Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Een winterkoning weegt amper 10 g en toch lijkt zijn energie niet op te kunnen. Hij bouwt nesten bij de vleet, zingt de hele winter door, doet aan veelwijverij en onderneemt gevaarlijke reizen.
Wie zo leeft moet wel eeuwig op zoek naar eten om de winter de baas te blijven.
Als een winterkoninkje een rommelige tuinhoek als verblijfplaats heeft gekozen, dan blijft hij doorgaans trouw aan die stek.
Hij zou wel gek zijn om zijn koninkrijkje op te geven en zich te wagen aan een gevaarlijke trektocht.
Zijn talrijke kroost van de afgelopen zomer is echter wel op pad gegaan.
De onvermoeide reislust van winterkoninkjes komt uit een ver verleden. Hun bakermat ligt oorspronkelijk in Amerika en ooit moeten zij in een warme klimaatsperiode via Groenland en IJsland naar Europa zijn overgestoken.
Het winterkoninkje is niet alleen een opvliegend baasje als het gaat om het bevechten van zijn jachtgebiedje, maar ook nog eens een rusteloos reiziger.
Onverwoestbaar optimistische holbewoners
Als het weer echt grimmig wordt met bergen sneeuw en ijzel sterft soms meer dan de helft van de populatie. Onder zulke omstandigheden gaat als het ware de provisiekast dicht voor deze insectenetertjes, die leven van larfjes, eitjes, overwinterende muggen, in schuilhoeken weggekropen luizen en torretjes.
Daarbij komt nog dat zulke kleine lijfjes relatief veel lichaamswarmte verliezen en dus veel brandstof verbruiken. Toch is de dreiging van de moordende winters niet in staat het optimisme en de levenslust van de winterkoninkjes te breken.
Als hij niet vrolijk zingt, is hij aan het klussen. Zijn hobby bestaat erin speel-, slaap- en pronknesten te bouwen.
Eens hij aan de nakomelingen denkt, klinkt zijn lied als een advertentie: handige haan zoekt zorgzaam hennetje.
Eens zijn charmes de dames naar de kraamkamers hebben geloodst, moeten ze niet langer rekenen op zijn gezelschap. Nu primeert het aanslepen van insectenwildvoor zijn gezinnetjes.
Het zijn vleesetertjes, die weliswaar graag snoepen van gestrooide broodkruimels, maar liever nog in rommelhoeken jagen op eiwitrijk krachtvoer: pissebedden, duizendpoten, hooiwagens, wormen en spinnen, kortom op al dat volkje dat rond krioelt in de sloppen en krochten tussen gieter en kruiwagen.
Als straks de grimmigheid van de winter over het landschap daalt, zal juist rond zon schuurtje een gunstig microklimaat heersen: een schaduw van warmte waarin een groot aantal kruipertjes doorgaat met leven.
Met ontembare ijver verdedigt hij zijn voedselgebied maar s nachts laat de kleine driftkop heel slim zijn agressie varen. Dan zoekt hij bij lotgenoten die verzamelen in een nestkastje of boomholte de warmte op.
Pas de volgende ochtend, zo gauw er voldoende licht is om een mug in een schorsrimpel te kunnen onderscheiden, valt het nachtelijk broederschap uiteen en houdt weer iedereen toezicht op zijn territorium.
Wie op eerder verschenen artikels wenst terug te blikken, kan in het archief de bijdragen van 15/03/08 en 31/12/09 raadplegen.
In mei lanceerde de Europese Commissie een proefproject in de Middellandse Zee, waarbij vissers worden betaald om met speciale netten doelgericht afval op te vissen en aan land te brengen. Met het plan wil Europa een dubbelslag slaan: de zee opruimen en nieuwe inkomstenbronnen creëren voor de achteruit boerende visserij.
Voor de Noordzee bestaat al sinds 2000 een vergelijkbaar project dat vissers aanmoedigt het zwerfvuil dat in hun netten terechtkomt mee te nemen naar de haven. In België werd op die manier in 2010 meer dan 4 ton plastic uit de Noordzee gehaald. Men schat dat er jaarlijks ongeveer 20 000 ton wordt geloosd. De toename van het zwerfvuil leidt wereldwijd tot sterfte van vogels, zeedieren en vissen.
De hoeveelheid plastic in de vogelmagen is een graadmeter voor de hoeveelheid plastic in de Noordzee. De vogels verwarren stukjes plastic met voedsel.
Om de Noordzee schoon te noemen, mag volgens de normen slechts één op de tien vogels meer dan 0.1 g plastic in zijn maag hebben. Dat doel wordt bij lange niet gehaald. Bijna 60% van de stormvogels overschrijdt de norm. Meer nog, maar liefst 95% van de stormvogels heeft gemiddeld 35 stukjes of 0.3 g plastic in zijn maag.
Dat lijkt misschien niet veel, maar omgezet in menselijke proporties heb je toch wel gauw een brooddoosje plastic in je maag.
Plastic in de maag is meestal niet acuut dodelijk. De stormvogels verliezen wel hun eetlust of het maag- en darmstelsel raakt beschadigd.
Bovendien helpen de vogels zo mee aan de verspreiding van plastic over de hele wereld, ook naar plaatsen waar voorheen geen afvalprobleem was. Via zeeorganismen en vissen komen de schadelijke chemicaliën in de voedselketen terecht en bereiken ze uiteindelijk ook de mens.
Voor een ton plastic afval krijg je nu ongeveer 200 euro, eenzelfde hoeveelheid vis is 800 euro waard. Niet alleen de winstgevendheid is een mogelijk probleem. Ook vanuit ecologisch standpunt is het onzeker of de activiteit wel positief uitdraait.
Zelfs als er op andere sectoren een beroep wordt gedaan, is het de vraag of het verbruiken van honderden liters diesel voor het opvissen van enkele tientallen kilos plastic ecologisch verantwoord is.
Het is goed dat vissers het vuil dat als bijvangst in hun netten belandt, meenemen naar de kust en het daar inleveren. Maar gericht op plastic vissen heeft weinig zin. De kans op schade aan de zeebodem en andere organismen is te groot.
We kunnen de plastic soep alleen aanpakken door te vermijden dat de afval in de Noordzee wordt gedumpt.
Aan weerskanten van een weg middenin een oude veenpolder kronkelden twee slootjes.
Plots stak een knobbelzwaan de weg over in de richting van een liefkozend echtpaar. Waggelend op zijn brede zwemplatvoeten, de hals gekromd boven de voorplecht van zijn borst, de vleugels breed en hoog opgetrokken, stevent hij pronkend af op het tweetal aan de overkant. Nauwelijks heeft hij de sloot bereikt of met woedend gesis en machtig vleugelvertoon komt één van de twee op de indringer afgestoven en jaagt hem terug de weg over.
Blijkbaar voelt de weggejaagde zwaan zich mans genoeg om een tweede aanval te wagen.
Nog trotser dan voorheen steekt hij opnieuw de weg over, glijdt de gracht in en meteen ontketent dit uitdagend manoeuvre een hels gevecht tussen beide heren.
Het water schuimt en spat hoog op onder het heftig trappen en roeien van de zwanenpoten. De snavels hakken er op los. Met de halzen in elkaar gestrengeld, proberen zij mekaar met de kop onder water te duwen.
Opvallend is ook het gedrag van de vrouwtjeszwaan. Aanvankelijk weinig geïnteresseerd raakt zij steeds meer in de ban van de krachtmeeting. Opgewonden zwemt zij om de vechtersbazen heen. Waarschijnlijk hitst zij met haar gedrag haar echtgenoot op, want deze wordt steeds woester en venijniger. Al wordt het gauw duidelijk dat de concurrent zijn krachten heeft overschat, toch houdt hij vol.
Het wit van hun veren is niet meer te onderscheiden. Immers de sloot wordt ter plekke tot in de weke bodem omgewoeld en de zwanen zitten na 5 min hakken, rukken en trappen onder de modder.
Wanhopige vluchtpoging
De uitdager, die voelt dat het mis gaat, maakt aanstalten om er vandoor te gaan. Hij probeert aan de woeste uitvallen te ontkomen, maar krijgt geen kans om aan wal te klimmen.
Hij raakt steeds meer vermoeid. Zijn tegenstander drukt hem tegen de kant en gaat bovenop hem zitten, voortdurend met zijn snavel op hem in hakkend. Van enig pardon is geen sprake meer; de indringer moet en zal dood.
