CIUDAD DE PANAMA: Museo Contemporaneo & politieke âkunstâ par todo
Niet minder dan 7 uur zijn we vandaag te voet onderweg geweest, iets waar we in deze temperatuur (nog steeds 32 graden met een hoge vochtigheidsgraad) vast een medaille voor moed en zelfopoffering voor verdienen. Maar zo ziet een mens nog eens wat. We hebben wel twee bestemmingen, waarvan de eerste een museum is. Eerst zien we de verandering van onze statige Avenida Central in Casco Viejo naar een groezelige winkelwandelstraat waar vooral veel digitale spullen verhandeld worden (we speuren even naar onze eigen gestolen smartphone), maar ook de aloude loterijverkopers in overtal aanwezig zijn. Daarna bereiken we de drukke Avenida de los Martires (elke dag van het jaar een verkeersinfarct) die je via loopbruggen kan oversteken (daarop struikel je soms over kartonnen dozen, afkomstig van daklozen die hier overnachten, let op niet in hun uitwerpselen te trappen). Hier kan je af en toe nog de befaamde Diablos rojos (=gekleurde bussen) zien, waarvoor Panama vroeger bekend stond. Ze heten niet zo om een onbestaand verband met de nationale voetbalploeg van België aan te geven, maar wel vanwege de roekeloze Devil may care-rijstijl van hun bestuurders, maar ze worden nu, zoals Aldo ons gisteren vertelde, gradueel uit het verkeer genomen ten voordele van moderne bussen, omdat ze te luchtvervuilend zijn (weer een manier van Panama om Costa Rica bij te benen). Deze autobaan heet zo vanwege de 21 martelaren die in 1964 (en niet in 1967 zoals we eerder verkeerdelijk schreven) het leven lieten in dat vlagincident dat de spanning tussen Amerika en Panama hoog deed oplopen - het wordt plastisch weergegeven in tal van naieve murals naast de avenue. Verboden te vergeten! Iets verderop bevindt zich het Museo Contemporaneo, dat actueel uitpakt met een herdenking van een andere strijd: de invasie van Bush senior in Panama, december 1989. Zoals bekend was het de USA om generaal Noriega te doen, die uiteraard geen doetje was (integendeel, je ziet hier op treffende fotos dat hij een dictator was die geen oppositie duldde), maar ofschoon het aantal slachtoffers van de invasie niet bekend is, staat het toch vast dat het aantal burgerslachtoffers veel hoger was dan het aantal casualties binnen de door Noriega geleide National Guard. Wat we ons zelf nog herinneren van 30 jaar geleden was de wijze waarop de yankees Noriega, die zich in een kerk had opgesloten, uitrookten: door hem 24 uur op 24 bloot te stellen aan een bombardement van luide heavy metal music. Stel je voor dat je aldoor het verzameld oeuvre van Uriah Heep door je strot geramd krijgt, t is genoeg om iedereen knettergek te maken (Noriega zou pas in 2017 in een Amerikaanse gevangenis overlijden, niemand zal hem missen). De lokale kunstenaars die de controversiële invasie bij deze gelegenheid gedenken zijn allemaal slechts subtoppers, en ze zijn veelal te naïef of expliciet bezig, maar de fotos spreken boekdelen, de bibberige video-captaties uit 1989 evenzo, en voor Donna Conlon & Jonathan Harker willen wij echt een lansje breken. Twee videos van hen hier: een waarin een blauwe en rode bezem (de twee kleuren van de Panamese vlag) van alles onder de mat vegen, en een waarin twee (Amerikaanse) handen een wijsje op een aantal Panamese biermerken spelen. Dat wijsje is The Star Spangled Banner, en de implicatie is dus dat de USA voor en na de invasie nooit heeft opgehouden Panama economisch te manipuleren. Slim van dit koppel, al bereiken ook zij niet de diepte die het beste werk van The Chapman Brothers, Los Carpinteros, of ons aller Gilbert & George kenmerkt. Maar je mag van een niet bepaald artistiek land als Panama ook weer niet te veel verwachten - al bij al was dit toch een expo die door de beugel kon, in al haar naïviteit en te expliciete stellingnames.
CIUDAD DE PANAMA: daguitstap naar fort SAN Lorenzo.
En waar gaan we vandaag naartoe, Aldo-met-het-panamahoedje? Naar de andere kant van Panama, wat makkelijk genoeg is, want de breedte van het land bedraagt op deze plek - waar ook het Panamakanaal ligt - amper 70 km. Hier kan je dus inderdaad op dezelfde dag zwemmen in de Pacific en de Atlantic Ocean, wat sommige toeristen ook vragen, zegt Aldo, alsof zwemmen in twee oceanen een ander gevoel zou geven. Aan de Caraïbische kust bouwden de Spanjaarden indertijd twee grote forten. Portobelo wordt het meest bezocht, omdat het via een goede weg bereikbaar is, maar wij weten via onze leesgids dat San Lorenzo mooier gelegen is, aan de monding van de Chagres-rivier en in een aantrekkelijk junglelandschap. Effectief, zo blijkt op deze mooi verzorgde site, die alweer doet denken aan Cartagena, waar ze ook zo een versterkt Fort hebben, dat niettemin door de Engelse piraat Henry Morgan in de 17de eeuw even veroverd werd, ondanks alle kanonnen, langs alle kanten. Opvallend is alleszins de hypermoderne brug over het Panamakanaal, die toegang geeft tot dit gebied. Die bestaat nog maar 5 maanden, voordien moest je een Ferry op, en soms lang wachten op die Ferry, want het doorgaande verkeer op het kanaal had altijd voorrang. Een andere verrassing is dat vlakbij San Lorenzo (waar de Amerikanen in de 20ste eeuw kwamen oefenen voor hun jungle-oorlog in Vietnam, maar het hielp niet) een poshy hotel met jachthaven is. Wij tracteren er Aldo op een lichte lunch en vernemen dat de dagkost om hier een jacht te leggen niet gering is. Kan best wezen, maar allicht is het toch goedkoper dan in Amerika, waarom liggen al die catamarans en aanverwanten anders hier, waar je niets anders kan doen dan de ruïnes van het fort bezoeken. Er ligt zowaar ook een piratenschip, is Johnny Depp soms naar San Lorenzo verhuisd? Wat je hier ook wel kan zien, maar het is te lelijk voor een foto, zijn de oude legerbarakken van de yankees, die sinds 1999, toen het Kanaal aan Panama werd overgedragen, leeg staan en flink bezig zijn te vervallen. Ze zijn nu eigendom van de staat, maar die doet daar niets mee. Terwijl, dixit Aldo, er zoveel daklozen zijn in Panama, die men toch deze gebouwen ter beschikking zou kunnen stellen. Hij heeft gelijk, denkt dictator Oostvogels, die helaas enkel in gedachten dictator van de wereld is. Om 3.30 hr pm zijn we alweer terug in Casco Viejo, waar we ditmaal het Palacio Bolivar eindelijk open vinden (het herbergt het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat gesloten was in het weekend en vrijdag ook niet betreedbaar was vanwege een of andere buitenlandse gast). Nu mogen we wel binnen na enig Spaans gepalaver, zij het enkel op de binnenplaats. Mooie binnenplaats, die niet altijd overdekt is geweest, maar nu wel, blijkbaar mogen de Hoge Heren niet nat worden (van mei tot eind november regent het in Panama City werkelijk elke dag, zegt Aldo, zij het zelden een hele dag aan een stuk). Dat dak stoort, maar goed, we gaan daar geen brief naar de president voor schrijven. Eerder gaan we vroeg en lang slapen, want we hebben morgen een behoorlijke voettocht in de zin, en kunnen daar gezien de temperatuur beter vroeg in de voormiddag aan beginnen.
