COSTA RICA 2020: Jardin Botanico Else Kientzler, Sarchi
Heb je het gehoord, zegt Wil aan het ontbijt. Wat? Een kleine aardbeving om 5 hr vannacht, epicentrum in Quepos, 5 punt 3 op de schaal van Richter! Nou, wij hebben niets gehoord terwijl we van dat hele kleintje in België lang geleden wel wakker werden. Volgens ons is die Wil niet helemaal betrouwbaar, en dat hij de weg naar zijn watervalbedrijf heeft bezaaid met mercantiele borden (Youre almost there! The best secret of Costa Rica! The best Fall of The Country! Congratulations, you made it!) neemt ons ook niet voor hem in. Er staan sowieso veel te veel borden in het Costa Ricaanse landschap, maar niemand heeft beter zijn best gedaan dan commercant Wil. Weg hier! Na een hobbelige rit van 1 uur bevinden we ons weer in Sarchí, waar de regen ophoudt en we ruim de tijd hebben om de Jardin Botanico Else Kientzler te bezoeken. Een goed idee, want het is een erg aardige plek met stapels exotische planten en bloemen, heel veel vlinders en nog een doolhof op de koop toe. Het is eigenlijk een showcase voor de Duitse familie Kientzler, die naar het schijnt groot is in Duitsland, al sinds het begin van de 20ste eeuw, op gebied van tropische flora. Else moest veel op haar eentje doen, want haar man, Ludwig Kientzler, stierf al op zn 45 in 1960, maar ze slaagde en onder haar bewind breidde de firma uit met een vestiging in Costa Rica, waar zoals bekend alles groeit en bloeit tegen 100 per uur. Deze botanische tuin werd geopend in 2006 door Elses zoon en haar bij wijze van hommage toegewijd, Else zou in 2010 sterven op 87-jarige leeftijd. Allez vooruit. Daarna wacht ons een lange rit van 5 uur naar de Caraïbische kust, maar we hebben tijd genoeg. Niet dat het goed vooruit gaat, vooral aan Puerto Moin (waar wij ooit veel containers naartoe verscheept hebben) is er behoorlijk wat oponthoud door kamions met containers allerhande, er zijn hier ook veel (ontzettend slordige!) containerterminals, allemaal om ter lelijkst. Gelukkig kunnen wij daarna rechtsaf, richting Cahuita, waar wij 4 d/5 n gaan uitrusten van al onze eerdere avonturen. In een hangmat natuurlijk, maar over de Alby Lodge en haar Oostenrijkse eigenares morgen meer.
Koebeesten zijn braaf in Costa Rica: ze staan allemaal op een rij te wachten tot ze de groenste wei op mogen, het is een koddig gezicht. Maar we zijn hier niet om veeteeltobservaties te doen, we willen het bergdorp Zarcero zien, bereikbaar via een spannende rit. Volgens The Lonely Planet een gorgeous location, maar wij zouden zeggen: doe maar gewoon (het is niet de eerste keer dat we LP betrappen op overdreven enthousiasme, al zou het natuurlijk allemaal beter ogen in de zon, die er eens te meer niet is, want er komt een koufront over). Er is hier een speciale shrubbery (een woord dat ons steeds aan de eerste Monty Python-langspeelfilm doet denken), ontworpen door een maffe tuinier 50 jaar geleden, maar om dat abstracte haagknippen nu een grote bezienswaardigheid te noemen? Ben je gek. Anderzijds valt de lokale kerk, gewijd aan San Rafael, beter mee dan verwacht. Wij vinden het van binnen zelfs een dotje, waar veel met weinig wordt bereikt. Nee, dat zijn geen marmeren zuilen, het is beschilderd hout met als oogmerk het als marmer te presenteren. En ja, dat zijn eenvoudige gekleurde ramen, maar ze geven toch mooi op. Eigenlijk ziet deze hele kerk eruit als die kinderlijk versierde ossenwagens waar ze hier zo fier op zijn en ja, het werkt. Beter dan het weer alleszins, dat nukkig zal blijven, zodat we enkel nog even een paar knappe panoramas achter koffiestruiken beschouwen, en dan maar weer terug rijden naar ons eigen regenwoud, waar het met moeite 15 graden is en heel de dag regent (in Zarcero was het tenminste droog). Maar we moeten onze huiswaterval toch eens van beneden bekijken ook (W47, 1 uur heen en weer). Yep, zelfs in regen en mist mag ze gezien worden, wat niet wegneemt dat we ze liever in de zon hadden gezien. Over dat merkwaardige weer, dat zelfs door lokalen ongewoon wordt genoemd (te koud en te veel regen), babbelen we daarna met Wil, die we gisteren verkeerdelijk als de conciërge betitelden. Nee hoor, hij is de eigenaar (en gehuwd met een Costa Ricaanse). Ja, hij komt nog wel eens in Nederland op familiebezoek en nee, hij mist de Lage Landen niet, veel te druk daar! Maar dit is niet normaal hoor, ik ben hier nu al 14 jaar en heb het nog nooit zo kou gehad. En zoveel regen! Jaja, Wil, nu geloven we dat je een beetje aan het jokken bent, want het heet hier toch niet voor niets een regenwoud? Neenee, wij hebben voor 90 procent goed weer, zoals zon s morgens en een kort buitje in de namiddag, in het droog seizoen toch. Jamaar Wil, wij kunnen onze kleren nu al allemaal uitwringen, wat moet dat dan zijn in het natte seizoen, van mei tot november? Neenee, dat valt best mee. En zo twisten we nog wat verder, tot wij douchewaarts trekken. Yep, we hebben warm water op zolder, maar geen nachtlampje. Dat valt echter te regelen met onze zaklamp, die een fel licht op Tolstoys Oorlog en Vrede werpt. Lezen dat we hier doen! A ja, geen WiFi, enkel in die luxelodge waar we nu weer zitten te eten. En de lokale disco is onder water gelopen.
