Wanneer
we de Masoretische tekst van de Bijbel volgen kan men berekenen dat het vanaf
Genesis tot de inhuldiging van de Tempel van Salomo in het jaar 996 v. Chr.,
drieduizend jaar waren. Het is aldus eenvoudig te berekenen dat wanneer Salomo
rond het jaar duizend voor Christus leefde, het in totaal ongeveer zesduizend
(plus) jaar zijn vanaf de Schepping tot op heden. Een dwaasheid voor velen maar
niettemin een chronologie die vanuit de Bijbel (Masoretische tekst) aangetoond
kan worden. In mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, appendix 5, verbind ik de Anno Mundi jaartelling met de westerse
kalender.
Daarnaast
hebben we echter de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament daterend
van de derde eeuw voor Christus, die hogere jaartallen hanteert. Zo heeft de
Septuagint-LXX een totaal van 2242 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed in plaats
van de 1656 jaar van de Masoretische tekst. En vanaf de zondvloed of grote
vloed tot de geboorte van Abram heeft de Septuagint een totaal van 1172 jaar in
plaats van 352 jaar volgens de jaartallen van de Masoretische tekst. Er bestaan
aldus vraagtekens.
Mijn uitgangspunt
is dat de jaartallen van de Masoretische tekst correct zijn. De reden voor de
afwijking van de jaartallen van de Septuagint vertaling ken ik niet maar
vermoed dat er door de vertalers in de derde eeuw voor Christus in Alexandrië
aan de jaartallen gesleuteld werd om de Joodse geschiedenis ouder te maken. Er
was een opbod bezig, een rivaliteit tussen Grieken en Joden en anderen, over
wie nu juist de oudste geschiedenis had.
Mijn werk
TIJD en TIJDEN heb ik
chronologisch opgebouwd rond het fundament van de sabbat- en jubeljaartelling zoals
William Whiston, een vriend en tijdgenoot van Isaac Newton, het al in de achttiende
eeuw van onze jaartelling uitbracht. William Whiston heeft verder vooral
bekendheid gekregen door zijn voortreffelijke vertaling naar de Engelse taal
van de werken van Flavius Josephus.
Het
bijzondere aan zijn sabbat- en jubeljaartelling was zijn vaststelling dat in
het oude Israël de sabbatjaarcyclus vanaf haar instelling in 1443 v. Chr. met
de inbezitneming van Kanaän door de Israëlieten, altijd in één cyclus ononderbroken
voortging. Het Jubeljaar, het vijftigste jaar in deze cyclus, betekende geen
onderbreking maar begon in de maand Tishri (september/oktober) van het negenenveertigste
jaar van de sabbatjaarcyclus, en liep verder tot september/oktober van het
nieuwe jaar, waarin intussen al een nieuw sabbatjaar cyclus van zeven maal
zeven jaar begonnen was.
William
Whiston geeft in zijn werk tien verwijzingen naar historische sabbat- en
jubeljaren die vanuit de Bijbel, de Makkabeeënboeken en de werken van Flavius
Josephus geduid kunnen worden. Tegelijkertijd bevestigen deze historische
verankeringen de juistheid van Whiston s bevinding. In mijn werk Genesis
versus Egyptologie, 2009 voegde ik nog een elfde chronologische verankering
toe, die ik ontdekt had bij het uittekenen van mijn chronologische constructie
op millimeter papier. Het jubeljaar namelijk van 562/561 v. Chr., het jaar wanneer
de Babylonische koning Evil Merodach in zijn eerste regeringsjaar, na de dood
van zijn vader Nebukadnezar, koning Jojachin van Juda in diens zevenendertigste
jaar van zijn gevangenneming en ballingschap, uit zijn gevangenis bevrijdde. Dit
kon geen toeval zijn.
Naar
mijn weten maken weinig of geen chronologen vandaag gebruik van de wijze van
tellen van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston en komen als een
gevolg hiervan tot geheel andere jaartallen wat betreft bijvoorbeeld het jaar
van de Exodus, de splitsing van het Rijk van Salomo, de val van Samaria, de
belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, enz.
En wat
zelfs nog extra verwarring geeft, is wanneer sommigen met de foutieve verkregen
jaartallen uit het verleden het begin van het zevende millennium Anno Mundi
trachten te berekenen.
Dat de
datering van de Bijbelse geschiedenis zo moeilijk lijkt komt vooral voort door
de druk die er bestaat van de zijde van de orthodoxe Egyptologie en
Assyriologie; twee wetenschappen die in hun tijdsconstructies geen rekening met
de Bijbelse historische chronologie houden.
De
eerste aanval op de Bijbelse chronologie kwam er van de zijde van de
Egyptologie aan het begin van de twintigste eeuw wanneer de Egyptoloog Eduard
Meyer zijn Sothis-kalender-datering bekendmaakte, met zijn schikking van de
dertig dynastieën van Manetho op de tijdsbalk. Het werd aan Bijbelvorsers
overgelaten om de link met de Bijbel te maken en gepaste kandidaat-faraos te
vinden voor de verschillende interacties die er in de Bijbel met Egypte
beschreven worden. Een tot op vandaag moeilijke zo niet onmogelijke opdracht. Elke
kandidaat-farao levert overigens de nodige moeilijkheden op. De farao van de
Exodus bijvoorbeeld moet volgens de fabricatie van Eduard Meyer in de achttiende
en of de negentiende Egyptische dynastie gezocht worden. Twee dynastieën die bovendien
historisch zeer goed gedocumenteerd zijn. Machtige dynastieën ook, die zelfs
meermaals Klein-Azië tot aan de Eufraat overheersten. De Bijbel leert echter dat
het Egyptische Rijk ten tijde van de exodus als een gevolg van de beschreven
tien plagen economisch en militair volledig ten onder ging met het gros van het
Egyptische leger in de Rode Zee vernietigd. De verschillende Bijbelgedeelten
die over de Exodus handelen, maken ook zeer duidelijk dat farao samen met zijn
leger in de Rode Zee omkwam en kort daarvoor de kroonprins van Egypte al als
een gevolg van de tiende plaag, eveneens aan zijn einde kwam. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1441576800&stopdatum=1442181600)
De
Bijbel laat daaropvolgend de ontsnapte Israëlieten in de woestijn de beruchte Amalekieten
op hun weg tegenkomen waar ze strijd tegen moeten leveren. Diezelfde
Amalekieten of Amoe/Hyksos hebben daarop Egypte onder de voet gelopen en worden
in de Pentateuch vanaf dan als eerste der volken genoemd. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1433109600&stopdatum=1433714400)
De
farao van de exodus heeft volgens de Bijbel een regeerperiode van minstens 2 x
40 jaar. Niets daarvan vind men in de annalen van de Egyptische achttiende en negentiende
dynastie terug. Wat blijft is een verlegenheid bij Bijbelgetrouwe onderzoekers
en een schouderophalen bij vele anderen. Men hanteert ook, bij diegene van
goede wil, een vroege en late datering van de exodusdatum in de Bijbel om toch
maar een en ander van het Bijbelverhaal te kunnen laten passen in de foutieve constructie
van de orthodoxe Egyptologie.
De
volgende aanval op de Bijbelse chronologie gebeurde door de Assyriologie. Een
wetenschap die na de archeologische vondsten in het Tweestromenland of het
hedendaagse Irak, in de periode na de eerste wereldoorlog echt van start ging.
Het was na de ontdekking en samenstelling van een Assyrische koningslijst dat
de Bijbel onder vuur kwam. De gedetailleerde koningslijst van Assyrië werd
verankerd met het jaartal 763 v. Chr. via een genoteerde zonsverduistering over
Nineveh. De tot dan toe gehanteerde jaartallen van de koningen van Israël en
Juda bleken soms tot praktisch veertig jaar van de Assyrische gegevens af te
wijken. Men ging er van uit dat de Assyrische gegevens die van de Bijbel
overklasten en dat de Bijbelse geschiedschrijving en chronologie diende
aangepast te worden. Een voorbeeld is de Assyrische heerser Sargon II die in
zijn annalen beweerd de veroveraar van Samaria geweest te zijn en diegene die
de tien stammen van het Noordelijke rijk Israël heeft laten wegvoeren. De
Bijbel leert echter dat de Assyriër Salmaneser V voor deze misdaad
verantwoordelijk is. De orthodoxie gaat er van uit dat de Bijbelse kroniekschrijver
zich vergist heeft en dat Sargon II verantwoordelijk is.
De
Bijbelse archeoloog en geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) deed een knieval
naar de Assyriologie toe en dokterde een aangepaste chronologie van de koningen
van Juda en Israël uit, die recht deed aan het Assyrische model. Zijn werk The
Mysterious Numbers of the Hebrew Kings wordt tegenwoordig algemeen beschouwd
als de definitieve Bijbelse chronologie en vind men in menig Bijbels atlas en
naslagwerk terug. Thiele verkorte de regeringsduur van bepaalde koningen van
Juda en Israël om deze te laten passen in het Assyrische tijdskader. Met het
inkorten van sommige regeerperioden van Israëlitische koningen verdedigde hij
de zogenaamde dual dating en paste het enkele malen toe, ook daar waar de
Bijbel niet expliciet duidelijk over is. Om de val van Samaria, in het negende
regeringsjaar van Hosea, (in de Bijbel contemporain met het zesde jaar van
Hizkia van Juda), te laten passen met de Assyrische gegevens betreffende Sargon
II, verkondigde hij dat de Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en
18 foutief waren, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. In mijn werk
De Assyriologie, 2012 toonde ik al aan dat als een gevolg van Thiele s
verkorten van de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, er een
verschil bestaat van minstens 8 tot 35 jaar, tussen de normale
regeringsperiodes van de koningen van Juda en Israël en de nu algemeen
aanvaarde revisie van Thiele. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/
Het
zijn echter de Assyrische gegevens die dienen aangepast te worden en niet
andersom. Voor wie met de Bijbel rekening houdt is het duidelijk dat in de
Assyrische koningslijsten namen ontbreken. De koning van Assyrië die zich op de
prediking van de Hebreeuwse profeet Jona te Nineveh, tot de God van Israël
keerde voor uitkomst werd uit de koningslijst verwijderd. Ook de Bijbelse
koning Jareb van Assyrië (door de profeet Hosea vermeldt) hoort in deze periode
thuis. En ook de Bijbelse Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser dienen als
twee afzonderlijke personen op de tijdslijn in de achtste eeuw voor Christus
ingevuld. De Assyrische koning Sardanapallos van een Griekse legende is een
historische figuur die in de achtste eeuw v. Chr. in de rij van Assyrische koningen
thuishoort.
Redenen
genoeg om de chronologie van de Assyrische koningen en vraag te brengen.
Wat betreft de link nu naar de huidige tijd zijn het
de jubeljaren van William Whiston die de brug vormen. Het dertigste jubeljaar
sinds de instelling ervan viel in het jaar 27/28 AD. De gebeurtenissen zoals
beschreven in het Lucas evangelie hoofdstuk 4 met de Heer Jezus die in de synagoge
de profetie van Jesaja 61 citeerde en het aangename jaar des HEEREN uitriep,
dienen hier op de tijdsbalk geplaatst. De verdere geschiedenis is algemeen
bekend. De Joden van toen hebben Jezus Christus als Messias afgewezen. Veertig
jaar later in 70 AD gingen zij voor een tweede maal in ballingschap en werd de
tempel te Jeruzalem voor een tweede maal vernietigd. Een onveranderde toestand
sindsdien van bijna tweeduizend jaar. Sinds 1948 kennen we het nationale
herstel van de staat Israël en is er sindsdien de verwachting bij velen zowel in
het christendom als in het Jodendom dat het door de HERE God beloofde herstel
van alle dingen nabijgekomen is. Aan dit beloofde herstel zijn echter
voorwaarden verbonden.
En nu
komen we tot de invulling van de link tussen de Bijbelse geschiedenis, die
afgesloten werd in de periode 30/70 AD, tot de huidige tijd. Het is weer de
jubeljaartelling volgens Whiston die ons de weg wijst. Het zeventigste
jubeljaar viel, wanneer we de wijze van tellen van William Whiston naar de
toekomst toe hanteren, in 1987-okt./1988-sept.
Het daaropvolgende 71ste jubeljaar staat genoteerd voor het jaar oct2036/sept2037 AD. De Heer Jezus
Christus verkondigde met het Jubeljaar van 27/28 AD aan de Joden in de synagoge
te Nazareth dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 nu voor hun oren vervuld
was. Het antwoord van de Joden ter plaatse kunnen we lezen in Lucas 4:29 Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit
en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem
van de steilte te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
De Heer
Jezus werd afgewezen, of zoals het in het Johannesevangelie beschreven staat: hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben
Hem niet aangenomen.
Het is
interessant om in dit beknopte artikel de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 volledig
te citeren aangezien de inhoud van de woorden van Jesaja aansluiten bij het
Jubeljaar zoals het beschreven staat in het Bijbelboek Leviticus.
Jesaja 61:1
De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat
de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te
brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor
gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis;
2 om uit te roepen een jaar van het
welbehagen des HEREN
(hier stopte de Heer Jezus
met voorlezen en sloot de boekrol een tijdskloof inmiddels van bijna 2000
jaar)
en een
dag der wrake van onze God; om alle
treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat
men hun geve hoofdsieraad in plaats van
as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een
kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een
planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen
herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden
vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op
geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden,
vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult
priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het
vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van
uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij
jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding
verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof,
Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun
nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden
der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn,
dat de HERE gezegend heeft. 10 Ik verblijd mij zeer in de HERE, mijn ziel
juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met
de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die
zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich
met haar versierselen tooit. 11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en
een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here HERE gerechtigheid en lof
doen uitspruiten voor het oog van alle volken. (NBG
Vertaling 1951)
Het
beloofde herstel van Israël (en via hen de hele schepping) zoals beschreven in
Jesaja hoofdstuk 61 vanaf vers 2 laat nog op zich wachten maar is een
wetmatigheid die ooit vervuld zal worden. De sleutel is Israël. We stellen
echter vast dat na het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 de beloofde
zegeningen verbonden aan de sabbat en jubeljaren uitbleven. De vroege en late
regen, die maakten dat het land Israël van de oudheid zo vruchtbaar was, kwam in
1948 en daarna niet terug. Integendeel, water en vooral het tekort aan water is
een blijvend probleem in de nieuwe staat Israël. De Israëli s zijn uiterst
vindingrijk en hebben een ingenieus irrigatiesysteem ontworpen waarbij water
helemaal van in het noorden uit het meer van Galilea tot in het zuiden in de
Negev-woestijn en elders geleid wordt en druppelsgewijs gebruikt. Prachtig en
om bewonderend naar te kijken, maar het blijft echter mensenwerk.
Zoeken
naar bijzondere gebeurtenissen in jubeljaren volgend op het jubeljaar van 27/28
AD leveren geen resultaat op. Het is het tijds-dal waarin dat de HERE God Zijn
EKKLESIA, Zijn Gemeente, uitroept en Israël voor het grootste gedeelte van deze
tussentijd in de diaspora leeft.
En toch
zijn er raakpunten in de tijd te vinden. Zulk een scharnierjaar naar mijn mening, was het jaar 1517 AD. In oktober van dat jaar ging in
Europa namelijk de reformatie van start met een moedige hervormer Maarten
Luther die zijn 95 stellingen tegen de aflatenleer van de Roomse Kerk, tegen de
deur van de kerk te Wittenberg nagelde. Iets heel opmerkelijk nu, en minder
bekend in het Westen, in datzelfde jaar 1517 veroverden de Turken namelijk Jeruzalem
op de Arabieren, en begon de Turkse periode van heersen over het van Joden
ontvolkte gebied van Israël. Toeval? Ik meen van niet. Vanaf de exodus uit
Egypte in 1483 v. Chr. waren er in
1517 AD 2999/3000 jaar verlopen. Wat
een opmerkelijk profetisch jaartal is. De Ottomanen of Turken zouden tot het
jaar 1917 over Jeruzalem heersen en
het gebied in een soort profetische winterslaap houden. In december 1917 zouden
de Britten tijdens de eerste wereldoorlog de stad en het gebied op de Turken
veroveren. Dit is exact een tijdsperiode van 400 jaar dat overeenkomt met sommige getallenperiodes die in de
Bijbel gehanteerd worden. Maar er is meer aan de hand dat lijkt op sturing van
Gods wege. In november 1947 stemde
de VN bij meerderheid tot splitsing van het Britse mandaatgebied Palestina in
een Joodse staat en een Arabische. De Arabieren stemden tegen maar de Joden
accepteerden de deling en proclameerden enkele maanden later hun staat. Tussen
1517 en 1947 zitten er 430 jaar wat weer
een bijzondere Bijbelse tijdsperiode is, die er ten tijde van het Oude
Testament zat tussen het geven van de belofte aan Abraham van een land en een
volk en het geven van de wet aan Mozes. Er is dus meer onder de zon dan menig
iemand zou vermoeden (of willen zien). Nog een opmerkelijke Bijbelse
tijdsperiode van 50 jaar ditmaal,
zit er tussen het eerste Zionistische congres, alwaar gepleit werd voor de
oprichting van een Joods thuisland, in 1897
en het jaar 1947. Van het jaar 1947
met de deling van Palestina door de VN, tot 1987, het begin van het zeventigste jubeljaar, waren het veertig
jaar, wat weer een herkenbare Bijbelse tijdsperiode is. Denk aan de periode van
veertig jaar dat de Israëlieten na de exodus en het geven van de Wet, in de
woestijn doorbrachten, als een gevolg van hun weigering het Beloofde land
binnen te trekken.
Het
aangename jaar des HEEREN brak echter in 1987
niet door.
Geen
een van de beloften verbonden aan het Jubeljaar ging op 3 oktober 1987 met de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer, in vervulling. Integendeel, diezelfde maand
vond op zwarte maandag 19 oktober in New York een beurscrash plaats dat het
begin van een wereldwijde financiële crisis inluidde die tot op vandaag
nazindert. En twee maanden later begon er een Arabische volksopstand in Gaza,
Judea en Samaria tegen het Israëlische militaire bestuur, een opstand die manu
militari door Israël de kop werd ingedrukt.
Men is
al eens in de verleiding om op basis van de eerder beschreven scharniermomenten
in de tijd berekeningen naar de toekomst toe te maken. Dit is een oefening die
menigeen al eens gemaakt heeft en in de media gelanceerd. De periode van de tetrade van bloed-manen ligt nu achter ons en is
een goed voorbeeld van zulke pogingen tot berekenen van het begin van de
Apocalyps.
Een
volgend opmerkelijk toekomstig jaartal is het jaar 2017. Op basis van de
telling van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston is het jaar van de
exodus te berekenen in 1483 v. Chr. We zagen eerder al dat het 3000 jaar waren
tot het jaar 1517 met de heerserswissel over Jeruzalem. In datzelfde jaar begon
in het christelijke Europa de Reformatie. In 2017 zal het 500 jaar geleden zijn
dat de Reformatie begon en is het 3500
geleden dat de Exodus plaatsvond. Wat de berekening/optelling van de voor
Christus-jaartallen betreft, moeten we rekening houden dat het jaar nul niet
bestaat, en we bij de optelling van 1483 plus 1517 één jaar moeten aftrekken.
Het zal dus met Pesach anno 2018 pas zijn dat het 3500 jaar terug tot de exodus
is. In 2018 zal het nationaal herstelde Israël ook zijn zeventig jarig bestaan
vieren. Zal dit jaar iets bijzonders te zien geven? Vermoedelijk niet? We
zullen zien, zei de blinde.
Bij het
prille begin van de Ekklesia in 30 AD vroegen de discipelen naar de tijd van
het herstel van alle dingen en het antwoord van de Heiland was het volgende:
Handelingen 1: 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd (30 AD)
het koningschap voor Israël? 7 Hij
zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten,
waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult
kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn
getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste
der aarde.
Het is was
niet de zaak van de EKKLESIA om de tijden of gelegenheden te berekenen
wanneer God zijn oud-verbondsvolk Israël geestelijk en nationaal in het oude
land der vaderen zal herstellen.
En
later zal de apostel Paulus in zijn twee Thessalonicenzenbrieven in dezelfde
zin waarschuwen:
2
Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de
komst van [onze] Here Jezus Christus en
onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in
onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking,
hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds)
aanbrak. (NBG Vertaling)
Aan de
wederkomst van de Heer Jezus Christus gaan zoals bij de geboorte van een kind
weeën vooraf (Matteüs 24:8). De tijd voor de geboorte van een kind kan men
vanaf de bevruchting schatten op ongeveer negen maanden. Gaat men voorbij negen
maanden spreekt men in mensentaal van een ezels-dracht. Zo zal het naar mijn
mening ook zijn met de periode die vooraf gaat aan de tweede komst van
Christus. De weeën zijn alleen een indicator, dat het nabij tot zeer nabij is.
En sommige hevige weeën die er op lijken te wijzen dat het nu snel te gebeuren
staat, kunnen daarna ook weer een uitstel kennen.
Het
zevende millennium sinds de Schepping zijn we binnengegaan in oktober 2005 AD
en dit wanneer we aannemen dat de Masoretische tekst van onze Bijbel met haar
jaartallen, de correcte is en we de jubeljaartelling volgens William Whiston
volgen. Een wijze van sabbat- en jubeljaartelling die via elf historische
verankeringen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus op de tijdsbalk
verankerd is en aldus bewezen. Het antwoord op de vraag waarom het vrederijk
met de komst van de Messias niet is doorgebroken in 1987 ligt bij de
wetmatigheden die de Bijbelse toekomstprofetieën inhouden. Het aanbod, de
uitkomst, werd Israël in de periode 1947/1967 aangeboden en het was aan hen om
hier naar te handelen. Na 1967 is het fout gelopen en als een gevolg van
diezelfde wetmatigheden die we in het profetische woord vinden wordt nu een
andere piste die naar het herstel aller dingen (zie Handelingen 3:12-21),
gevolgd. Daarom meen ik dat we opnieuw in een soort profetische tijdskloof
terecht gekomen zijn, en het rekenen met bepaalde tijdsperioden geen concrete
data opleveren.
Hierna
een citaat van de profeet Hosea dat in een notendop God s weg met hen
schildert, hoe Hij met zijn oude Verbondsvolk uiteindelijk tot Zijn doel zal
komen.
Hosea
5: 14
Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van
Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder dat iemand
redden kan. Ik zal heengaan (30 AD Hemelvaart Messias), Ik
wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en
mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij
verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want
Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons
verbinden. 2 Hij zal ons na twee
dagen doen herleven (20?? AD), ten
derden dage (het Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten,
en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen,
ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt
Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.
Wanneer
we één dag als een periode van duizend jaar willen herkennen dan leert dit
Schriftgedeelte dat na een periode
van tweeduizend jaar van verdrukking, Israël opnieuw hersteld zal worden. De
derde dag is dan de periode van duizend jaar die we in het boek Openbaring
vinden wanneer we dit boek in zijn geheel als profetie willen herkennen. Het is
de periode van het Messiaanse Vrederijk waar de profeten uit het Oude Testament
over gesproken hebben. Daarna pas volgt het volledige herstel van alle dingen
en begint de eeuwigheid.
Het
voorgaande moet duidelijk maken dat men geen berekeningen kan maken naar het
uur, dag, maand en/of jaar van de wederkomt van Christus. Dat is uitsluitend in
God s hand. Hij is soeverein.
Hebreeën 2:5 Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij
spreken, onderworpen. 6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende :
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon,
dat Gij naar hem omziet? 7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen
gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, 8 alle dingen hebt Gij
onder zijn voeten onderworpen.
Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen
zou zijn. Doch thans zien wij nog niet,
dat hem alle dingen onderworpen zijn; 9 maar wij zien Jezus, die voor een
korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat
Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en
eer gekroond. 10 Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan,
dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner
behoudenis door lijden heen zou volmaken . 11 Want Hij, die heiligt, en zij,
die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen
broeders te noemen, 12 en Hij zegt :
Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden
der gemeente zal ik U lofzingen; 13 en wederom : Ik zal op Hem vertrouwen, en
wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft.
14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft
ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem,
die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen , 15 en allen zou
bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij
gedoemd waren. 16 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij
ontfermt Zich over het nageslacht van
Abraham. 17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk
worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om
de zonden van het volk te verzoenen. 18 Want doordat Hij zelf in verzoekingen
geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen. (NBG Vertaling
1951)
Openbaring
1:1 Openbaring van
Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten
te tonen hetgeen weldra moet geschieden,
en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes
heeft te kennen gegeven. 2 Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het
getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. 3 Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de
woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (NBG Vertaling 1951)
Het Boek Openbaring is het laatste boek van de Bijbel en leert
de komst van de Koning der koningen naar de aarde. Het is het beloofde Godsrijk
dat vanuit de hemel van God door de persoonlijke terugkeer van Jezus Christus,
de opgestane Heer en Heiland, eens opgericht zal worden. De Apocalyps is ook
een boek dat rampen voorspelt en de naam Armageddon alleen al roept met recht
onheilsgedachten op.
De exegese van de gevestigde kerken leert dat het Boek
ongeveer rond het jaar 90 AD door (een) Johannes geschreven werd, met de
bedoeling de christenen die dan door vervolgingen van de Romeinse keizers
gingen, moed in te spreken door ze hoop op betere tijden te geven. De apostel
deed dit, volgens de exegese, door te schrijven over de aanvallen van boze
machten op de christenen, rampen die het naderende einde aankondigden en de
komst van het Rijk Gods. Volgens deze exegese is het boek Openbaring al lang geschiedenis
dat zich ten tijde van het Romeinse Rijk afspeelde. Geen profetie wordt door
het gevestigde christendom gezocht noch verwacht.
De bekende twaalf artikelen van het geloof leren nochtans
de komst van Christus: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van
de hemel en de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here;
die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden
heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald
in de hel; op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en
zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. Ik
geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk,
de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden; opstanding van het vlees;
Ik meen dat artikel zeven de wederkomst van Christus
leert. Een verwachting die de gevestigde kerken, over de eeuwen heen, opgegeven
hebben. Het boek Openbaring is een profetisch boekzoals ook het eerste hoofdstuk van de Openbaring
onmiddellijk duidelijk maakt. Het boek Openbaring wordt uiteindelijk
geschiedenis,(!) maar dan geschiedenis van tevoren geschreven. Het boek leert
dat er een periode komt dat Satan duizend jaar gebonden zal worden. Deze
periode heet in het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, chilia etè,
waarvan het woord chiliasme is afgeleid. En uit het Latijn heeft men Millennium
afgeleid.
De Gemeente of Ekklesia vindt men in het boek Openbaring
niet terug. Vanaf het eerste hoofdstuk van Openbaring wordt de draad met het
oude verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen. Een draad die verbroken werd bij
het verwerpen van Messias Jezus bij zijn eerste komst, door de Joden tussen de
gebeurtenissen zoals beschreven in Matteüs 13:1 tot Handelingen 28: 17-29.
De bedoeling van dit artikel is de chronologische
volgorde van de beschreven toekomstige gebeurtenissen te rangschikken. De
beschreven oordeelstijd in het Bijbelboek Openbaring gaat over een periode van
ongeveer zeven jaar plaatsvinden, dezelfde tijdsperiode waar de zeventigste
jaarweek van de profeet Daniël over handelt. Met dit verschil dat met het
Bijbelboek Openbaring veel meer details ingevuld kunnen worden. Net zoals bij de
zeventigste jaarweek van Daniël wordt de oordeelsperiode van Openbaring, ook in
twee delen gedeeld.
Openbaring 11:1 En mij werd een riet gegeven, een staf
gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die
daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en
meet die niet; want hij is aan de
heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig
maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te
profeteren, twaalfhonderd zestig dagen
lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het
aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil
toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien
iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de
macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun
profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen
en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En
wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de
afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden .
8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der
grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun
Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er,
die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken
in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en
verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee
profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. (NBG Vertaling 1951)
Dit Bijbelgedeelte spreekt over de oordeelstijd verdeeld
over twee perioden met tijdens de eerste helft van twaalfhonderdzestig dagen,
twee getuigen van de HERE God die te Jeruzalem optreden en tegen de dan herstelde
eredienst spreken. Zij worden in de helft van de eindtijdperiode door het
beest dat uit de afgrond opkomt, gedood. Dit beest (een andere invulling
voor de goddeloze, wetteloze of antichrist) krijgt daarop tweeënveertig
maanden de tijd om zijn ding te doen alvorens de Koning der koningen hem bij
Zijn komst wegvaagt.
De beschreven maanden worden aan dertig dagen per maand
gerekend wat ongeveer in totaal zeven jaar in zonnejaren uitmaakt.
De zeventigste jaarweek van de profeet Daniël begint met dezelfde
heerser als in Openbaring, die in vers 26 van Daniël hoofdstuk 9, de stad en het
heiligdom in het jaar 70 AD te gronde richtte: het volk van een vorst zal
komen, die de stad en het heiligdom te gronde zal richten. Dit was de
historische Titus die in 70 AD Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk
maakte. Een toekomstige Titus zal vanaf de eerste helft van de laatste
jaarweek; het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de
helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 395. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Dit sluit aan bij het Bijbelboek Openbaring waar het
begin van de eindtijd wordt aangekondigd, vanaf de verbreking van het eerste
zegel:
Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven
zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van
een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij
trok uit, overwinnende en om te overwinnen.
Beide zijn dezelfde persoon: de hij van het Bijbelboek
Daniël die in het jaar 70 AD Jeruzalem en de tempel vernietigde en de Joden in
ballingschap wegvoerde, én de ruiter op het eerste paard die een kroon gegeven
wordt en met een boog (maar zonder pijlen) uitrijdt overwinnende en om te
overwinnen. De eerste ruiter van de Apocalyps brengt (schijn)vrede over de
gehele wereld en zal daarom alleen al, als een Messias aanzien worden. Hoelang
deze vrede zal aanhouden staat niet beschreven, maar we kunnen aannemen dat het
voor een hele tijd zal zijn. Het resultaat zal voorspoed voor velen betekenen.
Het huidige verscheurde Midden-Oosten zal zich politiek/economisch verenigen in
een Unie van vijf staten die aansluiting zullen zoeken bij de Unie van het
West-Romeinse Rijk en zodoende het Romeinse Rijk van weleer doen herrijzen.
Tegen deze nieuwe wereldmacht in een unie van tien staten vanaf de Atlantische
Oceaan tot aan de Indus in Azië, staan aanvankelijk in de rand nog
tegenstanders die zich verzetten.
Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de
vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een
boog en hem werd een kroon gegeven, en
hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen. 3 En toen Hij het tweede
zegel opende, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! 4 En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat,
werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen,
en dat zij elkander zouden slachten, en
hem werd een groot zwaard gegeven.
De tweede Ruiter, op een rossig paard ditmaal, die
uitrijdt, neemt de vrede van de aarde weg en is verantwoordelijk voor een grote
slachting onder de wereldbevolking. Ik meen dat de profetie van de Ezechiël
hoofdstuk 38 met de beschreven invasie van Gog uit Magog in de tijdsperiode in
het Bijbelboek Openbaring beschreven, hier inpast.
Ezechiël 38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2
Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog
in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3
en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en
Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met
uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote
schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen
met schild en helm; 6 Gomer en al zijn
krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het
noorden met al zijn krijgsbenden vele volken met u. 7 Maak u gereed en
rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun
tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende
jaren zult gij optrekken tegen het land
dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van
vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende
wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in
gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij
zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele
volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw
hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11 gij zult zeggen: ik zal
optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden,
die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten 12 om buit te
maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen
en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en
goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. (NBG Vertaling 1951)
De profeet Ezechiël schildert in dit hoofdstuk een beeld
van een teruggekeerd Israël dat in het Beloofde Land in gerustheid woont. Zij
hebben zich van hun vele verdedigingsoorlogen hersteld en leven dan in vrede
met hun Arabische buren. Vers elf leert dat alle muren, grendels en poorten die
momenteel het land ontsieren, dan verdwenen zullen zijn. Vanuit het Bijbelboek
Openbaring weten we ook dat er in Jeruzalem een nieuwe eredienst op de
Tempelberg is ingesteld, die door de twee getuigen van Openbaring 11,
tegengesproken wordt. Tegelijkertijd is er een handlanger van het beest in
Jeruzalem werkzaam, die in staat is om vuur uit de hemel over de opnieuw
ingestelde dierenoffers, te laten neerkomen. De misleiding zal geen grenzen
kennen.
De door de profeet Ezechiël beschreven rust, is echter
niet de rust van het Beloofde Messiaanse Vrederijk, maar is de valse rust die
de pseudo-Messias, de ruiter op het eerste Apocalyptische paard, gebracht
heeft. De tweede Apocalyptische ruiter op het rossige paard van Openbaring 6:4,
is dan Gog uit het land Magog uit het verre noorden (ten opzichte van Israël),
die met een geweldige legermacht richting Israël oprukt en hierbij ook het
gebied van het nieuwe Oost-Romeinse Rijk binnentrekt. Op de bergen Israël s
zal Gog van Magog en zijn bondgenoten door een ingrijpen van de HERE God
verslagen worden. Het Schriftwoord spreekt over een zware aardbeving en over
het merkwaardige feit dat het zwaard van de een tegen de ander zal zijn (Ez.
38:18-22). Hagelstenen, vuur en zwavel zal over het leger van Gog en zijn
bondgenoten neerdalen. Het resultaat van dit alles is uiteindelijk het kennen
van de HERE God door het overblijfsel van Israël (Ez. 39:22), van die dag af en
voortaan. Zo dadelijk hierover meer.
Ook het land Magog en de kustlanden delen in de
vernietiging van de menigten van Gog op de bergen Israël s:
Ezechiël 39:6 Ik zal vuur
werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben.
De kustlanden zijn in de Bijbel de landen aan de andere
zijde van de Middellandse Zee, tegenover Israël. Zij hebben zich verenigd in
een unie van vijf staten en hebben aldus het West-Romeinse Rijk hersteld. Zij
worden ook in Ezechiël 38:13 vermeld maar als vragen stellend aan Gog in
verband met diens onverwachte agressie:
Ezechiël 38:13 Scheba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen:
Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen,
om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote
buit te maken?
De vrede en voorspoed die de eerste ruiter op het witte
paard zoals beschreven in Openbaring 6:1 bracht wordt bruut verstoord met het
uitrijden van het tweede rossige paard. Het is naar het onverwacht wegnemen van
de universele vrede door de tweede ruiter die Gog voorstelt, dat Paulus in zijn
eerste brief aan de Thessalonicenzen verwijst.
1 Thessalonicenzen 5:1 Maar over de tijden en
gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: 2 immers,
gij weet zelf zeer goed, dat de dag des
Heren zó komt, als een dief in de nacht. 3 Terwijl zij zeggen: het is (alles)
vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling
verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.
De uitdrukking het is alles vrede en rust van Paulus duidt op een harmonie zoals ze in
de mensenwereld nog nooit voorgekomen is. Vanuit Openbaring hoofdstuk 17 weten
we ook dat er tijdens de eerste helft van de zevenjarige oordeelstijd, één
wereldreligie zal zijn. Alle religies zullen blijkbaar ooit in één religie samengaan
en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel en Zijn Gezalfde, zijn. De
zetel, de residentie van de komende religie zal in het oude Babylon zijn. Na
twaalfhonderdzestig dagen of drie en half jaar, zal de eenheidsreligie door de
tien leiders van het herstelde Romeinse Rijk vernietigd worden (Openb.