Toch ziet de gewonde zwaan nog kans om onder zijn belager uit te komen en de weg op te kruipen. Maar het echtpaar laat hem niet meer met rust, want inmiddels is ook de vrouwtjeszwaan erg geprikkeld geraakt. Zij achtervolgen en bestoken hun slachtoffer en klimmen er telkens bovenop.
Lamlendig sleept hij zich voort en bereikt tenslotte de andere kant van de weg, waar hij liggend zijn hals strekt als teken van overgave. Het echtpaar heft de koppen hoog en met uitgestrekte halzen laten zij hun triomfroep horen.
Dan wil de verslagen concurrent zo snel mogelijk weg komen. In een uiterste poging om te ontsnappen, plonst hij de sloot in, bereikt de overkant, hijst zich omhoog en strompelt op sterven na dood het weiland in.
Het jubelende echtpaar is verrast. Hun halzen krommen zich, de koppen priemen in de richting van de vluchteling en dan zetten man en vrouw opnieuw de achtervolging in.
In zijn doodsnood brengt de ongelukkige zwaan toch nog enorme krachten op. Telkens weet hij zich te ontworstelen aan de moordende greep. Zo belandt het trio in een weiland vlak tegen een snelweg. Daar aan de rand, wellicht waanzinnig van angst en pijn en in een allerlaatste krachtinspanning om het vege lijf te redden, neemt de radeloze vogel een aanloop, valt neer op de weg en wordt vrijwel op hetzelfde moment gegrepen door een aanstormende wagen.
Zijn krachten waren bij lange niet toereikend meer om boven het snelverkeer uit aan de overkant van de vierbaansweg te geraken.
Daar knobbelzwanen geen indringers dulden, kunnen zij bijzonder agressief reageren en eenden, waterhoentjes, meerkoeten, maar ook paarden, runderen, honden en zelfs mensen de stuipen op het lijf jagen.
Het ligt wel aan de ruimte waarover zij beschikken. Als die ruimte erg groot is en er voldoende voedsel voorradig is voor zichzelf en zijn gezin, is de knobbelzwaan niet te beroerd om met soortgenoten een kolonie te vormen.
Meestal echter zijn knobbelzwanen sterk op zichzelf en hun partner gericht.
De knobbelzwaan is vergeleken met zijn familieleden een zwijger. Als hij nijdig of geïrriteerd is, kan hij sissen of gorgelen. Raakt hij echt opgewonden dan kan hij trompetachtige kreten uitstoten. In tegenstelling met andere zwanensoorten heeft de knobbelzwaan een rechte luchtpijp die ter hoogte van het borstbeen geen syrinx vormt. Dit is een min of meer spiraalsgewijs verlopend orgaan een soort strottenhoofd dat bij de verschillende soorten vogels de stem en in het bijzonder de zang mogelijk maakt.
Het is best mogelijk dat knobbelzwanen daarom agressiever zijn dan andere zwanensoorten. Gedoemd te zwijgen, moeten zij hun (broed-)gebied afbakenen door te imponeren.
Als dat niet helpt en je bovendien geen grote mond kan opzetten, ja dan wordt het letterlijk en figuurlijk een zaak van erop of eronder.
Wie een vorige bijdrage wenst te raadplegen kan in het archief terecht op 14/02/09
Wereldwijd was het geloof dat de zielen van de overlevenden het lichaam verlaten in de gedaante van een vogel. Reeds de Babyloniërs en Assyriërs geloofden dat de doden gehuld waren in veren. Ook de zielen van vroegere Griekse koningen vlogen als vogels richting eeuwigheid.
De zwanenjonkvrouwen die in de middeleeuwse gedichten en legenden verschenen, waren zielen van gestorven jonkvrouwen die voortleefden in de gedaante van een zwaan.
De Germanen lieten eveneens de zielen van de doden terugkeren in vogels, die de mens de toekomst konden voorspellen.
Onze voorouders dachten veel na over leven en dood. Hiervoor schiepen ze hun eigen schikgodinnen, die het lot bepaalden van de mens.
De Germanen hadden het over de godinnen Oerd Werkandi Skoeld.
Dit drietal, dat was toegewijd aan de maan, de aarde en de zon, hield zich bezig met de levensloop van de mens.
Het was Oerd die de levensdraad begon te spinnen; Werkandi verstrengelde bij een huwelijk twee levensdraden met elkaar; Skoeld knipte bij de dood de draad door.
In Friesland leefde het volksgeloof dat babys uit het woud komen en dat de kraamvrouw zelf een reis moet ondernemen om ze op te halen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een scheepje met een wit zeil dat door twee blanke zwanen wordt voortgetrokken.
Op vele plaatsen in Friesland was het gebruikelijk dat de peter en meter een pasgeborene een zilveren of tinnen geboortelepel schonken.
De oudst bekende exemplaren gaan terug tot de 17de E. Op de steel vindt men meestal een fraai gestileerde levensboom, van boven geflankeerd door twee S-vormig gebogen zwanenhalzen, onderaan vergezeld van een onheil afwerend engelenkopje.
Bij de Indianen staat de zwaan symbool voor vrouwelijke intuïtie. Zij heeft besturingskracht over de elementen lucht (het kunnen vliegen) en water (het kunnen zwemmen).
Lucht staat voor het denken en inzicht, water voor het voelen en het onderbewuste.
De witte kleur van de zwaan staat voor zuiverheid, trouw en kracht.
Voor jagers is de Vlaamse gaai een woesteling, rover en herrieschopper.
Het scherp doordringend gekrijs van de bosvogel die bij de kleinste dreiging de hele bospopulatie alarmeert terwijl hij behendig tussen de boomkruinen door vliegt, helpt hem aan het imago van druktemaker.
Toch kan hij evengoed een fluwelen potpourri van merel-, mees- en tuinfluiterklanken voortbrengen.
Meedogenloos en systematisch wordt hij vervolgd en geschoten, al krijgt men de slimmerd die altijd op zijn hoede is, niet uitgeroeid.
Toch is er alle reden om aardig te zijn voor deze bedrijvige bosbouwer, die naar hartenlust eiken uitplant.
Het hele jaar door vormen eikels een belangrijke voedselbron, vooral in het voorjaar wanneer de jongen worden grootgebracht.
s Zomers is het menu buitengewoon gevarieerd: dan eet de Vlaamse gaai zowat alles: bessen, insecten, eieren, vogeljongen, wormen, spinnen, slakken en zelfs vissen, maar tijdens de winter houdt hij het hoofdzakelijk op eikels.
Vlaamse gaaien oogsten in het najaar op grote schaal eikels die ze in de grond verstoppen, elk op een afzonderlijke plaats. Alleen de eikels met de beste kiemkansen gave, rijpe, bruine exemplaren van 3 tot 5 g, lang en slank van vorm worden meegnomen en begraven in de dikke, zuren bevattende, strooisellaag waarin de eikels, goed gecamoufleerd, verder rijpen en kiemen.
Meer dan 100 m verder worden de eikels stuk voor stuk met een tussenruimte van ongeveer 1 m in de grond gestopt. Doorgaans kiest de Vlaamse gaai plekjes aan de rand van beplantingen, waar straks de zaailing veel licht ontvangt en meestal niet door grazende dieren, zoals reeën wordt opgemerkt. s Winters weet de vogel elke eikel terug te vinden, ook als er sneeuw is gevallen. De eikels die in dit jaargetijde niet worden gegeten en kiemen, worden door de gaai geïnspecteerd. Hij graaft hiervoor een gat naast de plant en rukt de zaadlobben af als voedsel voor zijn jongen. Heeft zon plantje een stevige penwortelen stengel dan schiet dat wel gauw weer op, zo niet kwijnt het weg. Zo dunt de Vlaamse gaai de jonge aanplant selectief uit en staat hij garant voor een kwalitatieve uitbreiding van het eikenbos.
Een gedetailleerd vogelportret van de Vlaamse gaai verscheen al eerder op 11/07/09
Alternatieven van het kabinet voor de ontpoldering van de Hedwigepolder slaan nergens op
Bron: Trouw: De weg van Bleker loopt dood!
Volgens hoogleraar internationaal milieurecht, Jonathan Verschuuren van de universiteit van Tilburg, kan de ontpoldering helemaal niet worden tegengehouden.