COSTA RICA 2020: Met Vivaldi van La Fortuna naar Bajos de Toro
Van de Belgische Vivaldi-coalitie heeft Costa Rica geen weet, maar dat het weer 4 seizoenen per dag kan kennen, daar weten ze alles van. Je kan van La Fortuna, eeuwigdurend in de regen, rechtstreeks naar Bajos de Toro rijden langs de Caraïbische kant van het land, maar dan zitten we alweer een ganse dag in de regen, zoveel kennen we er al van. Ergo rijden we naar de Stille Oceaankant van de bergen en ja hoor, na regen en mist (Schotland in de tropen!) zitten we ineens weer in de zon, een prettig weerzien, en 30 graden op de koop toe. Prettig dus om even rond te wandelen in Sarchi, een artisanaal centrum (maar even chaotisch als alle Costa Ricaanse steden) dat een leuke groene kerk bezit (gesloten) en een centraal plein waar een versierde ossewagen, zoals ze vroeger rondreden in het land, staat te pronken onder een luifel. Nog leuker is de metalen kerk van Grecia, die zowaar in België werd besteld en paneel per paneel in 1897 naar Costa Rica werd verscheept. Kans genoeg dat het de enige prestatie van België is die herinnerd zal worden, als politiek middelpuntvliedende krachten erin geslaagd zijn het land te splitsen. Na dit tropisch intermezzo moeten we terug de bergen in, en dus zakt de temperatuur zienderogen en begint het dra weer te regenen (aangekondigd door forse regenbogen, zoals gewoonlijk). Want ja, Bajos de Toro bevindt zich aan de Caraïbische kant van het land, waar het altijd natter is, zelfs in het droog seizoen. Het is The Middle of nowhere en nog 6 km verder dan nowhere bevindt zich, naar verluidt, de mooiste waterval van het land. Zelfs in 2021 en 2022, volgens de lokale marketeers, die vast bij Noël Slangen in de leer zijn geweest. Je kan in Catarata del Toro ook overnachten, wat wij dus doen. Op zolder weliswaar, maar we kunnen hier een feestje geven en ja, er hoort ook een badkamer bij. En dus die waterval, die we voorlopig alleen maar van boven bekijken, morgen nog tijd genoeg om naar beneden te stommelen. Maar: geen WiFi. Daar is echter een oplossing voor. We hebben onderweg gezien dat er hier zowaar een luxe Lodge is, waar we toch zeker kunnen gaan eten? Natuurlijk wel, de Nederlandse (!) conciërge van ons verblijf regelt telefonisch een reservatie. Wedden dat het eten prima zal zijn? De pisco sour in de bar (volledig gedomineerd door Amerikanen natuurlijk) alleszins al wel. En supersnelle WiFi hier, we komen morgen terug!
De vele vulkanen van Costa Rica zijn van het onvoorspelbare type. Volcan Arenal zweeg eeuwenlang, tot hij verwoestend uitbarstte in 1968 en drie kleine dorpen met lava overspoelde. Trage lava weliswaar (de gemiddelde Tico is ook niet van de rapsten) zodat bijna alle bewoners tijdig konden ontkomen. Sindsdien bleef de vulkaan lava spuwen, een mooi spektakel, vooral s nachts, wat La Fortuna en omstreken toeristisch op de kaart zette. Maar dat Etna of Stromboligedrag stopte plotsklaps in 2010 en niemand die weet hoe het verder gaat. Je ziet de konische vorm van Arenal op foto 1 (en het harde lavagesteente) maar de top van de vulkaan is bijna steeds in de wolken verborgen. Wij opteren voor een fikse W46 (2 uur) in het privé-park Arenal 1968, pal naast het eigenlijke nationaal park gelegen. Biedt het voordeel dat je niet enkel de vulkaan en de lava ziet, maar ook het artficiele stuwmeer en een echt meer dat door de grote uitbarsting van 1968 werd verwekt. Aardige wandeling, waarbij we op het hoogste punt ook tijd maken voor een babbel met twee Nederlanders, maar denk vooral niet dat we het vandaag droog houden. Drie buien (maar ook 2 minuutjes zon!) tijdens de wandeling, die wij wedermaals met onze gele flodderponcho uitvoeren, en nog veel meer hemelwater als we daarna even naar El Castillo doorrijden, waar enkele leuke lodges zijn, maar uit de auto stappen is er niet bij vanwege een intussen volwassen zondvloed (wij speuren naarstig naar de ark van Noah). Dat betert ook weer, zodat we nog even kunnen rondlopen in La Fortuna, maar dat is een veel te toeristische plek (voor de show van vulkaan Arenal was het een ingeslapen agrarisch gehucht) die zich eens te meer laat kenmerken door een volslagen gebrek aan stedenbouwkundig talent, zie ook zowat alle andere Costa Ricaanse steden of dorpen. Nee, wij verkiezen onze eigen Lodge, die weliswaar aan de dure kant is (zeker in aanmerking genomen dat ze niet eens een echt ontbijt geven) maar werkelijk allemachtig charmant, cfr de laatste fotos. Ticos weten veel meer af van landschapsarchitectuur en tuinbouw dan van urbanisatie! Al vragen we ons af waarom ze een zwembad hebben. Het wordt door niemand gebruikt, er valt immers veel meer water van boven dan wat er in dat bad steekt. Morgen zoeken we drogere buurten op, maar of er Wifi is, betwijfelen we. Zoniet hernemen we de blog aan de warme Caraïbische kust komende woensdagavond (donderdagmorgen Belgische tijd).