17:16-17), en beginnen de laatste drie en half jaar van de oordeelstijd
alvorens Jezus Christus als de Koning der koningen komt.
In de helft van de zevenjarige oordeelstijd worden de
twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem door het beest gedood. De
herstelde religieuze eredienst in Jeruzalem waar de twee getuigen tegen
predikten wordt echter tegelijkertijd door het beest ook verwijderd.
Het beest van Openbaring hoofdstuk 13 en 17 heeft in de
Bijbel meerdere namen. De bekendste is de naam antichrist die de apostel
Johannes hem in zijn brieven geeft. In zijn rede over de laatste dingen van de
Heer Jezus Christus in de evangeliën opgeschreven, zwijgt Christus in 30 AD
over de twee getuigen en vestigt de alleen de aandacht op de profetie van
Daniël:
Matteüs 24:1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En
zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2
En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg
u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden
weggebroken. 3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen
alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons
wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld? 4 En
Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! 5 Want
velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen
velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van
oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het
einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen
koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn.
8 Doch dat alles is het begin der weeën. 9 Dan zullen zij u overleveren aan
verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden
om mijn s naam s wil. 10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen
elkander overleveren en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen
opstaan en velen zullen zij verleiden. 12 En omdat de wetsverachting toeneemt,
zal de liefde van de meesten verkillen. 13 Maar wie volhardt tot het einde, die
zal behouden worden. 14 En dit evangelie
van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een
getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.
Het antwoord op de vraag van de discipelen naar het
wanneer en het teken van de wederkomst met de voleinding van de wereld,
beantwoordt de Heer Jezus met een opsomming van gebeurtenissen die we ook in
het Bijbelboek Openbaring terugvinden. De verzen vier tot en met vijf vinden
hun vervulling bij het uitrijden van de eerste ruiter op het witte paard. De
verzen zes tot en met zeven vinden hun vervulling bij het uitrijden van het
tweede rossige paard dat de vrede op de aarde wegneemt. De verzen acht tot en
met dertien vinden hun vervulling in de eerste helft van de zevenjarige
oordeelstijd wanneer de twee getuigen van God in Jeruzalem optreden en tegen de
herstelde offerdienst spreken. En vers veertien met de voorzegging dat dan het evangelie
van het Koninkrijk over de gehele wereld gepredikt zal worden tot een
getuigenis voor alle volken waarna het einde volgt, vindt zijn vervulling in de
twee getuigen te Jeruzalem en in de honderdvierenveertigduizend verzegelden uit
de twaalf stammen van Israël die blijkbaar het evangelie van het Koninkrijk over
de gehele wereld zullen brengen. Vervolgens lezen we in vers vijftien de
beschrijving van wat er in de helft van de zevenjarige oordeelstijd gebeurt en
daarna:
Matteüs 24:15
Wanneer gij dan de gruwel der
verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige
plaats ziet staan wie het leest, geve er acht op laten dan wie in Judea zijn, 16 vluchten naar de
bergen. 17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te
nemen, en wie in het veld is, 18 kere niet terug om zijn kleed mede te nemen.
19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. 20 Bidt, dat uw vlucht niet in
de winter valle en niet op een sabbat. 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin
der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. 22 En indien die dagen niet
ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de
uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.
Na een periode van twaalfhonderdzestig dagen of drie en
half jaar wanneer de twee getuigen van de Heer God door het beest vermoord
worden, ziet men naar de woorden van Jezus Christus in 30 AD, op de tempelberg,
op de heilige plaats, een gruwel der verwoesting staan. En dit is een teken
voor degenen die dan in Judea zijn, haastig te vluchten naar de bergen.
(De uitroeping van de Gemeente was met Pinksteren of
Sjavoeot, vijftig dagen na Pesach in 30 AD nog niet begonnen, noch was Paulus
al geroepen als apostel in de aanstaande nieuwe bedeling der genade, en als een
gevolg wordt de Gemeente of Ekklesia in deze profetie aldus niet aangesproken.)
Wat de de gruwel der verwoesting die op de heilige
plaats zal staan, zijn zal, wordt niet onmiddellijk duidelijk gemaakt? De
discipelen wisten echter wat ermee bedoelt was. Volgens mijn mening zal het een
replica van de ark van het verbond zijn. De originele ark was door de soldaten
van de Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. vernietigd.
In het artikel citeer ik Bijbelgedeelten die duidelijk
maken dat de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. door de Babyloniërs tezamen
met alle andere Tempelattributen, met de Tempel vernietigd werd. In de tempel
die zeventig jaar later herbouwd was, was er geen ark meer ter plaatsing in het
Heilige der Heiligen. En ook in de herbouwde tempel van Herodes de Grote bevond
zich geen Ark van het Verbond. En volgens de profeet Jeremia zou de Ark niet weer
gemaakt worden. Het moet dan ook duidelijk zijn dat het verhaal in het Apocrief
boek 2 Makkabeeën gebracht, dat de Roomse kerk aan haar Bijbel heeft
toegevoegd, een leugen is en gecatalogiseerd
kan worden bij de vele legendes dienaangaande. Hierna het betreffende gedeelte:
2 Makkabeeën 2:1 In
de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets
van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de
leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te
vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en
zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop
aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift
dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan
liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel
van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin
plaatste hij de tent, de ark en het
reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen
er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer
vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: Die plaats moet
onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn
barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen;
dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in
de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op
grootse wijze geheiligd zou worden. 9 Ook werd erin verteld wat
Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het
inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes gebed tot de Heer vuur uit
de hemel was neergedaald, zo daalde er
ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met
betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: Omdat het zondeoffer niet
genuttigd is, is het door het vuur verteerd. 12 Ook Salomo heiligde acht dagen
lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk
de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd,
waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de
geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen
betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door
de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer
bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan
kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging
van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen.
17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het
priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat
in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons
ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige
plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. 19 De
geschiedenis van Judas de Makkabeeër
en van zijn broers, de reiniging van de grote tempel en de wijding van het
altaar, 20 de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eupator 21 en de
hemelse verschijningen die ten deel zijn gevallen aan degenen die met zoveel toewijding
en heldhaftigheid streden voor het jodendom. (Willibrord Vertaling 1995)
Dat de apocriefe boeken 1 en 2 Makkabeeën naar de ark van
het verbond verwijzen in relatie naar het herstel van Israël bevestigd echter, dat
er toen al wilde verwachtingen betreffende de ark, de ronde deden. Voor mij is
het duidelijk dat dit toegevoegd boek aan de Joodse Bijbel, in de toekomst een
bron van misleiding zal worden, wanneer inderdaad ooit een replica van de Ark
gevonden zal worden. Dit attribuut zal zijn rol spelen in de herstelde
offerdienst. Wanneer bovendien de Israëlische handlanger van het Beest uit de
zee, vuur uit de hemel op het dierenoffer kan laten neerregenen, zal menigeen
overtuigd zijn van de juistheid van de nieuwe religie. Het toppunt van misleiding
zal het plaatsnemen van het beest op de Tempelberg zijn. Voor Paulus in zijn
tweede brief aan de Thessalonicenzen is dit het begin van het einde van de
eindtijd:
2 Thessalonicenzen 2:3 Laat niemand u misleiden, op welke
wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs , 4 de
tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering
heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij
een god is. 5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit
meermalen gezegd heb?
Paulus spreekt over de afval die aan de komst van de
tegenstander voorafgaat. Uiteindelijk gaat het naar de aanbidding van het
beest, in volledige afwijzing van de God van de Bijbel. Wanneer we verder de
rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus naar het
Matteüs-evangelie volgen, blijkt de chronologie overeen te stemmen met de
overige Bijbelboeken:
Matteüs 24:23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is
de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en
valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij,
ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25 Zie, Ik heb het u
voorzegd. 26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er
niet heen; zie, Hij is in de (geheime) binnenkamer, gelooft het niet.
Het zich tot een god verheffen door het beest te
Jeruzalem, is het startsein voor het gelovig overblijfsel van de Israël om naar
de bergen te vluchten zoals we in Matteüs 24:15-16 gelezen hebben. Dit is een
omgekeerde exodus die in meerdere Bijbelboeken beschreven staat:
Openbaring 12:6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft,
door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou
worden.
De vermelde plaats naar waar in Openbaring 12:6 verwezen
wordt, is volgens het Bijbelboek Daniël het over-Jordaanse gebied, of het
huidige Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië. Daniël beschrijft in het
elfde hoofdstuk van het gelijknamige Bijbelboek de invasie van de koning van
het Noorden, ook de Assyriër genaamd (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1421017200&stopdatum=1421622000 en scrol naar beneden), die vanuit zijn kernland, het
herstelde Assyrië, de landen van het Midden-Oosten zal overrompelen en hierbij
drie koningen ten val brengt. Maar dan staat er geschreven dat het gebied van
Edom, Moab en Moab aan zijn macht zullen ontkomen.
Daniël 11:41 Ook het Sieraadland (=Israël) zal hij (=de
koning van het noorden) binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom,
Moab en de keur der Ammonieten.
Ook de profeet Jesaja verwijst naar de woestijn van het
over-Jordaanse gebied:
Jesaja 16:1 Heersers des lands, zendt de lammeren
van de rotsen (Petra) de woestijn in naar de
berg der dochter van Sion.
Het is in deze woestijn dat zij veilig van de koning van
het noorden alias het beest drie en half jaar door de HERE God onderhouden
zullen worden:
Hosea 2:13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar
leiden in de woestijn, en spreken
tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal
Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van
haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte.
Jeremia 31:2 Zo zegt de HERE: Het volk der ontkomenen aan
het zwaard vond genade in de woestijn,
Israël, op weg naar zijn rust.
Openbaring 3:10 Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij
te blijven verwachten, zal ook Ik u
bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om
te verzoeken hen, die op de aarde wonen. 11 Ik kom spoedig; houd vast wat gij
hebt, opdat niemand uw kroon neme.
De vlucht van de getrouwe Israëlis naar de bergen, als
een gevolg van het zien staan van de gruwel der verwoesting op de Tempelberg,
geschied in de helft van de zevenjarige oordeelsperiode. Gedurende
tweeënveertig maanden zullen zij daarna onaangetast door het beest in de
woestijn verblijven, in wezen een derde ballingschap, waarna zij aan het einde
van de eindtijd het Beloofde Land binnengeleid zullen worden. In de woestijn
vindt ook de geprofeteerde bruiloft plaats waarbij Israël geestelijk hersteld
wordt:
Hosea 2:15 En het zal te dien dage geschieden, luidt het
woord des HEREN, dat gij Mij noemen zult: mijn
man, en niet meer: mijn Baäl. 16 Ja, Ik zal de namen der Baäls verwijderen
uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. 17 Te dien dage zal Ik
voor hen een verbond sluiten met het
gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der
aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen
veilig doen wonen. 18 Ik zal u Mij tot
bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot
bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en
ontferming; 19 Ik zal u Mij tot bruid
werven door trouw; en gij zult de HERE kennen.
Openbaring 19:9 En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij,
die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal
des Lams.
De genodigden tot de bruiloft zijn naar mijn mening de voltallige
Gemeente, de Ekklesia die kort voor de tijd van het herstel van het
koningschap van Israël (Handelingen 1:6-11) hun opstanding hadden (1
Thessalonicenzen 4:13-17), en naar de Stad van God in de hemel werden
opgetrokken. Vanuit die andere dimensie zijn zij vanuit hun transparante
verblijfplaats van Boven uit getuige van het herstel van Israël in de woestijn.
Gedurende de nog resterende tweeënveertig maanden gaan de
oordelen zoals beschreven in het Bijbelboek Openbaring, over de wereld. Eerst
de ruiters, vervolgens de bazuinoordelen gevolgd door de schalen van gramschap.
Helemaal aan het einde met de slag bij Harmageddon komt de Koning der koningen,
de Heer der heren, Jezus Christus naar Jeruzalem terug (Openbaring hoofdstuk
19). Wat weer aansluit bij de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus
Christus, volgens het evangelie naar Matteüs 24:
Matteüs 24:27 Want gelijk de bliksem komt van het oosten
en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 28 Waar
het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen. 29 Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal
haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de
machten der hemelen zullen wankelen. 30 En dan zal het teken van de Zoon des
mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de
borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des
hemels, met grote macht en heerlijkheid.
Het is aan het einde van de eindtijd zoals vermeld in
Matteüs 24:29 dat er een bijzonder kosmisch fenomeen aan zon en maan geschied.
Het is dezelfde gebeurtenis die de profeet Joël aankondigde:
Joël 2:28 Daarna
zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw
zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen
geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternisen de maan
in bloed, voordat de
grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die
de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te
Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen
zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)
Voor het gevestigde christendom werd de profetie van Joël
2:28-32, met Pinksteren bij het begin van de Kerk of Gemeente volledig vervuld.
Voor velen van hen leert de Schrift (volgens hun exegese) geen derde herstel
van Israël als volk, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. De
kerk is volgens deze leer in de plaats van het Jodenvolk of Israël gesteld. Wanneer
we de profetie van Joël echter vrij van alle tradities willen lezen en innemen,
moet het duidelijk zijn dat in 30 AD met de uitstorting van de Heilige Geest
over honderdtwintig mannen en vrouwen te Jeruzalem, niet de volledige
vervulling van het betreffende Bijbelcitaat, geschiedde.
Ook is het chronologisch gezien, pas aan het einde van de
eindtijd dat de zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed. De
tetrade van bloed-manen van 2014/2015 die vier maal gelijk vielen met de Joodse
feestdagen van Pesach en Sukkot. En nu in september 2015 voor de laatste keer met
Sukkot gezien zal worden, is aldus ook niet de vervulling van de profetie van
Joël. Op God s tijd echter en op een dag door een astronoom niet te berekenen,
zal deze profetie pas uitkomen. Zie ook het artikel op dit blog van 20-05-2014: de profeet Joël en de
tetrade van bloedrode maansverduisteringen in 2014/2015. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1400450400&stopdatum=1401055200
Wordt vervolgd..
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
P.S. Mijn boek Apocalyps van 2009, ISBN: 978 16 1627
432 0, kan op eenvoudig verzoek per email via dit blog, aan u, geachte lezer(es), in
PDF formaat toegezonden worden.
Lucas 21:20 Zodra
gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn
verwoesting nabij is. 21 Laten
dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de
wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, 22 want dit zijn de dagen van vergelding,
waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. 23 Wee de zwangeren en de zogenden in die
dagen!
Want er zal grote nood
zijn over het land en toorn over dit volk, 24 en zij zullen vallen door de scherpte
des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt
worden, totdat de tijden der heidenen zullen
vervuld zijn.
25 En er zullen tekenen zijn aan
zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege
het bulderen van zee en branding, 26 terwijl
de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld
komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen
zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. 28 Wanneer
deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing genaakt. 29 En
Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op
de vijgenboom en op al de bomen. 30 Zodra
zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is.
31 Zo moet ook gij,
wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. 32 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal
geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. 33 De hemel en de aarde zullen
voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. (NBG Vertaling
1951)
Op dit blog hou ik mij
in de eerste plaats met chronologie bezig. Bij de titel en het onderwerp van
ons artikel; het Bijbelcitaat van de evangelist Lucas 21:24, schrijven we aldus
anno 30 AD, voor het jaartal wanneer de Heer Jezus Christus kort voor zijn
lijden, sterven en opstanding, in zijn rede over de laatste dingen, deze
woorden uitspreekt. De stad Jeruzalem en het land Judea zaten sinds het jaar 63 v. Chr. onder de Romeinse
hiel, en daarvoor waren het de Grieken, daarvoor de Meden en de Perzen en
daarvoor de Babyloniërs geweest, die in opeenvolging over Jeruzalem geheerst
hadden. Het waren sinds de inname van Jeruzalem door de legers van de
Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. de TIJDEN
der Heidenen. Tijden dat vreemde, niet-Joodse heersers, over de stad
Jeruzalem en de Tempelberg zouden heersen. Ik schrijf met opzet Tempelberg in
plaats van Tempel aangezien de tempel in die lange geschiedenis tweemaal
vernietigd werd. De profetische woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede
over de laatste dingen, zoals door de evangelist Lucas overgeleverd, zouden de
eerste maal in vervulling gaan in het jaar 70 AD wanneer de legioenen van de
Romein Titus de stad en de Tempel vernietigden en de bevolking van Judea in
ballingschap wegvoerden. De Tempelberg te Jeruzalem zou er daarna een hele tijd
desolaat bijliggen. Later herbouwden de Romeinen de stad en plaatsten een
bouwwerk op de Tempelberg, dat later na de verovering van Jeruzalem door de
Arabische moslims, in 691 AD vervangen werd door een Islamitisch heiligdom. Dit
is de bekende achthoekige rotskoepel die tot op heden de Tempelberg overheerst.
Zoals eerder vermeld
ving de periode van de vreemde overheersing van Jeruzalem en de Tempelberg met de
Babylonische overheersing,aan. In
het jaar 605 v. Chr. werden zij schatplichtig aan Nebukadnezar en in 586 v.
Chr. volgde de verwoesting van de stad en tempel door de hand van de
Babyloniërs. De eerste (van in totaal drie) wegvoering(en) in Babylonische
ballingschap gebeurde in 605 v. Chr. Een wegvoering waar de profeet Daniël als
jonge knaap, deel van uitmaakte. Later zou Daniël terwijl in ballingschap, een
aantal profetische visioenen krijgen met betrekking op de toekomstige
geschiedenis van Israël, de stad Jeruzalem en de (herbouwde) Tempel. In detail
kan men in het gelijknamige Bijbelboek Daniël in de hoofdstukken twee en zeven,
de verschillende eerder genoemde wereldrijken die over Jeruzalem en de
Tempelberg zouden heersen, terugvinden. Het is naar de profetie van Daniël, dat
de Heer Jezus Christus in Zijn rede over de laatste dingen, verwijst
Matteüs 24:15 Wanneer
gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de
heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat alsdan, die in Judea
zijn, vlieden op de bergen; 17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit
zijn huis weg te nemen; 18 En die op den akker is, kere niet weder terug, om
zijn klederen weg te nemen. Enz. (Statenvertaling)
Bij de eerste komst van
de Heer Jezus Christus zuchtte Israël al zes eeuwen onder vreemde overheersing.
En sinds het optreden van de laatste profeet van het zogenaamde Oude Testament;
Maleachi, was er geen Godsopenbaring meer geweest. Het optreden van Johannes de
Doper in 26 AD in de geest van Elia en het Zich daaropvolgend bekendmaken van
Jezus van Nazareth als de Christus of Messias had daarom voor heel wat
opschudding gezorgd, maar leidde niet naar het aanvaarden van Hun persoon en boodschap.
Beiden werden afgewezen en terechtgesteld. Het volk en haar leiders zouden
veertig jaar daarna door de Romeinen uit het land gerukt worden en de stad en
Tempel vernietigd.
Heilshistorisch gezien
begon er in dezelfde periode een nieuw handelen van de HERE God met de Gemeente
of Ekklesia, dat met Pinksteren 30 AD van start ging, en tot op heden voortgaat.
Een Ekklesia waar zowel Joden als niet-Joden of heidenen tot geroepen worden. In
30 AD bestond de jonge Gemeente te Jeruzalem uitsluitend uit Joden, maar later
zouden niet-Joden toegevoegd worden. De verwachting van het herstel van het
koningschap van Israël was echter nog altijd een belangrijk onderwerp voor de eerste
discipelen, getuige hun vragen hiernaar bij de Heer Jezus Christus tijdens
Diens optreden tussen zijn Opstanding en Hemelvaart. Zie het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
Handelingen 1:1 Mijn
eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en
te leren, 2 tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die
Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; 3 aan wie
Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en
tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft. 4 En terwijl Hij met hen aanzat,
gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de
belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt . 5 Want
Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden,
niet vele dagen na deze. 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem
en zeiden: Here,
herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij
zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het
uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen,
terwijl zij het zagen, en een wolk
onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl
Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook
zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze
Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen ,
als gij Hem ten hemel hebt zien varen. (NBG Vertaling 1951)
Dat de profetische
Woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede over de laatste dingen, zowel
over de gebeurtenissen in het jaar 70 AD als nog een toekomstige tijd
handelden, heeft te maken met het feit dat met Pinksteren 30 AD, de Joden en hun
leiders nogmaals het heil in Jezus Christus aangeboden werden. Zie het
Bijbelboek Handelingen hoofdstuk 2:14 en 3:14 en verder:
Handelingen 3:19 Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van
verademing mogen komen van het
aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem
moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen,
waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher .
Dit aanbod was reëel en
indien Israël hier positief was op ingegaan zou het Profetisch Woord en de
zeventigste jaarweek van Daniël toen zijn ingegaan. Het toneel stond namelijk
al klaar. Het vierde beestrijk van de profeet Daniël was in het Romeinse Rijk
aangetreden, en klaar zijn rol te vervullen. De Joden hebben echter ook de missie
van de apostelen afgewezen en het Bijbelboek Handelingen sluit af met hoofdstuk
28, met de geschiedenis van de Joodse leiders in de diaspora te Rome, die redetwistend
van Paulus weggaan. En het is op dit tijdstip dat de nieuwe Ekklesia van
niet-Joden en Joden zoals uiteengezet in de Efeze-brief, echt van start gaat.
Een periode van bijna twintig eeuwen inmiddels. De periode ook van de Tijden
der heidenen, wat het (ontvolkte) land Israël en de Tempelberg betreft. Paulus
beschrijft het in zijn Galatenbrief als twee bedelingen, twee huishoudingen
Gods:
Galaten 4:21 Zegt mij,
gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat
immers geschreven, dat Abraham twee
zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin
was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is
iets, waarin een diepere zin ligt.
Want dit zijn twee bedelingen: de
ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar
betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat
is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem
is vrij; en dat is onze moeder. (NBG Vertaling 1951)
Johannes 1:1 In den
beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was
in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder
dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het
leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de
duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden,
wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen,
opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te
getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was
komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem
geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12
Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen
Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit
de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.
Vandaag, het einde of de
vervulling van de tijden der heidenen berekenen is onmogelijk, hoewel dit voor
velen een belangrijke oefening blijft, in het bijzonder voor Anglo-Amerikanen
die keer op keer via het internet nieuwe data de wereld insturen. Nochtans was
het antwoord van de Heiland aan de discipelen die naar het wanneer van het
herstel van het koningschap voor Israël, vroegen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de
Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.
Wanneer vingen de Tijden der
heidenen aan? We hebben de aandacht al gevestigd op de jaren 605 v.
Chr. en 586 v. Chr. met Nebukadnezar en de wegvoering in Babylonische
Ballingschap.
2 Koningen 25:8 Daarna
in de vijfde maand (AB), op den zevenden
der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van
Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van
Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des
konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten
verbrandde hij met vuur.
Naar de westerse
kalender omgerekend geschiedde de vernietiging van de Tempel te Jeruzalem op 18
juli 586 v. Chr.
Maar er zijn nog data
die in aanmerking komen. De heerlijkheid des HEREN bijvoorbeeld, de zogenaamde
Shekinah, die het Heilige der heiligen in de Tempel vulde, was voor de
vernietiging van de Tempel door de hand van de Babyloniërs, al eerder vertrokken.
Het is de profeet Ezechiël die jaartal, maand en dag opgeeft:
Ezechiël 8:1 Het
geschiedde nu in het zesde jaar, in de
zesde maand, op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de
oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren HEEREN daar
over mij viel.
Ezechiël 10:18 Toen ging de
heerlijkheid des HEEREN van boven
den dorpel des huizes weg, en stond
boven de cherubs. 19 En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven zich
van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren
tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des
HEEREN; en de heerlijkheid des Gods Israëls was van boven over hen.
Ezechiël 11:23 En de
heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op den berg,
die tegen het oosten der stad is.
Naar onze westerse
kalender omgerekend geschiedde dit op 17 september 592 v. Chr. en ligt dit
vertrek anno 2015 al 2606 jaar achter ons.
Het begin van het wonen
van de Heerlijkheid des HEREN in de Tent der samenkomst in de wildernis nabij
de berg Gods, gaat terug tot de eerste dag van de maand Nisan (april) van het jaar 1482 v. Chr., een jaar na de trek uit Egypte:
Exodus 40:16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem de HEERE geboden had;
alzo deed hij. 17 En het geschiedde in
de eerste maand, in het tweede jaar, op den eersten der maand, dat de
tabernakel opgericht werd .
34 Toen
bedekte de wolk de tent der samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde
den tabernakel. 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der
samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den
tabernakel vervulde.
36 Als nu de wolk opgeheven werd van boven den tabernakel, zo reisden de
kinderen Israëls voort in al hun reizen. 37 Maar als de wolk niet opgeheven
werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. 38 Want de
wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op,
voor de ogen van het ganse huis Israëls in al hun reizen.
Vanaf
1482 v. Chr. tot 592 v. Chr. waren het 890 jaar, en tot anno 2015 zijn het inmiddels
3496 jaren.
De vervulling van de Tijden
der Heidenen over Jeruzalem en de Tempelberg, wordt beschreven in het laatste
Bijbelboek Openbaring:
Openbaring 11:1 En mij
werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de
tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad
vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven
om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.
Een tijd geleden schafte
ik via een internet-antiquariaat-boekhandel het boek van C. G. Ozanne, The First
7000 Years, 1970, aan. Deze onderzoeker van de chronologie van de Bijbel heeft
zich ook aan het berekenen van het tijdstip van de tweede komst van Jezus
Christus gewaagd (Chapter Eleven, page 153). Zijn uitgedokterd jaartal voor de
wederkomst was het jaar 1996 en het begin van de zeventigste jaarweek berekende
hij aldus voor het jaar 1989. Jaartallen die inmiddels al haast twintig jaar
achter ons liggen.
De historisch-chronologische
constructie van Ozanne was mij al langer bekend. Aan het eind van de jaren
zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw (ik was toen nog jong), maakte
ik deel uit van een Velikovsky-comité, een studiegroep, die regelmatig samen
kwam om de bevindingen van het werk van wijlen Dr. Immanuël Velikovsky (zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1419202800&stopdatum=1419807600)
in het licht van de Bijbel te bespreken. Dr. Velikovsky was in 1974 persoonlijk
op TV bij de Evangelische Omroep geweest, en genoot sindsdien in Nederland en
België heel wat aandacht met zijn publicaties. Een boekuitgave van de EO in
1982 over het ontstaan van Israël, gaf ook aandacht aan de stellingen van Velikovsky,
en stuitte op tegenstand van sommigen die de orthodoxe Egyptologie en hun
Bijbelinvulling trouw bleven.
De belangrijkste
deelnemers aan de studiegroep waren Dr. Arie Dirkzwager en Prof. Dr. Hendrik
Koorevaar. Van hen kreeg ik toen al heel wat materiaal van onderzoekers over
Bijbelse chronologie. Een samenvatting van C.G. Ozanne s tijdsconstructie
maakte daar deel van uit, maar dan zonder zijn eindtijdconstructie.
Er is overigens heel wat
bruikbaar materiaal te vinden in de studie van de Bijbelse chronologie door de onderzoeker
C.G. Ozanne, zoals bijvoorbeeld zijn invulling van de Richterenperiode van
Israël, op de tijdsbalk. En zijn afwijzen van de constructie van Thiele, die
een knieval naar de Assyriologie deed en de Bijbelse chronologie aan die van
Assur aanpaste. Het is de visie van Ozanne op de Tijden der Heidenen en de
berekening daarvan, waar hij vooral de mist ingaat.
De Tijden der heidenen
zijn voor Ozanne een vaststaande berekende periode van 2520 jaar, die volgens hem in het verleden in de Bijbelse
geschiedenis, al eens eerder gehanteerd werd. Zijn leidraad voor het getal
2520 is het eerder geciteerde Bijbelcitaat uit Openbaring hoofdstuk 11 waar
over een periode 42 maanden en 1260 dagen gesproken wordt; wat in totaal voor
zeven jaar aan dertig dagen per maand staat. De zeven maal zevens van de
profetie van Daniël hoofdstuk 9 hebben dezelfde waarde.
Op basis van Hebreeën
4:9, Psalm 90:4 en 2 Petrus 3:8 waar staat geschreven dat duizend jaar als één
dag gelden bij de HERE God, past hij dit principe ook op het Bijbelgedeelte van
Openbaring hoofdstuk 11 toe, waar het nochtans om de alsnog letterlijke
toekomstige periode van 2520 dagen gaat. Zijn gebruik van een tijdsperiode
van 2520 jaar op de tijdsbalk voor de Tijden der Heidenen, leidt hem van het
jaar 604 v. Chr. naar het jaar 1917 AD. In de maand december van 1917 tijdens
de eerste wereldoorlog, veroverden de Britten de stad Jeruzalem en de
Tempelberg op de Turken. Voor Ozanne betekende dit het einde van het vertrappen
van Jeruzalem door de heidenen. De Britten zag hij aldus duidelijk niet als
heidenen maar als een christelijke natie. Hier liet hij echter de Bijbel los
en gaf een invulling op basis van een christelijke traditie, die op haar beurt
de wereld indeelde in christenen, Joden en heidenen, daar waar in de brieven
van Paulus in het Nieuwe Testament het woord heiden geen scheldwoord is, maar
een term die alleen maar onderscheid maakt tussen Jood en niet-Jood.
Dit is een eerste
voorbeeld van het bekomen van een slechte rekensomuitkomst. Het jaar 1917
betekende namelijk niet het einde van de tijden der heidenen, maar alleen maar
het overgaan van het ene heidens (niet-Joods) bestuur over Jeruzalem en de
Tempelberg, naar een ander. Ik verbaas me overigens iedere keer wanneer ik merk
dat sommige Anglo-Amerikanen zich vereenzelvigen met hun zogenaamde
christelijke naties en met blindheid geslagen zijn, wat het imperialistische
verleden van hun respectievelijke staten,betreft.
Een ander voorbeeld van Ozanne
s gebruik van de veronderstelde tijdsperiode van 2520 jaar, is zijn stelling
dat er ook 2520 jaar op de tijdsbalk zitten tussen de Schepping en de Exodus?
Hij beschouwt deze Bijbelse tijdsperiode ook als een tijd der heidenen?
Ozanne bouwt zijn tijdconstructie op vanaf de schepping van Adam en hanteert
een anno mundi jaarrekening (wat overigens ook het Jodendom tot op het heden
doet). Ozanne maakt gebruik van de geslachtsregisters van het Bijbelboek
Genesis hoofdstuk 5 en arriveert aldus bij Noach en de Zondvloed in anno mundi
1656. Daarna gaat het verder via hoofdstuk 11 van het Bijbelboek Genesis tot
aan de dood van Thera, de vader van Abraham. Hij doet dit echter met slechts
één navigatiepunt in tijd; de schepping van Adam. Daarna is het een kwestie van
optellen van de Bijbelse geslachtsregisters om tot aan de dood van Thera te
komen. Zijn eerste obstakel is de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram,
waar de Bijbel schijnbaar leert dat Thera zeventig jaar oud was. Ozanne
verklaart terecht dat Abram, alhoewel als eerstgeborene in Genesis 11:26
vermeld, vermoedelijk niet de oudste van de drie was, maar zijn broer Haran.
Het getal zeventig voor de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram is alzo
chronologisch niet bruikbaar. En het is hier dat Ozanne zijn eerste schijf van
2520 jaar inlast ter bepaling van de leeftijd van Thera bij de geboorte van
Abraham. Zoals eerder vermeld rekent hij vanaf de Schepping tot aan de Exodus met
een tijdsperiode van 2520 jaar en rekent vanaf dit jaar terug in de tijd, naar
Abraham toe. Het zijn 430 jaar terug vanaf de exodus en de wet tot op de
belofte aan Abraham (Galaten 3:17). Het bekomen resultaat is uiteindelijk een
periode van zeven jaar tussen de dood van Thera en de roeping van Abram wanneer
deze vijfenzeventig jaar is (Genesis 12:4). Daarop rekent Ozanne verder vanaf
de wet van Mozes met 480 jaar naar het vierde regeringsjaar van Salomo, en het
begin van de bouw aan de Tempel te Jeruzalem in anno mundi 3000. Met zijn
tijdsconstructie gebruikt hij in wezen slechts één navigatiepunt op de
tijdsbalk, met daarnaast de veronderstelling dat er een schijf van 2520 jaar
zit tussen Adam en de Exodus. En dat zijn echter te weinig navigatiepunten om
met zekerheid een historisch jaartal te bepalen. Overigens, Ozanne s eerste
link met de westerse jaartelling aan jaren voor Christus voor zijn
tijdsconstructie, maakt hij pas in 605 en 586 v. Chr. met Nebukadnezar.
In mijn werk TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 11-21 breng ik ook een anno Mundi jaarrekening vanaf de zondvloed en
de spraakverwarring maar maak hier al eerder de verbinding met de westerse
kalender, en dit op basis van het hanteren van de sabbat- en jubeljaren in
Israël volgens de rekenwijze van William Whiston. Van de dertig Jubeljaren die
Whiston opgeeft, tussen de instelling van de Jubeljaren en de eerste komst van
Jezus Christus, zijn er op de tijdsbalk elf verwijzingen naar historisch
verankerde jubeljaren.
En de verbinding die ik
maak tussen Terah en Abram is op basis van een Rabbijns principe in de Seder
Olam, de Joodse overlevering, die leert dat Scripture does not come to hide
but to explain. Abram vertrekt zo in hetzelfde jaar dat zijn vader Thera
sterft, vanuit Haran naar Kanaän. En niet zeven jaar later op basis van een
veronderstelde schijf van 2520 jaar later. Integendeel de theorie van een
eerste heidenperiodeschijf van 2520 jaar is hiermee weerlegd. Hierna het
betreffende Schriftgedeelte:
Genesis 11:26 En Terah leefde zeventig jaren, en
gewon Abram, Nahor en Haran. 27 En deze zijn de geboorten van Terah: Terah
gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. 28 En Haran
stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in
Ur der Chaldeeën. 29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams
huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter
van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska. 30 En Sarai was
onvruchtbaar; zij had geen kind. 31 En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot,
Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van
zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het
land Kanaän; en zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar. 32 En de dagen van Terah waren tweehonderd
en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. Genesis 12:1 De HEERE nu
had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws
vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een
groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! 3 En
Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle
geslachten des aardrijks gezegend worden. 4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE
tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging.
De conclusie moet zijn
dat de Bijbelse periode van de Tijden der Heidenen niet uit een bepaalde
periode van 2520 jaar bestaat. Dit getal kan aldus niet gebruikt worden ter
berekening van het einde van de periode van de Tijden der heidenen.
Op het internet zetten sommige
Bijbelvorsers intussen hun werk voort met het fabriceren van alsmaar nieuwe
jaartallen zoals 2015, 2017, 2030 enzoverder. Er zijn ook nog altijd
onderzoekers die vasthouden aan de zesduizend plus duizendjaarschijftheorie en
nieuw gedateerde Bijbelse chronologieën in verband met de wederkomst van Jezus
Christus, aanbieden. En aangezien we inmiddels op de kalender, al vijftien jaar
in het derde millennium na Christus gevorderd zijn, wordt de oorzaak bij
chronologische fouten in het verleden gelegd. De Ptolemeüs-canon bijvoorbeeld die
de chronologische tijdsbrug vormt tussen het Oude en het Nieuwe Testament wordt
op het de korrel genomen en als foutief gebrandmerkt. In mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, appendix 1/6 maak ik duidelijk dat de Ptolemeüs-canon chronologisch als
juist bevonden is, en samen met de sabbat- en jubeljaren als een correct
bevonden tijdsbrug tussen het Oude en Nieuwe Testament staat.