Je moet geen twee keer kijken om te weten wie de architect van het Biomuseo is: Frank J.Gehry natuurlijk. Het bestaat nog maar sinds 2014 en is het by far het beste museum van de stad, ongetwijfeld, en volledig gewijd aan de biodiversiteit van het land, vandaar al die kleurtjes, die binnen het museum terugkomen (Gehry liet zich eveneens inspireren door een enorme fig tree in de overigens in zijn geheel schitterende museumtuin). Bekoorlijke setting bovendien: aan de voorkant de Amador Causeway (de enige straat naast de Costanera die van een fietspad is voorzien) en het uitzicht op de sky line, aan de achterkant het begin van het Panamakanaal, waar je gebeurlijk - het is uiteraard een foto van een foto - een postpanamax-cruiseschip zou kunnen zien voorbijvaren, maar vandaag is er enkel in de verte scheepsactiviteit te zien). Binnen krijg je heel de geologische geschiedenis van dit brugland, dat pas 3 miljoen jaar geleden ontstond, via vulkanische activiteit, platentektoniek en de daling van de zeespiegel. Kijk naar die foto van de aardbevingen van de laatste twee weken: Nederlander Wil had toch gelijk, we maakten een kleine aardbeving mee in Costa Rica, door de daver is mogelijk onze smartphone in een aardspleet verdwenen. De menselijke geschiedenis is minder interessant, daar we die al kenden. Maar wel prettig de Harpy Eagle eens te zien, zij het in opgezette vorm. Dat is de grootste arend ter wereld, die het vooral op luiaarden heeft gemunt. En de walvissen, die op hun jaarlijkse migratie ook langs Panama komen. En oude favorieten als de kolibrie, die 20 vleugelslagen per seconde produceert, nou, maar geen reukzin heeft (dat konden we zelf een poos geleden vaststellen: in Monteverde, Costa Rica kwam er een kolibrie ineens aanvliegen op een toerist die een vuurrode regenjas aanhad. Die hummingbird dacht dus even dat hij een enorme bloem met reusachtig veel nectar had gevonden), en de schattige quetzal, al heb je veel meer kans die in Costa Rica te zien. Aan dit museum kan je vooral zien dat Panama zich recent ook helemaal op de toeristische markt heeft gestort, in het spoor van het buurland. Tja, de hey days van het financieel witwas-gesjoemel behoren een beetje tot het verleden, en men wil blijkbaar niet alleen van een kanaal leven. Goed idee, want de biodiversiteit van Panama is daadwerkelijk even groot als die van Costa Rica, al staat het buurland veel verder in infrastructuur (en reputatie, pura vida nog aan toe). In ieder geval: knap museum, al is alles wat buiten te zien is even knap als de multisensorische Panamarama-video van 6 minuten, die het niet fotografeerbare hoogtepunt van Biomuseo vormt.
Een foto van de voorkant van ons appartement (op de eerste verdieping) hadden we nog niet gepost: precies een Moors kasteel! Wij waren er tevreden over, tot vanmorgen bleek dat er geen water meer was (s avonds nog niet opgelost: de baas heeft gemeld dat het aan de waterwerken van de oude stad ligt, hij heeft als worst case scenario een watertank komen afleveren, maar daar kunnen we ons toch niet in douchen). Enfin, we begeven ons na een kattenwas met water uit een flesje bronwater uit de ijskast naar het beste hostel van Casco Viejo, Lunas Castle, dat een prima ontbijtplek is (zondag = pannenkoekendag, met fruit en cappuccino) en bovendien op de weg ligt naar de Cinta Costera, een weg van 2 km rond de baai die elke zondag van 6 tot 12 wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, om alle ruimte te bieden aan fietsers, rolschaatsers en joggers. Onderweg nog een mooie pergola en hé, ook een folkloristische groep die zich klaarmaakt voor een groepsfoto. Dan moet The Passenger even reporter spelen. Er worden druk instructies gegeven: die hoepelrok beter spreiden, Esmeralda! Niet de zot uithangen, Geronimo! Uiteindelijk hebben ze het voor mekaar gekregen, staan ze er niet beeldig op? En waar zijn nu die fietsen te huur? Ha daar, 4 oude Amerikanen hebben net een kwistax gehuurd, maar wij kunnen volstaan met een gewoon strijdros, dat we voor 6 uur huren (1 dollar per uur). Daarmee rijden we s morgens de Cinta Costera op en af, maar de nieuwe stad duiken we niet in, daar zijn immers geen fietspaden meer en we hebben geen zin tussen dat chaotische verkeer te laveren. Liever op een bank wat Tolstoj lezen (maar geen bank in de zon, veeeel te warm) en constateren dat ze dit wel goed gedaan hebben. Voldoende groen, veel karretjes met verfrissingen (heerlijk vers geperst sinaasappelsap!) en voortdurend uitzicht op de sky line. Toch vergeet je nooit dat je in Latijns Amerika bent, en niet in de USA. Kijk maar naar de voorlaatste foto, en die vieze vissersbootjes voor de wolkenkrabbers. Ja, Panama is een land van contrasten. Bijna nergens is het verschil tussen HAVES en HAVE NOTS zo groot als hier, dat is statistisch vastgesteld. En het ene gaat heel snel over in het andere. In Casco Viejo heb je bv een gezellig plein, het Plaza Herrera, dat zelfs een SMALL LUXURY HOTEL OF THE WORLD herbergt, maar loop 1 blok verder en je staat in de derde wereld van de wijk Chirillo, waar je s nachts vooral niet moet gaan rondlopen. Die wijk werd in 1989, tijdens de Amerikaanse invasie om Noriega te klissen (die eerder anders wel op de loonlijst van de CIA stond maar zich mispakte aan zijn alliantie met het drugskartel van Medellin), zwaar gebombardeerd, en je merkt dat nog (we reden er gisteren even door met Aldo, anders zouden we het niet gezien hebben want onze gids raadt Chirillo zelfs overdag af). Die contrasten tekenen ook de hele relatie met Amerika. Enerzijds heeft Panama de USA altijd nodig gehad (ze hebben er hun kanaal en zelfs hun onafhankelijkheid van Colombia aan te danken), maar anderzijds wantrouwen ze de yankees, zodat Trump er nu zelfs van verdacht wordt het kanaal terug te willen claimen (een broodjeaapverhaal ongetwijfeld). De gespannen relatie gaf in 1967 aanleiding tot 21 doden, toen studenten in een Hogeschool nabij het kanaal de Amis wilden overtuigen de Panamese vlag naast de Amerikaanse te hijsen, maar de yankees dat weigerden te doen en het Panamese vod (waarschijnlijk was Liesbeth Homans in de buurt) zelfs verbrandden. Grote rel, en dus besloten met 21 doden. Daarom dat een van de eerste acties van werelddictator Oostvogels zou zijn ALLE vlaggen van ALLE landen ter wereld ritueel in de fik te steken, gedaan met al dat dwaas nationalisme. Maar dit terzijde, en het zou niet op gejuich worden onthaald in Panama, waar je de heilige vlag in een museum zelfs niet mag fotograferen, zoals we eergisteren merkten. Enfin. Dicht bij de fietsenverhuurplaats bevindt zich Mercado de Mariscos, waar je in ceviche- of gegrilde vorm heel verse vis kan eten. Wat we straks ook zullen doen, maar eerst wacht ons nog het Biomuseo, eveneens makkelijk met de fiets bereikbaar via een goed fietspad (3 km ten zuiden van Casco Viejo). Dat museum, en de gronden eromheen, is alleszins een aparte blog waard.
