Met dit artikel wil ik een stuk
Bijbelchronologie brengen en dit zowel historisch als toekomstig. Een studie
namelijk over de profetie van de 70 jaarweken uit Daniël hoofdstuk 9. De
balling Daniël kreeg deze profetie betreffende het herstel van Israël in het
jaar na de heerserswissel over Babylon in 539 v. Chr. toen het Babylonische
Rijk door de Meden en Perzen veroverd werd. De profeet was op dat moment al 66
jaar in ballingschap. Hij was nog een knaap geweest (Daniël 1:1-4) in het jaar
605 v. Chr. toen hij met de eerste wegvoering in ballingschap in Babylon
terecht kwam. Wanneer hij onder de regering van Darius de Mediër, volgens het
verhaal, in de leeuwenkuil geworpen werd, was hij al een oude man van 80+.
Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit
het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der
Chaldeeën 2 in
het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het
getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen
was,dat Hij
over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
(NBG Vertaling 1951)
De val van Babylon in
het jaar 539 v. Chr. staat chronologisch vast en is een sleuteljaar dat de Babylonische
met de Bijbelse chronologie verankerd. De Meden en Perzen brachten in dat jaar
met hun verovering van de hoofdstad Babylon een einde aan het Babylonische Rijk
dat eerder het koninkrijk Juda ontmanteld, de bevolking weggevoerd en de Tempel
te Jeruzalem met al wat daarin was, vernietigd had. In het eerste regeringsjaar
van Darius de Mediër, de zoon van Ahasveros, zijnde het jaar 539/538 v. Chr.
deed Daniël studie in de verschillende Bijbelboeken, die toen al gecompileerd
waren, en werd bepaald bij de profetische woorden van het Bijbelboek Jeremia
waar deze profeet voorzegd had dat de Babylonische Ballingschap 70 jaar zou
duren. Daniël die zelf nu de rekensom sinds zijn wegvoering kon maken besefte
dat het nog slechts vier jaar tot het einde van de ballingschap was. Het
resultaat van het bestuderen van de profetie van Jeremia door Daniël, maakt dat
hij in gebed tot de HERE God gaat. Zie Daniël 9:3-19 en daarna verder met:
Daniël 9:20 Terwijl ik nog sprak en bad en
mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de
heilige berg mijns Gods uitstortte voor de HERE, mijn God, 21 terwijl
ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in
het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. 22 En
hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik
uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. 23 Bij het begin van uw
smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen,
want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.
Ik vermoed dat Daniël in de
verwachting leefde dat de HERE God het door de profeten beloofde Messiaanse
Vrederijk onmiddellijk na het einde van de Babylonische Ballingschap zou
oprichten. De man Gabriël, die door God naar Daniël gezonden werd, maakt echter
duidelijk dat er nog drie tijdsschijven van zeven maal zevens van jaren zouden overgaan
alvorens de HERE God Zijn Koninkrijk zal oprichten. En zo komen we aan het
onderwerp van dit artikel. Het chronologisch plaatsen van de zeventig weken:
Daniël 9:24 Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk
en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet
dan en versta: vanaf het ogenblik (458
v. Chr.), dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen
tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven
weken; en tweeënzestig weken
lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk
der tijden. 26 En na de tweeënzestig weken (25+ AD) zal een gezalfde worden uitgeroeid (30 AD), terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een
vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (70 AD),maar zijn einde zal zijn in
de overstroming (370+ AD); en
tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.
27 En
hij(de
vorst van vers 26) zal het verbond voor
velen zwaar maken, een week lang(alsnog
toekomst);in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen
ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot
aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten
over wat woest is.
(NBG
Vertaling 1951)
De
jaartallen tussen haakjes in het hiervoor vermelde citaat zijn door mij
toegevoegd om het historisch plaatsen op de tijdsbalk te verduidelijken. De 7 x
70 zevens zijn begonnen in het jaar 458
v. Chr. wanneer het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en
te herbouwen. Dit gebeurde in het
zevende regeringsjaar van Artachsasta of Artaxerxes I volgens het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
Ezra 7:1 Hierna, onder de regering van Artachsasta, de koning van Perzië,
trok Ezra op, de zoon van Seraja, de zoon van Azarja, de zoon van Chilkia,
2 de zoon van Sallum, de zoon van Sadok, de zoon van Achitub, 3 de
zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajot, 4 de zoon van
Zerachja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki, 5 de zoon van Abisua, de
zoon van Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hogepriester
6 deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de
wet van Mozes, welke de HERE, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand
van de HERE, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij
verlangd had.
7 Zo trokken ook een
aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en
tempelhorigen naar Jeruzalem, in het
zevende jaar van koning Artachsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem
in de vijfde maand, en wel in het
zevende jaar van de koning. 9 Op de eerste van de eerste maand namelijk was hij de tocht uit Babel begonnen, en op
de eerste van de vijfde maand kwam
hij te Jeruzalem aan, daar de goede hand van zijn God over hem was,
10 want Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des HEREN te onderzoeken
en haar te volbrengen, en om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen.
Tot hier het (ver)korte citaat betreffende
het woord dat uitging om te doen wederkeren en om Jeruzalem te bouwen. Zeven maal zeven jaar, of negenenveertig
jaar later, treedt de laatste profeet van het Oude Testament op; Maleachi en
compileren Ezra en Nehemia de Bijbelboeken die wij tegenwoordig als het Oude
Testament kennen. De geprofeteerde vorst na de 7 x 7 jaren moet dan Nehemia
zijn. Daarna zijn het nog eens 62 x 7 jaarweken tot op een Gezalfde of Messias.
Dit brengt ons in het jaar 25 AD voor het openbaar optreden van de Heer Jezus.
De evangelist Lucas leert dat Jezus ongeveer 30 jaar oud was bij het begin
van zijn bediening. De Heer Jezus Christus werd geboren in de maand Ab (of
juli/augustus) van het jaar 5 v. Chr. en dit klopt met het profetische schema
van Daniël. Tussen 25 AD en 30 AD wanneer de Messias uitgeroeid werd
terwijl er niets tegen hem is zit er een eerste tijdskloof van 5 jaar. Een
volgende tijdskloof, van 40 jaar ditmaal, zit er tussen 30 AD en 70 AD wanneer
in het laatst vermelde jaar het volk van een vorst zal komen, die de stad en
het heiligdom te gronde zal richten. Dit was dan de Romeinse generaal Titus (later
Keizer) die in 70 AD als een gevolg van zijn oorlog tegen het opstandige
Jeruzalem deze profetie in vervulling deed gaan.
Het jaar 70 AD is een mijlpaal in de geschiedenis van Israël. Sinds het jaar
30 AD met het uitroeien van de Gezalfde waren er enkele bijzonderheden
eigenaardigheden - aan de hand met de Tempel Gods te Jeruzalem. De Talmoed (Joma
39b) leert: Onze meesters leerden: veertig
jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch
werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de
deuren des Tempels vanzelf.(Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37). De
Heer Jezus Christus voorspelde de vernietiging van stad en tempel in 30 AD:
Lucas 19:41 En
toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en
zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans
is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen
dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en
u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw
kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat
gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
Net zoals de Romeinen met
Carthago deden vernietigden zij Jeruzalem en de tempel en lieten geen steen op
de andere staan. Het jaar 70 AD betekende het einde van het nationale Israël.
De heersersstaf en scepter waren van Juda geweken, zoals de aartsvader Jacob
het eeuwen eerder voorzegd had:
Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de
heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken
gehoorzaam zijn.
Opmerkelijk is dat Flavius Josephus (Joodse Oudheden Bk.
XIV, 393-395) verwijst naar een Romeinse commandant met de naam SILO ten tijde
van het beleg van Jeruzalem in 70 AD. Het Romeinse Rijk dat in 70 AD op het
toppunt van zijn macht was zou echter volgens de profetische woord van de
Bijbel ook ten onder gaan.
Het Bijbelboek Daniël
beschrijft de uiteindelijke ondergang van het Romeinse Rijk als gevolg van een
overstroming: maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde
toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. De
overstroming is hier een beeld van volkeren, de grote volksverhuizing die rond
370 AD op gang kwam en de ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. De
geschiedenis van het gebied van het Romeinse Rijk was daarna er een van strijd
en verwoestingen. De tijdskloof van inmiddels 1944 jaar die er zit tussen de 69ste
jaarweek en de 70ste jaarweek duurt tot op heden voort.
Het begin van de 70ste
jaarweek wordt door Daniël beschreven als: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang . Dit
betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal
kennen. Een nieuwe Titus zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal
herstelde Israël, het verbond zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der
wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:
27 En
hij zal het verbond voor velen zwaar
maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer
doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en
wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich
uitstorten over wat woest is.