Politieke bokkensprongen
Met de ondertekening van het verdrag met België heeft Nederland zichzelf in een tijdklem gemanoeuvreerd.
In de tekst is opgenomen dat de Hedwigepolder, als jongste polder en grenzend aan het natuurgebied het Verdronken Land van Saeftinge, onder water wordt gezet en dat daarmee op zijn laatst in 2010 zal worden begonnen.
Nederland heeft de termijn dus al ruimschoots overschreden en kan daar juridisch op worden aangesproken.
Volgens die verdragen heeft Nederland de plicht de kwaliteit van het estuarium in de Westerschelde te herstellen. Die kwaliteit is door de voortdurende uitbaggering zo slecht dat grootschalige compensatie binnendijks onontkoombaar is.
Omdat onze noorderburen wel de vaarweg hebben verdiept, maar niet tegelijkertijd voor het natuurherstel hebben gezorgd, had de Europese Commissie een juridische procedure tegen Nederland opgestart.
Deze werd beëindigd toen het toenmalige kabinet uiteindelijk had ingestemd de afspraken na te komen om de Hedwigepolder te ontpolderen en nu wordt dat opnieuw betwist.
Estuarium
Een estuarium is een verbrede riviermonding waarlangs de getijdengolf binnendringt. Kenmerkend voor estuaria zijn de eb- en vloedbewegingen en de mengeling van zout zeewater met zoet rivierwater.
De Schelde is één van de laatste en meest natuurlijke estuaria van West-Europa.
Beginnend in Frankrijk als een vrij smalle rivier wordt ze stroomafwaarts, richting Gent langzaam breder. Opvallend zijn de getijden op de Schelde vanaf Gent omdat daar sluizen en stuwen het getij tegenhouden.
Vanaf Gent staat de rivier rechtstreeks in verbinding met de zee, zonder sluis of stuw.
Tussen Gent en de Belgisch-Nederlandse grens heet de Schelde daarom de Zeeschelde; daarnaast bestaat het Schelde-estuarium uit de Westerschelde, het deel van de stroom die op Nederlands grondgebied vloeit.
Het ongewone aan de Schelde is dat de getijden van de zee heel diep landinwaarts waar te nemen zijn, tot aan het sluizencomplex van Gent, zon 160 km van de zee. Zelfs in de zijrivieren van de Schelde, zoals Durme, Rupel, Nete en Zenne zijn er metershoge verschillen tussen hoog en laag tij.
Het verschil tussen de monding van de Schelde en die van de Amazone en de Nijl zit in de waterafvoer.
In de riviermondingen van de Amazone en de Nijl overheerst de rivierafvoer. Die rivieren monden uit in de zee met een relatief zwakke getijdenbeweging. Bij de Schelde is dat niet het geval.
Slikken en schorren
Slikken worden gevormd door slib uit de rivier en de zee en komen bij hoogwater vrijwel helemaal onder water. Bij eb vallen ze droog. Slikken grenzen aan de dijk en ze zijn bijzonder voedselrijk. Vele duizenden vogels foerageren bij laagwater op deze drooggevallen voedselbanken. Ook kan men er de rustende en zonnende zeehonden waarnemen.
Bij hoogwater als de platen grotendeels onder water liggen zijn ze van belang als voedselbron voor (plat)vissen.
Schorren liggen buitendijks en zijn door opslibbing hoger komen te liggen dan slikken.
Ze worden dan ook niet dagelijks overspoeld. Alleen bij springtij komen ze onder water.
Wel loopt het zoute water dagelijks via diepe geulen het schor binnen. Daardoor hebben de schorren een zilt karakter en bestaat de vegetatie uit zoutminnende planten. Dat zijn geen planten die dol zijn op zout, maar die door speciale aanpassingen met het hoge zoutgehalte weten te leven.
Op die schorren broeden kustvogels, zoals sterns en plevieren. Bovendien fungeren zij als hoogwatervluchtplaats [vluchtheuvels] voor de vogels, die bij laagwater op de platen en slikken naar voedsel zoeken.
In het recent verschenen artikel [26/06/11] werden vorige gerelateerde bijdragen al opgesomd!
Een unieke vogel van oevers, met een grote kop, lange dolksnavel en korte staart. Hij is meestal te zien als hij laag en snel rakelings over het water scheert, scherp roepend, waarbij zijn felblauwe stuit het meest opvalt.
Dit tropisch gekleurd vogeltje moet niets hebben van strenge winters, noch van ijs.
De ijsvogel staat bekend als een verwoed visser en noeste mijnwerker. Hij graaft een nesthol van meer dan een meter diep, dat na enige tijd de jongen geherbergd te hebben, vol ligt met stinkende graten en schubben. Telkens als hij zijn jongen, met het uiterlijk van jonge draakjes, heeft gevoerd, neemt hij wel 4 of 5 keer een bad om alle drek tussen zijn fraaie groenblauwe en oranje verenpak te spoelen.
De naam ijsvogel stamt uit de tijd toen onze beken nog echte beken waren, die zich slingerend een weg door het landschap schuurden; in bochten vormden zich steile oevers (holle oevers), waarin het vogeltje zijn nesthol kon uitgraven. Er broedden toen heel wat meer ijsvogels. Vooral in de winter als het vroor en ze gedwongen werden hun eenzame levenswijze op te geven om zich te verzamelen bij wakken, waren zoveel kleurige vogels bij elkaar een opmerkelijke verschijning.
Vandaar hun naam, want s zomers krijg je hen moeilijk te zien.
Immers zij toeven graag in de diepe schaduw van lage overhangende vegetatie. Daar zijn zij zo goed als onzichtbaar tegen een achtergrond van vergelende bladeren of riet en blinkend, golvend donker water.
Toch hebben menige harde winters, als alle water is dichtgevroren, reeds vaak grote aantallen slachtoffers geëist en zware verliezen toegebracht aan de populatie. In ons land is de ijsvogel een stand- en zwerfvogel die in de buurt blijft en geen riskante trektochten onderneemt.
Dan slaan strenge winters ongewoon hard toe.
Het liefst eet het ijsvogeltje vis. De soort doet er niet toe, als de prooi maar niet groter is dan 7 cm. Een greep uit het menu: de kleine modderkruiper, het 3- of 10-doornige stekelbaarsje, de larve van de grote libel, een platbuik of beekjuffer, de waterschorpioen, de vijverloper, het bootsmannetje, de schaatsenrijder, de duikerwants, de larve van de geelgerande en spinnende watertor en van het schrijvertje, een jonge kikker, de kokerjuffer.
Om al die diertjes te kunnen vangen, beschikt de ijsvogel over behoorlijk wat jachttechnieken.
De bekendste manier is de duik vanaf een overhangende tak.
Is er geen tak in de buurt dan kan hij fladderend stil in de lucht hangen (bidden) voor hij duikt. Diertjes die zich vlak onder het wateroppervlak wagen, vangt hij in het voorbijvliegen. Ook weet de behendige jager eendagsvliegen, rondsnorrende libellen in de lucht of spinnen uit hun vangnet te plukken.
Wie ook de eerder verschenen bijdrage over het ijsvogeltje wil raadplegen, kan in het archief de verschijningsdatum 02/03/09 opzoeken.
Bewerking: De Standaard: de Westerschelde en de Hedwigepolders van A tot Z Veerle Beel
Er werd al vaker in verschillende artikels op deze blog verwezen naar de pijnlijke tegenstellingen tussen Vlaanderen en Nederland: Het verdronken land van Saeftinghe (12/08/09) Ecologie en economie verzoenen, een evenwichtsoefening (11/06/09) Nederland wil ontpoldering heroverwegen (06/10/10)
De Westerschelde is het laatste deltawater van Nederland waar sprake is van een open verbinding en een natuurlijke overgang van rivier naar zee.
Waarom moet er worden ontpolderd?
Nergens anders in West-Europa is er nog zon groot estuarium (42.000 ha) met slikken, schorren, planten en ondiep water aanwezig. Het is een leef- en kraamgebied van een heleboel diersoorten, vooral vissen en vogels.
Maar het natuurgebied wordt bedreigd doordat de hoofdgeul almaar dieper is geworden. De Schelde wordt uitgebaggerd tot een diepte van 13.20 m om grote zeeschepen door te laten op weg naar de Antwerpse haven. En hoe dieper de hoofdgeul, hoe sneller de zee landinwaarts stroomt.
