Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde
bronnen: de Standaard: Natuurpunt (Studiedienst: Gerald Driesen) / Tuinadvies
Grotere vogels, zoals
kauwen en eksters, doen het opvallend goed in Vlaamse tuinen, terwijl heel wat
kleinere vogelsoorten de laatste decennia achteruit boeren.
Het één heeft geen verband
met het ander; wel zit onder meer de huiskat er voor iets tussen.
Onze tuinvogels hebben het
moeilijk in Vlaanderen. Immers geschikt leef- en broedgebied gaat verloren. Er
is vervuiling en het aantal insecten neemt flink af.
Die factoren leiden ertoe
dat kleinere soorten al jarenlang zich moeilijk in stand weten te houden.
Voor tuinvogels, die in de
zomer bij ons broeden en s winters naar het zuiden trekken, komen daar nog
problemen in de overwinteringsgebieden of tijdens hun trektocht bij.
Het is omwille van al die
uitdagingen dat het zo cruciaal is om vogels s winters bij te voederen.
Grotere soorten, zoals
kraaiachtigen, zitten in de lift in Vlaamse tuinen omwille van hun enorme
aanpassingsvermogen.
Kraaiachtigen zijn immers erg
slimme opportunisten, die zich gemakkelijk aanpassen aan de mens en aan de
veranderingen in het landschap. Ze stellen relatief weinig eisen aan hun
broedplaats of passen die zelfs aan. Ze leven vaak in groep, zijn minder schuw
en vinden daarom ook vlak bij mensen voedsel. Bovendien vallen ze door hun
grootte minder ten prooi aan jagers, als de huiskat of de sperwer.
Er is evenwel geen verband
tussen het stijgend aantal grotere vogels en het dalend aantal kleinere vogels.
Grotere vogels eten kleinere soorten niet massaal op en er is maar
uitzonderlijk voedselconcurrentie.
Een veel groter probleem
voor de kleinere vogels is de huiskat. Vooral van de verwilderde katten zonder
eigenaar is de impact gigantisch.
Beschermde
voederplaatsen
Het lokken van grote
groepen vogels rond een voederplaats vergroot het gevaar voor de zangvogeltjes.
De sperwer jaagt
hoofdzakelijk in het bos maar tijdens de winter zal deze prachtige elegante
roofvogel zijn kans niet laten liggen om een zangvogel van de voedertafel weg
te plukken.
Gun de sperwer zijn prooi
want ook roofvogels hebben hun dagelijkse portie voeding nodig, zeker tijdens
de koude wintermaanden.
Onaangename concurrentie
aan de voedertafel kan ook tot problemen leiden.
Grotere gulzige
vogelsoorten zoals de gaai, de kauw of de ekster roven de voedertafel in geen
tijd leeg en gaan zelfs aan de haal met volledige voederbollen en netjes. Om
dit te voorkomen kan je een voederkooi plaatsen die de voederplaats afdekt,
zodat enkel de kleine vogelsoorten (mezen, mussen, vinken, ) het vogelvoer
kunnen bereiken.
Er bestaan ook tal van
voedersystemen die voorzien zijn van een draadkooi, die enkel kleine tuinvogels
toegang biedt tot het voeder.
De voederkooi beschermt
het voeder niet alleen tegen grote vogels maar ook tegen gulzige eekhoorns. Op
hun beurt zijn de kleine vogels gedeeltelijk beschermd tegen aanvallen van
roofvogels of katten.
De kat de
bel aanbinden
Het kattenkwaad in de
natuur wordt enorm onderschat. Ruim 2 miljoen katten in ons land doden meer
vogels en kleine zoogdieren dan alle vossen, eksters en uilen samen.
De huiskat is en blijft
een roofdier en ook al heeft ze net haar luxe portie kattenvoer naar binnen
gewerkt, eenmaal buiten zal ze geen gelegenheid voorbij laten gaan om een prooi
te bemachtigen.
Katten volgen nu eenmaal
hun jachtinstinct, ook als ze geen honger hebben.
Engelse onderzoekers
hebben in 2005 met medewerking van de eigenaren het jachtgedrag van 618
huiskatten tussen 1 april en 31 augustus in beeld gebracht. Omgerekend naar de
naar schatting 9 miljoen katten, die het land rijk is, betekent dit dat er in 5
maanden tijd 92 miljoen prooien mee naar huis zijn gebracht: 57 miljoen muizen
en vleermuizen, 27 miljoen zangvogels en 5 miljoen reptielen en amfibieën. En
dan te weten dat lang niet alle prooien bij het baasje op de deurmat worden
gelegd.
Hoeveel worden er onderweg
opgegeten of blijven er in het veld achter?
Onderzoekers in
Zwitserland hebben in 2007 een aantal katten met een navigatiesysteem uitgerust
om hun activiteiten buiten te kunnen volgen. Na enig rekenwerk kwam men tot de
conclusie dat de 1,35 miljoen Zwitserse katten in één maand meer dan een
miljoen muizen hebben gedood en ook nog eens 350 000 vogels, 50 000
amfibieën en ruim 400 000 grote insecten hebben gevangen.
In beide onderzoeken
betreft het katten die nog thuis komen. Wat te denken van de boerderijkatten en
de verwilderde katten die buiten de deur aan de kost moeten zien te komen.
Verwilderde katten eten
niet alleen muizen en vogels, maar zij maken ook marterachtigen, zoals wezel en
hermelijn, jonge konijnen en hazen en zelfs reekalfjes buit.
De meeste
kattenliefhebbers wuiven dergelijke berichten weg en zeggen: dat is nu eenmaal
de natuur! Niks natuur! Katten horen huisdier te zijn en dus niet
buiten rond te struinen.
Onlangs vond er in het
Engelse Chicheley een bijeenkomst plaats van vogelzintuigkundigen:
wetenschappers van nochtans diverse pluimage, die zich allemaal hetzelfde
afvragen: hoe voelt het om een vogel te zijn?
Bioloog Tim Birkhead,
die tijdens zijn studententijd niet geboeid was door de lessen sensoriële
biologie, koos voor een loopbaan als gedragsecoloog. Dit liet hem toe zich te
verdiepen in de spannende strijd om het voortbestaan en het fascinerende
steekspel der seksuele selectie bij de vogels.
Veertig jaar lang was
Birkhead bijna elke zomer te vinden op het Welshe eiland Skomer, waar hij zich
vergaapte aan het liefdesleven van de gewone zeekoet.
Al zag de observator vaak
erg herkenbare taferelen weer opduiken, toch zag jij ook gedragspatronen die
hij niet begreep.
Soms stond een broedende
zeekoet plots op en maakte het geluid waarmee de vogels elkaar verwelkomen, ook
al was de partner in de verste verte niet te bespeuren of toch?
Aan de einder zag Birkhead
dan uiteindelijk telkens een zwart stipje opdoemen, dat na verloop van tijd
inderdaad de enthousiast onthaalde partner bleek te zijn.
Birkhead kon nauwelijks
geloven dat zeekoeten elkaar van zo ver zagen aankomen, laat staan konden
herkennen.
Deze en vele andere
waarnemingen stimuleerden Birkhead om bij wijze van zelfstudie een boek te
schrijven, bij ons verschenen onder de titel: De zintuigen van vogels.
En dat heeft wat op gang
getrokken.
Gezichtsvermogen
Ornitholoog Graham Martin van de universiteit van Birmingham heeft in de
afgelopen decennia het gezichtsveld van tientallen vogelsoorten onderzocht.
Je kan de vogels in 3
categorieën indelen:
De meeste vogels, waaronder
de zangvogels, zien vooral zijdelings goed en ook een beetje voor zich uit,
doorgaans onvoldoende om de tip van hun eigen snavel te zien, maar net genoeg
om een nest te bouwen en hun krijsende jongen eten te geven.
Dan zijn er de eenden en
nogal wat waadvogels, waarbij de ogen hoger op de kop staan. Daardoor zien ze
nog minder van hun snavel, maar omdat ze op de tast naar voedsel zoeken, zoals
de snip of het voedsel uit het water filteren, zoals de slobeend, maakt dat
niet uit.
Door de hoge stand van hun
kijkers zien ze zowat alles wat er zich boven hun hoofd afspeelt.
Ze bewegen dus niet zoals
wij naar hun gezichtsveld toe, maar ze bewegen er doorheen als door een tunnel.
Dat maakt het voor
roofdieren veel moeilijker om hen te verschalken. Nadeel is dat de zon
voortdurend in hun ogen schijnt. Dat speelt vooral vogels met grote ogen parten,
daar hoe groter het oog, hoe meer licht er binnenvalt. Zij hebben dus vaak een
kleine blinde zone boven de kop met wenkbrauw- en wimperachtige structuren, die
het licht uit de rand van het gezichtsveld verdoezelen.
Grote ogen hebben ook
grote voordelen; ze werpen een groter beeld op het netvlies en leveren dus een
hogere resolutie. Vooral roofvogels hebben verhoudingsgewijs erg grote ogen en
sommige onder hen zien scherper dan eender welke andere diersoort.
Dat verklaart waarom ogen
van uilen de 3de categorie vooraan staan.
Uilen hebben zulke enorme
oren, waarmee ze feilloos het geritsel van potentiële prooien weten te
lokaliseren, dat er voor ogen die groot genoeg zijn om in het donker te zien
enkel vooraan op de kop nog plaats is.
Eyetracker
Om te achterhalen waar
vogels naar kijken, ontwikkelde visueel ecoloog Esteban Fernandez-Juricic van de universiteit Purdue een eyetracker, die de
bewegingen van de pupil volgt en zo onthult waarop de vogel zijn oog laat op
vallen.
Dat vogels voornamelijk
hun aandacht richten op voedsel, roofdieren en naderende soortgenoten, verbaast
niemand.
Toch zal de verfijnde
onderzoekstechniek in de toekomst toelaten de vogelblik te volgen in situaties
waarin de uitkomst moeilijker te voorspellen is.
