er, helaas, enkel fotograferen op de patio, maar niet in de binnenruimten, die volgestouwd zijn met collectioneursartikelen, waaronder zelfs etsen van Albrecht Durer. Dat komt omdat president-militair Julio Arboleda, die nabij Popayan geboren werd en hier een poos leefde, een bereisd politicus was, die veel tijd doorbracht in Parijs, diverse plekken in Italië en New York en in al die plaatsen van alles op de kop tikte. Het atrium is trouwens gebaseerd op Pompei, dat hij bezocht, maar veel geluk bracht het onze man niet, want hij werd in 1861 op 45-jarige leeftijd vermoord. Dit alles komen we te weten van een vriendelijke madam, die ons een (verplichte) rondleiding geeft, en ze zegt er nog bij dat het museum gerund wordt door een nazaat van Arboleda. Een mooi slotakkoord voor een mooie stad, waarvan we eigenlijk gisteravond al in stijl afscheid hadden genomen, door nog eens die heuvel te beklimmen tijdens de zonsondergang al valt die wegens te veel wolken aan de horizon tegen. Maar daar laat de lokale jeugd zich niet door tegenhouden, het is hier een drukke bedoening en we zien zelfs een tent, vergezeld door een op het eerste gezicht gevaarlijke hond, waarom anders die muilband. Ook na de sunset blijft Popayan een aardige stad, die s avonds sfeervol belicht wordt. Een goede koloniale tweede na Cartagena, waar we net zijn aangekomen. Natuurlijk is er, cfr de laatste foto, een pleintje met muziek vlak bij ons hotel, dat is hier de normaalste zaak ter wereld. In november 2017 vertoefden we een volle week in La Perla de las Indias, nu is het slechts een korte tussenstop richting Santa Marta en het carnaval van Barranquila. Maar het zal morgen zeker een prettig weerzien zijn met de oude stad, en trouwens ook met Petra en Sven.
Een rustige zondag, die aan het ontbijt begint met een spectaculaire informatie van die Fransman die samen met ons en de twee Duitsers in een privé-wagen ontsnapt is uit San Agustín. Nadat wij allemaal gepasseerd zijn hebben ze op de weg autos in brand gestoken, zegt hij, we zijn goed weggekomen, wij zijn helden! Tja. Toch fake news, want samen met Petra en Sven, waarmee we ook samen ontbeten hebben, checken we zelf achteraf de kranten in de lobby en die brandende autos blijken zich in een gans andere provincie te bevinden, maar niet tussen San Agustín en Popayan. Niettemin: er is wel wat loos in Colombia, nog steeds, ondanks de Nobelprijs voor de vrede voor de vorige president en het nog steeds geldende, maar wankele, akkoord met de FARC, dat blijkt ook uit een interview met een politiechef dat we deze namiddag in een lokale krant zullen lezen. 281 geïdentificeerde terroristenbendes, volgens zijn telling, dat is wel wat. Na het ontbijt neemt The Passenger Petra en Sven mee op sleeptouw naar Tres Cruces, een panoramapunt buiten de stad waar je naar verluidt beter in groep kan naartoe gaan. Dat feest gaat niet door, want een voorbijganger vertelt ons dat het niet veilig is met een dure camera (die Sven aan zijn schouder heeft hangen) dat eenzame pad naar boven te nemen. Nou, safety first dan maar, vindt iedereen. Temeer we wel de Morro de Tulcan, bijna even hoog en vlakbij de stad, langs de gemakkelijkste kant (die wij afgelopen dinsdag even niet vonden) kunnen oplopen, waar we door twee politielui verwelkomd worden. Als dat niet veilig is! We hebben een hele babbel met de dienders (Sven spreekt net zoals wij redelijk Spaans, dat hij geleerd heeft van een buurman van hem in Hamburg - een Colombiaan uit Cali die met een Duitse getrouwd is), die op foto 4 vereeuwigd zijn samen met onze Duitse vrienden. Terug in de witte stad met haar gezellige centrale plein, bezoeken we nog het Museo Valencia, tevens het enige dat op zondag geopend is. Onderschat deze uit Castillia afkomstige familie niet, ze leverden 1 nationale dichter (die hier begraven ligt) en zelfs een president, die Colombia bestuurde van 1962 tot 1966. Mooi woonhuis alleszins, zoals gebruikelijk scoren de patios met al hun bloemen het hoogst. Waarna we terug wandelen naar ons kloosterhotel en iedereen zich separaat aan de leesarbeid begeeft. In ons geval Homo DEUS, boek 2 van de Joodse intellectuele rockster Yavul Noah Harari (waarover in maart meer via de geijkte kanalen). Tot Petra en Sven zich opnieuw bij ons voegen en we ons samen aan de cocktails begeven. Volgende afspraak: het terras van Café del Mar in Cartagena, want ja, daar gaan ook zij morgen naartoe (maar met een veel vroegere vlucht dan wij). Dinsdagavond om 5 uur, de eerste houdt een tafeltje vrij!
