Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde bronnen: de Standaard Vogelbescherming
Vlaanderen
Nadat de huismussentelling
van Vogelbescherming Vlaanderen en ABBLO ( ) vorig jaar te kampen had met
softwareproblemen en een hacking, lanceren de organisaties dit jaar een
gloednieuwe gebruiksvriendelijke website www.mussenwerkgroep.be
De jaarlijkse telling
vindt plaats op zaterdag 11 en zondag 12 april.
Met 3 simpele stapjes kan
iedereen de mussenwerkgroep vooruit helpen in het verzamelen van observatiegegevens
over het al dan niet voorkomen van de huismus.
Via een eenvoudig,
rechtstreeks in te vullen telformulier, kan elke huismussenteller zijn of haar
waarnemingen doorsturen.
Ook als je geen huismussen
hoort tsjilpen, is je getuigenis even waardevol. Het is immers de bedoeling
tijdens het telweekend de tsjilpende huismusmannetjes te tellen, daar een
tsjilpend mussenmannetje gelijk is aan één broedgeval.
Wie twijfelt hoe er een
mannetje uitziet, wordt met behulp van tekeningen en fotos op weg geholpen.
Via beeld- en geluidsfragmenten leren kandidaat-tellers zang onderscheiden.
In de afgelopen 40 jaar is
het aantal broedparen in Vlaanderen met 30% verminderd.
De huismus ondervindt een
drastische achteruitgang. Zowel de grootte van de kolonies alsook het aantal
kolonies daalt. Niet enkel in Vlaanderen, maar in heel Europa en zelfs in Azië
bemerkt men deze zorgwekkende trend.
Al vaker werd op dit blog
gewezen op de oorzaken, die door vogelspotters/kenners meer dan bekend zijn.
Gebrek aan nest- &
schuilgelegenheid en voedselbronnen, al speelt ook de luchtkwaliteit (toename stikstofoxide)
ook een grote rol.
Door de woonkernen
leefbaarder te maken voor stadsvogels, maken we ook onze eigen woonomgeving
levenskrachtiger.
Immers, er is opvallend steeds
minder groen in de woonkernen. Vooral hagen, dichte struiken en
muurbegroeiingen ontbreken, waardoor heel wat beschuttingsplekjes verdwijnen.
Er zijn steeds minder ruige plekjes waar veel zaadjes worden geproduceerd.
Renovatie van daken en nieuwbouw doen de nestgelegenheden teniet; alle spleten
en holtes worden opgevuld.
Met het huismussennestkastenproject,
vorig jaar uitgerold in Zaventem in samenwerking met Vogelbescherming
Vlaanderen en Vivara, wensen de Kille Meutel Vogelvrienden met vereende krachten
de ambities neergeschreven in de brochure uitgegeven naar aanleiding van ons
10-jarig bestaan verder vorm te geven
Hoe tel ik?
Stap 1Ga tijdens het huismussentelweekend gedurende 5
tot 10 minuutjes buiten staan, bij voorkeur in de ochtend, omdat huismussen dan
het meest actief zijn; het is zelfs helemaal niet nodig om zaterdag én zondag
te tellen; één waarneming is meer dan voldoende.
Stap 2Luister zeer aandachtig! Tel hoeveel
huismussenmannetjes je gelijktijdig hoort tsjilpen, ook diegenen in de struik
of klimop van de buren. Hoor je geen huismussen? Laat het dan ook weten; ook
deze informatie is uiterst belangrijk om de verspreiding van
huismussenpopulaties in kaart te brengen.
in en beantwoord de bijkomende vragen. Jouw
antwoorden zijn van essentieel belang voor het onderzoek!
In enkele minuutjes is het
formulier ingevuld! Je bewijst er Vogelbescherming Vlaanderen én de huismus een
grote dienst mee.
Hou deze website of de FB-pagina
https://www.facebook.com/vogelbescherming
in de gaten voor de resultaten van het huismussentelweekend of schrijf je
gratis in op de digitale nieuwsbrief Vogelnieuws
Aan de haren van een
ongeïdentificeerd lijk zijn recente verblijfplaats achterhalen; opsporen of een
whisky wel écht uit Schotland komt; of de migratie van dieren volgen isotopen
registreren het verleden van elke biologische stof.
Van die kennis maken
steeds meer wetenschappers gebruik.
Geen regio die zo trots is
op zijn streekproduct als de Schotten op hun whisky.
Die hoog alcoholische
drank kreeg van de EU een beschermde status, wat impliceert dat het product Scotch
whisky mag heten als de drank wel degelijk in Schotland is gestookt.
Maar met die regels wordt
gesjoemeld. Door namaakdranken die op de markt circuleren, loopt de
whiskyindustrie naar schatting 670 miljoen euro mis, 10% van de hele verkoop.
Toch mogen de Schotten
zich gelukkig achten daar weldra de nepproducenten sneller zullen worden
gedetecteerd.
Dankzij isotopenonderzoek,
dat de laatste 10 jaar een hoge vlucht heeft genomen, kunnen wetenschappers
straks echte Scotch whisky identificeren door aan te tonen dat het water in de
drank wel degelijk of helemaal niet afkomstig is uit Schotland.
Water bestaat uit de
chemische elementen waterstof en zuurstof.
De toepassingen van
isotopenverhoudingen gaan verder dan de detectie van namaakdranken en voedsel.
De methode staat in de
belangstelling bij de politie om misdrijven te helpen oplossen; archeologen
proberen er de geografische oorsprong van vroege mensen mee te achterhalen en
ecologen zetten de techniek in om de migratie van wilde dieren te volgen.
Gegevens verzamelen over
de verhouding waarin isotopen voorkomen in de natuur is niet nieuw. Maar door
verbeterde technieken zijn wel steeds meer data beschikbaar over de wereldwijde
variatie in isotopenverhoudingen.
Ecologen gebruiken de
isotopen-signatuur in weefsels, waarin informatie over de verblijfplaatsen uit
het verleden ligt opgeslagen, om de migratie van wilde dieren te volgen.
Hoe flexibel
zijn trekschemas?
Ecologische omstandigheden
kunnen de uitvoering van een trekschema flink in de weg staan.
Niet alleen het trekgedrag
kan hierdoor worden beïnvloed, maar ook de overleving en voortplanting in
daaropvolgende seizoenen.
Bioloog Janne Ouwehandvan de
Rijksuniversiteit Groningen bestudeert in Nederland de bonte vliegenvanger, een
trekvogel die s winters in West-Afrika verblijft en in het voorjaar naar
Europa terugvliegt. Ze wil erachter komen of de plaats en de omstandigheden van
de overwinteringsplek van invloed zijn op hoe het de vogels in hun latere leven
vergaat.
Door de klimaatverandering
zijn de voorjaarstemperaturen in West-Europa gestegen.
De eikenbomen staan eerder
in blad en de rupsen van de wintervlinder, die deze bladeren eten, ontwikkelen
zich vroeger in het jaar. Dat betekent dat als de vogels niet eerder
terugkomen, ze die voedselpiek missen die belangrijk is om hun jongen groot te
brengen.
Het lijkt erop dat niet
alle vogels zich weten aan te passen door vroeger hun winterverblijf te
verlaten. Vandaar ook het doel van dit onderzoek dat poogt te achterhalen wat de
bonte vliegenvangers in Afrika doen en of dat van invloed is op het tijdstip
waarop wordt beslist de terugtocht aan te vangen om het broedgebied te bereiken.
Daarom zullen de komende
jaren in Ghana in detail de overwinteringsomstandigheden worden beschreven door
metingen van de voedselbeschikbaarheid, foerageergedrag, habitatkeuze en vogeldichtheden.
Isotopen
helpen echter zulke raadsels te ontrafelen
In Afrika verruilen de
vogels een deel van hun veertjes om plaats te maken voor een mooi broedkleed.
De nieuwe veren, die aangroeien in Afrika, bouwen een isotopenprofiel met de stempel
van de plaatselijke leefomgeving.
Er is een behoorlijke
variatie tussen de isotopenverhoudingen binnen het overwinteringsgebied. Die
variatie is onder andere het resultaat van de planten die daar groeien.
Als je in West-Afrika een
lijn zou trekken vanuit de woestijn, bv. van het midden van de Sahara tot aan
de kust van Ghana, dan verandert het landschap langzamerhand van droge woestijn
via savanne naar regenwoud.
Alle planten halen CO² met
behulp van zonlicht (fotosynthese) uit de lucht.
In de natuur komen 2
soorten koolstof veelvuldig voor: 12C & 13C.
Afhankelijk van de
plantensoort komen deze 2 koolstofisotopen in een iets andere verhouding
terecht in de plant.
Een mooi vb. is het verschil
tussen riet- en bietsuiker. Alle planten hebben een voorkeur voor C12, maar vooral
deze die (zoals suikerbiet) in gematigde streken groeien. Bij planten die in
tropische gebieden voorkomen, is dat significant minder het geval.
In de savanne zijn planten
die verhoudingsgewijs meer 13C inbouwen talrijker.
Hoe meer richting
regenwoud, hoe lager het aandeel 13C in de planten. Die signatuur van de plant
is ook zichtbaar in de insecten die ervan eten. Vogels die meer van die
insecten eten, bouwen in hun groeiende veren ook datzelfde signaal in.
Op het moment dat de
vogels in Nederland terugkomen, trekt men één veertje uit om de
isotopenverhouding te analyseren. Dat onthult of de bonte vliegenvangers op
open, droge of vochtige plekken in de bossavanne overwinteren. Van alle vogels
uit de onderzoekspopulatie wordt nauwkeurig bijgehouden wanneer ze aankomen,
broeden en hoeveel jongen ze voortbrengen.
Het onderzoek spitst zich
toe op de samenhang tussen de omstandigheden tijdens de overwintering en het
broedsucces.
Het is een elegante
methode om informatie te krijgen over de situatie in Afrika.
Daarvoor hoef je dus geen
dure zender (datalogger) op de rug van de vogel te binden, waarbij het altijd
de vraag is of de dieren nog hun natuurlijke gedrag vertonen.
De bonte
vliegenvanger
De bonte vliegenvanger is
geen vogel voor de tuin en hij is niet zo vaak te zien als de grauwe
vliegenvanger.
Anders dan deze
soortgenoot, die wijdverbreid in heel Afrika ten zuiden van de Sahara overwintert,
trekken de meeste Europese vliegenvangers in de herfst naar het westen en
daarna naar het zuiden om in Spanje en Portugal nog flink te foerageren,
voordat ze vertrekken naar een klein gebied in West-Afrika langs de kust van de
Golf van Guinee.
In het voorjaar kunnen ze
kortstondig een territorium in Spanje verdedigen, alvorens ze naar het noorden
verder trekken.
De bonte vliegenvanger huist
in bossen met open ruimte onder het bladerdek; begraasde hellingen onder eiken
zonder begroeiing onder de schaduwrijke kruin zijn ideaal.
Zij vangen vliegen in de lucht,
plukken insecten van de blaadjes of pikken ze weg via een snelle uitval vanaf
een zitpost op de grond; ook eten ze zaden en bessen.
Het fraai contrasterend vederkleed
van het mannetje vertoont op de rug een zwart-wit-patroon (zeer kleine witte
vlekken op de basis van de handpennen, onder de dekveren) en een lichtgrijs
veld. Op het voorhoofd is een grote enkelvoudige witte vlek (soms opgedeeld in
2 kleinere vlekjes) te zien; de buikzijde is vaalwit; de staart heeft witte
zijkanten; de zwarte poten zijn kort en het oog is opvallend groot en donker.
De lichaamslengte reikt
tot 13cm, de spanwijdte wisselt tussen 21 en 24cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 12 en 15g.