Vogels houden zelf ook
rekening met het gezichtsveld van hun soortgenoten, wat blijkt uit een
onderzoek van gedragsbioloog Laura Kelly (Universiteit
Cambridge), die al jaren pronkende prieelvogels spot.
De mannetjes van deze
zangvogelfamilie bakenen met zorgvuldig geschikte takken een paadje af dat
nieuwsgierige wijfjes langs de zuidkant betreden.
Aan de noordkant stallen
de heren zon gebleekte stenen, slakkenhuisjes en botjes uit, die als
achtergrond fungeren voor een paringsdans waarin het mannetje zijn verzameling kleurrijke
ornamenten showt.
Zelfs felgekleurde
mannetjes zonder collectie blikvangers zijn doorgaans populaire vogels.
Voor prooien geldt
gewoonlijk het omgekeerde.
Felgekleurde insecten
smaken vaak erg bitter, zoals het lieveheersbeestje of ze delen giftige steken
uit, zoals de wesp.
Ook planten die hun zaden
of stuifmeel proberen te verspreiden, weten wat hun dierlijke klanten lekker
of juist vreselijk vinden en zijn vaak zo geëvolueerd dat alleen dieren, die
doen wat zij willen, van hun aanbod kunnen profiteren.
Zo zijn vogels geheel
ongevoelig voor capsaïcine, de stof die ervoor zorgt dat chilipepers onze mond
in vuuren vlam zetten.
Dorothy McKeegan(Glasgow
University) verklaart de branderige gewaarwording.
Omdat de receptor in de
wand van hun cellen, die bij ons een pijnlijke sensatie veroorzaakt, bij hen
een andere structuur heeft, bindt die zich niet met capsaïscine.
Dat komt de plant goed uit
want vogels verspreiden de zaden veel vlotter dan wij.
Ruiken
Lang werd er gedacht dat
vogels nauwelijks of niet kunnen ruiken.
Gedragsecoloog Francesco
Bonadonna (universiteit
Montpellier) licht toe.
Deze misvatting berust op
twee vooronderstellingen:
enerzijds
omdat wij mensen zelf vooral op gezicht en gehoor gefocust zijn en ons dus
lieten afleiden door hun prachtige kleuren en opmerkelijk gezang;
anderzijds
omdat ze met hun onbuigzame snavel niet merkbaar snuffelen zoals zoogdieren
doen.
Maar sinds een jaar of 15
wordt duidelijk dat veel vogels uitstekend ruiken, vaak veel beter dan wij.
Gedragsfysioloog Aline Bertin (National Institute for Agricultural Research in
Frankrijk) merkt op dat dit al begint in het ei.
Als kuikens onbekend
voedsel voorgeschoteld krijgen, kiezen ze bij voorkeur voedsel met een geur, waaraan
ze al in het ei werden blootgesteld.
Uit Bonadonnas eigen
onderzoek bleek dan weer dat stormvogels in het donker hun nest terugvinden aan
de hand van de erg doordringende geur, die het verspreidt.
Veel zeevogels, die vaak
kriskras door elkaar broeden, gebruiken daarnaast ook geuren om soortgenoten te
herkennen en om een partner te kiezen die genetisch niet te veel op hen lijkt,
waardoor ze samen gezondere jongen krijgen.
Daarnaast gebruiken
zeevogels als albatrossen en stormvogels geuren om boven de eindeloze
zeespiegel hun weg te zoeken en voedsel te vinden.
Daar maken algen vaak
handig gebruik van, licht ecoloog Gabrielle Nevitt (California
University) toe.
Algen dienen als voedsel
voor krill, kleine garnaalachtige ongewervelde dieren waarmee baleinwalvissen
maar ook heel wat zeevogels zich voeden.
Als zon algje wordt
opgegeten, komt er dimethylsulfide (DMS) vrij, een stinkende stof die je ruikt
bij het koken van kool tot zeevruchten en een belangrijke component van de
typische geur van zeelucht.
Albatrossen volgen het
spoor van DMS en ontdekken zo waar er veel krill voorkomt.
Zo houden ze niet alleen
de onderzeese voedselketen in balans, maar via hun uitwerpselen leveren ze ook
voedingsstoffen voor de algen, vooral ijzer.
In plaats van dat zelf in
de zee te gieten om de opname van CO² te stimuleren, zouden we dus beter de
vogels beschermen.
Recent Nederlands
onderzoek van ecoloog Marcel Visser (Universiteit
Wageningen) suggereert dat mezen iets vergelijkbaars doen; ze worden
aangetrokken door vluchtige stoffen als appelbomen door rupsen worden
aangevreten.
Ook trekduiven laten zich
onderweg inspireren door geuren, meldt Anna Gagliardo (Universiteit
Pisa).
Dat idee werd al 40 jaar
geleden geopperd, maar pas in de laatste jaren laat de satelliettechnologie ook
toe om de vogels nauwkeurig te traceren.
Uit onderzoek blijkt dat duiven
waarbij één neusgat met een rubberen plug werd afgesloten, deze vaker moeten
stoppen om zich te heroriënteren.
Voelen
Wetenschappers verwerven
steeds meer inzicht in de manieren waarop vogels de wereld waarnemen, maar
geeft dat ook een antwoord op de vraag hoe het voelt om een vogel te zijn?
Wanneer voelen vogels
pijn?
Kennen ze emoties zoals
wij?
Genieten ze van seks?
Ook al dat soort vragen
zongen in het rond op de meeting, al zijn ze natuurlijk nog iets moeilijker te
beantwoorden.
Dierenwelzijnsexpert
Dorothy McKeegan merkt op dat pijngewaarwording wel degelijk bestaat.
Allerlei methodes in de
pluimveeteelt zijn gebaseerd op het idee dat de stijve snavel en de geschubde
poten van kippen niet zo gevoelig zijn.
In het onderzoek bleek dat
kippen waarbij als kuiken met infraroodlicht de snavelpunt werd verwijderd om
te vermijden dat ze elkaar zouden pikken daar op latere leeftijd geen pijn
meer van ondervinden. Dat is, gezien het leed dat het voorkomt, een te
verdedigen ingreep.
Daarnaast suggereren de
onderzoekers een diervriendelijkere manier om kippen te verdoven voor ze worden
geslacht. Nu worden veel kippen nog steeds aan hun poten opgehangen en dan
geëlektrocuteerd. Vermoedelijk veroorzaakt dit wel heel wat pijn.
Veel beter is om langzaam
de luchtdruk te verlagen, zodat de vogels steeds minder zuurstof krijgen en
uiteindelijk vrijwel geruisloos het bewustzijn verliezen.
Uit Melissa Batesons (Newcastle University) onderzoek blijkt dat
sommige spreeuwen pessimistischer zijn dan andere, in die zin dat ze
dubbelzinnige informatie, die nu eens veelbelovend, dan weer onheilspellend is,
verschillend interpreteren.
Al leert ons dat
natuurlijk niet of ze zich daarbij ook depri voelen.
Wel bleek onlangs dat
spreeuwen die zich voeden met diertjes die in de waterzuiveringsinstallaties
leven en tegenwoordig steeds meer het antidepressivum Prozac bevatten in de
schemering minder fanatiek naar voedsel zoeken.
Dat is in de winter
nochtans van levensbelang.
Er verscheen al eerder een
bijdrage over de kuifleeuwerik op:
Geraadpleegde
bronnen: EOS-magazine Hoogleraar gedragsecologie Hans Van Dyck persbericht Vogelbescherming
Vlaanderen
Ze staan symbool voor
vrede en liefde. Sommige zijn topsporters en meesterlijk als het op navigatie
aankomt. Op de duiventil kan je ze in diverse formaten en kleuren aanschouwen.
Van blauw geschelpt, over vosbruin tot hagelwit. Er zijn er met kuifjes, met pauwenstaarten
of met een potsierlijke dikke krop. Domesticatie haalt frivoolheid boven die
wilde vormen zich niet kunnen veroorloven.
Domesticatie
is evolutie op speed
Charles Darwin was
gebiologeerd door de diversiteit van gekweekte duiven en de overerving van hun
kenmerken. Hij leerde meer van duiven dan van het om even welke andere
vogelsoort.
De menselijk impact
beperkt zich niet tot de tamme duiven.
Wereldwijd zijn er meer
dan 300 soorten, waarvan 20% wereldwijd met uitsterven zijn bedreigd. Een weinig
fraai palmares voor het symbool van de hoop. Vooral tropische soorten en
eilandbewoners zitten in nesten.
Het verdwijnen van
geschikt leefgebied, sterke druk door de jacht en handige rovers, zoals katten
en ratten, brachten deze elegante vogels in het kamp van de verliezers van de
biodiversiteit.
Dat soorten met een
bescheiden populatiegrootte sneller in de problemen raken, verbaast niet. Ook
grotere groepen bieden niet altijd een levensverzekering.
De Amerikaanse trekduif is
een spectaculair vb. Al een eeuw werd de soort uitgeroeid.
Dat leek onmogelijk want
trekduiven leefden in vluchten (zwermen) die aan Afrikaanse sprinkhanen deden
denken.
Oude rapporten spreken van
kilometerslange groepen. Misschien enige dichterlijke vrijheid, maar dat het er
erg veel waren, staat buiten kijf.
En toch ging
het from hero to zero
De trekduif voedde zich
haast exclusief met beukennoten en eikels. Een nomadische levensstijl in
sociaal verband bleek de sleutel van het succes. Tot de mens de spelregels
veranderde.
De Europese kolonisten
veranderden het boslandschap in een agrarisch landschap en bejoegen de
trekduiven. Afzonderlijke paartjes of paartjes in kleine groepen bleken niet
goed te functioneren om hun verspreid voedsel efficiënt te vinden.
Er werden minder jongen
per jaar voortgebracht dan bij de paartjes in de grote bendes van weleer. De
negatieve spiraal werd ingezet en het kwam niet meer goed.