COSTA RICA 2020: van het natte Rio Celeste naar het nog nattere La Fortuna
Wie zich afvraagt waarom Costa Rica zo een groen land is, moet eens naar het binnenland komen in januari. Dat is nochtans het droog seizoen - ja, aan de kusten, zoals we zelf hebben kunnen constateren. Maar volgens de bediener van een German bakery (het is ook een Duitser), waar wij op de middag een bratwurst met sauerkraut nuttigen (heus) is in dit gebied januari nu juist de natste maand, het is me wat met al die microklimaten. In ieder geval: we geloven dat we nog nooit in heel ons armzalige leven zoveel hemelwater hebben zien vallen als vandaag. Eerst moeten we een halfuur wachten tot een verschrikkelijke hoosbui voorbij is om onze Posada Rural te kunnen verlaten (ze beroemen zich op warm water, en inderdaad, dat was zo), daarna zijn de panoramas op Laguna Arenal (een kunstmeer achter een stuwdam waarvoor een kleine 50 jaar geleden twee dorpen onder water werden gezet en 3500 mensen moesten verhuizen) zo mistig als wat, en tenslotte bereiken we onze Lodge in La Fortuna (een druk toeristisch centrum) in alweer een Bijbelse zondvloed, zodat de man van de receptie niet eens meekan naar onze kamer, want de arme drommel heeft geen paraplu. Tja, bij dit weer viel er niet te denken aan een natuurstop onderweg, maar we zullen zien wat de dag van morgen brengt. De Roca Negra Lodge is overigens een prachtig verblijf - fabelachtige tuinen-met-zithoeken, exuberante planten en bloemen, mooie voorhofjes aan de moderne kamers met snelle WiFi (Oorlog en Vrede ligt al klaar op het terrastafeltje), maar wat we niet begrijpen is dat men hier geen ontbijt geeft. Er is wel een keuken waar alle gasten gratis eieren mogen komen bakken en koffie maken, maar wij willen fruit aan het ontbijt en zullen dus wel in de buurt een ontbijtrestaurant opzoeken. Ook moet je de kamer cash betalen, geen kredietkaarten aanvaard, dus wij weer ATM-waarts (je moet wel een Banco de Costa Rica vinden, want Banco Populars of nog anderen herkennen geen Europese kaarten). En hoe zou het weer morgen zijn, vragen we aan de receptieman. Regen hè, zegt hij vrolijk. Je moet in juni/juli komen, dan is het hier droog. Maar dan is het aan de kusten nat. Zucht. En u dacht dat België een moeilijk land was.