CIUDAD DE PANAMA 2020: Monkey Island & city outskirts
We mogen nog eens het water op, wat hebben die mensen in de andere boot gezien? Apen natuurlijk. Ditmaal mogen we met hen dollen, en deze kapucijnaapjes zijn aanzienlijk minder agressief dan hun broeders uit het buurland. Maar wel even vraatzuchtig. En dat is jammer want de bedoeling is hier de lokale TITI te zien, een heel klein aapje dat inderdaad schuchter uit de bomen komt richting banaanschijfjes, maar terstond weggejaagd wordt door de grotere kapucijnen. Vlegels! Onze kompaan Rob, een Engelsman die ons meteen meedeelt dat hij niet voor de brexit heeft gestemd maar er nu ook mee zit, heeft de titi het best kunnen fotograferen, nouja, ok dan. Bij het terugvaren worden we bijna geramd door een Cosco-containerschip, yep, de Chinezen zijn de 2de grootste klanten van het Panamakanaal, na de Amerikanen natuurlijk. En dan neemt Aldo, onze gids van vandaag voor deze halve dagtrip, ons mee voor een....metrorit. Ja, ze zijn fier op hun 2de lijn, die pas verleden jaar werd geinaugureerd en ongemeen proper is, net als die van Medellin, Tokyo of Singapore. En zeker in vergelijking met de rest van de stad, want sluikstorten is ook hier de boodschap, net als in Costa Rica. Onze man Aldo is een heel zwarte rakker, zoals blijkt uit de foto. Want ja, Panama is een multi-etnische staat, daar vooral de werken en baten van het kanaal veel immigranten aantrokken. Zoals de ouders van Aldo, die vanuit Barbados naar Panama kwamen. Zodoende spreekt Aldo bijna even goed Engels als Spaans. Een ondernemende kerel hoor, hij startte als taxichauffeur, werkte daarna als gids bij een toeristisch agentschap maar is nu een onafhankelijke toeristenbegeleider met een eigen stevige auto, al heeft hij die naar eigen zeggen gekregen van een Zwitserse zakenman die hij 5 jaar lang in Panama rondreed, tot die ophoepelde omdat de corruptie steeds erger werd (met name onder Martinelli, president van 2005 tot 2009 en diens opvolger, nu schijnt het verbeterd te zijn al begint iedereen uiteraard met een anti-corruptieprogramma, tot ze zelf aan de macht zijn). Leuk voor jou, maar van ons ga je toch geen auto krijgen hoor Aldo! We rijden terug naar de oude stad via de nieuwe, veel zeggen die modale wolkenkrabbers ons toch niet, die eerste Miami-achtige aanblik op de avond van onze aankomst was fout (de lelijkste is de voormalige Trump Tower, intussen verkocht, het wil toch weer lukken), al zullen we later nog wel eens naar Punta Paitilla komen, op eigen kracht met de metro. Nee, liever terug naar Casco Viejo, waar we de ruïnes van het oude dominicanenklooster bekijken en evengoed kunnen uitkijken over de moderne miljoenenstad. Een drink kan in Casco Viejo ook in de hoogte, zoals waar die mensen zitten (spijtig van al die storende autos toch), maar ook in een rooftop bar, naast de deur. Niet onverdienstelijk qua uitzicht, maar ook weer geen Valparaiso natuurlijk. En de service kon beter, en smakelijker caipirinhas hebben we ook al gedronken. Nee, doe ons morgen maar weer een ijsje, zoals gisteren, want er is hier een waarlijk uitstekende artisanale cremerie met wel 20 verschillende smaken. Willen we allemaal uitproberen, zij het niet tegelijk.