Forse verliezers vinden we
ook dichter bij huis. Neem de zomertortel. Deze fraaie, bruin gevlamde tortelduif
was sinds mensenheugenis een doodgewone verschijning in onze contreien. Nu moet
je ze hard zoeken om dit duifje te spotten.
Sinds 1970 het 1ste
Europees jaar van het Leefmilieu nam de populatie bij ons meer dan 70% af.
Een crash van formaat. De oorzaak? Er zijn er verschillende!
Zo wordt de zomertortel
niet bepaald vrolijk van toenemende woestijnvorming in de Sahel, waar deze
trekvogel over moet. Onderweg getrakteerd worden op jagerssalvos en de
ingrijpende veranderingen in het agrarisch landschap zorgen verder voor forse
druk op de spreekwoordelijke ketel.
Hoekjes en kanten in het
landschap met een overvloed aan onkruidzaden zijn een zeldzaamheid geworden in
ons steriele agrarische landschap, net als rommelige heggen om in te broeden.
En toch bulkt ons land van de tortelduiven. In de naoorlogse jaren kreeg een
andere soort hier voet aan wal: vaalgrijs van kleur en met zwarte halsband: de
Turkse tortel. Vanuit het Aziatische deel van Turkije trok ze over de Balkan en
veroverde heel Europa. Ze heeft een heel andere levensstijl dan de zomertortel.
Geen trekgedrag en voor voedsel en leefgebied richt ze zich helemaal op de
mens. Dat blijkt een succesformule. In België broedde de Turkse tortel voor het
eerst in 1955 in Knokke-Heist. Ondertussen telt de nieuwkomer vele miljoenen
broedpaartjes in Europa. De soort werd ook in de jaren 1970 ook op de Bahamas
geïntroduceerd. Van daaruit palmde ze Midden- en Noord-Amerika in. De Turkse
tortel is een biologische wereldhit.
De houtduif
wordt een stadsduif
Duiven hebben nog andere
flexibele rakkers in hun rangen. De culinair gegeerde houtduif is een vb.
Hoewel haar oorspronkelijke levensstijl aan de trekduif deed denken, heeft ze
voor een ecologische koerswijziging geopteerd. Ze profiteert van landbouwgewassen
en voedertafels en kwam erachter dat de stad een veilig broedgebied kan zijn.
Houtduiven brengen in de stad meer jongen per jaar voort dan in het
buitengebied met zijn talrijke (nest)rovers. De houtduif werd ook een
stadsduif. Daar hoort een creatief dieet bij. In studentsteden als Leuven
bieden de uitgangsbuurten rijkelijk buffetten van braaksel. Over smaak valt
niet te redetwisten
Vorig weekend namen in de
West-Vlaamse gemeente Staden 50 jagers deel aan een door het Algemeen
Boerensyndicaat georganiseerde duivenslachting. Er werden naar verluidt 360
houtduiven naar de eeuwige jachtvelden geschoten.
Vogelbescherming
Vlaanderen schiet deze onzinnige jachtactiviteit resoluut af!
Vogelbescherming Vlaanderen
is van mening dat het massale afschot van houtduiven geen invloed heeft op de
broedvogelpopulatie in Vlaanderen en dus ook niet op het beschermen van land-
en tuinbouwgewassen tegen vraatschade later op het jaar. Het grote aantal
houtduiven in het (landbouw)landschap is overigens door de landbouw zelf
veroorzaakt door een overaanbod aan oogstresten van maïs.
In deze periode is
daarenboven minder dan één houtduif op tien in Vlaanderen een vogel van de
plaatselijke broedpopulatie. Vermits de schadegevoelige teelten houtduiven
aantrekken, impliceert dit dat de schade maar kan worden voorkomen via de
bestrijding op populatieniveau, dus wanneer bijna totale uitroeiing van de
houtduif zou worden beoogd.
Eind januari is bovendien
ook de periode wanneer de voorjaarstrek van de houtduif op gang komt.
Die trekperiode loopt tot
in mei. Tijdens de winter zijn er tien maal meer houtduiven in Vlaanderen dan
in de zomer. Het aantal houtduiven dat aan het eind van de winter in Vlaanderen
verblijft en van eind januari tot in mei door Vlaanderen zal trekken, beloopt
meerder miljoenen vogels. Het heeft totaal geen zin om trots te poseren met een
jachttrofee van 360 duiven. Deze ondoordachte handelswijze bewijst alleen een
gebrek aan inzicht in de natuurwetten van een schepen van milieu, die enkel beoogt
in the picture te komen.
De blonde tapuit die slanker, lichter en minder compact is
dan een tapuit, komt in twee vormen voor met een zwarte en met een witte keel
waardoor beide nauw verwante soorten (bonte en blonde tapuit) niet altijd gemakkelijk
van elkaar te onderscheiden zijn.
Al is de blonde tapuit moeilijk te determineren, het
mannetje draagt een onmiskenbaar karakteristiek verenkleed in de lente.
De blonde tapuit leeft in het Middellandse Zeegebied. Hij
geeft de voorkeur aan laaggelegen landschappen met verspreide struiken, rotsige
hellingen en kale aarde. Stenige akkers, greppels, heide en wijngaarden en open
mediterraan struikgewas zijn geschikt. Doorgaans zit hij op lage bosjes en hoge
stengels. De vogel is slank en door zijn lage gewicht kan hij op vrij dunne
stengels zitten.
Het vogeltje haalt een lichaamslengte van 14.5 cm; de
spanwijdte wisselt tussen 25 en 30 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 15
en 25 g. Het verenpak bestaat uit zwartige vleugels, een zwart gezicht en keel,
een helder lichte onderkant met zwarte zijzomen in het staartpatroon.
Om zich te voeden kijkt de blonde tapuit uit vanaf een
struik of steen, een zitpost om neerwaarts in een doelgerichte
achtervolgingsvlucht insecten achterna te zitten, waarheen hij weer snel
terugkeert. Ook eet hij kleine zaden.
Mannetjes zingen langdurig vanaf rotsen, muren, struiktoppen
en draden. Ze hebben een zangvlucht, spreiden hun staart om de grote witte
delen te tonen en duiken dan steil naar de grond.
De zang bestaat uit een reeks korte, luide, riedelende
frasen met een krasserige klank. De roep is een droge klikkende klank met korte
ratels.
De broedplaats is een komvormig nest van mos en een fijnere
voering op de grond in een holte onder keien of aan de voet van een bosje. Een
stapeltje fijne twijgen bij de toegang vormt een aanvliegplatform. De legsels
(1 of 2) tussen april en juni brengen 4 tot 5 eitjes voort, die gedurende 13
tot 14 dagen worden bebroed.
Wie even de Oostelijke blonde tapuit in levende lijve
wenst waar te nemen, kan onderstaand filmpje raadplegen:
Nog teveel mensen halen een uil of andere roofvogel in huis.
Toch horen die dieren echt niet in gevangenschap. Speciaal voor al wie toch een
uil in huis wil halen, heeft Vogelbescherming Vlaanderen een webshop vol uilen
geopend op Pinterest:
Daar vind je allesbehalve echte uilen: van klokken over
kussens tot mutsen en oortjes. Zo maakt Vogelbescherming Vlaanderen op een
ludieke manier duidelijk dat alleen uilen echte uilen kopen.
Al meer dan 37 jaar ijvert de kerkuilenwerkgroep, afdeling
van Vogelbescherming Vlaanderen, voor het behoud van de prachtige nachtroofvogel
als natuurlijke broedvogel in ons land. Dat blijkt hard nodig want zonder hulp
lijkt dit niet meer te lukken.
In Vlaanderen leven nog amper 2 000 kerkuilen in de
vrije natuur. De vogel is erg gevoelig aan koude winters en heeft lang te
lijden gehad aan een nijpend tekort aan geschikte broedplaatsen. Vandaag woont
85% van de Vlaamse populatie in speciale nestkasten die door de werkgroep
werden geplaatst.
Doodsoorzaak nummer 1 bij de kerkuil is het wegverkeer; de
helft van alle uitvliegende jongen sneuvelt binnen het jaar op onze wegen. Nog
een kwart sterft door allerlei andereoorzaken zoals obstakels, opsluiting, verdrinking, vergiftiging, slechte
conditie Slechts 1 op 4 haalt de leeftijd van 1 jaar en neemt zelf deel aan
het broedproces.
Nieuwe problemen steken vandaag de kop op, meer en meer
geschikt jachtgebied verdwijnt zienderogen door oprukkende ruilverkavelingen
voor industriegebieden, KMO-zones en sociale woningbouw. Hiervoor worden grote
percelen geëgaliseerd en de grondwatertafel gevoelig verlaagt. Dit laatste
heeft nog eens een bijkomende negatieve impact op de muizenstand, het
stapelvoedsel van de kerkuil. Ook in onze buitengebieden verdwijnen heel wat
geschikte percelen door het massaal omzetten van grasland in maïsteelt.
Het omzetten van een terrein tot een geschikte biotoop duurt 3 tot 4 jaar.
Tijdens het Grote Vogelweekend van 2014 telden meer dan 20 000
waarnemers in ruim 14 000 tuinen 372 411 vogels.
Zoals uit de voorlopige resultaten al bleek, heeft de zachte
winter voor verschuivingen gezorgd in de finale einduitkomst. Voor het eerst
sinds 2011 is niet de vink, maar de huismus de meest getelde vogel in de
Vlaamse tuinen. Op 2 staat de vink en de koolmees sluit de top 3.
Tellen doe je in 3 eenvoudige stappen:
Maak je tuin of terras vogelvriendelijk: voorzie
goed vogelvoer, veilige schuilplaatsen en proper water.
Neem je folder, tellijst en je verrekijker (niet
perse noodzakelijk) bij de hand en tel op zaterdag 17 of op zondag 18 januari
de vogels in je tuin of op je terras. Doe dit minstens gedurende 30 minuten.