Waarom is een brede stroom beter?
Als het water snel landinwaarts stroomt, gaat de natuurlijke dynamiek van het meergeulensysteem verloren. Dan gaan de bestaande slikken en schorren verzanden omdat ze niet meer of onvoldoende bij elk hoogtij overstromen. Als er verzanding optreedt, gaat het woon- en broedgebied van vissen en vogels verloren. Dat zou een ramp zijn voor de rijkdom van dit natuurgebied dat is onderworpen aan de Europese vogel- en habitatrichtlijn.
Wat heeft de Hedwigepolder daarmee te maken?
Vlaanderen en Nederland hebben in 2008 na lang beraad en veel overleg met elkaar en met wetenschappers afgesproken dat ze de rivier een handje zouden helpen door ze meer ruimte te geven.Aan weerszijden van de landsgrens beloofde Nederland 600 ha akkerland van de Hedwigepolder en Vlaanderen minstens 1.100 ha van de Prosperpolder terug aan de rivier te geven.
De voorbereidende werken dijken afbreken en verplaatsen zijn al gestart en Vlaanderen heeft die, volgens afspraak voor eigen rekening genomen.
De terughoudendheid van de Nederlanders blijft voor grote onenigheid en heibel zorgen.
Alternatief voorstel van de Nederlanders: ontpolderen nabij Vlissingen!
Dit is voor Vlaamse natuurdeskundigen geen optie daar de polders ter hoogte van Vlissingen in het zoute gedeelte van de delta liggen, dicht bij de zee.
Ter hoogte van de Hedwige- en Prosperpolder stroomt er al brak water door de Schelde. In dit getijdengebied tussen zout en zoet water leven heel andere vissen en vogels.
Is het alleen een kwestie van natuurbehoud?
Dit deltagebied is een groen pareltje, dat Nederland zelf tot uniek natuurgebied heeft uitgeroepen en ook Europa wat later heeft bekrachtigd. Europa kijkt er dus mee op toe dat Nederland zijn afspraken nakomt.
Het is echter niet alleen een ecologische kwestie. De vlottere doorgang naar de binnenhaven is een Vlaamse wens vanuit economisch oogpunt.
Toch is ook het wetenschappelijk inzicht gegroeid dat een brede deltarivier veiliger is voor de omwonenden. Een smalle diepe rivier leidt namelijk tot meer hoog water en bijgevolg ook tot een groter overstromingsrisico, zelfs in Antwerpen.
In Frankrijk hebben ze het ondervonden met de Seine. Vroeger was dat een brede deltarivier, nu is het haast een enge kanaalrivier geworden en baggert men zich daar arm om de vaargeul bevaarbaar te houden.
Alternatief voorstel van de Nederlanders: de verdieping uitstellen!
Dit suggereerde Karla Peijs, commissaris van de Nederlandse koningin: de rivier dichtgooien!
De natuur zou daar op langere termijn inderdaad mee geholpen zijn maar voor de economische bedrijvigheid in de Antwerpse haven en Vlaanderen zou dat een regelrechte ramp zijn. Een scenario dat doet terugdenken aan de catastrofe die zich in 1585 tijdens de 'Tachtigjarige Oorlog' voordeed: de val van Antwerpen. Als de haven zich niet verder kan ontwikkelen of erger nog stappen moet terug zetten, zou de welvaart in Vlaanderen daar sterk onder lijden.
Wat met de gemaakte afspraak over het doorgangsrecht?
In 2005 werd er een akkoord gesloten dat op 3 principes berustte: de natuurlijke staat van het gebied herstellen, de toegankelijkheid voor schepen verbeteren en de veiligheid van de omwonenden waarborgen.
Al eerder sloten Vlamingen met Nederland akkoorden over een ongehinderde doorgang. Volgens de Nederlanders sloeg dat in de 19de E niet op een baggerrecht, maar op het recht om tolvrij over de Schelde tot in de zee te varen.
De Zeeuwen blijven zich halsstarrig verzetten tegen het teruggeven van akkerland en zien liever dijken dan getijdengebieden. De watersnoodramp van 1953 blijft immers in het geheugen gegrift. Toen begaven de dijken het door een combinatie van storm en springtij en stroomde het zeewater Zeeland binnen, waarbij ruim 1 800 mensen omkwamen.
In meren waar aalscholvers vis vangen, groeit de visstand harder dan in meren zonder aalscholvers, zo beweert althans Ronnie Veldkamp, zelfstandig bioloog die al ruim 20 jaar veldonderzoek pleegt en een aalscholverkolonie volgt.
Hij probeert de rol van de aalscholver in het ecosysteem te ontrafelen. Om er achter te komen wat aalscholvers nu precies eten, heeft hij al meer dan 5 000 braakballen met onverteerbare visresten uitgeplozen. Een aalscholver produceert elke dag een braakbal. Hij braakt zijn maagslijmvlies uit, met daarin verpakt de graatjes, schubben en ander slecht verteerbare resten van de vis. Karperachtige prooiresten zijn op grond van de kauwplaatjes te determineren. Dat zijn een soort aambeeldjes in de vissenkeel, waarop keeltanden zitten die het voedsel vermalen. Door de braakballen met gehoorsteentjes [onderdeel van het evenwichtsorgaan] en kauwplaatjes na te pluizen kan de bioloog nauwkeurig afleiden hoeveel visjes een aalscholver per eetmaal verorbert, om welke soorten vis het gaat en hoe groot ze waren.
Volgens Ronnie Veldkamp is de aalscholver geen visrover, maar net andersom een viskweker.In wateren die door aalscholvers worden bevist, groeit de visstand sneller aan dan in wateren zonder aalscholvers.
Volgens de bioloog dunnen aalscholvers de visstand uit zoals een tuinder zijn groenteplantjes dunt. De overblijvers krijgen dan meer ruimte en dat leidt tot een grotere productie.
Eigenlijk zijn die aalscholvers liever lui dan moe. In het najaar zitten ze soms tot 11 uur s morgens op stok. Daarna gaan ze een uurtje vissen, waarbij ze vaak heel veel kleine [eerstejaars] vissen [visbroed] en rivierkreeftjes vangen.
Om 12 uur zitten ze alweer in hun kolonie te relaxen. Tijdens de broedtijd heeft de aalscholver het gemunt op de middenklasse vis van 15 tot 30 cm. Door op zon manier de visstand uit te dunnen, krijgen de kleinere vissen veel meer overlevingskansen. In april wanneer veel vogels grote jongen hebben, eten aalscholvers gemiddeld 500 g vis per dag, in het najaar gemiddeld de helft.Favoriet zijn blankvoorn, brasem, pos en baars.
De kolonie van honderden aalscholvers kent een strikte hiërarchie. De oudste, meest dominante vogels zitten bovenin op stok.
Ronnie Veldkamp ontdekte dat de aalscholvers niet alleen veel brasems wegvangt, die de bodem omwoelen, maar ook blankvoorns, die schelpdieren eten. Schelpdieren filteren het water schoon. Wegvangen van blankvoorns en andere karperachtigen zou best eens tot een betere waterkwaliteit kunnen leiden. De aalscholver produceert weliswaar een grote hoeveelheid mest, maar dat gaat dan om lozingen op de plek waar hij broedt.
Volgens Ronnie Veldkamp eten aalscholvers weinig commercieel interessante vis, maar in oktober eten ze wel jonge snoekbaars. In het najaar verschuilen de snoekbaarzen zich in dichte drommen op diepere plekken, zoals in oude stroomgeulen, die aalscholvers vaak goed weten te vinden. De snoekbaars krijgt het sowieso moeilijker naarmate het water helderder wordt, want zijn natuurlijke biotoop is troebel water.
Vervolging van de aalscholver zou afgezien van de ethische en juridische aspecten alleen maar averechts werken, zo besluit Ronnie Veldkamp.
De aalscholver wordt zowel aanbeden als verketterd. Je hebt aalscholverliefhebbers bij de vogelvrienden en aalscholverhaters bij de viskwekers en hengelsporters.
Volgens de Zweedse visserijbioloog, ornitholoog en milieubeschermer Christer Olburs ontbreekt in beide rivaliserende kampen de strikt wetenschappelijke benadering van de aalscholverproblematiek.