De komst van Christus
voor Zijn Ekklesia en de tijden en gelegenheden die hierop betrekking hebben
worden door Paulus in het bijzonder in zijn twee brieven aan de
Thessalonicenzen beschreven. Zie 1 Thessalonicenzen 4:13-18 5:1-11 en 2
Thessalonicenzen 2:1-12. Berekenen, uitrekenen, komt in de boodschap van Paulus
niet voor, wel verlangend uitzien en letten op de tekenen die vooraf gaan aan
de komst.
De Tijden der Heidenen,
wat Israël en de Joden betreft, eindigen pas bij de komst van de Koning der
koningen, de HEER der heren te Jeruzalem na de slag bij Harmageddon. In het
Oude Testament beschrijft de profeet Zacharia het verslaan van de legers van de
verenigde natiën met de komst van de Here HERE op de Olijfberg te Jeruzalem,
wat het definitieve einde van de Tijden der Heidenen inluidt (zie Zacharia
14:1-21).
Zacharia 14:9 En de
HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een
zijn, en Zijn Naam één.
Wat de wederkomst van
Christus in de tussentijd wederhoudt, zijn wetmatigheden zoals de vrije wil van
de mens in het aannemen of afwijzen van de HERE God, het ingaan van de volheid
der heidenen en de maat der zonde. Wat dit laatste betreft is er een voorbeeld
in het Oude Testament over een uitstel
van oordeel. In het tweede jaar na de exodus trokken de Israëlieten onder
leiding van Mozes, van de berg Gods op naar het Beloofde Land. Twaalf
verspieders werden daarna aan de grens uitgezonden. Dit is een geschiedenis die algemeen bekend is. De
twaalf verspieders verkennen gedurende veertig dagen het land, komen terug met
druiventrossen die ze amper kunnen dragen, bevestigen dat het een land van melk
en honing is, kortom een vruchtbaar land van overvloed. Maar tien van de twaalf
verspieders overtuigen het volk dat het land onneembaar is vanwege de sterkte
van de inwoners. Met zekerheid zouden zij ten onder gaan moesten ze trachten
het land in te nemen. Het zijn alleen Jozua en Kaleb die geloof hebben en het
land willen binnentrekken. Het volk echter laat zich overtuigen door de tien
ongehoorzame verspieders en weigert binnen te trekken. Het resultaat is dat
alle volwassenen van twintig jaar en daarboven gedoemd worden in de woestijn
aan de rand van het Beloofde Land te verblijven, tot zij daar allen gestorven
zijn (Numeri 14:28-35). De nieuwe generatie zou samen met Jozua en Kaleb,
achtendertig jaar later in 1443 v. Chr., het Beloofde Land binnentrekken.
Tegelijkertijd
betekende de ongehoorzaamheid van de Israëlieten een uitstel van oordeel over
de Amorieten en de andere bewoners van het land Kanaän. De maat van hun zonde
was nochtans vol.
Genesis
15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in
een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen
verdrukken vierhonderd jaren. 14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij
zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. 15 En gij zult
tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden. 16 En het vierde
geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten
is tot nog toe niet volkomen. 17 En het geschiedde, dat de zon onderging en
het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die
tussen die stukken doorging. 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond
met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van
Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den
Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de
Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den
Jebusiet.
De tijd
was in 1482 v. Chr. rijp voor hun verwijdering uit het land, maar als een
gevolg van Israëls ongeloof kregen zij achtendertig jaar respijt, uitstel van
executie.
Mozes
behoorde tot het vierde geslacht. Hij ging terug tot op Levi, een van de twaalf
zonen van Jakob/Israël.
Misschien
kunnen we in het licht van deze geschiedenis de lijn doortrekken naar het
moderne Israël en de Arabische buurlanden. Vooreerst moet ik opmerken dat de
Arabieren vandaag, geen Amorieten of Amalekieten zijn, maar ook Semieten die in
de lijn van de aartsvader Sem hun oorsprong terugvinden. Op hen rusten uiteindelijk
ook beloften van herstel in het komende Messiaanse Vrederijk. Zie o.a. het
artikel van 18-06-2015 op dit blog
i.v.m. Egypte, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2731643
Zij
zijn wel sinds de dagen van Abraham en Ismaël tegenstanders van Israël en
betwisten het recht met elkaar op het Beloofde Land. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De Assyriërs en Abraham, blz.
47-58.
In de
tweede helft van de negentiende eeuw kwam er een terugkeer van Joden naar
Palestina, naar het oude land der vaderen Israël, op gang. Het waren de
Russische pogroms ten tijde van het tsarenrijk dat een grote vluchtelingenstroom
van Russische Joden op gang bracht. Een belangrijke groep vestigde zich toen al
in Palestina dat nog onder Ottomaans bestuur stond. Anderen emigreerden naar
Europa en Noord-Amerika. De tweede golf van terugkerende Joden volgde aan het
eind van de eerste wereldoorlog toen de nieuwe machthebbers over het land; de
Britten, voor een korte periode immigratie toestonden. Toen in Nazi-Duitsland
vanaf 1935 de vervolging van de Joden begon, uitmondend in de Holocaust, sloot
Groot-Brittannië de grenzen van Palestina voor Joodse immigratie. Ook de
Verenigde Staten beperkten in 1939 de quota voor Joodse immigranten naar hun
land. Na de tweede wereldoorlog en de vernietiging van ruim zes miljoen Joodse
levens in het door de Nazis gecontroleerde Europa, kwam een nieuwe golf van
terugkerende Joden naar Israël op gang, zij het clandestien tot mei 1948. Vanaf
de oprichting van de staat Israël in mei 48 konden Joodse mensen vrij
immigreren. In de maand november van het jaar voordien in 1947, hadden de
Verenigde Naties positief gestemd voor de deling van het Britse mandaatgebied
Palestina in twee staten, een Israëlische en een Arabische. De Joden in
West-Palestina gingen hier positief op in en richten met het vertrek van de
Britten in mei 48, hun staat op. Een Arabische staat in Palestina is er toen
niet gekomen. De buurlanden Jordanië en Egypte pikten het Arabische gebied van
Palestina in en annexeerden het. Jeruzalem zou tot 1967 een gedeelde stad
blijven met de tempelberg onder Jordaans beheer. Dit Islamitisch bestuur over
de Tempelberg is ook na 1967 het jaar van de hereniging van West met Oost-Jeruzalem,
onveranderd gebleven!
Voor
vele christenen was de ontwikkeling van 1947 tot 1967 een teken aan de wand dat
de wederkomst van Christus nabij is. En terecht, de vijgenboom als beeld van
Israël, naar wie Jezus Christus verwees in Lucas 21:29, is aan het botten
geslagen. Men rekende toen een generatie aan veertig jaar, de tijd dat de
Israëlieten in de woestijn moesten verblijven (1483/1443 v. Chr.). Van 1948 tot
1988 was een periode van veertig jaar en ik herinner me goed dat er in de jaren
zeventig rekening mee gehouden werd dat 1988 het begin van het einde zou kunnen
zien. De bekende Amerikaanse eindtijd-specialist Hal Lindsey schreef zelfs als
vervolg op zijn bestseller The Late Planet Earth, een boek met de titel;
Counting down the Eighties, een titel die voor zich zelf sprak. Maar er was
meer aan de hand. Wanneer men vanaf het dertigste jubeljaar van 27/28 AD naar
de huidige tijd doorrekend arriveert men in okt1987/sep1988 voor het
zeventigste jubeljaar. Het begin van het zeventigste jubeljaar zag echter in
oktober van 1987 een beurscrash in New York, dat het begin was van een
financiële crisis die tot op heden door zindert, en in december 1987 brak de
eerste Palestijns/Arabische volksopstand uit in het door Israël militair
bestuurde Gaza, Samaria en Judea. Dit lijkt als een teken van Boven, dat de
voorwaarden tot vervulling niet daar waren? In dat geval was het jaar 1987/1988
een scharnierjaar, naar een volgende episode van ontwikkelingen en verder afwachten.
Vanaf
de oprichting van de staat Israël ging het onmiddellijk aan beide kanten fout.
De Arabische buurlanden die in de Verenigde Naties in 1947 tegengestemd hadden
vielen de jonge staat Israël binnen en poogden de Joden in zee te drijven. Een
offensief dat mislukte maar resulteerde in meer dan zevenhonderdduizend
Arabische vluchtelingen (vooral vrouwen, kinderen en grijsaards) die het
oorlogsgeweld ontvlucht hadden. Tijdens de vredesconferentie te Lausanne in
1949 weigerde Israël deze onfortuinlijke mensen opnieuw naar hun woonplaatsen
te laten terugkeren. Het begin van veel miserie dat vandaag, drie generaties
later onoplosbaar is geworden. De Arabische buurlanden verleenden de
vluchtelingen ook geen asiel maar stopten hen in kampen waar de meesten
sindsdien door de Verenigde Naties onderhouden worden. En na de zogenaamde
zesdaagse oorlog van juni 1967 groeide het vluchtelingenaantal nog aan. Israël
versloeg toen weer een Arabische coalitie en bezette in de loop van die oorlog:
Gaza, de Sinaïwoestijn, de Golan-hoogte en de Westbank met Oost-Jeruzalem als
hoofdprijs. Het verzoek daaropvolgend van Israël s zijde tot het sluiten van
een vredesakkoord werd door de Arabische landen met de zogenaamde drie nee s
van Khartoum afgewezen. De drie nee s van toen waren; geen erkenning, geen
onderhandelingen en nooit vrede. Zes jaar later in 1973 volgde de zogenaamde
Jom Kippoeroorlog waarbij Syrië en Egypte op Israël s bijzondere religieuze
feestdag, de grote Verzoendag, de Joodse stellingen langs het Suezkanaal en op
de Golan-hoogte aanvielen. Ook deze aanval kon Israël afslaan, maar het feit
dat de aanval op de Grote Verzoendag kon plaatsvinden, was een feit dat geen collectieve
geestelijke reactie kende. Het land Israël en haar leiders gingen op hun eigen
weg verder. In 1977 kwam de Egyptische leider Sadat
persoonlijk naar Jeruzalem, sprak het parlement, de Joodse Knesset toe en bood
vrede aan. Een aanbod waar Israël positief op inging. De eerder veroverde Sinaï
ging in etappes terug naar Egypte en de Palestijnen in Gaza, Samaria en Judea
zouden na onderhandelingen autonomie verkrijgen. Voor de Gaza-strip die Egypte
van 1948 tot 1967 geannexeerd had bedankte Sadat, en liet het over aan Israël
om tot een regeling met de Arabische inwoners te komen. Tot aan de internationale
vredesconferentie van Madrid in 1991 zou Egypte als een paria in de Arabische
wereld gelden. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 en het (voorlopige)
einde van de koude oorlog kwam het te Madrid tot een vredesregeling met de
Arabische buurlanden (met uitzondering van Syrië) die de staat Israël erkenden
en hun eerdere annexatie van Oost-Palestina opgaven. De Palestijnse delegatie
maakte te Madrid deel uit van de Jordaanse delegatie. Het vervolg van de
conferentie waren de vredesakkoorden tussen de Palestijnen en Israël in 1993 te
Oslo waarbij er een Palestijnse autoriteit gecreëerd werd en autonomie voor een
aantal Arabische steden op de Westbank. We zijn nu tweeëntwintig jaar verder en
een algemene vredesregeling is vanwege verschillende redenen uitgebleven. Het
is als een etterbuil geworden die op springen staat. Uiteindelijk gaat dit
uitmonden in de grote verdrukking waar de Heer Jezus Christus over sprak in
Zijn rede over de laatste dingen, waar ik mijn artikel mee aanving.
Uiteindelijk
draait het allemaal om het beloofde derde herstel van Israël, geestelijk en
nationaal in het oude land der vaderen, en de houding van de Joden in Israël en
de velen die alsnog de diaspora verkiezen. Een van de wetmatigheden waar ik
eerder naar verwees is de vrije wil van de mens en de keuze die hij maakt. Het
tegenwoordige Israël en Jeruzalem dat naar het woord van Paulus in de
Galatenbrief (4:25) met haar kinderen buiten de genade staat en in slavernij is
gaat haar eigen weg verder als lo-ammi, niet-mijn-volk. Het is aan hen om de
juiste keuzes te maken zodat het aanbod van Sjavoeot (Pinksteren) in 30 AD
werkelijkheid mag worden:
Handelingen 3:19 Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van
verademing mogen komen van het
aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem
moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen,
waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher .
Matteüs
23:37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u
gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en
gijlieden hebt niet gewild. 38 Ziet, uw
huis wordt u woest gelaten. 39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet
zien, totdat
gij zeggen zult: Gezegend is
Hij, Die komt in den Naam des Heeren!
Hosea
5:14 Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het
huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder
dat iemand redden kan. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats (hemelvaart
Christus 30 AD), totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht
zoeken; wanneer het hun bang te moede is
(grote verdrukking), zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1
Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons
helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen (de tussentijd) doen
herleven, ten derden dage(het
Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn
aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo
zeker als de dage raad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als
de late regen, die het land besproeit.
over de
profetie van Jesaja hoofdstuk 19 betreffende Egypte, vervolgen we nu verder dit
onderwerp. De verzen van 1 tot en met 15 kregen met het vorige artikel een
historische invulling in de periode voor en na het jaar 722 v. Chr. De verzen
16 tot en met 25 hebben zich in de geschiedenis van Egypte nog niet voorgedaan
en wachten aldus nog op hun vervulling. De uitdrukking Te dien dage slaat op
de toekomstige periode van oordeel gevolgd door het Messiaanse Vrederijk, met
het geprofeteerde derde herstel van Israël, samen met een overblijfsel van de
Volken.
Jesaja
19:16 Te dien dage zullen de
Egyptenaren zijn als vrouwen: zij zullen sidderen en vrezen voor de dreigende
hand van de HERE der heerscharen, waarmee Hij hen bedreigt; 17 en het land Juda
zal voor Egypte een schrik zijn; zo dikwijls iemand het daaraan herinnert, zal
het vrezen voor het besluit dat de HERE der heerscharen ertegen neemt.
18 Te dien dage zullen er vijf steden in
het land Egypte zijn, die de taal van Kanaän spreken en die bij de HERE der
heerscharen zweren; één zal genoemd worden: stad der verwoesting.
19 Te dien dage zal er een altaar voor de
HERE zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor
de HERE. 20 En dit zal tot een teken en tot een getuigenis wezen voor de HERE
der heerscharen in het land Egypte. Wanneer zij tot de HERE roepen vanwege
verdrukkers, dan zal Hij hun een verlosser en een strijder zenden, die hen zal
redden. 21 En de HERE zal Zich aan Egypte doen kennen, en Egypte zal te dien
dage de HERE kennen; en zij zullen dienen met slachtoffer en spijsoffer en de
HERE geloften doen en betalen. 22 Zo zal de HERE Egypte geducht slaan en
genezen, en zij zullen zich tot de HERE bekeren, en Hij zal Zich door hen laten
verbidden en hen genezen.
23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen
van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en
Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te
dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het
midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de
woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en
mijn erfdeel Israël. (NBG Vertaling 1951)
Vers 16
en verder, heeft het over een toekomstige tijdsperiode waar Egypte en Israël in
betrokken zullen zijn. Het einde van de eindtijd is in de Bijbel een periode
van zeven jaar. Dat leert ons het Bijbelboek Apocalyps en de zeventigste
jaarweek van de profeet Daniël; een alsnog toekomstige jaarweek van zeven jaar.
Over de zeventig jaarweken schreef ik een hoofdstuk in mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 395. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Dezelfde
tijdsperiode vinden we ook in het laatste boek van de Bijbel: Openbaring of Apocalyps.
Hier zien we ook twee perioden van samen 1260 dagen en 42 maanden beschreven
worden, wat overeenkomt met zeven jaar aan 360 dagen per maand. Het is tijdens
deze periode en met name in de tweede helft van de zevenjaarperiode dat een
belangrijk gedeelte van de profetie van Jesaja hoofdstuk 19:16-25 tot haar
vervulling komt.
Maar
laat ons eerst het begin van het einde van de eindtijd beschrijven. Het begin van de zeventigste jaarweek
wordt door de profeet Daniël beschreven als: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang . De Hij is de Romein Titus die in 70 AD de stad
Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk maakte en het volk in een tweede
ballingschap wegvoerde. Dit betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de
toekomst een herstel zal kennen. Een nieuwe Titus (ditmaal uit het gebied van
het Oost-Romeinse Rijk) zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal herstelde
Israël, het verbond zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der
wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:
9:27 En
hij zal het verbond voor velen zwaar
maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer
doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en
wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich
uitstorten over wat woest is.
Het beschreven verbond
dat Daniël vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is
door de HERE God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse
Zee, en het land van de plaats Dan in het noorden, tot Berseba in het zuiden,
beloofd. Het zwaar maken van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9
beschreven wordt, betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat
betwisten, zwaar maken. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar
later, zal een toekomstige Titus slachtoffer en
spijsoffer doen ophouden wat een eerder herstel van de offerdienst inhoudt.
Heel wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem
een nieuwe tempel. In mijn werk over de eindtijd breng ik een andere denkpiste
en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek er één wereldreligie zal zijn.
Alle godsdiensten zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van
de Bijbel worden. Alle huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in
Jeruzalem blijven aldus op hun plaats staan en krijgen in de één-gemaakte
religie hun functie. Ik ga er ook van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te
voorschijn zal komen en een bron van mesleiding zal worden. (zie het artikel op
dit blog van 07-04-2014: wat
gebeurde er nu werkelijk met de ark van het verbond? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396821600&stopdatum=1397426400 en scrol naar beneden.
Op en rondom de ark zullen opnieuw, na een
onderbreking van bijna tweeduizend jaar, slachtoffers gebracht worden. Een
Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs in staat
zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te laten
neerkomen, wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de
juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de
nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem echter doen ophouden
en zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem
vernietigd. En tot aan de voleinding met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½
jaar later, zal er strijd zijn. Voor het gelovige
overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote
verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen
deze moeilijke tijd van Jacobs benauwdheid te geraken. Uiteindelijk wordt dan
na het afsluiten van de zeventigste jaarweek, de profetie van Daniël hoofdstuk
negen volledig vervuld:
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige
stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de
ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht
en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.
Naar het
Bijbelboek 1 Johannes 2-18-26 zal de Assyriër van oorsprong een Arabische christen
zijn die aanvankelijk een verzoener zal zijn die de zogenaamde drie
monotheïstische religies met elkaar zal verbinden. Wanneer u de voorgestelde
link gelezen hebt begrijpt u dat de Assyriër van de eindtijd ook één en
dezelfde persoon is, met de door de profeet Daniël beschreven koning van het
noorden. En het is hier dat we de draad met Egypte weer opnemen.
Het
Romeinse Rijk van de oudheid werd verdeeld in een West- en een Oost-Romeinse
Rijk. In de eindtijd zal Egypte één
van de vijf koningen zijn die het Oost-Romeinse Rijk zal doen herleven. Zij
gaan daarop een Unie aan met vijf landen uit het voormalige West-Romeinse Rijk
en doen alzo het Rijk van weleer herrijzen. In mijn boek De Nieuwe Orde in
Opkomst van dertig jaar geleden heb ik dit op basis van de Hebreeuwse profeten
beschreven. Naar Belgische normen was het boek met vijfduizend verkochte
exemplaren een bestseller. Vandaag is het alleen nog in bepaalde antiquariaten
op het internet verkrijgbaar, maar intussen wel hoogst actueel geworden. Toen vele
eschatologische studies de antichrist nog uit het westen verwachten, schreef ik
in 1985 op basis van het letterlijk nemen van de profetieën dienaangaande, dat
deze sinistere figuur uit het gebied van het voormalige Oost-Romeinse Rijk zou
voortkomen. Mijn bron was het werk
van Reverend Clarence Larkin (1850/1924); Dispensational Truth or Gods Plan
and Purpose in the Ages, 1919. De bijgevoegde kaarten en schema s in dit
artikel zijn van zijn hand. Hij leefde en werkte in een tijd dat de Ottomanen
nog over het Midden-Oosten heersten en een nationaal herstel van een Joodse
staat in het oude land der vaderen ondenkbaar was.
Het
begin van de zevenjarige eindtijdperiode zal een korte tijd van vrede en
voorspoed inluiden. De Apocalyptische ruiter op het witte paart van Openbaring
6:2 brengt vrede en voorspoed dat pas door de tweede Apocalyptische ruiter van
Openbaring 6:4 wordt weggenomen. De tweede ruiter is de leider van Magog in het
verre noorden; Gog, die volgens de profeet Ezechiël hoofdstukken 38 en 39, het
gebied van het Oost-Romeinse Rijk binnenvalt, maar op de bergen Israëls aan
zijn einde komt. De bondgenoten van Gog in het randgebied zijn; Perzië, Libië
en Soedan. Egypte wordt in de
profetie van Ezechiël 38:13 vermeldt onder de naam Scheba, maar als neutraal en
samen met Dedan (Saoedi-Arabië) vragen stellend aan Gog in verband met diens
invasie van het Midden-Oosten: Komt gij
om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om
zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit
te maken? Een vraag die overigens ook gesteld wordt door de toekomstige Unie
van het West-Romeinse Rijk die bij Ezechiël hoofdstuk 38 aangeduid worden als: de
handelaars en al de machtigen van Tarsis.
Veel
diplomatiek overleg is er echter niet nodig want de nederlaag van Magog en zijn
krijgsbenden gebeurt snel, volledig en onherroepelijk. Het resultaat van het
verslaan van Gog en Magog als een gevolg van een direct ingrijpen van de HERE
God heeft als resultaat dat er in Israël, het opkomen is van een gelovig
overblijfsel, een rest, die de nieuwe eenheidsreligie afwijst. Tijdens de
eerste 1260 dagen van de eindtijdperiode treden er in Israël in Jeruzalem ook twee
getuigen op, die spreken tegen de herstelde offerdienst. Zie het artikel op dit
blog van 15-03-2014: de twee getuigen
te Jeruzalem. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800
Het is
in de helft van de zevenjarige eindtijdperiode dat Israël en Egypte door de legers van de Assyriër
overrompeld zullen worden. De twee getuigen te Jeruzalem worden door hem gedood
en dit is het signaal voor de rest van Israël om te vluchten naar de bergen,
naar het over-Jordaanse gebied (het huidige Jordanië en het noordwesten van
Saoedi Arabië), een gebied dat aan de macht van de koning van het noorden zal
ontsnappen. Het is de profeet Daniël die in het elfde hoofdstuk, deze strijd
vanaf vers 35 beschrijft.
Daniël
11:35 Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen
loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd.
36 En de koning (van het noorden) zal doen
wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke
god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij
zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat
vastbesloten is, geschiedt. 37 Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht
slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan,
want tegen alle zal hij zich verheffen. 38 Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god
die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en
edelgesteenten en kostbaarheden. 39 En hij zal optreden tegen de versterkte
vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote
eer komen; hij zal hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen
als beloning. 40 Maar in de eindtijd
zal met hem de koning van het Zuiden
in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met
wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als
een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. 41 Ook het Sieraadland (Israël) zal hij
binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de
keur der Ammonieten. 42 En hij zal zijn hand uitstrekken tegen de
landen, en het land Egypte zal niet
ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en
alle kostbaarheden van Egypte; en
Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn. 44 Doch geruchten uit het
oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen, zodat hij in grote grimmigheid
zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. 45 Hij zal zijn
staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad maar
dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde
zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat;
en er zal een tijd van grote benauwdheid
zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.
Maar in die tijd zal uw volk ontkomen:
al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het
stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot
versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de verstandigen zullen stralen als de
glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de
sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen,
en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis
zal vermeerderen. (NBG Vertaling 1951)
Het is
als een gevolg van deze oorlog dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 19 haar
aanloop tot vervulling kent. De invasie van Egypte door de koning van het Noorden zal door de Egyptenaren namelijk
als een oordeel van de HERE God herkend worden en een proces van herstel
inluiden. Er zullen uiteindelijk in Egypte vijf steden volgens vers 16, de taal
van Kanaän spreken, wat betekent dat zij dan één van geest met het herstelde
Israël zijn. Eén van de steden zal de stad der verwoesting, genoemd worden. Een
verwoesting die vermoedelijk het gevolg van de laatste oorlog in het gebied,
was. Dit alles zal echter niet onmiddellijk tot stand komen. Er staan namelijk
nog andere profetieën over Egypte in
de Bijbel genoteerd. Zo is er de voorspelling door de profeet Ezechiël (29:11-13)
over een veertigjarige ballingschap voor Egypte. Een voorspelling die sinds de
tijd van Ezechiël niet is uitgekomen.
Ezechiël
29: 9 En Egypteland zal worden tot een
wildernis en woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij
zegt: De rivier is mijn, en ik heb die gemaakt. 10 Daarom, zie, Ik wil aan u en
aan uw rivier; en Ik zal Egypteland stellen tot woeste wilde eenzaamheden, van
den toren van Syene af, tot aan de landpale van Morenland. 11 Geen mensenvoet
zal door hetzelve doorgaan, en geen beestenvoet zal door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn.
12 Want Ik zal Egypteland stellen tot een verwoesting in het midden der
verwoeste landen, en zijn steden zullen een woestheid zijn in het midden der
verwoeste steden, veertig jaren; en Ik zal
de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de
landen. 13 Maar zo zegt de Heere HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de
Egyptenaars vergaderen uit de volken, waarhenen zij verstrooid zijn geworden.
(Statenvertaling)
De profeet
Ezechiël trad op ten tijde van Nebukadnezar en de Babylonische Ballingschap.
Hij voorspelde toen dat de koning van Babylon; Nebukadnezar, Egypte zou
overrompelen. Deze invasie geschiedde in het jaar 582 v. Chr. in het
drieëntwintigste regeringsjaar van Nebukadnezar. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk; de
zesentwintigste dynastie van Manetho, blz. 375, heb ik deze geschiedenis die
alleen de Bijbel en Flavius Josephus brengt, beschreven. Een veertigjarige
ballingschap voor de Egyptenaren ging toen niet in vervulling noch het beloofde
herstel zoals beschreven door de profeet Ezechiël:
29:14
En Ik zal de gevangenis der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land van Pathros, in het land huns
koophandels; en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn. 15 En het zal
nederiger zijn dan de andere koninkrijken, en zich niet meer verheffen boven de
heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen over de
heidenen. 16 En het zal den huize Israëls niet meer zijn tot een vertrouwen,
dat der ongerechtigheid doet gedenken, wanneer zij naar henlieden omzien; maar
zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben.
Het zal
een toekomstige Nebukadnezar zijn die in de eindtijd deze profetie naar haar
vervulling zal leiden.
Zulk
een tijdskloof is in het Profetische Woord van de Bijbel niet ongewoon. Een
goed voorbeeld is de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 over de Gezalfde of
Messias. Het eerste gedeelte van vers één en een gedeelte van vers twee, las de
Heer Jezus Christus naar Lucas 4:18, aan de vooravond van het dertigste
jubeljaar in de synagoge te Nazareth in het najaar van 27 AD, voor.
Jesaja
61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij
heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te
verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en
voor gebondenen opening der gevangenis; 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN .
In de
helft van vers twee stopte de Heer Jezus Christus hier met voorlezen, sloot het
Bijbelboek(rol) Jesaja en verkondigde aan zijn Joodse toehoorders dat dit
Bijbelgedeelte nu in Hem vervuld was. De rest van de profetie wacht nog op haar
vervulling en ligt vandaag al 1988 achter ons, of een tijdskloof van bijna
tweeduizend jaar. Hierna het gedeelte van Jesaja hoofdstuk 61 dat nog op zijn
vervulling wacht:
(2b) .
en een dag der wrake van onze God;
om alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken,
dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen:
Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4
Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen
herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben
gelegen van geslacht op geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de
kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers
zijn; 6 maar gij zult priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd
worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid
beroemen. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats
van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land
dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik,
de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt hun
loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun nageslacht zal onder
de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die
hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de HERE gezegend
heeft. (NBG Vertaling 1951)
een dag der wrake van Jesaja
61:2b slaat op de oordeelperiode van de eindtijd. Deze dag sluit aan bij de
profeet Zacharia 14:1-21 waar ook over een dag voor de HERE gesproken wordt, én
in het bijzonder over de Egyptenaren. Met dit Bijbelgedeelte nemen we de draad
met Egypte en de profetie van Jesaja 19:16-25, weer op.
Zacharia
14:1 Zie, er komt een dag voor de HERE,
waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten
strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden
geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in
ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden.
3 Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger
streed, ten dage van de krijg; 4 zijn
voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt
aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en
westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts
wijken en de andere helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal
mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de
vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen
van Uzzia, de koning van Juda. (NBG Vertaling 1951)
Aan het
einde van de eindtijd gaat de profetie van Zacharia in vervulling met de komst
van Here HERE op de olijfberg. De strijd die beschreven wordt is de slag bij
Harmageddon waar het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps nog meer in
detail gaat. De verzamelde legers van de Verenigde Natiën worden op één dag
weggevaagd en begint daarop het herstel van Israël. Het overblijfsel dat in de
helft van de zevenjarige eindtijdperiode naar de woestijn gevlucht is keert
terug en vestigt zich volgens de stammen van Israël in het Beloofde Land. In
Jeruzalem zetelt de Koning der koningen en het overblijfsel van de volken zal
volgens Zacharia 14:16 jaarlijks naar Jeruzalem optrekken ter huldebrenging aan
de Koning:
14:16 Allen, die zijn overgebleven van al de
volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken
om zich neer te buigen voor de Koning, de HERE der heerscharen, en het
Loofhuttenfeest te vieren. 17 Maar wie uit de geslachten der aarde niet naar
Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, de HERE der heerscharen,
neder te buigen, op hem zal geen regen vallen, 18 en indien het geslacht der Egyptenaren niet zal heentrekken en komen,
op wie geen (regen) valt, dan zal toch komen de plaag waarmee de HERE de volken
zal treffen, die niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. 19 Dit zal
de straf zijn van de Egyptenaren en
van alle volken die niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. 20 Te
dien dage zal op de bellen van de paarden staan: Den HERE heilig; en de potten
in het huis des HEREN zullen zijn als de sprengbekkens vóór het altaar; 21 ja,
alle potten in Jeruzalem en in Juda zullen de HERE der heerscharen heilig zijn,
zodat alle offeraars kunnen komen en die gebruiken om daarin te koken. En er zal
te dien dage geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HERE der heerscharen.
Niet
alle volken zullen zich goedschiks onderwerpen en in vers 18 wordt specifiek Egypte vermeld, als een volk dat zich
niet goedschiks onderwerpt. Het is bij dit toekomstig tijdsbestek dat ik meen
dat de profetie van Ezechiël betreffende een veertigjarige ballingschap op de
profetische tijdsbalk geplaatst kan worden.
Daarna
zal er volgens Jesaja 19:19 een altaar voor de HERE in het midden van het land
Egypte opgericht worden en volgt het geestelijke en nationale herstel van
Egypte:
Jesaja
19: 19 Te dien dage zal er een
altaar voor de HERE zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een
opgerichte steen voor de HERE. 20 En dit zal tot een teken en tot een
getuigenis wezen voor de HERE der heerscharen in het land Egypte. Wanneer zij
tot de HERE roepen vanwege verdrukkers, dan zal Hij hun een verlosser en een
strijder zenden, die hen zal redden. 21 En de HERE zal Zich aan Egypte doen
kennen, en Egypte zal te dien dage de HERE kennen; en zij zullen dienen met
slachtoffer en spijsoffer en de HERE geloften doen en betalen. 22 Zo zal de
HERE Egypte geducht slaan en genezen, en zij zullen zich tot de HERE bekeren,
en Hij zal Zich door hen laten verbidden en hen genezen.
Ook zal
er dan een heerbaan zijn van Egypte over Israël naar Assur. Dit laatste land
vinden we in het Messiaanse Vrederijk ook onder de volken terug:
23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen
van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en
Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te
dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het
midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de
woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en
mijn erfdeel Israël. (NBG Vertaling 1951)
In TIJD
en TIJDEN, 2015, hoofdstuk De Assyriërs en Abraham, blz. 47-58 leg ik de link
tussen Abraham en de Assyriërs na de dood van Sara via zijn nakomelingen bij
zijn tweede vrouw Ketura.
De
chronologische oudheidgeschiedenis van Israël, Egypte en Assyrië schematisch op
millimeter papier
Het
boek Tijd en Tijden neemt u mee op een tijdreis in de geschiedenis vanaf de
Grote Vloed van het derde millennium voor Christus tot aan de Openbaring van
Jezus Christus aan het begin van het dertigste Jubeljaar in 27/28 AD. Het
raamwerk is de Bijbelse geschiedenis via tijdsbalken vanaf het eerste
Bijbelboek Genesis tot aan de komst van Christus. Aan de 148 tijdsbalken die
het boek bevat werden de koningslijsten van Egypte en Assyrië verbonden en
gereviseerd. Door een gedetailleerde inhoudsopgave is het goed mogelijk om het
boek als naslagwerk te gebruiken.
De
Bijbel leert dat aan de wederkomst van Jezus Christus, eerst de komst van de
antichrist voorafgaat. Maar wist u dat de benaming antichrist alleen in de
brieven van de apostel Johannes voorkomt? Dat bijvoorbeeld het Bijbelboek
Openbaring de benaming antichrist niet gebruikt, maar verwijst naar het
beest? En dat Paulus, de apostel der heidenen, ook nergens in zijn apostolische
brieven naar de antichrist onder deze benaming verwijst, maar hem andere namen
geeft zoals: de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, de wetteloze, de
tegenstander, de leugenaar e.a. In eerdere artikelen op dit blog schreef ik al
over de antichrist. In het artikel van
22-08-2014: De Assyriër, identificeerde ik de antichrist met de Assyriër
van de eindtijd van de profeet Jesaja. Met dit nieuw artikel wil ik verder
aandacht geven aan de Assyriër maar dan vanuit de invalshoek die Johannes in
zijn apostolische brieven geeft. Het Bijbelse Assyrië van de eindtijd ligt
namelijk in een gebied dat heden overwegend Islamietisch is en waar christenen
een minderheid zijn. En men zou kunnen redeneren dat ook de toekomstige Assyriër
als antichrist, een Islamiet zou kunnen zijn. Wanneer we echter Schrift met
Schrift vergelijken (de enige goede manier voor Bijbelstudie) blijkt deze
redenatie echter fout te zijn. De oorsprong van de toekomstige antichrist zal
het uit het christendom zijn. Laten we even naar Johannes luisteren:
1
Johannes 2:18 Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er
nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de
laatste ure is. 19 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien
zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest
openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn. 20 Gij echter hebt een zalving van de
Heilige en gij weet dat allen. 21 Ik heb u niet geschreven, omdat gij de
waarheid niet weet, maar omdat gij haar weet en omdat geen leugen uit de
waarheid is. 22 Wie is de leugenaar
dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. 23 Een
ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt,
heeft ook de Vader. 24 Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord
hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord
hebt, dan zult gij ook in de Zoon en [in] de Vader blijven. 25 En dit is
de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven. 26 Dit heb
ik u geschreven over hen, die u misleiden.