Overvliegende vogels tellen niet mee.
Bron: Vogelbescherming Vlaanderen gaf via infografieken
ook eerder al nuttige tips vervat in een bessenkalendertabel, voederzoneschets en wintervoedertabel
Vooreerst wens ik jullie en al wie
je dierbaar is van harte een voorspoedig en gelukkig nieuwjaar met een stralende
gezondheid er bovenop, alsook rustgevende en deugddoende momenten in nog meer
groene ruimten.
Tevens wens ik jullie allen nog
meer succes met jullie knap bedachte initiatieven en lovenswaardige
engagementen.
Door onze krachten te bundelen en
ons te verbinden kunnen we positieve wendingen in ons milieubehoud een extra
boost geven, hoe klein ook de bijdrage; alle steunbetuigingen groeien uit tot
een waardevolle beweging die aanstekelijk werkt en de groene golf nog meer aan
het rollen brengt.
Wellicht
hebben sommigen onder jullie gemerkt dat ik plots op 25/12/14 van het radarscherm
verdween en ook op deze blog tot vandaag inactief bleef.
Een
woningbrand kwam letterlijk roet in het eten gooien op de vooravond van
kerstdag!
We zijn met
zn allen mijn echtgenote, onze twee kinderen met hun partner en onze
viervoeter nipt ontsnapt aan een hevige brand, die is ontstaan in de stook-
en waskelder door een nog steeds duistere oorzaak.
Dank zij de
snelle en moedige interventie van de brandweerlieden kon de brand in de
oververhitte stook- en waskelder nog in extremis worden bedongen en een
dreigende gasontploffing worden vermeden.
Dat we door
het oog van de naald zijn gekropen, werd ons snel duidelijk toen we aan de
overkant van de straat, machteloos toekeken hoe de walmende rookpluimen vanuit
de voordeur en uit alle andere vensters opbolden.
De woning werd
onbewoonbaar verklaard daar alle nutsinstallaties en-leidingen werden vernield.
Vanaf dan (21 dagen geleden), begon tijdens de bruisende feestperiode de
samenstelling van het schadedossier met het neerschrijven van een bestek
bedoeld voor de verzekeringsexpert.
Fotos maken
van de aangerichte schade in alle kamers, opzoeken van de facturen, offertes
(3) van installateurs centraliseren, contactpersonen opzoeken, een heel
inventariseringswerk.
Tot zondag verbleven
mijn vrouw en ik met onze dochter bij mijn ouders, maar aangezien er heel wat
herstellingswerken dienen verricht, hebben we inmiddels beslist elders onderdak
te vinden. Van mijn ouders 88 en 87 en zelf behoevend kan je niet
verwachten dat ze ons nog langer herbergen. Wellicht duurt het maanden alvorens
we opnieuw in onze opgekalefaterde woning kunnen.
Inmiddels
verblijven wij in een appartement te Sterrebeek. Het zal heel wat creatief
planningswerk vergen om ons door deze lastige periode heen te worstelen. Het
wordt ook een uitdagende evenwichtsoefening op professioneel en persoonlijk vlak.
Toch zit er niets anders op dan er ons doorheen te slaan! We houden er alvast
de moed in en proberen nu ik na die 21 dagen radiostilte weer op het
internet kan surfen de draad weer op te pikken.
Als je in het bos een
duidelijke, stevige roffel hoort weerklinken met snelle (beitel)slagen, dan mag
je besluiten dat er een grote bonte specht in de buurt is. Na elke
drumprestatie kijkt hij rond om na te gaan of de kust nog veilig is.
Zowel de vrouwtjes als de
mannetjes hebben zwart, rood en wit in hun verenpak, wat vrijwel ongewoon is in
het vogelrijk. Doorgaans zijn de vrouwtjes een pak minder fel gekleurd, omdat
zij niet zo mogen opvallen wanneer ze bij hun eieren of jongen aanwezig zijn.
Grote bonte spechten maken
echter hun nesten in boomstammen waardoor ze toch opvallende kleuren mogen
dragen.
Tijdens het baltsgedrag schudden
beiden eerst met hun koppen naar elkaar om hun sekse kenbaar te maken en dan
achtervolgt het mannetje het wijfje met een spiraalvormige vlucht rond de
takken.
Beide vliegen ook met een
speciale beverige vleugelslag van boom naar boom, waar de achtervolging rond
de takken opnieuw begint.
Tijdens het broedseizoen
heeft de grote bonte specht een territorium nodig dat ongeveer 40 ha beslaat;
dit is behoorlijk minder dan zijn soortgenoot, de groene specht, die aanspraak
maakt op een domein van 100 ha.
Niettegenstaande zijn
grondgebied kleiner is, is het mannetje binnen de spechtensoorten een hoogwaardigheidsbekleder,
want hij heeft een rood kardinaalspetje op zijn achterhoofd staan. Het wijfje
is verstoken van dit ornament, alhoewel ze het in haar jeugd wel heeft gehad.
Alle jongen hebben een
mooi satijnrood petje, maar enkel bij de mannetjes blijft er later iets van
over.
Om zijn aanwezigheid
kenbaar te maken, heeft hij binnen zijn residentie, zorgvuldig enkele goed
resonerende takken of stammen uitgekozen. Die vormen zijn vaste drumstellen en
daarmee maakt hij indruk op zijn buren en soortgenoten.
Met zijn geroffel lokt hij
ook een wijfje. Het gebeurt dat meerdere wijfjes slaags geraken om het begerenswaardige
mannetje.
De dames zitten elkaar dan
meestal laag bij de grond rond de voet van de stam achterna.
Het populaire seksidool
laat gewoon begaan en bemoeit zich niet met dit bekvechten.
Als het wijfje tot paren wordt
verleid, wordt het nest gekozen.
Het voorbereidend werk is
reeds door het mannetje verzorgd en doorgaans neemt hij ook de verdere afwerking
voor zijn rekening.
Slechts af en toe steekt
het wijfje een beitelslagje toe, maar meestal beperkt zij zich tot het
inspecteren van het resultaat en tot het verwijderen van de spaanders. Het hakkenwerk
duurt een 3-tal weken tot een maand. Als het hol klaar is, heeft het een diepte
van 25 tot 30 cm en is het ongeveer 15 cm breed.
Het broednest wordt
bekleed met spaanders en het vrouwtje legt ergens tussen april en juni 4 tot 7
glanzend witte eieren, die zij overwegend alleen uitbroedt in 12 tot 16 dagen.
Binnen de 24 uur zijn alle
jongen uitgekomen en zij leggen allen hun kopjes over elkaar zodat zij een
soort warmtepiramide vormen. Daarna voeden beide de hongerige magen en na 20
tot 24 dagen verlaten de jongen het nest.
Een spechtenhol met jongen
hoor je, voor je het ziet. Dat kleine grut maakt ongelooflijk van zijn oren om
voedsel te krijgen. Ze moeten ook niet bang zijn om zich te laten horen, want
geen enkele predator kan de woning binnendringen. Eigenaardig daarbij is dat de
jonge spechten vóór het uitvliegen zachtjes tegen de binnenwand van het hol
kloppen, al weet men tot op heden nog niet waarom ze dit doen.
Zelfs nadat ze de
ouderlijke woning hebben verlaten, blijven de kleintjes nog om voedsel bedelen
en dat lukt nog ook gedurende 8 tot 14 dagen. Daarna moeten zij definitief op
eigen vleugels vertrouwen.
De jongen worden
hoofdzakelijk gevoed met rupsen en larven. Deze laatste worden met de lange
tong die eindigt op een verhoornde harpoenpunt met weerhaken, diep uit hun
gangen gehaald. Maar ook kannibalisme komt voor. Als er wat te weinig rupsen en
larven zijn, hakt de specht nestkasten open waarin mezenjongeren piepen en
voeren de pasgeboren meesjes in stukjes aan hun eigen jongen.
Later, als de jongen zijn
uitgevlogen en er minder insecten zijn, schakelen ze over op zaden, die ze
overwegend uit dennenappels halen. Ze plukken de mastentoppen uit de bomen en
vliegen ermee naar een vaste plaats. Doorgaans is dit een gevorkte tak, een
spleet of een zelfgemaakte nis in een eikenboom. De dennenappel wordt
vastgeklemd en de specht peutert de zaden eruit. Eens leeg gehaald, laat hij de
mastentop vallen en zo zie je soms tientallen dennenappels onder een eikenboom
liggen. Dan weet je dat hier een spechtensmidse aan het werk was.
Men heeft ook vastgesteld
dat de bonte specht er een eigenaardige manier van slapen op nahoudt. Het
slapengaan en ontwaken verloopt volgens een vast ritueel. De bonte specht gaat
op een vast tijdstip slapen dat afhankelijk is van de lengte van de dag. De
tijd tussen zijn verdwijnen in zijn slaaphol en het invallen van de duisternis,
is telkens even lang.
Hij zet zich niet neer,
maar hangt zicht tegen de kant, juist onder het vlieggat. Dan zet hij zijn
veren op, steekt zijn kop onder zijn vleugels en slaapt tot het eerste
ochtendgloren.
Bij het eerste daglicht
steekt hij voorzichtig zijn kop uit het vlieggat en verkent hij eerst geruime
tijd de omgeving.
Wanneer alles veilig is, klimt
hij het hol, maakt dan zeer uitgebreid ochtendtoilet en vliegt dan luid roepend
zijn gebied in.
Wie een eerder verschenen
artikel in het archief wenst op te diepen kan terecht op:
16/10/2010 De grote bonte specht
Een kort filmpje van Pieter Cox in zijn eigen tuin:
De putter komt
oorspronkelijk voor in tamelijk open gebieden met bomen en struiken, langs
zonnige randen van vochtige loofbossen, in parklandschappen, heggen,
boomgaarden en tuinen, zéker als men er een rijke vegetatie aan composieten
aantreft (distels, paarden- & zonnebloemen, kaardenbollen). Deze planten
produceren immers de zaden waarvan de putter vrijwel geheel afhankelijk is.