De bonte vliegenvanger
verorbert grote hoeveelheden rupsen en andere insecten. Boomstompen en dode
takken, vormen ideale zangposten en bieden ook holten om te nestelen. Vaak is er
een groot gebrek aan zulke geschikte holen. Gelukkig reageert de vogel goed op
het alternatief: nestkasten! Door herbebossing en vooral ook door het plaatsen van
nestkasten weet de soort zich nu weer uit te breiden.
Het mannetje zoekt, zodra
hij uit Afrika terug is, een nestplaats uit en het iets later volgend wijfje
bouwt het nest. Ze voert dit kommetje met bladeren, wortels en bast en bekleedt
het met haren, wol en veren.
Het ene legsel bestaat uit
4 tot 7 lichtblauwe eitjes, die zelden enkel zeer fijne roodbruine spikkels
vertoont. Het broedende wijfje wordt door het mannetje gevoerd. De jongen
verschijnen na ca 14 dagen en kunnen na nog eens 2 weken uitvliegen.
Twee
leerrijke filmfragmenten verhelderen hoe de bonte vliegenvanger wordt geringd
Geraadpleegde
bron: EOS Hoogleraar gedragsecologie Hans Van Dyck (UCL)
Volgens de mythologische
verhalen konden de goden er niet genoeg van krijgen. Op hun bacchanalen (een
feest ter ere van Bacchus, de Griekse god van de extase en de wijn) waren de
gouden kelken rijkelijk gevuld met nectar.
Maar tijden, goden en hun
favoriete sapjes veranderen. Nectar van wilde bloemen is in ons moderne
landschap een opvallend schaars goed geworden. Voor vele bloem bezoekende
insecten, zoals dagvlinders en bijen, is dat erg slecht nieuws. Bloemen zijn levensnoodzakelijke
tankstations. Als ze bij deze energiebronnen niet kunnen bijtanken, zijn zulke
insecten snel uitgezoemd of uitgefladderd.
De hongersnood onder
insecten slaat vooral toe in de steden en in landbouwgebied.
Als we met experimentele
voedertafels rijkelijk getooid met wilde bloemen het veld in trekken, wordt
veel duidelijk. In bloemrijke graslanden, zoals in natuurreservaten, kijken
vlinders niet echt op van ons extra nectaraanbod. Maar in graslanden in
landbouwgebied laten de vlinders er geen gras over groeien. Al zijn ze daar
minder talrijk, ze vinden snel de weg naar onze voedertafel. Bovendien blijven
ze opvallend lang nectar slurpen. Een landschap op mensenmaat zorgt kennelijk
voor honger bij dit kleine grut.
Maar wat is
nectar?
Het zoete suikerhoudend
plantensap dat zich in een bloemkelk bevindt, natuurlijk.
Planten produceren suikers
als gevolg van de fotosynthese. Dat proces is mogelijk dank zij het feit dat de
planten zonne-energie kunnen opnemen en vastleggen.
Andere hulpstoffen hierbij
zijn water en koolzuurgas, die de planten respectievelijk uit de bodem en uit
de lucht halen, waarbij bladgroen een specifieke rol vervult.
Aan het einde van het
proces ontstaan suikers en zuurstof. De plant slaat de gevormde suikers op en
scheidt de zuivere zuurstof af. In ons klimaat zijn de intensiteit van het
zonlicht en de bodemvochtigheid aan schommelingen onderhevig. De vorming van
suikers in de plant is hierdoor heel veranderlijk. Uiteraard bepaalt dit ook
het suikergehalte van de afgescheiden nectar. Bijen bezoeken geen planten
waarvan het suikergehalte minder dan 15% bedraagt. Behalve water en suikers
bevat nectar nog andere componenten in kleine hoeveelheden: aminozuren,
organische zuren, proteïnen, vetten, anti-oxidantia, dextrine, vitaminen,
mineralen en enzymen
Toch schuilt er meer
biologische ingewikkeldheid achter deze zoete brij en zijn verbruikers. Nectar
is ook een chemisch communicatiemiddel; een lok- en beloningsspijs om vlinders
en bijen op bezoek te krijgen. Dat is de biologische agenda van de plant.
Insecten hebben andere
belangen. Immers, zij willen gepaste voeding energie om te vliegen. Nectar
zorgt voor een complexe relatie met wederzijds voordeel.
Bloemsoorten verschillen
in de suikersamenstelling van hun nectar. Ook insectenverschillen in hun voorkeuren om soorten
nectar te tanken. Entomologen de biologen die zich toeleggen op de studie van
insecten hebben lang gedacht dat vlinders en bijen eerder opportunisten waren
als het op bloembezoek aankwam.
Nieuw onderzoek corrigeert
dit inzicht. Bij sommige vlindersoorten zien we mannetjes voor elk type van
fastfoodnectar gaan; veel suiker, weinig eiwitten.
Vrouwtjes blijken
kieskeuriger en hebben niet alleen brandstof nodig, maar liefst ook nectar met
waardevolle bouwstenen voor de eieren. Zij gaan op zoek naar bloemen die ook
aminozuren in hun nectar stoppen. Geen fastfood, maar voedzame kost dus.
In ons intensief gebruikt
landschap zien we almaar minder bloemen en vooral de bloemen met prima nectar
laten het afweten.
Zo zijn de distels een
favoriete voedingsbron voor bijen en vlinders.
Zorgwekkend
cijfermateriaal
De Vlinderstichting en de
Universiteit van Wageningen berekenden dat het gemiddelde Nederlandse landschap
nu 1/3 minder wilde bloemen telt dan amper 25 jaar geleden.
Vlinders, die erg
afhankelijk zijn van bepaalde bloemen, gaan sterker in aantal achteruit dan
andere soorten. Soortgelijke verhalen treffen hommels en andere wilde bijen.
Zijn er
soorten die deze dans ontspringen?
Toch wel. Enkele winnaars kunnen
ondanks de nectar-schaarste fraaie groeicijfers voorleggen. Neem nu het bont
zandoogje. Deze vlinder is in menig opzicht een flexibele soort. Zo zweert hij
niet bij nectar en gaat andere zoetigheid er ook vlot in. Rotte vruchten (bv.
bramen), boomsappen en zelfs de ontlasting van bladluizen doen voor deze
vlinder dienst als alternatieve brandstof.
Door hun rol van bestuiver
zijn we bloem bezoekende insecten liever rijk dan kwijt.
De overleving van vele
planten hangt immers af van de noeste arbeid van deze kleine fladderaars. Ook
meerdere van onze cultuurgewassen rekenen op insectenbestuiving.
Denk bv. aan je kopje
koffie. Hoe meer divers de lokale bende van bestuivers is, hoe hoger de koffie-opbrengst,
zo leert ons de wetenschap.
Ook in een wereld op maat
van de homo sapiens doen we er goed aan om onze landschappen dichtbij en ver
weg vlinder- en bij-vriendelijk te houden of opnieuw te maken.
En dat laat best niet te
lang op zich wachten.
Of om in het bijentaal te
zeggen:
time is honey
Wie eerder verschenen
bijdragen wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief volgende
artikels opsnorren:
18/08/10De mysterieuze verdwijnziekte
(bijenexpert Frans Jacob)
23/10/10Aanpassen of opkrassen
(klimaatbiologen over biodiversiteit)
Bron: de
Standaard / Willy van Strien / fotos Markus Unsöld / Frank Wouters
Samenwerken,
allemaal prima, maar profiteren van een ander hoort niet. Dat is niet alleen in
de wielerkoers zo; ook vogels denken er zo over.
Het is een
heikel probleem in de evolutietheorie en in de economische theorie hoe
verklaar je dat individuen iemand anders helpen, ook al worden ze daar zelf
niet meteen beter van?
In beide
gevallen kun je daar met wat intellectuele lenigheid wel een verklaring voor
bedenken, maar het laatste woord is er zeker nog niet over gezegd. Biologen
doen er nog volop onderzoek naar.
Bernhard Voelkl
en collegas volgden 14 jonge heremietibissen (of kaalkopibissen) tijdens hun najaarstrek.
De vogels vlogen netjes in een V-formatie. Achter een vliegende vogel ontstaat
immers aan weerszijden een opwaartse luchtstroom. Hierdoor profiteert elke
vogel van het kielzog van de vogel voor hem. Wat betekent dat de vogel aan de
kop veel harder moet zwoegen dan zijn metgezellen.
Dat is ook zo in het
wielrennen, waar de renner op kop veel meer wind pakt dan de rest van het peloton.
Wielrenners lossen dat op door geregeld over te nemen, toch als ze een
gemeenschappelijk doel hebben: uitlopen op de rest.
De frustraties lopen al
snel hoog op als eentje zijn werk niet doet. Als het gebrek aan medewerking te
groot wordt, stort de groepstactiek vanzelf in.
Wederkerigheid
Bij de vogels bleek het
niet anders: de tijd dat ze de kop namen, stond in nauw verband met de tijd dat
ze uit de wind mochten gaan vliegen. Als een heremietibis op trekvlucht een
ander op sleeptouw neemt, wordt die dienst onmiddellijk vergoed met een even
grote wederdienst.
Als iedereen zijn deel
doet, wint de hele groep. Dan zit iedereen meer uit de wind dan in de wind en
kost de reis minder energie dan wanneer je die alleen zou uitvoeren. Daarom
zien we geregeld groepen vogels in een V-vorm vliegen en renners in groepjes
ontsnappen.
Maar zodra iemand het
subtiele evenwicht breekt en onder zijn deel van het werk probeert uit te
komen, is het voor de anderen niet leuk meer en zijn ze ook niet bereid om meer
te doen dan de wieltjeszuiger. Hoe minder de vogels geneigd waren tot
wederkerigheid, hoe kleiner en minder stabiel de groepjes waren, waarin ze
vlogen.
Zoiets is gemakkelijker
verteld dan vastgesteld. Voor de koers hebben we een heel systeem van cameras,
zeppelins en volgmotors. Maar hoe kun je urenlang de onderlinge posities van
een groep identiek uitziende vogels in volle vlucht volgen?
De onderzoekers pakten het
grondig aan. Ze kweekten een groep heremietibissen, een bedreigde diersoort met
de hand op en leerden ze wennen aan een ultralicht vliegtuigje (paramotor).
De vogels waren zelfs
bereid hun verzorgers in het vliegtuigje te volgen. Die namen de rol van oudere
vogel op zich en leerden de jonkies de weg op tijdens de herfstmigratie. Elke
vogel droeg ook een datalogger met gps.
Hierdoor konden de onderzoekers achteraf precies zien welke plaats elke vogel
in de groep had ingenomen.
De kaalkopibissen vlogen
niet in de strakke V-formatie, die je ziet bij grotere vogels zoals ganzen.
Ibissen zijn middelgroot en daarom misschien niet sterk geneigd om een mooie V
te vormen.
Hoe dan ook: de
onderzochte groep vloog in los verband met een steeds wisselend patroon waarin
hooguit soms een slordige V te herkennen was.
De vogels veranderden om
de paar seconden van positie zon 250 keer tijdens een vlucht van 39km en
vlogen in formaties van 2 tot 12 vogels, waarbij ze hun vleugelslagen zo synchroniseerden
dat hun vliegtuigtip precies hetzelfde op- en neergaande spoor door de lucht
trok, als de vleugeltip vanhun
voorligger.
In het algemeen zaten ze 1/3
van de tijd in het kielzog van een andere vogel, maar dat was een gemiddelde.
Hun individuele kielzogtijden lagen uit elkaar, maar hingen voor elke vogel wel
nauw samen met zijn tijd aan de kop.