23/24 graden is de dagtemperatuur van dit gebied, elke dag van het jaar, maar het is ook een regenwoud en doet haar reputatie vandaag alle eer aan (het is hier net als in Monteverde zelden niet bewolkt). Toch staat W45, die ons bijna 4 uur in beslag neemt, van 9 tot 1, op het programma, het is ook de enige die je in Parque Nacional Volcan Tenorio kan doen, al hoef je ze niet volledig te doen. Wat te dragen? Botten voor de overvloedige modder, die kan je huren aan de ingang van het park voor 4 usd. Geen regenjasje, daar is het te warm voor, wij halen onze flodderponcho, die we 2 jaar geleden van de carnavalsorganisatie in Rio De Janeiro hebben gekregen, boven (onze luxe-poncho hebben we thuis gelaten, te veel gewicht in de met boeken overvolle koffer). In deze outfit zien we er, nietwaar, als een Russische kozak uit die een extra large geel condoom over zijn kop heeft getrokken, maar hé, er worden hier geen schoonheidsprijzen uitgereikt. Bovendien is de kozak-look best wel gepast, daar we in Costa Rica (en allicht ook nog in Panama) immers Tolstoys Oorlog en Vrede lezen. Er lopen alleszins nog meer vreemde figuren rond, en ze willen allemaal de grote waterval zien, die effectief indrukwekkend is. Het park heeft ze bereikbaar gemaakt met honderden trappen in lusvorm, vermoeiend is het wel, vooral als je terug omhoog moet. Daarna stommelen we verder, en zouden we drie vulkanen moeten zien, waarvan Tenorio 1 de hoogste is (2000 meter). We zien uiteraard niets in dit mistig weer, maar we ruiken ze wel, want aan het water, waar allerlei gebroebel is waar te nemen, ruikt het naar rotte eieren. Daarom durft men de Tenorio niet als ingeslapen beschouwen, al was er geen enkele uitbarsting in moderne tijden. Nog wat verder leuke hangbruggetjes waar je slechts met 1 tegelijk over mag (wij kijken gespannen toe of de brug misschien zal instorten als een dikkerd er over loopt, maar neen) en dan bereik je het eindpunt, waar twee waterlopen samen komen met als chemisch gevolg een turquois blauwe schijn, die aanleiding gaf tot de aardige legende dat God na het schilderen van de blauwe hemel hier zijn penselen in het water waste. Waarom niet. Hoe dan ook blijft de waterval de grootste aantrekkingspool van dit verzopen park. Waarna rust in de ranch volgt, en we wedermaals in slaap vallen in onze hangmat. Maar ook een hele hap Tolstoj nuttigen, en de Belgische politiek via Terzake en De Afspraak op onze I-pad bijhouden (in de eetruimte dan wel). Neen, analisten, er komt geen Vivaldi-coalitie. Wij gokken op een Strawinsky-regering in de lente, met veel dissonanten en wanklanken. Le sacre du printemps!
Van Monteverde naar Rio Celeste, poort van een ander nationaal park waarin we morgen een mega-wandeling gaan doen, is heus niet ver, maar je doet er toch 4 uur over, omdat je eerst de berg af moet (van 18 naar 32 graden) en iets verder op de Interamericana terug omhoog, maar ditmaal slechts tot 600 meter, zodat het boven nog 24 graden is. We willen vroeg aankomen en doen dat ook (om 3 hr pm) maar tijd voor een kwalitatieve stop onderweg is er natuurlijk zat. Dat kan aan de watervallen van Viento Fresco, we moeten er niet eens voor om rijden. Weer slim gezien van deze grondbezitters: maak een goed begaanbaar pad in je rijkelijk van watervallen voorziene domein, zet er nog een mirador bij (van waar je kan uitkijken op vlinders in alle kleuren en merkwaardig veel haviken (waar is hun prooi? Klein gedierte treffen we nergens aan), voorzie paarden voor de sportieven en vraag er vervolgens 16 usd voor (55 als je te paard wil). Maar dit mooi gebied is dat zeker waard, vooral de hoge Arco Iris mag meer dan gezien worden, al laten we die drie Rubensiaanse gratieën er alleen in baden, want onze Badehose zit in de vuile was (ja, we hebben net een babbeltje met Duitsers gedaan, maar veel volk loopt hier niet rond). Enfin, het was een mooie W44 van 1 uur, heen en weer, al zijn we een beetje verontwaardigd dat men ons aan de receptie spontaan een stok meegaf. Zien wij er zo kramakkelijk uit? Net voor aankomst bekijken we nog even het simpele vermaak van de Ticos, die nergens geld voor betalen maar gewoon vanaf een brug pootje baden in een rivier (met evenwichtskunsten op de koop toe). En dan checken we in op onze ranch voor twee nachten, waar zelfs de auto een slaapplaats heeft, en wij - hoera! - een hangmat, waarin we terstond in slaap vallen, iets wat ons altijd overkomt in zon ding (mochten er hier niet zo veel muggen zijn, we sliepen er vannacht ook in). En ja hoor, ze hebben WiFi, zij het enkel in de eetplaats, waar wij, om met heer Bommel te spreken, een eenvoudige doch voedzame maaltijd nuttigen (zie foto: dat is een Costa Ricaanse casado, ttz van alles met in dit geval kip, ander vlees kan ook). Le gusta chili tambien? Nee, mens, veel te pikant!