Alleen de jongen krijgen tijdens hun groei ook veel eiwitrijke insecten en
spinnen.
Putters zijn sociale en
praatgrage vogeltjes die vrijwel altijd in groepen of kleine familieverbanden
leven en gezellig met elkaar kwetteren terwijl ze voedsel zoeken in een
onkruidrijke berm.
Distelvinken houden van
verwilderde plekjes, afgelegen hoekjes en verlaten boerderijen, leegstaande fabrieken
en verwaarloosde tuinen. Wellicht heeft dit te maken met hun behendigheid om in
hoog onkruid aan dunne, zwiepende stengels te hangen om er de zaden uit te
pikken.
Een volwassen putter is
meteen herkenbaar aan zijn rood/wit/zwart koppatroon; de snavel is lang en
spits en eveneens wit. Zijn inktzwarte vleugels vertonen een felgele brede
baan, duidelijk waarneembaar tijdens de snelle, wendbare en golvende vlucht.
Alle vinken zijn zaadeters,
maar het bemachtigen van diverse zaden vraagt telkens een andere aanpak. Zo
zijn sommige vinken notenkrakers. De snavel van de putter is een scherp
precisiewerktuig, ideaal om in de stijf verpakte zaadhoofden van distels en
klissen te prikken en er het fijne, pluizige zaad uit te halen.
Je kan de putter naar de
voedertafel lokken door onkruidzaden, gemengd strooizaad, etensresten en
zonnebloempitten te strooien.
In het voorjaar neemt de
mannetjesputter een nestelplaats in een bos of boomgaard in beslag en verdedigt
deze tegen ongewenste belagers. Hij zingt luidkeels, vanaf hoge uitlijkposten
en imponeert in trage zangvluchten.
De zang is een riedelende,
kwetterende versie van de roep, die kenmerkend vloeiend en slepend weerklinkt. Een
door zijn zang aangelokt vrouwtje mengt zich in de hofmakerij, waarbij beide
vogels hun vleugels spreiden en zich draaien om de gouden streep te laten
flitsen.
Vervolgens bouwt het
vrouwtje een buitengewoon keurig, komvormig nest van geweven gras, haren en
spinrag, bekleed met wol en disteldons. Het bevindt zich meestal op een dunne
takkenvork, verscholen tussen de bladeren.
Ze broedt de 4 tot 6 eitjes
in haar eentje uit en blijft 2 weken op het nest zitten terwijl het mannetje
haar van voedsel voorziet.
De kale jongen zijn
vliegvlug als ze zon 2 weken rijp zijn en verlaten rond die tijd het ouderlijk
nest. De ouders blijven hen echter nog ongeveer een week voeren alvorens ze
voor een 2de legsel vertrekken.
Wie een
eerder verschenen bijdrage in het archief wenst te raadplegen, kan via de
zoekrobot het artikel vinden
18/04/10De putter of de distelvink
Leuk en leerrijk filmpje:
De distelvink dichtbij de cameraGerrie van der
Meulen
De roerdomp is een
middelgrote maar forse reigerachtige vogel die door zijn perfecte lichtbruine
schutkleur in het dichte rietland niet opvalt.
Hij verblijft in
uitgestrekte rietmoerassen met zuiver water en stabiele waterstand.
In de winter komt hij ook
in grote zeggenvegetaties en natte ruigtes voor.
Overdag houdt hij zich
goed verscholen in de moerasvegetatie, waar volledig op zijn verenkleed vertrouwt
om onopgemerkt te blijven. Het verenkleed is bruin van kleur met een
ingewikkeld patroon aan zwarte V-vormige vlekken en strepen. De kruin is zwart;
hij heeft ook een zwartige snorstreep.
Op de onderdelen is hij
lichter met duidelijke lengtestrepen.
De mysterieuze vogel heeft
grote groene voeten met lange tenen die hem een houvast bieden wanneer het
lichaam ver naar voren wordt gebogen en helpen om houvast te vinden aan
rietstengels boven het wateroppervlak.
Leunt bij het vissen
voorover en beweegt het lichaam zijdelings heen en weer. Dan staat hij stil of
stapt langzaam vooruit op zoek naar vis, die hij op gekende reigerwijze vangt
met een stoot van de dolkvormige snavel. s Morgens vroeg en s avonds zoekt
hij ook amfibieën en ongewervelden langs meer open water.
De vogel haalt een
lichaamslengte die varieert tussen 70 en 80 cm; de spanwijdte wisselt tussen
120 en 140 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 900 en 1 100 g.
Het nest is een grote
stapel rietstengels. De 5-6 eieren komen na 25-26 dagen uit.
Tijdens de vlucht ziet hij
er plomp uit met brede vleugels en korte en vooral niet gebogen nek.
Bij gevaar neemt de
roerdomp de zogenaamde paalhouding aan, waarbij de vogel de kop en de hals
omhoog richt en daardoor vanwege de zwarte lengtestrepen, nauwelijks van het
riet te onderscheiden is. Dit effect wordt nog versterkt doordat de vogel de
kop met de bewegingen van het riet mee beweegt.
Hoewel de roerdomp zich
maar zelden laat zien, is de roep van het mannetje in de broedtijd geregeld te
horen. De roep is een laag en diep keelgeluid (whoemp), dat klinkt alsof er
over de hals van een grote fles wordt geblazen en vaak tot op kilometers
afstand te horen is.
Wie een
eerder verschenen bijdrage wenst te raadplegen kan onderstaand artikel in het
archief opsnorren.
05/12/09 De roerdomp
Volgens bioloog Geert is
er nog een vogel luider dan de meeuw, namelijk de roerdomp, een reiger die zich
amper laat zien omdat hij continu in het riet vertoeft. Daarna krijgen ze in
het natuurpuntcentrum in Opglabbeek de kans om een roerdomp in het echt te
zien.
Ondanks zijn naam is de grasmus, evenmin als de heggenmus, helemaal niet nauw verwant aan de huismus.
Deze zomergast is vooral bewoner van ruige gebiedjes (bos- & akkerranden, heidevelden) met hoog opschietende onkruiden, afgewisseld met braam- en doornstruiken, meidoornhagen, kreupelhout, heggen, .
Dergelijke terreinen hebben vaak een tijdelijk karakter en men kan de grasmus als een pionierssoort van jonge vegetaties beschouwen. Door ruilverkavelingen en anderen methodes om de grond optimaal te benutten, verdwijnen er in onze streken steeds meer voor de grasmus geschikte broedterreinen.
De grasmus zit dikwijls half verborgen tussen de begroeiing en hoewel de vogel schuw is, verraadt hij zichzelf door zijn roep en komt uiteindelijk tevoorschijn om toe te geven aan zijn onbedwingbare nieuwsgierigheid.
Daarnaast is met name in Engeland in 1969 een enorme achteruitgang in de populatie geconstateerd, die vermoedelijk is terug te voeren op de verwoestende droogte in de overwinteringsgebieden van de grasmus, o.a. in de Sahel-zone.
Opvallend aan het verenkleedje van het mannetje is de vaalblauw grijze kop, de witte oogkring, de vaak opstaande kruinveren, de witte keel en roestkleurige vleugels met zwartige strepen. De bleke onderzijde is roze-achtig op de borst. De witte buitenste staartveren van de grasmus zijn bij het vliegen duidelijk zichtbaar.
De grasmus haalt een lichaamslengte van 14 cm; heeft een spanwijdte die varieert tussen 19 en 23 cm en bereikt een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 12 en 18 g.
De grasmus vangt insecten (vooral kevers), spinnen en rupsen tussen de bladeren van lage doornstruiken met dichte kruidenvegetatie; eet in de herfst veel bessen en wat zaden. Doortrekkende grasmussen duiken in de herfst op tal van plaatsen op, waaronder in tuinen waar ze graag de bessen van de kamperfoelie eten.
Zodra de grasmussen in de 2de helft van april, weer in onze streken zijn aangekomen, bakenen de mannetjes hun territorium af.
Tijdens de korte baltsperiode brengt het mannetje zijn kort, aangenaam klinkend liedje op opvallende plaatsen of tijdens de onstuimige, dansende baltsvlucht ten gehore.
De grasmus geeft de voorkeur aan ruig terrein en zingt gewoonlijk op een in het oog lopende plaats.
Het nest, een klein holletje van twijgjes en gras, dat doorgaans goed verborgen zit tussen dichte begroeiing, bevindt zich vaak in overgroeide sloten en greppels met brandnetelbosjes of te midden van doornig struikgewas.
Gewoonlijk worden tijdens de periode april juli 2 legsels van 4-5 eieren geproduceerd. De jongen worden ca. een dozijn dagen in het nest verzorgd.
Voornaamste oorzaken
waarom de roodkopklauwier zich steeds verder naar het zuiden terugtrekt, zijn
de slechte weersomstandigheden en de verdwijning van hun favoriete biotoop:
oude boomgaarden en boomsingels in open landschap.
De roodkopklauwier is
doorgaans moeilijk te vinden, als hij zich in het dicht struikgewas verbergt.
Hij geeft de voorkeur aan agrarische gebieden met verspreide bomen, hoge
heggen, struikachtige hellingen of aromatische heidevelden, met doornige bosjes
en bomen in het Middellandse Zeegebied.
De roodkopklauwier, een
zomergast en zeer schaarse broedvogel in onze streken, wordt gemakkelijk
geïdentificeerd door de roestrode kruin en nek en de witte schouderveren, zwart-witte
rug en witte buik. De lichaamslengte varieert tussen 17 en 19 cm; de spanwijdte
reikt tussen 25 en 30 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 25 en 35 g.
De geslachten zijn vrijwel
gelijk, maar het wijfje is iets matter van kleur.
