A SOPA DA PEDRA
Um frade andava no peditório. Chegou à porta de um avrador, não lhe quiseram aí dar esmola. O frade estava a cair com fome, e disse :
- Vou ver se faço um caldinho de pedra
E pegou numa pedra do chão, sacudiu-lhe a terra e pôs-se a olhar para ela, para ver se era boa para fazer um caldo. A gente da casa pôs-se a rir do frade e daquela lembrança. Perguntou o frade :
- Então nunca comeram caldo de pedra? Só lhes digo que é uma coisa boa.
Responderam-lhe :
- Sempre queremos ver isso!
Foi o que o frade quis ouvir. Depois de ter lavado a pedra, pediu :
- Se me emprestassem aí um pucarinho
Deram-lhe uma panela de barro. Ele encheu-a de água e deitou-lhe a pedra dentro.
- Agora, se me deixassem estar a panelinha aí ao pé das brasas
Deixaram. Assim que a panela começou a chiar, tornou ele :
- Com um bocadinho de unto, é que o caldo ficava um primor!
Foram-lhe buscar um pedaço de unto. Ferveu, ferveu, e a gente da casa pasmada pelo que via. Dizia o frade, provando o caldo :
- Está um bocadinho insosso. Bem precisava de uma pedrinha de sal.
Também lhe deram o sal. Temperou, provou e afirmou :
- Agora é que, com uns olhinhos de couve o caldo ficava que até os anjos o comeriam!
A dona da casa foi à horta e trouxe-lhe duas couves tenras.
O frade limpou-as e ripou-as com os dedos, deitando as folhas na panela.
Quando os olhos já estavam aferventados, disse o frade :
- Ai, um naquinho de chouriço é que lhe dava uma graça
Trouxeram-lhe um pedaço de chouriço. Ele botou-o à panela e, enquanto se cozia, tirou do alforje pão e arranjou-se para comer com vagar. O caldo cheirava que era uma regalo. Comeu e lambeu o beiço. Depois de despejada a panela, ficou a pedra no fundo. A gente da casa, que estava com os olhos nele, perguntou:
- Ó senhor frade, então a pedra?
Respondeu o frade :
- A pedra lavo-a e levo-a comigo para outra vez.
E assim comeu onde não lhe queriam dar nada.
|
DE STEENSOEP
Een broeder hield een collecte. Hij kwam aan de deur van een vrek die hem geen aalmoes wou geven. De broeder kreeg honger en zei :
- Ik ga zien of ik een steensoepje kan maken ...
En hij nam een steen van de grond, schudde er de aarde af en zat ernaar te kijken om te zien of het een goeie was om er een soep van te maken. De mensen in het huis lachten de broeder uit. De broeder vroeg :
- Hoezo, hebben jullie nog nooit steensoep gegeten? Voorwaar, ik zeg jullie dat het iets lekkers is.
Ze antwoordden hem :
- Dat willen we wel eens zien!
Dat was wat de broeder wou horen. Nadat hij de steen gewassen had, vroeg hij :
- Konden jullie me 'ns een pannetje lenen ...
Ze gaven hem een kookpan van klei. Die vulde hij met water en legde de steen erin.
- Nu, als jullie het pannetje hier op de gloeiende kolen zouden kunnen zetten...
Ze zetten het daar neer. Zodra de pan begon te sissen, keerde hij zich naar hen :
- Met een beetje vetstof zou de bouillon een meesterwerk zijn!
Ze gingen hem een beetje vet halen. Het kookte, het kookte, en de mensen van het huis waren verbaasd over wat ze zagen. Terwijl hij de bouillon proefde, zei de broeder :
- Het is een beetje flauw. Het kon wel een korreltje zout gebruiken.
Ze gaven hem ook het zout. Hij strooide, proefde en vond het goed :
- Welnu, met enkele bolletjes kool zou de soep zijn als de engelen hem eten!
De vrouw des huizes ging de tuin in en trok er twee malse kolen uit.
De broeder waste ze, scheurde ze in reepjes en gooide de bladeren in de kookpan.
Wanneer de bolletjes aan de kook waren, zei de broeder :
- Oei, een stukje worst zou het een gratie verlenen...
Ze brachten hem een stuk worst. Hij legde het in de pan en, terwijl het kookte, haalde hij brood uit zijn zadeltas en maakte zich zonder veel haast klaar om te eten. De soep geurde als een geschenk. Hij at en likte zijn lippen. Toen de pan leeg was bleef de steen achter op de bodem. De mensen die op hem stonden te kijken, vroegen :
- Wel, broeder, en nu de steen?
De broeder antwoordde :
- De steen ga ik wassen en meenemen voor de volgende keer.
En zo at hij waar ze hem eerst niets wilden geven.
|