COSTA RICA 2020: Parque Nacional Monteverde (2), nature day
Monteverde heeft een speciale geschiedenis. Tot op de helft van de 20ste eeuw bestond enkel het naburige Tico-stadje Santa Elena, maar toen kwamen 12 Amerikaanse Quakers-families naar Costa Rica. Waarom? Omdat ze in Amerika dreigden uitgeloot te worden om in de Koreaanse oorlog te gaan vechten, en dat wilden die pacifisten niet. En waarom Costa Rica? Omdat dat land sinds 1948 geen leger meer had, het was dus een paradijs voor pacifisten. De grond nabij San José was de Quakers nochtans te duur, maar hier kostte die maar een prikje. Eerst gingen de Quakers boeren (de lokale kaas is nog steeds een begrip), wat behoorlijk wat ontbossing veroorzaakte, maar dra zagen de Quakers het ecologische licht en stonden zij aan de basis van dit nationaal park. Waar het dus bijna altijd nat is, zoals dat hoort in een cloud forest (altijd hoger gelegen dan een gewoon regenwoud). Hier doen we vanmorgen onze 5de toer-met-gids en, hoe bekwaam Carlos zich ook van zijn taak kwijt, het zal onze laatste zijn want op den duur vertellen die gidsen toch altijd weer hetzelfde. Wel goed dat hij met onze I-pad een tarantula in haar holletje kan fotograferen (overigens voor de mens een ongevaarlijk dier, tarantulagif verwekt enkel twee dagen jeuk, terwijl je na een beet van de gevaarlijkste slang amper 20 minuten hebt om een hospitaal voor antiserum te bereiken, en zelfs dan heb je geen garantie het te overleven met al je ledematen). Veel uitleg hier over quetzals, maar daarover weten wij reeds alles. Omdat we dat kenbaar maken, mogen we het van Carlos zelf aan een groep domme Amerikanen uitleggen, ja, waarom niet, we hebben zelfs visueel materiaal te bieden in de vorm van onze video uit San Gerardo de Dota. Carlos voegt eraan toe dat de bijna-uitsterving van de quetzal vooral te wijten was aan de Indianen van Guatemala, die de veren van het mannetje roofden om op hun eigen kop te zetten (voor zover het leiders waren). Voor zo een hoofddeksel hadden ze niet minder dan 400 veren nodig, en elk quetzalmannetje heeft er maar twee, 200 dieren gepluimd voor 1 hoofdtooi dus. Daarna werden de vogels weer vrijgelaten, maar een quetzalmannetje zonder lange veren kan gewoon geen vrouwtje bereid vinden met hem te paren. En dus wenkte de uitsterving, tot Costa Rica zich met de bescherming van het mooie vogeltje ging bezighouden. We zien ook een quetzal, in de verte, maar verborgen onder takken en dus waardeloos voor de foto. Gelukkig hadden we in de Dota-vallei wel een vrij zicht erop. Overigens erg aardig hier de vele kolibrisoorten van dichtbij te kunnen zien. In de namiddag bezoeken we de Jardin de Mariposas in de buurt van onze Lodge. Ja, die grote blauwe Morpho-vlinders zie je overal in het land, maar ze zijn verdomd moeilijk te fotograferen omdat ze meestal in beweging zijn en steeds drinken/eten met hun vleugels dicht (en wel omdat die zo elektrisch blauw zien dat ze onmiddellijk opvallen bij roofdieren). Toch 1 exemplaar dat even op de grond zit kunnen verschalken. De kleinere vlinders vallen makkelijker in beeld te brengen. Sommigen zijn zowaar giftig, zij het nauwelijks voor de mens, anderen zijn niet giftig maar bootsen opzettelijk de gevaarlijke kleurpatronen van de giftigen na om predators in verwarring te brengen. De echte camouflagemeesters zijn echter geen vlinders, maar de bladinsecten, een meisje van de tuin (overigens een Australische vrijwilligster) houdt er een in de hand. Het bladlichaam van het dier is zelfs gekarteld aan de randen, perfectere camouflage valt niet te bedenken, met zo een lelijk blad wil geen enkel dier zich verder bezighouden. Verdienstelijk bezoek dus, nu hebben we toch heus wel alle dieren die Costa Rica rijk is van ver of dichtbij gezien. Nog even lopen we in Santa Elena rond (zoals gebruikelijk een chaotische stad, wel aan de randen voorzien van enkele souvenirstalletjes in volle natuur, zoals dat op de foto), waarna we weer zonsondergangwaarts kunnen, altijd even mooi. En daarna in het beste restaurant van de buurt gaan eten. Heel lekker, en onderdeel van een duur hotel, bijna zo duur als ons paleis in Manuel Antonio. Zo speciaal is het nu ook weer niet, maar hotel/restaurant Belmar, amper 600 meter van onze bescheiden Lodge gelegen, beantwoordt wel aan de hoogste eco-normen (warm water op zonne-energie, opslag van regenwater, ....) en is helemaal in hout uitgevoerd. Knap verblijf, maar wij houden het nog even simpel. Morgen 4 uur rijden naar een andere koele plek, verblijf op een ranch. Is er WiFi? Twijfelachtig. Zo niet melden we ons pas zaterdag/zondagmorgen weer.