Net als de meeste
klauwieren zit de roodkopklauwier graag op een hoge uitkijkpost, zoals in boomtoppen,
op palen, draden, van waar hij de omgeving afspeurt en plots met een
duikvlucht zijn prooi verrast.
De roodkopklauwier vliegt
meestal rechtlijnig. Het vliegbeeld wordt bepaald door de zwart-witte
vleugeltekening, de witte stuit en de witte staartranden.
Vanaf deze zitpost jaagt
hij op zich op de grond of in de lucht bevindende prooidieren; hoofdzakelijk
insecten (voornamelijk kevers), maar ook kleinere vogels of andere gewervelde dieren,
zoals kikkers en hagedissen.
De zang is een onderdrukt
gekras met korte kwetterende harde tonen, verweven met imitaties van andere
vogels. Bij de balts staan paren tegenover elkaar, hun kop op en neer bewegend
en roepend. De zang is een mengeling van riedels en rauw gekwetter.
Het stevige nest bevindt
zich doorgaans op enkele meters hoogte in een boom en is met fijn materiaal (haar
en wol) gevoerd.
Het wijfje broedt de 4-7
eieren in circa 15 dagen alleen uit, maar wordt door het mannetje gevoerd. De
jongen, die zeer gevoelig zijn voor kou en regen, verlaten na ruim 2 weken het
nest. Roodkopklauwieren overwinteren in de Afrikaanse savanne, onder meer in de
Sahel.
De maatschappelijke vraag naar meer natuur is reusachtig
Geraadpleegde
bron: persbericht: Houten reus inspireert Vlaamse politici voor meer natuur
In de aanloop naar de
verkiezingen verzamelde Natuurpunt meer dan 10 000 opdrachten voor het
natuurbeleid van de nieuwe regering.
Hieruit blijkt dat de
Vlaming erg bezorgd is over de toestand van de natuur en dat bereikbare,
dichtbijgelegen natuur een prioriteit is.
Voor heel wat mensen
brengt wandelen en fietsen in de natuur rust in het hectische leven van alledag
en is het een blijvende bron van creativiteit.
Toch vinden 3 miljoen
Vlamingen geen natuur op wandelafstand van hun woning, zo bleek uit gegevens
van het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoeken (VITO). De nood aan
natuur dichtbij is hoog, terwijl het aanbod laag is.
De CosmoGolem, een
gigantische, houten antropoïde sculptuur, is het geesteskind van kunstenaar
Koen Vanmechelen. De houten helper en boodschapper van hoop, die de opdrachten
voor meer natuur in zn hart zal sluit, zal ze vervolgens via een indrukwekkend
beeld- en klankspektakel aan de wereld overbrengen.
Met een 30-tal beelden
verdeeld over de hele wereld (o.m. in Nederland, India, Zimbabwe, Tanzania,
Polen Chili en België), groeit de GosmoGolem uit tot een baken van hoop en evolutie,
die beoogt als een universeel symbool voor mensen- en kinderrechten te worden
aanzien.
De Cosmogolem is leeg en
in het luikje van zijn hart kunnen mensen hun dromen en wensen achterlaten.
Door daarmee over de planeet te bewegen, stimuleert hij culturele diversiteit
en slaat hij bruggen tussen verschillende culturen.
Door over de planeet te
bewegen, op zoek naar plaatsen waar hij hoop kan brengen aan mensen in nood,
zet de CosmoGolem mensen aan tot beweging.
Op deze manier krijgen
minderheidsgroepen en kinderen een gezicht en een eigen sterk symbool en worden
gemeenschappen in hun identiteit versterkt.
De reus werd vervaardigd
uit duurzaam kastanjehout door de sociale werkplaats van Natuurpunt in Ekeren.
Om de 4 m hoge constructie te bouwen werd reeds ruim 4 000 euro ingezameld
via crowdfunding.
Waterpiepers, behoren tot
de familie van de kwikstaarten en zijn echte bergvogels, die evenwel alleen s
zomers op hoge bergweiden voorkomen en dan boven de boomgrens leven in de
Pyreneeën, de Alpen en de Balkan.
In de winter, van oktober
tot eind maart, zakken ze af naar de Europese valleien en laaglanden.
Hoewel water- en
oeverpiepers ogenschijnlijk nauw verwant lijken, hebben beide soorten een
totaal verschillende verspreiding qua broedgebied en biotoopkeuze, het hele
jaar door.
Ze zijn het makkelijkst te
onderscheiden aan de hand van hun habitat: waterpiepers komen voor in de buurt
van drassige weilanden, akkers, langs rivieroevers en sloten.
Oeverpiepers kom je
uitsluitend tegen langs de kust.
De slank gebouwde waterpieper
heeft op de grijzige kop een heldere witte wenkbrauwstreep, weinig tekening op
kin en keel, witte buitenste staartpennen, donkere loodgrijze poten, met een vrijwel
of geheel ongetekende roos getinte borst. De donkerbruine rug is zwak
gestreept; de donkere staart vertoont witte randen. Tijdens de vlucht met
krachtige, snelle vleugelslagen, vallen de twee scherp afgelijnde witte banden
op de donkere vleugels op.
De lichaamslengte wisselt
tussen 15 en 17 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 28 cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 20 en 36 g.
Deze erg schuwe
wintervogels bezoeken modderige oevers van reservoirs, rietkragen en moerasgebieden,
die heel anders zijn dan hun zomerse verblijfgebieden alpenweiden en met
keien bezaaide hellingen rond de sneeuwgrens.
Waterpiepers vangen
insecten op de grond, waden ook in ondiep water, draaien steentjes en wier om;
soms vangen zij insecten in de vlucht met een sprongetje of korte
jachtvluchten, zoals kwikstaarten dat wel vaker doen.
Tijdens de balts zingen
mannetjes in de vlucht, stijgen hoog op en zweven als aan een parachute naar
beneden.
Het nest is een met gras
gevoerde kom op de grond op een beschutte plaats onder stenen of planten. De
broedperiode spreidt zich over de maanden april juli en het aantal legsels
beperkt zich tot één, maximum twee. De 4 tot 6 eieren komen in 14 tot 15 dagen
uit. De jongen vliegen na nog eens 14 tot 15 dagen uit.
Kenmerkend voor de
boerenzwaluw is zijn lange, diepgevorkte staart en zijn rode keel.
De rug is glanzend
blauwzwart en de buik roomkleurig.
De boerenzwaluw heeft het
duidelijk ook erg moeilijk om stand te houden.
Nu bedraagt de populatie
in Vlaanderen nog 20 tot 30 000 broedparen. In de jaren 70 waren er dit
nog 100 tot 200 000.
Qua biotoop gaat de
voorkeur van de boerenzwaluw uit naar een landelijke omgeving met boerderijen en
stallingen, waarbij de aanwezigheid van vee, vooral grote grazers als runderen
en paarden, belangrijk is. Boerenzwaluwen broeden vrijwel uitsluitend in
stallen en gebouwen op de boerenerf.
Het voortbestaan van de
soort ligt volledig in de handen van de landbouwers. Meer en meer sluiten deze
hun stallen hermetisch af, doorgaans om hygiënische redenen. De open stallen
van vroeger, waar zwaluwen vrije toegang hadden, worden alsmaar zeldzamer.
Ook de schaalvergroting in
de landbouw speelt de boerenzwaluw parten. Kleine bedrijven met veel kleine
stallen verdwijnen en maken plaats voor enorme gebouwen, vaak in metalen
constructies, waarbinnen het moeilijk is om nesten te bouwen.
Kleine stallen van
hobbyboeren onder meer voor paarden en schapen bieden hier en daar een
alternatief.
Het gebruik van pesticiden
is een bijkomende nadelige factor voor een insecteneter als een zwaluw.
Vanaf medio maart komen de
vogels aan in onze streken en het duurt niet lang voor ze aan hun nest beginnen,
dat een schotelvormig, open kommetje van aarde is, vermengd met speeksel en
strohalmen. De binnenkant wordt bekleed met strootjes en veren.
De boerenzwaluw heeft 2,
maximaal 3 broedsels per jaar.
De najaarstrek kan al
beginnen in de eerste helft van augustus, maar de meeste vogels vertrekken in
september of begin oktober.
Een deel van de
boerenzwaluwen trekt tot in Zuid-Afrika, 6 000 km van de broedplaats.
Een boerenzwaluwnest heeft
de vorm van een vlakke lemen schaal, die ze bouwen vanaf een steun: een
uitspringend muurtje, een balk, een richeltje, een lamp, een spijker, .
Als dergelijke
nestgelegenheden niet voorhanden zijn, kan je in geschikte donkere hoekjes beschut tegen tocht en vocht kunstnesten
aanbrengen of latjes van circa 10 cm lang, tenminste 2 cm breed of houten
L-vormige profielen aan de muur bevestigen, buiten het bereik van katten,
ratten en muizen.
Verder moet de stalling
overdag permanent toegankelijk zijn, bv. via een open raam, deur of
verluchtingskoker. Deze opening moet minstens 30 cm breed zijn en 10 tot 15 cm
hoog, omdat de boerenzwaluw altijd vliegend de stal binnenkomt.
Boerenzwaluwen houden niet
van geverfde muren; het kalken van muren is echter wel geschikt, want dit geeft
een uitstekende absorberende achtergrond om het nest tegen te bouwen.
Kunstnesten voor
boerenzwaluwen zijn nestkommetjes gemaakt van houtbeton of een ander hard
mengsel van pleistermateriaal en zaagsel.
Boerenzwaluwen zijn echter
nogal eigenwijs en laten zich niet zo snel tot broeden verleiden met een
kunstnest.
De bezettingsgraad is
doorgaans laag en ze durven naast een kunstnest zelf een eigen nest bouwen.
Aangezien boerenzwaluwen
frequent naar hun eigen nest van het vorige jaar terugkeren, moeten die altijd
gespaard blijven.