Boekhouding
De vogels wisselden heel
vaak van positie en bij elke vluchtgenoot hielden ze goed de boekhouding bij
van hoeveel tijd die voor en achter hen had gespendeerd. Precies die frequente
wissels zorgden ervoor dat ze de balans van dienst- en wederdienst goed in
evenwicht konden houden. Iedereen in de groep perfect evenveel laten doen, was
moeilijk.
Van alle vluchtformaties
onderweg bestond zon 60% uit groepjes van slechts 2 vogels, die netjes met
elkaar afwisselden en slechts 8.5% van
de formaties waren kwartetten of groter. Het maakte daarbij weinig uit of de
vogels aan elkaar verwant waren of al dan niet in hetzelfde nest waren grootgebracht.
De bereidheid tot geven en nemen was het belangrijkste. Een vogel die een ander
op sleeptouw neemt, heeft dus de zekerheid dat hij meteen daarna even lang met
hem mag meeliften.
De weg naar
de vergetelheid
Uitsterven gebeurt meestal
in fases en een soort kan al ten dode zijn opgeschreven lang voordat de laatste
individuen verdwijnen.
De eerste fase is het
lokaal uitsterven, waardoor een soort wordt opgesplitst in losse populaties.
Als de groepen kleiner worden,
raken ze nog meer geïsoleerd, er treedt inteelt op en allerlei bedreigingen
van voedseltekort tot habitatverandering worden belangrijker.
Veel bedreigde soorten
zitten momenteel in deze fase.
De heremietibis was ooit
wijd verspreid in de Alpen, Noord-Afrika en het Midden-Oosten, maar is nu
beperkt tot enkele ver uit elkaar liggende woongebieden met in totaal niet meer
dan 400 vogels.
Als de achteruitgang al zo
ver is, bestaat het risico dat de aantallen beneden een bepaald minimum komen
dat noodzakelijk is voor een levensvatbare populatie, die op lange termijn kan
overleven.
De heremietibis is een
unieke vogel en toch ook wel een aparte verschijning.
Wanneer de heremietibis
net uit het ei is gekropen, heeft hij veren op zijn kop, maar naarmate hij
ouder wordt, wordt zijn kop steeds kaler, de reden overigens waarom hij ook wel
kaalkopibis wordt genoemd.
De rest van zijn lijf is
bedekt met zwarte veren die in het zonlicht een bronsgroene en paarse gloed
krijgen. Zijn huid is met uitzondering van zijn kruin rood. Verder heeft hij
een rode snavel en lange zwarte nekveren. De lange snavel is omlaaggebogen.
De heremietibis broedt op
kliffen in droge, afgelegen gebieden en vaak in de buurt van rivierbeddingen of
de kust. Vrouwtjes kunnen per jaar 1 tot 3 eieren leggen en broeden dan zon 4
weken. Heremietibissen hebben een bijzonder kenmerk; ze blijven hun hele leven
bij dezelfde partner. Als de ene vogels sterft, rouwt de andere om het verlies.
Zo is het vaak voorgekomen dat de overlevende vogel zich doodhongerde of zich
zelfs van een hoge rotswand stortte en stierf.
De kaalkopibis foerageert
zowel op droge, rotsige bodems als op wetlands en in rivierbeddingen. Hij eet
vrijwel al het beschikbare dierlijk voedsel, variërende van insecten tot hagedissen,
slangen en vissen; hij eet ook plantaardig voedsel zoals bessen en waterplanten.
Geregeld signaleren Oswald
en Arlette, alsook Robert, drie actieve observators en spotters van de Kille
Meutel de aanwezigheid van huismussen en andere gevederde tuinbezoekers, waaronder
de minder geliefde sperwer.
De sperwer is een algemeen
voorkomende roofvogel. Hij is een snelle jager die laag over de grond, struiken
en daken scheert en kleine vogels bij verrassing verschalkt.
Opmerkelijk bij deze soort
is het verschil in grootte tussen beide geslachten; het vrouwtje is tweemaal zo
zwaar als het mannetje.
Zo hoeven ze elkaar niet
in eenzelfde jachtgebied te beconcurreren.
Terwijl het mannetje zich
tevreden stelt met de vangst van kleine zangvogels, zoals vinken en mussen, kan
het vrouwtje zich merels en zelfs tortelduiven veroorloven.
Al leven sperwers in
beboste gebieden, jagen doen ze overal, ook in open terrein en in tuinen in de
bebouwde kom, dus ook in de Kille Meutel, waar heel wat omwonenden de populaire
gevederde bezoekers in vogelvriendelijke tuinen verwelkomen.
De jachttechniek van de
sperwer evenaart deze van de havik en ook hun leefgebieden overlappen elkaar
gedeeltelijk. Toch zijn de prooidieren vaak verschillend; zo wordt de merel
grotendeels door de sperwer geslagen en de patrijs door de havik.
Hoewel sperwers zich
vrijwel uitsluitend voeden met vogels (98 %) hebben vogelpopulaties echter niet
te lijden van sperwers.
Hun territoria zijn zo
uitgestrekt (9 tot 20 km²) dat ze per koppel nooit veel invloed hebben op
schommelingen van het aantal aanwezige zangvogels.
Voorwaarde evenwel is dat de
zangvogeltjes in hun woongebied over voldoende broedgelegenheid beschikken in
de vorm van hagen en houtkanten.
De dagelijkse kost omvat doorgaans
2 prooien ter grootte van een huismus.
Al heeft de sperwer korte
ronde vleugels en een lange staart, waardoor hij erg wendbaar is, haalt hij
tijdens de genadeloze achtervolgingsvluchten zelden een snelheid van meer dan
50km/u.
Toch gebeurt het wel eens dat
een sperwer tijdens die wilde achtervolging tegen een spiegelende ruit aanvliegt,
vaak met de dood tot gevolg. Ooit zag Oswald hoe de sperwer in volle duikvlucht
Dat de sperwer om zijn
prooidier op te peuzelen vaak min of meer voor een vaste plukplaats kiest, kan
Oswald wel bevestigen. Kenmerkend zijn de slanke dunne poten met lange tenen,
waarvan de middelste opvallend langwerpig is en die strakke doordringende blik
met oranje-gele tot oranjerode iris.
Vandaar dat we de rover al
eens vaker kapitein Haak of kapitein Geel-oog noemen.
Heel recent kwam de schrik
van de Kille Meutel weer langs om de buurt te verkennen, om wat later weer eens
toe te slaan.
Oswald signaleerde de
jongste 3 jaar al een 10-tal keer de aanwezigheid van de onverbiddelijke rover
en zag hem reeds een 6-tal keer een mees of huismus oppeuzelen.
Eerder verschenen artikels kan je met de zoekrobot in het
archief terugvinden:
02/05/08De sperwer,
the killer
11/12/10De
sperwer
29/04/12Rover geeloog
zaait paniek in de Kille Meutel
De buidelmees is een klein
sierlijk, fraai getekend vogeltje, dat je moeilijk kan vinden, maar gemakkelijk
kan horen. De buidelmees, die niet verwant is met de mezenfamilie, brengt
immers een markant hoog, vérdragend gefluit voort.
De buidelmees heeft een
onregelmatige verspreiding over Zuid- en Midden-Europa. De soort komt voor van
zuidelijk Zweden tot Marokko, maar ontbreekt vrijwel volledig in Frankrijk.
Buidelmezen kiezen vooral
voor plekken op de overgang van ooibos (bomenrijen langs natte weiden, sloten, rivieren)
naar rietland, ook in hoge populieren en wilgen- of berkenstruweel (dichte
vegetatie van struiken 1 tot 5 m hoog) of nog in de buurt van
(recreatie)plassen of zandopspuitingen.
De rug is gedeeltelijk
roodbruin; de onderzijde is vaalgeel; de kop is lichtgrijs met een opvallend
zwart gezichtsmasker (voorhoofd, ogen en wangen); de driehoekige snavel is dun
en spits; de staart is effen donkerbruin; de poten zijn zwart.
De lichaamslengte varieert
tussen 10 en 11 cm; de spanwijdte reikt tot 20 cm en het lichaamsgewicht
schommelt tussen 8 en 10 g.
De vlucht wordt gekenmerkt
door een snelle, onregelmatige, stuiterende golfbeweging met korte reeksen
vleugelslagen.
Het vogeltje voedt zich
met kleine insecten en rietzaden.
Deze Europese vogel heeft
zo zijn eigen unieke opvattingen over relaties en dit leidt er vaak toe dat
bevruchte eieren in de steek worden gelaten en dat de ouders scheiden.
De paarband is niet
bijzonder hecht; vrouwtjes besluiten soms om er met de buurman van door te
gaan en laten het mannetje met nest en eieren achter om uit te broeden.
Mannetjes trachten op hun beurt het ook met andere vrouwtjes aan te leggen.
Het mannetje begint in de
paarperiode (april-mei) met het bouwen van een opmerkelijk nest dat als een
grote buidel aan het uiteinde van een gevorkte tak in een boom (meestal wilg)
hangt.
Het flesvormig nest heeft
een tuitvormige invliegopening hoog opzij van het nest, een waar kunstwerk gemaakt
van pluisachtige plantenedelen (lisdodde-sigaren, wilgenpluis of brandnetel).
Het is bijzonder stevig en oude nesten blijven soms jarenlang in weer en wind
intact.
De broedperiode start
vanaf begin mei en doorgaans is er één legsel, uitzonderlijk twee.
Als het wijfje haar 5-8
witte eitjes heeft gelegd en zit te broeden, bouwt het mannetje soms nog een 2de
nest en probeert weer een nieuw wijfje tot nestelen over te halen.
Geraadpleegde
bronnen: de Standaard / Vogelbescherming Vlaanderen / Newsweek
Elke herfst trekken zon 5
miljard vogels naar het zuiden, waarvan één miljard uit de lucht wordt
geschoten.
Onthoofd, gevild en
ingevroren komen ze terecht op de zwarte markt.
Niet zelden eindigen ze op
een bord in een keurig Italiaans restaurant.
Je leert het op de lagere
school: elke herfst trekken vogels naar Afrika om er te overwinteren. De tocht
is gevaarlijk. De vogels kunnen tijdens hun lange trekroute immers ten prooi
vallen van roofvogels of het zuiden kwijt geraken door noodweer boven zee of in
de bergen. Natuurlijke selectie heet dat!
Niet
natuurlijk is de slachting, die elk jaar door de jagende mens wordt aangericht
Volgens Vogelbescherming
Vlaanderen laat een kwart van alle vogels het leven omdat ze in landen rond de
Middellandse Zee uit de lucht worden geschoten.
De jacht op trekvogels
heet een massasport te zijn in Griekenland, Turkije, Malta en Cyprus.
De laatste twee landen
traden toe tot de EU in 2004 en onderschreven daarbij de al sinds 1979 van
kracht zijnde Europese Vogelrichtlijn, die de bescherming en instandhouding op
lange termijn van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het
Europese grondgebied van de lidstaten garandeert.
Eigenlijk schiet de wet in
beide landen tekort.
Malta werd in 2009 voor de
lentejacht veroordeeld door het Europese Hof van Justitie.
Toch kreeg het land van de
Europese Commissie 2 jaar later een afwijking op het beschermbeginsel van de
richtlijn.
De slachting van onder
meer kwartels
en zomertortels
vindt zowel plaats op de heenreis in het najaar, als tijdens de terugreis in de
lente.
Officieel verbood Cyprus
al in 1974 de jacht op zangvogels.
Desondanks komen ook daar
bv. het roodborstje
en de zwartkop
nog elk jaar massaal op het bord als een delicatesse, genaamd ambelopoulia,
bij voorkeur gefrituurd.
In zijn boek Verder weg
uit 2012 beschrijft de Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen hoe behalve
vogels ook activisten, die tegen de stroperij protesteren, het mikpunt zijn van
de vele tienduizenden jagers op Malta en Cyprus.