Johannes leert dat er naast de ene geprofeteerde
antichrist die eens komen zal, er in de tussen-tijd vele zogenaamde copycats
binnen het christendom zullen optreden. Wat is hun dwaalleer? Wat maakt van
iemand een antichrist? Het antwoord is: iemand die ontkent dat Jezus van
Nazareth de Christus is, de Zoon van God. Iemand die het Zoon-schap van Jezus
Christus ontkent en aldus loochent dat de Vader en de Zoon één zijn.
De antichristen in de geschiedenis van de Ekklesia, zijn
allen uit het christendom voortgekomen. Zij maakten ooit deel uit van het
christendom maar werden in een later stadium uiteindelijk tegenstanders. Of
zoals Johannes het in het tweede hoofdstuk van zijn tweede brief neerschreef: Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit
ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven
zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn. En
een beetje verder noemt hij deze tegenstanders; leugenaars: Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat
Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent.
En vanaf het vierde hoofdstuk schrijft hij het volgende:
1 Johannes 4:1 Geliefden, vertrouwt niet
iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse
profeten zijn in de wereld uitgegaan. 2 Hieraan onderkent gij de Geest
Gods: iedere geest, die belijdt, dat
Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; 3 en iedere geest,
die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En
dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds
in de wereld. 4 Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen;
want Hij, die in u is, is meerder
dan die in de wereld is. 5 Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit
de wereld en hoort de wereld naar hen. 6 Wij zijn uit God; wie God kent,
hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen
wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling.
Wat betekent het woord: Jezus Christus in het vlees
gekomen is? Dat betekent zondermeer dat God mens geworden is.
Johannes 1:1 In
den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2
Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en
zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en
het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en
de duisternis heeft het niet gegrepen. .
.14 Het Woord is
vlees geworden en het heeft onder ons gewoond (getabernakeld) en wij hebben
zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de enig-geborene des
Vaders, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft
geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór
mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers uit zijn volheid hebben wij
allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven,
de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft
ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die
heeft Hem doen kennen.
Over de afkomst van Jezus van Nazareth werd al vanaf het
begin bij de eerste komst van Jezus Christus gediscuteerd. Zie het hierna
volgende Bijbelcitaat:
Matteüs 16:13 Toen Jezus in de omgeving van Caesarea
Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? 14 En zij zeiden:
Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der
profeten. 15 Hij zeide tot hen: Maar
gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de
levende God! 17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona,
want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de
hemelen is.
Op de vraag van Jezus aan zijn discipelen over zijn
afkomst bestonden er toen al meerdere theorieën over zijn herkomst, zoals
Johannes de Doper, Elia, Jeremia of één of andere profeet. En voor de agnosten
van die tijd al, was Jezus gewoon slechts de zoon van de timmerman van
Nazareth.
In het eerder vermelde Bijbelcitaat geeft Simon Petrus
het juiste antwoord: Gij zijt de
Christus, de Zoon van de levende God! En Jezus maakt hem duidelijk dat geen
mens hem dit kon openbaren maar alleen God de Vader, die in de hemelen is.
En zo blijft de persoon van Jezus Christus tot op heden
een struikelsteen. Was hij slechts een profeet of een Rabbi en de zoon van de
timmerman van Nazareth en is er aldus ergens in Palestina een graf met zijn verdorde
botten er in? Of is Hij de Zoon van God die drie dagen na zijn sterven, uit de
dood opstond en ten hemel klom?
Het is ook wat, wanneer men het lijden en sterven van
Jezus Christus voor de geest wil halen. Na een doodsstrijd van meer dan drie
uur aan een kruis genageld, gaf de Heiland zijn leven. Een dood-gefolterd
totaal leeggebloed lichaam werd, nadat voor alle zekerheid een soldaat met een
lans zijn zijde doorboorde, van het kruis gehaald en in een tombe gelegd.
Wanneer we dit voor de geest halen is er voor een eventuele schijndood geen
ruimte. Voor de meeste discipelen betekende de dood van Jezus overigens op dat
moment het einde. Maar zoals Hij voorzegt had nam Hij het Leven zelf weer op en
stond op uit de doden. Dit is de kern van het evangelie.
1 Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb,
dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden
wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij
tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf
ontvangen heb: Christus is gestorven
voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage
opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan
de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders
tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn
ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de
apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een
ontijdig geborene. 9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente
Gods vervolgd heb. 10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn
genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij
allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of
zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen. (NBG Vertaling
1951)
Toen Paulus zijn eerste brief aan de Korintiërs schreef
kon hij verwijzen naar de vele honderden getuigen die toen nog in leven waren,
die de opgestane Christus gezien hadden.
Toen Petrus met Pinksteren in 30 AD, vijftig dagen na de
Opstanding van de Christus, in de kracht van de zo net uitgestorte Geest Gods, de
Joden te Jeruzalem toesprak (Handelingen 2:15-36) deed hij dat met de
autoriteit van een getuige en verwees hij naar de inmiddels bekende historische
feiten van de bediening van Jezus in Israël en van Zijn lijden, sterven en
opstanding. Het eerste christendom dat toen ontstond is wreed door het
toenmalige Romeinse Rijk vervolgd geworden. Vele getuigen van de Opstanding van
Christus hebben later met hun leven hiervoor betaald. En niemand sterft
vrijwillig voor een leugen!
En nu aan het einde van de eindtijd merken we dat de wereldgeest
van antichrist nog altijd zijn werk doet. Nog altijd wordt de vraag gesteld:
Wie is Jezus? En nog altijd worden de verkeerde antwoorden ingevuld.
1 Korintiërs 2:12 Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar
de Geest uit God, opdat wij zouden weten,
wat ons door God in genade geschonken is. 13 Hiervan spreken wij dan ook met
woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het
geestelijke vergelijken. 14 Doch een
ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem
dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te
beoordelen is. 15 Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf
echter wordt hij door niemand beoordeeld. 16 Want wie kent de zin des Heren,
dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de zin van Christus.
1 Johannes 2:27 En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij
hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen
leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft.
Wat moeten we verwachten?
2 Thessalonicenzen 2:1 Maar wij
verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komstvan [onze] Here Jezus Christus en
onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet
spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want
eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich
openbaren, de zoon des
verderfs,4 de tegenstander, die zich
verheft tegen al wat God of
voorwerp van verering heet, zodat
hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat
hij een god is. 5 Herinnert gij u niet, dat
ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? 6 En gij weet
thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. 7 Want het geheimenis der wetteloosheid is
reeds in werking; (wacht) slechts totdat Hij, die op het
ogenblik nog weerhoudt, verwijderd
is. 8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns
monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. 9 Daarentegen
is diens komst naar de werking des
satans met allerlei krachten,
tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende
ongerechtigheid, voor hen, die verloren
gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden
worden. 11 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt,
dat zij de leugen geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad
in de ongerechtigheid. 13 Maar wij
behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich
verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in
de waarheid. 14 Daartoe heeft Hij u ook
door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van
onze Here Jezus Christus. 15 Zo dan,
broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door
ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze
Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn
genade verleend heeft, 17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed werk
en woord.
(Zie ook het artikel op dit blog van 15-09-2014: De
Leugen)
Het werk van de antichrist, zijn boodschap zal zijn: Jezus
is niet de Zoon van God! Hij is wel een profeet, een Rabbi, maar niet de Zoon
van God. Deze boodschap zal een ander evangelie zijn, waar Paulus ook al voor
waarschuwde:
2 Korintiërs 11:4 Want indien de eerste de besteeen
andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere
geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt
gij dat zeer wel. 5 Ik acht toch volstrekt niet te hebben ondergedaan voor die
onvergelijkelijke apostelen. 6 Ben ik dan al onervaren in het spreken, in
kennis ben ik het niet, maar wij hebben die alleszins en in alle opzichten bij
u openbaar gemaakt. (NBG Vertaling 1951)
Statenvertaling 2 Korintiërs 11:4 Want indien degene, die komt, een anderen Jezus predikte,
dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt, dien
gij niet hebt ontvangen, of een ander
Evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht. 5
Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste
apostelen. 6 En indien ik ook slecht ben in woorden, nochtans ben ik het niet
in wetenschap; maar alleszins zijn wij in alle dingen onder u openbaar
geworden.
Johannes 5:41 Eer van mensen behoef Ik niet, 42 maar Ik
ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf. 43 Ik ben gekomen in de naam
mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien
een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. 44 Hoe kunt gij
tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige
God komt, niet zoekt? 45 Denkt niet, dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; uw
aanklager is Mozes, op wie gij uw hoop gevestigd hebt. 46 Want indien gij Mozes
geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. 47
Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden
geloven?
Galaten 1:1 Paulus, een apostel, niet vanwege mensen,
noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God, de Vader, die Hem opgewekt heeft uit de doden, 2 en al de broeders,
die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: 3 genade zij u en vrede van God
, onze Vader, en van de Here Jezus Christus, 4 die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden , om ons te trekken uit
de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader, 5 aan wie de
heerlijkheid zij in alle eeuwigheid! Amen. 6 Het verbaast mij, dat gij u zo
schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat
afbrengen tot een ander evangelie, 7 en
dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen
en het evangelie van Christus willen verdraaien.
De Schotten zijn in
september 2014 naar de stembus mogen trekken voor de keuze tussen afscheiding
van het Verenigd Koninkrijk of lid blijven. Een meerderheid van de bevolking
koos voor het Verenigd Koninkrijk, en voor de voorzienbare toekomst zal dit
voorlopig zo blijven. Ik schrijf voorlopig want het is mijn verwachting op
basis van het profetische Woord van de Bijbel, dat ooit een afscheiding van
Schotland, werkelijkheid zal worden. Het is trouwens al merkwaardig dat er in
onze tijd in Schotland bij een deel van de bevolking, de wens tot
onafhankelijkheid van Engeland leeft.
Op de bijgevoegde kaart
vindt u een wereldkaart die ik in de voorbereiding van mijn boek DE NIEUWE ORDE
IN OPKOMST dat in 1985 werd uitgegeven, had samengesteld. Op de kaart heb ik
toen Schotland en Ierland buiten de grenzen van het volgens het profetische
Woord van de Bijbel, te herstellen Romeinse Rijk geplaatst. Ik ging er namelijk
vanuit dat het Romeinse Rijk van de Bijbelse eindtijd, opnieuw binnen de
grenzen van het Oude Rijk zal ontstaan. Het zal echter niet meer het Rome van
de oudheid met één centraal gezag zijn, maar aanvankelijk zullen het tien
leiders zijn die door middel van een verbond met elkaar, een federatie van tien
zullen vormen. De huidige 28 landen die de Europese Unie uitmaken zijn aldus
niet de vervulling van de profetie uit de Bijbelboeken Daniël 2-7 en/of
Openbaring 13-17.
Het is het statendroombeeld
van het Bijbelboek Daniël hoofdstuk 2, dat een en ander duidelijk maakt. In het
tweede hoofdstuk van het Bijbelboek Daniël wordt het statenbeeld volledig
beschreven. Tijdens de Babylonische Ballingschap van het Joodse volk had de
toenmalige heerser Nebukadnezar een droom die hem erg verontrustte. Hierop
vroeg hij de geleerden uit zijn ganse rijk op straffe des doods niet alleen om de
uitleg maar hij verlangde ook van zijn waarzeggers wat hij gedroomd had. De
jonge profeet Daniël bleek de enige in het Rijk te zijn, die wist te vertellen
wat Nebukadnezar gedroomd had en de verklaring van de droom. God openbaarde aan
deze Babylonische heerser al de koninkrijken die in de toekomst over Jeruzalem
en de Tempel zouden heersen. Het hoofd van dit geweldige beeld stelde het
Babylonische Rijk voor dat toen over Jeruzalem heerste. De borst en de armen
van het beeld stelden het Medisch-Perzische Rijk voor. De buik en de lendenen
de Grieken en de benen het Romeinse Rijk. Eén voor een hebben deze rijken
daadwerkelijk in opvolging over Jeruzalem en de Tempel geheerst.
Met de profetie over het
Romeinse Rijk is er echter iets bijzonders aan de hand. De benen van ijzer monden
namelijk uit in de voeten van het beeld die niet alleen uit ijzer maar ook uit
leem gebouwd zijn. De uitleg van deze eigenaardigheid verwoordt Daniël als het
volgt:
Dat gij
gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door
huwelijksgemeenschap vermengen, maar met
elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt
met leem.
In het Bijbelboek Daniël
hoofdstuk 7 wordt hetzelfde Romeinse Rijk van de eindtijd beschreven maar dan
in de vorm van roofdier:
Daniël 7:7 Daarna
zag ik in de nachtgezichten en zie, een
vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote,
ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn
poten; en dit dier verschilde van alle
vorige, en het had tien horens. 8 Terwijl ik op die horens lette, zie,
daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens
werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en
een mond vol grootspraak.
De conclusie moet zijn dat
het geprofeteerde Romeinse Rijk, met een onderbreking van vele eeuwen, twee
episodes zal kennen.
Het zevende hoofdstuk
van de profeet Daniël laat dezelfde rijken zien zoals in het droombeeld van
hoofdstuk 2 maar ditmaal zoals de HERE God ze ziet: als roofdieren. Het eerste
beschreven roofdier is de leeuw dat het Babylonische Rijk weergeeft. Het tweede
roofdier is een beer dat voor het Medisch-Perzische Rijk staat. De panter geeft
Griekenland aan en het verschrikkelijk monster met de tien horens, stelt het
Romeinse Rijk voor. De profeet Daniël was vooral geboeid in dit laatste rijk en
vroeg meer uitleg betreffende de droom.
De benen van ijzer van
het beeld en het beest met de tien horens stellen beide het Romeinse Rijk voor
dat heerste over Jeruzalem ten tijde van de eerste komst van de Messias, de
Heer Jezus Christus. De twee benen geven de latere scheuring van het rijk weer.
In de derde eeuw na Christus werd het Rijk gedeeld in een West- en een
Oost-Romeinse Rijk. De benen duiden ook op de tussentijd van ruim twintig
eeuwen die er zal liggen tussen de eerste en de tweede komst van de Messias.
Een tweede komst die in het droombeeld wordt weergegeven door de steen die
zonder mensenhanden gedreven het beeld aan de voeten, samengesteld uit leem en
ijzer, treft en het vernietigd.
De conclusie is dat er
een toekomstige tienstatenbond te verwachten is die tot stand zal komen door
een huwelijk van vijf koningen uit het gebied van het oude West-Romeinse Rijk
en vijf koningen uit gebied van het oud-Oost-Romeinse Rijk. In het westen zijn
naar mijn mening de belangrijkste kandidaat-landen: Engeland, Frankrijk, Italië
en Spanje die samen met het Bijbelse Put (de Maghreb landen) vijf leiders
verenigen. In het Oosten van de Middellandse Zee verwacht ik een federatie
tussen Griekenland, Israël, Egypte en Turkije samen met een nieuw Assyrië, dat
nog toekomst is.
Dit is een toekomstbeeld
dat heden al moeilijk voor te stellen is, gezien de internationale situatie in
de wereld, maar dat eens op basis van het Profetische Woord van de Bijbel werkelijkheid
zal worden.
Openbaring 17:8 Het beest, dat gij
zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten
verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het
boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als
zij zien, dat het beest was en niet is en
er toch zal zijn.
Ook voor ons werelddeel
zal het ontstaan van het nieuwe Romeinse Rijk heel wat gevolgen hebben. De oude
grens van het Romeinse Rijk in Europa liep ongeveer langs de rivieren Rijn en
Donau. Dit betekent dat wanneer naar onze tijd getransponeerd, deze rivieren opnieuw
een scheidingslijn zullen worden tussen de landen die het nieuwe Romeinse Rijk zullen
gaan vormen en de landen daarbuiten, die zich in een nieuwe federatie zullen vinden.
Dit betekent ook dat waarschijnlijk de huidige monetaire unie met als as: Duitsland/Frankrijk,
niet zal standhouden. Kortom een nooit eerder geziene crisis die zich nog moet
aandienen. Met uiteindelijk het einde van de huidige machtsverhoudingenin Noordwest-Europa en dit zowel op politiek,
economisch als ook op militair vlak.
Het machtscentrum zal
naar de leiders/landen rond de Middellandse Zee verschuiven. Frankrijk, Spanje
en Italië zullen, naar mijn verwachting, hier de leiding overnemen. Het
hiervoor beschreven scenario is niet voor morgen. De val van de Berlijnse muur in
1989 en de implosie van Sovjet-Rusland in 1991 heeft nochtans geleerd dat er
over een periode van 25 jaar, veel kan veranderen.
Dit neerschrijven
vervuld me niet met vreugde. Ik ben van mening dat mijn generatie, die van de
babyboomers, de beste tijd in honderd jaar geschiedenis hebben gekregen. De
generatie van mijn ouders en grootouders daarentegen kenden met een interval
van slechts twintig jaar, twee wereldoorlogen en twee bezettingen, met
bovendien tussen de wereldoorlogen in, een economische wereldcrisis zonder
weerga. En het economische herstel na de tweede wereldoorlog vergde nog eens
ruim twintig jaar vooraleer ook België en haar buurlanden hun Wirtschaftswunder
kregen. De democratie die zich vooral na de tweede wereldoorlog kon grondvesten
(vrouwen kregen in België pas in 1948 stemrecht) zal vermoedelijk in zijn
huidige vorm niet kunnen standhouden. Heel wat rechten die voor het individu
werden opgebouwd zullen verloren gaan. Het Bijbelboek Apocalyps (of Openbaring)
en Daniël hebben het over de term koningen voor de eindtijdperiode. Hier zijn
dan niet de Habsburgers, de Saksen-Coburgers en/of enige andere familie van koningshuizen
uit het verleden mee bedoelt, maar dit betekent dat er in de toekomst leiders
zullen opstaan die voor langere tijd via volmachten bijvoorbeeld, de leiding
zullen overnemen. De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien dat
na een crisis zonder weerga, dit alles pas mogelijk word.
Sefanja
1:1 Het woord des HEREN, dat kwam tot Sefanja,
de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in
de dagen van Josia, de zoon van
Amon, de koning van Juda. (NBG vertaling 1951)
Met dit
artikel wil ik de profeet Sefanja onder de aandacht brengen. De betekenis van
de naam Sefanja is: Bewaard heeft de HERE. Wat bijzonder aan de introductie
van Sefanja in de Bijbel is, is zijn voorgeslacht. Zijn over-overgrootvader was
namelijk koning Hizkia (724/694 v. Chr.) van Juda. De bediening van de profeet Sefanja
liep ten tijde van het koningschap van koning Josia in Juda. Over koning Josia
schreef ik eerder een artikel op
28-04-2014: Kroniek van koning Josia van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/
Koning
Josia regeerde van het jaar 640 tot 609 v. Chr., een periode van 31 jaar. De
profeet moest profeteren tegen het overblijfsel van Baäl en de algemene afgodendienst
die aan het begin van de regeerperiode van Josia in Juda nog voorkwam, wanneer
deze de kroon overnam van zijn vader Amon de afgodendienaar. Zie het artikel van 26-05-2014: Kroniek van
koning Manasse en Amon van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/.
We moeten
de aanvang van de bediening van Sefanja als profeet aldus dateren voor de
godsdiensthervorming die koning Josia in het land doorvoerde. Vers vier van het
eerste hoofdstuk van Sefanja maakt dit duidelijk.
Sefanja
1:2 Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des HEREN.
3 Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels en de
vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van
de aardbodem uitroeien, luidt het woord des HEREN. 4 Ik zal mijn hand uitstrekken
tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats
uitroeien het overblijfsel van Baäl en
de naam der afgods-dienaren met de priesters, 5 en hen die op de daken zich neerbuigen
voor het heer des hemels, en die zich neerbuigen en zweren bij de HERE en
zweren bij hun Moloch; 6 ook hen die van de HERE afvallen, en die de HERE
niet zoeken noch naar Hem vragen. 7 Zwijg voor het aangezicht van de Here HERE,
want nabij is de dag des HEREN; want
de HERE heeft een offermaal bereid; Hij heeft zijn genodigden geheiligd. 8 Het
zal geschieden ten dage van het offermaal des HEREN, dat Ik bezoeking zal doen
over de vorsten en over de koningszonen en over allen die uitheemse kleding
dragen. 9 Ook zal Ik te dien dage bezoeking doen over allen die over de
drempel springen, die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog. 10
Het zal geschieden te dien dage,
luidt het woord des HEREN, dat er een luid geschreeuw zal zijn uit de Vispoort
en een gehuil uit de Nieuwe stad en een luid gekraak van de heuvels. 11 Huilt,
gij inwoners van de Vijzel, want al het kramersvolk gaat te gronde en alle
geldwegers worden uitgeroeid. 12 Het zal te
dien tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; Ik zal
bezoeking doen over de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en
die bij zichzelf denken: De HERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad.
13 Hun rijkdommen zullen zijn ter plundering en hun huizen ter verwoesting. Al
bouwen zij huizen, zij zullen ze niet bewonen; al planten zij wijngaarden, zij
zullen de wijn daarvan niet drinken.
De
hiervoor vermelde oordeelaankondiging moeten we op de tijdsbalk voor de
godsdiensthervorming van koning Josia plaatsen. De jaartallen verstrekt het
Bijbelboek 2 kronieken:
2
kronieken 34:1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde
eenendertig jaar te Jeruzalem. 2 Hij deed wat recht is in de ogen des HEREN en
wandelde in de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links.
3 In het achtste jaar zijner regering,
toen hij nog jong was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken, en in het twaalfde jaar begon hij Juda
en Jeruzalem te reinigen van de hoogten, de gewijde palen, de gesneden en de
gegoten beelden. 4 Men brak in zijn
tegenwoordigheid de altaren der Baäls af; de wierookaltaren die daarop
stonden, hieuw hij om; de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden
verbrijzelde en verpulverde hij, en het stof strooide hij op de graven van hen
die daaraan geofferd hadden; 5 de beenderen der priesters verbrandde hij op hun
altaren. Zo reinigde hij Juda en Jeruzalem. 6 Ook in de steden van Manasse,
Efraïm en Simeon, en zelfs in die van Naftali, welke allerwegen in puin
lagen, 7 brak hij de altaren en de gewijde palen af, en sloeg hij de gesneden
beelden tot gruis; al de wierookaltaren in het gehele land van Israël hieuw hij
om. Daarna keerde hij terug naar Jeruzalem.
Het
twaalfde regeringsjaar van Josia was okt629/sep628 v. Chr. De aanvang van de
bediening van Sefanja zit op de tijdsbalk voor het jaar 629/628 v. Chr. en liep
vermoedelijk gelijk met de eerste twaalf jaar van het koningschap van Josia.
Het resultaat van zijn prediking (en van andere profeten) was dat de jonge Godvruchtige
koning Josia aan het volk zijn godsdiensthervorming kon doorvoeren. Het aangekondigde
oordeel door de mond van de profeet Sefanja werd voor koning Josia afgewend en
uitgesteld tot de regeerperiode van zijn zonen Jojakim, Jojachin en Zedekia.
Deze laatste koning maakte de val van Jeruzalem in 586 v. Chr. mee, de
vernietiging van de Tempel en de wegvoering in Babylonische Ballingschap.
Daarvoor had de Babyloniër Nebukadnezar voor de ogen van Zedekia diens zonen
laten doden en daarop Zedekia laten verblinden. Met uitgestoken ogen werd
Zedekia gevankelijk naar Babylon weggevoerd. Het was het einde van het
koningschap van Israël.
Hierna
citeer ik vers per vers, de profeet Zefanja verder en geef waar nodig
commentaar. De profetie van Sefanja heeft betrekking op een herkenbaar
historisch gedeelte maar gaat ook dikwijls over, naar wat men de eindtijd
noemt. Een oordeelperiode over Juda en de volken dat ook nu nog toekomst is.
1:14
Nabij is de grote dag des HEREN,
nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de
held. 15 Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van
vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en
van dikke duisternis, 16 een dag van bazuingeschal en van
krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. 17 Dan
zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de
HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als
drek. 18 Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de
verbolgenheid des HEREN. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde
verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle
inwoners der aarde bereiden. 2:1
Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, 2 voordat het
besluit tot uitvoering komt als kaf gaat een dag voorbij voordat over u
komt de brandende toorn des HEREN, voordat over u komt de dag van de toorn des
HEREN. 3 Zoekt de HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening
volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen
worden op de dag van de toorn des HEREN.
Voorwaar,
men wordt niet vrolijk gestemd bij het lezen van de oordeelaankondiging van de
profeet Sefanja. Nochtans is het wat inhoud betreft, dezelfde aankondiging die
men bijvoorbeeld ook in het laatste Bijbelboek vind: de Openbaring of de
Apocalyps van Jezus Christus. De dag des HEEREN is in het Bijbelboek
Openbaring een periode van zeven jaar verdeeld in twee perioden van 3 ½ jaar.
Een periode van oordeel over een mensenwereld die de Baäls volgen.
De
profeet Zefanja gaat in de verzen volgend op 2:3 over naar een duidelijk
herkenbaar historisch gedeelte. Alhoewel het ook profetie was aangezien de
profeet Zefanja een oordeel aankondigde over het land der Filistijnen. Een
oordeel dat hij aankondigde in de periode 640/629 v. Chr. en pas in vervulling
ging met de Scythische invasie van het gebied in het jaar 621 v. Chr. Zie het artikel op deze blog over de
Scythen van 26-06-2014 link: http://bloggen.be/robertdetelder/
Zefanja
2:4 Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven,
en Ekron zal ontworteld worden. 5
Wee u, bewoners der zeekust, volk der Keretieten! Het woord des HEREN is
tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er
geen inwoner meer zal zijn. 6 De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot
putten der herders en tot kooien voor schapen. 7 De kust zal ten deel vallen aan
het overblijfsel van het huis van Juda;
daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds
legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot
brengen. 8 Ik heb gehoord het gesmaad van Moab en het gehoon der Ammonieten,
waarmede zij mijn volk smaadden en zich verhieven tegen hun gebied. 9 Daarom,
zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de God van
Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan
Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een woestenij tot in
eeuwigheid. Het overblijfsel van mijn
volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen erfelijk bezitten. 10
Dit zal hun wedervaren voor hun overmoed, want zij hebben gesmaad en zich
verheven tegen het volk van de HERE der heerscharen. 11 Geducht zal de HERE
tegen hen wezen, want Hij zal alle goden der aarde doen wegteren, en voor Hem
zullen zich neerbuigen, ieder uit zijn plaats, alle kustlanden der volken. 12
Ook gij, Ethiopiërs, zult met mijn zwaard doorstoken worden. 13 En Hij zal zijn hand tegen het Noorden
uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken,
dor als een woestijn. 14 Kudden zullen zich daar legeren, alle gedierte,
dat in troepen leeft; zowel pelikaan als roerdomp zullen overnachten op zijn
kapitelen; hoort, hoe het giert door het venster; verwoesting is op de drempel,
want men heeft het cederwerk vernield. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo
onbezorgd woonde, die bij zichzelf zeide: Ik ben het en niemand anders. Hoe is
zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor het wild gedierte! Ieder
die haar voorbijgaat, zal fluiten, met de hand schudden.
Zoals
in mijn artikel over de Scythische invasie uiteengezet bleef het land Juda
ongedeerd maar werd het gebied van Asdod, toen een Assyrische provincie, in
622/621 v. Chr. door de Scythen onder de voet gelopen. Alle door Sefanja
vermeldde plaatsen van Gaza tot Ekron bevonden zich in de Assyrische provincie
Asdod. Ik citeerde in het eerder vermelde artikel de historicus Herodotos Boek
1, 105 die vooral de plundering en het lot van Ashkelon belichtte.
In dit
gebied woonde echter niet meer de oorspronkelijke bevolking ten tijde van Saul
en David, maar hadden zich daar, sinds 712 v. Chr. zogenaamde zeevolken, gevestigd.
Zie het artikel van 22-03-2014: Ramses
III en de Zeevolken: http://bloggen.be/robertdetelder/
De door
Zefanja vermelde Keretieten moeten
met hen geïdentificeerd worden. In dezelfde lijn schreef ik op 11-02-2014 een artikel over het reisverslag
van WEN-AMON, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/
De reis
van Wen-Amon dateerde ik in 667 v. Chr. en in dat jaar, in die periode zat ook een
zogenaamd zeevolk; de Tjeker, in Byblos aan de Middellandse Zeekust. En ook van
de Assyriërs onder Sargon II en Sanherib bezitten we berichten uit hun tijd, over
Ioniërs of Grieken in het oude land der Filistijnen. De Keretieten van de
profeet Sefanja moeten aldus ook met een van de vele zeevolken geïdentificeerd
worden. De Keretieten stammen hier af van de Kittiërs, de zonen van Jawan, de
zoon van Jafeth, de zoon van Noach:
Genesis
10:2 De zonen van Jafet waren Gomer,
Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en
Tiras. 3 En de zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen
van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar dezen
zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal, naar
hun geslachten, onder hun volken.
De
Septuagint-vertalers (van Hebreeuws naar Grieks) hebben in de derde eeuw voor
Christus het Hebreeuwse woord voor Keretieten vertaald met Kretenzers. Ik neem
aan dat zij in hun tijd het vreemde woord Keretieten nog eenvoudig konden
identificeren met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de herkomst van dit
nieuwe volk aan de kust gaven. Hierna de Engelse vertaling van het betreffende
Bijbelgedeelte uit de LXX.
LXX Zefanja 2:4 For Gaza shall be utterly spoiled, and
Ascalon shall be destroyed; and Azotus shall be cast forth at noon-day, and
Accaron shall be rooted up. 5 Woe to them that dwell on the border of the sea, neighbours of the Cretans! the word of
the Lord is against you, O Chanaan, land of the Philistines, and I will destroy you out of your dwelling-place. 6
And Crete shall be a pasture of
flocks, and a fold of sheep. 7 And the
sea cost shall be for the remnant of the house of Juda; they shall pasture
upon them in the houses of Ascalon; they shall rest in the evening because of
the children of Juda; for the Lord their God has visited them, and he will turn
away their captivity.
Het is
na het wegtrekken van de plunderende Scythen naar het noorden, dat koning Josia
volgens de profetie van Sefanja (2:6), het kustgebied heeft kunnen bezetten. De
macht van Assyrië was tanende. Zij werden al belaagd door Babyloniërs en Meden.
En de Scythen hadden net een rooftocht door hun gebied uitgevoerd. Het is in
dit machtsvacuüm dat Josia zijn heerschappij over het gebied kon vestigen. De
Bijbel leert dat Josia ook het gebied van het van Israëlieten ontvolkte gebied
van Samaria controleerde (2 Koningen 23:15-19 en 2 Kronieken 34:1-7).
En de
moderne archeologie bevestigd zijn beheersen van de kust. Niet ver van
Jafne-Jam hebben archeologen anno 1960 een vestingstad blootgelegd dat men de
naam Mesad Hashavjahoe gegeven heeft, en dit op basis van Hebreeuwse
inscripties op potscherven. De vondsten heeft men gedateerd van ongeveer het
jaar 630 tot 609 v. Chr., en valt aldus binnen de regeerperiode van koning
Josia van Juda. Hierna een citaat
van de bekende W.F. Albright:
"The life of the fortress could be dated within
narrow limits by the typical late pre-exilic and early Ionian pottery found on
the site, as well as by historical considerations, which suggest a date about
630 BCE. This would be just after the death of the Assyrian king Ashurbanipal
and before the occupation of the Philistine Plain by Psammetichus of
Egypt."
Het
gevonden aardewerk is nochtans een onderwerp van heel wat discussies onder de
verschillende vak-wetenschappers. Ook hier is de orthodoxe Egyptologie en haar
tijdconstructie een hinderpaal in het verklaren van het gevonden Griekse
materiaal. En een andere hinderpaal bij vele
wetenschappers is dat zij de Bijbel niet als een historisch accuraat boek
aanvaarden. Van groot belang was echter de vondst te Mesad Hashavjahoe van een
potscherf met een Hebreeuwse brief erin gegrift. Hierna een citaat van Shmuel Ahituv met commentaar:
"The letter is written in good biblical Hebrew,
plus a possible scribal omission here or there, and the script is that of a
trained scribe. The work supervisor mentioned in the text bears a clearly
Judaean name, Hoshavyahu. All these factors point to a time of Judaean control
over the area."
En de
archeoloog J. Naveh die in 1960 de werkzaamheden op de site leidde geeft hierop
het volgende commentaar:
"The four Hebrew inscriptions together testify to
this fortress having been under Judaean control at the time. ... It seems
likely that Josiah placed a military governor in charge of the fortress, and
that the force garrisoned there was supplied with provisions by the peasants
living in the unwalled settlements in the vicinity.
Het is
duidelijk dat koning Josia s hegemonie zich ook over de zeekust uitstrekte. En
dat dit een vervulling van de profetie van Sefanja was. Vanaf het doortrekken
van de Scythen in het jaar 622/621 v. Chr. tot het jaar 609 v. Chr.
controleerde Josia de buurlanden(ex-Assyrische provincies) van Juda. In het
jaar 609 v. Chr. kwam Josia aan zijn einde te Megiddo, alwaar hij de doortocht
van het Egyptische leger onder farao Necho II de weg wilde versperren. In het
jaar 612 v. Chr. was Nineveh door Babyloniërs en Meden ten val gebracht en werd
daarop het Assyrische Rijk verdeeld. Egypte was hier ook een van de aasgieren
die hun deel van de buit wilde binnenhalen. En daarom rukte farao Necho II met
zijn legers langs het kustgebied naar het noorden, naar Karkemis aan de Eufraat.
Hierna vervolg
ik met de profetie van Sefanja integraal te citeren. De profeet spreekt vanaf
hoofdstuk 3:1 de stad Jeruzalem aan en kondigt oordeel over zijn generatie aan:
3:1 Wee u, weerspannige,
bezoedelde, verdrukkende stad! 2 Zij hoort naar geen roepstem, zij neemt geen
tuchtiging aan; op de HERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3
Haar vorsten in haar midden zijn brullende leeuwen; haar rechters zijn avondwolven,
zij laten niets over tot de morgen. 4 Haar profeten zijn woordenkramers, mannen
die trouweloos handelen; haar priesters ontwijden het heilige, zij doen de wet
geweld aan. 5 De HERE is rechtvaardig in haar midden; Hij doet geen onrecht;
elke morgen geeft Hij zijn recht; als het licht wordt, blijft het niet uit.
Doch de verkeerde weet van geen schaamte. 6 Ik heb volken uitgeroeid; vernield
zijn hun hoektorens; Ik heb hun straten verwoest, zodat niemand er meer door
gaat; hun steden liggen in puin, zonder mensen, zonder inwoners. 7 Ik zeide:
Vrees Mij toch, neem tuchtiging aan; dan zal haar woning niet uitgeroeid
worden volgens alles waarmee Ik over haar bezoeking zal doen. Evenwel, zij
waren er vroeg bij om al hun boze daden te bedrijven. 8 Daarom, wacht op Mij, luidt het woord des
HEREN, ten dage dat Ik zal opstaan
tot de buit; want mijn vonnis is, volken te vergaderen, koninkrijken te
verzamelen, over hen mijn gramschap uit te gieten, heel mijn brandende toorn,
want door het vuur van mijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden.