Hé ja, we zijn allen aan de guerilleros ontsnapt (uiteindelijk drie privé-wagens benut om 5 toeristen van San Agustín naar Popayan te brengen, dat was een beetje overkill), en vinden mekaar ook allemaal terug in hetzelfde kloosterhotel waar wij al eerder waren. Onderweg een mooi Paramo-landschap, met in de verte de uitgedoofde vulkaan Pucare in beeld, en een paar op de weg vallende watervallen. Maar onze chauffeur moet ook stoppen aan een militaire controlepost (de sergeant wisselt enkele woorden met The Passenger) en houdt eveneens halt op een lelijke brug boven een diepe canyon, met de vraag even naar beneden te kijken. Daar liggen inderdaad nog menselijke skeletresten - lui die een tiental jaren geleden door de guerrilla vermoord en naar beneden gegooid werden, waarna de gieren aan het werk konden. Toch een idyllisch landje, Colombia! Maar intussen bevinden we ons weer in Popayan, al sinds 12.30 hr. We zijn pas om 5 hr pm afgesproken met Petra en Sven (aperitieven in het hotel, avondeten in een Zwitsers-Italiaans restaurant in de buurt) en ofschoon we morgen en zelfs maandagvoormiddag nog veel tijd hebben, maken we ook vandaag toch alweer een stadswandelingetje in de Witte Stad, met focus op twee uitschieters. Naast die witte kerk, binnen haar kloostergang eigenlijk, bevindt zich nu de universiteit van Popayan, afdeling Rechten en Pol & Soc. Wie zou op deze plek niet graag willen studeren, t is een courtyard om nooit meer af te komen (extra goed verzorgd, want heropgebouwd na de aardbeving van 1983). Popayan is de beste universiteitsstad van Zuid-Colombia, en dat alles reeds vanaf 1826, toen de onvermijdelijke Simon Bolivar deze universiteit stichtte. Die inmiddels niet minder dan 13 presidenten heeft opgeleverd, maar toch ook enkele guerilleros, schatten wij, want universiteiten zijn in Latijns Amerikaanse landen dikwijls de bakermat van revoluties of pogingen daartoe geweest. Voor de rest brengen wij ook een bezoek aan het Museo de Arte Religioso, waar je het gebruikelijke tweederangswerk ziet (was het echt zo gezellig in het vagevuur? En had Hieronymus leeuw, wiens geopende muil een koddige kleurparallel vertoont met het gewaad van de kerkvader, werkelijk buiten die nagel in zijn poot ook al zijn tanden laten trekken?), maar toch eveneens de nodige liturgische objecten, fraai uitgestald in een mooie kloostergang, vooral qua smeedwerk. De interessantste zaal is zeker die van Het Laatste Avondmaal, geflankeerd door manshoge portretten van de apostelen. Het grote doek is van een anonieme meester van de richtinggevende school van Quito, en hoewel het allerminst grote Kunst kan genoemd worden, kan je niet zeggen dat de betrokkene zijn didactische taak niet heeft volbracht. Slechts een man zonder aureool - vriend Judas natuurlijk. Die bovendien als enige de toeschouwer recht aankijkt, als om te zeggen: zoek niet verder, IK ben de schurk van dienst. Wij vinden dat grappig.