Ook de Italiaanse laars noemt
Franzen één langgerekte slachtbank voor gevederde trekkers. Vogels die deze
moordpartij en ook de trek over Malta en Cyprus overleven, riskeren verder hun
leven boven Libanon en Egypte.
Volgens Vogelbescherming
Vlaanderen vliegen miljoenen vogels zich dood in netten, die zich over een
lengte van 700 km uitstrekken van de Libische kust over Egypte tot aan de
Sinaï.
Het probleem beperkt zich
evenwel niet tot de doortocht van vogels over de Middellandse Zee. Ook boven de
Adriatische en de Zwarte Zee laten jaarlijks vele miljoenen vogels het leven.
De val van
de Muur opent de weg voor wanpraktijken
Meer dan een sport, zo
blijkt uit een reportage van Newsweek, is de jacht op trekvogels een miljoenen
business. Elk jaar liggen tienduizenden, hoofdzakelijk Italiaanse jagers, op de
loer in natuurgebieden in landen als Roemenië, Servië, Albanië en Bulgarije,
waar trekvogels tussenstops houden om te rusten en te foerageren.
Door de val van de Muur
en het openen van de grenzen is er een lucratieve markt ontstaan.
Italiaanse
jachtreisbureaus en de plaatselijke bevolking die een graantje meepikt, slaan
de handen in elkaar.
In het vroegere Oostblok
vind je met name aan de Zwarte en de Kaspische Zee een grote concentratie van roodhalsganzen.
Het is vrijwel de enige
plek waar het grootste deel van de wereldpopulatie nog kan overwinteren. Het is
vooral daar dat de Italiaanse jagers zich concentreren.
De trekvogels worden uit
de lucht geschoten, met elektronische lokgeluiden, in netten gelokt of komen
door vergiftigde prooi, lijmstokken, strikken en andere boobytraps aan hun
einde. Italiaanse bedrijfjes promoten dat jachttoerisme en voorzien alle nodige
attributen: van picknickstoeltjes tot jachtgeweren en elektronica.
Niet zelden etaleren de trotse
jagers hun buit op FaceBook.
De jacht is
een turboversie van eeuwenoude tradities
Ze doden voor de fun, maar
ook voor het geld. Elke geschoten of gevangen vogel kan worden verkocht.
Water- en zangvogels gaan
naar restaurants; opgezette roofvogels worden via internet verkocht als pronkstuk.
Een Servisch
milieu-inspecteur meldt dat de jacht populair is bij mondaine, succesvolle
personen, bijna altijd Italianen: politieagenten, militairen, diplomaten,
zakenlui, dokters.
Volgens een conservatieve
schatting is de smokkelhandel in trekvogels jaarlijks goed voor een omzet van
10 miljoen euro.
De diertjes halen op de
zwarte markt prijzen tussen 5 en 150 euro het stuk, afhankelijk van de soort.
Om de wetgeving ter
bescherming van zeldzame vogelsoorten, die van land tot land variëren, te
ontlopen worden de vogels veelal onherkenbaar over de grens gesmokkeld:
onthoofd, gevild en ingevroren.
Italië zelf heeft strenge
richtlijnen, maar het belet niet dat er in Oost-Europa geschoten leeuweriken,
lijsters,
kwikstaarten
en kwartels
op het bord belanden.
Contradictorisch verschaft
de Europese Vogelrichtlijn zelf een wettelijke basis aan het afschieten van
miljoenen bedreigde vogels. Immers de richtlijn bevat 2 bijlagen met lijsten
van respectievelijk bedreigde en bejaagbare vogelsoorten.
Van die eerste worden in
landen zoals Cyprus en Malta minstens 40 soorten wel degelijk illegaal bejaagd.
Tot de 2de
lijst behoren onder meer de kwartel, de zomertortel, veldleeuwerik, pijlstaart
en zomertaling. Van de eerste 2 soorten worden er jaarlijks respectievelijk 2.6
en 2.3 miljoen stuks neergehaald.
De Europese Commissie
erkent dat de afname van die vogelsoorten ongunstig is, maar ze blijven wel
op de bejaagbare lijst staan.
Het al dan niet bedreigd
zijn van een vogelsoort kan snel gaan. Kijk naar onze huismus; 20 jaar geleden
een pest, vandaag bijna op de rode lijst.
De evolutie
in jachttechnieken
Gejaagd is er altijd, maar
de schaal is veranderd. De wapens zijn gesofisticeerd geworden; men gebruikt
zelfs semiautomatische vuurwapens. De precisie is toegenomen en ook de
vangmaterialen, van MP3-spelers tot mistnetten.
Vogels kunnen veel
verdragen. Natuurlijke verliezen door noodweer in bergketens zijn
ingecalculeerd, maar niet de massale jacht en vogelvangst.
Op de vraag waarom
hiertegen niet strenger wordt opgetreden, repliceert de Europese Commissie
laconiek dat de handhaving een bevoegdheid van de lidstaten is.
In Malta is er sprake van
een positieve kentering onder druk van de groenen die een referendum
organiseren voor een verbod op de lentejacht. Jagers worden er tegenwoordig ook
al iets zwaarder bestraft.
Maar elders blijft de hoop
op verbetering eerder beperkt.
In Cyprus loopt de
handhaving mank omdat er teveel geld mee gemoeid is. Ook in de vroegere
Oostbloklanden blijft de jaarlijkse slachting gewoon doorgaan.
Een Servische
regeringsbron geeft toe dat de overheid machteloos toekijkt.
De Italiaanse jagers
hebben goede contacten met lokale Serviërs, die hen behalve de interessante
pleisterplekken ook de mensen aanwijzen, waarvan ze weten dat ze de andere kant
opkijken.
Wie in het
archief nog meer bijdragen wenst te raadplegen over levensbedreigende
wanpraktijken die het vedervolkje moet doorstaan, kan via de zoekrobot terecht
op volgende verschijningsdata:
Geraadpleegde
bronnen: de Standaard: Natuurpunt (Studiedienst: Gerald Driesen) / Tuinadvies
Grotere vogels, zoals
kauwen en eksters, doen het opvallend goed in Vlaamse tuinen, terwijl heel wat
kleinere vogelsoorten de laatste decennia achteruit boeren.
Het één heeft geen verband
met het ander; wel zit onder meer de huiskat er voor iets tussen.
Onze tuinvogels hebben het
moeilijk in Vlaanderen. Immers geschikt leef- en broedgebied gaat verloren. Er
is vervuiling en het aantal insecten neemt flink af.
Die factoren leiden ertoe
dat kleinere soorten al jarenlang zich moeilijk in stand weten te houden.
Voor tuinvogels, die in de
zomer bij ons broeden en s winters naar het zuiden trekken, komen daar nog
problemen in de overwinteringsgebieden of tijdens hun trektocht bij.
Het is omwille van al die
uitdagingen dat het zo cruciaal is om vogels s winters bij te voederen.
Grotere soorten, zoals
kraaiachtigen, zitten in de lift in Vlaamse tuinen omwille van hun enorme
aanpassingsvermogen.
Kraaiachtigen zijn immers erg
slimme opportunisten, die zich gemakkelijk aanpassen aan de mens en aan de
veranderingen in het landschap. Ze stellen relatief weinig eisen aan hun
broedplaats of passen die zelfs aan. Ze leven vaak in groep, zijn minder schuw
en vinden daarom ook vlak bij mensen voedsel. Bovendien vallen ze door hun
grootte minder ten prooi aan jagers, als de huiskat of de sperwer.
Er is evenwel geen verband
tussen het stijgend aantal grotere vogels en het dalend aantal kleinere vogels.
Grotere vogels eten kleinere soorten niet massaal op en er is maar
uitzonderlijk voedselconcurrentie.
Een veel groter probleem
voor de kleinere vogels is de huiskat. Vooral van de verwilderde katten zonder
eigenaar is de impact gigantisch.
Beschermde
voederplaatsen
Het lokken van grote
groepen vogels rond een voederplaats vergroot het gevaar voor de zangvogeltjes.
De sperwer jaagt
hoofdzakelijk in het bos maar tijdens de winter zal deze prachtige elegante
roofvogel zijn kans niet laten liggen om een zangvogel van de voedertafel weg
te plukken.
Gun de sperwer zijn prooi
want ook roofvogels hebben hun dagelijkse portie voeding nodig, zeker tijdens
de koude wintermaanden.
Onaangename concurrentie
aan de voedertafel kan ook tot problemen leiden.
Grotere gulzige
vogelsoorten zoals de gaai, de kauw of de ekster roven de voedertafel in geen
tijd leeg en gaan zelfs aan de haal met volledige voederbollen en netjes. Om
dit te voorkomen kan je een voederkooi plaatsen die de voederplaats afdekt,
zodat enkel de kleine vogelsoorten (mezen, mussen, vinken, ) het vogelvoer
kunnen bereiken.
Er bestaan ook tal van
voedersystemen die voorzien zijn van een draadkooi, die enkel kleine tuinvogels
toegang biedt tot het voeder.
De voederkooi beschermt
het voeder niet alleen tegen grote vogels maar ook tegen gulzige eekhoorns. Op
hun beurt zijn de kleine vogels gedeeltelijk beschermd tegen aanvallen van
roofvogels of katten.
De kat de
bel aanbinden
Het kattenkwaad in de
natuur wordt enorm onderschat. Ruim 2 miljoen katten in ons land doden meer
vogels en kleine zoogdieren dan alle vossen, eksters en uilen samen.
De huiskat is en blijft
een roofdier en ook al heeft ze net haar luxe portie kattenvoer naar binnen
gewerkt, eenmaal buiten zal ze geen gelegenheid voorbij laten gaan om een prooi
te bemachtigen.
Katten volgen nu eenmaal
hun jachtinstinct, ook als ze geen honger hebben.
Engelse onderzoekers
hebben in 2005 met medewerking van de eigenaren het jachtgedrag van 618
huiskatten tussen 1 april en 31 augustus in beeld gebracht. Omgerekend naar de
naar schatting 9 miljoen katten, die het land rijk is, betekent dit dat er in 5
maanden tijd 92 miljoen prooien mee naar huis zijn gebracht: 57 miljoen muizen
en vleermuizen, 27 miljoen zangvogels en 5 miljoen reptielen en amfibieën. En
dan te weten dat lang niet alle prooien bij het baasje op de deurmat worden
gelegd.
Hoeveel worden er onderweg
opgegeten of blijven er in het veld achter?
Onderzoekers in
Zwitserland hebben in 2007 een aantal katten met een navigatiesysteem uitgerust
om hun activiteiten buiten te kunnen volgen. Na enig rekenwerk kwam men tot de
conclusie dat de 1,35 miljoen Zwitserse katten in één maand meer dan een
miljoen muizen hebben gedood en ook nog eens 350 000 vogels, 50 000
amfibieën en ruim 400 000 grote insecten hebben gevangen.
In beide onderzoeken
betreft het katten die nog thuis komen. Wat te denken van de boerderijkatten en
de verwilderde katten die buiten de deur aan de kost moeten zien te komen.
Verwilderde katten eten
niet alleen muizen en vogels, maar zij maken ook marterachtigen, zoals wezel en
hermelijn, jonge konijnen en hazen en zelfs reekalfjes buit.
De meeste
kattenliefhebbers wuiven dergelijke berichten weg en zeggen: dat is nu eenmaal
de natuur! Niks natuur! Katten horen huisdier te zijn en dus niet
buiten rond te struinen.
Onlangs vond er in het
Engelse Chicheley een bijeenkomst plaats van vogelzintuigkundigen:
wetenschappers van nochtans diverse pluimage, die zich allemaal hetzelfde
afvragen: hoe voelt het om een vogel te zijn?