Het
beschreven verbond dat Daniël
vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is door de HERE
God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, het land
van de plaats Dan in het noorden van het land tot Beersjeva in het zuiden. Het
zwaar maken van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9 beschreven wordt,
betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat betwisten, zwaar
maken. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar later, zal een
toekomstige Titus (ditmaal uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk) slachtoffer
en spijsoffer doen ophouden wat een herstel van de Offerdienst inhoudt. Heel
wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem een
nieuwe tempel. In mijn laatste publicatie
breng ik een andere denkpiste
en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek, die overeenkomt met de
tijdsperiode die het Bijbelboek Apocalyps of Openbaring weergeeft, er één wereldreligie zal zijn. Alle godsdiensten
zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel worden. Alle
huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in Jeruzalem blijven aldus op hun
plaats staan en krijgen in de één-gemaakte religie hun functie. In mijn
geciteerde boek ga ik er van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te
voorschijn zal komen en een bron van afval zal worden. Op en rondom de ark zullen
opnieuw, na een onderbreking van bijna 2000 jaar, slachtoffers gebracht worden.
Een Joods/Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs
in staat zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te
laten neerkomen wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de
juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de
nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem doen ophouden en
zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem vernietigd.
En tot aan de voleinding met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½ jaar later,
zal er strijd zijn. Voor het
gelovige overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote
verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen
deze moeilijke tijd van Jacobs benauwdheid te geraken. Uiteindelijk wordt dan
na het afsluiten van de 70ste jaarweek, de profetie van Daniël
volledig vervuld:
Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te
voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om
eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets
allerheiligst te zalven.
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah
will come, then he will be seen, then
hidden a second time until Gog and Magog come.SEDER OLAM
De naam
Elia (of in het Hebreeuws: Elijahoe), betekent Mijn God is de HERE. Zijn
bediening als profeet begon ten tijde van de regering van koning Achab van
Israël (909/888 v. Chr.) en eindigde in het tweede jaar van Ahazia, de zoon van
Achab, in het jaar 887 v. Chr. Met dit artikel wil ik de voorspelde tweede en
de derde komst van Elia belichten. De profeet Elia werd namelijk levend met
vurige wagens in 887 v. Chr. naar de hemel van God in een storm weggerukt. Maar
de laatste profeet van het Oude Testament Maleachi, voorspelt de terugkeer van
Elia, voorafgaande aan de Dag des HEREN met de komst van de Messias.
Maleachi 4:5 Zie,
Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
6 Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Over de
profeet Elia schreef ik eerder een artikel betreffende een schijnbaar chronologisch
probleem in de Bijbel: 2 Kronieken 21:12
Toen kwam er een schrijven tot hem (Joram) van de profeet Elia, (15-02-2014) http://bloggen.be/robertdetelder/
Het citaat uit de Seder Olam bovenaan het artikel, leert
dat de Joodse verwachting was/is dat de profeet Elia opnieuw gezien zal worden
bij de komst van Messias(1), maar daarna opnieuw verborgen zal worden(2), tot
het opkomen van Gog en Magog(3). Deze verwachting past in hetgeen we in de
tussen-tijd historisch kunnen reconstrueren en profetisch naar de toekomst
toe, mogen verwachten.
Aan de eerste komst van Jezus Christus als de lijdende
knecht des HEREN, ging de bediening van Johannes de Doper vooraf. En van
Johannes de Doper weten we dat hij in de geest en de kracht van Elia in het
jaar 25 AD aan zijn bediening begon. Zie ook het artikel van 02-06-2014: De
Joodse jaartelling Anno Mundi 5774,http://bloggen.be/robertdetelder/
Matteüs 3:1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2 en
zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk
der hemelen is nabijgekomen. 3 Hij toch is het, van wie door de profeet
Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De
stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht
zijn paden. 4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een
lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en
wilde honing. 5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek
tot hem uit, 6 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen,
onder belijdenis van hun zonden.(NBG Vertaling 1951)
De
vraag toen van de Joden aan Johannes de Doper was dan ook (terecht) of hij Elia
was?
Johannes
1: 19
En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters
en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En hij beleed en
ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En zij vroegen
hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij
zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij
zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die
ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij zeide: Ik ben de stem
van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de
profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen afgezonden uit de
Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan,
indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26 Johannes
antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie
gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben
los te maken. 28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes
doopte.
29 De
volgende dag zag hij Jezus tot zich
komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat
de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt
een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik
niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik
dopen met water.
32 En
Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een
duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die
mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de
Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest
doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat
deze de Zoon van God is. (NBG Vertaling 1951)
Op de
vraag van de Joden naar wie hij was en of hij nu de Christus was of Elia of de
profeet die komen zou, antwoordde Johannes de Doper alleen met de profetie van
de profeet Jesaja: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht
de weg des Heren. Met dit citaat maakte Johannes de Doper duidelijk dat hij de
slechts de voorloper was van degene die de Joden verwachtten.
Na de
verwerping van Jezus als de Messias door Zijn tijdgenoten (okt28 AD) verkondigt
Jezus echter dat Johannes de Doper Elia is.
Matteüs
11:12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al de profeten en de wet hebben
geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. 15 Wie oren
heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
Het
volgende jaar in de zomer van 29 AD plaatsen we de verheerlijking van Jezus op
de berg (vermoedelijk de Hermonberg) met de profeet Elia aldaar present, waar
het hierna volgende citaat over gaat:
Matteüs
17:1 En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en zijn broeder Johannes
mede en Hij leidde hen een hoge berg
op, in de eenzaamheid. 2 En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn
gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht. 3 En
zie, hun verschenen Mozes en Elia,
die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed,
dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U
een, en voor Mozes een, en voor Elia een. 5 Terwijl hij nog sprak, zie, daar
overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze
is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! 6
Toen de discipelen dit hoorden, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde en
werden zeer bevreesd. 7 En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zeide: Staat
op en weest niet bevreesd. 8 Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan
Jezus alleen. 9 En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun,
zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de doden
is opgewekt. 10 En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de
Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij antwoordde en
zeide: 12 Elia zal wel komen en alles
herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem
niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des
mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen, dat Hij over
Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG Vertaling 1951)
Bij de
verheerlijking van Jezus Christus op een hoge berg lezen we bij de evangelist
Matteüs, dat Elia en Mozes vanuit die andere dimensie verschijnen en in gesprek
met Jezus gaan. Johannes de Doper was echter in de winter van 28/29 AD door
Herodes gedood en chronologisch gezien plaatsen we de gebeurtenissen van
Matteüs 17 in de zomer van 29 AD, wanneer Johannes al terechtgesteld was. (Betreffende
het chronologische openbaar optreden van Jezus Christus in de evangeliën
schreef ik op 05-05-14 een artikel) zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/
De
discipelen die met Jezus op de berg waren stelden hierop terecht de vraag:
Hoe
kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij
antwoordde en zeide: 12 Elia zal wel
komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en
zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal
ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen,
dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG
Vertaling 1951)
Voor
het juist verstaan van dit Bijbelgedeelte moeten we oog hebben voor de
geprofeteerde twee komsten van de Messias, over een tijds-dal heen. (over de
tijdskloof schreef ik een artikel 29-06-2014: De profeet Micha) Een eerste
komst als de lijdende knecht en een tweede (nog toekomstige) komst in
heerlijkheid. Bij de eerste komst was het aanbod van de Messias en Zijn koninkrijk
aan de Joden nochtans reëel. En aldus was ook de profeet Elia present in de
persoon van Johannes de Doper.
Dat er
twee komsten zijn wordt ook duidelijk in het voorlezen van de Jesaja-rol door
Jezus in de synagoge te Nazareth toen hij zich als de Gezalfde daar
bekendmaakte (Lucas 4:14-30): De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij
Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; 19 en Hij heeft Mij
gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht,
om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename
jaar des Heren.
Wanneer
we het Bijbelboek Jesaja openslaan bij hoofdstuk 61 kunnen we vaststellen dat
daar waar Jezus stopte met voorlezen geen punt of komma staat, maar de tekst
gewoon verder gaat:
.en een dag der wrake van onze God; om
alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken,
dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen:
Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking.