Tegenwoordig zijn alle
erven en wegboorden verhard of geëgaliseerd en de meeste aarden veldwegen zijn
verdwenen. Hierdoor zijn er nog weinig modderplaatsen te vinden waar zwaluwen
nestmateriaal kunnen halen. Ook bij droog weer tijdens de nestbouwperiode kan
het moeilijk zijn om binnen een redelijke afstand van de nestplaats modder te
vinden.
Je kan de boerenzwaluwen helpen
door in de buurt van hun nestgelegenheid een ondiepe plas met modder te maken,
door een paar emmers leem en zandleem op een stuk landbouwplastic te gooien,
die je in april en mei nat houdt.
Leg er wat stro, hooi of
pluimpjes bij. Zorg dat deze open plek ruime aanvliegmogelijkheden toelaat,
zonder dichte vegetatie in de nabijheid, zodat katten de vogels niet kunnen
verrassen.
Zwaluwen hebben massas vliegende
insecten nodig om zich te voeden. Het aanbrengen van een laag stro in de stal
en een goede ouderwetse mesthoop buiten kan een gunstige invloed hebben. Buiten
de stallen kan het voorzien van wilde hoekjes met overvloedige vegetatie wilde
planten en bloemen voor een extra bron aan insecten zorgen.
Wie eerder verschenen
artikels wenst te raadplegen, kan in het archief de volgende bijdragen
opsnorren.
Geraadpleegde bron: De Standaard rubriek wetenschap Pieter Van Dooren
Ouder zijn heeft niet enkel nadelen. Je bent ook bedachtzamer en wereldwijzer, waardoor je evengoed komt waar je wil zijn. Dat geldt voor mensen, maar evenzeer voor vogels.
De zwarte wouw een roofvogel uit de familie van de havikachtigen trekt jaarlijks naar Afrika. Omdat hij in Europa broedt, zijn we geneigd om hem als Europese vogels te beschouwen.
De oudere vogels zijn efficiëntere vliegers dan de jonge, omdat ze beter de voordelen van gunstige winden en thermiek hebben leren benutten.
Waarom zijn oudere vogels betere trekkers?
Intussen hebben wetenschappelijke onderzoekers, waaronder vaste-stof-fysici en nano-technologen, niet stilgezeten. Fabrizio Sergio en collegas van het Donana-natuurreservaat in Andalusië gebruikten zendertjes om 92 zwarte wouwen, tussen 1 en 27 jaar oud, jarenlang gedurende 364 trektochten te volgen,.
Uit een eerste conclusie bleek dat individuele vogels bijleren, maar de domste minder overlevingskansen en ook minder nakomelingen hebben omdat ze vaak al de dood vinden voor ze aan broeden toekomen. Zwarte wouwen beginnen met broeden tussen hun 3de en 6de levensjaar.
Vliegen is een kunst
De onderzoekers ontdekten dat vliegen moeilijker is dan gedacht. Ook na jaren leerden de vogels nog steeds bij en werden hun vluchten nog steeds efficiënter. De kunst bestaat erin de bellen van stijgende lucht te vinden, zo lang mogelijk in spiraalvlucht hoogte te winnen om dan in glijvlucht naar de volgende thermiekbel te zweven, liefst met zoveel mogelijk rugwind onderweg. Elke uitgespaarde vleugelslag is immers bezuinigde energie.
Wanneer de vorsers de gps-gegevens van de proefvogels in kaart brachten, bleken de oudere vogels veel beter een succesvolle vluchtroute te kunnen uittekenen.
De vogels vertrokken uit Afrika tussen eind januari en eind juni. Hoe ouder, hoe vroeger ze vertrokken. Tot hun 7de jaar vervroegde hun vertrekdatum elk jaar; nadien bleef hij stabiel.
Onderzoeksresultaten laten toe gevolgen klimaatopwarming voor vogels in te schatten
Doorvroeger te vertrekken, kunnen de vogels het onderweg rustiger aandoen, zonder zich nodeloos uit te putten. Gemiddeld vliegen ze 18 dagen, 8 ½ uur lang en 200 km/dag met een tussenstop van een 3-tal dagen. Naarmate ze ouder worden, vliegen ze minder km/dag.
Ze kiezen vaak minder de kortste route en opteren voor een weg die minder energie kost.
Het moeilijkst voor de vogels is omgaan met dwarswinden. Jonge vogels drijven onderweg veel meer oostwaarts af, het Afrikaanse binnenland in. Vanaf 3 jaar leren ze gebruik te maken van rugwinden, waardoor hun route een stuk rechter wordt
Vanaf 7 jaar gebruiken ze de rugwind meer minder. Dat lijkt bizar, maar nu snappen ze dat de kortste route niet altijd de beste is en dat je een nuttige thermiek maar beter niet links laat liggen.
Wanneer ze in de herfst terugvliegen naar Afrika, hebben ze het gemakkelijker, omdat er dan meer thermiek beschikbaar is en betere rugwind. Ze halen dan een snelheid van260 km/dag, stoppen niet meer dan een ½ dag en zijn in 11 dagen ter plaatse. Tijdens deze trek is er minder verschil tussen de leeftijden, omdat het ook met weinig ervaring prima te doen is. Dat de ouderen toch eerder vertrekken, is veeleer omdat de jonge wouwen wat langer in Europa blijven om al een goede broedplaats voor volgend jaar te zoeken.
Volgens de onderzoekers zijn hun resultaten niet enkel interessant voor vogelliefhebbers, maar helpen ze ons beter te voorspellen wat het effect van de komende klimaatopwarming op diverse vogelsoorten zal zijn, zodat we onze bescherming kunnen toespitsen op wie die het meest nodig heeft.
Wie de zwarte wouwen een prooi willen zien oppeuzelen, kunnen onderstaand filmpje bekijken
Als vogelfans zijn wij bijzonder begaan met het voortbestaan
van de huismussen. Daarom gaan wij als tellers 3 x per jaar na hoe het met het huismussenbestand is gesteld, via een
vast uitgestippeld telpuntentraject. Wenemen ook deel aan het jaarlijks huismussentelweekend en
verlenen sinds kort ook onze medewerking aan het Project huismussennestkasten van Vogelbescherming Vlaanderen in
samenwerking met Vivara. Inmiddels hebben we met de Kille Meutel Vogelvrienden
een eigen concept bedacht om huismussenpopulaties in kaart te brengen. Red de Zaventemse straatket! Help mee
huismussenpopulaties in stand houden!
Waar zijn er nog huismussen?
Komen er huismussen bij en groeit de kolonie of
verdwijnen ze omdat bv. daken hermetisch worden geïsoleerd, ramen of regenpijpen
worden vernieuwd of hersteld?
Komen er meer omdat er struiken en lage bomen worden
aangeplant of blijven ze net weg omdat groene
corridors met veilige dichte begroeiingen verdwijnen?
Wat trekt huismussen aan om te nestelen of waarom
verlaten ze een bepaald ooit huismussenrijk woongebied?
Al berust ons engagement integraal op
vrijwilligerswerk, toch wensen we het netwerkmoment
van 18/10/14 aan te grijpen als een volgende sensibiliseringsactie om voor ons lokaal ambitieus project nog meer actief meewerkende enthousiastelingen
te rekruteren. Jouw hulp en
interesse om ons bij deze taak te helpen is welkom.
Mocht je interesse hebben om aan onze verdere acties
mee te werken, neem dan gerust contact op met de leden van het kernteam:
Hoe we in 10 jaar tijd evolueerden van een
vriendenclubje tot een huismussenwerkgroep
is concreet verhelderd in een publicatie,
die we je van harte wensen te overhandigen tijdens onze bescheiden jubileumviering.
Graag blijven
wij nauw in contact met jou en met dit inschrijvingsstrookje bevestig je dat je
ookeen
exemplaar 10 jaar Kille Meutel
Vogelvrienden wenst (omwille van budgettaire redenen is de oplage
beperkt)
naam
voornaam
adres
tel
gsm
@-mail
Noteer hieronder welke rol je wenst te vervullen of doe gerust
een suggestie als je nog wat kwijt wil. Wij danken je alvast voor je gewaardeerde
belangstelling:
Europese vogelkijkers tellen dit weekend trekvogels
Geraadpleegde bron: Persberichten Natuurpunt
In meer dan
30 Europese en enkele Centraal Aziatische landen bezetten dit weekend
vogelkijkers heuvelruggen, rivierdalen en andere open ruimte om de vogeltrek in
kaart te brengen. Het is al de 14de keer in 21 jaar tijd dat
BirdLife de Europese simultaantelling organiseert.
Ook in ons
land wordt op tientallen telposten meegeteld. Natuurpunt en Natagora
coördineren de telactie in België. Met de gunstige weersvoorspelling worden dit
jaar extra veel roofvogels in het luchtruim verwacht.
Vogelexpert,
Koen Leysen, die de telling in Vlaanderen coördineert, meldt dat deze
grootschalige telactie Eurobirdwatch een schat aan informatie oplevert over de
jaarlijkse vogeltrek.
Vorig jaar
werden in ons land alleen 65 524 vogels van 132 verschillende soorten
geteld. Opvallend was het grote aantal kruisbekken. Dit jaar zouden er wel eens
behoorlijk wat roofvogels zoals buizerds en rode wouwen kunnen worden
waargenomen. Immers de weersvoorspellingen beloven de nodige thermiek en de
zuidoostenwind is ideaal om ze over ons land te loodsen.
Dit
evenement is tevens een uitgelezen gelegenheid om het grote publiek in contact
te brengen met de fascinerende tocht die onze vogelsoorten twee keer per jaar
ondernemen.
De vlucht
van de trekvogels is echter niet zonder gevaar. Zo zorgt verbreding van de
woestijngebieden in Afrika voor meer zandstormen en veroorzaakt de
klimaatverandering verschuivingen van de leefgebieden, terwijl niet elk
leefgebied de vogels de nodige rustplekken kan bieden.