COSTA RICA 2020: Parque Nacional Monteverde (1), adventure day
Wij betrekken in Monteverde een eenvoudige Lodge - toch een leuke bungalow. Maar je moet vooral niet gehorig zijn, want de zotte wind, die hier bijna dagelijks heerst, loeit gans de nacht door, af te raden aan slechte slapers. Dit micro-klimaat wordt verwekt door het feit dat dit berggebied pal in het midden van Costa Rica ligt. Bijna altijd komt de wind van de Caraïbische kant, die stijgt op en koelt af tegen de bergflanken waardoor regenwolken worden gevormd, die echter verdampen voor ze in de buurt komen van de Stille Oceaan. Omdat de zon ondergaat boven de Pacific heb je dus steeds een fraaie zonsondergang, ook al beleef je die veelal in de regen, met regenbogen toe. Wonderlijk klimaat, dat vraagt om wonderlijke activiteiten. In deze streek werd Zip-lining uitgevonden, dat tegenwoordig sport nummer 1 in Costa Rica is. We hebben de plakkaat naast onze Lodge meteen gezien en laten ons niet pramen: een combo van Sky Adventures wordt ons deel voor 100 usd, en de combinatie bestaat uit een Sky Trek (zes zip-lines doorheen het oerwoud, kijk naar foto 4, het stipje in de lucht is geen vogel maar een zip-liner in actie), een Sky Tram (een téléferique die je naar boven brengt) en een Sky Walk van 2 uur (W43) over zes hangbruggen, onder begeleiding van een gidse. Met dat laatste beginnen we, onze gids is de roodharige Joselyn en het verdere gezelschap allemaal Amerikanen (wij pappen vooral aan met Brad en Wendy van Colorado, net als wij jonggepensioneerden en nu de winter en sneeuw ontsnappend in Costa Rica, drie volle maanden). Joselyn doet dat goed, inclusief tal van trick questions. Hoe oud denken jullie dat deze omgevallen boom is? Iedereen gokt er op los, maar The Passenger is ditmaal de slimste: how can you tell without rings? Inderdaad, je kan het niet weten zonder dendrochronologisch onderzoek. En Costa Ricaanse bomen hebben geen ringen omdat het land geen seizoenen kent en er in de winter dus geen water moet verhard worden als reservoir. Bij de Ticos is er doorgaans enkel sprake van dry and wet, maar in Monteverde is dat dus wet and wetter. Joselyn speurt intussen naarstig naar planten en dieren (de luiaard zit echter te ver van onze camera) en weet onder andere een oranje tarantula in haar holletje te vinden, niet beseffend dat ze er met deze haardos als een wel erg hippe luiaard uitziet. Die tarantulas hebben het anders ook niet onder de markt. Hun natuurlijke predator is een sluipwesp die de spin verlamt met een steek, waarna ze eitjes legt IN de tarantula. Als die eitjes uitkomen eten de jonge wespen de tarantula vanbinnen helemaal leeg, smakelijk. Maar het beste verhaal geldt toch dat van die duizendpoot in beeld. Die scheidt wanneer lastig gevallen een licht-giftige stof af op basis van cyanide. Wat doen dan onze verwanten de apen (er zijn hier zowel howler monkeys als kapucijnaapjes)? Zij poken met een stokje tegen de duizendpoot, verzamelen de cyanide en gebruiken die als insect repellent, het alfamannetje smeert er de vrouwtjes mee in, de moeders hun kinderen. Vast veel efficiënter dan onze DEET-spuitbus! Bloemen mogen we ook niet vergeten, die roden werden door de Indianen vroeger gebruikt als....WC-papier. Inderdaad: voelt erg zacht aan. En nog een strikvraag: heeft iemand van jullie al bromelias gegeten? Euh, nee. Haha, nog nooit ananas gegeten dan? Want effectief, ananas behoort tot de familie der bromelias. Om te weten hoe slim planten kunnen zijn, moet je nog eens naar foto 4 kijken, meer bepaald naar de boom op de voorgrond. U denkt dat de bruine blaadjes afgestorven zijn? De apen denken dat ook en plukken enkel de groene blaadjes maar mis poes. In werkelijkheid zijn de bruine blaadjes de nieuwe loten, met deze kleurentruc beschermt deze boomsoort zich tegen vraatzuchtige howler monkeys. Moeder natuur is gewellldig, zou Eddy Wally zeggen. Allemaal heel interessant, maar nu willen we toch de Tarzan gaan uithangen. Want een Oostvogels moet al eens kunnen vliegen, daar is niets aan te doen. Hé ja, het is best leuk allemaal, en zelfs plezant in de regen. Jammer dat we terzelfdertijd geen fotos konden maken, maar rugzak en toestellen moesten natuurlijk de locker in vooraf. Je kan wel fotos kopen voor 35 usd van enkele van je landingen, maar dat doen we niet, want we vinden net als Brad en Wendy dat het hier om de experience gaat, niet om de foto. Die experience wordt op het einde nog een beetje enhanced via een optionele rapelling. Dat is een soort van kleine en omgekeerde Benji-jump, niet met je gezicht naar beneden dus. Nou ja, dit is een kick waar wij niets mee hebben, wij vliegen liever dan dat we achterover vallen, maar we gaan ons hier ook niet laten kennen en springen gezwind Brad en Wendy achterna. Waarna we suikerbietkoffie krijgen, heel lekker, en afscheid nemen van onze nieuwe vrienden voor 1 dag. Terug in Monteverde-dorp schijnt de zon terug (maar niettemin horizontale regen uit de bergen) en werpen we met regenjasje aan en kapje op een blik op de zonsondergang (toch zolang we de zotte wind kunnen verdragen). Helemaal niet onaardig, je kan tot aan de Stille Oceaan kijken, we zijn er helemaal ondersteboven van!
COSTA RICA 2020: van blauwe oceaan naar groene berg, met dieren onderweg.