Die achterlijke Egyptenaren behandelen hun Suez-kanaal alsof het een staatsgeheim is, herinneren we ons (wat niet wegneemt dat wij een aantal jaar geleden een heel goede expo terzake zagen in het Parijse Institut du Monde Arabe), maar in Panama gaat het er gans anders aan toe. Je zou kunnen volstaan met een Mirador te bezoeken (komt er morgen misschien nog van), maar veel beter is een tourboot nemen (van 7 tot 13.30 hr) die drie sluizen neemt en halt houdt aan Gamboa, van waar je met een busje terug naar je hotel wordt gebracht. Achter de hoek van ons appartement bevindt zich het Museo del Canal Interoceanico, waar je de informatie van een tweetalige gids aan boord verder kan verdiepen zodat wij van een hele dag Panamakanaal gewag kunnen maken. Hoogst interessante geschiedenis! Foto 1 is enigszins gedateerd, het kanaal bestaat sinds 1914 (de plechtige inhuldiging ging gepaard met een wereldtentoonstelling in San Francisco, maar de yankees hadden un poco pech: tal van Europese afzeggingen wegens het uitbreken van WO1), maar daar gaat een hele voorgeschiedenis aan vooraf. Onze eigen Karel V liet al studies ondernemen om de Caraïbische met de Pacific kust te verbinden op de plek met de minste landmassa (Panama dus), maar logistieke problemen, malaria en vooral gele koorts, alsmede piraterij brachten zijn raadgevers tot een negatief advies. Idem dito voor latere Spaanse koningen. En voor een boude Schot, die even een eigen kolonie oprichtte en de Amerikanen warm trachtte te maken voor een kanaal. Hij kreeg zelf gele koorts en werd met zijn medestanders door de Spanjaarden hardhandig van het Isthmus verwijderd. Tenslotte kwam Fernand de Lesseps, en die had sinds Suez de nodige adelbrieven. Maar het Egyptische zand en het droge klimaat viel niet te vergelijken met de modderige ondergrond en de vele regen van het Panamese binnenland, dat bovendien hoger reikt dan het zeeniveau. Lesseps bleef koppig trouw aan zijn concept (terwijl er toch ook al Fransen waren die opperden dat enkel een systeem met sluizen efficiënt kon zijn in dit gebied), en toen hij zijn vergissing inzag was het te laat, want de concessie van zijn bedrijf liep niet zo lang. Vele Franse investeerders speelden hun geld kwijt, het was een waar schandaal op het einde van de 19de eeuw. Al goed dat de Lesseps geen Jood was, of Dreyfus zou zware concurrentie hebben gehad. De Franse investeringsmaatschappij probeerde de concessie voor een appel en een ei door te verkopen aan de Amerikanen, want die hadden wel enige ervaring met moeilijke operaties in Panama. Zie foto 3: de yankees bouwden in 1850 een spoorweg doorheen Panama, die de goudkoortslijders op een comfortabeler manier naar California kon brengen. Kostte enorm veel mensenlevens (malaria, gele koorts, de hitte...) maar dat speelde zo geen rol, de arbeiders waren toch veelal zwarten, Indiërs en vooral Chinezen. Onder Theodore Roosevelt, de eerste expansionistische president van de USA, begon de yankee-interesse voor een kanaal (om militaire redenen) effectief toe te nemen. Maar daarom niet noodzakelijk in Panama. Costa Rica, te bergachtig, kwam niet in aanmerking, maar Nicaragua wel. De Panamese lobby speelde het echter slim: zij lieten Roosevelt en zijn staf postzegels uit Nicaragua van een vuurspuwende vulkaan zien en ofschoon Panama toch ook enkele vulkanen heeft was dit element, samen met het over te erven materiaal van de Fransen, beslissend om de keuze op Panama te laten vallen. Nu was het Roosevelts beurt om slim te zijn. Panama behoorde toen nog tot Colombia, maar de Colombiaanse senaat weigerde de concessie aan de USA toe te kennen (ze vreesden niet ten onrechte inmenging in hun binnenlandse aangelegenheden). Waarop Roosevelt de onafhankelijkheidsbeweging in Panama, die al bestond, toezegde hun strijd met zijn Navy te steunen. En hopla, Panama riep in 1903 de onafhankelijkheid uit en Colombia, geconfronteerd met superieur Amerikaans wapentuig, kon daar niets tegen beginnen. Nu nog een ingenieur vinden. Eerst werd John Wallace aangesproken, maar die schrikte terug voor de klimatologische omstandigheden. Enter John Frank Stevens (lap, weer een Stevens op deze reis!), die zijn sporen had verdiend in de spoorwegindustrie (hij staat op foto 4). Maar nadat hij een gedetailleerd plan had uitgetekend, met inbegrip van alle benodigde sluizen, nam ook hij ontslag begin 1907 (niemand weet exact waarom, er circuleren verschillende theorieën terzake. Misschien vreesde ook hij voor zijn gezondheid? Nu werd hij in ieder geval 90). Roosevelt, gefrustreerd, deed nu beroep op een kolonel van het leger, die kunnen geen ontslag nemen. Dat was een goede zet, en bovendien was het een Vlaming! Het is te zeggen: George Washington Goethals werd geboren in Brooklyn, als kind van geïmmigreerde Vlamingen uit Stekene. Vader, een timmerman, was voorzeker zinnens een recht-in-de-leer yankee te worden, anders noem je je zoon niet George Washington. Biograaf gevraagd! Hoe dan ook, Goethals liet de plannen van Stevens (misschien had die ook wel Vlaamse voorouders?) meticuleus uitvoeren, en hield er als kolonel de discipline in (nog wat duizenden Indiërs en Chinezen voor de bijl), zodat het kanaal in 1914, twee jaar voor de einddatum van de concessie, klaar was. De financiële afdracht aan Panama werd enkele malen verhoogd, maar die rotPanamezen bleven maar zagen dat het toch hun territorium was, en al die Amerikaanse militaire basissen zinden hen ook niet. Het zou duren tot de brave Jimmy Carter tot er een doorbraak kwam, in 1979. Na een overgangsperiode van 20 jaar werd het Panamakanaal Panamees, en in het museum gaat men er prat op dat er veel minder ongelukken zijn sinds de Panamezen het beheer hebben overgenomen. Zoals bekend werd het kanaal ge-updated om het klaar te maken voor postPanamax-containerschepen, dat was in 2016 een feit. En inderdaad zien wij in de verte de MSC SARA in een nieuwe sluis liggen, zo een joekel moet bijna 1 miljoen dollar betalen aan de Panamese staat om door het kanaal te mogen, aub, maar dan nog is dat goedkoper dan om te varen langs Kaap Hoorn. Je ziet wel wat op deze rondvaart. Zoals de werking van de Panamese haven, met een piloot die aan boord wordt gebracht van het cruiseschip voor ons, en veiligheidsinspecteurs die met sterke zeebenen dat oranje cargoschip bestijgen. In de sluizen krijgt het cruiseschip hulp van Mules, een soort van treintjes die het schip stabiel houden, maar onze toerboot moet het zeer ouderwets doen met een toegeworpen tros van enkele arbeiders. Maar het werkt en het bracht de Panamese staatskas in 2019 niet minder dan 1,7 biljoen dollar op (pure winst). De postPanamax-aanpassing zal rap afbetaald zijn! En toch kan het ook goedkoop: ene Richard Halliburton betaalde in 1928 amper 0,36 dollarcent om er te mogen doorzwemmen (weliswaar op 10 dagen tijd, een schip doet er nu ongeveer 10 uur over) en The Passenger verkrijgt voor 10 dollar een sluisfoto plus een heus certificaat. Niet gestolen!