Bioloog Tim Birkhead,
die tijdens zijn studententijd niet geboeid was door de lessen sensoriële
biologie, koos voor een loopbaan als gedragsecoloog. Dit liet hem toe zich te
verdiepen in de spannende strijd om het voortbestaan en het fascinerende
steekspel der seksuele selectie bij de vogels.
Veertig jaar lang was
Birkhead bijna elke zomer te vinden op het Welshe eiland Skomer, waar hij zich
vergaapte aan het liefdesleven van de gewone zeekoet.
Al zag de observator vaak
erg herkenbare taferelen weer opduiken, toch zag jij ook gedragspatronen die
hij niet begreep.
Soms stond een broedende
zeekoet plots op en maakte het geluid waarmee de vogels elkaar verwelkomen, ook
al was de partner in de verste verte niet te bespeuren of toch?
Aan de einder zag Birkhead
dan uiteindelijk telkens een zwart stipje opdoemen, dat na verloop van tijd
inderdaad de enthousiast onthaalde partner bleek te zijn.
Birkhead kon nauwelijks
geloven dat zeekoeten elkaar van zo ver zagen aankomen, laat staan konden
herkennen.
Deze en vele andere
waarnemingen stimuleerden Birkhead om bij wijze van zelfstudie een boek te
schrijven, bij ons verschenen onder de titel: De zintuigen van vogels.
En dat heeft wat op gang
getrokken.
Gezichtsvermogen
Ornitholoog Graham Martin van de universiteit van Birmingham heeft in de
afgelopen decennia het gezichtsveld van tientallen vogelsoorten onderzocht.
Je kan de vogels in 3
categorieën indelen:
De meeste vogels, waaronder
de zangvogels, zien vooral zijdelings goed en ook een beetje voor zich uit,
doorgaans onvoldoende om de tip van hun eigen snavel te zien, maar net genoeg
om een nest te bouwen en hun krijsende jongen eten te geven.
Dan zijn er de eenden en
nogal wat waadvogels, waarbij de ogen hoger op de kop staan. Daardoor zien ze
nog minder van hun snavel, maar omdat ze op de tast naar voedsel zoeken, zoals
de snip of het voedsel uit het water filteren, zoals de slobeend, maakt dat
niet uit.
Door de hoge stand van hun
kijkers zien ze zowat alles wat er zich boven hun hoofd afspeelt.
Ze bewegen dus niet zoals
wij naar hun gezichtsveld toe, maar ze bewegen er doorheen als door een tunnel.
Dat maakt het voor
roofdieren veel moeilijker om hen te verschalken. Nadeel is dat de zon
voortdurend in hun ogen schijnt. Dat speelt vooral vogels met grote ogen parten,
daar hoe groter het oog, hoe meer licht er binnenvalt. Zij hebben dus vaak een
kleine blinde zone boven de kop met wenkbrauw- en wimperachtige structuren, die
het licht uit de rand van het gezichtsveld verdoezelen.
Grote ogen hebben ook
grote voordelen; ze werpen een groter beeld op het netvlies en leveren dus een
hogere resolutie. Vooral roofvogels hebben verhoudingsgewijs erg grote ogen en
sommige onder hen zien scherper dan eender welke andere diersoort.
Dat verklaart waarom ogen
van uilen de 3de categorie vooraan staan.
Uilen hebben zulke enorme
oren, waarmee ze feilloos het geritsel van potentiële prooien weten te
lokaliseren, dat er voor ogen die groot genoeg zijn om in het donker te zien
enkel vooraan op de kop nog plaats is.
Eyetracker
Om te achterhalen waar
vogels naar kijken, ontwikkelde visueel ecoloog Esteban Fernandez-Juricic van de universiteit Purdue een eyetracker, die de
bewegingen van de pupil volgt en zo onthult waarop de vogel zijn oog laat op
vallen.
Dat vogels voornamelijk
hun aandacht richten op voedsel, roofdieren en naderende soortgenoten, verbaast
niemand.
Toch zal de verfijnde
onderzoekstechniek in de toekomst toelaten de vogelblik te volgen in situaties
waarin de uitkomst moeilijker te voorspellen is.
Vogels houden zelf ook
rekening met het gezichtsveld van hun soortgenoten, wat blijkt uit een
onderzoek van gedragsbioloog Laura Kelly (Universiteit
Cambridge), die al jaren pronkende prieelvogels spot.
De mannetjes van deze
zangvogelfamilie bakenen met zorgvuldig geschikte takken een paadje af dat
nieuwsgierige wijfjes langs de zuidkant betreden.
Aan de noordkant stallen
de heren zon gebleekte stenen, slakkenhuisjes en botjes uit, die als
achtergrond fungeren voor een paringsdans waarin het mannetje zijn verzameling kleurrijke
ornamenten showt.
Zelfs felgekleurde
mannetjes zonder collectie blikvangers zijn doorgaans populaire vogels.
Voor prooien geldt
gewoonlijk het omgekeerde.
Felgekleurde insecten
smaken vaak erg bitter, zoals het lieveheersbeestje of ze delen giftige steken
uit, zoals de wesp.
Ook planten die hun zaden
of stuifmeel proberen te verspreiden, weten wat hun dierlijke klanten lekker
of juist vreselijk vinden en zijn vaak zo geëvolueerd dat alleen dieren, die
doen wat zij willen, van hun aanbod kunnen profiteren.
Zo zijn vogels geheel
ongevoelig voor capsaïcine, de stof die ervoor zorgt dat chilipepers onze mond
in vuuren vlam zetten.
Dorothy McKeegan(Glasgow
University) verklaart de branderige gewaarwording.
Omdat de receptor in de
wand van hun cellen, die bij ons een pijnlijke sensatie veroorzaakt, bij hen
een andere structuur heeft, bindt die zich niet met capsaïscine.
Dat komt de plant goed uit
want vogels verspreiden de zaden veel vlotter dan wij.
Ruiken
Lang werd er gedacht dat
vogels nauwelijks of niet kunnen ruiken.
Gedragsecoloog Francesco
Bonadonna (universiteit
Montpellier) licht toe.
Deze misvatting berust op
twee vooronderstellingen:
enerzijds
omdat wij mensen zelf vooral op gezicht en gehoor gefocust zijn en ons dus
lieten afleiden door hun prachtige kleuren en opmerkelijk gezang;
anderzijds
omdat ze met hun onbuigzame snavel niet merkbaar snuffelen zoals zoogdieren
doen.
Maar sinds een jaar of 15
wordt duidelijk dat veel vogels uitstekend ruiken, vaak veel beter dan wij.
Gedragsfysioloog Aline Bertin (National Institute for Agricultural Research in
Frankrijk) merkt op dat dit al begint in het ei.
Als kuikens onbekend
voedsel voorgeschoteld krijgen, kiezen ze bij voorkeur voedsel met een geur, waaraan
ze al in het ei werden blootgesteld.
Uit Bonadonnas eigen
onderzoek bleek dan weer dat stormvogels in het donker hun nest terugvinden aan
de hand van de erg doordringende geur, die het verspreidt.
Veel zeevogels, die vaak
kriskras door elkaar broeden, gebruiken daarnaast ook geuren om soortgenoten te
herkennen en om een partner te kiezen die genetisch niet te veel op hen lijkt,
waardoor ze samen gezondere jongen krijgen.
Daarnaast gebruiken
zeevogels als albatrossen en stormvogels geuren om boven de eindeloze
zeespiegel hun weg te zoeken en voedsel te vinden.
Daar maken algen vaak
handig gebruik van, licht ecoloog Gabrielle Nevitt (California
University) toe.
Algen dienen als voedsel
voor krill, kleine garnaalachtige ongewervelde dieren waarmee baleinwalvissen
maar ook heel wat zeevogels zich voeden.
Als zon algje wordt
opgegeten, komt er dimethylsulfide (DMS) vrij, een stinkende stof die je ruikt
bij het koken van kool tot zeevruchten en een belangrijke component van de
typische geur van zeelucht.
Albatrossen volgen het
spoor van DMS en ontdekken zo waar er veel krill voorkomt.
Zo houden ze niet alleen
de onderzeese voedselketen in balans, maar via hun uitwerpselen leveren ze ook
voedingsstoffen voor de algen, vooral ijzer.
In plaats van dat zelf in
de zee te gieten om de opname van CO² te stimuleren, zouden we dus beter de
vogels beschermen.
Recent Nederlands
onderzoek van ecoloog Marcel Visser (Universiteit
Wageningen) suggereert dat mezen iets vergelijkbaars doen; ze worden
aangetrokken door vluchtige stoffen als appelbomen door rupsen worden
aangevreten.
Ook trekduiven laten zich
onderweg inspireren door geuren, meldt Anna Gagliardo (Universiteit
Pisa).
Dat idee werd al 40 jaar
geleden geopperd, maar pas in de laatste jaren laat de satelliettechnologie ook
toe om de vogels nauwkeurig te traceren.
Uit onderzoek blijkt dat duiven
waarbij één neusgat met een rubberen plug werd afgesloten, deze vaker moeten
stoppen om zich te heroriënteren.
Voelen
Wetenschappers verwerven
steeds meer inzicht in de manieren waarop vogels de wereld waarnemen, maar
geeft dat ook een antwoord op de vraag hoe het voelt om een vogel te zijn?
Wanneer voelen vogels
pijn?
Kennen ze emoties zoals
wij?
Genieten ze van seks?
Ook al dat soort vragen
zongen in het rond op de meeting, al zijn ze natuurlijk nog iets moeilijker te
beantwoorden.
Dierenwelzijnsexpert
Dorothy McKeegan merkt op dat pijngewaarwording wel degelijk bestaat.
Allerlei methodes in de
pluimveeteelt zijn gebaseerd op het idee dat de stijve snavel en de geschubde
poten van kippen niet zo gevoelig zijn.
In het onderzoek bleek dat
kippen waarbij als kuiken met infraroodlicht de snavelpunt werd verwijderd om
te vermijden dat ze elkaar zouden pikken daar op latere leeftijd geen pijn
meer van ondervinden. Dat is, gezien het leed dat het voorkomt, een te
verdedigen ingreep.
Daarnaast suggereren de
onderzoekers een diervriendelijkere manier om kippen te verdoven voor ze worden
geslacht. Nu worden veel kippen nog steeds aan hun poten opgehangen en dan
geëlektrocuteerd. Vermoedelijk veroorzaakt dit wel heel wat pijn.
Veel beter is om langzaam
de luchtdruk te verlagen, zodat de vogels steeds minder zuurstof krijgen en
uiteindelijk vrijwel geruisloos het bewustzijn verliezen.
Uit Melissa Batesons (Newcastle University) onderzoek blijkt dat
sommige spreeuwen pessimistischer zijn dan andere, in die zin dat ze
dubbelzinnige informatie, die nu eens veelbelovend, dan weer onheilspellend is,
verschillend interpreteren.
Al leert ons dat
natuurlijk niet of ze zich daarbij ook depri voelen.
Wel bleek onlangs dat
spreeuwen die zich voeden met diertjes die in de waterzuiveringsinstallaties
leven en tegenwoordig steeds meer het antidepressivum Prozac bevatten in de
schemering minder fanatiek naar voedsel zoeken.
Dat is in de winter
nochtans van levensbelang.
Er verscheen al eerder een
bijdrage over de kuifleeuwerik op:
Geraadpleegde
bronnen: EOS-magazine Hoogleraar gedragsecologie Hans Van Dyck persbericht Vogelbescherming
Vlaanderen
Ze staan symbool voor
vrede en liefde. Sommige zijn topsporters en meesterlijk als het op navigatie
aankomt. Op de duiventil kan je ze in diverse formaten en kleuren aanschouwen.