Zien wij er niet goed uit op een paard misschien? Welaan dan. Machenco, dat is de naam, is een braaf dier al wil het ook wel eens galopperen. Maar een lichte galop, dat kunnen we aan. En zo brengen we 4 uur door, met nog enkele augustijnen-sites tussendoor, waarbij vooral die in de natuur gelegen veel indruk maakt. Wat een landschap! Dat vonden ook de Indianen van toen, je ziet aan de ene kant een mannetje in adoratie voor de zonnenkant, en aan de andere een identiek mannetje dat de maanzijde aanbidt. Tevens treffen we hier twee andere ruiters aan (met een andere begeleider), waarmee we verbroederen, zie foto. De ene is een Fransman die ook sinds kort in pensioen is, de andere is een jonge Taiwanees die heel goed Engels spreekt aangezien hij al 5 jaar in London vertoeft (hij maakt zich zorgen over de Chinese aanspraken op Taiwan). Samen bezoeken we ook het etnografisch museum, waar de gids van The Passenger het voortouw neemt. Zowaar is er ook een mal te zien waarin de historische bewoners onder de Spanjaarden gitaren maakten, interessant. Maar de interessantste site is die met de beelden die nog min of meer hun kleur hebben behouden (doorgaans zijn die kleuren helemaal verdwenen omdat de sculpturen pas sinds kort een afdak hebben en dus niet meer aan de regen zijn blootgesteld). En wat zijn die kleuren? Zwart, geel en rood, omdat al die kleurtjes uit inheemse bomen en hun vruchten gewonnen kunnen worden, zoals onze gids ons demonstreert. Maar dat zijn de kleuren van de Belgische vlag! En daarmee heeft The Passenger het mysterie van de verdwijning van de augustijnen opgelost. Ze stierven niet uit, ze emigreerden naar België, waar toen nog geen strenge migratiewetten heersten. Na enige eeuwen ondergrondse activiteiten, stichten ze België en kijk goed naar de trekken van vele van die beelden: toch sprekend de trekken van de eeuwig glimlachende Koen Geens? Voilà, alweer een raadsel oplost. De beelden van de augustijnen zijn geen sjamanen, maar oppertsjeven! Allemaal goed en wel, en van het stadje San Agustín (niks speciaals hoor) naar ons hotel is geen probleem, hoewel er hier geen taxis zijn. Maar wel motos, waar je achterop kan zitten. Wel een probleem is de situatie van morgen, want die is weer veranderd. Er gaan definitief GEEN bussen, ze durven het niet aan. Maar een privé-wagen, tien keer zo duur, kan wel gehuurd worden. En ook een moto, maar 4 uur op een moto met al onze bagage, ben je gek. We hadden eventueel samen kunnen reizen met het Duitse echtpaar van ons hotel (Petra en Sven, beiden zeer sympathiek), die al eerder een privé-wagen om 8 uur morgenvroeg hadden geregeld. Maar drie stukken bagage in een koffer van een normale wagen (en onze koffer is verdomd groot), nee, dat gaat niet lukken. En wat maakt nu 100 euro meer of minder uit. En bovendien kunnen twee personenwagens, ipv van 1, die guerilleros van ELN alleen maar in verwarring brengen, nietwaar. Nee, dat komt wel goed, en we gaan er van uit dat we Petra en Sven in Popayan opnieuw zullen ontmoeten, want zij verblijven ook daar in hetzelfde hotel als wij. Het is dus bijna tijd voor ons afscheid aan het Monasterio-hotel in San Agustín, een heerlijke plek (overigens is de eigenaar, Bernd Kroening, geen Zwitser, zoals we eerder meldden, maar een Duitser) met vooral ook een verrukkelijk ontbijtbuffet. Slechts twee opmerkingen: s nachts zijn er muggen in de kamer, die volgens ons binnendringen langs een spleet in de terrasdeur, want als we gaan slapen merken we niets. Wel als we s nachts wakker worden van de jeuk! En in het uitstekende restaurant wordt soms ijselijke muzak gespeeld, die we ons herinneren van Argentinie dec 2017 - versuikerde versies van hits van The Rolling Stones. Ergert ons mateloos, dat komt je op een negatieve opmerking te staan, Bernd! Zou bij dictator, of liever DICTADOR, Oostvogels ongetwijfeld strenge lijfstraffen voor alle betrokkenen tot gevolg hebben! Maar voor de rest: schitterend hotel. Tot in Popayan ten tweede male, tenzij het ELN ons toch te pakken krijgt. In welk geval we van al onze geliefden een losgeldbijdrage dienen af te smeken. Spannend, vinden ook Petra en Sven, bereisde lui die ook niet gauw gek te krijgen zijn.