Wanneer
we dit Bijbelgedeelte hebben doorgenomen merken we hoe de boodschap van Zefanja
overgaat van een oordeelaankondiging over het Jeruzalem van zijn tijd naar een
oordeelaankondiging over de ganse aarde. Een oordeel dat echter vandaag nog
toekomst is. Zoals in het artikel op dit
blog van 17-08-2014 over de profeet Micha bestaat er ook een tijdskloof in de profetie van
Zefanja. De reden is de verwerping van de Messias bij zijn eerste komst met als
gevolg het ontstaan van een tijdskloof in vele profetieën over het beloofde
Messiaanse Vrederijk. In dit tijd-dal wordt al bijna tweeduizend jaar nu de EKKLESIA
uitgeroepen. Maar er volgt nog een derde herstel van een rest van Israël, en
met hen de volken. En het is over dit herstel dat Zefanja zijn slotwoorden
uitspreekt:
3:9 Maar dan zal Ik de volken andere, reine lippen geven, opdat zij allen de naam des
HEREN aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder. 10 Van gene zijde
der rivieren van Ethiopië zullen mijn aanbidders, mijn verstrooiden, mijn offer
brengen. 11 Te dien dage zult gij u
niet behoeven te schamen over al de daden waarmede gij tegen Mij hebt
overtreden, want dan zal Ik uit uw midden uw hoogmoedig juichenden verwijderen.
En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg. 12 En Ik
zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de
naam des HEREN. 13 Het overblijfsel van
Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen
bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en nederliggen,
zonder dat iemand hen verschrikt. 14 Jubel, dochter van Sion; juich, Israël;
verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem! 15 De HERE heeft uw gerichten weggenomen,
Hij heeft uw vijand weggevaagd. De
Koning Israëls, de HERE, is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen.
16 Te dien dage zal tot Jeruzalem
gezegd worden: Vrees niet, Sion,
laten uw handen niet slap worden. 17 De HERE, uw God, is in uw midden, een
held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal
over u juichen met gejubel. 18 Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering,
zal Ik samenbrengen; zij behoren toch bij u. Als een last drukt de smaad op
hen. 19 Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal
het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een lof
en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele aarde. 20 Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal.
Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde,
wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE.
Wanneer
deze profetie voor Israël ooit haar vervulling ziet, zullen ook de volken in
hun zegen delen. Ook een rest van de oude (en nieuwe) vijanden zullen dan
verzoend en gezegend naast Israël, het vrederijk beërven. En dit is geen Utopie
maar een in de Bijbel beloofde werkelijkheid die op God s tijd in vervulling
zal gaan.
Jesaja
19:23 Te dien dage zal er een
heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in
Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de
derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat
de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn
volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.
Psalm
87:1 Van de Korachieten. Een psalm. Een lied. Zijn stichting ligt op heilige
bergen; 2 de HERE heeft Sion s poorten lief boven alle woningen van Jakob. 3
Heerlijke dingen zijn van u te zeggen, o gij stad Gods! Sela 4 Rahab en Babel
vermeld Ik als degenen die Mij kennen; zie, Filistea en Tyrus met
Ethiopië: deze is daar geboren. 5 Ja, van Sion wordt gezegd:
Ieder
van hen is in haar geboren, Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. 6 De HERE
telt bij het opschrijven der volken: deze is daar geboren. Sela 7 En zij zingen
bij reidans: Al mijn bronnen zijn in u!
2
Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus
en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in
onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking,
hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren
(reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst
moet de afval komen en de mens der
wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich
verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de
tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.
5
Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd
heb? 6 En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op
zijn tijd. 7 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht)
slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. 8 Dan zal
de wetteloze zich openbaren; hem zal
de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn
verschijning, als Hij komt.
9
Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten,
tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende
ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de
waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. 11
En daarom zendt God hun een dwaling,
die bewerkt, dat zij de leugen
geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben,
doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid. (NBG Vertaling 1951)
Ik heb
dan wel de eerste twaalf verzen van hoofdstuk 2 van de tweede brief van Paulus
aan de Thessalonicenzen geciteerd, in dit artikel wil ik vooral aandacht geven
aan de verzen 9-12 waar het over de
leugen handelt. Aan de geprofeteerde wederkomst van Jezus Christus gaan
heel wat zaken vooraf die dienen te gebeuren. Een van de belangrijkste
gebeurtenissen die voorafgaan aan de komst van Christus, is het optreden van een
anti-christus of pseudo-christus. Paulus noemt hem de wetteloze. Het optreden
van de wetteloze gaat gepaard met de afval. Met de afval wordt dan het
opgeven van het evangelie bedoelt, het niet langer voor waar houden van de
Blijde Boodschap. De Blijde Boodschap, het evangelie geeft Paulus in al zijn
brieven door. Hierna één citaat:
1
Korintiërs 15: 1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb,
dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden
wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij
tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u
overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is
begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is
verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen
aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in
leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan
Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij
verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9 Want ik ben de geringste der
apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd
heb. 10 Maar door de genade Gods ben
ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb
meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.
11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen.
(NBG Vertaling 1951)
Het
evangelie is dat de Christus plaatsvervangend, voor onze zonden, gestorven is
en ten derde dage opgewekt. Jezus leeft! Het is deze boodschap wanneer
aangenomen, die mensen behoudt. Het is een geloof, een liefde tot de waarheid, een
overgave, dat men vasthoudt, tenzij men tevergeefs tot geloof zoudt gekomen
zijn.
De
huidige bedeling van de genade, een periode die een aanvang nam met Pinksteren
in het jaar 30 AD zal ook ooit eindigen. Het is een bedeling die ongeveer
gelijkloopt met de periode van het christendom, maar ook ooit een einde zal kennen
en dan zal opnieuw een deur gesloten worden, zoals eertijds de deur van de ark
door de HERE God gesloten werd (Genesis 7:11). Bij de studie van de Bijbel is
het belangrijk de verschillende bedelingen Gods te onderscheiden. De gevestigde
kerken onderscheiden geen bedelingen in Gods heilsplan met deze wereld. Zij
zien meestal één kerk of gemeente en dit van af Genesis tot in der eeuwigheid.
De bedelingenleer dateert van de negentiende eeuw, komt volgens hen uit
protestantse sektarische hoek en wordt verworpen.
Het
woord bedeling komt in de grondtekst van de Bijbel niet voor. Een Bedeling
veronderstelt dat God over de eeuwen heen vele malen en op verschillende wijzen
met volken en individuen is omgegaan en omgaat. De onderzoeker Clarence Larkin
e.a. onderscheiden tot zeven bedelingen vanaf Genesis. Het is niet mijn
bedoeling om nu in detail de verschillende herkenbare bedelingen in de Bijbel
te behandelen. Ik wens mij alleen te concentreren op de huidige bedeling van de
genade, die na de bedeling van de wet van Mozes gekomen is, en die eens door
God afgesloten zal worden. Na het afsluiten van de huidige bedeling der genade
volgt een nieuwe bedeling: het komende Messiaanse Vrederijk. Met deze bedeling
wordt Israël, het oude verbondsvolk, hersteld. Dit geprofeteerde Messiaanse
Vrederijk is ook niet de traditionele eeuwigheid, maar zal na een periode van
1000 jaar ook afgesloten worden.
Bedelen,
rechte voren trekken of de Schrift snijden, doen we in feite allemaal. De
gevestigde kerken verdelen de Bijbel bijvoorbeeld in een Oude en een Nieuwe
Testament wat in wezen ook bedelen is. De voortreffelijke Bijbelvertaling NBG
1951 heeft eenmaal het woord bedeling in haar vertaling opgenomen. Ik citeer
hierna het gedeelte omdat het gebruik van het woord bedeling, voor verbond,
veel duidelijk maakt:
Galaten
4:21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet?
22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en
één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch
die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt.
Want dit zijn twee bedelingen: de
ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar
betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige
Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse
Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.
Dit
Schriftgedeelte heeft het duidelijk over twee verschillende bedelingen. Twee
tijdperken in de geschiedenis van Gods heilsplan tot op heden. Het Bijbelboek
Openbaring en de andere Profetische gedeelten van de Schrift, betekenen een
scharniermoment van de huidige bedeling van de genade die dan afgesloten wordt,
zoals eertijds God de deur sloot van de ark van Noach en de grote vloed als
oordeel over de wereld van toen liet komen, naar een nieuwe tijd waar de draad
met de Joden opnieuw opgenomen wordt .
Aan het
afsluiten van de huidige bedeling van de genade gaan tekenen vooraf. Tijdens de
zevenjarige eindtijdperiode (zie het
artikel op deze blog van 31-07-2014: de zeventigste jaarweek van Daniël)
zal de antichrist optreden. Aan zijn komst gaan ook tekenen vooraf. Zoals
Paulus in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schreef:
2:9
Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten,
tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende
ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden
kunnen behouden worden. 11 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de
waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de
ongerechtigheid. 13 Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de
Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot
behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. 14 Daartoe
heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de
heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. 15 Zo dan, broeders, staat vast en
houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij
schriftelijk, geleerd zijn. 16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze
Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn
genade verleend heeft, 17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed werk
en woord.
De
hiervoor beschreven tijd zal een periode zijn van krachten, tekenen en
bedrieglijke wonderen. En dit samen in een cocktail van verlokkende
ongerechtigheid zoals bijvoorbeeld corruptie en het aanbod van pornografie op
het internet. Wanneer God de deur sluit van de ark van deze tijd zal hij
tegelijkertijd een dwaling zenden zodat allen die dan niet de waarheid van het
evangelie aanvaard hebben, maar een welgevallen gehad hebben in de
ongerechtigheid, verloren zullen gaan.
Wat is
nu de dwaling die God zenden zal? En wat zal de leugen zijn? De evolutietheorie/leer? De Bijbelkritiek? Ik weet het
niet met zekerheid. Ik heb wel enkele vermoedens. De toekomst zal het pas uitmaken.
Fundamenteel voor ons geloof en behoudenis is het
lijden en sterven van de Zoon van God, het Lam Gods, op het kruis van Golgotha
met op de derde dag zijn opstanding uit de dood. Dit is de kern van het
evangelie. Een troost voor een ieder die wil geloven en zijn vertrouwen op de
Heer stelt. Ik ben de opstanding en
het leven, zegt Jezus, wie in Mij gelooft, zal leven, ook al
is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid
niet sterven; gelooft gij dat?(Johannes
11:25-27)
Ik vermoed dat de grootste aanval op het christendom het
ontkrachten van de Blijde Boodschap van de opstanding van de Zoon van God, zal
zijn. Wetenschappers zullen naar mijn vermoeden zijn graf te voorschijn
brengen. De leugenachtige boodschap zal zijn: hier ligt de zoon van de
timmerman van Nazareth. Men zal onderzoek doen op de botten van deze
Palestijnse man, hem als Jezus identificeren en hem dood verklaren. Het
evangelie was en is een leugen. Geen opstanding. Geen hoop. En de dwaling zal
zijn: alleen dit leven hebben we, laten wij dus eten en drinken en après nous
le déluge. Dit is één mogelijke verklaring uiteraard. Profetie is pas
duidelijk wanneer ze zich vervuld!
Soera
29:45 "En twist niet met de lieden van de Schrift dan op de betamelijkste
wijze; met uitzondering van diegenen onder hen, die onrecht doen. En zegt: Wij
geloven in Hem, die tot ons heeft nedergezonden en tot u heeft nedergezonden; en onze god en uw god zijn één; en wij
zijn aan Hem overgegeven."
(De
Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Het is
alleen de Koran die de uitspraak doet dat de god van de Arabische openbaring
dezelfde god zou zijn als de God van Abraham, Izaak en Jacob van de Bijbel.
De
Koran noemt het de Arabische openbaring:
Soera
16:103 En wanneer Wij een teken in plaats van een ander teken zetten en Allah
weet toch het best wat Hij nederzendt zeggen zij : Gij verzint maar wat.
Neen, de meesten hunner weten niet. (104) Zeg: Het is nedergezonden door de
geest der heiligheid vanwege uw Heer, in wezenlijkheid, om te bevestigen hen,
die geloven, en als een rechte leiding en een goede boodschap voor de
overgegeven. (105) - En Wij weten wel,
dat zij zeggen : Het zijn slechts mensenkinderen, die hem onderrichten. De
taal van degeen, naar wie zij bedrieglijk
verwijzen, is een vreemde,en
dit is een Arabische taal, een duidelijk sprekende. (De
Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Soera
20 :112 En aldus hebben Wij haar nedergezonden als een Arabische Oplezing, en Wij hebben in haar dreiging aangewend,
opdat zij wellicht vrezend worden, of dat zij hun nieuwe maning verschaft.
(113) Want verheven is Allah de wezenlijke Koning; overijld u dus niet met de
Oplezing, alvorens haar openbaring aan u voldongen is. En zeg; Mijn Heer, doe
mij toenemen in kennis." (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J.
H. Kramers)
Wat
zegt de Bijbel hierover? Is er ruimte voor een Arabische openbaring in de
Bijbel? Enkele vragen waar we in dit artikel een antwoord op willen geven.
De
Bijbel zwijgt over een eventuele later nog te volgen Arabische openbaring. Integendeel,
de Bijbel werd afgesloten met het laatste boek Openbaring of Apocalyps van
Jezus Christus. En dit laatste Boek gaat over de komst van Jezus Christus en de
openbaring van Zijn Koninkrijk. En de Bijbel werd door Joden geschreven,
geïnspireerd door de Heilige Geest van God.
Romeinen
3:1 Wat is dan het voorrecht van de Jood,
of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei
in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd."
En
alhoewel de Bijbel oorspronkelijk in het Hebreeuws en het Grieks werd
doorgegeven, is er geen vermelding over het eventuele belang van de ene taal
over de andere. Integendeel, alle talen zijn in de Bijbel evenwaardig:
Handelingen
2:2 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps
kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het
gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als
van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij
werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te
spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te
Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit
alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte
te hoop en verbaasde zich, want een
ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
Indien
de Arabische openbaring van dezelfde god zou zijn als de Bijbel, zou ook de
boodschap en ethiek dezelfde moeten zijn. Maar wat blijkt, de twee openbaringen
staan haaks op elkaar. Hierna één voorbeeld: de relatie tussen vrouw en man in
het huwelijk:
KORAN
Soera 2:223
Uw vrouwen zijn akker voor u; zo komt dan tot uw akker zoals
gij maar wilt, maar doet iets daaraan voorafgaan vooruzelven. En
vreest Allah en weet, dat gij Hem ontmoeten zult. En geeft goede tijding aan
de gelovigen.
Soera 4:38 " De mannen
zijn opzichters over de vrouwen voor wat Allah aan de een meer
gegeven heeft dan aan de ander en voor wat zij als bijdrage hebben gegeven
van hun bezittingen. De deugdzame vrouwen echter zijn de in ootmoed staanden
en welke de verborgenheid behoeden door de behoeding van Allah. Maar zij, van
wie gij opstandigheid vreest, vermaant haar en vermijdt haar op de
rustplaatsen en slaat haar.
Maar indien zij u gehoorzaam worden, zoekt dan geen weg om haar te tuchtigen. Allah is waarlijk
verheven en groot."
Soera 2:282 En neemt het getuigenis aan van twee uwer mannen, doch
indien er niet twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen,
behorende tot hen, die gij aanvaardt van de getuigen, voor het geval, dat één
van haar beiden dwaalt, zodat de andere van beiden haar eraan kan
herinneren.
De Koran in de vertaling van
Prof. Dr. J. H. Kramers
BIJBEL
1 Korintiërs 7: 1-9
De vrouw heeft niet zelf over
haar lichaam te beschikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch
zijn vrouw.Onthoudt dat elkander niet..
1 Korintiërs 11:11
En toch, in de Here is evenmin
de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit
de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.
Efeziërs 5:28
Zo zijn ook de mannen
verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen
vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen
vlees.
Kolossenzen 3 : 19
Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar.
1 Petrus 3:7
Desgelijks gij, mannen, leeft
verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook mede erfgenamen zijn van de
genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.
(NBG Vertaling 1951)
Er
kunnen nog meer verschillen tussen Bijbel en Koran aangetoond worden. Het grote
struikelblok echter is de Zoon van God: de Heer Jezus Christus, die in de Koran
alleen en uitsluitend als een profeet aanzien wordt. Meer zelfs; het Zoon-schap
van God wordt in de Koran afgewezen:
Soera
17:111 "En zeg: Lof aan Allah, die zich geen zoon heeft genomen en die geen genoot heeft in het koningschap
en die niet in vernedering een verbondene behoeft."
Soera
112 "Zeg : Hij Allah is één Allah, de Eeuwige. Niet heeft Hij verwekt
noch is Hij verwekt. En niet is één aan Hem gelijkwaardig."
Daarenboven
wordt de Blijde Boodschap, het evangelie zoals in de Bijbel gebracht, in de
Koran als zijnde een leugen neergezet.
Soera
4:156 " En wegens hun zeggen : Wij hebben gedood de Masih Isa, zoon van
Marjam, boodschapper van Allah. Maar niet hebben zij hem gedood en niet
hebben zij hem gekruisigd, doch voor hen werd een schijnbeeld van hem gemaakt.
En zij, die daarna van mening verschillen, zijn waarlijk in twijfel over hem.
Zij hebben daaromtrent geen wetenschap anders dan het navolgen van de blote
mening. En niet hebben zij hem gedood in zekerheid. Neen, Allah heeft hem tot
Zich verhoogd. En Allah is geweldig en wijs."
Masih
Isa staat in de Arabische Koran voor Messias Jezus en het Arabische Marjam
staat voor het Griekse Maria of het Hebreeuwse Mirjam. En dit zijn dan slechts
details wanneer vergeleken met de ontkenning in de Koran, van het
plaatsvervangend sterven van de Zoon van God, het geven van Zijn bloed op het
kruis van Golgotha ter verzoening voor de verloren mens, en drie dagen later de
overwinning van Jezus Christus over de dood, met Zijn Opstanding. En dit is het
hart van het evangelie.
1
Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt,
waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó
vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt
gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf
ontvangen heb: Christus is gestorven
voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de
Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6
Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van
wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar
het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9
Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat
ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar
door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet
vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar
de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en
zó zijt gij tot het geloof gekomen.
Er
wordt in de Bijbel maar één God geopenbaard. En dat is de God van Abraham, de
God van Izaak en de God van Jacob/Israël die zich geopenbaard heeft in de Zoon
Jezus Christus. Net zoals in de natuur men water heeft in vloeibare vorm, water
als damp zijnde en water als ijs zijnde, blijven alle drie in welke vorm dan
ook, toch water. Zo komt de HERE God van de Bijbel tot de mens als de Vader, als
de Zoon en als de Geest. In de naam van de Vader, de Zoon en de Geest worden
trouwens ook christenen gedoopt:
Matteüs
28:16 En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus
hen bescheiden had. 17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. 18 En Jezus trad naderbij
en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de]
aarde. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des
Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En
zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.
Het
antwoord van de Koran op de Bijbelse boodschap is dat de Koran gekomen is om
duidelijk te maken van wat verborgen werd gehouden en om uit te wissen:
Soera
5:18 O lieden van de Schrift, gekomen is tot U Onze Boodschapper om u veel duidelijk te maken van wat gij
verborgen hield van de Schrift en om veel uit te wissen. Gekomen is tot u
van Allah een licht en een duidelijk sprekend Schrift. Daarmede leidt Allah wie
Zijn welgevallen volgt langs de wegens des heils hen voerend uit de
duisternissen naar het licht, met Zijn verlof, en hen leidend langs een
rechtgebaand pad.
De
Koran en de Bijbel staan tegenover elkaar en dit zowel in leer als ethiek.
Hierna
als slot de Blijde Boodschap, het evangelie naar Paulus:
Colossenzen
2:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse
schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die
op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij
heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór
alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het
lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat
Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid
behaagd in Hem woning te maken, 20 en
door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen
weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat
in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart
blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam
zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich
te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het
geloof en u niet laat afbrengen van
de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de
ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden
ben.
DE
NIEUWE ORDE in opkomst, Robert De Telder, Uitgeverij Aksent
Wettelijk
Depot: D/1985/4347/01
ISBN
90-73739-01-2
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen
uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele
nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek
stilstaan en een evaluatie maken.
Met dit
artikel wil ik het Bijbelse KOESH onder de aandacht brengen, dat in de NBG
Vertaling met ETHIOPIE vertaald werd.
In mijn
boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST (1985) identificeerde ik het Bijbelse eindtijd-Koesh
met Ethiopië. Koesh is volgens de profetie van Ezechiël een bondgenoot van
Magog, wanneer deze laatste in de eindtijd Israël zal aanvallen, maar daar aan
zijn einde komt. Hierna het betreffende Bijbelcitaat:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs
en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden;
Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden vele volken met u. 7
Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd
hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de
krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken
bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren
geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend
onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. (NBG Vertaling 1951)
Met de
identificatie van het Bijbelse Koesh
met Ethiopië heb ik in 1985 de bal
misgeslagen. Ik liet me toen leiden door wat Hal Lindsey in zijn De
planeet die aarde heette over Ethiopië meende te kunnen invullen. Het land zat
toen nog in het Sovjetblok met zelfs een contingent Cubaanse huurlingen actief
in de strijdkrachten. Ik schreef in mijn boek over Ethiopië; dat het land zich naar
het noorden zou uitbreiden, naar Soedan toe. De reden was dat de Egyptische
25ste dynastie van Manetho in het huidige Noord-Soedan haar basis had. Met het
moderne Ethiopië is het sinds 1985 na de publicatie van mijn boek, echter
anders gelopen. Het land zit na het marxistische avontuur nog altijd aan de
grond en het noordelijke Eritrea, heeft zich zelfs kunnen afscheiden. In de
huidige tijd is het Noord-Soedan dat de rol van het Bijbelse eindtijd-Koesh
heeft overgenomen. Zonder hier nu onmiddellijk in detail te willen treden.
Met de
studie van het Profetische Woord ben ik sinds 1975 bezig. Mijn eerste
kennismaking met de Bijbelse profetieën in verband met het nationale en
geestelijke herstel van Israël was via het boek de planeet die aarde heette
van Hal Lindsey. Deze Amerikaanse auteur verwachtte de wederkomst van Jezus
Christus voor de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een van zijn boeken volgend
op zijn bestseller The Late Great Planet Earth had de titel Counting Down the Eighties, een titel
die zelf verklarend was. Hal Lindsey s bestsellers werden geschreven toen de
koude oorlog van het communistische atheïstische Rusland en zijn
satellietstaten tegen het Westen nog gaande was en veel van de Bijbelse
eindtijdprofetieën kregen van Lindsey als een gevolg daarvan, een eigentijdse
invulling. Veel van wat Hal Lindsey meende in vervulling te zien gaan is toen
niet uitgekomen en intussen achterhaald.
Hoe was
de situatie in de wereld in die jaren tachtig? In het verre noorden ten
opzichte van Israël stond het (militair) machtige Sovjet-Rusland met aan de
grenzen van Israël de door Rusland militair uitgeruste Arabische bondgenoten
zoals Syrië en Irak. In Afrika zat Angola, Libië en Ethiopië in het Russische
kamp. West-Europa had zich verenigd en maakte deel uit van de NAVO. Ik schreef
al dat Hal Lindsey zijn boeken uitbracht toen de koude oorlog met
Sovjet-Rusland nog woedde. Veel van de Bijbelse profetieën kregen als een
gevolg van de politieke situatie in de wereld van toen van hem een eigentijdse
invulling.
Hal
Lindsey zag in de EEG (dat toen negen leden telden) de vervulling van het
Statenbeeld van de profeet Daniël. Hij verwachtte met de toetreding van
Griekenland als tiende lid, de eindvervulling van Bijbelse profetieën
dienaangaande. Een ander voorbeeld is Lindsey s identificatie van het Bijbelse eindtijd-Koesh met
Ethiopië. Dat land zat tijdens de koude oorlog in het Russische kamp en alzo
werd de foutieve identificatie gemaakt. Idem dito met het Bijbelse eindtijd-Put
dat met de staat Libië in Noord-Afrika geïdentificeerd werd aangezien ook daar
de Russen bases hadden. Het historische Koesh
bevond zich echter binnen de grenzen van het huidige Noord-Soedan en het
Bijbelse Put besloeg een veel groter gebied dan alleen maar de huidige staat
Libië. Met de val van de Berlijnse muur in 1989 en de implosie van de
Sovjet-Unie in 1991 kwam aan de koude oorlog in het westen (voorlopig) een
einde. In Europa vond de hereniging van het sinds 1945 gesplitste Duitsland
plaats en landen uit het voormalige Oostblok vonden aansluiting bij
West-Europa. De Europese Economische Gemeenschap werd omgevormd en uitgebreid
tot een Unie. De politieke situatie in de wereld is sinds 1989 helemaal
gewijzigd.
Oude
vijanden werden bondgenoten en nieuwe vijanden verschenen op het toneel. De
Verenigde Staten, de overwinnaar van de koude oorlog en enige overblijvende
supermacht, werd op 11 september 2001 onverwacht en op eigen terrein door
Arabische-Islamietische terroristen aangevallen. De schurken hadden
lijnvliegtuigen in de VS gekaapt en boorden zich met de gekaapte
Jumbo-toestellen in de gigantisch hoge torens van het WTC World Trade Center
te New York. Duizenden onschuldige mensen, werknemers in de beide torens en de
passagiers in de lijnvliegtuigen, kwamen bij deze terreurzelfmoordactie om het
leven. Deze daad mobiliseerde de VS om een wereldwijde oorlog tegen het terrorisme
te beginnen.
De
nieuwe vijand is de extremistische Islam die net zoals de vorige vijand, de
communisten, de wereld veroveren willen, tenminste dat is de perceptie. De
Islam heeft geen Paus of een of ander aanspreekpunt zoals bij vele andere
religies maar is op het terrein gefragmenteerd in vele groepen. Sinds 09.11
zijn vooral de terroristische takken van de Islam in het westen bekend. Ook
Europa deelde al in de klappen door middel van bloedige aanslagen zoals in
Madrid, Londen en Moskou.
Sinds
de jaren zestig van de vorige eeuw, met de economische opleving na de Tweede
Wereldoorlog vind een migratie van vooral Noord-Afrikanen en Turken naar
West-Europa plaats. In België bijvoorbeeld hebben we al een derde generatie van
deze mensen die hier geboren zijn en deel van de samenleving uitmaken, zij het
dikwijls met discriminatie. Deze mensen belijden hun godsdienst, de Islam. Een
godsdienst die al vele jaren door de Belgische staat als religie erkend is en
ook gesubsidieerd, net zoals de andere erkende religies. Het is vooral door
politiek-extreemrechts dat de Islam (zowel gematigd als extremistisch) als
vijand gezien en geportretteerd wordt. Het motief is echter meestal racisme. En
aangezien de staat Israël in het Midden-Oosten dezelfde extremistische Islam
als tegenstander heeft, is er nu in deze kringen sympathie voor de Joden. Ook
hier zijn de rollen omgekeerd net zoals met de andere vijanden van vroeger, die
nu bondgenoten zijn. De ongewensten van voorheen zijn nu de gedulde
bondgenoten.
Ook bij
sommige Bijbelvorsers van het profetische Woord van de Bijbel merk ik
tegenwoordig (naar mijn aanvoelen) een afkeer van de Islam en dit soms voor
dezelfde hiervoor beschreven redenen. De (individuele) strijd van een christen
is echter niet tegen vlees en bloed maar tegen de overheden, tegen de machten,
tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse
gewesten (Paulus aan Efeze 6:12). Alle migraties van volken in de wereld van
verleden en heden zijn overigens door God gestuurd (vgl. Handelingen 17:26-27).
Zowel
christendom, Israël, Islam, andersgelovigen en niet-gelovigen zullen straks
allen samen met deze door Paulus in de Efeziërsbrief beschreven
wereldbeheersers te maken krijgen wanneer de zeventigste jaarweek van Daniël,
de Apocalyps, een aanvang neemt. In mijn boek van anno 2008, WAR ON TERROR, De
Apocalyps? (shopmybook.com), schreef ik o.a. een hoofdstuk (blz. 101) over de
komst van de Mahdi, (een Islamietische Messias) en het feit dat de
tegenstander, de oude slang, deze Islamietische verwachting zal misbruiken
wanneer hij zijn man, de antichrist, aan de wereld zal presenteren. In mijn
boek De Nieuwe Orde in Opkomst - uitgave 1985 - was ik (naar mijn weten) een
van de eerste auteurs die sinds Clarence Larkin (1850/1924) - Dispensational
Truth, 1920 - de komende antichrist in Assyrië (het huidige noorden van Irak)
plaatste.
Een
nieuwe generatie van eindtijd-Bijbelvorsers, vooral in de VS, is nu aangetreden
en bezig met een nieuwe verklaring van de eindtijdprofetieën van de Bijbel te
presenteren. En opnieuw kan men hier een eigentijdse invulling ontdekken
gebaseerd op de huidige politieke ontwikkelingen in de wereld. Op zich is hier
niets fout aan, moest het niet gepaard gaan met het berekenen van het jaartal
van de wederkomst van Christus. Daar waar Lindsey en andere onderzoekers nog
met generaties als tijdsindicatie rekenden zien we nu dat er specifieke
jaartallen zoals 2014/2015 ingevuld worden. Het Schriftwoord uit het Bijbelboek
Handelingen zou echter gezag moeten hebben: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden
heeft
De
waarschuwing zou moeten zijn, dat we in de huidige tijd niet opnieuw dezelfde
fout maken. Momenteel is er veel aandacht naar de Tetrade van bloedrode
maansverduisteringen die met Pasen 2014 is aangevangen. Nog drie
maansverduisteringen staan er genoteerd die exact gelijk zullen vallen met de
Joodse feesten Sukkot en Pesach in 2014/2015 die volgens sommigen de dag des
HEREN zal doen aanvangen. Bij de profeet Joël is er echter geen voorspelling
van een tetrade van bloedrode maansverduisteringen.
Het is
niet wijs om in deze steeds veranderende wereld nu al te expliciete profetische
vervullingen te zien. Het profetisch woord en dan vooral het boek Daniël en de
Apocalyps geven eenvoudige aanwijzingen voor wanneer juist, de eindtijd ingaat.
Een expliciet jaartal aanwijzen is uit de boze. Zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De 70 jaarweken van de
profeet Daniël.
Wat de
juiste en verdere ontwikkeling van de war or terror zal zijn, weet ik niet.
Maar ook ooit zal dit ophouden en gaan we vervolgens naar een verdere
ontwikkeling in het wereldgebeuren, naar wat de Bijbel als eindtijd beschrijft.
Een algemene valse wereldwijde gerustheid zal er namelijk aan het einde zijn.
In het Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 17 merken we dat er in de eerste helft
van de eindtijdperiode een anti-religie zal optreden. Een samengaan van alle
religies wordt in dat hoofdstuk beschreven. Ook de Islam zal daar zijn plaats
vinden en rol spelen. Mijn verwachting is dat er een gematigde Europese Islam zal
ontstaan, met een positieve invloed naar de andere werelddelen. In de tweede
helft van de zevenjarige eindtijdperiode zal aan dit streven een einde komen wanneer
de mens der wetteloosheid van Paulus, de antichrist van Johannes, de
Assyriër van Jesaja en/of de koning van het noorden van de profeet Daniël,
zich zal verheffen boven alle religie.
2
Thessalonicenzen 2: 1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking
tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat
gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een
geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons
afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u
misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich
openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet,
zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een
god is. (NBG Vertaling 1951)
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen
uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele
nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek
stilstaan en een evaluatie maken.
Met dit
artikel krijgt MAGOG = RUSLAND de aandacht.
Toen ik
dertig jaar geleden mijn boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST neerschreef,
identificeerde ik het Bijbelse MAGOG van de eindtijd met de Sovjet-Unie. En dit
in lijn met de identificatie die Hal Lindsey maakte. De Sovjet-Unie is dan weliswaar
in 1991 ten graven gedragen, geïmplodeerd, mijn identificatie van het Bijbelse
Magog met Rusland blijft echter staande.
Toen ik
aan mijn boek werkte zaten we nog midden in de koude oorlog, met een verdeeld
Europa en in het Oosten, een tot de tanden toe bewapende Sovjet-Unie. En
wanneer de Sovjet-Unie in december 1979 Afghanistan bezette werd het
verwachtingspatroon van Hal Lindsey nog meer versterkt. Het toneel stond als
het ware klaar om de voorstelling te laten beginnen. Een offensief van de
Sovjet-Unie richting Israël, samen met zijn Midden-Oostenbondgenoten. Gelukkig
voor ons allen is dit doemscenario toen niet in vervulling gegaan. Een
nucleaire catastrofe zou het resultaat geweest zijn. Integendeel, de
ontwikkeling in Europa met de koude oorlog kende een ander verloop. In 1989
kwam de muur in het verdeelde Berlijn naar beneden, werd Duitsland herenigd en
herkregen vele volken van Oost-Europa hun vrijheid. En dit alles als een gevolg
van het verenigde gebed voor vrijheid van Oost-Duitse (protestantse) christenen
in hun kerken. Ook in Polen was er tegelijkertijd vanuit de vakbond en de
katholieke kerk een actie voor democratie bezig. Het resultaat kennen we; op
korte tijd werden de overige Sovjetsatellietstaten in de actie betrokken. Hongarije
was het eerste Oostblokland dat zijn grenzen met Oostenrijk opende. En in 1991
viel zelfs de machtige Sovjet-Unie als een gevolg van binnenlandse krachten
uiteen. Hal Lindsey s voorspelling was
achterhaald. Zo leek het althans.
Hierna
het betreffende Bijbelgedeelte van de profeet Ezechiël:
Ezechiël
38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van
Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie,
ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken
slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters,
allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen
vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met
schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden
met al zijn krijgsbenden vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u
gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult
gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk)
dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die
tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken
uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een
opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw
krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage
zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11
gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen
op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of
poorten 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de
weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken
bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont.
13 Seba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u
zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te
plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een
grote buit te maken? 14 Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt
de Here HERE: zult gij het niet gewaarworden, te dien dage als mijn volk Israël
in gerustheid woont? 15 Dan zult gij
komen uit uw woonplaats uit het verre noorden, gij en vele volken met u, allen
ruiters, een grote schare en een talrijk leger, 16 en gij zult optrekken tegen
mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het
geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren
kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal. 17
Zo zegt de Here HERE: Zijt gij het, van wie Ik in vroegere dagen gesproken heb
door de dienst van mijn knechten, de profeten van Israël, welke in die dagen
jarenlang geprofeteerd hebben, dat Ik u tegen hen zou doen optrekken? 18 Maar
te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de
Here HERE, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus, 19 en in mijn
naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien
dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren. 20 Ja, beven
zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des
velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die
op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen,
elke muur zal ter aarde storten. 21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard
tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here HERE; het zwaard van de een zal
tegen de ander zijn. 22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door
bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen
op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; 23 Ik zal
Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken;
en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. (NBG Vertaling 1951)
In dit
Bijbelgedeelte beschrijft de profeet Ezechiël nauwkeurig hoe het leger van
Magog eens vanuit het verre noorden naar een hersteld Israël getrokken zal worden,
maar daar aan zijn einde zal komen. Naast Gog en Magog worden een aantal
bondgenoten van Magog genoemd die eveneens richting Israël zullen opmarcheren.
Het zijn namen van landen die met uitzondering van Perzië, tegenwoordig
allemaal verdwenen zijn. Het is dus een oefening door aan de hand van historici
uit de oudheid zoals Herodotos en Flavius Josephus, deze oude namen te
identificeren met de huidige landen, die in de profetie aangesproken worden.