4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd
doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben
gelegen van geslacht op geslacht. (NBG Vertaling 1951)
Het
aangename jaar des HEREN dat Jezus inluidde was het dertigste Jubeljaar dat in
oktober van het jaar 27 AD van start ging. Gedurende het ganse jubeljaar
okt27/sep28 AD zou het aanbod van de Messias en Zijn Koninkrijk aan de Joden
aangeboden worden. De Bergrede, in de Bijbel volgend op dit aanbod, was in
wezen de grondwet van dit aangeboden Koninkrijk. En met buitengewone tekenen
maakte Jezus duidelijk dat Hij de Messias was. Een meerderheid van zijn
tijdgenoten verwierp Hem echter en vanaf het najaar van het jaar 28 AD sprak Jezus
alleen nog in gelijkenissen tot de Joden en was Zijn blik al op Jeruzalem
gericht waar Hij zich met Pesach 30 AD als het Lam van God ter kruisiging zou
overgeven. Drie dagen later zou Hij echter zelf Zijn leven weer opnemen en
opstaan uit de dood met veertig dagen later Zijn Hemelvaart. Bij Zijn
Hemelvaart vanaf de Olijfberg naar die andere dimensie toe, boven de wolken, is
er onmiddellijk de belofte aan de discipelen van een tweede komst en dit op
dezelfde wijze als Zijn Hemelvaart. Dit sluit aan bij de geprofeteerde komst
van de Here HERE, zoals de profeet Zacharia het neergeschreven heeft:
Zacharia
14:1 Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw
muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde
vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en
de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap,
maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3 Dan zal de
HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten
dage van de krijg; 4 zijn voeten zullen
te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde;
dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een
zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere
helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want
het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij
de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van
Juda. En de HERE, mijn God, zal komen,
alle heiligen met Hem. 6 En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch
verstijving; 7 ja, het zal één dag zijn die is bij de HERE bekend geen dag
en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen. (NBG
Vertaling 1951)
Deze
bijzondere komst door de profeten voorspelt, verkondigde Jezus in de nacht voor
Zijn dood aan de leiders van Israël tijdens zijn verhoor na zijn
gevangenneming.
Markus
14:53 En zij leidden Jezus weg naar de hogepriester, en al de over-priesters en
oudsten en Schriftgeleerden kwamen bijeen. 54 En Petrus volgde Hem van verre
tot binnen de hof van de hogepriester en hij zat daar tussen de dienaars, zich
warmende bij het vuur. 55 De over-priesters nu en de gehele Raad trachtten een
getuigenverklaring tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te kunnen brengen;
maar zij vonden er geen. 56 Want velen legden een vals getuigenis tegen Hem af,
maar hun getuigenissen stemden niet overeen. 57 En er stonden enigen op, die
een vals getuigenis tegen Hem aflegden, 58 zeggende: Wij hebben Hem horen
zeggen: Ik zal deze tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en binnen drie
dagen een andere, niet met handen gemaakt, bouwen. 59 Maar ook zó stemde hun
getuigenis niet overeen. 60 En de hogepriester stond op en hij trad naar voren
en ondervroeg Jezus en zeide: Geeft Gij niets ten antwoord? Wat getuigen dezen
tegen U? 61 Maar Hij bleef zwijgen en gaf niets ten antwoord. Wederom
ondervroeg de hogepriester Hem en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende? 62 En Jezus
zeide: Ik ben het, en gij zult de Zoon
des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende met de wolken
des hemels. 63
De hogepriester scheurde zijn klederen en zeide: Waartoe hebben wij nog
getuigen nodig? 64 Gij hebt de godslastering gehoord: wat is uw oordeel? En zij
allen veroordeelden Hem als des doods schuldig. 65 En sommigen begonnen Hem te
bespuwen en zijn gelaat te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te
zeggen: Profeteer nu! En de dienaars sloegen Hem in het gelaat. (NBG
Vertaling 1951)
Nadat
Jezus geen antwoord gaf op alle beschuldigen naar voor gebracht door valse
getuigen, wordt hij direct door de hogepriester aangesproken en gevraagd: Zijt
Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?. Het Nieuwe Testament werd in de
Griekse taal neergeschreven en daarom staat er hier in het Nederlands
Christus wat in het Hebreeuws Messias betekent. Zijt gij de Messias, de
Zoon van de Gezegende?, was de vraag van Kajafas, de hogepriester. De
Joden spraken de Naam van God niet uit en daarom verwijst Kajafas naar Hem als
de Gezegende. Het antwoord van Jezus is bevestigend: Hij is de Messias. Men
moet nu trachten dit verhoor voor de geest te halen. De Heer Jezus Christus
staat daar voor de hogepriester van Israël, in een vernederde en lijdende
toestand. En tegelijkertijd verkondigt Hij aan de leiders van Israël zijn
tweede komst: Ik ben het en zonder op een reactie van Kajafas te wachten
vervolgt Jezus met: en gij zult de Zoon des mensen zien, gezeten aan de
rechterhand der Macht en komende met de wolken des hemels. Jezus haalt voor
leiders van Israël de profetie van Daniël 7:13 aan en voegt er nog een citaat
uit Psalm 110 bij. Duidelijker kan het niet en het resultaat is dat Kajafas
woedend zijn klederen scheurt en de doodstraf over Jezus uitspreekt.
Van
Kajafas werd in 1990 door archeologen in Jeruzalem zijn familiegraf
blootgelegd. Een van de ontdekte en onderzochte ossuaria bevatte de botten van
de overleden dochter van Kajafas: Mirjam. (Wie bent u Jezus?, hoofdstuk 3,
Carsten Peter Thiede, 2002, uitgeverij Merweboek)
Verrassend
was dat men in de schedel van de dochter van Kajafas een geldstuk vond. Dit
geldstuk is een munt van Herodes Agrippa I die van het jaar 41 tot 43/44 AD in
Jeruzalem regeerde maar al vanaf 36 AD door de Romeinse keizer tot koning
aangesteld was. De munt is door een inscriptie gedateerd op het zesde jaar van
de regering van Herodes Agrippa I in het jaar 42/43 AD. Het is aldus mogelijk
de dood van de dochter van Kajafas ongeveer op de tijdsbalk te plaatsen. Op de
tijdsbalk zijn we in 42 AD slechts twaalf jaar verwijderd sinds het eerder
beschreven verhoor van Jezus door de leiders van Israël, met Kajafas op kop en
zijn veroordeling door hen tot de dood.
Het
gevonden muntstuk in de schedel van de overleden dochter van Kajafas werd daar
geplaatst als symbolisch betaalmiddel voor de veerman Charon, een figuur uit de
Griekse mythologie. Wanneer men stierf geloofden de oude Grieken dat de god
Hermes de dode begeleidde tot aan de oever van de doodsrivier. Hier moest men
een muntstuk aan de veerman Charon betalen die de dode over de rivier van de
onderwereld de Styx zette. Aan de overkant van de Styx-rivier kwam de dode
drie rechters tegen. Zij beslisten over het lot van de dode op basis van zijn
aardse werken. Wie goed geleefd had, ging naar de Elyseese Velden. Wie slecht
geleefd had ging naar de Tartarus waar men gestraft werd. Wie niet bijzonder
goed of slecht geleefd had ging naar de Asphodel-velden, een grote vlakte waar
men eeuwig rondzwierf.
En met
dit geloof hield Kajafas blijkbaar rekening. De man, de geestelijke leider van
Israël die Jezus veroordeelde en overleverde om gedood te worden, vertrouwde
niet de op de HERE God maar meende integendeel dat het niet slecht was om
veilig te spelen en toch maar een muntstuk in de mond van zijn overleden
dochter te plaatsen. De Babylonische mythologie moest ook eens waar zijn? Terecht
noemde Jezus de Schriftgeleerden van zijn tijd: huichelaars.
Het was
vanuit de Babylonische ballingschap al dat een rest van de Joden met dit soort
geloof was teruggekeerd. En wanneer de Grieken de oude wereld onder de voet
liepen begon ook voor het herstelde Juda de hellenisering. En ook het Griekse
religieuze geloof vond zijn ingang. Een geloof dat haaks staat op wat de Thora
betreffende dood leert. Men merkt dit bijgeloof ook in de gelijkenis van de
bedelaar Lazarus en de rijke man die beide sterven en door engelen naar hun
bestemming gevoerd worden.
Lucas
16:19 En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke
dag schitterend feest hield. 20 En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol
zweren, 21 nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te
stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn
zweren likken. 22 Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen
gedragen werd in Abrahams schoot. 23 Ook de rijke stierf en hij werd
begraven. En toen hij in het dodenrijk(Grieks: Hades) zijn ogen opsloeg
onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. 24
En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus,
opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik
lijd pijn in deze vlam. 25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het
goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt
hij hier vertroost en gij lijdt pijn. 26 En bij dit alles, er is tussen ons en
u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan,
dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.