Nog meer pleintjes, slenteraars, luiaarden (maar dan niet die dieren die we zoveel gezien hebben in Costa Rica) en puffers, want in Panama City is het altijd heet (32 graden overdag, 25 s nachts), en in het droge seizoen (nu) is er veel zon, ofschoon een warmte-onweer in de namiddag nooit uitgesloten is. En nog meer kerken uiteraard. Die met het gouden altaar (enfin, bladgoud) heeft een aardige legende. Het is het enige stuk van waarde dat de raid van de piraat Henry Morgan overleefde, en dat zou naar verluidt gekomen zijn doordat de bijdehandse pastoor van de kerk zijn gouden altaar geheel met modder had overdekt. Awel, waar is dat goud hier, vroeg de piraat, en de priester antwoordde klagend, ach meneer de piraat, wij hebben geen geld om ons altaar te versieren, kan u geen donatie schenken? Waarop de vertederde piraat dat nog deed ook, en als u dat gelooft gelooft u ook dat België binnenkort een uitstekende federale regering zal hebben. Maar hé, homo sapiens is een prima verhalenverteller, zegt de Joodse intellectuele rockster Yuval Harari altoos (we zagen net een uitstekend interview van Annelies Beck met hem op VRT NWS), en gelijk heeft die man. Panama City heeft echter niet alleen maar huizen en kerken. Er zijn eveneens bijzonder originele eethuisjes (en ook een Belgisch bierklooster, zowaar, misschien later eens binnenstappen, als hommage aan de maritieme tijd dat wij 20 containers per week met malt naar Colon Free Zone verscheepten voor bestemmeling Cerveceria Nacional). Bij uitstek die brasserie waar wij uitstekende varkensribbetjes met tomaatsla nuttigen. Wat een interieur! Oude fotos en telefoons, verwijzingen naar Popie Jopie, die als eerste paus Panama bezocht, bijzonder bijdehandse bedieners en het zeer sympathieke opschrift NO TENEMOS WIFI, HABLEN ENTRE USTEDES (wij hebben geen WiFi, praat liever wat met mekaar). Wij zetten aldus een boom op met onszelf en laten het ons smaken. Daarna valt de avond (hier een uur later dan in Costa Rica) en zijn wij klaar voor, hé, nog een kerk. En weer een meevaller. Sommige oudjes zijn overigens heuse ruïnes, maar die laat men gewoon staan, en waarom niet. Casco Viejo is wel gerestaureerd, maar niet kapot gerestaureerd, het blijft een groezelig kantje behouden, en dat is best zo. Waarop we vanop ons balkon de avondlijke sfeer op ons eigen Plaza Bolivar beschouwen. Ze moeten nochtans niet te lang lawaai maken, want wij moeten morgen heel vroeg opstaan, teneinde deel te nemen aan een groepsexcursie naar en op het Panama kanaal. Als die Amerikanen aan de lange tafel te veel van hun oren maken, gooien we onze vuilnismand leeg op hun hoofden. Geleerd van de kapucijnaapjes!
Ha, eindelijk nog eens een echte stad! In of nabij Panama City woont bijna de helft van de 4 miljoen Panamezen, en in de taxi gisteravond zagen we een moderne stad, die zelfs wat aan Miami doet denken, minus de Art Deco. Maar wij verblijven 9 nachten op een eenvoudig doch gerieflijk appartement in de historische stad (Casco Viejo genaamd), die in 1519 door de Spanjaarden gesticht werd. Foto 1 toont wat we vanop ons groot en schaduwrijk balkon voor ons zien: onze oude gabber Simon Bolivar, en het uitzicht links en rechts staat ons ook aan. Het blijkt al meteen: Panama City is gans andere koek dan San José, ofschoon Costa Rica en Panama toch bevriende buurlanden zijn. Ja, maar hun historie is niet hetzelfde. Costa Rica was een onbelangrijke uithoek van het Spaanse rijk, maar Panama vervulde lang een belangrijke rol om het goud van de Incas via de Camino Real naar een Caraïbische haven te brengen. Dat trok natuurlijk de aandacht van piraten allerhande, de Welshman Henry Morgan vernietigde zelfs heel de oude stad in de 17de eeuw. Maar die werd heropgebouwd en versterkt, zoals Cartagena (waarvan Casco Viejo wel wat weg heeft). Tot de scheepsroute via Kaap Hoorn bevaarbaar werd, en La Ciudad de Panama in een doornroosjesslaap verzeilde. Rond 1950, toen het moderne Panama allang enkele kilometers verder als kool was gegroeid (met dank aan het kanaal en Amerikaanse investeringen, maar ook voortdurende bemoeienissen), was de historische stad totaal vervallen, maar gelukkig maakte men sindsdien werk van het herstel van dit nationaal patrimonium. Niet zo mooi als Cartagena, maar het komt wel degelijk in de buurt, wij voelen ons hier meteen thuis. Vele kerken uiteraard, waarvan de Catedral logisch primus inter pares is. Maar wat ligt die jongen daar te doen? Het is het Mexicaantje San José Sanchez del Rio, die in 1928 op veertienjarige leeftijd de marteldood stierf tijdens de korte anti-katholieke periode in het toen revolutionaire Mexico. Werd in 2016 heilig verklaard, na een volgens gelovigen wonderlijke genezing van iemand die tot hem had gebeden, maar wat dat joch nu in Panama doet is ons een raadsel en wordt niet uitgelegd. Enfin, mooie kerk hoor, met een uit Italiaans marmer opgetrokken altaar. We kunnen ons ook perfect vinden in de vele gezellige pleintjes, de talloze balkons en die andere kerk, waarin een enorm grote nativiteits-maquette is opgetrokken, allemaal gratis te bezichtigen. En dan houdt de oude stad ineens op, en zie je aan de horizon de moderne liggen. Maar die is voor later, wij keren op onze stappen terug.