Opvallende watervallen hebben ze hier ook, en je kan daar ook een jugo de lullo drinken, geen lullig drankje maar wel een heerlijk sapje gebaseerd op een van de vele tropische vruchten die Colombia rijk is, maar verder niet gedraald: achter die oranje poort ligt het Parque Arceologico, dat enorm groot is en waar we, naast een bezoek aan het museum, eindelijk nog eens een echte wandeling kunnen maken (W51, twee uur eneenhalf) doorheen een lush jungledecor en met overal beelden van de mysterieuze augustijnen op onze weg. En trouwens ook een bron, waarin ze zwembaden hebben uitgehakt, waarschijnlijk voor een of ander ritueel. We hebben de ontdekking van die augustijnse beelden (meer dan 100 hier) vooral te danken aan twee Duitse archeologen: Konrad Preuss tijdens WO1 en Ernesto Guhl, die de nazis liet voor wat ze waren en in Colombia zou sterven (de foto dateert uit 1937). Maar dat neemt niet weg dat er bitter weinig over deze Indiaanse knakkers bekend is, afgezien van het feit dat ze bekwame steenhouwers hadden (aan vulkanische rotsen geen gebrek, want 1500 jaar geleden waren de vulkanen hier nog actief). Een schrift hadden ze niet, en ze verdwenen spoorloos lang voordat de eerste Spanjaard arriveerde. Hoe komt dat? Er bestaan natuurlijk theorieën ter zake, zoals het feit dat ze mogelijk veel kinderen offerden en zo zichzelf tot uitsterving brachten (lijkt ons heel onwaarschijnlijk hoor, deze theorie overleeft het mes van Ockham niet), maar niemand die het echt weet. En ook niet of de beelden notabelen, sjamanen of chefs vertonen (in een enkel geval zijn het dieren) en al evenmin wat ze precies in de hand hebben, als ze al iets in de hand hebben. Al bij al een prettig mysterie en een aardige wandeling, en morgen nog wat meer augustijnen, maar dan te paard. Ja, maar hoe zit het dan met die terroristentoestand en de aankondiging dat vanaf zaterdag de wegen voor 3 dagen zouden gesloten worden. Wel, we beluisterden samen met Juan Carlos, onze chauffeur (gids is wat veel gezegd) een radio-interview met de minister van Transport en ofschoon we van diens getater omtrent de nood aan veiligheid niet alles begrijpen, meenden we toch te horen dat het Grote Alarm is opgeheven en men eerder de zaak van dag tot dag gaat bekijken (ja, klopt, zegt Juan Carlos). Daarvan worden we niet veel wijzer, de man lijkt wel bij Koen Geens in de leer zijn gegaan. Maar hoe dan ook, en zo denkt onze hotelreceptie er eveneens over en ook een Duits koppel dat in dezelfde situatie als wij verkeert: waarom zouden we ons voorbetaald en uniek hotel een dag eerder verlaten als er wellicht geen verandering in de huidige toestand optreedt en wetende dat het ultimatum min of meer is opgeheven? Niettemin zal het hotel en ook Juan Carlos (die in verbinding staat met de busmaatschappij) ons morgen verder op de hoogte houden, in het slechtste geval zouden we na de paardenexcursie nog kunnen afreizen, mocht blijken dat het zaterdag niet meer zou kunnen. En mocht het toch helemaal mislopen en we hier vast zitten, gelieve dan, Belgische staat, ons pensioen door te storten naar Hotel Monasterio in San Agustín.