27 Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn
vader zendt, want ik heb vijf broeders. 28 Laat hij hen dan ernstig
waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. 29 Maar
Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.
30 Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen
komt, zullen zij zich bekeren. 31 Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
In de
schoot van Abraham waar de beschreven bedelaar Lazarus vertroost wordt zie ik
een beeld, een variant, van de Elyseese velden. En de plaats van pijniging, waar
de rijke in terecht komt, staat voor Tartarus. En het criteria voor naar welke
plaats men gaat zijn de goede of slechte daden.
De
bedoeling en de betekenis van de gelijkenis staat in vers 31 uitgelegd: Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
De Heer
Jezus Christus verkondigde hier zijn aanstaande dood en opstanding uit de dood en
vooral het feit dat de leiders van Israël Hem dan ook niet zouden aannemen. Dat
de evangelist Lucas het woord gelijkenis aan dit verhaal niet toevoegde heeft
te maken met het feit dat dit verhaal alom bekend was.
Wanneer
Paulus de christenen te Thessaloníki met zijn eerste brief wil troosten in
verband met het verlies van geliefden van hen aan de dood, dan verwijst Paulus
niet naar de schoot van Abraham waar hun zielen door engelen naar toe geleid
zouden zijn, maar hij schrijft het volgende:
1
Thessalonicenzen 4:13 Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat
gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. 14 Want
indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen,
die ontslapen zijn, door Jezus weder-brengen met Hem. 15 Want dit zeggen wij u
met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des
Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, 16 want de Here zelf zal
op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin
Gods, nederdalen van de hemel, en zij,
die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17 daarna zullen
wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk
weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de
Here wezen. 18 Vermaant elkander dus met deze woorden. (NBG Vertaling 1951)
Paulus
troost de christenen met de belofte van de wederkomst van Jezus Christus en de
opstanding dan, van de gelovigen uit de dood. Samen met de eindtijdgeneratie
van gelovigen worden zij op dat moment naar de Heer Jezus toe weggevoerd.
Maar nu
verder met het onderwerp van dit artikel: de twee komsten van Elia en de twee
komsten de Messias. De eerste komst in 30 AD ligt inmiddels al 1984 jaar achter
ons en opnieuw is er al geruime tijd een verwachting naar de tweede komst van
de Messias, zowel door christenen als Joden. Alhoewel de wederkomst voor beide
groepen afzonderlijk staat te gebeuren. Aan de wederkomst voor de Ekklesia gaat
geen komst van Elia vooraf. Aan de tweede komst van de Messias voor Israël gaat
wel de komst van de profeet Elia vooraf.
Ik kom
nu terug op het citaat uit de Seder Olam:
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not
be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a
second time until Gog and Magog come.
Gog en
Magog kennen we vanuit de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 en vanuit het laatste
Bijbelboek: Apocalyps hoofdstuk 20:8. Bij de profeet Ezechiël gaat de oorlog
van Gog en Magog tegen het teruggekeerde Israël vooraf aan het Messiaanse
vrederijk. In het boek Openbaring of Apocalyps zien we Gog en Magog vermeldt na
het Messiaanse vrederijk, na een periode van duizend jaar, dat satan gebonden
was. Gog en Magog staan in Openbaring model voor alle volken die nogmaals in
opstand komen en van de vier hoeken der aarde oprukken. Dit terwijl bij de
profeet Ezechiël Gog en Magog alleen uit het verre noorden naar het land Israël
optrekt. Er worden in de Bijbel aldus twee oorlogen met Gog en Magog beschreven
met een interval van minstens duizend jaar. Het moet echter duidelijk zijn dat
de Seder Olam naar de Gog en Magog van de profeet Ezechiël verwijst.
De
Seder Olam lijkt twee komsten van Elia te beschrijven en dit na zijn opname
door vurige wagens in 887 v. Chr.: een eerste komst in wat we nu terugkijkend herkennen
in de persoon en de bediening van Johannes de Doper en een tweede maal dat nog
toekomst is, maar ook ooit geschiedenis wordt, wanneer Gog en Magog naar het
land Israël getrokken zullen worden. Een land dat dan pas voorspoed en vrede
kent.
Ezechiël
38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij
optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat
uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot
een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid;
allen wonen zij in gerustheid.
De
hiervoor beschreven toestand van gerustheid is nog geen realiteit voor het
sinds 1948 nationaal herstelde Israël maar kunnen we op basis van het
Profetisch Woord van de Bijbel verwachten. En dit geldt ook voor de buurlanden
van Israël die ook geen vrede kennen. Het is momenteel nog wachten op een
algemene vrederegeling voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische
boeken van de Bijbel voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene
(schijn)vredesregeling komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden
en tot een oplossing komen. En ook met de Arabische Palestijnen zal het eens
tot een vredesregeling komen waarbij heel het gebied zijn vruchten van zal
plukken. Het is wachten op een nieuwe Yitzhak Rabin in Israël en op Arabische
leiders die tot compromissen bereid zijn. Het zal echter een schijnvrede zijn
en een periode van grote misleiding. (zie het artikel van 07-04-2014: Wat
gebeurde er nu werkelijk met de ark van het Verbond?) Het is in deze tijd dat
de profeet Elia opnieuw zal optreden.
Zoals
ik al schreef plaatst het Bijbelboek Openbaring twee getuigen in het Jeruzalem
van de eindtijdperiode en niet één. Er zijn heel wat christen-onderzoekers die
in de twee getuigen van het Bijbelboek Openbaring 11 alvast één getuige
herkennen: de profeet Elia namelijk. En dit is goed mogelijk. Naar de
identiteit van de andere getuige is het moeilijker gissen. Indien het Mozes is,
zal deze voor een tweede maal moeten sterven. De twee getuigen van God te
Jeruzalem in de eerste helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden namelijk
door het Beest (Openbaring 13) gedood. In het geval van de profeet Elia en
indien hij een van de twee getuigen is, wordt dan het volgende Schriftwoord
vervuld:
Hebreeën
9:27 En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het
oordeel, 28 zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler
zonden op Zich te nemen, ten tweeden
male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.
De
profeet Elia heeft tijdens zijn periode op aarde de dood niet moeten ondergaan
en zou dan volgens het Schriftwoord van Paulus aan de Hebreeën ook eenmaal moeten
sterven.
Er is
in de Bijbel nog één mens vermeldt die niet heeft moeten sterven maar die net
zoals Elia vele duizenden jaren later, naar de hemel van God opgenomen werd:
Henoch.
Genesis
5:18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij
Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo
waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21
Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij
Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet
meer, want God had hem opgenomen.
Het
Bijbelboek Genesis hoofdstuk 5 geeft de volledige geslachtslijst van de
zogenaamde oudvaders vanaf Adam tot aan de Grote Vloed met Noach en zijn drie
zonen. Heel summier staat er dan in de verzen 18 tot 24 dat Henoch met God
wandelde en er op een gegeven moment niet meer was, want God had hem opgenomen.
In de Hebreeënbrief wordt Henoch in de lijst van geloofshelden vermeldt:
Hebreeën
11:5 Door het geloof is Henochweggenomenzodat hij de dood niet zag, en hij
werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd
weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; 6 maar
zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God
komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig
zoeken.
En als
laatste verwijst ook Judas, de broeder van Jakobus, in zijn Nieuwtestamentische
brief (1:14) kort naar Henoch.
Indien
Hebreeën 9:27 hier rechtsgeldigheid heeft dan is Henoch een mogelijke kandidaat
voor één van de twee getuigen? Maar Henoch behoorde tot een heel andere
bedeling. De periode namelijk voor de Grote Vloed. De bedeling van het geweten
die volgde na de uitdrijving uit het Paradijs, de hof van Eden. Een bedeling
die eindigde in het oordeel van de ramp van de Zondvloed of Grote Vloed.
Het
blijft moeilijk om historische namen aan de twee getuigen van het Bijbelboek
Openbaring 11 te geven. En dan vooral omdat de namen ons niet geopenbaard
werden. Waarom? Ik weet het niet.
De profeet Joël en de bloedrode maansverduistering
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen
geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis
en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam
des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem
zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij
behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)
Er
circuleert al enkele jaren een theorie op het internet dat de tetrade van
maansverduisteringen met Pesach en Sukkot van 2014/2015 mogelijk de profetie
van Joël zou zien uitkomen. En in 2014 bracht het Zoeklicht het boek uit: WAKE
UP, Gods profetische kalender in tijdslijnen en feesten, van Arno Lamm &
Emile-Andre Vanbeckevoort. Een boek waar naast de boeiende studie over de
Bijbelse feesten en het Joodse huwelijk in profetisch perspectief, eveneens op de
vervulling van de profetie van Joël met de tetrade van maansverduisteringen in
2014/2015 gewezen wordt.