Van blauw geschelpt, over vosbruin tot hagelwit. Er zijn er met kuifjes, met pauwenstaarten
of met een potsierlijke dikke krop. Domesticatie haalt frivoolheid boven die
wilde vormen zich niet kunnen veroorloven.
Domesticatie
is evolutie op speed
Charles Darwin was
gebiologeerd door de diversiteit van gekweekte duiven en de overerving van hun
kenmerken. Hij leerde meer van duiven dan van het om even welke andere
vogelsoort.
De menselijk impact
beperkt zich niet tot de tamme duiven.
Wereldwijd zijn er meer
dan 300 soorten, waarvan 20% wereldwijd met uitsterven zijn bedreigd. Een weinig
fraai palmares voor het symbool van de hoop. Vooral tropische soorten en
eilandbewoners zitten in nesten.
Het verdwijnen van
geschikt leefgebied, sterke druk door de jacht en handige rovers, zoals katten
en ratten, brachten deze elegante vogels in het kamp van de verliezers van de
biodiversiteit.
Dat soorten met een
bescheiden populatiegrootte sneller in de problemen raken, verbaast niet. Ook
grotere groepen bieden niet altijd een levensverzekering.
De Amerikaanse trekduif is
een spectaculair vb. Al een eeuw werd de soort uitgeroeid.
Dat leek onmogelijk want
trekduiven leefden in vluchten (zwermen) die aan Afrikaanse sprinkhanen deden
denken.
Oude rapporten spreken van
kilometerslange groepen. Misschien enige dichterlijke vrijheid, maar dat het er
erg veel waren, staat buiten kijf.
En toch ging
het from hero to zero
De trekduif voedde zich
haast exclusief met beukennoten en eikels. Een nomadische levensstijl in
sociaal verband bleek de sleutel van het succes. Tot de mens de spelregels
veranderde.
De Europese kolonisten
veranderden het boslandschap in een agrarisch landschap en bejoegen de
trekduiven. Afzonderlijke paartjes of paartjes in kleine groepen bleken niet
goed te functioneren om hun verspreid voedsel efficiënt te vinden.
Er werden minder jongen
per jaar voortgebracht dan bij de paartjes in de grote bendes van weleer. De
negatieve spiraal werd ingezet en het kwam niet meer goed.
Forse verliezers vinden we
ook dichter bij huis. Neem de zomertortel. Deze fraaie, bruin gevlamde tortelduif
was sinds mensenheugenis een doodgewone verschijning in onze contreien. Nu moet
je ze hard zoeken om dit duifje te spotten.
Sinds 1970 het 1ste
Europees jaar van het Leefmilieu nam de populatie bij ons meer dan 70% af.
Een crash van formaat. De oorzaak? Er zijn er verschillende!
Zo wordt de zomertortel
niet bepaald vrolijk van toenemende woestijnvorming in de Sahel, waar deze
trekvogel over moet. Onderweg getrakteerd worden op jagerssalvos en de
ingrijpende veranderingen in het agrarisch landschap zorgen verder voor forse
druk op de spreekwoordelijke ketel.
Hoekjes en kanten in het
landschap met een overvloed aan onkruidzaden zijn een zeldzaamheid geworden in
ons steriele agrarische landschap, net als rommelige heggen om in te broeden.
En toch bulkt ons land van de tortelduiven. In de naoorlogse jaren kreeg een
andere soort hier voet aan wal: vaalgrijs van kleur en met zwarte halsband: de
Turkse tortel. Vanuit het Aziatische deel van Turkije trok ze over de Balkan en
veroverde heel Europa. Ze heeft een heel andere levensstijl dan de zomertortel.
Geen trekgedrag en voor voedsel en leefgebied richt ze zich helemaal op de
mens. Dat blijkt een succesformule. In België broedde de Turkse tortel voor het
eerst in 1955 in Knokke-Heist. Ondertussen telt de nieuwkomer vele miljoenen
broedpaartjes in Europa. De soort werd ook in de jaren 1970 ook op de Bahamas
geïntroduceerd. Van daaruit palmde ze Midden- en Noord-Amerika in. De Turkse
tortel is een biologische wereldhit.
De houtduif
wordt een stadsduif
Duiven hebben nog andere
flexibele rakkers in hun rangen. De culinair gegeerde houtduif is een vb.
Hoewel haar oorspronkelijke levensstijl aan de trekduif deed denken, heeft ze
voor een ecologische koerswijziging geopteerd. Ze profiteert van landbouwgewassen
en voedertafels en kwam erachter dat de stad een veilig broedgebied kan zijn.
Houtduiven brengen in de stad meer jongen per jaar voort dan in het
buitengebied met zijn talrijke (nest)rovers. De houtduif werd ook een
stadsduif. Daar hoort een creatief dieet bij. In studentsteden als Leuven
bieden de uitgangsbuurten rijkelijk buffetten van braaksel. Over smaak valt
niet te redetwisten
Vorig weekend namen in de
West-Vlaamse gemeente Staden 50 jagers deel aan een door het Algemeen
Boerensyndicaat georganiseerde duivenslachting. Er werden naar verluidt 360
houtduiven naar de eeuwige jachtvelden geschoten.
Vogelbescherming
Vlaanderen schiet deze onzinnige jachtactiviteit resoluut af!
Vogelbescherming Vlaanderen
is van mening dat het massale afschot van houtduiven geen invloed heeft op de
broedvogelpopulatie in Vlaanderen en dus ook niet op het beschermen van land-
en tuinbouwgewassen tegen vraatschade later op het jaar. Het grote aantal
houtduiven in het (landbouw)landschap is overigens door de landbouw zelf
veroorzaakt door een overaanbod aan oogstresten van maïs.
In deze periode is
daarenboven minder dan één houtduif op tien in Vlaanderen een vogel van de
plaatselijke broedpopulatie. Vermits de schadegevoelige teelten houtduiven
aantrekken, impliceert dit dat de schade maar kan worden voorkomen via de
bestrijding op populatieniveau, dus wanneer bijna totale uitroeiing van de
houtduif zou worden beoogd.
Eind januari is bovendien
ook de periode wanneer de voorjaarstrek van de houtduif op gang komt.
Die trekperiode loopt tot
in mei. Tijdens de winter zijn er tien maal meer houtduiven in Vlaanderen dan
in de zomer. Het aantal houtduiven dat aan het eind van de winter in Vlaanderen
verblijft en van eind januari tot in mei door Vlaanderen zal trekken, beloopt
meerder miljoenen vogels. Het heeft totaal geen zin om trots te poseren met een
jachttrofee van 360 duiven. Deze ondoordachte handelswijze bewijst alleen een
gebrek aan inzicht in de natuurwetten van een schepen van milieu, die enkel beoogt
in the picture te komen.
De blonde tapuit die slanker, lichter en minder compact is
dan een tapuit, komt in twee vormen voor met een zwarte en met een witte keel
waardoor beide nauw verwante soorten (bonte en blonde tapuit) niet altijd gemakkelijk
van elkaar te onderscheiden zijn.
Al is de blonde tapuit moeilijk te determineren, het
mannetje draagt een onmiskenbaar karakteristiek verenkleed in de lente.
De blonde tapuit leeft in het Middellandse Zeegebied. Hij
geeft de voorkeur aan laaggelegen landschappen met verspreide struiken, rotsige
hellingen en kale aarde. Stenige akkers, greppels, heide en wijngaarden en open
mediterraan struikgewas zijn geschikt. Doorgaans zit hij op lage bosjes en hoge
stengels. De vogel is slank en door zijn lage gewicht kan hij op vrij dunne
stengels zitten.
Het vogeltje haalt een lichaamslengte van 14.5 cm; de
spanwijdte wisselt tussen 25 en 30 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 15
en 25 g. Het verenpak bestaat uit zwartige vleugels, een zwart gezicht en keel,
een helder lichte onderkant met zwarte zijzomen in het staartpatroon.
Om zich te voeden kijkt de blonde tapuit uit vanaf een
struik of steen, een zitpost om neerwaarts in een doelgerichte
achtervolgingsvlucht insecten achterna te zitten, waarheen hij weer snel
terugkeert. Ook eet hij kleine zaden.
Mannetjes zingen langdurig vanaf rotsen, muren, struiktoppen
en draden. Ze hebben een zangvlucht, spreiden hun staart om de grote witte
delen te tonen en duiken dan steil naar de grond.
De zang bestaat uit een reeks korte, luide, riedelende
frasen met een krasserige klank. De roep is een droge klikkende klank met korte
ratels.
De broedplaats is een komvormig nest van mos en een fijnere
voering op de grond in een holte onder keien of aan de voet van een bosje. Een
stapeltje fijne twijgen bij de toegang vormt een aanvliegplatform. De legsels
(1 of 2) tussen april en juni brengen 4 tot 5 eitjes voort, die gedurende 13
tot 14 dagen worden bebroed.
Wie even de Oostelijke blonde tapuit in levende lijve
wenst waar te nemen, kan onderstaand filmpje raadplegen:
Nog teveel mensen halen een uil of andere roofvogel in huis.
Toch horen die dieren echt niet in gevangenschap. Speciaal voor al wie toch een
uil in huis wil halen, heeft Vogelbescherming Vlaanderen een webshop vol uilen
geopend op Pinterest:
Daar vind je allesbehalve echte uilen: van klokken over
kussens tot mutsen en oortjes. Zo maakt Vogelbescherming Vlaanderen op een
ludieke manier duidelijk dat alleen uilen echte uilen kopen.
Al meer dan 37 jaar ijvert de kerkuilenwerkgroep, afdeling
van Vogelbescherming Vlaanderen, voor het behoud van de prachtige nachtroofvogel
als natuurlijke broedvogel in ons land. Dat blijkt hard nodig want zonder hulp
lijkt dit niet meer te lukken.
In Vlaanderen leven nog amper 2 000 kerkuilen in de
vrije natuur. De vogel is erg gevoelig aan koude winters en heeft lang te
lijden gehad aan een nijpend tekort aan geschikte broedplaatsen. Vandaag woont
85% van de Vlaamse populatie in speciale nestkasten die door de werkgroep
werden geplaatst.
Doodsoorzaak nummer 1 bij de kerkuil is het wegverkeer; de
helft van alle uitvliegende jongen sneuvelt binnen het jaar op onze wegen. Nog
een kwart sterft door allerlei andereoorzaken zoals obstakels, opsluiting, verdrinking, vergiftiging, slechte
conditie Slechts 1 op 4 haalt de leeftijd van 1 jaar en neemt zelf deel aan
het broedproces.
Nieuwe problemen steken vandaag de kop op, meer en meer
geschikt jachtgebied verdwijnt zienderogen door oprukkende ruilverkavelingen
voor industriegebieden, KMO-zones en sociale woningbouw. Hiervoor worden grote
percelen geëgaliseerd en de grondwatertafel gevoelig verlaagt. Dit laatste
heeft nog eens een bijkomende negatieve impact op de muizenstand, het
stapelvoedsel van de kerkuil. Ook in onze buitengebieden verdwijnen heel wat
geschikte percelen door het massaal omzetten van grasland in maïsteelt.
Het omzetten van een terrein tot een geschikte biotoop duurt 3 tot 4 jaar.
Tijdens het Grote Vogelweekend van 2014 telden meer dan 20 000
waarnemers in ruim 14 000 tuinen 372 411 vogels.
Zoals uit de voorlopige resultaten al bleek, heeft de zachte
winter voor verschuivingen gezorgd in de finale einduitkomst. Voor het eerst
sinds 2011 is niet de vink, maar de huismus de meest getelde vogel in de
Vlaamse tuinen. Op 2 staat de vink en de koolmees sluit de top 3.