De
belangrijkste bron ter identificatie van Magog,
is de Joodse historicus Flavius Josephus
uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Josephus heeft in zijn geschiedenis
van het Joodse volk al de volken die in Genesis hoofdstuk 10 in de volkenlijst
genoemd worden, op de landkaart van zijn tijd geplaatst. Hierna het betreffende
citaat van Josephus:
1. Now they were the grandchildren of Noah, in honor
of whom names were imposed on the nations by those that first seized upon them.
Japhet, the son of Noah, had seven sons:
they inhabited so, that, beginning at the mountains Taurus and Amanus, they
proceeded along Asia, as far as the river Tansis, and along Europe to Cadiz;
and settling themselves on the lands which they light upon, which none had
inhabited before, they called the nations by their own names. For Gomer founded
those whom the Greeks now call Galatians, [Galls,] but were then called
Gomerites. Magog founded those that from
him were named Magogites, but who are by the Greeks called Scythians. Now
as to Javan and Madai, the sons of Japhet; from Madai came the Madeans, who are
called Medes, by the Greeks; but from Javan, Ionia, and all the Grecians, are
derived. (Joodse oudheden Boek I, vi.1)
Dat de
Scythen hun woonplaats in Rusland en de Oekraïne hadden staat historisch vast.
Het is Herodotos, de beroemde
historicus uit de vijfde eeuw voor Christus, die van de Scythen de zeden en
gewoonten beschreef. Eigenlijk is de naam een verzamelnaam voor verscheidene
clans. Ten tijde van Ezechiël beheersten zij een gebied van de Donau in Europa
tot aan de Gele Rivier in Azië. Over de landbrug die de Kaukasus is zijn ze in
de zevende eeuw voor Christus in het Midden-Oosten zelfs tot aan de grenzen van
Egypte doorgedrongen.
Het
Russische Rijk ontstond in de negende eeuw na Christus en werd gesticht door
Scandinaviërs. Omstreeks 825 AD vestigden deze Scandinaviërs die zich Roes
noemden, een onafhankelijk Rijk in het gebied van de Chazaren, met wie ze zich
eerder al verbonden hadden. Van de Chazaren trachtten zij de internationale
handel op Byzantium en Arabië over te nemen. Het zogenaamde Rijk van Kiev werd
rond 880 gesticht en werd de heerschappij van de Roes in het gebied daarop onomkeerbaar.
Tegen de tiende eeuw aan beheersten zij een gebied van de Donau-monding tot aan
de Wolga-monding. In het noorden en noordoosten breidden de Russen hun gebied
uit tot aan de Witte Zee, de Poolzee en het Oeral-gebergte. Dit was de toestand
tot aan de Middeleeuwen. In de tweede helft van de vijftiende eeuw zou Rusland onder
leiding van Iwan de Grote (of de Verschrikkelijke) zich enorm uitbreiden. De
Mongoolse heerschappij werd definitief gebroken en uiteindelijk zou Rusland
zich in Azië tot aan de Japanse Zee, uitbreiden. Onder de regering
van Iwan de Grote (1533/1584) die zich als Tsaar (keizer-koning) liet
aanspreken begon voor Rusland een nieuwe periode in de geschiedenis. Een andere
bekende tsaar is Peter de Grote (1689/1725) die op alle mogelijke manieren
trachtte westerse gewoonten en instellingen in Rusland te vestigen. Peter de
Grote liet de stad Sint Petersburg of Petrograd bouwen en vestigde de Russische
macht aan de Baltische Zee. De Romanow s zouden als tsaren over Rusland
heersen tot aan de communistische revolutie in 1917. Het communisme zou Rusland
daarop voor een periode van meer dan zeventig jaar in chaos aller aard
onderdompelen.
Het is
boeiend om in de studie van de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 er meerdere Bijbelvertalingen
bij te nemen. De NBG Vertaling 1951 die ik meestal gebruik, heeft het
Hebreeuwse Rosh in de grondtekst met grootvorst vertaald. Zo ook de
Statenbijbel. De Willibrordvertaling heeft het Hebreeuwse woord Rosh echter gewoon
met Ros vertaald. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte:
Ezechiël
38:1 Het woord van de HEER werd tot mij gericht: 2 Mensenkind, richt uw blik
naar het land Magog, naar Gog, de vorst van Ros, Mesek en Tubal. Profeteer tegen hem: 3 Zo
spreekt de Heer GOD: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesek en Tubal. 4 Ik
kom u halen: Ik sla een haak in uw kaken en voer u mee, al uw troepen met
paarden en ruiters, allemaal tot de tanden gewapend, uw machtige leger met
schild en rondas, het zwaard in de hand, 5 en al uw bondgenoten uit Perzië, Kus
en Put, uitgerust met rondas en helm; 6 Gomer met al zijn troepen en
Bet-Togarma uit het hoge noorden met al zijn troepen. Veel volken trekken met
uw mee. (Willibrordvertaling 1995)
Het
verband met Roes en Rus is in de Willibrordvertaling duidelijker en laat weinig
discussie over wat betreft de identificatie van de oude namen Gog en Magog. Gog
is in dit Bijbelgedeelte de leider, de grootvorst, van Ros/Rus/Roes.
Sinds
de val van de Sovjet-Unie zit Rusland met een kater. Een vergelijking met het
Duitsland van na de eerste wereldoorlog kan gemaakt worden. Net zoals Duitsland
in 1919 in zijn nationale trots gekrenkt werd, zien we hetzelfde in Rusland na
het verliezen van de zogenaamde koude oorlog. Net zoals Duitsland in 1919
gebied verloor aan zijn buurlanden en de politiek van de nazis gericht was op
het herwinnen van deze verloren gebieden, kunnen we hetzelfde met Rusland
verwachten. Ook Rusland verloor heel wat gebied dat de tsaren al onder controle
hadden. Honderdduizenden etnische Russen wonen in buurlanden zoals Estland,
Oekraïne, Moldavië, de Krim en de Kaukasus-landen. De annexatie van de Krim in
2014 en de huidige burgeroorlog in Oekraïne is hier het gevolg van.
Rusland
gaat sinds de implosie van de Sovjet-Unie in 1991, zijn eigen weg en wil zich
handhaven als een medespeler op het wereldtoneel. In juli 2007 tekende de
Russische leider Poetin een decreet waarin hij de samenwerking van het
conventionele wapenverdrag van november 1990 met het Westen opzegde. Het
verdrag bepaalde de aantallen van legereenheden die tussen de Atlantische
Oceaan en het Oeral-gebergte aan beide zijden gestationeerd mochten worden.
Ieder blok zag zijn wapenarsenaal beperkt tot 6800 gevechtsvliegtuigen, 2000
aanvalshelikopters, 20000 tanks, 30000 gevechtswagens en 20000
artilleriestukken. Ook voorzag het verdrag in verifieerbare inspecties op de
grond door zowel NATO als Rusland. Dit verdrag werd eenzijdig door Rusland
opgezegd met het excuus dat onvoorziene buitengewone omstandigheden met
betrekking tot de veiligheid van de Russische federatie het nodig maakten dat
het leger uitgebreid wordt.
Is dit al
de vervulling van het begin van de profetie van Ezechiël 38:7? Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen
die zich bij u gevoegd hebben: wees gij hun tot een leidsman.
Wat tegenwoordig
in Rusland ook opvalt is dat het antisemitisme springlevend is. Honderdduizenden
Joden zijn sinds 1991 al geëmigreerd, velen naar Israël. Naar schatting drie
miljoen Joden blijven nog achter. De Bijbelse profeet Jeremia (16:14) spreekt
over een exodus uit het noorderland die de exodus uit Egypte met zijn tien
plagen zal overtreffen.
De
profetie van Ezechiël blijft in de tussen-tijd onvervuld. Want dit is iets
dat moet opvallen wanneer men het Oudtestamentische boek Ezechiël bestudeerd,
de voorspelling dat een geallieerde macht vanuit het verre noorden naar het
herstelde Israël zal oprukken en daar aan zijn einde zal komen, is in de
geschiedenis nooit vervuld geworden. Ezechiël trad op ten tijde van de Babylonische
Ballingschap en profeteerde daar over het herstel van de Joden in hun oude land
der vaderen. De hoofdstukken 36 en verder handelen over deze profetie. Zelfs de
oppervlakkige lezer moet inzien dat deze hoofdstukken niet in vervulling gingen
ten tijde van Ezra en Nehemia. Teveel details over o.a. een nieuwe tempel en de
verdeling van het land onder de twaalf Israëlitische stammen worden gegeven. De
profetie over de tempelbeek die noordelijk van Jeruzalem zal ontspringen en
naar de Dode Zee zal vloeien tart alle verbeelding. De profetie van Ezechiël leert
dat als een gevolg van de nieuwe rivier, dat zowel westelijk als oostelijk zal
lopen, de Dode Zee uiteindelijk gezond zal worden en in de toekomst een
oostelijke zee zal vormen. Allegoriseren en op de kerk van nu van toepassing
brengen, vergt ware hermeneutische acrobatie. De profetie van Ezechiël wacht
nog op haar vervulling.
Op God
s tijd zal dit alles in vervulling gaan en niet eerder. Aan ons is het vandaag
de zaak om op de tekenen te letten, die aan dit alles zullen voorafgaan. De
grote voorwaarde is het nationale en geestelijke herstel van het volk der Joden
in het oude land der vaderen. Dit is wat het nationale herstel betreft, sinds
1948 van de vorige eeuw een feit. Daarnaast moet de aandachtige lezer(es)
letten op de andere voorwaarden die de profeet voor de eindtijd schilderde:
namelijk een Israël dat in gerustheid leeft:
38:8 Na
geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij
optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat
uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot
een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid.
Deze
algemene gerustheid heeft zich sinds 1948 nog niet voorgedaan en intussen is
het wachten op een toekomstige algemene vredesregeling voor het Midden-Oosten,
met als resultaat een opgeven van muren en grendels door Israël. De
gerustheid zoals beschreven in vers 8 is als negatief te beschouwen. Zie het
hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Ezechiël.
Ezechiël
16:49 Zie, dit was de ongerechtigheid
van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en
zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.
Het
toekomstige vredesverdrag zal (mis)leiden tot een zorgeloze rust dat
uiteindelijk geen heil zal brengen. Het is de invasie van Magog in Israël dat maakt
dat gans Israël ook geestelijk hersteld zal worden.
Ezechiël
39:25 Daarom, zo zegt de Here HERE, nu zal Ik een keer brengen in het lot van Jakob en Mij ontfermen over
het gehele huis Israëls, en ijveren
voor mijn heilige naam. 26 Zij zullen de smaad en al de ontrouw, waarmee zij
Mij ontrouw geweest zijn, vergeten, wanneer zij weer in hun land wonen, veilig,
zonder dat iemand hen opschrikt. 27 Als Ik hen uit het gebied der volken
terugbreng en hen uit de landen van hun vijanden verzamel, dan zal Ik Mij voor
het oog der talrijke volken aan hen de Heilige betonen. 28 En zij zullen weten,
dat Ik de HERE hun God ben, zowel wanneer Ik hen in ballingschap wegvoer onder
de volken, als wanneer Ik hen weer in hun eigen land verzamel, zonder dat Ik
iemand van hen daarginds achterlaat. 29 En
Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik mijn Geest
over het huis Israëls heb uitgestort, luidt het woord van de Here HERE. (NBG
Vertaling 1951)
Tot
slot wil ik opmerken dat de identificatie van Magog met Rusland, hen niet
slechter of beter maakt dan de andere huidige machtsblokken in de wereld. De
VS, de EU, NAVO e.a. landen en groepen streven allen in de huidige wereldcrisis
hun eigen programma s na, en hier is geen sprake meer van goeden of slechten,
zoals het zeventig jaar geleden ten tijde van de tweede wereldoorlog, zo duidelijker
onderscheidbaar was. De christen mag vandaag echter van één ding overtuigd
zijn: God heeft alles onder controle.
Jesaja
10:24 Daarom, zo zegt de Here, de HERE der heerscharen: Vrees niet, o mijn
volk, dat in Sion woont, voor de
Assyriërs, wanneer zij u met de stok slaan en hun staf tegen u opheffen,
zoals Egypte deed. 25 Want nog een korte wijle, dan is de gramschap ten einde
en mijn toorn richt zich op hun vernietiging. 26 Dan zwaait de HERE der
heerscharen de gesel over hen, zoals Midjan geslagen werd bij de rots Oreb, en
(Hij zwaait) zijn staf over de zee en heft die op zoals in Egypte. 27 En het
zal te dien dage geschieden, dat hun
last van uw schouder afglijden zal en hun juk van uw hals, ja, het juk zal
vernietigd worden op uw schouder. 28 Zij overvallen Ajjat, zij trekken door Migron,
te Mikmas legeren zij hun legertros.
29 Zij trekken de bergpas door: Geba
zij ons nachtkwartier. Rama
siddert, Gibea Sauls vlucht. 30 Gil
het uit, o dochter van Gallim! Pas
op, Laïs! Arm Anatot! 31 Madmena
vlucht, de inwoners van Gebim bergen
zich. 32 Nog heden stellen zij zich op te Nob:
zij zwaaien hun handen in de richting van de berg der dochter van Sion, de
heuvel van Jeruzalem. 33 Zie, de
Here, de HERE der heerscharen, houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af,
de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld; 34 het dichte gewas van
het woud houwt Hij af met het ijzer, en de Libanon zal vallen door de
Heerlijke. (NBG Vertaling 1951)
Het
Bijbelcitaat van hierboven van de profeet Jesaja, met de beschrijving van een
veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de
geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek
Jesaja volgen merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode
van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.). Zie ook het artikel: Kroniek van koning
Jotham en van Achaz van Juda van 15-05-2014 ophttp://bloggen.be/robertdetelder/
De
invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou
pas in 709 v. Chr. gebeuren tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon
van Achaz. En wat heel opmerkelijk is; de marsroute van het Assyrische leger naar
Jeruzalem toe, geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis. Zie de kaart
bovenaan het artikel: aan de linkerzijde merken we de pijlen en
aanvalsrichtingen van het leger van Sanherib in 709 v. Chr., een veldtocht en
een oorlog die sindsdien geschiedenis zijn. De rode kader aan de rechterkant
van de kaart toont de geprofeteerde aanvalsrichting van het Assyrische leger
van de eindtijd. De bedoeling van dit artikel is aandacht aan het profetische
gedeelte van dit Bijbelgedeelte te geven. Het Bijbelcitaat van Jesaja 10:24-34 maakt
deel uit van een serie profetieën over het herstel van Israël, over de
oprichting van het beloofde Messiaanse Vrederijk en over een Grote Oorlog, die
daaraan vooraf gaat. Het Messiaanse Vrederijk wordt in het volgende hoofdstuk
11 van de profeet Jesaja heel concreet profetisch ingevuld.
Jesaja
11:1 En er zal een rijsje voortkomen
uit de tronk van Isaï en een scheut
uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op
hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de
Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn
lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn
ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de
geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in
billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en
met de adem zijner lippen de goddeloze
doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel
zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij
het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de
jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze
hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich
tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8 dan zal een
zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige
slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige
berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de
bodem der zee bedekken.
De
verzen 1 tot 5 beschrijven de persoon van de Messias en het feit dat Hij de
goddeloze van de eindtijd zal doden. De goddeloze van Jesaja is dezelfde
tegenstander waar de andere relevante Bijbelgedeelten, naar verwijzen. Paulus
verwijst in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen naar de wetteloze:
2
Thessalonicenzen 2:8 Dan zal de
wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns
monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.
Ook bij
Paulus lezen we het gemak waarmee de wetteloze uiteindelijk geneutraliseerd
wordt: simpelweg door de adem zijns monds van de wederkerende Christus.
Vanaf
vers 6 lezen we bij de profeet Jesaja hoofdstuk 11, de beschrijving van het
Messiaanse Vrederijk. Een volmaakte toestand van de natuur wordt geschilderd,
waar mens en dier in volmaakte harmonie met elkaar leven. Geen roofdieren meer
noch roof-mensen.
11:9
Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want
de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee
bedekken.
Vanaf
vers 10 kunnen we lezen dat de twaalf stammen van Israël van de oudheid,
opnieuw in het land door de HERE God hersteld zullen worden. Van de vier einden
der aarde, staat er in beeldspraak geschreven, zullen zij naar het Beloofde
Land gevoerd worden. En vanaf vers 14 vinden we details over de laatste grote
oorlog die in het gebied ooit zal woeden. Een oorlog die aansluit bij het
laatste Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 19, met de beschrijving van de slag bij
Harmageddon.
Jesaja 11:10
En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen
zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal
heerlijk zijn. 11 En het zal te dien
dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk,
die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de
kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de
verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda
vergaderen van de vier einden der aarde.
13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen
uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm
niet benauwen. 14 Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen,
samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen
zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. 15 Dan
zal de HERE de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen
de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken
uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. 16 Dan zal er een
heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals
er voor Israël geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.
Maar nu
verder aandacht voor de geprofeteerde Assyriër van de eindtijd, de goddeloze
van de profeet Jesaja 11:4. In de eindtijd zal een nieuwe Assyriër naar
Jeruzalem oprukken. De profeet Jesaja geeft de marsroute op van het leger van
de Assyriër via een aantal plaatsnamen in Samaria en Juda. Naar onze tijd
getransponeerd herkennen we de plaatsen waar heden op grote schaal door Israël
nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd.
De
profeet Daniël heeft deze geprofeteerde grote laatste oorlog eveneens in detail
voorspelt en beschreven:
Daniël
11:40 Maar in de eindtijd zal met
hem (=de koning van het noorden) de koning van het Zuiden in botsing komen, en
de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele
schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds
verder om zich heen grijpen. 41 Ook het
Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan
zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. 42 En hij
zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet
ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle
kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn.
44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen,
zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te
vernietigen. 45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg
van het heilig Sieraad maar dan komt
hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde zal
Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er
zal een tijd van grote benauwdheid
zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.
Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.
2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot
eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de
verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot
gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar
gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek
doen, en de kennis zal vermeerderen.
(NBG
Vertaling 1951)
Bij de
profeet Daniël hoofdstuk 11:40-45 en hoofdstuk 12:1-4 wordt naar de koning van
het Noorden van de eindtijd verwezen. De vorige verwijzingen in Daniel 11:1-39 naar
de koning van het noorden, waren naar de koningen van het Grieks-Syrische Rijk
van de oudheid bedoelt. Vanaf vers 40 gaat het echter duidelijk over een koning
van het noorden van de eindtijd. En wordt er een oorlog beschreven die heden
nog geen geschiedenis is. De profetie van Daniël 11:40-45 handelt over de grote
oorlog, de slag bij Harmageddon die in de eindtijd in het gebied van Israël uitgevochten
zal worden.
Het
profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet
Sefanja geeft dit duidelijk weer:
Sefanja
2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te
gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken
Het
moet duidelijk zijn dat de hiervoor beschreven koning van het noorden gelijk is
aan de Assyriër van de profeet Jesaja en dat deze ook gelijk is aan de
goddeloze van de apostel Paulus en aan het beest van het Bijbelboek
Openbaring hoofdstuk 13. Of de antichrist van de eindtijd zoals alleen de
apostel Johannes hem in zijn brief (1 Johannes 2:28-27) noemt.
Door nu
de komende antichrist als een Assyriër te herkennen worden ook andere teksten
uit het Profetische Woord van de Bijbel duidelijker. Zo een voorbeeld is de
profeet Micha hoofdstuk 5 dat o.a. handelt over Bethlehem als de plaats waar de
Messias moest geboren worden.
Micha
5:1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda,
uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens
oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen
prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner
broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in
de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal
Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt. 6 En het
overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de
HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch
mensenkinderen verbeidt. 7 En het
overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele
volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de
schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt,
zonder dat iemand redt. 8 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en
al uw vijanden zullen worden uitgeroeid.
Na de
eerste twee Kerst -verzen gaat de profetie vanaf vers 3 verder naar wat we
inmiddels de tweede of wederkomst van de Messias noemen. En dan is het
opmerkelijk dat we in vers 4 opnieuw Assur vermeldt zien. Deze profetie is bovendien
opmerkelijk aangezien ten tijde van de eerste komst van de Heer Jezus Christus,
het historische Assyrië toen al meer dan zeshonderd jaar als wereldmacht
verdwenen was. De conclusie is dat er opnieuw een Assyrische grootmacht zal
zijn ten tijde van de tweede komst van de Messias. Een grootmacht die aan het
einde van de eindtijd voor een korte tijd het land Israël zal bezetten. Dit is echter
nog niet voor morgen (of overmorgen) maar ligt nog in de verre toekomst (aan
toekomstberekeningen via het noemen mogelijke jaartallen doe ik niet mee).
Het is
de komst van de Messias dat aan het bewind van de eindtijd-Assyriër een einde
brengt. Aan het begin van het Messiaanse Vrederijk zal het gebied van Assyrië gedurende
een tijd door zeven herders en acht vorsten uit de mensen bestuurd worden.
Alvorens dat ook Assur in de nieuwe gemeenschap van volken tijdens het komende
Vrederijk zal opgenomen worden.
Jesaja
19: 23
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in
Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24
Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het
midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de
woorden: Gezegend zij mijn volk
Egypte en het werk mijner handen, Assur,
en mijn erfdeel Israël.
Maar
voor deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor
Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse
Rijk zal de wereld in de eindtijd gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk
zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf
landen. Met zekerheid kunnen we vandaag de volgende landen al invullen: Israël,
Egypte, Turkije en Griekenland. Het vijfde land zal een nieuw Assyrië zijn, een
land dat heden nog gevormd dient te worden. Deze vijf landen zullen zich
verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige West-Romeinse
Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de kaart plaatsen. In
een later stadium geven de in totaal tien koningen of leiders hun macht over
aan een elfde leider. Dit dan tot slot in een notendop waar de verschillende
profetische Schriftgedeelten over gaan.
Definitie van het woord
Advent (Bijbelse Encyclopedie KOK, 1975): Latijn: Adventus, komst. Aanduiding van de komst van de Zoon van God in het
vlees, de incarnatie; voorts van Zijn wederkomst ten oordeel in de volheid der
tijden.
Volgens deze definitie
is met ADVENT niet alleen de voorbereidingstijd tot het Kerstfeest bedoeld,
maar ook een leven in de verwachting van de wederkomst van Christus in de
zogenaamde volheid der tijden. Dit laatste is een verwachting die het
traditionele christendom, ook wat er van overblijft in de tweede generatie
sinds de kerkverlating, niet meer kent. De verwachting van het traditionele
christendom is er een van als mens geboren worden, ouder worden, moeten sterven
en daarna de hemel (als het goed is), de overige wacht de traditionele hel. Dit
christendom heeft weinig of geen kennis van de Bijbel en laat zich al eens leiden
door leiders die hun geloof in de Bijbel, al tijdens hun opleiding in de
seminaries en/of Bijbelscholen als een gevolg van de Bijbelkritiek en de
evolutietheorie, verloren - opgegeven -, of er een eigen invulling aan gegeven
hebben.
De Bijbel leert nochtans
duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst van Christus. Deze komst
heeft Jezus tijdens zijn leven en bediening voorzegt, en werd door de
evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart wordt dezelfde
boodschap herhaald.
Handelingen 1:6 Zij
dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap
voor Israël?7 Hij
zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover
de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij
zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn
getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste
der aarde. 9 En
nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een
wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden,
terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die
ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de
hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien
varen. (NBG Vertaling 1951)
In het hiervoor
geciteerde Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De
verwachting namelijk van het herstel van koningschap van Israël en de
wederkomst van Jezus Christus op dezelfde wijze zoals bij Zijn hemelvaart.
Boven Jeruzalem is er duidelijk een voor onze ogen, onzichtbare deur naar die
andere dimensie van waar Jezus op God s tijd zal terugkomen. Naar de komst van
dit Rijk Gods hebben honderden en honderden miljoenen christenen bijna
tweeduizend jaar lang al, sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden. Het Onze
Vader namelijk zoals het in het evangelie opgetekend staat.
Matteüs 6:5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de
huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen
te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben
hun loon reeds. 6 Maar gij,
wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in
het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal
van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden
verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan
niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
9 Bidt
gij dan aldus:Onze Vader die in de
hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook
op de aarde. 11 Geef
ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de
heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de mensen hun
overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar
indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet
vergeven. (NBG Vertaling 1951)
Dit beloofde Koninkrijk
is komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals
bij de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar
Johannes, door God Zelf. De verwachting van het komende Godsrijk werd echter
als een gevolg van het lange uitblijven van de Messias, door het christendom al
vroeg in de geschiedenis opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in
de vierde eeuw tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot
staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men dat het Godsrijk door
mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden
als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle
heilsbeloften in de Bijbel, die betrekking op het volk Israël hadden, werden op
de kerk van nu, van toepassing gebracht. De duizend jaar dat satan volgens het
boek Openbaring, tijdens het komende Vrederijk gebonden zou worden, werd niet
meer letterlijk genomen, maar gezien als een zinnebeeld van de nieuwe tijd die
sinds Constantijn baan brak. Dat het sterven, de dood bleef heersen, nam men
erbij.
In de twintigste eeuw in
het jaar 1948, werd de staat Israël echter werkelijkheid. En dit slechts drie
jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het christelijke Europa
werden tijdens deze oorlog 6.000.000 Joden door de nazis opgejaagd en in
vernietigingskampen e. a. plaatsen vermoord. Vele overlevenden van de Holocaust
luisterden daarna naar de stem van de Zionistische beweging en besloten naar
Palestina te emigreren. Ook vanuit de Arabische wereld begon tegelijkertijd een
uittocht van Joodse mensen naar Israël. En het gevestigde christendom was
getuige van deze Bijbelse heils-feiten. De vraag zou moeten zijn: is het
herstel van het volk der Joden nu de vervulling van Oudtestamentische
profetieën of niet? En indien het antwoord ja is, moeten we de Bijbel opnieuw
en ditmaal los van alle tradities bestuderen. De Bijbelse profetieën betreffende
een derde herstel van de Joden in het oude land der vaderen zijn duidelijk
leesbaar en herkenbaar. Zo een voorbeeld is de profetie van Amos:
Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik
zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal
haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom
en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de
HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen
komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de
maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen
druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn
volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden
zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen
en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt
uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)
Vers 15 van het hiervoor
geciteerde Bijbelgedeelte van Amos leert een derde definitieve herstel van
Israël. Dit betekent dat de catastrofe van het jaar 70 AD met de vernietiging
van de Tempel te Jeruzalem door de Romeinse legers en de wegvoering van de
Joden in de diaspora niet het einde
is, maar de belofte van een herstel inhoudt, na een lang tijd-dal van inmiddels
bijna tweeduizend jaar.
De gevestigde kerken
zoals de Rooms-katholieke kerk, de oosterse orthodoxe kerken en vele
Protestantse kerkgenootschappen leren nochtans dat de kerk in de plaats van
Israël is gekomen en dat de Joden als heilsorgaan in de eerste eeuw van de
christelijke jaartelling, vervloekt en definitief door God opzijgezet werden.
Deze Kerkgenootschappen, het christendom, beschouwen zichzelf als het
geestelijke Israël uit de Bijbel. Alle beloften, die in het Oude Testament handelen
over het 'heil voor Israël' en over het Messiaanse Vrederijk, past het
christendom op zichzelf toe. Volgens de orthodoxe exegese is met de start van
de Kerk in 30 AD met Pinksteren, alle Oudtestamentische profetie vervuld. Het
volk Israël als uitverkoren volk van God heeft al 20 eeuwen voor hen afgedaan.
Er staan in de Bijbel
talloze profetieën die men nochtans moeilijk kan 'vergeestelijken' of
allegoriseren en op de Kerk toepassen. Bijbelse profeten zoals Joël en vele anderen
voorspelden Israëls herstel in de 'komende dagen'. Ik geef hierna één voorbeeld
weer dat voldoende moet zijn, namelijk de profeet Joël van het Oude Testament.
Naar het hierna volgende profetische gedeelte van Joël heeft de apostel Petrus
op de Pinksterdag bij de aanvang van de EKKLESIA of kerk, verwezen. Voor de
gevestigde kerken is de ganse profetie van Joël hiermee vervuld. De aandachtige
lezer(es) moet nochtans vaststellen dat de apocalyptische verzen 30 en 31 toen
niet zichtbaar waren.
Joël 2:28 Daarna zal het
geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw
dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen
zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal
Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en
op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat
de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat
ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion
en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de
ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.
Het zou duidelijk moeten
zijn dat slechts een gedeelte, een belangrijk gedeelte weliswaar, in 30 AD
vervuld werd. De daarop volgende verzen 30 en 31 liggen echter nog in de
toekomst.
Over de bloedmaan en de
dag des HEREN schreef ik op deze blog eerder op 29-07-14 een artikel: De profeet Joël en de bloedrode
maansverduistering.
Het wonderlijke is ook dat
alle tijdgenoten van de Joden uit de eerste eeuw van onze jaartelling,
verdwenen zijn. De volken van toen, hun talen en rassen zijn verdwenen.
Opgegaan in andere en nieuwe volken en talen. Het Latijn, de taal van de
verdrukkers van toen is tegenwoordig een dode taal. De Joden echter hebben hun
aard en religie bewaart en dit in de diaspora in den vreemde, ver weg van het
oude land der vaderen.
Een andere religie die
een derde herstel van Israël afwijst is de Islam. Soera 17 uit de Koran is hier
overduidelijk:
Soera
17:1 "Lofprijzing aan Hem, die
Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis (Mekka) naar het
Uiterste Bedehuis (Jeruzalem), welks omtrek Wij gezegend hebben, opdat Wij hem
van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben
Musa (Mozes) de Schrift gegeven
en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding voor de Zonen Israils: Neemt
u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3) Nakomelingschap van hen, die Wij met
Nuh (Noach) medevoerden. Hij
was een dankbaar dienaar. (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de
Schrift de beslissing gegeven:Gij zult op de aarde twee malen
verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot grote hoogte. (5) Wanneer de
tijd komt van de eerste der twee
aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren van Ons, toegerust met
hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en het zal een
verwerkelijkte aanzegging worden. (6) Daarna geven wij U weder de kans tegen
hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u talrijker in
krijgerscharen. (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt gij wel voor uzelven,
en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd
komt van de latere aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten
schenden en dat zij het bedehuis
binnendringen, zoals zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij
de plaats, waarover zij komen, geheel verwoesten. (8) Mogelijk, dat uw
Heer ulieden dan barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en maken Wij
Djahannam voor de ongelovigen tot een inperking." (Uit het Arabisch vertaald
door J.H.KRAMERS, 1976)
De Arabische Koran is
tot stand gekomen in de zevende eeuw na Christus. De Joden waren toen al zes
eeuwen eerder sinds 70 AD (en de laatste opstand en wegvoering in 135 AD) in de
diaspora, in de zogenaamde verstrooiing, ook in Arabië. Wanneer men de eerste
acht verzen van Soera 17 doorneemt merkt men dat de Koran een herstel van
Israël in het oude land der vaderen, uitsluit. Er staan geen jaartallen
vermeldt in de Koran, maar vanuit de Bijbel en de wereldgeschiedenis herkennen
we in de eerste aanzegging de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs in het
jaar 586 v. Chr. De tweede aanzegging geschiedde in het jaar 70 AD toen de
Romeinen onder leiding van Titus de stad en Tempel verwoesten. En dan staat er
vervolgens de waarschuwing in Soera 17:8 Indien gij terugkeert, en de
waarschuwing met Djahannam voor de teruggekeerde ongelovigen. Het woord
Djahannam is het Arabische woord voor hel (een Nederlands woord dat ontleend is
van de Germaanse mythologie): een plaats van foltering.
Er is voor Israël in de Koran
geen derde herstel beloofd. Twee maal slechts werd het hun vergund een
nationale staat te hebben. Daarom ook wordt de staat Israël sinds 1948 als een
doorn in het Arabische/Islamitische vlees ervaren. Een doorn die verwijderd
moet worden. Voor Islamitische fundamentalisten is de Koran grondwet en is een
Joodse staat in het Midden-Oosten onaanvaardbaar.
De Joden die in 70 AD in een wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn
in deze volken-zee echter bewaard gebleven, zij het dikwijls onder heel zware
verdrukking. Sinds 1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude
land der vaderen: Israël. Een nationaal herstel dat onder grote moeilijkheden
gehandhaafd wordt.
Onder diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken
van de Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de
seculiere staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van
het derde millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. De seculiere
Joodse staat die anno 1948 opgericht werd schept namelijk de voorwaarde tot het
in vervulling gaan van de Bijbelse profetieën in verband met het beloofde derde
herstel.
In de profetische boeken van de Bijbel vinden we alle gebeurtenissen in
detail beschreven, die zullen leiden tot de wederkomst van Messias Jezus. Zie het artikel op deze blog van
31-07-2014: De zeventig jaarweken van de profeet Daniël. Men kan het
vergelijken met een spoorboekje waar alle stations in beschreven staan die men
zal aandoen, alvorens zijn bestemming te bereiken.
In de tussen-tijd geldt het Woord van de Heer Jezus Christus aan zijn
Joodse discipelen:
Matteüs 24:3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn
discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat
is het teken van uw komst en van de
voleinding der wereld? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat
niemand u verleide! 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben
de Christus, en zij zullen velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van
oorlogen en van geruchten van oorlogen.
Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk,
en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en
aardbevingen zijn. 8 Doch dat alles is het begin der weeën.
Micha 1:1
Het woord des HEREN, dat tot Micha, de Morastiet, kwam in de dagen van Jotham,
Achaz, Jehizkia, koningen van Juda, hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en
Jeruzalem.
De naam
van de profeet Micha is een verkorte vorm van de naam Michajah wat betekent: Hij
die is als de HERE". Zoals het eerste vers hierboven geciteerd, trad de
profeet op in dagen van de koningen van Juda: Jotham, Achaz en Jehizkia. Op de
tijdsbalk zitten we voor deze koningen in de jaren van 750 tot 694 v. Chr. Dat
maakt van de profeet Micha een tijdgenoot van de profeet Jesaja. De bediening
van Jesaja duurde langer in tijd aangezien deze profeet zijn bediening al een
generatie eerder, in de dagen van koning Uzzia van Juda, begon.
Jesaja
1:1 Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en
Jeruzalem in de dagen van Uzzia,
Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.
In het
eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Micha lijkt het dat Micha (1:2-4) zijn
bediening begon ten tijde van een meganatuurcatastrofe. Ik vermoed dat het de
catastrofe van het jaar 748 v. Chr. was (Genesis versus Egyptologie, hoofdstuk
22) die de bediening van Micha zag aanvangen. Het was dan nog 31 jaar tot de
val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in Assyrische
ballingschap (Micha 1:5-7).
Sommige
van de oordeel-aankondigingen over Juda en Samaria zijn bij de profeten Micha
en Jesaja dezelfde. Dit was voer voor de Bijbelkritiek, wanneer deze in de
tweede helft van de negentiende eeuw echt op gang kwam. De profeten zouden van
elkaar gekopieerd hebben enz. Voor iemand die gelooft dat de Bijbel het Woord
van God is, is dit uiteraard onzin. Het gaat hier tenslotte niet om de woorden
van de profeten maar om het Woord van God dat Hij via deze mensen doorgaf.
Paulus
aan de Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele
malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2
heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij
gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld
geschapen heeft.
Net
zoals Paulus eertijds aan de Hebreeën schreef dat God vele malen en op vele
wijzen tot de profeten sprak, is het logisch dat dezelfde boodschap met
dezelfde woorden is doorgegeven.