We zijn
inmiddels al ruim drie maanden na de Pesachweek van 2014 met de vooraf aangekondigde
bloedrode maansverduistering, die dit jaar exact gelijk viel met het Joodse
Pesach. In oktober van dit jaar zal er opnieuw een bloedrode maan te zien (?)
zijn die dan eveneens exact gelijk zal vallen met het Joodse Sukkot-feest op 8
oktober. En volgend jaar zal dit zich opnieuw herhalen op 4 april en 28
september 2015 en vandaar de uitdrukking: TETRADE.
Ik
schreef hiervoor te zien met een vraagteken want het blijkt nu dat de
maansverduistering van 14 april alleen goed te zien was over Noord- en Zuid-Amerika
en de Stille Oceaan. Zoals ook het bekende National Geographic het te kennen
gaf:
The best views will be from the entire North and South
American continents and much of the Pacific Basin, including Hawaii. Eastern
Australia should get to see the second half of the show on the night of April
15, as the moon rises during totality. Europe,
Africa, and central Asia, meanwhile, will miss the entire eclipse because it
will be daytime in those regions at the time of the event.
De
meeste kranten (die ik online lees) berichtten over de maansverduistering van 14
april met de vermelding erbij dat het voor ons in dit gedeelte van de wereld
niet te zien zou zijn, en dus ook niet over het gebied van Israël.
Al
sinds enkele jaren wordt regelmatig door geïnteresseerden naar mijn mening
gevraagd in verband met de aangekondigde tetrade van maansverduisteringen door
Amerikaanse auteurs van zogenaamde eindtijdboeken en de verwachting dat de
Bijbelse Dag des HEREN dan zou aanbreken. De reden voor het vragen naar mijn
mening is vermoedelijk omdat ik auteur ben van verschillende Eschatologische
boeken. De bekendste is de bestseller De Nieuwe Orde in Opkomst waar dertig
jaar geleden 5000 exemplaren van verkocht werden. Toen ik dan voor de eerste
maal met een vraag naar mijn mening over de aangekondigde tetrade voor
2014/2015 geconfronteerd werd, luisterde ik aanvankelijk nog met het nodige
respect. Het fenomeen van een tetrade van maansverduisteringen in het verleden
en voor de toekomst was mij toen onbekend. Men haalde er ook tetraden uit het
verleden bij, zoals die van 1949/1950 en 1967/1968 toen deze
maansverduisteringen ook gelijk vielen met de Joodse feesten van Pesach en
Sukkot.
Maar het
blijkt nu dat de meeste verklaringen/invullingen betreffende de historische
tetrade van 1949/1950, na onderzoek geen steek houden. Daarbij moeten
we bedenken dat religieus Israël een maankalender volgt en het haast logisch is
dat er al eens een maansverduistering met Pesach of met Sukkot voorkomt.
Ik maak
van deze blog nu gebruik om een en ander recht te zetten. Het citaat van de
profeet Joël dat ik bovenaan dit artikel zette leert geen tetrade van
maansverduisteringen. Er staat geschreven: De zon zal veranderd worden in
duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
Van een specialist met astronomische kennis kreeg ik het volgende commentaar:
Een zonsverduistering valt per definitie
samen met de nieuwe maan, als de maan tussen de zon en de aarde staat. Een
maansverduistering valt samen met een volle maan, als de aarde tussen de zon en
de maan staat. De profeet Joël spreekt dus over iets buitengewoons, iets dat
niet 'natuurlijk' is, iets 'bovennatuurlijks', een ingrijpen van God.
Ik had
al veel eerder iemand met kennis van astronomie moeten raadplegen toen ik voor
het eerst met de theorie van de aangekondigde tetrade in hun relatie tot de Dag
des HEREN in aanraking kwam. Maar helaas; gedane zaken nemen geen keer.
De
tetrade van 2014/2015 heeft geen invloed op de vervulling van de profetie van
Joël. Op God s tijd echter en op een dag door een astronoom niet
te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen.
Aan
die Dag gaan trouwens heel wat dagen en tijden en tekenen vooraf. Lees hierna
een volgend relevant hoofdstuk van de profeet Joël:
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer
Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar
het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake
van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid
hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen,
en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij
konden drinken. (NBG 1951 vertaling)
De
periode van de profeet Joël s bediening exact op de tijdsbalk plaatsen is
moeilijk. Het Bijbelboek verwijst naar geen enkele regerende koning in Israël
of Juda waarmee het optreden van de profeet gedateerd zou kunnen worden. De
profeet Joël verwijst ook nergens in de drie hoofdstukken naar de grote
mijlpalen in de Joodse geschiedenis; namelijk de Babylonische ballingschap noch
naar de wereldwijde ballingschap die volgde na 70 AD toen de Romeinen de stad
Jeruzalem en Tempel vernietigden en de Joden in krijgsgevangenschap wegvoerden.
Het onderwerp van heel het Bijbelboek Joël is de dag des HEREN of de
oordeelsdag. Het boek is gericht aan het Juda van de eindtijd.
Joël 1:15
Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN; als een verwoesting komt hij van
de Almachtige.
Het is aanvankelijk
een oordeelaanzegging tegen een nationaal hersteld Israël maar dat geestelijk gezien
zijn eigen weg gaat.
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem,
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar
zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige eindtijdperiode,
de 70ste jaarweek van de profeet Daniël. De tetrade van
maansverduisteringen in 1949/1950 was aldus niet van tel. De belangrijkste
jaren voor Israël tijdens deze periode waren de jaren 1947/1948 en dit zonder
tetrade. In november 1947 sprak de VN zich uit voor de deling van het Britse
mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat. En in het jaar
daaropvolgend in mei 1948 werd de staat Israël afgekondigd. De tetrade van
1949/1950 kwam hier te laat. Tenzij men bedenkt dat tussen de Joodse
feesten van Pesach en Sukkot in 1949 de VN-vredesconferentie te Lausanne
plaatsvond. De jonge staat Israël weigerde daar alle 700.000+ Arabische
vluchtelingen (vrouwen, kinderen, grijsaards) als gevolg van de
onafhankelijkheidsoorlog opnieuw binnen te laten. Het begin van alle miserie sindsdien
en een overtreding van de Thora (Exodus 22:21). Deze vaststelling werpt dan ook
een heel ander licht op de seculiere staat Israël en hun houding naar het Woord
van God toe.
De
tetrade van 1967/1968 viel gedeeltelijk correct volgens profetische lijnen. In juni
1967 overwon Israël een overweldigende Arabische coalitie in zes dagen tijd en nam
alle Bijbelse gebieden in bezit met als hoofdprijs Oost-Jeruzalem en de
Tempelberg. De toenmalige regering van Israël had na de drie Arabische nee s
van Khartoem heel het gebied moeten annexeren en de Arabische bevolking aldaar
burgerrechten geven. De jonge staat Israël koos een andere weg. Zes jaar later
in 1973 volgde de Jom Kippoeroorlog. De grote verzoendag, een dag waarop ze
veilig van enige agressie hadden moeten zijn. Men kan stellen dat het vanaf
1967 definitief fout is gegaan en er sindsdien andere wetmatigheden spelen
uiteindelijk uitmondend in Jacob s benauwdheid, de grote verdrukking, de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.
Aan het
einde van de zevenjarige eindtijdperiode, de dag des Heren, gaat het vervolg
van Joël 3:1 in vervulling:
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in
het lot van Juda en van Jeruzalem,
2 zal
Ik alle volken verzamelen en
afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik
zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van
mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij
mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven
voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken.
Dit
vers sluit aan bij het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps dat een
Nieuwtestamentisch profetisch Boek is en het sluitstuk van alle Oudtestamentische
profetieën wat het herstel van de Joden betreft, nationaal en geestelijk gezien
in het oude land der vaderen: Israël. Het dal van Josafat bij de profeet Joël is
in het Boek Openbaring, het gebied van Harmageddon. En de vermelding alle
volken; dat zijn in deze tijd de Verenigde Naties die aldus eens in de
toekomst naar het land Israël getrokken zullen worden.