Tellen doe je in 3 eenvoudige stappen:
Maak je tuin of terras vogelvriendelijk: voorzie
goed vogelvoer, veilige schuilplaatsen en proper water.
Neem je folder, tellijst en je verrekijker (niet
perse noodzakelijk) bij de hand en tel op zaterdag 17 of op zondag 18 januari
de vogels in je tuin of op je terras. Doe dit minstens gedurende 30 minuten.
Overvliegende vogels tellen niet mee.
Bron: Vogelbescherming Vlaanderen gaf via infografieken
ook eerder al nuttige tips vervat in een bessenkalendertabel, voederzoneschets en wintervoedertabel
Vooreerst wens ik jullie en al wie
je dierbaar is van harte een voorspoedig en gelukkig nieuwjaar met een stralende
gezondheid er bovenop, alsook rustgevende en deugddoende momenten in nog meer
groene ruimten.
Tevens wens ik jullie allen nog
meer succes met jullie knap bedachte initiatieven en lovenswaardige
engagementen.
Door onze krachten te bundelen en
ons te verbinden kunnen we positieve wendingen in ons milieubehoud een extra
boost geven, hoe klein ook de bijdrage; alle steunbetuigingen groeien uit tot
een waardevolle beweging die aanstekelijk werkt en de groene golf nog meer aan
het rollen brengt.
Wellicht
hebben sommigen onder jullie gemerkt dat ik plots op 25/12/14 van het radarscherm
verdween en ook op deze blog tot vandaag inactief bleef.
Een
woningbrand kwam letterlijk roet in het eten gooien op de vooravond van
kerstdag!
We zijn met
zn allen mijn echtgenote, onze twee kinderen met hun partner en onze
viervoeter nipt ontsnapt aan een hevige brand, die is ontstaan in de stook-
en waskelder door een nog steeds duistere oorzaak.
Dank zij de
snelle en moedige interventie van de brandweerlieden kon de brand in de
oververhitte stook- en waskelder nog in extremis worden bedongen en een
dreigende gasontploffing worden vermeden.
Dat we door
het oog van de naald zijn gekropen, werd ons snel duidelijk toen we aan de
overkant van de straat, machteloos toekeken hoe de walmende rookpluimen vanuit
de voordeur en uit alle andere vensters opbolden.
De woning werd
onbewoonbaar verklaard daar alle nutsinstallaties en-leidingen werden vernield.
Vanaf dan (21 dagen geleden), begon tijdens de bruisende feestperiode de
samenstelling van het schadedossier met het neerschrijven van een bestek
bedoeld voor de verzekeringsexpert.
Fotos maken
van de aangerichte schade in alle kamers, opzoeken van de facturen, offertes
(3) van installateurs centraliseren, contactpersonen opzoeken, een heel
inventariseringswerk.
Tot zondag verbleven
mijn vrouw en ik met onze dochter bij mijn ouders, maar aangezien er heel wat
herstellingswerken dienen verricht, hebben we inmiddels beslist elders onderdak
te vinden. Van mijn ouders 88 en 87 en zelf behoevend kan je niet
verwachten dat ze ons nog langer herbergen. Wellicht duurt het maanden alvorens
we opnieuw in onze opgekalefaterde woning kunnen.
Inmiddels
verblijven wij in een appartement te Sterrebeek. Het zal heel wat creatief
planningswerk vergen om ons door deze lastige periode heen te worstelen. Het
wordt ook een uitdagende evenwichtsoefening op professioneel en persoonlijk vlak.
Toch zit er niets anders op dan er ons doorheen te slaan! We houden er alvast
de moed in en proberen nu ik na die 21 dagen radiostilte weer op het
internet kan surfen de draad weer op te pikken.
Als je in het bos een
duidelijke, stevige roffel hoort weerklinken met snelle (beitel)slagen, dan mag
je besluiten dat er een grote bonte specht in de buurt is. Na elke
drumprestatie kijkt hij rond om na te gaan of de kust nog veilig is.
Zowel de vrouwtjes als de
mannetjes hebben zwart, rood en wit in hun verenpak, wat vrijwel ongewoon is in
het vogelrijk. Doorgaans zijn de vrouwtjes een pak minder fel gekleurd, omdat
zij niet zo mogen opvallen wanneer ze bij hun eieren of jongen aanwezig zijn.
Grote bonte spechten maken
echter hun nesten in boomstammen waardoor ze toch opvallende kleuren mogen
dragen.
Tijdens het baltsgedrag schudden
beiden eerst met hun koppen naar elkaar om hun sekse kenbaar te maken en dan
achtervolgt het mannetje het wijfje met een spiraalvormige vlucht rond de
takken.
Beide vliegen ook met een
speciale beverige vleugelslag van boom naar boom, waar de achtervolging rond
de takken opnieuw begint.
Tijdens het broedseizoen
heeft de grote bonte specht een territorium nodig dat ongeveer 40 ha beslaat;
dit is behoorlijk minder dan zijn soortgenoot, de groene specht, die aanspraak
maakt op een domein van 100 ha.
Niettegenstaande zijn
grondgebied kleiner is, is het mannetje binnen de spechtensoorten een hoogwaardigheidsbekleder,
want hij heeft een rood kardinaalspetje op zijn achterhoofd staan. Het wijfje
is verstoken van dit ornament, alhoewel ze het in haar jeugd wel heeft gehad.
Alle jongen hebben een
mooi satijnrood petje, maar enkel bij de mannetjes blijft er later iets van
over.
Om zijn aanwezigheid
kenbaar te maken, heeft hij binnen zijn residentie, zorgvuldig enkele goed
resonerende takken of stammen uitgekozen. Die vormen zijn vaste drumstellen en
daarmee maakt hij indruk op zijn buren en soortgenoten.
Met zijn geroffel lokt hij
ook een wijfje. Het gebeurt dat meerdere wijfjes slaags geraken om het begerenswaardige
mannetje.
De dames zitten elkaar dan
meestal laag bij de grond rond de voet van de stam achterna.
Het populaire seksidool
laat gewoon begaan en bemoeit zich niet met dit bekvechten.
Als het wijfje tot paren wordt
verleid, wordt het nest gekozen.
Het voorbereidend werk is
reeds door het mannetje verzorgd en doorgaans neemt hij ook de verdere afwerking
voor zijn rekening.
Slechts af en toe steekt
het wijfje een beitelslagje toe, maar meestal beperkt zij zich tot het
inspecteren van het resultaat en tot het verwijderen van de spaanders. Het hakkenwerk
duurt een 3-tal weken tot een maand. Als het hol klaar is, heeft het een diepte
van 25 tot 30 cm en is het ongeveer 15 cm breed.
Het broednest wordt
bekleed met spaanders en het vrouwtje legt ergens tussen april en juni 4 tot 7
glanzend witte eieren, die zij overwegend alleen uitbroedt in 12 tot 16 dagen.
Binnen de 24 uur zijn alle
jongen uitgekomen en zij leggen allen hun kopjes over elkaar zodat zij een
soort warmtepiramide vormen. Daarna voeden beide de hongerige magen en na 20
tot 24 dagen verlaten de jongen het nest.
Een spechtenhol met jongen
hoor je, voor je het ziet. Dat kleine grut maakt ongelooflijk van zijn oren om
voedsel te krijgen. Ze moeten ook niet bang zijn om zich te laten horen, want
geen enkele predator kan de woning binnendringen. Eigenaardig daarbij is dat de
jonge spechten vóór het uitvliegen zachtjes tegen de binnenwand van het hol
kloppen, al weet men tot op heden nog niet waarom ze dit doen.
Zelfs nadat ze de
ouderlijke woning hebben verlaten, blijven de kleintjes nog om voedsel bedelen
en dat lukt nog ook gedurende 8 tot 14 dagen. Daarna moeten zij definitief op
eigen vleugels vertrouwen.
De jongen worden
hoofdzakelijk gevoed met rupsen en larven. Deze laatste worden met de lange
tong die eindigt op een verhoornde harpoenpunt met weerhaken, diep uit hun
gangen gehaald. Maar ook kannibalisme komt voor. Als er wat te weinig rupsen en
larven zijn, hakt de specht nestkasten open waarin mezenjongeren piepen en
voeren de pasgeboren meesjes in stukjes aan hun eigen jongen.
Later, als de jongen zijn
uitgevlogen en er minder insecten zijn, schakelen ze over op zaden, die ze
overwegend uit dennenappels halen. Ze plukken de mastentoppen uit de bomen en
vliegen ermee naar een vaste plaats. Doorgaans is dit een gevorkte tak, een
spleet of een zelfgemaakte nis in een eikenboom. De dennenappel wordt
vastgeklemd en de specht peutert de zaden eruit. Eens leeg gehaald, laat hij de
mastentop vallen en zo zie je soms tientallen dennenappels onder een eikenboom
liggen. Dan weet je dat hier een spechtensmidse aan het werk was.
Men heeft ook vastgesteld
dat de bonte specht er een eigenaardige manier van slapen op nahoudt. Het
slapengaan en ontwaken verloopt volgens een vast ritueel. De bonte specht gaat
op een vast tijdstip slapen dat afhankelijk is van de lengte van de dag. De
tijd tussen zijn verdwijnen in zijn slaaphol en het invallen van de duisternis,
is telkens even lang.
Hij zet zich niet neer,
maar hangt zicht tegen de kant, juist onder het vlieggat. Dan zet hij zijn
veren op, steekt zijn kop onder zijn vleugels en slaapt tot het eerste
ochtendgloren.
Bij het eerste daglicht
steekt hij voorzichtig zijn kop uit het vlieggat en verkent hij eerst geruime
tijd de omgeving.
Wanneer alles veilig is, klimt
hij het hol, maakt dan zeer uitgebreid ochtendtoilet en vliegt dan luid roepend
zijn gebied in.
Wie een eerder verschenen
artikel in het archief wenst op te diepen kan terecht op:
16/10/2010 De grote bonte specht
Een kort filmpje van Pieter Cox in zijn eigen tuin:
De putter komt
oorspronkelijk voor in tamelijk open gebieden met bomen en struiken, langs
zonnige randen van vochtige loofbossen, in parklandschappen, heggen,
boomgaarden en tuinen, zéker als men er een rijke vegetatie aan composieten
aantreft (distels, paarden- & zonnebloemen, kaardenbollen). Deze planten
produceren immers de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is.
Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel eiwitrijke insecten en
spinnen.
Putters zijn sociale en
praatgrage vogeltjes die vrijwel altijd in groepen of kleine familieverbanden
leven en gezellig met elkaar kwetteren terwijl ze voedsel zoeken in een
onkruidrijke berm.
Distelvinken houden van
verwilderde plekjes, afgelegen hoekjes en verlaten boerderijen, leegstaande fabrieken
en verwaarloosde tuinen. Wellicht heeft dit te maken met hun behendigheid om in
hoog onkruid aan dunne, zwiepende stengels te hangen om er de zaden uit te
pikken.
Een volwassen putter is
meteen herkenbaar aan zijn rood/wit/zwart koppatroon; de snavel is lang en
spits en eveneens wit. Zijn inktzwarte vleugels vertonen een felgele brede
baan, duidelijk waarneembaar tijdens de snelle, wendbare en golvende vlucht.
Alle vinken zijn zaadeters,
maar het bemachtigen van diverse zaden vraagt telkens een andere aanpak. Zo
zijn sommige vinken notenkrakers. De snavel van de putter is een scherp
precisiewerktuig, ideaal om in de stijf verpakte zaadhoofden van distels en
klissen te prikken en er het fijne, pluizige zaad uit te halen.
Je kan de putter naar de
voedertafel lokken door onkruidzaden, gemengd strooizaad, etensresten en
zonnebloempitten te strooien.