We hebben geen haast om te vertrekken, liever vermeien we ons nog anderhalf uur op ons privé-strand in Potrero/Nacoya (het enige hotel hier is zeker een aanrader, maar niet goedkoop, 220 usd/kamer/nacht lijkt ons een Amerikaanse prijs, maar bijna alle gasten zijn dan ook Amerikanen en al het hotelpersoneel, behalve het kamermeisje, spreekt vlot Engels). Aan het ontbijt hadden we een gevleugelde gast, maar deze vogel is niet typisch voor Costa Rica: de Blue Jay komt net zo goed in California voor en is overal een schooier (hij blijkt vooral erg tuk te zijn op spek, dat wij toevallig besteld hebben bij onze eieren). Het is 4 uur rijden naar de bergstreek Monteverde, en daar past precies halfweg 1 leuke stop in, en wel in het Centro de Rescate Las Pumas, gesticht door edelmoedige Zwitsers om gehandicapte wilde dieren te verplegen (het is dus geen klassieke zoo). De ster-puma heet Bruno en werd als 1 maand oude cub gevonden in zijn leger, allicht werd zijn moeder door jagers doodgeschoten of door een auto overreden. Een puma die niet heeft leren jagen van zijn moeder zou in het wild verhongeren, maar hier maakt Bruno een gezonde en niet bepaald neurotische indruk (zoals alle katachtigen wel doen in klassieke Europese zoos). De ster-Jaguar is helaas verleden week overleden, doodsoorzaak voorlopig onbekend, maar we hebben genoeg levende Jaguars gezien in de Braziliaanse Pantanal. Papegaaien zijn er hier in overvloed, zij werden meestal gered van baasjes die hen illegaal als sprekend huisdier hadden (een bord vermeldt dat 1 op 4 Costa Ricaanse families illegaal wilde dieren houdt, nou). Met die ocelot op zijn hoge tak is wat anders aan de hand: het dier had cataract aan de ogen en ziet ondanks een operatie nog steeds slecht. Nogal wiedes dat een kippige ocelot in de natuur geen schijn van kans maakt de hongerdood te ontlopen en een bebrilde ocelot is ook geen gezicht. De toekan kende hetzelfde lot als de papegaai en werd door zijn bazin, een oude vrouw, gekookt eten voorgezet, stel je voor. Gevolg: maagproblemen en stress resulterend in het uitplukken van de eigen veren. De grison op de laatste foto werd als vondeling ontdekt, allicht werd ook zijn moeder slachtoffer van jagers, honden of voorbijrazende autos. Zeer nerveus dier, deze marterachtige, altijd in beweging. Bon, zo hebben we toch ook eens een puma van dichtbij gezien (het is voor mensen de gevaarlijkste katachtige, want Jaguars ontlopen de mens, pumas niet). Daarna wordt richting Monteverde de weg ongelooflijk scenic (steeds omhoog, van zeeniveau tot 1300 meter, en de temperatuur dus steeds omlaag, van 36 naar 20, plus ontzettend veel wind). En bij momenten ook erg hobbelig, maar wij denken dat ons SUV-tje in 4x4 modus daartegen kan. Wie wil wonen in dat huis op de voorlaatste foto? En kijk, een regenboog cadeau bij onze aankomst, terwijl de zon volop schijnt. Maar ja, het regent niettemin, want boven de bergen, 10 km verder, hangen in de namiddag altijd regenwolken en er staat vandaag zoveel wind uit die richting dat de bui horizontaal op ons neervalt, met een blauwe lucht boven ons, nog nooit meegemaakt. Schijnt normaal te zijn in dit regenwoud. Maar daarover morgen en overmorgen meer, vandaag hebben we bij aankomst om 5 hr pm in een eenvoudige Mountain Lodge enkel onze excursies van de volgende twee dagen geregeld. Toch al tijdens het avondeten in het levendig stadje Santa Elena een muziekgroepje ontdekt!
Varen met een catamaran, eigenlijk doen we dat wel graag. En dit is de perfecte plek ervoor, we zijn ook niet alleen, al zijn we wel bij de eersten aan boord (toch maar met petje op om verdere malheuren te vermijden; we likken immers alweer onze wonden na de wandeling in de jungle van Carara gisteren - drie bobbels in onze nek, overal gespoten behalve daar, en een op onze bovenlip, te wijten aan een aanraking met een vicieuze plant). Je moet op zulke gelegenheden altijd wat geluk hebben met de rest van het gezelschap. Van de 20 opvarenden is de helft verwaarloosbaar (allemaal Amerikanen, op 1 Canadese na), maar wie ons wel bevalt is die kale met zonnebril en veel jongere vrouw van foto 3. Dat is Jay uit Boston die net als wij gepensioneerd is, nu permanent hier woont en er een beetje als DEN JOOHN, de ex van die onnozele Astrid dinges, uitziet. Jays 2de vrouw is een vrolijke Nieuw Zeelandse (inderdaad 15 jaar jonger) en hij gaat nog wel elk jaar zijn moeder van 89 in Boston opzoeken, maar gelukkig verjaart die in de zomer want tegen de kou kan hij niet meer. Een heel aardige kerel en een echte levensgenieter, en bovendien heel sportief, hij zwemt drie keer sneller dan wij. Of hij Tolstoj leest (vanmorgen 50 blz in ons geval) betwijfelen we dan weer. De andere sterren van de boot zijn vier ontzettend luidruchtige zwartjes uit New York (het verkleinwoord is ongepast want ze zijn allemaal aan de volumineuze kant, vooral die ene die als enige van de boot niet in het water gaat). Luidruchtig, maar niet zonder humor. En als er moet gedanst worden laten ze zich natuurlijk niet pramen. De boot stopt een uur om te snorkelen of zwemmen, maar iedereen wordt opgedragen een noodle mee te nemen (een rubberen stang voor onder je armen die je drijvende houdt). Enkel meesterzwemmer Jay weigert dat spul, maar verder luistert iedereen want een onderstroom is hier nooit uitgesloten. Geloof overigens maar niet dat er hier mooie koralen zijn, maar de watertemperatuur is alleszins perfect. En verder is dit een booze- en dansboot uiteraard, er moet hier wat gefeest worden, al kan je ook gewoon met je lief naar de zonsondergang kijken, zoals de zoon van Jay (uit zijn eerste huwelijk en even kaal) die bij zijn vader op bezoek is en maar wat blij is dat hij voor even de barre winter van Boston kwijt is. Er zijn buiten veel drinks ook snacks aan boord, maar wij hebben te veel gepraat met Jay om veel te eten zodat we nog een mahi mahi nuttigen in ons hotel. De zonsondergang van Sugar Beach hebben we vandaag dus gemist, we zijn pas tegen 7 hr pm terug in het resort, maar we hadden nog beeldjes van gisteren over. Jammer dat we hier morgen alweer moeten vertrekken want Sugar Beach is eens te meer een zeer goede Costa Ricaanse plek.