Het
chronologische eindtijdkader van de profeet Joël stemt niet alleen overeen met
dat van het Bijbelboek Openbaring, maar ook met het eindtijdkader dat de
profeet Ezechiël schilderde. In hoofdstuk 36 van de profeet Ezechiël, belooft
God een terugkeer van de Joden uit de wereldwijde verstrooiing en het herstel
van Israël in het oude land der vaderen. In hoofdstuk 37 van de profeet
Ezechiël worden de chronologische details ingevuld en kan men een chronologie
van toekomstige gebeurtenissen herkennen. Eerst een on-geestelijke terugkeer
naar het oude land der vaderen gevolgd door een geestelijk herstel. In de hoofdstukken
38 en 39 van de profeet Ezechiël wordt de oorzaak en het chronologisch tijdstip
van het geestelijk herstel gegeven, namelijk een aanval van een geweldig leger
uit het verre noorden beschreven. Een leger dat aangevoerd wordt door Gog uit
het land Magog en mét hem vele bondgenoten, die door de HERE God naar het land
Israël getrokken worden. Deze legermassa wordt volgens de profetie, op de
bergen van Israël verslagen en van die dag af, zal Israël de HERE God kennen, en
zo volgt aldus het geestelijke herstel. In hoofdstuk 40 van Ezechiël tot en met
hoofdstuk 48 wordt de verdeling van het land beschreven, nadat alles hersteld
is én de Tempel herbouwd, maar ditmaal noordelijk van de stad Jeruzalem. Vanuit
de nieuwe Tempel zal een nieuwe waterbron ontspringen en het water daarvan zal naar
de westelijke en de oostelijke zee vloeien. De oostelijke zee is de huidige
Dode Zee die dan gezond zal worden en alwaar vis in gevangen zal worden.
Wanneer
men de hiervoor beschreven hoofdstukken van Ezechiël met de profeet Joël
vergelijkt zien we enkele raakpunten. Ook Joël ziet een on-geestelijk Israël
dat tot bekering opgeroepen wordt. Ook Joël ziet in zijn tweede hoofdstuk een
invasie vanuit het noorden gebeuren:
Joël 2:20:
Ik
zal van u wegdrijven die uit het Noorden
en hem verjagen naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de oostelijke zee
en zijn achterhoede naar de westelijke zee, en zijn stank zal opstijgen en zijn
vuile lucht zal opstijgen, want hij heeft grote dingen gedaan.
Ook
Joël ziet het geestelijk herstel van Israël na de invasie uit het noorden:
Joël 2:28 Daarna zal het geschieden,
dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters
zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen
gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik
in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de
hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd
worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des
HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN
aanroept, behouden zal worden, want op de
berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft;
en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951
vertaling)
En ook de profeet Joël ziet het wonder van het gezond
worden van het water van de Dode Zee dat daarna de vergrote oostelijke zee
vormt.
Joël 3:18 Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van
jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken
van Juda van water zullen stromen; een
bron zal ontspringen uit het huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken.
Het dal van Sittim ligt zuidelijk van de huidige Dode
Zee, een zee die aldus naar alle kanten uitgebreid zal worden. Eén van de herstelde
stammen van Israël: Zebulon, zal in het vrederijk zijn gebied in het zuiden van
het land toegezegd krijgen en in het oosten aan deze beschreven nieuwe oostelijke
zee grenzen. Aldus wordt een oude profetie van de aartsvader Jakob vervuld:
Genesis 49:13 Zebulon zal wonen aan het strand der wijde
zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar
Sidon gekeerd zijn.
Ik geef deze summiere beschrijving van toekomstige
gebeurtenissen om aan te tonen dat de tetrade van 2014/2015 en de (door
sommigen) daarmee verbonden verwachte dag des HEREN, chronologisch gezien,
moeilijk in het eindtijdkader van de profeten ingepast kan worden.
Het eindtijdbeeld dat de Bijbel voor het begin van de zevenjarige periode van het
Bijbelboek Daniël en Openbaring schetst is een periode van (schijn)vrede.
De eerste apocalyptische ruiter die op het witte paard uitrijdt brengt
ogenschijnlijk vrede. Het tweede paard in het Boek Openbaring neemt deze vrede
weg, staat er geschreven. Wanneer Gog uit het land Magog naar Israël getrokken
wordt, dan rukt dit geweldige leger uit het noorden op tegen een land en een
volk dat in gerustheid woont.
Ezechiël 38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het
gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een
blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen
wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer;
gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en
vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in
uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11 gij zult zeggen: ik zal
optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden,
die in gerustheid wonen, allen zonder
muur, grendels of poorten 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw
hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het
gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op
de navel der aarde woont. (NBG 1951 vertaling)
De huidige toestand in Israël en de buurlanden geeft een
totaal ander beeld. Het is momenteel nog wachten op een algemene vrederegeling
voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische boeken van de Bijbel
voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene (schijn)vredesregeling
komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden en tot een oplossing
komen. En ook met de Palestijnen zal er een overeenkomst gesloten worden. De
profetische boeken van de Bijbel plaatsen het Assyrië van de oudheid opnieuw op
de landkaart ten tijde van de zevenjarige eindtijdperiode. Men kan op basis van
dit Schriftwoord aldus nog een aantal drastische grenswijzigingen van de landen
in het Midden-Oosten verwachten. De huidige grenzen van de landen in het
Midden-Oosten werden trouwens na de eerste wereldoorlog, door Britten en
Fransen getrokken, die het Arabische gebied van het Ottomaanse Rijk opdeelden. Uiteindelijk
zullen alle landen binnen de grenzen van het voormalige Oost-Romeinse Rijk,
zich verenigen en een Unie vormen van vijf koningen of leiders. Zij verenigen
zich met vijf leiders uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en
zetten alzo het vierde Beestrijk van de profeet Daniel opnieuw op de landkaart.
Deze tien leiders geven in een later stadium hun macht af aan een elfde leider.
Dit is in een notendop wat de toekomst nog brengen zal. Het
zal echter ook een tijd van misleiding worden. Op religieus gebied leert het
Boek Openbaring dat er een samengaan van alle religies zal komen. Tijdens de
eerste helft van de eindtijdperiode treden in Jeruzalem twee getuigen van de
HERE God op die tegen de herstelde offerdienst in Jeruzalem spreken.
In de helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden de
twee getuigen te Jeruzalem door het Beest alias de elfde horen alias de koning
van het noorden, gedood en vlucht een tot geloof gekomen overblijfsel van
Israël naar de over-Jordaanse woestijn waar zij door de HERE God bewaard zullen
worden tot op het einde van de slag bij Harmageddon. De berg Sion bevindt zich
ook in dit gebied. Aan het einde van de zeventigste jaarweek van Daniël en/of
de eindtijdperiode van het Bijbelboek Openbaring keren de stammen van Israël
naar hun gebied terug; het overblijfsel van de gevluchte Israëli s vanuit het
Over-Jordaanse gebied en de overige stammen vanuit hun gebieden.
Hier weer in een notendop gestopt wat in de toekomst nog
te gebeuren staat. Aan het einde van dit artikel vindt u een boeken- en
auteur-lijst die diepgaander over dit thema handelen.
De bedoeling van dit artikel is om aan te tonen dat het
profetisch-chronologisch gezien moeilijk is, de dag des HEREN van de profeet
Joël in het jaar 2014/2015 te zien aanvangen.
De drang tot het berekenen van het tijdstip voor de dag
des HEREN is bij meerdere onderzoekers van het Profetische Woord van de Bijbel
aanwezig. Men laat zich ook leiden door een Rabbijnse overlevering dat leert
dat God Zijn vrederijk zal oprichten aan het einde van zesduizend jaar
mensengeschiedenis. Elke scheppingsdag uit Genesis staat dan voor duizend jaar.
De zevende sabbatdag volgens deze theorie stelt eveneens 1000 jaar voor, het
aantal jaren dat we ook in het boek Openbaring vinden als periode voor de
gevangenschap van de oude slang, de duivel of diabolos. Het is de periode van
het Messiaanse Vrederijk.
Over het onderwerp van de anno mundi jaartelling ben ik
ook meerdere malen aangesproken vanwege mijn studie van de Bijbelse
chronologie. Mijn bekomen jaartallen weerleggen namelijk de rekensom dat het
anno mundi 6000 nog in de toekomst zou liggen. Daar zijn we inmiddels al een
tijd voorbij. We leven al in geleende tijd.
Ik merkte ook dat Amerikaanse Bijbelvorsers de jaartallen
voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda van Edwin E. Thiele
gebruiken om naar de toekomst toe berekeningen te maken. Wanneer men de
jaartallen van Thiele hanteert om naar voor of naar achter in de tijd te
rekenen bekomt men altijd foutieve uitkomst-jaartallen. Men kan bijvoorbeeld
niets aanvangen met de tijdsperiode van 390 jaar en 40 jaar voor de duur van
Israël s ongerechtigheid volgens de profeet Ezechiël. Het probleem is dat de
herkenbare navigatiepunten verdwenen zijn sinds Thiele de regeerperioden van de
koningen van Israël en Juda verkort heeft om ze te laten passen met de
Assyrische koningslijst. Alle mij bekende geleerden volgen de gefabriceerde jaartallen
van Thiele. Het is alleen wanneer we terugkeren naar de normale Bijbelse
regeerperioden voor de koningen van Israël en Juda dat de tijdsperiode van bijvoorbeeld
de 390 jaar zin krijgt.