In het voorjaar neemt de
mannetjesputter een nestelplaats in een bos of boomgaard in beslag en verdedigt
deze tegen ongewenste belagers. Hij zingt luidkeels, vanaf hoge uitlijkposten
en imponeert in trage zangvluchten.
De zang is een riedelende,
kwetterende versie van de roep, die kenmerkend vloeiend en slepend weerklinkt. Een
door zijn zang aangelokt vrouwtje mengt zich in de hofmakerij, waarbij beide
vogels hun vleugels spreiden en zich draaien om de gouden streep te laten
flitsen.
Vervolgens bouwt het
vrouwtje een buitengewoon keurig, komvormig nest van geweven gras, haren en
spinrag, bekleed met wol en disteldons. Het bevindt zich meestal op een dunne
takkenvork, verscholen tussen de bladeren.
Ze broedt de 4 tot 6 eitjes
in haar eentje uit en blijft 2 weken op het nest zitten terwijl het mannetje
haar van voedsel voorziet.
De kale jongen zijn
vliegvlug als ze zon 2 weken rijp zijn en verlaten rond die tijd het ouderlijk
nest. De ouders blijven hen echter nog ongeveer een week voeren alvorens ze
voor een 2de legsel vertrekken.
Wie een
eerder verschenen bijdrage in het archief wenst te raadplegen, kan via de
zoekrobot het artikel vinden
18/04/10De putter of de distelvink
Leuk en leerrijk filmpje:
De distelvink dichtbij de cameraGerrie van der
Meulen
De roerdomp is een
middelgrote maar forse reigerachtige vogel die door zijn perfecte lichtbruine
schutkleur in het dichte rietland niet opvalt.
Hij verblijft in
uitgestrekte rietmoerassen met zuiver water en stabiele waterstand.
In de winter komt hij ook
in grote zeggenvegetaties en natte ruigtes voor.
Overdag houdt hij zich
goed verscholen in de moerasvegetatie, waar volledig op zijn verenkleed vertrouwt
om onopgemerkt te blijven. Het verenkleed is bruin van kleur met een
ingewikkeld patroon aan zwarte V-vormige vlekken en strepen. De kruin is zwart;
hij heeft ook een zwartige snorstreep.
Op de onderdelen is hij
lichter met duidelijke lengtestrepen.
De mysterieuze vogel heeft
grote groene voeten met lange tenen die hem een houvast bieden wanneer het
lichaam ver naar voren wordt gebogen en helpen om houvast te vinden aan
rietstengels boven het wateroppervlak.
Leunt bij het vissen
voorover en beweegt het lichaam zijdelings heen en weer. Dan staat hij stil of
stapt langzaam vooruit op zoek naar vis, die hij op gekende reigerwijze vangt
met een stoot van de dolkvormige snavel. s Morgens vroeg en s avonds zoekt
hij ook amfibieën en ongewervelden langs meer open water.
De vogel haalt een
lichaamslengte die varieert tussen 70 en 80 cm; de spanwijdte wisselt tussen
120 en 140 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 900 en 1 100 g.
Het nest is een grote
stapel rietstengels. De 5-6 eieren komen na 25-26 dagen uit.
Tijdens de vlucht ziet hij
er plomp uit met brede vleugels en korte en vooral niet gebogen nek.
Bij gevaar neemt de
roerdomp de zogenaamde paalhouding aan, waarbij de vogel de kop en de hals
omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen, nauwelijks van het
riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de
kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.
Hoewel de roerdomp zich
maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd geregeld te
horen. De roep is een laag en diep keelgeluid (whoemp), dat klinkt alsof er
over de hals van een grote fles wordt geblazen en vaak tot op kilometers
afstand te horen is.
Wie een
eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen kan onderstaand artikel in het
archief opsnorren.
05/12/09 De roerdomp
Volgens bioloog Geert is
er nog een vogel luider dan de meeuw, namelijk de roerdomp, een reiger die zich
amper laat zien omdat hij continu in het riet vertoeft. Daarna krijgen ze in
het natuurpuntcentrum in Opglabbeek de kans om een roerdomp in het echt te
zien.
Ondanks zijn naam is de grasmus, evenmin als de heggenmus, helemaal niet nauw verwant aan de huismus.
Deze zomergast is vooral bewoner van ruige gebiedjes (bos- & akkerranden, heidevelden) met hoog opschietende onkruiden, afgewisseld met braam- en doornstruiken, meidoornhagen, kreupelhout, heggen, .
Dergelijke terreinen hebben vaak een tijdelijk karakter en men kan de grasmus als een pionierssoort van jonge vegetaties beschouwen. Door ruilverkavelingen en anderen methodes om de grond optimaal te benutten, verdwijnen er in onze streken steeds meer voor de grasmus geschikte broedterreinen.
De grasmus zit dikwijls half verborgen tussen de begroeiing en hoewel de vogel schuw is, verraadt hij zichzelf door zijn roep en komt uiteindelijk tevoorschijn om toe te geven aan zijn onbedwingbare nieuwsgierigheid.
Daarnaast is met name in Engeland in 1969 een enorme achteruitgang in de populatie geconstateerd, die vermoedelijk is terug te voeren op de verwoestende droogte in de overwinteringsgebieden van de grasmus, o.a. in de Sahel-zone.
Opvallend aan het verenkleedje van het mannetje is de vaalblauw grijze kop, de witte oogkring, de vaak opstaande kruinveren, de witte keel en roestkleurige vleugels met zwartige strepen. De bleke onderzijde is roze-achtig op de borst. De witte buitenste staartveren van de grasmus zijn bij het vliegen duidelijk zichtbaar.
De grasmus haalt een lichaamslengte van 14 cm; heeft een spanwijdte die varieert tussen 19 en 23 cm en bereikt een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 12 en 18 g.
De grasmus vangt insecten (vooral kevers), spinnen en rupsen tussen de bladeren van lage doornstruiken met dichte kruidenvegetatie; eet in de herfst veel bessen en wat zaden. Doortrekkende grasmussen duiken in de herfst op tal van plaatsen op, waaronder in tuinen waar ze graag de bessen van de kamperfoelie eten.
Zodra de grasmussen in de 2de helft van april, weer in onze streken zijn aangekomen, bakenen de mannetjes hun territorium af.
Tijdens de korte baltsperiode brengt het mannetje zijn kort, aangenaam klinkend liedje op opvallende plaatsen of tijdens de onstuimige, dansende baltsvlucht ten gehore.
De grasmus geeft de voorkeur aan ruig terrein en zingt gewoonlijk op een in het oog lopende plaats.
Het nest, een klein holletje van twijgjes en gras, dat doorgaans goed verborgen zit tussen dichte begroeiing, bevindt zich vaak in overgroeide sloten en greppels met brandnetelbosjes of te midden van doornig struikgewas.
Gewoonlijk worden tijdens de periode april juli 2 legsels van 4-5 eieren geproduceerd. De jongen worden ca. een dozijn dagen in het nest verzorgd.
Voornaamste oorzaken
waarom de roodkopklauwier zich steeds verder naar het zuiden terugtrekt, zijn
de slechte weersomstandigheden en de verdwijning van hun favoriete biotoop:
oude boomgaarden en boomsingels in open landschap.
De roodkopklauwier is
doorgaans moeilijk te vinden, als hij zich in het dicht struikgewas verbergt.
Hij geeft de voorkeur aan agrarische gebieden met verspreide bomen, hoge
heggen, struikachtige hellingen of aromatische heidevelden, met doornige bosjes
en bomen in het Middellandse Zeegebied.
De roodkopklauwier, een
zomergast en zeer schaarse broedvogel in onze streken, wordt gemakkelijk
geïdentificeerd door de roestrode kruin en nek en de witte schouderveren, zwart-witte
rug en witte buik. De lichaamslengte varieert tussen 17 en 19 cm; de spanwijdte
reikt tussen 25 en 30 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 25 en 35 g.
De geslachten zijn vrijwel
gelijk, maar het wijfje is iets matter van kleur.
Net als de meeste
klauwieren zit de roodkopklauwier graag op een hoge uitkijkpost, zoals in boomtoppen,
op palen, draden, van waar hij de omgeving afspeurt en plots met een
duikvlucht zijn prooi verrast.
De roodkopklauwier vliegt
meestal rechtlijnig. Het vliegbeeld wordt bepaald door de zwart-witte
vleugeltekening, de witte stuit en de witte staartranden.
Vanaf deze zitpost jaagt
hij op zich op de grond of in de lucht bevindende prooidieren; hoofdzakelijk
insecten (voornamelijk kevers), maar ook kleinere vogels of andere gewervelde dieren,
zoals kikkers en hagedissen.
De zang is een onderdrukt
gekras met korte kwetterende harde tonen, verweven met imitaties van andere
vogels. Bij de balts staan paren tegenover elkaar, hun kop op en neer bewegend
en roepend. De zang is een mengeling van riedels en rauw gekwetter.
Het stevige nest bevindt
zich doorgaans op enkele meters hoogte in een boom en is met fijn materiaal (haar
en wol) gevoerd.
Het wijfje broedt de 4-7
eieren in circa 15 dagen alleen uit, maar wordt door het mannetje gevoerd. De
jongen, die zeer gevoelig zijn voor kou en regen, verlaten na ruim 2 weken het
nest. Roodkopklauwieren overwinteren in de Afrikaanse savanne, onder meer in de
Sahel.
De maatschappelijke vraag naar meer natuur is reusachtig
Geraadpleegde
bron: persbericht: Houten reus inspireert Vlaamse politici voor meer natuur
In de aanloop naar de
verkiezingen verzamelde Natuurpunt meer dan 10 000 opdrachten voor het
natuurbeleid van de nieuwe regering.
Hieruit blijkt dat de
Vlaming erg bezorgd is over de toestand van de natuur en dat bereikbare,
dichtbijgelegen natuur een prioriteit is.
Voor heel wat mensen
brengt wandelen en fietsen in de natuur rust in het hectische leven van alledag
en is het een blijvende bron van creativiteit.
Toch vinden 3 miljoen
Vlamingen geen natuur op wandelafstand van hun woning, zo bleek uit gegevens
van het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoeken (VITO). De nood aan
natuur dichtbij is hoog, terwijl het aanbod laag is.
De CosmoGolem, een
gigantische, houten antropoïde sculptuur, is het geesteskind van kunstenaar
Koen Vanmechelen. De houten helper en boodschapper van hoop, die de opdrachten
voor meer natuur in zn hart zal sluit, zal ze vervolgens via een indrukwekkend
beeld- en klankspektakel aan de wereld overbrengen.
Met een 30-tal beelden
verdeeld over de hele wereld (o.m. in Nederland, India, Zimbabwe, Tanzania,
Polen Chili en België), groeit de GosmoGolem uit tot een baken van hoop en evolutie,
die beoogt als een universeel symbool voor mensen- en kinderrechten te worden
aanzien.
De Cosmogolem is leeg en
in het luikje van zijn hart kunnen mensen hun dromen en wensen achterlaten.
Door daarmee over de planeet te bewegen, stimuleert hij culturele diversiteit
en slaat hij bruggen tussen verschillende culturen.
Door over de planeet te
bewegen, op zoek naar plaatsen waar hij hoop kan brengen aan mensen in nood,
zet de CosmoGolem mensen aan tot beweging.
Op deze manier krijgen
minderheidsgroepen en kinderen een gezicht en een eigen sterk symbool en worden
gemeenschappen in hun identiteit versterkt.
De reus werd vervaardigd
uit duurzaam kastanjehout door de sociale werkplaats van Natuurpunt in Ekeren.
Om de 4 m hoge constructie te bouwen werd reeds ruim 4 000 euro ingezameld
via crowdfunding.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.