Christer Olburs uit Stockholm heeft zijn heel professionele carrière in de visserij en aquacultuurbranche gewerkt. Daarnaast is hij een fervent vogelaar en milieuactivist, maar ook een sportvisser en jager.
Onderzoeken die hij vanaf de jaren 90 deed voor de provincie Stockholm op gebied van visserijmanagement, leidden tot een studie naar de rol van de aalscholvers.
In 2008 publiceerde OLburs het eindrapport: The Chinese cormorant, Phalacrocorax carbo sinensis, an alien bird, een niet-inheemse vogel of exoot die ons met een ferm biologisch vraagstuk opzadelt.
Om de aalscholverkwestie correct in te schatten, is het van belang te weten om welke aalscholver het nu eigenlijk gaat. Het overgrote deel van de aalscholvers in uitgestrekte gebieden van Noordwest-Europa valt wel onder de soortnaam Phalacrocorax carbo of de Atlantische grote aalscholver, maar behoort tot de ondersoort Phalacrocorax carbo sinensis of Chinese aalscholver.
De Chinese waterraaf is de grootste bedreiging van de inheemse visfauna in het zoete water en de kustwateren in Europa. Het wrange is dat de Europeanen het probleem ooit zelf hebben binnengehaald.
Immers tijdens de 16de eeuw werden aalscholvers, speciaal getraind voor de visvangst, geïmporteerd vanuit China. Vissen met aalscholvers was toentertijd een aristocratische rage, in Nederland, maar ook in Frankrijk en vooral in Engeland. In de 18de eeuw verwaterde deze sport, om in de 19de eeuw in Engeland nog even kort op te leven.
Volgens Olburs hebben de aalscholverlovers geen idee van de bedreiging die de Chinese aalscholver vormt voor de visstand in kust - en binnenwateren.
Beide aalscholvers zijn opportunistische creaturen die de meest voorkomende en makkelijkst vangbare vissoorten (baars, snoekbaars, paling, snoek, blankvoorn, brasem, putaal, zeeforel, ) bejagen.
Toch is er een heel belangrijk verschil: de Chinese waterraaf foerageert in brak en zoet water, terwijl de grote aalscholver voornamelijk een zeevogels is.
Daardoor bedreigt de invasieve en exotische veelvraat zelfs genetisch en ecologisch de inheemse Atlantische grote aalscholver.
Misschien dienen weloverwogen beheersmaatregelen genomen van tijdelijke aard of beperkt tot duidelijk afgebakende gebieden om de snel aangroeiende aalscholverpopulaties af te remmen en onder controle te houden.
Wie de uitgebreide identiteitskaart van de schollevaar of waterraaf in het archief wil raadplegen, dient terug te gaan naar 04/01/2009
De driehoek Leuven Kortenberg Kampenhout kan je intussen als het groene hart van Midden-Brabant beschouwen.
Het Silsombos ligt centraal in een cluster van beheerde natuurgebieden: de Molenbeekvallei, het Kastanjebos, Rotte Gaten en het Torfbroek. Deze gebieden samen kan je ook wel de groene vallei van Midden-Brabant of de Groene Vallei van de Weesbeek noemen.
Het Silsombos bestrijkt op zijn breedst een gebied van 3 km. Het ligt pal op de grens van twee gemeenten, Kampenhout en Kortenberg en op de grens van twee arrondissementen, Brussel-Halle-Vilvoorde en Leuven.
Korte historiek
Zowat 900 jaar geleden was de drassige bodem van het Silsombos ongeschikt voor bewoning en landbouw. De droge en hoger gelegen gebieden daarentegen, nu beter bekend als Dorenveld en Groot veld, waren met hun vruchtbare grond ideaal voor landbouw. Toch was er ook in de natte en lager gelegen gebieden menselijke activiteit. Dorpsbewoners haalden uit deze drassige zoneshooi en hakhout voor eigen gebruik.
Na de tweede wereldoorlog verdween systematisch de functie van het gebied als leverancier van hooi voor koe en varken en hakhout voor de stoof.
Rond de jaren '70 besliste men de vochtige graslanden met populieren te beplanten.
Al de landschappelijke structuren, de diverse biotopen en de bloemenrijke vegetaties werden vervangen door monotone populierenaanplant met ruigtes van brandnetels en bramen.
Begin jaren '90 ondernamen enkele pioniers beschermacties in de hoop het gebied, het landschap en de biodiversiteit ooit weer in volle glorie te herstellen.
In januari 1997 werd een dossier met beheerplan ingediend om het gebied te laten erkennen als natuurreservaat.
In augustus 2001 startten de eerste grote inrichtingswerken; 12 ha populierenaanplant werd omgevormd tot een mozaïek van moerassige en soortenrijke graslanden en bosschages (bosjes struikgewassen).
In de winter van 2008 nam een nieuw conservatorduo de uitbouw van dat breed beheerplan voor haar rekening.
De monotone populierenplantages maakten plaats voor het gevarieerde landschap van weleer: structuurrijke schrale graslanden, natuurlijke bossen en open moeras.
In het voorjaar zorgen duizenden bloemen voor een kleurrijk schouwspel in het Silsombos.
In de bodem zit opgeloste kalk afkomstig uit de onderliggende aardlagen in het opwellend grondwater, wat maakt dat het natuurbeheer onmiddellijk resultaten oplevert.
Toegankelijk voor iedereen
Om van al dat moois te genieten werd de voorbije 2 jaar gewerkt aan een ambitieus openstellingplan. Dit jaar werden 2 bewegwijzerde paden gecreëerd met 2 hoofdstartplaatsen voorzien van een startbord met het wandeltracé: één aan de kerk van Kwerps en één aan de kerk van Nederokkerzeel. In het gebied is eveneens een kijkwand geplaatst waar je vogels kan observeren zonder ze te verstoren. Om de natste delen die er nu wel erg droog bij liggen van het gebied te overbruggen en beter toegankelijk te maken voor iedereen is er een plankenpad van 800 m aangelegd. Onderstaande illustraties tonen een bosorchis, een weidebeekjuffer, een zeggekorfslak en een sprinkhaanzanger.
Wie al een voorsmaakje van de Walk for Nature en meer info wenst met als blikvanger een knappe reportage van ROB-TV, kan onderstaande weblink aanklikken.
Vogels die zingen doen dit vooral om hun territorium te markeren en een vrouwtje te lokken. Roodborstjes zingen het hardst, langst en indringendst in de lente als ze op zoek zijn naar een partner. Het gezang in de vroege ochtend heeft meestal te maken met de afbakening van het leefgebied. Anders dan de meeste van onze vogels zingen roodborstjes bijna het hele jaar door. Als ze in de nazomer in de rui zijn, worden ze duidelijker stiller. De zachte en melancholisch herfstzang gebracht door zowel jonge als volwassen vogels van beide geslachten geeft het winterterritorium aan. Mannetjes beginnen vaak al in februari met hun feestelijker klinkend voorjaarslied.
Er wordt van april tot juli gebroed, maar vaak proberen roodborstjes al in februari te nestelen. Zodra het wijfje haar 5 tot 7 witte eieren met roestbruine vlekken heeft gelegd, blijft ze 11 tot 14 dagen op het nest zitten: doordat enkel haar bruine rug te zien is, blijft het legsel met een prima schutkleur uit het zicht.
Gedurende deze tijd wordt zij door het mannetje gevoerd, soms wel 3 keer per uur. Ook om de eerste drie weken de jongen te verzorgen worden de taken onder beide ouders mooi verdeeld. Daarna kunnen de jongen vliegen en zijn ze op zichzelf aangewezen. Bijna ¾ van alle jonge roodborstjes sterven voordat ze één jaar zijn. Ze vallen ten prooi aan roofdieren of sterven omdat ze niet voor zichzelf kunnen zorgen.
De roodborst is helemaal geen vriendelijk ramentikkertje; hij is zelfs erg onverdraagzaam.
Hij palmt een gebied in van 6 000 tot 8 000 m² en dat terwijl hij zon groot territorium niet eens nodig heeft. Er is vastgesteld dat territoriumgevechten tussen twee mannetjes er zeer fel aan toe gaan.
Op het ogenblik dat het mannetje een rivaal in zijn gebied bemerkt, fungeert de oranjerode borst als een signaal om angst in te boezemen.