Hierna de auteur-lijst waar ik mijn laatste uitgave van
2013: Apocalyps; de zeventigste jaarweek van Daniël mee afsluit:
Alexander Hislop, THE TWO BABYLONS, 1916
Clarence Larkin, DISPENSATIONAL TRUTH, 1920
Dr. F. De Graaff, ALS GODEN STERVEN, 1969, ANNO DOMINI
1000 2000
Hal Lindsey, De planeet die aarde heette, 1970
B. Reinders Sr., ISRAEL EN HET MESSIAANSE VREDERIJK, 1971
Roeland Klein Haneveld, www kleinhaneveld,
nl/notities/index.html
Huib Verweij, DE TERUGKEER VAN JEZUS CHRISTUS, 1978,
GRENZEN DER VOLEINDING, 1984, IK BEN DIE IK BEN, 1968, DE BOOM DER KENNIS, 1973
Jb. Klein Haneveld, De Openbaring aan Johannes, 1981
Huib Verweij & Ds. Willem Glashouwer Sr., DE KOMST
VAN JEZUS CHRISTUS, 1985
Arie Kleijne, JEZUS KOMT, 1989
A. Keizer, De komende reformatie van de eindtijd - wat de
kerken niet zien, 1996, De komende dertig jaar, 1997, De almachtige is de vader
van alle mensen, 2003,
Dr. Piet Borst, LIJNEN NAAR DE EINDTIJD, 2004
Ds. Dick M. Stichter & Jeep van der Schoot, DANIEL,
Gods weg met Israël en de Volken, 2012
Enkele titels van de lijst zullen alleen nog in
gespecialiseerde antiquariaatzaken te vinden zijn. En enkele studies zijn ook
al op het www online te lezen. Het laatst vermelde boek is bij het Zoeklicht
verkrijgbaar.
PSALM 83. DE IDENTIFICATIE VAN GEBAL VOOR ONZE TIJD. HET REVISIONISME VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDHEID TOT HULP.
Een
lied. Een psalm van Asaf.
O God,
houd U niet stil,
Zwijg
niet en blijf niet werkeloos, o God.
Want
zie, uw vijanden tieren,
Uw
haters steken het hoofd op:
Zij
smeden een listige aanslag tegen uw volk
En
beraadslagen tegen uw beschermelingen.
Zij
zeggen: Komt, laten wij hen als volk
verdelgen,
Zodat aan de naam van Israël niet meer
wordt gedacht.
Want
zij hebben eensgezind beraadslaagd,
Tegen U
een verbond gesloten;
De
tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en
de
Hagarenen, Gebal,
Ammon
en Amalek,
Filistea
met de inwoners van Tyrus;
Zelfs
Assur heeft zich bij hen gevoegd,
Zij
zijn de zonen van Lot tot steun. Sela
Psalm
83:1-9
(NBG
Vertaling 1951)
De
schrijver van Psalm 83 was de ziener Asaf die leefde ten tijde van Koning David
(1047/1007 v. Chr.) Asaf was een Leviet, een afstammeling van Levi, een van de
zonen van Jacob, en behoorde tot de priesterzangers van David. Hij is de auteur
van verschillende psalmen. In Psalm 83 heeft de dichter het over een
vijandelijk verbond van tien volken tegen het volk van Israël. Tien volkeren
smeden samen een pact met als doel de verdelging van Israël. Het is een verbond
van volken dat zich nog nooit in de geschiedenis van het oude Israël heeft
voorgedaan. Mijn gevolgtrekking is dan ook dat een toekomstig verbond van tien
volken tegen het sinds 1948 nationaal herstelde Israël bedoelt is. Het getal
van tien landen is ook gelijk aan het getal van de tien koningen van de profeet
Daniël, dat ook in het laatste boek van de Bijbel, de Apocalyps terug te vinden
is.
Wanneer
we psalm 83 naar onze tijd transponeren merken we na identificatie van de namen
uit de oudheid dat veel tegenstanders uit het verleden er heden opnieuw zijn. En de reden van dit artikel is de
identificatie van Gebal dat een verrassing oplevert. Maar eerst wil ik de
andere namen duiden. Edom levert
geen probleem. Dit volk leefde in de oudheid in het gebied op de huidige grens
tussen Jordanië en Saoedi-Arabië. De identificatie van de Ismaëlieten geeft evenmin een probleem. Ismaël was een zoon van
Abraham en Hagar, de slavin van Sara. Van hem stammen vele Arabische stammen
af. Moab en Ammon waren in het Oude
Testament twee zonen van Lot en zij woonden eertijds in het huidige Jordanië. Filistea is de huidige Gaza-strip en Tyrus ligt in Zuid-Libanon, het
vroegere Fenicië. Het moderne Libanon beslaat grotendeels het gebied van het
oude Fenicië. Libanon is al lang geen eenheidsstaat meer, maar is als een
lappendeken opgedeeld met meerdere fracties binnen de grenzen, die de lakens
uitdelen. In het zuiden heerst de Hezbollah, een vijand van Israël. Volgens
Psalm 83 zal Tyrus nauw samenwerken met Filistea in zijn strijd tegen Israël.
Het Assur dat Asaf vermeldt is het
huidige Irak en Syrië. Amalek is een
nakomeling van Esau, de broer van Israël. Zijn woonplaats was het
Seïr-gebergte. Dit gebergte bevindt zich binnen de grenzen van het huidige
Jordanië. De 'Hagarenen' zijn
moeilijker te plaatsen. Hagar was de slavin van Sara en moeder van Ismaël. Zij
was een Egyptische. Een eerste conclusie zou dus kunnen zijn dat Hagar of de
Hagarenen synoniem staat voor Egypte. De naam blijkt echter niet Egyptisch te
zijn maar Semitisch, en vermoedelijk is deze naam haar door Abraham gegeven. De
naam Hagar betekent 'reizende of vluchtende'. Ik veronderstel dat de Hagarenen
de huidige Palestijnen voorstellen die woonachtig buiten Israël zijn. Geen
enkel Arabisch land heeft namelijk de Palestijnse ontheemden van 1948 en 1967 opgenomen.
De meesten die in het Midden-Oosten bleven, leven in vluchtelingenkampen en
worden sindsdien door de VN onderhouden.
Maar
laat ons nu het volk te Gebal
identificeren. Wanneer men er een Bijbelse encyclopedie op na gaat blijkt dat
de plaatsing van Gebal geen eenvoudige zaak is. Meerdere verklaringen zijn
mogelijk. Gebal betekent berg en algemeen wordt het met Byblos in Fenicië
geïdentificeerd. En aan de hand van Psalm 83 zoekt men ook een locatie in het
noordelijke gedeelte van het gebergte Seïr. Eerlijkheidshalve vermeldt men
erbij dat de precieze ligging onbekend is. Met deze verklaring nam ik geen
genoegen en zocht verder voor een identificatie van Gebal. Wat mijn aandacht
trok was de verwijzing in Egyptische bronnen naar de stad Gebal of Goebla. Het Egyptische Oude Rijk haalde er zijn hout en
tijdens het Egyptische Nieuwe Rijk, vooral de Amarna-periode, zat er een
Egyptische vazal Rib Addi die vanuit Gebal meer dan vijftig brieven aan farao
schreef. In het licht van Velikovsky 's bevindingen, een bekende controversiële
revisionist van de geschiedenis van de oudheid, moet Gebal met Jizreël in
Samaria geïdentificeerd worden. Nu heb ik in mijn publicatie 'Genesis versus
Egyptologie voortgeborduurd op Velikovsky s bevindingen. Ik identificeerde Hosea
van het tienstammenrijk als de Rib Addi van de Amarna-brieven. Het volk Gebal
is aldus in Samaria te plaatsen. Ik herhaal nog even de tien vijanden van
Israël in psalm 83: "De tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de
Hagarenen, Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus; Zelfs
Assur heeft zich bij hen gevoegd,"
Het
huidige plaatsje Jizreël in het moderne Israël ligt in het zuiden van Galilea
met zijn overwegend Arabische bevolking, noordelijk van het Palestijnse Jenin.