COSTA RICA 2020: La Paz Waterfall Gardens/Peace Lodge & conclusie Costa Rica
La Paz Waterfall Gardens en de Peace Lodge zijn een doorlopend complex (gasten van de Lodge hebben gratis toegang tot de 5 watervallen) en dat mag natuurlijk allemaal gezien worden. Op anderhalve dag tijd zagen wij het in alle gedaanten - zonbeschenen, zoals op foto 2 (hoe groen is mijn vallei), bewolkt zonder mist, en uiterst mistig met pello de Gata-regen (kattenhaar dus, zo noemen de Ticos de malse dunne regen die hier dikwijls valt). Een fraaie Lodge, dat mag ook wel voor 500 usd/nacht, al was Makanda by The Sea ons nog liever, wat ook wel iets met het klimaat te maken heeft. Intussen zijn we s avonds aangekomen in Panama City, waarover meer de komende dagen (we verblijven hier 9 nachten in een stadsappartement, weer eens wat anders), maar laat ons even een eindevaluatie van Costa Rica maken. In de digitale Knack zagen we net een artikel over Costa Rica, het werd daarin het groenste en gelukkigste land ter wereld genoemd. Beetje belachelijk uiteraard, hoezo zouden alle inwoners van dit land allemaal even gelukkig zijn. Wel waar is dat het op grond van de vele regen uitermate groen is, en dat het de meeste nationale parken ter wereld bezit, als je het aantal afzet tegen de relatieve kleine oppervlakte van het land. En die nationale parken worden allemaal bestuurd volgens de hoogste ecologische normen, je mag er zelfs niet in roken. Feesten van biodiversiteit zijn het allemaal, aan soms spectaculaire fauna en flora is voorzeker geen gebrek. En toch zouden wij nooit in Costa Rica willen wonen. Ten eerste regent het hier echt te veel voor ons, geef ons maar Zuid-California als ideale woonstek, de branden nemen we erbij. Maar wij hebben nog meer kritiek. Al die PURA VIDA, ach, dat is toch gewoon een commerciële reclameslogan? Net als dat tot vervelens toe uitpakken met die kinderlijk versierde ossenwagens van vroeger. En de ecologische voorbeeldfunctie geldt wel in de nationale parken, maar wat heb je aan rookvrije parken als er terzelfdertijd stapels stinkende camions op de wegen rondrijden, die roetwolken uit hun uitlaten persen? En is het niet hypocriet de beste ecologische leerling van de klas te willen zijn, terwijl overal, werkelijk overal, plastic zwerfvuil op parkeergelegenheden ligt? Sluikstorten: een zeer groot probleem in dit land. Nee, geloof ons: ook in Costa Rica moeten ze nog een en ander bijleren. Zeker in verband met stedenbouw, en dat is de tweede reden dat we hier nooit zouden willen wonen. Je vindt hier geen enkele mooie stad, het is allemaal slordigheid troef (zelfs in San José, dat nog een beetje zijn best doet, is dat zo). En op het platteland is er maar wat op los gebouwd, op een manier die de Vlaamse Bouwmeester tot wanhoop zou bewegen. En de derde reden dat wij nooit in Costa Rica zouden willen wonen is het gebrek aan cultuur. Hé ja, wij houden ook van tropische fauna en flora en op vlak van biodiversiteit is dit land een pareltje (zij het na 5 weken een wat eentonig pareltje), maar wij kunnen niet van natuur alleen leven. Of kan u ook maar 1 Costa Ricaanse schilder, schrijver of regisseur opnoemen? Welaan dan. Costa Rica is het paradijs niet, al kan je er meer dan voldoende tuinen van Eden in terugvinden, waarvan ons laatste verblijf een aardig voorbeeld was.
De naam van de Peace Lodge verwijst naar de naburige La Paz Waterfall Gardens (die we pas morgenvroeg gaan bezoeken, we moeten immers pas om 11 hr uitchecken om bijtijds op de luchthaven te zijn), en aan die verengelsing kan je al merken dat dit fabelachtig resort Amerikaans eigendom is. En wel van Lee Banks, een mens uit Fort Lauerdale, Florida, die een identiek resort in La Fortuna (met uitzicht op vulkaan Arenal zoals je hier op de Poas uitkijkt) bezit en er actueel nog eentje in aanbouw heeft in Guanacaste aan de Stille Oceaan. Een zakenman, duidelijk, maar ook iemand die van de natuur houdt. En dus tref je hier alweer een overtal aan dieren aan, volgens het principe uitgelegd op foto 1. Altijd gezellig uiteraard, daar zijn de toekans en aras weer, en het langharig werkschuw tuig dat luiaard heet. Een speciale pluim hier voor de vlindertuin, waarin heel uitgebreid en professioneel de talloze metamorfoses worden toegelicht, van eitje tot chrysalis, met vlinders die daar soms uitkomen terwijl je er op kijkt. Wonderen der natuur! Tevens geen gebrek aan slangen allerhande, de giftigsten weigeren nochtans te poseren. De apen slaan we over, we hebben er al zoveel gezien, maar voor de Big Cats willen we nog wel even halt houden. De Jaguars zien er erg gezond uit, maar toch vertonen ze dat typisch neurotisch gedrag dat wij altijd zo zielig vinden (over en weer lopen). Nee, deze dieren horen in de Pantanal thuis, niet in een dierenpark. Hetzelfde geldt voor pumas, maar dat zijn toch gans andere dieren. Jaguars kijken door je heen (ook in de Pantanal), maar pumas fixeren je, alsof ze klaar staan om je te bespringen. Wij zouden te allen tijde in het wild liever Jaguars - die de gewoonte hebben mensen te ontwijken - dan pumas, die mensen als een prooi als een andere beschouwen, tegenkomen.
Gisteren te vroeg gesproken: als we om kwart na zes wakker worden, wacht ons geen appel aan bed, maar wel een blauwe hemel. Dat kan nooit lang duren in een Cloud Forest (inderdaad niet, vanaf 10 hr zal de lage bewolking binnenvallen en in de namiddag regent het), zodat wij benen maken. Eerst een snel licht ontbijt om 7 hr, en dan vulkaanwaarts, dat is een rit van een halfuurtje. Om 8 hr doen wij mee de deuren open, maar we zijn niet alleen. De bende van de groene helmen, die wat later zal afgelost worden door de rode helmen (je mag maar 20 minuten aan de krater blijven), is de eerste van de dag en mag zich verheugen in een klaar Panorama (een beetje wolken, naast solferachtige gasvorming, heb je natuurlijk altijd). We staan er dan wel bij als een zatte mijnwerker (we geloven dat we een te kleine helm genomen hebben), maar indrukwekkend is het, en een meevaller qua weer. Nou goed, de Etna op Sicilië is zeker even indrukwekkend, maar als je in een land met zoveel vulkanen bent zou het zonde zijn er niet eentje van dichtbij te zien (doorgaans zit hun kruin altijd in dikke wolken verborgen). Van waarschuwende bordjes weten ze hier ook alles af, maar het is een feit dat de Poas pas sinds augustus 2018 weer tot rust is gekomen, en ook nu nog mag je enkel naar de Mirador, maar niet naar de vroegere picknick-plaatsen of wandelingen. Waarna we weer terugrijden en om 9.30 hr een stevig ontbijt nemen, zodat we er tot vanavond tegen kunnen. Over naar de laatste dieren van Costa Rica!