Carara is, cfr de eerste foto, ook een adventure park, maar dat is voor de kids en daar haalt onze huisleguaan, die wij Charel hebben gedoopt en heel de nacht boven onze kamer is blijven waken, de neus voor op. Wij ook en gaan voor de natuur in het Parque Nacional Carara. Je moet 10 usd betalen aan het rangersstation, en dan mag je alleen de hort op, al kan het ook met gids en telescoop, voor een meerprijs uiteraard. Bij wijze van aperitief doen we de Interpretative Walk (W41, 20 min), die vol staat met uitleggende bordjes, zoals over de leaf cutting ants. Die zie je inderdaad over heel Costa Rica met bladeren van 7x hun gewicht over mieren-Highways rondzeulen, en nooit hebben die sufferds verzonnen dat ze daartoe beter een spoorweg zouden aanleggen. Maar er zijn hier te veel Japanners, en bovendien is de baan te dicht bij, dat stoort het natuurleven. Twee km verder is een kleine parking, waar je wel diep het woud inkan. Dat is de Sendero Laguna Meandrica (W42, 2 uur), een knappe wandeling die op het einde wel een beetje spannend wordt omdat de jungle het pad bijna helemaal overwoekert. Maar wij zijn nog spoorzoeker bij de scouts geweest, so what. Eens te meer struikelen we bijna over een leguaan, die monsters lijken ons wel te achtervolgen, maar de ara-papegaaien (Scarlet macaws in het Engels) zien (en horen!) we maar van ver, net als in de Osa-vallei. Het zijn de enige twee plekken waar je ze nog kan zien, terwijl ze vroeger doorheen heel Costa Rica fladderden. Verlies van habitat en laakbare huisdierenhandel dreven de aras haast de vergeetput in, maar in Osa en Carara doen ze het goed, vele families nestelen hier (een ara is net als de quetzal dermate monogaam dat als 1 dier sterft het andere meestal heel snel volgt, bv door niet meer te eten). Mooi zijn ze wel, gelukkig hebben we close-ups van affiches genomen. Apen kan je zoals overal makkelijker betrappen. En krokodillen ook, vanop een brug die al lang de Crocodile Bridge wordt genoemd. Ja, de Tico moet uitkijken waar hij gaat zwemmen, want deze beestjes zijn heel wat agressiever dan de alligatoren in Louisiana en Florida. En dan hebben we niet minder dan 5 uur te rijden, helemaal naar het noordwesten. Music, maestro please (we zijn ertoe overgegaan onze soundbar op maximum volume aan te zetten in de auto. Niet zo goed als kwaliteitsboxen van een grote SUV in Amerika, maar toch een waardig alternatief voor al die Costa Ricaanse muzak op de radio)! En tegen 5 hr pm komen we aan in het aantrekkelijk betitelde Sugar Beach Hotel aan Playa Pan de Azuçar (de relatie met Rio ontgaat ons enigszins). Geen architectonisch hoogstandje, maar wel prima service en heel degelijk eten, een in de jungle verborgen zwembad en vooral vlak bij het strand gelegen, waar we alweer de zonsondergang kunnen tegemoet lopen. Morgen dachten we eerst volstrekt niets te doen, buiten lezen en in zee gaan, maar we konden niet weerstaan aan een uitnodiging in te tekenen op een catamaranvaart morgen. Die gaat echter pas om 1.30 hr pm van start, zodat er s morgens nog tijd genoeg is om een nieuw boek te beginnen. Waarmee The Passenger vast voor een lokale primeur gaat zorgen, want we geloven niet dat iemand in deze afgelegen plek ooit eerder Oorlog en Vrede van Tolstoj heeft gelezen. Tenzij we Charel de leguaan onderschatten.