Zelfs als men een mannetje een lapje oranje stof voorhoudt, wordt het al enorm agressief.
Hij wipt naar de bedreiger, plaatst zich demonstratief voor hem, zet zijn borst uit, schudt zijn lichaam heen en weer en stormt tenslotte al pikkend naar zijn belager; 10% van de oudere vogels gaan dood bij het verdedigen van hun leefgebied.
Als je in het archief teruggaat tot 03/12/07 dan kan je de identiteitskaart van de roodborst vervolledigen!
Een reigerjong moet wel veel van het leven houden om uit het ei te kruipen. Het ziet eruit als een punker, lijkt al meteen op apegapen te liggen en als de peuter groter wordt, moet hij het opnemen tegen de kou, hebberige nestgenoten en boze buurmannen.
Als een kletsnat vodje ligt het jonge punkertje in het nest, nadat het zich uit de eierschaal heeft geworsteld. Enkele uren later is het droog en lijkt het stakkertje op een donsbal met een punkerkuif.
Wanneer je één van de ouders voorover gebogen ziet staan met kop en snavel verdwenen in de nestkom dan mag je aannemen dat een pasgeboren jong wordt gevoederd. Een paar uur na de geboorte wordt namelijk de eerste maaltijd verstrekt. Dat moet erg langzaam en voorzichtig gebeuren; minutenlang staat de oudervogel in die gebogen houding terwijl hij of zij heel geleidelijk voedsel uitbraakt en dit zo dicht mogelijk tegen de snavel van het jong brengt. De peuter is nog erg zwak en zijn slappe halsje is amper in staat zijn kopje op te tillen. Het lijkt wel of het nog gedeeltelijk natte scharminkel op sterven na dood is.
Wanneer de broedperiode in een reigerkolonie op gang is gekomen, weerklinkt er één en al rumoer. Op sommige nesten wordt nog op de eieren gebroed, in andere liggen pasgeboren jongen of jongen van een paar dagen tot een week oud. In weer andere nesten krakelen opgeschoten lummels, die ongeduldig de komst van vader of moeder afwachten. Alle stadia van deze periode spelen zich af in een luidruchtig reigerconcert. Maar na een overvloedige maaltijd valt het nest stil; de jongen hebben zich letterlijk suf gevreten.
Het uiterlijk van een reigerjong verandert in snel tempo; al na een week steken de eerste pennen uit hals, rug en vleugels en onze punker komt overeind en gaat op zijn voeten zitten.
Tussen de 2de en de 3de week wordt de kleine reiger in een nest met meer jongen steeds zelfbewuster en strijdvaardiger tegenover zijn zusjes en broertjes.
Die strijdvaardige attitude is echter noodzakelijk, want juist in deze periode wordt de behoefte aan voedsel met de dag groter en neemt de concurrentie in het nest sterk toe. Ook hebben de jongen meer ruimte nodig. Ze klapperen dapper met de vleugeltjes maar zijn tegelijkertijd erg kwetsbaar. Het donzige verenkleed kan de warmteregulering van het lichaam nog niet in de juiste balans brengen. De oudervogels weten dit instinctief en blijven om beurt op het nest om hun kroost te beschutten en ook te bebroeden.
Bij aanhoudend slecht weer met veel regen, wind en lage temperaturen kan er grote sterfte onder het reigervolkje optreden. Ook het jagen van de ouders wordt dan bemoeilijkt, waardoor minder voedsel kan worden opgebraakt. De kleintjes gaan kleumen, verzwakken, worden suf en kwijnen weg.
Behalve aanhoudend slecht weer bedreigt de jongen nog een ander gevaar: de ongepaarde mannetjes. Om huns kans op het vinden van een partner te vergroten, moeten ze een nest hebben. Als alle nesten bezet zijn, aarzelen ze niet om geweld te plegen. Zolang de ouders samen of om beurten bij hun kroost waken, zal de jongen niets overkomen. Maar na 3 tot 4 weken, blijven de ouders samen geregeld geruime tijd weg en blijven de kleine reigers onbeschermd achter. Dan nemen de ongepaarde mannetjes hun kans door omzichtig een nest met jongen te benaderen en te bedreigen. De jongen dreigen zelfverzekerd en moedig terug, alsof ze schermles hebben gevolgd. Toch zijn ze nog niet krachtig genoeg om zich met succes te verweren. Als niet één van de ouders tijdig terugkeert, volgt er een regelrechte slachtpartij, waarbij de belager echt op de kleintjes inhakt. Een dergelijk drama is beslist geen regel in de kolonie, maar het gebeurt zo nu en dan wel. Vaak vertoeven de ouders in de buurt, waardoor zij via het geschreeuw van hun jongen worden gewaarschuwd.
Als zon heerschap een week later tot de aanval overgaat, zijn de jongen meestal mans genoeg om zelf de indringer af te schrikken.
Maar ondertussen vormen ze ook een gevaar voor elkaar. Bij voedselgebrek delen ze elkaar houwen uit. Ze zijn inmiddels ook beweeglijker geworden en rommelen door en over elkaar en slaan hun vleugels uit. Zolang het tot vechtpartijen beperkt blijft, valt de schade mee.
Een valpartij overleven ze echter niet. Wordt er eentje over de nestrand gekieperd dan kan het zijn val niet met de vleugels afremmen. Het kwakt tegen de takken aan, breekt zijn botten en blijft jammerlijk ergens hangen of stort neer op de grond.
Bij de overlevenden boven in de bomen ontwikkelen de vleugels zich snel en groeien krachtig uit. In de laatste weken ishet oefenen van de vliegspieren de voornaamste bezigheid. Om de 6 à 8 uur komt één van de ouders een flinke portie voedsel afleveren. Dan breekt de hel los! Hele vissen worden verzwolgen, maar steekt bij de één nog net een staartje uit de snavel, dan trekt de ander de vis er als de bliksem weer uit. Dat agressief geruk maakt de ouders een beetje schichtig, daar de krachtige jongen uit ongeduld in staat zijn de snavel van pa of ma te pakken en deze in het nest te trekken voor het opwekken van de braakreflex, maar hierbij de ogen kunnen raken.
Na een 6-tal weken kunnen de jonge reigers in principe vliegen, al beseffen de meesten dat nog niet. Door minder voedsel te brengen, stimuleren de ouders de hongerige jongen tot uitvliegen. Dan volgt de eerste schuchtere poging, niet langer dan een paar honderd meter, zwabberend door de lucht, moeizaam landend, soms hangend in een boom als een verwaaide vlag. Nog zeker 2 tot 3 weken worden ze af en toe gevoerd, maar ze proberen ook te profiteren van voederbeurten op andere nesten. Een riskante periode breekt aan wanneer ze zelfstandig in eigen voedsel moeten voorzien.
Tot 70% van de jonge reigers haalt het eerste levensjaar niet, vooral wanneer in de herfst de temperatuur van het water gaat dalen en de vis moeilijk bereikbaar wordt.
De blauwe reiger is een algemene rechtopstaande blauwgrijze vogel van oevers, die vaak bewegingloos met ingetrokken hals langs ondiep water staat of uitgestrekt als hij actief aan het vissen is. Hij brengt ook veel tijd door in nabijgelegen akkers en bomen.
Vergeleken bij de schuwe purperreiger en roerdomp is de blauwe reiger veel beter in staat te overleven in een stedelijke omgeving met stadsparken of in de buurt van tuinvijvers, waaruit hij de siervissen kan meegraaien.
Kenmerkend aan het verenkleed zijn de lange zwarte koppluimen en het wit gezicht. De nek vertoont een licht roze beige zweem. Op de rug vallen de zilvergrijze pluimen op.
De blauwe reiger haalt een lichaamslengte die wisselt van 90 tot 100 cm, een spanwijdte die varieert van 175 tot 195 cm en een gewicht dat schommelt tussen 1 en 2.3 kg.
De blauwe reiger foerageert door geduldig stil te staan langs de waterkant of door langzaam te waden in ondiep water uitkijkend naar prooi. Hij jaagt op vis [voorns in rietvelden, forellen in stromend water, maar ook op stekelbaarsjes, paling, baars en snoek], slangen, kikkers, rivierkreeften, slakken, wormen, grote kevers, kleine zoogdieren en vogels die hij met een plotse uitval met zijn dolkachtige snavel weet te verschalken.