Costa Rica zit vol van kikkers en padden, maar die krijg je moeilijk te zien (de meeste zijn nachtdieren en bovendien erg klein). Vanavond zullen we onze revanche nemen, maar eerst dienen we 4 uur eneenhalf te rijden, om in de Poas-vallei te geraken. Die is niet arm aan watervallen, maar uiteraard ook niet aan regenval, want het betreft hier weer een hooggelegen regenwoud (eigenlijk de vallei naast die van Hollander Wil verleden week). Aan al die watervallen is 1 luxe-hotel, de Peace Lodge, en het heeft ons behaagd daar ons afscheid aan Costa Rica te vieren (2 nachten). Geen slecht adresje! Zoals u ziet staat onze naam al naast ons deurtje, en binnen is het ook niet verkeerd (open haard!), net zo min als op het terras, waar je vanuit de hangmat kolibries kan observeren. Maar je kan uiteraard ook een drink uit de bar nemen, of je vermeien in de reuzengrote badkamer, die naast een yacuzzi ook een artificiële waterval bevat. Maar dat is niet alles. Dit stulpje is duurder dan Makanda by The Sea in Manuel Antonio, en dat komt doordat het ook een mini-dierentuin is, waarover morgen meer (al zouden we liefst in alle vroegte naar de vulkaan Poas rijden, die in 2017 zoveel van zijn oren maakte dat het nationale park 8 maanden gesloten werd, maar dat heeft enkel zin als het helder weer is en er bestaat in dit seizoen weinig kans dat dit morgen of overmorgen het geval zal zijn). Vandaag volstaan we met vroeg te dineren, zodat we om 18.30 hr kunnen deelnemen aan de Frog Tour. En ja, in de serres van de Peace Lodge kan je al die kleine rakkertjes met bolle ogen perfect bestuderen, en zelfs fotograferen. Wel oppassen voor die gespikkelden, want die zijn giftig. Beste camouflagemeester: de glaskikker, die haast doorschijnend is en daardoor helemaal opgaat in de achtergrond. Maar wij hebben hem toch gevonden op dat groene blad. Ze vallen, zegt de gids, wel nog beter te fotograferen met een smartphone. Ja, wrijf het er nog maar eens in.
Ha, eindelijk schijnt de zon eens volop, zo willen wij de Caraïben zien, zonnenkinderen als we zijn (ooit stichten we in België een sekte ter zake). Een goede gelegenheid dus om ten tweede male Parque Nacional Cahuita te bezoeken, en er nu, tgv onze laatste dag Caraïben (in Costa Rica toch), W50 (4 uur inclusief koekjestop, fotostops, en pootje badenstops) te ondernemen. Qua gouden jubileum-wandeling een heel goede keuze, recht naar Punto Cahuita, de punt van het schiereiland. Je zou daar ook kunnen snorkelen, maar wij passen daarvoor. Je zou ook nog een end verder kunnen, maar dat moet je achteraf 4 km terug via de autobaan, dat is niet gezellig. Nee, doe ons maar een heen en weertje Punto Cahuita, waarbij we beurtelings in het bos en op een strook strand ronddabben, onderwijl een gesprek aanknopend met een Costa Ricaanse die al heel lang in Genève woont maar niet tegen de kou in de winter kan - ons gedacht! Je moet wel een paar keer een rivier over, maar je kan er ook bij gaan zitten, er stoer bij poseren (het is duidelijk dat niet zo lang geleden een orkaan hier lelijk huis heeft gehouden) en je kan uiteraard dieren bespioneren. Coatis en apen zijn we intussen beu gezien, maar er valt meer te ontdekken. Zoals een Herculeskever (twee fotos). De grootste kevers ter wereld, op grond van hun afschrikwekkende scharen, die vooral gebruikt worden om met andere mannetjes te vechten in het paarseizoen. De naam verwijst naar hun tankachtig uiterlijk, hier krijg je echt geen deuk in. We zien ook enkele toekans in de bomen, maar op de grond kijken loont ook. Wat je op die ene foto ziet is geen wit kiezelsteentje, er steken twee pootjes uit. Het is een lokaal krabbetje, je ziet ze heel veel. Als ze een groot lichaam in de buurt gewaar worden, kruipen ze zoals een slak helemaal in hun schulp en dan denkt iedereen dat het werkelijk een kiezelsteentje is, een betere camouflage valt niet te bedenken. He ja, in de zon is het toch allemaal net iets mooier. Ook Cahuita zelf, en zeker onze Alby Lodge, die we morgen moeten verlaten. De verf van het naambord links is wel helemaal afgeblot. Of gestolen, zoals onze smartphone?
COSTA RICA 2020: Tree of life (allemaal zieke beestjes)
4 hobbelige km van Cahuita ligt Tree of life, weer zo een dierenkliniek (eerder in Cañas gedaan). Al dubbelt deze als botanische tuin, met enkele fraaie planten, en zijn er geen grote katten in behuisd, maar wel kleine, zoals de nog niet eerder geziene, en met uitsterven bedreigde, Jaguarundi, zo op het zicht een wilde kat. Gevederde vrienden natuurlijk ook, waarvan die op de laatste foto wel de speciaalste is: een vogel die uit de muil van een huiskat werd gered en sindsdien niet meer wil wijken van mensen (men heeft geprobeerd hem terug in de wildernis te stoppen, de volgende dag was hij alweer terug). Onze gidse is een Hollandse, die al 20 jaar in Costa Rica leeft. Ja, je hebt hier vele expats, en ze zijn veelal in de toeristische industrie actief. Maar wat bezielt nu zo een vogel om verliefd te worden op een lelijke Hollandse? Aardige knaagdieren ook (als je ze maar eten geeft komen ze aan je benen hangen), en alle soorten van apen. Die ondersteboven hangende zwarte is een howler monkey, het aardige dier dat ons hier elke morgen wakker brult (de mannetjes brullen om hun territorium af te bakenen), de andere grote soort is de spider monkey die we in Corcovado ook al wel hebben gezien, maar hier veel beter. Deze knapen zijn een bedreigde soort, vooral door het verlies aan habitat, en dat is jammer want je hebt er veel minder last mee dan met de kapucijnaapjes (vlegels, die van alles stelen, misschien ook onze smartphone?). Mooie apen zijn het, die met hun sterke staart eigenlijk een derde arm hebben, die ze heel handig weten te gebruiken. Schrijnende verhalen hoor je soms, met name over die luiaardbaby die zich vastklampt aan de gidse. Die werd met zijn moeder neergehaald (een boom waar zij inzaten werd omgehakt), waarna de getraumatiseerde mum weigerde haar nakomeling nog te erkennen. En dus moest baby de dierenkliniek in. Maar goed, we zullen er maar mee stoppen, voor we helemaal als Chris Dusauchoit beginnen te klinken.