Tot slot
heffen jacht en vogelvangst in de zuiderse landen een onaanvaardbaar hoge tol.
Zo werd vorig jaar vastgesteld dat voor de Egyptische kust met 10-tallen km
mistnetten een ware slachting aanrichtten, al worden dergelijke wanpraktijken
door BirdLife streng veroordeeld.
Per land en
per telpost krijg je op http://trektellen.org/
een overzicht te zien van de vogeltrektellingen uit Vlaanderen en Nederland,
maar ook uit Duitsland, Frankrijk, Spanje, Engeland, Denemarken tot zelfs Polen
en Georgië. Nieuw dit jaar is dat de tellers in Vlaanderen via een
Whatsapp-groep mekaar te velde op de hoogte kunnen houden en live de resultaten
aan mekaar kunnen doorgeven.
De Belgische
en Europese resultaten van de Eurobirdwatch-telling worden begin volgende week
verwacht.
Volgens
vogelkenner Pieter Cox vormt de Maatheide in Lommel een ideaal plekje om
trekvogels te spotten. Op de vliegroute treedt ter hoogte van deze telpost een
trechtereffect op, omdat de vogels, noch over het stadscentrum, noch over de
grote plassen wensen te vliegen. Elke dag staan er een vijftal tellers op post.
Naast de blikvanger, de rode wouw, hoopt Pieter Cox de redelijk zeldzame blauwe
kiekendief te zien.
Recordaantal
trekvogels in Belgisch luchtruim
Zaterdag
werd in ons land een recordaantal van 280 221 overtrekkende vogels geteld,
verdeeld over 143 verschillende soorten. Opvallend was het grote aantal
overtrekkende lijsters.
Overal in
Europa stonden groepjes vogelkijkers op uitgekiende observatiepunten klaar om
de overtrekkende vogels te tellen. In het totaal deden 40 landen mee, samen
goed voor 2.5 miljoen vogels, ruim 23.000 tellers en bijna 900 evenementen.
De meest
getelde vogels doorheen Europa waren de spreeuw, de meerkoet en de wilde eend.
Onderstaande
3 fotos zijn van Pieter Cox, de foto van de rode wouw van Wim
Dirckx
Planten zijn voor de
voortplanting en evolutie afhankelijk van de bestuiving van de bij. Groenten en
fruit zijn voor de bestuiving eveneens afhankelijk van de bij en bijenvolken
worden dan ook door imkerste huur aangeboden
aan groenten- en fruittelers.
Denk aan onze aardbeien,
kersen en bessen, maar ook paprika en courgette.
Ze bestuiven tevens
appelboomgaarden, bosbessenvelden, bonenplanten. Dit zijn allemaal producten
die alleen kunnen groeien met de hulp van de honingbij. Op sommige plaatsen in
de wereld is 85% van de
bijenpopulatie inmiddels afgenomen.
Bijensterfte neemt
wereldwijd alarmerend toe. In delen van China moeten fruittelers al
noodgedwongen met de hand bestuiven. Terecht wordt gesproken van een dreigende
wereldwijde bestuivingscrisis. Wetenschappers komen met uiteenlopende
verklaringen. Sommige schrijven de bijensterfte vooral toe aan
ziekteverwekkers, met als belangrijkste dader de varraomijt. Anderen zien de
opmars van een eencellige parasiet: Nosema ceranae.
Maar zijn deze
ziekten oorzaak of gevolg?
Franse bijenhouders
rapporteren consistent dat ziektes toenamen in gebieden waar het systemische
insecticide (een neonicotinoïde) werd gebruikt. Deze nieuwe generatie
gewasbeschermingsmiddelen pas je niet toe door bespuiting in het open veld,
maar door het dompelen van zaden in en fabriek.
Neonicotinoïden zijn in
al minieme concentraties giftig voor insecten al zijn ze niet giftig voor
andere soortgroepen, zoals vogels en zoogdieren.
Na het zaaien wordt de
werkzame stof in de gehele plant (systemisch) opgenomen en biedt langdurig
bescherming tegen etende en zuigende insecten.
Uit milieuoogpunt lijkt
het een ideaal gewasbeschermingsmiddel. Je hebt er veel minder van nodig en het
komt alleen daar terecht waar het werkzaam moet zijn.
De adder onder het gras
is dat het ook giftig is voor nuttige insecten. De werkzame stof komt
onverhoopt ook in stuifmeel en nectar terecht, die bijen nuttigen. Zonder er
acuut aan te lijden, verliezen blootgestelde werkster-bijen hun
oriëntatievermogen. Hierdoor vinden ze de korf steeds moeilijker terug en kunnen
daardoor minder goed hun taak volbrengen om het bijenvolk van voedsel te
voorzien. Het bijenvolkje raakt ondervoed en wordt vatbaarder voor ziekten en
plagen.
Italiaanse onderzoekers
denken te weten hoe neonicotinoïden precies de immuunrespons van bijen
aantasten. De resulterende overgevoeligheid voor virussen zou het tikje kunnen
zijn dat een toch al verzwakt bijenvolkje de das omdoet. Volgens hen heeft het
allemaal te maken met een tot nu toe onbekend eiwitcomplex dat op zijn beurt de
immuunrespons aanstuurt.
Britse onderzoekers verduidelijken
dat een combinatie van computermodellen en empirische gegevens aantonen dat er
bij bijenvolken sprake is van een kritisch stressniveau.
Zolang je daar ruim
onder blijft, compenseert de aanwas van nieuwe bijen de uitval als gevolg van
virusinfecties en andereziektes. Zit je
er boven dan klapt uiteindelijk de hele kolonie in elkaar. Die stress is dan
een optelsom van een hele reeks factoren, wat meteen bevestigt wat vele experts
al veel langer vermoeden: producenten van insecten werende gifstoffen gaan niet
vrij uit.
Wie eerder verschenen
bijdragen wenst te raadplegen, kan terecht in het archief:
18/08/10De mysterieuze verdwijnziekte
(bijenexpert Frans Jacob)
23/10/10 Aanpassen of opkrassen
(klimaatbiologen over biodiversiteit)
04/11/12 Bang van de natuur
01/09/13Wespen, Muggen en vliegen in beweging
12/06/13 Levensnoodzakelijke bestuivers
21/04/14Red de bestuivers! (honingbij
hommel)
03/08/14Bijenkasten
Er valt geen tijd meer
te verliezen teken nu deze dringende petitie: laten wij een luid mondiaal
gezoem weerklinken dat de VS oproept tot het verbannen van deze dodelijke
chemicaliën!
Geraadpleegde bron:
Gezinsleven in het dierenrijk Desmond Morris
Het voeren van jonge
vogels is een hele karwei.
Arenden en haviken
moeten het nest elke dag van enkele grote prooidieren voorzien en kleine insectenetende
vogels verzorgen soms wel 30 tot 60 maaltijden / u, wat in totaal kan oplopen tot
duizenden voedselvluchten per verzorgingsperiode.
Maar dit wil nog niet
zeggen dat alle vogels hun jongen
voeren.
Eenden, plevieren,
kippen en grootpoothoenders zijn bij het uitkomen al voldoende mobiel om meteen
zelf voedsel op te scharrelen.
Wat wel of niet eetbaar
is, leren ze met schade en schande, geholpendoor het voorbeeld van hun moeder. Sommige fazanten wijzen eetbare zake
met hun snavel aan om de jongen op weg te helpen.
Zangvogels, roofvogels,
uilen, spechten en pelikanen komen blind, naakt en hulpeloos uit het ei
tevoorschijn. Het enige wat ze in het begin goed kunnen, is de snavel
opensperren om te bedelen. Tijdens hun hele nestperiode zijn ze voor hun eten afhankelijk
van de ouders. En zelfs na het uitvliegen moeten ze soms nog weken lang worden
gevoerd, voordat ze echt zelfstandig zijn.
Zodra het volwassen
roodborstje op de rand van het nest neerstrijkt, spert het jong reikhalzend de
snavel open. De ouder hoeft het voedsel er alleen nog in te proppen.
Een kip geeft haar
kuikens niet veel hulp. Hooguit wijst ze met haar snavel geschikt voedsel aan
om het kuiken tot proeven aan te zetten.
Jonge pelikanen steken
hun kop diep in de grote slokdarm van de ouders om wat halfverteerde visjes op
te duiken.
Roofvogels, zoals
haviken en valken, brengen een grote prooi mee naar het nest. Hier scheuren ze
het voor de jongen in kleine stukjes.
Meeuwen vangen hu prooi
vaak op kilometers afstand van de broedkolonie. Bij terugkeer braken ze de
visjes voor de jonge vogels op.
In veel gevallen wordt
de ouder door de aanblik van felle signaalkleuren in of om de snaveltjes tot
voeren geprikkeld. Soms is alleen de lichtgekleurde snavelrand iets verbreed,
maar het kan ook ingrijpender. Zo draagt de roodkoppapegaaiaminde in zijn
mondhoeken paarlen reflectortjes, die in het donker nest enorm opvallen. Couas
bezitten tong- of gehemeltemerken.
Duiven voeden hun jongen
met zelfgemaakte melk.
De binnenwand van de
krop, die normaliter als voedselopslag dient, levert een dikke stof die qua
samenstelling sterk met zoogdiermelk overeenkomt. Hiervan leven de nestvogels
de eerste 4 dagen. Daarna eten ze er graan of ander vast voedsel bij. Dank zij
het hoge vet- en eiwitgehalte verzekert de kropmelk een graaneter als een duif
in zijn kwetsbare eerste levensstadia van een voedzaam dieet.
De krop is een
uitstulping van de slokdarm. Bij duiven is hij in 2 kamers verdeeld.
De kropmelkproductie
staat onder controle van prolactine.
Dit is hetzelfde hormoon
als zoogdieren voor hun melkstroomregulatie gebruiken.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.