De directe vlucht met ingetrokken kop en uitgestrekte poten, is stabiel, haast log met regelmatige slagen van de brede en diep gewelfde vleugels. Tijdens de balts is in de vlucht de meest gehoorde roep een krachtige fraaank.
De blauwe reiger heeft nog een bredere waaier lokroepen en op het nest maakt hij een luid mechanisch lawaai met zijn klepperende snavel.
De nesten bevinden zich in de toppen van bomen of van struiken als er geen hoge bomen beschikbaar zijn. Ze zijn gemaakt van dikke takken en stengels, die jaren achtereen worden herbruikt, waardoor enorme platformen ontstaan.
De 4 tot 5 eieren worden vroeg in het jaar gelegd; vanaf maart komen ze na 25 tot 26 dagen uit; de jongen blijven 50 dagen in het nest.
Over iedere reiger en zijn dagelijkse activiteitenpatroon kan een apart verhaal worden verteld.
Een blauwe reiger beweegt zich tijdens het broedseizoen tussen de kolonie, foerageergronden en één of meerdere roesten of gemeenschappelijke rustplaatsen. In de winter pendelen ze tussen de roesten en de voedselgronden.
Naast de actieve broedzorg ziet men in de kolonie vogels die poetsen, slapen of rusten. Uit observatiegegevens blijkt dat er op de roest vooral wordt gerust [3/5], geslapen [1/5] en gepoetst [1/5].
Heel merkwaardig is dat reigers overdag altijd op de grond rusten in een wei of langs een rivier.
s Nachts slapen ze in bomen, waarschijnlijk als beveiliging tegen eventuele roofdieren.
Een precies dagritme valt moeilijk af te bakenen, maar algemeen genomen speelt de grootste bedrijvigheid zich af tijdens de schemerperioden.
Wie de eerder verschenen identiteitskaart van de blauwe reiger wenst te raadplegen, kan in het archief teruggaan tot 01/11/08 en wie een kort filmpje wil bekijken, kan onderstaande weblink activeren.
Dit korte afstandtrekkertje met overwinteringgebieden in Zuid-Frankrijk, Spanje en noordelijk Afrika heeft een kleine gedrongen gestalte net als het roodborstje.
De roodborsttapuit is vaak boven in struiken of op hoge uitkijkposten in het open veld te zien.
Heidelandschappen, hoogvenen met moerassen en stukken grasland met struweelopslag, vaak hoog opschietende kruiden, braam- en doornstruiken boven kustrotsen zijn ideaal voor hem.
Toch treft men hem ook al eens vaker aan in kleinschalige cultuurgebiedjes met heggen, greppels, ruige wegbermen, zelfs op spoordijken.
Tijdens de winter vliegt hij naar de kust om te ontsnappen aan de kou en na zware winters kunnen landinwaarts wel eens hele broedpopulaties tegelijk verdwijnen.
Trekkende Siberische roodborsttapuiten lijken erg op bleke paapjes, maar residente roodborsttapuiten zijn duidelijk te onderscheiden.
Het 12.5 cm kleine vogeltje met een spanwijdte die varieert van 18 tot 21 cm en een lichaamsgewicht dat schommelt tussen 14 en 17 g, heeft een bruine zwartgestreepte rug, een gitzwarte kop en keel met een witte vlek opzij in de hals, een roest- tot roodbruine borst en blekere buik, een korte vrijwel zwarte staart en dunne zwarte pootjes.
In de vlucht zie je een V-vormige tekening gevormd door de bleke stuit en de markante witte schoudervelden.
Als hij een indringer van op een hoge uitkijkpost in zijn territorium opmerkt, laat hij zijn schor klinkende en scheldende alarmroep horen.
Soms in de lage, snelle, directe vlucht op zoek naar een geschikt uitsteeksel maakt hij een twitterend lied met kwetterende en schrapende tonen dat minder muzikaal klinkt dan dat van het paapje.
Roodborsttapuiten speuren de omgeving af vanuit een waarnemingspost. Glijdend naar de grond vanaf die open zitplaats pikt de roodborsttapuit insecten op, soms na een korte achtervolging om dan de buit, zittend op een takje, op te peuzelen. Ook sommige zaden, larven, wormen en spinnen staan op de spijskaart.
Zelf staat de roodborsttapuit op het menu van torenvalk, sperwer, bruine kiekendief en buizerd.
Mannetjes zingen vanaf open zangposten op weipalen, toppen van bomen en struiken of tijdens een golvende biddende zangvlucht. Ze spreiden hun dekveren om de grote witgekleurde velden in hun verenpak te onthullen. De zang is een rommelige riedel.
Het goed verborgen nest is een holletje in een dichte graspol net boven de grond, gevoerd met mos, haren en veertjes, doorgaans bereikbaar via een toegangstunnel. Tijdens de periode mei juli zijn er twee legsels van 5 tot 6 eieren, die na 13 tot 14 dagen uitkomen.
Dat iedere vogeltje zingt zoals het gebekt is, kan je met deze weblink horen!
Een groot deel van de bizarre baltsbewegingen komt voort uit het alledaagse vogelgedrag zoals het poetsen van het verenpak of het vliegen. Dat de bewegingen zo vreemd lijken, komt doordat ze uit hun verband zijn gelicht of sterk worden overdreven. Vaak ook worden ze tijdens de balts met heel andere handelingen gecombineerd.
Om verwarring bij de hofmakerij te voorkomen worden de onderlinge plichtplegingen altijd volgens hetzelfde patroon afgehandeld.
De gezamenlijke balts van mannetje en vrouwtje heeft veel weg van een ballet vol pas de deux en pirouettes. In beide gevallen volgen de verschillende gedragingen elkaar immers netjes in volgorde op.
Maar terwijl twee choreografen dezelfde basisbewegingen in verschillende volgorde op dezelfde muziek kunnen rangschikken, kent de balts van dieren die vrije uitvoering niet.
Elke schakel in de gedragsketen dient in de balts als onontbeerlijke prikkel voor de volgende, die alleen aan bod komt als de voorgaande correct is afgewerkt.
Bij de hoogst verfijnde balts van een dier zoals de fuut stort het hele gebeuren in elkaar als er een onderdeel ontbreekt of ook maar voortijdig wordt afgebroken. Zon voorwaarde mag een nadeel lijken, maar is juist een garantie voor succes. Net zoals een wachtwoord tegen ondermijnende infiltraties beschermt, voorkomt de voorgeschreven baltsgedragketen dat een dier per ongeluk met een vreemde soort paart.
Vanwege de strenge baltsregels moeten de soorten over een middel beschikken om de reeks prikkels van hun eigen gedragsketen van alle andere te onderscheiden, hoe sterk ze ook op elkaar lijken. Het baltsgedrag mag op een waarnemer nog zo ingewikkeld overkomen, toch zijn de verbindende sleutelprikkels altijd eenvoudig. Zodra een dier ziet dat een gedragssleutel [bv een hoofdknik] correct wordt aangereikt, komt reflexmatig een mechanisme op gang dat toegang tot het volgende onderdeel van het ritueel geeft.
De fuut leeft monogaam. Voordat hij nestelt, moet er een sterke band tussen het paar worden gevormd. Om te beginnen maakt het mannetje de vrouwtjes met opgezette kuif en oorpluimen op zijn aanwezigheid attent. Zijn partner benadert hij in kattenhouding: met gekromde hals spreidt hij de vleugels om de witte tekening te laten zien. Vervolgens knikken de vogels met ver omhoog en omlaag wijzende snavelpunten naar elkaar.
Het kopknikken mondt vaak uit in de pinguïndans. Beide partners duiken dan naar de bodem, pikken een stukje plant in de snavel en duiken recht tegenover elkaar op. Dit is een rituele vorm van voeren. Maar het gebeurt ook dat een van de twee zich na het kopknikken terugtrekt. Deze komt echter al gauw terug in kattenhouding. Nadat de vogels het geheel enkele keren hebben herhaald, gaan ze een nest bouwen.
Het laatste stadium, de paringsceremonie begint wanneer het nest klaar is. Het mannetje gaat op een speciaal daartoe vervaardigd platform bij het nest staan en lokt het vrouwtje met kopbewegingen. Ze komt bij hem en laat haar kop met platgedrukte kuif hangen.