COSTA RICA 2020: Parque Nacional Cahuita (1) en een vreemde diefstal
Het beste resto voor diner hadden we al ontdekt in Cahuita, maar voor het ontbijt kan je nergens beter terecht dan in Puerto Viejo, wat zijn nu ook 15 km in een auto. Bread and chocolate is een superieure ontbijtplek, en het is ons vaste voornemen hier de komende 3 dagen ook naartoe te komen. Alles hebben ze, inclusief pannenkoeken en French toasts, en allemaal even goed bereid. Terug in Cahuita brengen we ons eerste bezoek aan het nationaal park, dat aangeschurkt ligt bij de Caraïbische zee (waarin je enkel op bepaalde plekken mag zwemmen) en bekend staat voor een rijk dierenleven. Dat kan kloppen, wat heeft die meneer daar in de bomen ontdekt? Even bijtrekken. A ja, een luiaardmoeder met haar kleine, tenzij het meneer is die op stap is met zijn zoon. Luiaards behoren tot de meest succesrijke dieren van Costa Rica, en als er eentje kwaad op je wordt heb je nog 2 minuten om je uit de voeten te maken, zo traag zijn ze. We houden het vandaag op een korte wandeling naar PLaya Blanca (W49, 45 min heen en weer), waar je nog veel verder kan als je bereid bent even je voeten en onderbenen nat te maken. Dat zullen wij zondag wel doen, als we onze zwembroek terug uit de was hebben, voorlopig blijven we bij die madam op het strand staan. Vandaag wandelen we terug, in het gezelschap van twee coatis, een soort van wasbeertjes die altijd in zijn voor een free meal. Tiens, in Cahuita is er vanavond een reggaefestijn, iets voor ons? Ben je gek, 10 hr pm is veel te laat, ons ritme is hier eerder slapen van 10 tot 5 en vooraf en nadien Tolstoj lezen. Nee hoor, wij lopen gewoon terug naar onze gezellige Lodge, links afslaan voor die blinde muur en dan de mooie oprijlaan in. En als de zon er even doorkomt (een uurtje slechts) is het des te mooier. Maar intussen is er wel iets geks gebeurd: we zijn onze smartphone kwijt! We hebben dat pas vanmorgen gemerkt, omdat we dat ding maar zelden gebruiken, maar volgens ons is hij gisteren uit onze bungalow gestolen, al zouden wij niet weten hoe. Want gastvrouw Yvonne heeft het volste vertrouwen in haar poetsvrouw, die ze al 15 jaar te werk stelt. Dat kunnen we geloven, maar toch zijn wij niet gek: die smartphone, die we volgens ons gewoon op tafel hadden laten liggen (in een afgesloten kamer), is weg. En wij menen ook te merken dat iemand in onze valies heeft gezeten, omdat ons medicijnzakje, dat altijd is dichtgeknoopt, nu ineens open is, alsof men er naar geld heeft gezocht. Maar er zit geen geld in onze koffer, en ons paspoort zit in onze safe. Maar wie stopt er nu ook zijn smartphone in een safe? Enfin, Yvonnen staat voor een raadsel, en zo zijn we met twee. Die smartphone blijft wel weg natuurlijk, en we kunnen er toch moeilijk de marechaussee van San Juan bijhalen. Temeer we zelf maar weinig belang stellen in een smartphone. Wie moeten we hier ook überhaupt bellen? Onze I-pad, dat is wat anders, dat is buiten onze blogmachine ook onze TV, camera en radio, we zouden in huilen uitbarsten als we die zouden kwijtspelen. Maar een smartphone? Pfft, big deal. Iemand kan er maar goed mee zijn, al kan niemand onze gebruikscode kraken, dus wie heeft er eigenlijk iets aan een handy met een Europese Sim Card? Enfin, swat, alweer minder bagage, zullen we maar zeggen. Of, om met die eerdere Caraïbische held Kevin Ayers te spreken: if you have no shoes, you have no shoes to loose.
COSTA RICA 2020: Alby Lodge, Cahuita & Puerto Viejo
Cahuita is een heel klein dorp, waar niets te beleven valt, echt een place to chill (en vlakbij een klein nationaal park). Dat zou kunnen in een van de twee hotels van het gehucht (zoals op foto 1), maar wij zijn meer lodgemensen en Alby Lodge is een uitstekend voorbeeld ter zake. Yvonne, de Oostenrijkse eigenares (al 28 jaar hier, ze kon naar eigen zeggen niet tegen de kou), is zo een typische natuurvrouw, die nooit naar de kapper gaat en lak heeft aan royalty of andere sterren (ja, dames, die bestaan!). Ontbijt doet ze niet, allemaal te veel last, maar dat is geen probleem, op 5 minuten wandelafstand ligt het dorp met diverse restaurants. Wassen doet ze evenmin, maar de buren doen dat wel (alleen is hun machine vandaag kapot, morgen nog eens proberen). Wel is er een community ranch, actueel voor ons alleen want we zijn de enige gast, waar je desgewenst zelf kan kokkerellen en vrijelijk allerlei drankjes uit de ijskast kan halen (een honesty bar noemen ze dat, want je wordt wel geacht een streepje naast je bungalownummer te zetten als je er iets uitneemt). Ons huisje is heel gezellig en natuurlijk voorzien van een hangmat, waar wij altijd tuk op zijn (zou Tolstoj ooit hebben vermoed dat iemand Oorlog en Vrede zou lezen in een hangmat?). Tevens een hele goeie douche met warm water (geen evidentie in de tropen) en een bed met muskietengaas eromheen. En een middelgrote hagedis toevallig in de kamer, die wij Jefke noemen, hij mag blijven. Eigenlijk is dit bepaald niet kleine domein een nationaal park op zichzelf, want door de aangeplante bomen en planten en aangelegde vijver huizen er hier veel dieren, waarvan de howler monkeys zich het meest laten gelden (ze maakten ons vanmorgen wakker met hun gebrul). Maar ook de kikkers, die op dit eigenste moment (we maken deze blog in de community ranch, omdat het WiFi-signaal in onze bungalow te zwak is) aan het kwaken zijn in de frog pond (toen Yvonne ons de kamer liet zien haalde ze er een die aan het slapen was liefdevol van een boom). Als je binnen komt gereden kan je ook de drie honden niet missen, grote rakkers die onmiddellijk aanslaan en komen aanhollen als iemand zich aanmeldt. Maar het zijn lieve loebassen, geen perros bravos. Er is dus niet veel reden hier weg te gaan, behalve om te eten, maar ofschoon we hier komen uitrusten gaan we natuurlijk wel IETS doen. Vandaag: 15 km verder oostwaarts rijden, om in Puerto Viejo even rond te kijken. Dat is een veel grotere plaats, met meer toeristen en nog meer restaurants en dienstverleners (zoals vele zelfverklaarde wasserijen, mocht de machine van de buren morgen nog stuk zijn goed om weten). Je kan er ook een stemmige strandwandeling doen (W48, 30 minuten), maar verwacht hier geen gesophisticeerd gedoe, het is allemaal uitermate laid-back. Terug op de baan zien we de toeristenpolitie rondlopen met twee Amerikaanse meisjes. Zijn zij aan het aanduiden waar ze afgelopen nacht verkracht werden of werden ze betrapt op drugsgebruik (zelfs marihuana is illegaal in Costa Rica, maar er zijn natuurlijk drugs en zeker ook drugsbaronnen)? Nu goed, je kan hier wel wat leuke fotos maken, vooral aan zee (al zien we nauwelijks surfers, het zal het seizoen niet zijn), maar op de zon moet je niet te veel rekenen. Het is meestal bewolkt hier, en dat is jammer, al heb je temperatuurgewijs uiteraard geen zon nodig. Je kan alleszins ook in Puerto Viejo goed eten. De laatste foto lijkt een dump, maar boven, in MOPRI, kan je heel verse, en dus smakelijke, vis eten. Hiero die Red Snapper!