Colombia heeft natuurlijk geen Macchu Pichu maar het is na Peru toch nr 2 waar het precolumbiaanse beschavingen betreft. In de eerste plaats is er, in het Caraïbische Noorden, La Ciudad Perdida, maar die is enkel bereikbaar via een 4-daagse voettocht door de jungle (2 dagen op, 2 dagen af). Nu willen wij onze leeftijd wel eens vergeten, maar DAT kunnen we toch zeker niet meer aan. Je hebt echter ook de augustijnen, we noemen ze zelf nu maar zo, maar eigenlijk hebben ze geen naam, want er is weinig bekend over de oude Indianencultuur van San Agustín en omstreken. Vast staat wel dat het een cultuur was die bloeide aan het water van de Rio Magdalena, de langste rivier van Colombia, en die bezoeken we dus eerst op onze jeeptour, op een plek waar de rivier zich doorheen een nauwe Canyon moet wringen. Mooi, het doet ons op een of andere wijze aan de film Deliverance denken (je kan hier trouwens ook wild water raften). Changement de decor in Isnos, een plaatsje van niets met kleurrijk geverfde huizen, waar een nieuw museum is dat focust op de begrafeniskuilen van de augustijnen. In sommigen kan je afdalen, in anderen niet, en er is een verklarende tijdsbalk voorzien. Het betreft hier dus een cultuur die duizenden jaren bestond, en vooral vanaf het begin van onze jaartelling tot de vroege middeleeuwen hoge ogen gooide qua rituelen en beelden. Die laatsten kan je allereerst zien in Alto de los Piedras, waar fraaie orchideeën naast de weg bloeien en vele uit vulkaan gehouwen sculpturen de aandacht opeisen. In de eerste plaats alleszins El doblo yo, de dubbele ik, zo genoemd omdat een menselijke figuur hier een andere boven het hoofd draagt. Ego en superego, Freud bij de Indianen? Niemand die het weet. Maar het ziet er wel goed uit, verdieping gewenst, cfr de volgende blog.
COLOMBIA 2020: San AgustÃn (1) Hotel Monasterio en guerrilla-toestanden
Er is 1 busmaatschappij die Popayan rechtstreeks met San Agustín verbindt; geef toe, het is geen grand luxe. We zitten er samen met 4 Fransen in, plus nog wat lokalen die elders moeten zijn en samen schokken we over een slechte bergweg naar onze volgende bestemming. Verrassing op een kruispunt, 5 km van San Agustín: de bus houdt ermee op en gaat niet naar de stad. Wij zijn de enige die Spaanskundig is en vertellen de 4 Fransen na navraag dat een taxi ons hier komt ophalen om de laatste 5 km af te leggen. Dat is ook zo, het is Paula van een lokaal reisagentschap die iedereen naar de stad zal brengen (de twee vrouwen op mekaars schoot vooraan, de drie heren op een hoopje achteraan, en hoe ze alle bagage in de auto heeft gekregen begrijpen we nu nog niet). Slim bekeken, want onderweg kan Paula excursies aan de inzittenden slijten. Voor ons OK, maar de 4 Fransen, die naar een jeugdherberg trekken, hebben daar geen zin in. Wij bestellen voor morgen een jeeptrip en voor overmorgen een excursie te paard en dat maakt Paula dermate blij dat ze ons zelf naar Hotel San Monasterio zal brengen. Wat een verblijf! Zonder meer het 2de beste van de hele reis, na Makanda by The Sea in Costa Rica. De baas is een Zwitser (wij waren ermee in correspondentie) die getrouwd is met een Colombiaanse en wat ze hier met dat kloosterthema en vooral met bloemen allerhande hebben uitgericht is werkelijk uit de kunst. Zelfs bij een naderend onweer, dat uiteindelijk voorbij trekt, is het NOG pittoresk en dat we ons hier in een riante Andesvallei bevinden wordt eveneens meteen duidelijk. Mijmeren in de eigen hangmat dus, maar niet alleen in kommerloze zaligheid. Want we hebben van de Fransen in de bus al vernomen dat het hommeles is tussen het ELN (een kleine guerillagroep die nooit het vredesverdrag van 2016 heeft getekend) en de regering. Er is een ultimatum van kracht dat eind deze week afloopt en als het ELN (dat juist in deze bergstreek altijd erg actief is geweest) daar niet op ingaat door te ontwapenen en het verdrag alsnog te tekenen, zal El gobierno optreden. Maar als dat