De
brief van Paulus aan de Hebreeën is overigens nog zo een voorbeeld van ijdel
gepraat van de Bijbelkritiek. Aangezien de brief aan de Hebreeën in ons Nieuwe
Testament geen afzender opgeeft mag/moet/kan er getwijfeld worden aan de
identiteit van Paulus als briefschrijver. En de brief van Paulus aan de
Hebreeën waar de apostel Petrus naar verwijst, zou dan verloren gegaan zijn?
2
Petrus 3: 14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting,
onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, 15 en houdt de
lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u
geschreven heeft, 16 evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen
spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en
onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de
overige schriften.
Dit is bij
de studie van de Bijbelboeken niet mijn uitgangspunt. Met dit artikel wil ik een
bijzonder chronologisch onderdeel van de profeet Micha behandelen. De tijdskloof namelijk die er zit in tussen
vers 2b en vers 3 van het hierna volgende citaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt
gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een
heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der
eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren
zal, gebaard heeft.
( Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het overblijfsel zijner broederen
terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal
Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam
des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn
tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
De
profetie van Micha over de geboorteplaats van de Messias of Christus is
wereldwijd bekend vanwege het Kerst-gebeuren. Het gehucht Bethlehem is de
plaats waar de Heiland in het jaar vijf voor Christus in de vijfde maand Ab
(juli/augustus) geboren werd. Toen de Magi uit het Oosten aan het hof van
Herodes de Grote navraag kwamen doen naar de geboorte van de Koning der Joden
werd op bevel van Herodes de Joodse Schriftgeleerden er bij gehaald die daarop aan
Herodes de Boekrol van de profeet Micha citeerden:
Matteüs
2:1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van
koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2 en vroegen:
Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het
Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3 Toen koning
Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4 En hij
liet al de over-priesters en Schriftgeleerden van het volk vergaderen en
trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5 Zij zeiden
tot hem: Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6 En gij, Betlehem, land van Juda, zijt
geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman
voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.
De
evangelist Matteüs die zijn geschiedenis van de eerste komst van de Christus in
het Grieks neerschreef gebruikte voor het citaat van de profeet Micha, de
Griekse Septuagint LXX vertaling, en vandaar het verschil in schrijfwijze
tussen het citaat van Micha uit het Hebreeuwse Oude Testament zoals het door de
Masoreten is overgeleverd en de Griekse vertaling van de LXX.
De
Statenvertaling is de Hebreeuwse grondtekst trouw gebleven en geeft het citaat
als het volgt weer:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van
Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en
Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De NBG
Vertaling van 1951 heeft hier de Statenbijbel gevolgd.
NBG 5:1
En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong
is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.
De
juiste vertaling is belangrijk voor het eenvoudig herkennen van juist wie in de
profetie, de beloofde Heerser is. Het is namelijk de Messias/ Gezalfde/ Christus,
de Zoon van God, de HERE God zelf, die mens werd en het kleinste dorp van Juda
uitkoos voor Zijn geboorte in de wereld.
Micha
5: 2
Daarom zal Hij hen prijsgeventot
de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft.
De
voorzegging van de profeet Micha was nochtans een oordeel-aankondiging voor
zijn tijdgenoten. Het volk van Juda dat zijn eigen weg ging zou in ballingschap
naar Babylon weggevoerd worden. Zij zouden prijs gegeven worden:
Micha
4:10 Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want
thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, en gij zult
naar Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden; daar zal de HERE u
verlossen uit de macht van uw vijanden.
De
profeet Jesaja, de tijdgenoot van de profeet Micha had dezelfde boodschap voor
het volk:
Jesaja
39: 6 zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw
vaderen opgestapeld hebben tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd.
Niets zal er overblijven, zegt de HERE. 7 En van uw zonen, die uit u voortkomen
zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het
paleis van de koning van Babel.
Ik
herhaal nogmaals; dit is geen plagiaat, maar twee profeten die vanwege de ernst
van de zaak, hetzelfde oordeel aankondigen. En de profeet Micha verwittigde het
volk dat zij door God prijsgegeven zouden worden tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. En dit is in de
geschiedenis van Israël letterlijk uitgekomen. Na Babylon, namen de Meden en de
Perzen de heerschappij over, gevolgd door de Grieken en daar vanaf 63 v. Chr.
de Romeinen.
Micha 3:12
Daarom zal om uwentwil Sion als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal
worden tot steenhopen, ja de tempelberg tot woudhoogten.
Er
waren in de lange periode vanaf de Babylonische Ballingschap (605/536 v. Chr.)
tot aan de Romeinse periode (63 v. Chr.) af en toe lichtpuntjes zoals de
terugkeer van een overblijfsel uit de ballingschap, de herbouw van de tempel
onder Ezra en Nehemia tijdens de Perzische heerschappij. Maar het koningschap
was verdwenen. Wat bleef was de belofte van het herstel. Voor een gelovig
overblijfsel van Israël was het nu wachten op degene die baren zou, op de geboorte van de Gezalfde, de Koning
der koningen.
De
profeet Jesaja had degene die baren zou eveneens voorspeld:
Jesaja
7: 14
Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden
en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.
In het
Nieuwe Testament wordt deze profetie vervuld in Maria van het huis van David.
Zie Lucas 1:26-38 en Matteüs 1;18-25
En de
profeet Jesaja geeft twee verschillende facetten van de verwachte Heerser door;
een Heerser namelijk maar tegelijkertijd ook een Knecht.
Jesaja
53: 1
Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN
geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een
wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem
zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. 3
Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met
ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en
wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen,
en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door
God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was
op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen
dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE
heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld,
maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat
ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn
scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
Maar nu
verder met de profetie van Micha. Ik herhaal voor de goede orde nogmaals het
Bijbelcitaat:
Micha 5:1
En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u
zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is
van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom
zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft.
( Tijdskloof
van inmiddels 2018 jaar)
Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren
met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan
en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN,
zijns Gods; en zij zullen rustig wonen,
want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.
Het
profetisch Bijbelgedeelte van vers 2b en verder is tot op heden niet vervuld
geworden. De Heer Jezus Christus werd als Gezalfde, als Messias bij zijn eerste
komst door zijn generatie afgewezen met als een gevolg dat de belofte van
herstel uitgesteld werd. In de tussentijd wordt al bijna gedurende twintig eeuwen
de EKKLESIA uitgeroepen, en kennen we daarnaast het verdeelde Christendom.
De
belofte van een derde herstel van het koningschap van Israël van de profeten
zoals o.a. Micha, blijft echter geldig. De Joden die in 70 AD in een
wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in deze volken-zee bewaard gebleven (wat
in wezen wonderlijk is), zij het dikwijls onder heel zware verdrukking. Sinds
1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude land der vaderen:
Israël. Een nationaal herstel dat echter onder grote moeilijkheden gehandhaafd
wordt. De belofte van de profeet Micha: en zij zullen rustig wonen, want nu
zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn., ligt
nog ver weg. Hier gelden namelijk andere wetmatigheden.
Onder
diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de
Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de seculiere
staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van het derde
millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. En regelmatig loopt
men de laatste zestig+ jaar, op de te verwachten feiten vooruit.
Het
hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Hosea verklaart in een notendop hoe
het allemaal in de toekomst in zijn werk zal gaan.
Micha
5:15b.. Ik
zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer
het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de
HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal
ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage
zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij
willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is
zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land
besproeit. (NBG Vertaling 1951)
De
uitleg van dit Bijbelcitaat zou als het volgt kunnen gegeven worden: in vers
15b wordt de Hemelvaart van de Messias in 30 AD beschreven: Ik zal heengaan,
Ik wil wederkeren naar mijn plaats. Het woord: totdat slaat op de tijdskloof
van inmiddels 1984 jaar. Wanneer het hun bang te moede is, slaat op een
komende verdrukking waaruit zij op God zullen roepen. Hoofdstuk 6:1 leert de
collectieve bekering op één dag van een rest van Israël. En volgens vers 2 is
er onder de rest van Israël dan een kennen, een weten van wat er twee dagen of
tweeduizend jaar eerder in het jaar 30 AD gebeurd is en beseft men vanaf dat
ogenblik dat de derde dag van de wederoprichting aller dingen nabij is.
Dan pas
zal ook de profetie van Joël haar volledige vervulling kennen:
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen
mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde,
bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon
zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en
geduchte dag des HEREN komt. 32 En het
zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden,
want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd
heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951
vertaling)
De
geciteerde profetie van Joël gaat pas in vervulling op het einde van de
Bijbelse eindtijdperiode en aldus niet anno 2014/2015 zoals een aantal
data-hoppers tegenwoordig beweren. Al de profetische Bijbelcitaten van dit
artikel hebben trouwens betrekking op de eindtijdperiode met een duur van zeven
jaar. Deze periode is dan nog eens verdeeld in twee schijven van 3 ½ jaar. De
Grote Verdrukking of Jacob s benauwdheid vangt aan in de helft van de
zevenjarige eindtijdperiode.
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien
tijde, wanneer Ik een keer zal brengen
in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik
zal aldaar met hen in het gericht treden (NBG 1951 vertaling)
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd.
Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige
eindtijd-periode, de 70ste jaarweek van de profeet Daniël.
En het hierna
volgende citaat is niet het al lang gehoopte Utopia, maar een in de Bijbel
beloofd Vrederijk dat pas werkelijkheid zal worden bij de komst van de Messias.
Micha 4:1 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de
berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal
verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen, 2 en
vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des
HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen
en opdat wij zijn paden bewandelen. Want
uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal
richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre
landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot
snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij
zullen de oorlog niet meer leren. 4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder
zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de
mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken.
Dan pas
zal de volledige profetie van Micha hoofdstuk 5, waar we momenteel een
tijdskloof van 2700 jaar in herkennen, in vervulling gaan. De lange tijdskloof
wordt door de profeet Hosea duidelijk weergegeven:
Hosea
3: 4
Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder
vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. 5 Daarna
zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun
koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil in de dagen der toekomst.
Maar
eens, op Gods tijd, wordt de profetie van Micha werkelijkheid:
Micha 5:2b.. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de
Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en
hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns
Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden
der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt.
Wanneer
we dit Bijbelcitaat vers per vers in ogenschouw nemen dan merken we vooreerst
de uiteindelijke terugkeer van een overblijfsel van alle stammen van Israël naar
het land. Een land dat dan vrede kent nadat de Assyriër van de eindtijd er door
geraasd heeft. Vers vier van het Bijbelcitaat hierboven, heeft zich in de
geschiedenis van het oude Israël nooit voorgedaan. Dit betekent, wanneer naar
onze tijd getransponeerd, dat er noordelijk van de moderne staat Israël in de
toekomst nog een nieuwe staat tot stand zal komen: het Assyrië van de eindtijd
met aan het hoofd de koning van het Noorden van de profeet Daniël (11:40-45).
Sefanja
2:13 En Hij zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur
te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn.
Het
slot van het Bijbelboek Micha is hoopgevend:
Micha
7: 19
Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden.
Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. 20 Gij zult trouw
bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van oude dagen af
aan onze vaderen hebt gezworen.
In het
geprofeteerde Vrederijk zal ook een overblijfsel van de Volken hun plaats en
hun herstel vinden:
Jesaja
19:23 Te dien dage zal er een
heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in
Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de
derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat
de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn
volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.
Sinds
het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig
jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene
ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan.
Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met
uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht
en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele nog te
volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek stilstaan en
een evaluatie maken.
Toen ik
aan het boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST anno 1984 werkte was Europa nog met een
ijzeren gordijn in twee machtsblokken verdeeld en heerste er een koude oorlog
met de Sovjet-Unie en haar Oost-Europese satellietstaten. De Berlijnse muur was
nog niet neergekomen en het leek erop dat deze situatie nog decennia lang zou
voortduren. In feite had niemand zicht in 1985 op hoelang de Duitse deling nog
zou duren. Geen een van de westerse leiders in het jaar 1989 had het slopen van
de Berlijnse muur voorzien. Niemand had dit ook zo snel verwacht. De auteur Sebastian
Haffner schreef zelfs een hoofdstuk over de onwaarschijnlijkheid van een
toekomstige hereniging neer in zijn boek Von Bismarck zu Hitler dat in 1987
uitgegeven werd. Achteraf bekeken was de getallen symboliek nochtans heel
treffend. Duitsland dat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog op zulk een
verschrikkelijke manier aan het Joodse volk vergrepen had, werd in 1945
verslagen en daarop vier jaar lang bezet. In 1949 werd in het westen de
Bondsrepubliek opgericht en onder Russische voogdij in het oosten de DDR. Wat volgde was een deling die exact veertig
jaar geduurd heeft. Vier en veertig zijn getallen die in de Bijbel dikwijls
met een oordeelsperiode te maken hebben. We hebben dus heel duidelijk, voor wie
het zien wil, metahistorie zien plaatsvinden. Het was een vervulling van
Bijbelse profetie geweest. De uiteindelijke hereniging van de beide Duitslanden
had ik op basis van het Profetische Woord van de Bijbel in mijn boeken
voorspeld.
Israël
stond in de tijd van de koude oorlog, in het westerse kamp en kon bij westerse
mensen op veel sympathie rekenen. Tegenwoordig heeft Israël alle krediet
verloren. Het land is in de media en in de geesten der mensen uitgegroeid van
een David naar een Goliath. Het rollenpatroon is omgekeerd en het is duidelijk
dat Israël de mediaoorlog verloren heeft. Het antisemitisme bestrijkt dezelfde
toppen als in de jaren dertig van de vorige eeuw. Ook is er het taalgebruik dat
de systematische uitmoording van de Joden in Europa tijdens de Tweede
Wereldoorlog minimaliseert, er een detail van maakt. Dat gebeurt op allerlei
manieren, onder meer door gelijkstelling van de situatie van de Palestijnen
onder Israëlisch militair bestuur aan die van de Joden tijdens de Holocaust.
Sinds
1985 is er in en rond Israël heel wat in beweging. In 1991 was het met enige
verbazing dat ik merkte hoe de toenmalige Amerikaanse president Bush Sr., na de
eerste Golfoorlog, de woorden een nieuwe orde in de mond nam en deze slagzin
lanceerde in het vooruitzicht op een algemene vredesregeling voor het
Midden-Oosten. Sindsdien hanteren zijn geestgenoten dezelfde retoriek om hun
wens naar een nieuwe orde uit te drukken. De titel van mijn boek had ik echter ontleend
aan Hitler en zijn nazis die ook naar een nieuwe orde en een Duizendjarig Rijk
streefden. Ik zag het als een menselijk streven voor het oprichten van een
Utopia, een pseudo-messiaans vrederijk, net zoals Nimrod in den beginne.
Dezelfde demonen zijn nog altijd aan het werk.
Dat
vader-Bush de titel van mijn boek in de mond nam, vond ik boeiend. Na de eerste
Golfoorlog van 1990/1991 volgde in de geest van deze nieuwe orde, dan ook de
eerste poging tot een vredesregeling met Israël en zijn buurlanden te komen.
Het resultaat was de zogenaamde Madrid-conferentie
van november 1991. Onder leiding van
Sovjet-Rusland en de VS zaten Israël en al zijn buurlanden aan de
onderhandelingstafel. De Palestijnen hadden samen met de Jordaanse delegatie
een vertegenwoordiging. De PLO van Arafat zat alsnog geïsoleerd in Tunis. Het
was de eerste keer in de geschiedenis sinds 1948 dat alle partijen aan één
tafel zaten. Dit laatste was op dat moment het enige resultaat van de
vergadering, naast het feit dat de Palestijnse afvaardiging akkoord ging om
over een autonomie van de zogenaamde bezette gebieden met Israël verder te
onderhandelen. Een tweede ronde is er niet gekomen. Hetzelfde jaar verdween de
Sovjet-Unie om plaats te maken voor een nieuw Rusland. Het jaar daarop werd
voor Bush Sr. een verkiezingsjaar dat hij verloor van Bill Clinton. Het
resultaat daarvan waren twee ambtstermijnen van vier jaar voor Clinton met een
administratie die gedreven was om vrede tussen Israël en de Arabieren te
brengen.
Wat
namelijk volgde waren de Oslo-verdragen waar Israël, onder supervisie van de
VS, tot een akkoord kwam met de PLO onder leiding toen van Arafat. Deze man
zetelde tot dan in Tunis nadat hij eerder in 1982 door Israël uit Beiroet
verjaagd was. Het akkoord voorzag in autonome gebieden voor de Arabieren in
Gaza, Samaria en Judea en dit volgens etappes, volgens het zogenaamde
stappenplan. Gaza werd voor een gedeelte autonoom Arabisch gebied. Wat de
Israëlische premier Rabin in gang zette heeft hij niet kunnen beëindigen. De
man werd in het openbaar in Israël vanwege zijn vredespolitiek vermoord. Zijn
opvolgers waren minder bereid tot het opgeven van land zonder een
allesomvattend akkoord.
En na de
opvolging van Clinton door Jr. Bush verdween ook alle druk van de VS op Israël
en gingen alle vredesvoorstellen de koelkast in. Na 11 september 2001 met de terroristische aanval in New York op het
World Trade Center, ontbrandde namelijk de WAR
ON TERROR van de VS tegen Al Qayda en kreeg alle aandacht. Als een gevolg
van de WAR ON TERROR en de totaal gewijzigde wereldsituatie, begon ik aan het
vervolledigend vervolg van mijn eerder uitgeven boek. Het resultaat was: WAR ON TERROR! DE APOCALYPS? dat in
2008 bij Shopmybook.com via het internet beschikbaar werd.
Het
wereldgebeuren ontwikkelt zich volgens modellen en profetische lijnen in de
Bijbel, merkte de Bijbelvorser wijlen Huib Verweij al eerder op.
In het artikel: ALEXANDER DE GROTE van
14-06-2014 op http://bloggen.be/robertdetelder/
, verwees ik o.a. naar de inname van de stad Tyrus door het leger van
Alexander de Grote. Ik vermelde toen dat Alexander een dam naar het eiland
Tyrus voor de Libanees/Fenicische kust had laten aanleggen. Hij had hiervoor
het puin gebruikt van een vorige belegering in de zesde eeuw voor Christus door
de Babyloniër Nebukadnezar. Met dit artikel wil ik de twee verschillende belegeringen
van Tyrus belichten. De Bijbelse profeten Jesaja en Ezechiël hadden namelijk nauwkeurig
de ondergang van Tyrus voorspeld.
De naam
Tyrus betekent: rots en verwijst naar de rots waar de stad op gebouwd was. Het
was een Fenicische handelsstad aan de oostelijke Middellandse Zeekust die met
haar schepen de link vormde tussen de kustlanden en Klein-Azië. De handel die normaal
gezien een kanaal moet zijn tussen producent en consument werd door de hoogmoedige
koning van Tyrus misbruikt om een machtspositie te verkrijgen. Hierna de
woorden van de profeet Ezechiël tegen de vorst van Tyrus:
Ezechiël 28:1 Het woord des HEREN
kwam tot mij: 2 Mensenkind, zeg tot de
vorst van Tyrus: zo zegt de Here HERE: omdat uw hart hoogmoedig geworden is
en gij zegt: ik ben een god, een
godenwoning bewoon ik midden in zee, terwijl gij een mens zijt en geen god
en gij in uw hart uzelf gelijkstelt met een god; 3 voorzeker, gij zijt wijzer
dan Daniël, geen geheim is voor u verborgen; 4 door uw wijsheid en uw
inzicht hebt gij u een vermogen verworven en goud en zilver verzameld in uw
schatkamers; 5 door uw wijs beleid bij de handel hebt gij uw vermogen
vermeerderd, en uw hart is trots
geworden op uw vermogen. 6 Daarom, zo zegt de Here HERE, omdat gij
in uw hart uzelf gelijkgesteld hebt met een god, 7 daarom, zie, Ik breng
vreemdelingen over u, de gewelddadigste der volken; die zullen hun zwaarden
trekken tegen de luister van uw wijsheid en uw glans ontwijden. 8 In de groeve
zullen zij u doen neerdalen, gij zult de bittere dood der gesneuvelden sterven,
midden in zee. 9 Zult gij dan nog zeggen: ik ben een god terwijl gij een
mens zijt en geen god als gij staat tegenover hem die u doodt en in de
macht zijt van wie u neerslaan? 10 De dood der onbesnedenen zult gij sterven
door de hand van vreemdelingen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van
de Here HERE. (NBG Vertaling 1951)
De
Bijbelse profeet Jesaja had al veel eerder dan Ezechiël in het jaar 720 v. Chr.
een serie profetieën uitgesproken waaronder één in het bijzonder aan Tyrus
gericht. Een profetie die 122 jaar later zou uitkomen:
Jesaja
23:1 De Godsspraak over Tyrus. Jammert,
gij schepen van Tarsis, want het is verwoest, zodat er geen huis meer is;
sedert zij kwamen uit het land der
Kittiërs (KITTIM), is het hun bekend geworden. 2 Verstomt, gij bewoners van
het kustland; de handelaars van Sidon, die de zee bevaren, hebben u verrijkt; 3
over de grote wateren kwam het zaad van Sichor
(zwarte rivier: de Nijl), de oogst van de Nijl was zijn inkomen, en het was de
koopwaar der volken. 4 Sta beschaamd, Sidon, want de zee, de vesting der zee,
zegt: Ik heb geen weeën gehad noch gebaard, geen jonge mannen grootgebracht,
geen meisjes opgevoed. 5 Als de tijding Egypte bereikt, beeft men bij die
tijding over Tyrus. 6 Steekt over
naar Tarsis, jammert gij bewoners
van het kustland! 7 Is dit uw
uitgelaten (stad), welker oorsprong is
van de dagen van ouds, welker voeten haar wegdroegen om zich in
verre landen te vestigen? 8 Wie heeft dit over Tyrus besloten, dat over kronen
beschikte, welks handelaars vorsten, welks kooplieden geëerden der aarde waren?
9 De HERE der heerscharen heeft het besloten om heel die pralende trots te
ontluisteren, om alle geëerden der aarde verachtelijk te maken. 10 Overstroom
uw land als de Nijl, dochter van Tarsis, er is geen dam meer. 11 Hij heeft zijn
hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft koninkrijken doen beven; de HERE heeft
aangaande Kanaän bevel gegeven zijn vestingen te verwoesten, 12 en Hij heeft
gezegd: Gij zult niet langer uitgelaten zijn, gij onteerde maagd, dochter van
Sidon. Sta op, steek over naar de Kittiërs; zelfs daar zal u geen rust
beschoren zijn. 13 Zie, het land der Chaldeeën dit volk, dat niet meer
bestaat; Assur bestemde het voor de woestijndieren; zij richtten hun
stormtorens op, zij slechtten zijn burchten , men maakte het tot een bouwval.
14 Jammert, schepen van Tarsis, want uw vesting is verwoest.
15 En
het zal te dien dage geschieden, dat
Tyrus vergeten zal worden, zeventig jaar
lang, de dagen van één koning. Ten einde van zeventig jaar zal het Tyrus
vergaan naar het lied op de hoer: 16 Neem de citer, ga rond door de stad,
verlaten hoer! Speel mooi, zing veel, opdat men aan u denke. 17 Zo zal het
geschieden, ten einde van zeventig jaar,
dat de HERE Tyrus bezoeken zal, zodat zij weer aan hoerenloon komt en hoereert
met alle koninkrijken der aarde op de aardbodem.
18 Dan zal
haar winst en haar hoerenloon de HERE heilig wezen; het zal niet opgehoopt noch
bewaard worden, maar haar winst zal zijn voor hen die voor het aangezicht des
HEREN wonen, om tot verzadiging te eten, en om zich sierlijk te kleden. (NBG
Vertaling 1951)
Het
land der Kittiërs of KITTIM bevond zich in de kustlanden. De kustlanden zijn in
de Bijbel de Europese landen aan de Middellandse Zeekust (Numeri 24:24). De
stamvader KITTIM was een zoon van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach.
Hun oorsprong gaat aldus terug tot de periode na de Grote Vloed. De dagen van
ouds zoals het in vers zeven van het Bijbelcitaat van Jesaja vermeld staat.
Genesis
10:1 Dit zijn de nakomelingen der zonen van Noach: Sem, Cham en Jafet;
hun werden namelijk zonen geboren na de vloed. 2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de
zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar
dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal,
naar hun geslachten, onder hun volken. (NBG Vertaling 1951)
De
profetie van Jesaja, betreffende de periode van zeventig jaar in vers 15, werd
vervuld ten tijde van Nebukadnezar. De profeet Jeremia maakt duidelijk dat toen
niet alleen Juda dienstbaar aan Babylon zou zijn, maar ook de buurvolken:
Jeremia
25: 11
dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze
volken nu zullen de koning van
Babel dienstbaar zijn zeventig jaren;
12 maar na verloop van zeventig jaren
zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord des HEREN, hun
ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeën, en Ik zal dat tot
eeuwige woestenijen maken. (NBG Vertaling 1951)
Na de
val van Babylon en de aanvang van de Medisch-Perzische heerschappij over het
gebied kon Tyrus zich herstellen en verplaatste zijn activiteiten naar een
eiland voor de kust waar de stad herbouwd werd. De oorspronkelijke door
Nebukadnezar vernietigde stad bleef in puin achter.
Het was
de nieuwe stad Tyrus die door de bekende historicus Herodotos (ca. 490/425 v.
Chr.) bezocht werd.
Herodotos Boek 2:44. I moreover, desiring to know something
certain of these matters so far as might be, made a voyage also to Tyre of Phenicia, hearing that in that
place there was a holy temple of
Heracles; and I saw that it was richly furnished with many votive offerings
besides, and especially there were in it two pillars, the one of pure gold and
the other of an emerald stone of such size as to shine by night: and having
come to speech with the priests of the god, I asked them how long time it was
since their temple had been set up: and these also I found to be at variance
with the Hellenes, for they said that at
the same time when Tyre was founded, the temple of the god also had been set up,
and that it was a period of two thousand
three hundred years since their people began to dwell at Tyre. I saw also
at Tyre another temple of Heracles, with the surname Thasian; and I came to
Thasos also and there I found a temple of Heracles
set up by the Phenicians, who had sailed out to seek for Europa and had
colonised Thasos; and these things happened full five generations of men
before Heracles the son of Amphitryon was born in Hellas. So then my
inquiries show clearly that Heracles is
an ancient god, and those of the Hellenes seem to me to act most rightly
who have two temples of Heracles set up, and who sacrifice to the one as an
immortal god and with the title Olympian, and make offerings of the dead to the
other as a hero.
De reden
voor de reis van Herodotos naar Tyrus was de bezichtiging van een tempel aldaar,
opgedragen aan de god Heracles. De tempel was kostbaar versierd met binnen twee
pilaren, één van zuiver goud en de ander van emerald die in het bijzonder de
aandacht van Herodotos trok. De priesters van Heracles deelden Herodotos mede
dat hun tempel ruim 2300 jaar oud was en dit vanaf de grondvesting van de stad.
Dit was
uiteraard grootspraak van de priesters van Heracles want zij lieten Herodotos
tenslotte een nieuwe tempel zien aangezien de oude tempel na het jaar 598 v.
Chr. door de legers van Nebukadnezar vernietigd werd. De ouderdom van 2300 jaar
ten tijde van Herodotos kan chronologisch gezien, ook niet, maar zal eerder
liggen bij circa 2200 v. Chr., wat uiteraard ook nog een respectabele ouderdom
is. We zitten in ieder geval voor het begin van Tyrus in de periode niet lang
na de Grote Vloed. En dit is ook de tijdsperiode waar de eerder geciteerde
profeet Jesaja naar verwijst:
Jesaja
23:6 Steekt over naar Tarsis, jammert gij bewoners van het kustland! 7 Is dit uw
uitgelaten (stad), welker oorsprong is
van de dagen van ouds, welker voeten haar wegdroegen om zich in verre
landen te vestigen?
De
dagen van ouds gaan terug tot de dagen van Nimrod en de grote opstand en trek.
En het wordt echt boeiend wanneer we in de Bijbelse Nimrod de vergoddelijkte
Heracles uit de Griekse Mythologie herkennen. (Zie: DE WERELDWIJDE VLOED,
Tjarko Evenboer, 2012, hoofdstuk 7, blz.266-275)
Het is
tegen deze stad en afgodendienst dat de Hebreeuwse profeten moesten getuigen.
De historicus
Flavius Josephus heeft eveneens de geschiedenis van de belegering van Tyrus
door Nebukadnezar neergeschreven:
Flavius Josephus, Against Apion, Book 1.21
21. These accounts agree with the true histories in
our books; for in them it is written that Nebuchadnezzar,
in the eighteenth year of his reign, laid our temple desolate, and so it
lay in that state of obscurity for fifty years; but that in the second year
of the reign of Cyrus its foundations were laid, and it was finished again in
the second year of Darius. I will now add the records of the Phoenicians; for it will not be superfluous to
give the reader demonstrations more than enough on this occasion. In them we
have this enumeration of the times of their several kings: "Nabuchodonosor besieged Tyre for
thirteen years in the days of Ithobal,
their king; after him reigned Baal, ten years; after him were judges appointed,
who judged the people: Ecnibalus, the son of Baslacus, two months; Chelbes, the
son of Abdeus, ten months; Abbar, the high priest, three months; Mitgonus and
Gerastratus, the sons of Abdelemus, were judges six years; after whom Balatorus
reigned one year; after his death they sent and fetched Merbalus from Babylon,
who reigned four years; after his death they sent for his brother Hirom, who
reigned twenty years. Under his reign Cyrus became king of Persia." So
that the whole interval is fifty-four
years besides three months; for in the
seventh year of the reign of Nebuchadnezzar (598/597 v. Chr.) he began to besiege Tyre, and Cyrus the Persian took
the kingdom in the fourteenth year of Hirom. So that the records of the
Chaldeans and Tyrians agree with our writings about this temple; and the
testimonies here produced are an indisputable and undeniable attestation to the
antiquity of our nation. And I suppose that what I have already said may be
sufficient to such as are not very contentious.
Flavius
Josephus geeft in zijn apologetisch geschrift tegen Apion heel wat
chronologische gegevens tot het juist verankeren van de belegering van Tyrus
door het leger van Nebukadnezar op de tijdsbalk. Josephus had in zijn dagen de
beschikking over de koningslijsten van Fenicië die in overeenstemming waren met
die van de Bijbel.
Maar nu
verder aandacht voor de profetie van Ezechiël:
Ezechiël
26:1 In het elfde jaar nu, op de eerste der maand, kwam het woord des
HEREN tot mij: 2 Mensenkind, omdat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: ha!
verbroken is zij, die deur der volken; naar mijn kant staat zij open; nu zij
vernield is, krijg ik volop; 3 daarom, zo zegt de Here HERE: zie, Ik zàl u,
Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt. 4 Die
zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook het puin zal
Ik eruit wegvegen en het maken tot een
kale rots. 5 Een droogplaats
voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het gesproken,
luidt het woord van de Here HERE. Het zal de volken ten buit worden 6 en de
dochters op het vasteland zullen met het zwaard gedood worden; en zij zullen
weten, dat Ik de HERE ben.
7 Want
zo zegt de Here HERE: Zie, tegen Tyrus
breng Ik van uit het noorden Nebukadressar,
de koning van Babel, de koning der koningen, met paarden, wagens, ruiters
en met een geweldige menigte voetvolk. 8 Uw dochters op het vasteland zal hij
met het zwaard doden. Hij zal tegen u een schans oprichten, een wal opwerpen en
een schilddak opstellen. 9 Het gebeuk van zijn stormrammen zal hij tegen uw
muren richten en uw torens met zijn breekijzers afbreken. 10 De menigte van
zijn paarden zal u met stofwolken overdekken. Van het rumoer der ruiters, der
wielen en der strijdwagens zullen uw muren schudden, als hij uw poorten
binnentrekt, zoals men binnentrekt in een veroverde stad. 11 Met de hoeven
zijner paarden zal hij al uw straten stukstampen; uw inwoners zal hij met het
zwaard doden, uw sterke zuilen zullen ter aarde vallen. 12 Uw bezit zullen zij
roven en uw handelswaren buitmaken, uw muren omverhalen, uw kostbare huizen
afbreken, uw stenen, balken en puin in het water werpen. 13 Ik zal een einde
maken aan het geklank van uw liederen, het geluid van uw citers zal niet langer
worden gehoord. 14 Ik zal u maken tot
een kale rots; een droogplaats voor netten zult gij worden, gij zult niet
meer worden herbouwd. Want Ik, de HERE, heb het gesproken, luidt het woord van
de Here HERE. 15 Zo zegt de Here HERE tot Tyrus: Zullen de kustlanden niet beven van het gedreun van uw val, als de
gewonden kermen en de moord in uw midden woedt? 16 Ja, alle vorsten der zee zullen van hun tronen afdalen, hun mantels
afleggen en hun kleurig geborduurde klederen uittrekken; in schrik zullen zij
zich hullen; zij zullen zich op de grond neerzetten en voortdurend beven in
ontzetting over u. 17 Dan zullen zij een klaaglied over u aanheffen en tot u
zeggen: Hoe zijt gij, o volkrijke, uit de zee verdwenen, gij hooggeroemde stad,
die machtig was ter zee, zij en haar inwoners, die schrik inboezemden aan alle
omwonenden. 18 Nu sidderen de kustlanden ten dage van uw val; ja, de kustlanden
aan de zee zijn ontzet vanwege uw ondergang. 19 Want zo zegt de Here HERE:
Wanneer Ik u maken zal tot een verwoeste stad, als de steden die ontvolkt zijn;
wanneer Ik de vloed over u zal doen opkomen en de grote wateren u zullen
bedekken, 20 dan zal Ik u doen neerdalen met hen die in de groeve neerdalen bij
de mensen van de voortijd; Ik zal u doen wonen in de onderwereld bij de
puinhopen uit de voortijd, met hen die in de groeve neerdalen, opdat gij niet
meer bewoond wordt, en niet meer herrijst in het land der levenden. 21 Tot een
voorwerp van verschrikking zal Ik u maken en gij zult niet meer zijn. Dan zult
gij gezocht, maar in eeuwigheid niet meer gevonden worden, luidt het woord van
de Here HERE. (NBG Vertaling 1951)
De
profeet Ezechiël trad op ten tijde van de Babylonische Ballingschap. Hij had
deel uitgemaakt van de tweede wegvoering in ballingschap in het jaar 597 v.
Chr. onder koning Jojachin van Juda. De jaartallen die hij hanteert hebben als vertrekpunt
het jaar van de tweede wegvoering. Het elfde jaar is aldus 586 v. Chr., het
jaar van de val van Jeruzalem en de vernietiging van de Tempel van Salomo door
de hand van de Babyloniërs. De derde en laatste wegvoering van de
Joden in Babylonische ballingschap vond daarop plaats.
De
profetieën van Jesaja en Ezechiël gaan beide over de Babyloniër Nebukadnezar
die Tyrus zou belegeren en innemen. Maar het is Alexander de Grote die de
allerlaatste details van de oude profetie in vervulling zou doen gaan. De
profeet Ezechiël had namelijk voorspelt dat de stad Tyrus tot een kale rots zou
worden waar de vissers hun netten zouden op te drogen leggen.
Ezechiël
26: 4 Die zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook
het puin zal Ik eruit wegvegen en het
maken tot een kale rots. 5 Een
droogplaats voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het
gesproken, luidt het woord van de Here HERE. Het zal de volken ten buit worden
6 en de dochters op het vasteland zullen met het zwaard gedood worden; en zij
zullen weten, dat Ik de HERE ben.