Ik zou nu durven verwachten, met Psalm 83 in gedachten, dat via een toekomstige
vredesregeling dit gebied via een land-swap langs de grenzen van 1967, naar een
toekomstige Palestijnse staat gaat en een centrum van haat tegen de staat
Israël wordt. De VS-administratie roept Israëlis en Palestijnen regelmatig op om
voortgang met het zogenaamde stappenplan te maken. Een stappenplan dat met de
Oslo-verdragen in 1993 tussen Israël en de Palestijnse autoriteit werd
afgesproken. De huidige VS-president Obama dringt aan om langs de grens van
1967 via landswapping tot een vredesregeling te komen.
Vanuit
onze identificatie van Gebal met Jizreël-Samaria en Filistea met Gaza is het te
veronderstellen dat er in de toekomst meerdere Palestijnse staten zullen
ontstaan. Ook is het opmerkelijk dat Filistea in één adem met Tyrus genoemd
wordt. De verschillende staatjes zullen niet tot vrede leiden maar hun
uiteindelijk doel blijft volgens Psalm 83, wanneer naar onze tijd
getransponeerd, de vernietiging van Israël. Psalm 83 is een gebed om hulp tegen
de vijanden van Israël. Het tweede gedeelte van de Psalm geeft dan ook hoop.
Ik heb in de lente van
2012 het proefschrift van dit boek in één keer doorgenomen. Zo boeiend vond ik
het. De inhoud nodigde uit tot lezen en verder lezen. De twee auteurs vullen elkaar
met hun talenten aan en maken het tot een opbouwende studie van het profetische
Woord. Een voorbeeld: de eerste zes hoofdstukken van de profeet Daniël worden
behandeld door Dick Stichter en de hoofdstukken zeven tot en met twaalf door
Jeep van der Schoot. Het statendroombeeld van Nebukadnezar in Daniël hoofdstuk
2 wordt door Dick uitvoerig becommentarieerd zowel historisch als toekomstig en
toch is er geen overlapping met Jeep s commentaar op Daniël 7, waar de HERE
God dezelfde rijken aan Daniël openbaart, maar ditmaal in de vorm van
roofbeesten.
Bijzondere aandacht geven
de auteurs aan Gods weg in verleden en toekomst met zijn oude verbondsvolk
Israël. De geschiedenis en de toekomst van de volkeren in relatie tot Israël
worden duidelijk belicht. Het begrip eindtijd
wordt duidelijker verklaard en vooral toegankelijker gemaakt voor beginners in
de studie van het profetische woord van de Bijbel. En in alles staat in het
boek de Heer Jezus Christus Centraal.
Een algemeen gevoel voor
mij na het doornemen van het volledige script, is dat de HERE God alles, en ook
alles, onder controle heeft. Ik weet dat vele christenen er geestelijk door bemoedigd
en gestimuleerd zullen worden, om uit te zien naar de komst van de Heer Jezus voor
Zijn Gemeente. Amen, kom, Here Jezus!
Lijnen
naar de Eindtijd vertelt het verhaal van de recente geschiedenis van de landen
van het Midden-Oosten en de directe omgeving. Vanuit deze gebeurtenissen worden
lijnen getrokken naar hetgeen de Bijbelse profeten voor de toekomst voorzeggen.
De lijnen in de geschiedenis van Israël en zijn buren. Rusland en het Romeinse
wereldrijk worden doorgetrokken naar de eindtijd.
Dit
boek tracht meer diepgaan dan andere boeken over dit onderwerp de actuele
gebeurtenissen en conflicten in dit gebied te schetsen hierbij gebruik makend
van duidelijke kaarten. Voor geïnteresseerden in de huidige aanloopfase naar de
eindtijd is dit boek een standaard naslagwerk.
Dr.
Piet Borst, in het dagelijks leven actuaris, houdt zich al jarenlang bezig met
de ontwikkelingen in de wereld en in het bijzonder het Midden-Oosten, om deze
te kunnen plaatsen in een Bijbels licht.
De
titel van dit voortreffelijke boek deed me onmiddellijk aan een citaat van
wijlen Huib Verweij denken:
Het
wereldgebeuren ontwikkelt zich volgens modellen en profetische lijnen in de
Bijbel
Het
is het wereldgebeuren, zowel qua geschiedenis en actualiteit, waar Piet Borst
de aandacht op vestigt en waar vanuit hij lijnen trekt naar de zogenaamde
bijbelse eindtijd. Nooit eerder heb ik zulk historisch werk bestudeerd.
Zon
dertig jaar geleden was ik enthousiast toen ik Hal Lindsey s boek de planeet
die aarde heette ter hand kreeg en als een gevolg begin ik de Bijbel te
bestuderen. Ik had toen reeds een grote belangstelling voor wereldgeschiedenis,
en in het bijzonder voor de tweede wereldoorlog en de oorzaken die naar deze
wereldbrand geleid hebben. Met het lezen van Hal Lindsey s bestseller herkende
in onmiddellijk de bijbelse profetie voor de eindtijd als een slotstuk op het
hele wereldgebeuren.
Sindsdien
is er heel wat water door de Schelde gelopen en het wereldgebeuren heeft zich
verder ontwikkeld. Sinds de val van de Berlijnse muur in 1989 AD met daarop het
uiteenvallen van de Sovjet-Unie is alles in stroomversnelling terechtgekomen.
En na 11 september 2001 is niets meer hetzelfde. Naast de nieuwe machtsblokken
die zich aftekenen, hebben we daarenboven de onzichtbare vijand van het
terrorisme die onverbiddelijk op elk
moment en waar dan ook op deze planeet kan toeslaan. De beelden van de
brandende WTC-torens in New York staan op ons netvlies gebrand en we beseffen
nu pas ten volle dat zulke aanslagen elkeen kunnen treffen. Wanneer men in de
zeventiger jaren nog vrijblijvend en op veilige afstand van het Midden-Oosten
commentaren kon neerschrijven, is dit anno 2003 aangrijpend veranderd.
Piet
Borst geeft in zijn studiewerk voor elk
profetisch land en volk een geschiedkundig overzicht en trekt lijnen naar de
eindtijd. De profetische verklaringen maken van de geschiedenismaterie een
spannend leesavontuur. Daarenboven bevat het boek een serie situatiekaarten die
alles overzichtelijk maakt.
Kortom:
een boek dat uitnodigt tot lezen en verder lezen.
De
Apocalyps is een uitgave van het Bijbelboek Openbaring in de oude vertaling
(NBG 1951) met in de voetnoten verklarende concordante Bijbelteksten die het
geheel verduidelijken. Een uitgebreide proloog gaat vooraf. In deze proloog
geeft de auteur een inleiding op het moeilijke Bijbelboek Openbaring of
Apocalyps. Het is een boek dat in de eerste plaats bestemd is voor het volk der
Joden met een belofte van herstel. Het boek Openbaring handelt over de komst
van de Messias en de oprichting van het Messiaans Vrederijk. Israël en de
volken worden in Openbaring aangesproken. De Gemeente of Kerk schittert door
haar afwezigheid. In de proloog wordt ook uitgebreid ingegaan op de ark van het
verbond die door de Babylonische belegeraars van Jeruzalem in 586 v. Chr.
vernietigd werd maar waarvan een replica in de toekomst een bron van misleiding
zal worden.
Het
boek dat u ter hand neemt begon anno 2012 als een PowerPointpresentatie over de
Apocalyps, de Openbaring van Jezus Christus, de zeventigste jaarweek van de
profeet Daniël.
De
toekomstvoorspellingen die men in de Bijbel kan vinden kunnen gedefinieerd
worden als vooraf geschreven geschiedenis. Een alsnog toekomstige periode van
zeven jaar in totaal, die als zijnde nog te vervullen historie in de Bijbel beschreven
staat en dit met een bepaald begin, een midden en een einde. Dezelfde plaatjes
van de PowerPointpresentatie worden in dit boek ditmaal met geschreven
commentaar gepresenteerd. Het onderwerp is de tweede komst van de Messias, de
Christus van de Bijbel. Een komst voor Zijn EKKLESIA, daarna voor Israël en
voor de Volken. De Bijbel heeft een boodschap voor de drie hiervoor vermelde
groepen van mensen. Een groot aantal van mijn lezers behoren tot de eerste
groep. De tweede groep zijn de Joden die sinds het jaar 70 AD van de
christelijke jaartelling in de diaspora zijn en waarvan een gedeelte sinds 1948
in de nieuwe staat Israël in het oude land der vaderen woont. De derde groep zijn
de Volken die in de Bijbel als te onderscheiden van de Gemeente of Ekklesia en
Israël worden vermeld. In de loop van de diapresentatie volgt meer over hen.