doorgaat, zal het gepaard gaan met een transportverbod op de weg van 72 uur met ingang van zaterdag (om te vermijden dat burgers en zeker toeristen collateral damage zouden worden) en wij moeten zaterdag absoluut terug naar Popayan, anders komt onze vlucht naar Cartagena aanstaande maandag in het gedrang. Moet The Passenger optreden als vredesonderhandelaar? Kunnen die klojos van het ELN, die altijd met een monddoek als masker rondlopen, zich niet omscholen als Coronavirus-bestrijders? Nu, Paula denkt dat het in orde zal komen (onze regeringsleden zijn allemaal corrupte leugenaars, zegt ze) en de dame van onze hotelreceptie denkt hetzelfde (jammer genoeg is de Herr Koernig, de Zwitserse eigenaar, niet aanwezig voor meer neutrale info in een andere taal dan het Spaans) maar wij zullen toch uitsluitsel moeten krijgen, want hoe graag we ook eens voor Rudi Vranckx zouden spelen, we kunnen ons niet permitteren onze aanstaande vlucht te missen - ofschoon er minder gezellige plekken zijn dan Hotel Monasterio om ergens vast te zitten. Ergo: bij twijfel dienen we reeds vrijdag terug te bussen, en onze paardexcursie te cancellen. Espero que no, por supuesto. Si si caballero. Enfin, wij laten het niet aan ons hart komen en nuttigen een smakelijk avondmaal in het prachtige restaurant van dit prachtige hotel. Morgenavond meer guerilla-nieuws, belooft iedereen ons.
De Guambianos-Indianen hebben een eigen vlag, die afgedrukt staat op een van de vele murals van Silvia en die in hun typische kledij weerspiegeld is. Zwart voor de aarde, blauw voor het water en een strookje rood voor het bloed, dat vergoten werd in hun strijd tegen de conquistadores. Zie ook de vestimentaire situatie van Lucy, die van Wilson even een lift krijgt en ter compensatie met The Passenger op de foto moet. Maar ze wil enkel in een rustige zijstraat, want op de foto gaan met een knappe Europese bink (sic), dat zou te veel jaloezie verwekken bij haar vriendinnen (siccer dan sic). Silvia is werkelijk een uiterst schattige plek. Want buiten de grote dinsdagmarkt kan je ook je ogen uitkijken op het fraaie Panorama vanaf de okergele kerk op een heuvel, en op de talloze muurschilderingen in de stad, die veelal verwijzen naar de eigen naturalezza met haar vele vogels. Heel fris allemaal, alsof het gisteren pas geschapen werd. Terugrijdend naar Popayán, met een laatste stop voor een uitzicht over de hele cordillera (een paar vulkanen zitten daar tussen, maar niet meer actief), vertelt Wilson over zijn eigen leven. Hij is nu 52 en een gelicensieerde streekgids, maar hij werkte eerder 18 jaar bij de politie. Tot hij bij een explosie (een bom van de FARC-guerrilla), die het leven kostte van zijn collega, oorschade opliep (30% auditief verlies in zijn rechteroor). Yep, heel veel Colombianen kunnen een persoonlijk verhaal over La Violencia vertellen (de eermalige leider van de FARC werd trouwens in deze streek door het leger gedood). Wilson ging op vervroegd pensioen, kreeg een kleine invaliditeitsuitkering en is nu veel gelukkiger als toeristengids. Een aardige kerel is het zeker. Terug in Popayan trekt de Morro de Tulcan nog onze aandacht. Het is een zonsondergangsplek, heel populair bij jongeren. Dan ook bij oudere jongeren, denken wij, maar we merken al snel dat we onze hand overspeeld hebben. Waarom zijn hier geen trappen? Terug naar beneden, want we zien hier niemand die ouder dan 25 is. Natuurlijk toch even uitgegleden, maar een koene Colombiaanse jongere reikt ons een helpende hand. Nee hoor, het zijn niet allemaal dieven. Eens veilig terug op de begane grond vragen we ons af wanneer we gaan beseffen dat we tot de senioren behoren en duiken een heel gezellige pita-tent binnen, waar ze op innovatieve en veelal vegetarische wijze hele lekkere pitabroodjes maken. Morgen gaan we met de bus voor 3 dagen naar San Agustín, maar we weten nu al dat we zaterdagavond con mucho gusto terug in het oergezellige Popayan zullen zijn voor 2 nachten.