Het is
Alexander de Grote die door het gebruiken van het puin van de oude stad tot het
maken van een dam, in het jaar 332 v. Chr. de eindvervulling aan de profetie
gaf. De huidige kustlijn rond Tyrus laat de dam, dat inmiddels een landengte is
geworden, duidelijk zien. De huidige stad Tyrus werd op het eiland dat nu met
de kust verbonden was, herbouwd en op de rots waar ooit het oude Tyrus stond
leggen vandaag vissers hun netten te drogen. Er bestaan tekeningen van
reiziger-kunstenaars die nog in de negentiende eeuw, de kale rots en de
vissersnetten te Tyrus afgebeeld hebben.
Er is echter
anno 2014 nog één onderdeel van de profetie van Jesaja dat niet vervuld werd:
Jesaja
23:18 Dan zal
haar winst en haar hoerenloon de HERE heilig wezen; het zal niet opgehoopt noch
bewaard worden, maar haar winst zal zijn voor hen die voor het aangezicht des
HEREN wonen, om tot verzadiging te eten, en om zich sierlijk te kleden.
Tussen
vers 17 en 18 zit er al een tijdskloof van 2700 jaar. Nochtans maakten de serie
profetieën van de profeet Jesaja allen deel uit van het beloofde Messiaanse
vrederijk, dat ooit op planeet aarde werkelijkheid zal worden. Hierna enkele
(van vele) Bijbelcitaten van de profeet Jesaja die dit Vrederijk aankondigen:
Jesaja 2:1
Het woord, dat Jesaja, de zoon van Amoz, aanschouwd heeft over Juda en
Jeruzalem. 2 En het zal geschieden in
het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als
de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle
volkeren zullen derwaarts heenstromen 3 en vele natiën zullen optrekken en
zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God
Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden
bewandelen. Want uit Sion zal de wet
uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 4 En Hij zal richten tussen volk
en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot
ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een
ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. 5 Huis
van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht des HEREN. (NBG
Vertaling 1951)
Jesaja 11:1
En er zal een rijsje voortkomen uit de
tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op
hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest
van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn lust
zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien,
noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de geringen in
gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid
rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de
adem zijner lippen de goddeloze doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner
lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich
nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen
tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen
samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro
eten als het rund; 8 dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en
naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand
uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn
heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren
de bodem der zee bedekken. 10 En het zal te
dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die
zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.
(NBG
Vertaling 1951)
Dan
pas wanneer deze volmaakte toestand werkelijkheid wordt zal de profetie van
Jesaja 23:18 ook in vervulling gaan. Het economische en financieel systeem in
het komende Vrederijk zal volledig haaks op het huidige Tyrus-systeem staan. Er
zullen dan geen trusts meer bestaan, geld en goederen zullen niet meer
opgehoopt noch bewaard worden maar besteed aan eten en onderhoud voor allen.
Zo een
1984 jaar geleden vroegen de discipelen van Jezus Christus bij hun afscheid
nemen van de Heiland bij Zijn Hemelvaart naar het wanneer van de oprichting
van dit beloofde vrederijk:
Handelingen
1: 6
Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt
Gij in deze tijd het koningschap voor
Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden
heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u
komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria
en tot het uiterste der aarde. (NBG Vertaling 1951)
Naar
de tijden of gelegenheden wordt heden door vele christenen nog altijd de
zelfde vragen gesteld. Ik vermeld vele mensen, op basis van de enorme oplage
van uitgegeven boeken over eschatologie. En het antwoord van de Heiland, dat
het namelijk onze zaak niet is, negeren velen. Over het berekenen van de tijden
schreef ik eerder op deze blog op 29-07-2014
een artikel: DE PROFEET JOEL EN DE TETRADE VAN BLOEDRODE MAANSVERDUISTERINGEN
IN 2014/2015?
Toen Jezus te Bethlehem in de
vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender in het jaar vijf voor
Christus geboren werd,
werd hij naar de wet van Mozes, veertig dagen later in Jeruzalem door zijn
ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen die Maria en
Jozef naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 volgden. Hierna het Bijbelgedeelte
uit het Lucasevangelie dat deze geschiedenis brengt:
Lucas
2:21 En toen acht dagen vervuld waren,
zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot
was ontvangen. 22 En toen de dagen
hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld
waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23
gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het
mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te
brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven
of twee jonge duiven.
25 En zie, er was een man te
Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en
deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En
hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou
zien, eer hij de Christus des Heren
gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het
kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der
wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:
29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in
vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw
heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:
32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.33
En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd
werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en
opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan
, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.
36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van
Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met
haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe,
ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel,
met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik
daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
39 En toen zij alles volbracht
hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar
Galilea, naar hun stad Nazareth.
(NBG
Vertaling 1951)
Wanneer
we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen rekenen arriveren we ongeveer aan het
begin van de zevende maand Tisjri of naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse
maand Eloel, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van
Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat de Christus met Rosj Hasjanah in
de Tempel aan God opgedragen werd. Rosj Hasjanah betekent: Hoofd van het Jaar
en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de
Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende 30 dagen tijdens de
voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige
dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn
vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te
vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of
ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen in
de Tempel van de Christus des HEREN, de Heiland, op Rosj Hasjanah te laten
plaatsvinden.
De
geboortedag van Jezus Christus was dan veertig dagen eerder op de negentiende
dag van de maand Ab. Dit gerekend op basis van 29 dagen voor de maand Eloel en
29 dagen voor de maan Ab.
Een
volgend punt waar ik aandacht aan wil geven is dat het geciteerde
Bijbelgedeelte de christelijke traditie met het bezoek van de wijzen uit het
oosten aan de kribbe te Bethlehem, als foutief bevindt. Het is duidelijk dat na
de geboorte van Jezus te Bethlehem Hij veertig dagen later met zijn ouders te
Jeruzalem was en dat zij vandaar naar Nazareth in Galilea reisden. Het is alzo in
Nazareth in hun eigen huis dat de Magi hun opwachting deden (Matteüs 2:9-11).
Maar
nu eerst aandacht voor de twee getuigen bij de eerste komst van de Heer Jezus
te Jeruzalem. Deze getuigen waren een oude man met de naam Simeon en een oude
vrouw genaamd Hanna. Slechts twee getuigen in Jeruzalem bij de eerste komst?
Ja, dat klopt. Bij de geboorte te Bethlehem waren het eerder de herders die nacht
in het veld bij hun schapen de wacht hielden die getuige waren van de geboorte
van de Heiland en daarna hierover getuigden. Hierna het Bijbelgedeelte:
Lucas
2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek,
die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9
En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren
omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen:
Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het
volk zal ten deel vallen: 11 U is heden
de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En
dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in
een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht,
die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij
mensen des welbehagens. 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen
heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij
dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is
bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind
liggende in de kribbe. 17 En toen zij
het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit
kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de
herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die
overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en
prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
(NBG Vertaling 1951)
Veertig
dagen later waren Maria en Jozef met hun kind in Jeruzalem in de Tempel ter
vervulling van de Wet. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag was
dit gewoon maar een jong koppel uit de provincie met boreling. Bovendien sprak
het koppel met een dialect, een tongval waar in Jeruzalem door velen op
neergekeken werd. Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind
voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem. Later
kwamen de Magi naar Nazareth. Tot aan het openbaar optreden van Johannes de
Doper in 25 AD zouden er geen getuigen meer zijn. De geschiedenis daaropvolgend
van het jaar 25 tot 30 AD kennen we vanuit de evangeliën.
Johannes
1: 1
In den beginne was het Woord en het Woord
was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam
als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij
was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem
niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en
de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen
hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in
zijn naam geloven; 13 die niet uit
bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. (NBG
Vertaling 1951)
De
twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling
Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én
een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:
Genesis
1: 27
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
En
de vrouw is in deze geschiedenis, een volwaardige getuige en gelijk aan de man
als getuige. Geen onderscheid. Er waren bijvoorbeeld geen drie getuigen nodig;
één man en twee vrouwen. Nee, in de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk.
Van Hanna staat er bovendien in het Lucasevangelie geschreven dat zij profeet
was, de dochter van Fanuël uit de stam Aser:
Lucas
2: 36
Ook was daar Hanna, een profetes,
een dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Dat
God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw, is
opmerkelijk. Oude mensen die naar de wijsheid van de wereld meestal
afgeschreven zijn en vrouwen die in de Midden-Oosten-cultuur als getuige niet
onmiddellijk als betrouwbaar gelden. Dit alles is de dwaasheid der prediking
waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees:
1
Korintiërs 1:18 Want
het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar
voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19 Want er staat geschreven:
Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal
Ik verdoen. 20 Waar blijft de wijze? Waar de
schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid
der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar de wereld in de
wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd
door de dwaasheid der prediking te
redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen
tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde
Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24 maar voor hen, die geroepen zijn,
Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid
Gods. 25 Want het dwaze van God is wijzer
dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 26 Ziet slechts, broeders, wat gij
waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele
invloedrijken, niet vele aanzienlijken.27 Integendeel,
wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is,
heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat
voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat
niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor
God. 30 Maar uit Hem is het, dat gij in
Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid,
heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven
staat: Wie roemt, roeme in de Here. (NBG Vertaling 1951)
Maar nu naar de tweede of wederkomst
van Jezus Christus. Het laatste Bijbelboek Openbaring handelt over dit
onderwerp. Vooraf aan deze komst gaat een moeilijke periode van zeven jaar of
1260 dagen plus 42 maanden samen. Aan het einde van deze geprofeteerde periode
komt de Koning der koningen en de Heer der heren terug. Over dit thema schreef
ik meerdere boeken. Zie link: http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/APOCALYPS
Bij de aanvang van de zevenjarige
periode die voorafgaat aan de openbaring van Jezus Christus treden in Jeruzalem
opnieuw twee getuigen op (Openbaring 11:3) die tegen de dan herstelde
offerdienst spreken. Wanneer we dit Bijbelgedeelte opzoeken en laten
doordringen merken we ook weer iets van de dwaasheid der prediking waar God
zich van bedient. De twee getuigen zijn namelijk slechts met een zak bekleed,
een soort poncho probeer ik het mij voor te stellen. Een sterk afwijkende
kledij van hetgeen gangbaar is.
In het Bijbelboek Openbaring worden
geen namen van deze getuigen genoemd noch het geslacht van hen. Het
traditionele christendom gaat er van uit dat het mannen (waren) of (zullen)
zijn, tussen haakjes geplaatst naar gelang de hermeneutiek die men in de
verschillende christelijke kerken hanteert.
Bij diegenen die een geestelijk oog
hebben voor het toekomstig nationaal en geestelijk herstel van het Jodenvolk en
een wederkomst van Jezus christus te Jeruzalem verwachten, lopen de meningen
betreffende de identiteit van de twee getuigen uiteen. Een van de getuigen
meent men met zekerheid te herkennen als de profeet Elia waarvan de profeet
Maleachi in het Oude Testament voorzegt heeft dat Elia voor de Dag des HEREN
zal terugkeren. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:
Maleachi 4:1 Want
zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen
die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in
brand steken zegt de HERE der heerscharen welke hun wortel noch tak zal
overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar
vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de
goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de
dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. 4 Gedenkt de wet van
Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël,
inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik
zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6
Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Betreffende de andere niet bij naam
genoemde getuige denkt men gewoonlijk aan andere 0ud-Testamentische mogelijke mannelijke
kandidaten zoals Mozes en/of Henoch. (Zie
het artikel van 30-07-2014 op deze blog: De profeet Elia en Johannes de Doper)
Ik meen dat nochtans een andere piste
ook mogelijk is. We moeten bedenken dat alle profetie pas duidelijk is wanneer
ze zich vervult. Het is dus uiteindelijk wachten op het optreden van de twee
getuigen te Jeruzalem. Ik ben voorzichtig van mening nu dat het mogelijk is dat
zowel een vrouw als een man als twee getuigen samen zullen optreden. Beide
dan in de geest en de kracht van Elia zoals het ook van Johannes de Doper bij
de eerste komst van Christus geschreven staat:
Lucas 1:17 En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te
keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen,
ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden
En men moet bedenken dat indien de
Joden de Heer Jezus Christus bij zijn eerste komst als Messias aanvaard hadden,
dat dan Johannes de Doper de profeet Elia geweest zou zijn. Lees het hierna
volgende Bijbelgedeelte dienaangaande:
Matteüs 11:2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de
Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3 Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij
een ander te verwachten? 4 En Jezus
antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en
ziet: 5 blinden worden ziende en lammen
wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en
armen ontvangen het evangelie. 6 En
zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. 7 Terwijl
dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt
gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? 8 Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in
weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der
koningen. 9 Maar waarom zijt gij dan
gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 10 Deze
is het, van wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen
bereiden zal. 11 Voorwaar, Ik zeg u,
onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan
Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan
hij. 12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al
de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij
is Elia, die komen zou. 15 Wie
oren heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
En er zijn nog vrouwen in de Bijbel te
vinden die profeet waren. Op de volgende link: http://bloggen.be/robertdetelder/ schreef
ik op 25-02-14 een artikel over de
richter Debora die niet alleen Israël voor een periode van veertig jaar gericht
heeft maar ook als profeet en generaal in de Bijbel beschreven staat. De
perceptie bestaat dat de Bijbel vrouwonvriendelijk zou zijn, wat bij nadere
studie toch niet klopt. Het zijn alleen vele religieuze systemen die antivrouw
zijn.
Bij een profeet mogen we niet
onmiddellijk uitsluitend denken aan het voorspellen van de toekomst. Een
profeet (zowel man als vrouw) in de huidige Ekklesia is iemand die voor de vergadering
spreekt in de zin van: stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:3).
In de apostolische Ekklesia van de eerste eeuw bestond hier geen onderscheid
tussen mannen en vrouwen wat blijkt uit de eerste brief van Paulus aan de
Korintiërs. Maar wat bedoelde Paulus dan met 1 Timoteüs 2:11-12? Een
Bijbelgedeelte waar Paulus stelt dat een vrouw niet mag onderrichten of gezag
over een man zou mogen hebben. Idem dito het Bijbelgedeelte van 1 Korintiërs
14:34-35 waar Paulus stelt dat de vrouw in de Gemeente moet zwijgen. Een
Bijbelgedeelte waar het lijkt dat Paulus zichzelf tegenspreekt. De Bijbelvorser
Dr. C. I. Scofield heeft het volgende commentaar:
We moeten echter bedenken dat bij de
aanvang van de Ekklesia met Pinksteren in anno Domini 30 er nog altijd het
aanbod van de HERE God aan Zijn oude verbondsvolk Israël was, om alsnog de
Messias aan te nemen. Dit is een draad, een uitnodiging die we in het hele
Bijbelboek Handelingen tot en met het laatste hoofdstuk 28 kunnen volgen. Het
boek Handelingen eindigt met de Joden in Rome die het evangelie volgens de
apostel Paulus definitief afwijzen. Het is vanaf dit tijdstip dat de huidige
Ekklesia van start ging met Paulus die zijn brief aan alle op dat moment
bestaande gemeentes schreef: bekend onder de Efeze-brief.
De prediking aan de Joden vanaf
Pinksteren 30 AD tot Handelingen hoofdstuk 28, in 60 AD, ging gepaard met
wonderen en tekenen. Ook tongentaal (vreemde talen en engelentaal) kwam in de
vergaderingen toen algemeen voor. Dit laatste gebeurde met heel veel
verwarring, wat de reden was dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs
instructies geeft hoe het met tongentaal en de vertaling en uitleg ervan, er in
de vergaderingen aan toe moest gaan. En ik meen dat het dit aspect van grote
verwarring was, wat Paulus bedoelde met het voorschrift tot zwijgen van de
vrouw in de vergadering. Dus niet de vrouw als profeet moest zwijgen maar de
vrouw als eventuele tolk en uitlegger van vreemde talen.
Het fenomeen van de vreemde talen
(zowel van mens als engel) als Goddelijke boodschap naar Israël toe was in het
Oude Testament door de profeet Jesaja voorspeld.
Jesaja 28:11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een
vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: 12 Dit
is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing maar zij wilden
niet horen.
Het is dit Bijbelgedeelte dat Paulus in
zijn eerste brief aan de Korintiërs aanhaalt waar hij in het veertiende
hoofdstuk het bijzondere van de tongentaal behandelt.
1 Korintiërs 14:22 Derhalve zijn de tongen een
teken niet voor hen, die geloven, maar voor
de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor
hen, die geloven.
Deze bijzondere prediking naar Israël
toe eindigde in het jaar 60 AD in de periode volgend op Handelingen hoofdstuk
28.
Het zal na het afsluiten van de huidige
Ekklesia zijn dat de draad met het oude Verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen
wordt. Het laatste Bijbelboek Openbaring van het zogenaamde nieuwe testament,
handelt over het herstel van Israël zowel nationaal in het oude land der
vaderen, als geestelijk.
Maar zoals eerder geschreven, gaat aan
het geestelijke herstel een moeilijke periode van misleiding vooraf. Het is de
periode van de zeventigste jaarweek van Daniël. (zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De zeventig jaarweken van
de profeet Daniël) Een periode van zeven jaar die gelijk is aan de
tijdsperiode in het boek Openbaring van 1260 dagen en 42 maanden. In de eerste
periode van 1260 dagen treden er opnieuw twee getuigen van God te Jeruzalem op.
Twee getuigen, een man en een vrouw(?), die in de geest en de kracht van Elia
tegen de herstelde tempeldienst spreken.
Openbaring 11:1 En mij werd
een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel
Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de
heidenen gegeven; en zij zullen de
heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.
3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om,
met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd
zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die
voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade
wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en
indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen
hebben de macht de hemel te sluiten,
zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben
macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan
met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis
zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt,
hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk
(zal liggen) op de straat der grote stad,
die geestelijk genaamd wordt Sodom en
Egypte, alwaar ook hun Here
gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er,
die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken
in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en
verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee
profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. 11 En na [die] drie en
een halve dag voer een levensgeestuit God in hen, en zij gingen op
hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En
zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En
zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. 13
En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte
in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen
werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. 14 Het tweede wee is
voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.
Gedurende een periode van 1260 dagen, de eerste helft van
de eindtijdperiode, treden de twee getuigen in Jeruzalem op. Zij spreken tegen
de herstelde offerdienst op het tempelplein te Jeruzalem. In mijn laatste
publicatie APOCALYPS ga ik hier uitgebreider op in. Zie link:
In de toekomst zal een replica van de verloren gewaande
ark van het verbond ergens gevonden worden en een bron van misleiding worden.
Tijdens de eindtijdperiode van zeven jaar zullen alle wereldreligies samen gaan
(Openbaring 17). Een grote verzoening op basis van dit Schriftwoord kan
verwacht worden tussen Jodendom en Islam en christendom. Op en rond de ark van
het verbond zullen opnieuw dierenoffers gebracht worden. Een misleider zal vuur
uit de hemel kunnen laten neerkomen op het offer (Openbaring 13:11-13) met als
resultaat een wereldwijde religieuze verwondering lees verdwazing. De misleider
wordt in het aangehaalde Schriftwoord het beest uit de aarde genoemd, een
Israëli aldus, een Levi of een Cohen en ijveraar voor het instellen van de
nieuwe offerdienst in Jeruzalem na een onderbreking van haast tweeduizend jaar.
Hij wordt geholpen door het beest uit de zee een man uit de volken, een
niet-Jood, en vermoedelijk een Assyriër, een land dat dan in het Midden-Oosten ook
hersteld zal zijn. Hij is de eerste ruiter op het witte paard van Openbaring
hoofdstuk 6, die overwinnende uittrekt. Een periode van algemene wereldvrede
met de zegen van alle verenigde godsdiensten breekt dan aan. De huidige periode
van oorlogen en geruchten van oorlogen lijkt dan afgesloten. En tegen deze
algemene religieuze vredeseuforie spreken tot afgrijzen van velen, de twee
gehate getuigen van God.
Maar het gaat in dit artikel om die mogelijke piste dat
de twee getuigen een man én een vrouw zullen zijn. Ik haalde de vrouw Hanna de
profeet te Jeruzalem aan in het jaar 5 v. Chr. bij het opdragen van Jezus in de
Tempel. Daarna vinden we in de Bijbel dat vrouwen de eerste getuigen waren van
de opstanding van de Heer Jezus Christus. Vrouwen waren ook aanwezig bij de
kruisiging van Jezus en zijn daar ook gebleven tot aan Zijn sterven (Matteüs
27:55-56 en Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van
Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De andere mannen zijn blijkbaar
ondergedoken. De vrouwen waren aanwezig toen Jezus' lichaam van het kruis werd
genomen en maakten dat het kapot gefolterde en totaal leeggebloede lichaam van
Jezus zo goed mogelijk verzorgd (Lucas 23:55-56) in het graf van Jozef van
Arimatea gelegd kon worden. De apostelen zijn op dat moment ook nergens te
bespeuren. Alleen Nicodemus en Jozef van Arimatea worden ter plaatse vermeld om
de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42).
Bij de opstanding uit de dood van Jezus Christus zijn het
alleen vrouwen die getuigen zijn. Het is aan de vrouwen dat Jezus persoonlijk
verschenen is. Wat heel opmerkelijk is wanneer we dit weer in het licht van de
Midden-Oosten-cultuur willen zien waar vrouwen als getuigen als niet
betrouwbaar gelden.
Mattheüs 28:1 Laat na de sabbat , tegen het aanbreken van
de eerste dag der week, ging Maria van
Magdala en de andere Maria het
graf bezien. 2 En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren
daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette
zich daarop. 3 Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als
sneeuw. 4 En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als
doden. 5 Doch de engel antwoordde en
zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus
zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats,
waar Hij gelegen heeft. 7 En gaat
terstond op weg en zegt zijn discipelen,
dat Hij is opgewekt uit de doden. En
zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u
gezegd. 8 En zij gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote
blijdschap, en liepen haastig voort om het zijn discipelen te berichten. 9 En
zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide:
Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem. 10
Toen zeide Jezus tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en
daar zullen zij Mij zien.
Het lijkt er op dat de mannelijke apostelen sinds de
gevangenneming van Jezus gevolgd door zijn kruisiging en sterven in verwarring
waren en niet aanspreekbaar, dit terwijl de vrouwen beter bij hun positieven bleven.
Nu ik met dit artikel aandacht wil geven aan de twee
getuigen te Jeruzalem tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode van zeven
jaar met de mogelijkheid dat één van de twee getuigen een vrouw zal zijn, moet
ik ook een schijnbaar negatieve verwijzing in het Bijbelboek Openbaring naar de
vrouw behandelen. Het Bijbelgedeelte namelijk waar in Openbaring 14:1-5 over
de 144.000 verzegelden uit Israël gesproken wordt en deze maagdelijk genoemd
worden en die zich niet met vrouwen hebben bevlekt. Dit laatste wordt door
vrouwen van alle tijden bij het (voor)lezen als beledigend (terecht?) ervaren. Onvoorstelbaar
ook: maagdelijke mannen die zich niet met vrouwen bevlekt hebben. Dit kan
onmogelijk letterlijk bedoelt zijn en is beeldspraak. Dat moet duidelijk zijn.
De vrouwen waar de 144.000 verzegelde mannen én vrouwen uit alle stammen
van Israël zich niet mee bevlekt hebben zijn de vrouwen van het beschreven
religieuze systeem in hoofdstuk 17 van het boek Openbaring. In dat hoofdstuk
kreeg de apostel Johannes de grote hoer te zien die op het beest zit en de
moeder van alle hoeren van Babylon en van de gruwelen der aarde genoemd wordt.
Dit is overduidelijke beeldspraak. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken
vrij van eigenmachtige uitlegging kan dit volgens mij de enige conclusie voor
dit Schriftgedeelte zijn.
Heb ik nu de identiteit en/of geslacht van de twee
toekomstige getuigen aangetoond? Nee, maar ik herhaal dat profetie pas
duidelijk is bij de vervulling ervan. Wel wil ik met dit artikel de aandacht op
een andere mogelijke piste wijzen.
Het oude Israël telde aanvankelijk twaalf stammen die
ten tijde van David en Salomo tot één verenigd koninkrijk samengesmeed waren.
Na de dood van Salomo in 967 v. Chr., bij het begin van de regering van diens
zoon Rehabeam, scheurden zich echter naar het uitgesproken Godsoordeel over
Salomo, tien stammen af en vormden o.l.v. Jerobeam, het noordelijke koninkrijk,
ook het tienstammenrijk genoemd. Alle opvolgers van Jerobeam kozen voor de afgodendienst
in afwijzing van de God van Israël. Uiteindelijk werden zij na vele
waarschuwingen van Godswege in het jaar 717 v. Chr. in ballingschap door de
Assyriërs naar het noorden en het oosten van het Assyrische Rijk weggevoerd.
2 Koningen 17:1 In
het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela,
koning over Israël te Samaria; hij regeerde negen jaar. 2 Hij deed wat kwaad is
in de ogen des HEREN, echter niet zoals de koningen van Israël die vóór hem
geweest waren. 3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning van Assur, op; en Hosea
onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting. 4 Maar toen de koning van
Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij gezanten naar So, de koning
van Egypte, gezonden had en aan de koning van Assur geen schatting meer
opbracht, zoals van jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem gevangen en
sloot hem in boeien in de gevangenis. 5 De koning van Assur trok door het
gehele land, rukte op naar Samaria en
belegerde het drie jaar. 6 In het
negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israël in
ballingschapnaar Assur en deed hen
wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
(NBG 1951 Vertaling)
Ten tijde van het tot stand komen van het Nieuwe
Testament, zo een acht eeuwen later, was hun woonplaats nog bekend want Petrus,
de apostel voor de Joden, in tegenstelling tot Paulus die de heidenen met het
evangelie bekend ging maken, schrijft Petrus vanuit de stad Babylon zijn
brieven aan hen. En ook de apostel Jacobus schrijft zijn brief aan de 12
stammen in de verstrooiing. En uit het Bijbelboek Handelingen blijkt ook dat
alle 12 stammen en hun woonplaats in het jaar 30 AD nog bekend was. In het
tweede hoofdstuk van het boek Handelingen kunnen we het land van oorsprong
vernemen van de Israëlieten aanwezig te Jeruzalem met het Pinksterfeest van 30
AD. De lijst begint heel opmerkelijk met Parten en Meden in het Oosten:
Handelingen 2:8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze
eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten,
inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en
Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende
Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij
horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. (NBG 1951
Vertaling)
We moeten ook bedenken dat een rest, een overblijfsel
van de tien stammen in het Judea van de eerste eeuw van de christelijke jaartelling
aanwezig was. Enkele Bijbelgedeelten maken dit duidelijk. Zo leert de
evangelist Lucas dat bij het opdragen van de baby Jezus (veertig dagen jong) in
de Tempel te Jeruzalem, één van de twee getuigen Hanna de dochter van Fanuël,
was. En dan kan men lezen dat zij uit de
stam Aser was, één van de tien stammen dus.
Lucas 2:36 Ook
was daar Hanna, een profetes, een
dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag
zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar
oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht
en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede
God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
Dat o.a. de stam Aser in Jeruzalem ten tijde van Jezus
Christus in Judea vertegenwoordigd was is een gevolg van de handelingen van
koning Jehizkia van Juda (723/694 v. Chr.). Zie het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
2 Kronieken 30:1 Toen zond Jehizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs
schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis
des HEREN te Jeruzalem, om voor de HERE, de God van Israël, het Pascha te
vieren. 2 En de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem
overlegden, dat zij het Pascha zouden vieren in de tweede maand, 3 want zij
konden het op de gewone tijd niet vieren, omdat zich niet voldoende priesters
geheiligd hadden en het volk niet in Jeruzalem samengekomen was. 4 Dit verwierf
de goedkeuring van de koning en van de gehele gemeente. 5 Toen namen zij het
besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël van Berseba tot Dan, om
in Jeruzalem de HERE, de God van Israël, het Pascha te komen vieren, want men
had het niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd. 6 De ijlboden nu
gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des
konings: Israëlieten, keert weder tot de
HERE, de God van Abraham, Isaak en Israël, dan zal Hij wederkeren tot de
ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de macht van de koningen van Assur.
7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn
jegens de HERE, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp
van ontzetting, zoals gij ziet. 8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen,
geeft de HERE uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd
heeft, en dient de HERE, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere.
9 Want, wanneer gij wederkeert tot de HERE, dan zullen uw broeders en zonen
erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan
zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de HERE, uw
God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert.
10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse
trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen. 11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon
verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem.
Een volgende keer dat dit gebeurde was als een gevolg
van de godsdiensthervorming ten tijde van koning Josia van Juda (640/609 v.
Chr.). Toen kwamen ook enkelingen uit de tien stammen naar Jeruzalem over. Zie
het hierna vermelde Bijbelgedeelten:
2 Kronieken 34: 33
Josia verwijderde al de gruwelen uit al de landstreken die aan de Israëlieten
toebehoorden, en bracht allen die zich
in Israël bevonden, tot de dienst van de HERE, hun God. Gedurende heel zijn
leven weken zij niet af van de HERE, de God hunner vaderen.
2 Kronieken 35: 18 Zulk
een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen van de profeet Samuël;
geen der koningen van Israël heeft het Pascha gevierd zoals Josia het vierde
met de priesters, de Levieten en geheel Juda en Israël dat zich daar bevond, en met de inwoners van Jeruzalem.
19 In het achttiende jaar van de regering van Josia werd dit Pascha gevierd.
Deze mensen, deze rest van de tien stammen is later
ook met de twee stammen Juda en Benjamin plus de Levieten door de Babyloniërs
vanaf 605 v. Chr. tot 586 v. Chr. in ballingschap weggevoerd. Een rest van hen
is blijkbaar dan ook onder Ezra en Nehemia teruggekeerd
getuige de profetes Hanna van de stam Aser die bij het opdragen van de jonge
boreling Jezus te Jeruzalem aanwezig was.
Bij de tweede ballingschap na de tweede vernietiging
van de Tempel te Jeruzalem in 70 AD door de Romeinen werd ook de rest, het
overblijfsel van de tien stammen op dat ogenblik aanwezig in Judea door de
Romeinen weggevoerd.
De mensen die wij vandaag als Joden aanduiden kunnen
aldus uit alle stammen van het oude Israël stammen. Alleen de Levi s en de
Cohen s weten met zekerheid dat zij van de stam Levi afstammen. Wat trouwens
heel opmerkelijk is.
De profeten van de Bijbel spreken over een derde
herstel van Israël in het oude land der vaderen. Een herstel dat momenteel nog
in de toekomst ligt. Wanneer men deze profetische gedeelten van de Bijbel
doorneemt is het opmerkelijk dat er expliciet een herstel van zowel de twee
stammen als van de tien stammen gesproken wordt.
Ezechiël 37:15 Het woord des HEREN kwam tot mij: 16 Gij mensenkind, neem
een stuk hout en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij
behoren; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef het
stuk hout van Efraïm en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort;
17 voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot
één worden. 18 Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet
meedelen, wat gij daarmee bedoelt? 19 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here
HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef dat aan Efraïm toebehoort en van
de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en
maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand.
20 Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen in uw
hand zijn, 21 zeg dan tot hen: Zo
zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier
gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar
hun land brengen. 22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op
de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en
niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 23 Niet langer zullen zij
zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar
Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen
reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn.
24 En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor
hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn
inzettingen onderhouden. 25Zij
zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin
hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en
hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig
tot vorst zijn. 26 Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten,
een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen
vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. 27 Mijn
woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot
een volk zijn. 28 En de volken zullen weten, dat Ik, de HERE, het ben die
Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (NBG
1951 Vertaling)
Waar bevind zich het gros van de verloren gewaande tien
stammen vandaag? De Bijbel noemt in het eerder geciteerde Bijbelgedeelte van 2
Koningen 17 hun ballingsoorden: Assur,
Chalach, aan de Chabor, aan de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
De
meest oostelijke grens van het Medisch-Perzische Rijk was de rivier de Indus.
Vertaald naar deze tijd is dit het gebied van Afghanistan met in de rand: Pakistan,
Irak, Iran en Turkmenistan.
De
Jewish Encyclopedia.com (internet) schrijft het volgende over Afghanistan en de
verloren tien stammen:
according to
their native traditions, the Afghans also are to be identified with the Lost
Ten Tribes. They declare that Nebuchadnezzar banished them into the mountains
of Ghur, whence they maintained correspondence with the Arabian Jews. When some
of the latter were converted by Mohammed, one Khalid wrote to the Afghans and
invited them to embrace Islam. Several Afghan nobles went to Arabia
under one Kais, who claimed trace his
descent through forty-seven generations from Saul. He was accordingly greeted
by Mohammed by the title of "malik," in deference to this illustrious
descent. Kais is reported to have died at the age of eighty seven, in 662 and
all the modern chiefs of Afghanistan
claim to be descended from him (Malcolm, "History of Persia," ii.
596, London, 1815). The Afghans still
call themselves "Beni-Israel," and are declared to have a
markedly Jewish appearance. Their claim to Israelitish descent is allowed by
most Mohammedan writers. G.
Moore, in his "Lost Tribes" (pp. 143-160, London, 1861), also
identified the Afghans with the Ten Tribes.
Geen één van de vele stammen die Afghanistan en
daarbuiten vandaag rijk is kent echter zijn oorsprong. Wat religie betreft zijn
zij volgelingen van de Arabische god Allah en diens profeet Mohammed. Zij zijn zelfs
vanuit de Koran (Soera 17) tegen een in de Bijbel beloofde derde herstel van
Israël in het oude land der vaderen.
Er zal een act of God nodig zijn om deze mensen hun
Israëlitische wortels duidelijk te maken. Op Gods
tijd echter zullen zij ooit in de toekomst aan hun tocht naar het Beloofde Land
beginnen. Het zal een bewogen tocht worden. Het feit alleen dat men als
individu tot een der verloren stammen behoord is geen vrijkaart voor het
beloofde land want ook hier telt alleen geloof zoals het hierna vermelde
Bijbelgedeelte leert:
Ezechiël 20:34 Ik zal u voeren uit het midden der volken en
u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, met sterke hand, met
uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid. 35 Ik zal u brengen naar de woestijn der volken en daar met u in
het gericht treden, van aangezicht tot aangezicht. 36 Zoals Ik met uw vaderen
in het gericht getreden ben in de woestijn van het land Egypte, zo zal Ik ook
met u in het gericht treden, luidt het woord van de Here HERE. 37 Ik zal u
onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond.
38 Ik zal de weerspannigen uit u uitschiften en hen die tegen Mij
overtreden hebben; wel zal Ik hen leiden uit het land waarin zij als
vreemdelingen vertoeven, maar in het land van Israël zullen zij niet komen.
En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. (NBG 1951 Vertaling)
De aanvang
van de terugkeer van de tien stammen gebeurt in de tweede helft van de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël. Zie ook het artikel op deze blog van 31-07-2014: de zeventig jaarweken.
Tijdens de eindslag, in het boek Openbaring Harmageddon geheten, wanneer het
land Israël door de legers van de koning van het noorden (het nieuwe Assyrië)
onder de voet wordt gelopen en schijnbaar verloren is zullen geruchten uit het
noorden en het oosten (Daniël 11:40-44-45, 12:1) de koning van het noorden
verontrusten, staat er geschreven. In het eindtijdscenario zijn dit de tien
stammen die met sterke hand staat er geschreven bij de profeet Ezechiël, uit de
landen hunner ballingschap worden weggevoerd richting beloofde land.