Het mannetje blijft in vol ornaat, met kuif en oorpluimen opgericht. De paring wordt onder veel geroep en vleugelgeklap van het mannetje voltrokken.
Evenals de tureluur is de grutto van oorsprong geen weidevogel, maar een bewoner van hoogvenen en open moerassen die zich wonderwel aan de omstandigheden heeft aangepast.
Gruttos zijn de ambassadeurs van het polderlandschap. Doordat de vogel en zijn eieren vroeger als een lekkernij werden beschouwd, zijn ze in het verleden zwaar bejaagd, waardoor in Engeland de soort geheel verdween.
De winter wordt doorgebracht in West-Afrikaanse riviermondingen, die meestal smal zijn en ingesloten door rijke modderoevers, alsook in moerassige gebieden of rijstvelden.
Gruttos halen een lichaamslengte van 36 tot 44 cm; de spanwijdte varieert tussen 62 en 70 cm en het gewicht schommelt tussen 280 en 500 g.
De bovenzijde van het verenpak is grijsbruin met zwarte vlekken; de buik is lichter van kleur en voorzien van donkere flankstrepen; de kop, hals en borst van het zomerkleed zijn roestbruin.
De vleugels vertonen een brede witte vleugelbaan en de staart heeft een zwarte eindband.
De lange rechte gele snavel, welke in de zwarte punt een grote bundeling van zenuwen bezit, is een ultragevoelig eetinstrument. Met de opmerkelijk lange steltpoten is de grutto één van de fraaiste en elegantste weidevogels.
In IJsland bezetten gruttos enorme gebieden van moerassig hoogveen, drogere pollen en vochtige weilanden. Elders gebruiken ze hoogvenen en zelfs heidevelden, maar de meeste gruttos broeden bij voorkeur op natte en vochtige kruidenrijke veenweidegebieden met een hoge grondwaterstand, vaak in de buurt van andere weidevogels zoals de tureluur, de watersnip en de kievit.
Doorgaans zoeken ze staand tot de buik in het water naar voedsel. Volwassen vogels eten emelten, slakken, kreeftachtigen en grote aantallen regenwormen, die de mannetjes aan hun roestrode kleur helpen. Jonge vogels jagen in lang gras op insecten, zoals langpootmuggen.
De door alle weidevogels gevreesde vijand is de wezel. Wordt er door één vogel een indringer opgemerkt, dan bundelen alle vogels de krachten en openen een felle tegenaanval die meestal succes heeft. Op de grond heeft de grutto de neiging met zijn snavel verticaal te foerageren en dicht bij zijn tenen in de grond te peuren. Hij vindt zijn prooi op zicht en gevoel, waarbij hij met zijn lange, uiterst gevoelige snavel peurt in het water en in de zachte modder. De vogel boort verticaal en behoorlijk heftig met plotselinge, snelle diepe steken zodra hij een prooi heeft ontdekt. De worm of mossel wordt dan opgehaald en meteen doorgeslikt.
De baltsvluchten van het mannetje zijn gevarieerd, met stijgende en dalende vluchten en vaak maakt hij halve kunstige pirouettes op een zijde voordat hij een duik steil naar de grond toe inzet. Tijdens deze vluchten zijn de witte vleugelbanen goed te zien en ook het sterke contrast tussen de witte ondervleugels en de donkere buik. In de vlucht steken de poten ver voorbij de staart.
Het onopvallend nest van grashalmen en stengels is een kuiltje tussen lange vegetatie, bij voorkeur in de nabijheid van ruigere delen in het veld. Meestal worden 4 lichtgroene eieren gelegd, die door beide ouders in ca 3 weken worden uitgebroed. Na een maand vliegen de jongen uit.
Elk jaar is deze prachtige maar bedreigde vogel te vinden in onze weilanden
De rotsduif, stamvader van de gedomesticeerde duivenrassen
De mens heeft zich eeuwenlang ingespannen om het aantal varianten door middel van kunstmatige selectie te vergroten. Steeds fokte men verder met bepaalde eigenschappen.
Zo is de postduif een prima vlieger met een fenomenaal uithoudingsvermogen; de tuimelaar heeft de zigzagvlucht en saltos tot een ware kunst verheven.
Duiven pikken graag al eens een korreltje zout mee. Er moet een verband bestaan met de liefhebberij die rotsduiven hebben in het bewonen van woeste kusten en bergachtige gebieden aan zee. Als je langs de kusten van Ierland of Schotland vaart, doet het nogal vreemd aan om tussen het krijsend meeuwenvolk ineens doodgewone duiven te zien vliegen. Toch horen ze hier wel degelijk thuis, net als in de landen rondom de Middellandse Zee, Noord- Afrika, Oost-Europa en meer naar het oosten toe in grote delen van Azië en het Midden-Oosten. Het is een ware bewoner van rotsrichels aan zee, maar ook van spelonken in het binnenland op plaatsen waar veel boomloos terrein is om voedsel te zoeken.
De rotsduif haalt een lichaamslengte die varieert tussen 31 en 34 cm; haalt een spanwijdte die wisselt tussen 63 en 70 cm en bereikt een gewicht dat schommelt tussen 250 en 350 g.
Het verenpak is hoofdzakelijk helder blauwgrijs met een groene en paarse metaalglans op de hals. Verder heeft de duif een witte stuit en twee zwarte vleugelbanen. De snavel is slank en vertoont een kleine witte vlezige washuid. De ogen zijn oranjerood.
Ornithologen vermoeden dat de oorspronkelijke woonplaats van de rotsduif de half-woestijn is geweest. Dit vanwege het feit dat de rotsduif zelden nestelt in een boom.
De rotsduif zoekt zijn eten vooral in de open velden met weinig plantengroei en voedt zich hoofdzakelijk met alle mogelijke plantenzaden, groenvoer zoals scheuten, knoppen en zachte bladeren van kruiden. Een regenworm of slak gaat er af en toe ook wel in.
De rotsduif is een prima vlieger die grote afstanden kan overbruggen.
De twee eitjes broeden doffer en duif om de beurt uit in een nestje van grashalmen, plantenwortels, zeewier of twijgjes in rotsspleten, die 16 tot 18 dagen later uitkomen. Daar is hun kroost veilig voor de havik en de slechtvalk. Bij luchtaanvallen trachten de rotsduiven aan de aanslag te ontsnappen via onvoorspelbare zigzagvluchten.
Dit weekend werden opnieuw in heel Vlaanderen massaal houtduiven geschoten
De initiatiefnemers van deze georganiseerde jachtpartij hopen hiermee de populatie van houtduiven in de hand te houden om zo de schade die ze aanbrengen aan groenten, fruit en granen te kunnen beperken.
Vogelbescherming Vlaanderen is van mening dat het massale afschot van houtduiven geen enkele invloed heeft op de broedvogelpopulatie in Vlaanderen en dus ook niet op het beschermen van land- en tuinbouwgewassen tegen vraatschade later op het jaar. Het grote aantal houtduiven in het (landbouw)landschap in Vlaanderen is overigens door de landbouw zelf veroorzaakt via een overaanbod aan oogstresten van maïs.
Eerder verschenen artikels over de tortelduif en de houtduif, verschenen respectievelijk op 14/04/08 en 17/01/09.
Onderstaande weblink sleurt je mee op reis met wedstrijdduiven
Wat is er toch aan de hand met de Huismus? Dit alom gekende vogeltje dat sinds jaar en dag aanwezig is in de omgeving van de mens, blijkt stilaan minder en minder in ons straatbeeld voor te komen. Vogelbescherming Vlaanderen en de Universiteit van Gent zoeken uit of deze trend blijft voortduren en hoe we het tij kunnen keren. Ontdek hoe jij ons kunt helpen door alleen maar te luisteren of je Huismussen hoort tsjilpen of niet! Verspreid over de verschillende provincies worden infoavonden georganiseerd. De infoavonden starten telkens om20:00 uuren zijn rond22:00 uurafgelopen. Voor meer informatie over onze initiatieven ter bescherming van de Huismus, bezoek onze specialemussenwebsite.
Provincie Oost-Vlaanderen: Maandag 14 februari 2011 Bezoekerscentrum Molsbroek, Molsbergenstraat 1, 9160 Lokeren
ProvincieVlaams-Brabant: Dinsdag 15 februari 2011 Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren Malderen, Boeksheide 51, 1840 Malderen
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.