Ik ben , en gebruik soms ook wel de schuilnaam E.D..
Ik ben een man en woon in Frankfurt (Deutschland) en mijn beroep is Een voorbeeld zijn.
Ik ben geboren op 01/01/1988 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Provoceren, intrigeren, samenzweren, ambeteren..
Zwart haar neemt vrede weg! Uit het oord beneden. Wat kan baten, als 'k niet kan laten, u aan te staren, zonder wenken zonder je me kan verdenken? Zo geschiedt de minnelust, ontdaan van alle geesterust. Ik, onnozele zielepoot, die z'n tijd zielig verkloot, met denken, wensen, hopen zal je steeds ontlopen. Zo blijf ik eenzaam, niet zeldzaam, achter 'n raam, waar 'k aanschouw, hoe anderen u vervoeren Beroeren Ontvoeren Hoort! De Lolovogel roept "Heio! Die heeft hij u afgesnoept! Wat richt gij er tegen uit? Wie vraagt gij nog uit?" Ach nu! Ik ben geen vent die 't versieren deftig kent. Ik verwijf -niet het lijf- doch de status van grijze heggemus wordt de mijne. Zo wegkwijnen drijft 'n man naar 't koord daar hij niet op aard behoort. Zo triest Die mij kiest heeft toch iets goed. Hij draagt 'n hoed is deftig seksueel heftig elegant -niet charmant- doch galant.
Hau ab! Es reicht! U gedicht is weêrom verslapt. Verdammt! Ertappt! De concentratie vliedt. De wanhoop geschiedt. Tot het dodenlied weerklinkt en de nacht zich biedt. Dood Verrot Vermolmd Ontbeend Van vlees en bloed gespeend. Zo is het wonder: allen kunnen zonder. Niemand mist de knul, sociaal stuk onbenul!
Lolo, Froufrou, bekoorlijke schepsels: mag ik uw benen bepotelen en een suikerstok voorschotelen?
Lolo, Froufrou, bekoorlijke schepsels: mag ik uw halzen strelen en extra vochtigheid bedelen?
Twee knapen voelen hun harten bonzen bij 't aanschouwen van hun kloeke borstkassen, armen en schouderhoeken. Het zij alsof zij in levenslange spiegels zichzelf zien pronken, zelfs vereren om de gespierde spanning hunner kleren.
Trekt Can zijn wasbord bijeen, spant Amar zijn boomstronkdikke biceps op, dan stijgt de begeestering naar hun kop. Maar zien stelt hen niet tevree, zoveel bekoorlijks tenteert aan te raken. Is helaas toch voor macho's taboe, al worden zij die curiositeit nooit moe.
Wat gedaan?
Can zou geerne de hand reiken naar Amars forse porstpezen mocht het niet zo verdacht wezen of zoveel argwaan verwekken over hun seksuele preferenties Ach! Zulke man-ego-excellenties hebben het nooit klaar en simpel.
Hoe trekt de ontwetendheid intern! Hoe verrukt Can Amars zinnen als hij douchenat blinkt zoals tinnen theeservies, vers uit de wasmachine? Hoe verzeilt de minneverteerde Can in Amars zinneverblindende ban? Konden ze maar even strelen!
Mannelijke tragedies zijn d'heetste ...althans voor wie ze doorstond en tijdig stopte die brandende lont met koud water, afscheid of rede. Zoniet gaven ze even toe aan zonde en deden elkaar hunner liefde konde voor een aanraking zonder slot.
Want...ze verzeilden in Satans slot: de helle waar vrouwen ophielden een rol te spelen en niet langer bezielden. Het is gewis erg klaar: Can en Amar zijn heden vriend, maar hebben heimelijk op meer gezind: Van vriend vro tot minnaar.
Amar spendeert ganse stonden in Cans vrouwengevuld liefdesnest. Daar toont hij zich op z'n best: Amar, de ijdele haarkrultangbezitter aan Can, de worstelende Turk in een beslist ravissante jurk van maatschappijcontrole ontbonden.
Daarna gebeurt iets of niets. Dat kan ik u met beste wil niet verklappen, al circuleren reeds vieze grappen. Zo één kan 'k u wel ontbloten: "Hoe vinden Can en Amar steeds lustig plezier? Eén staat op twee poten, den anderen op vier." 't Is ranzig, maar 't zijn dan ook idioten.
Welaan! Wie had dat verwacht? Ik kon ineens een Duits dicht schrijven! Met dank aan Jan.
Kampmann, Quelle des Wissens Ursache aller Dissens! Du bist höchster Gott, macht Wint'hager zum Schrott. Und dein Mikrofon, schmückt dich, O Gottessohn wie Döner die Imbissstube oder ein Leich die kalte Grube.
Aber, dein Feind!
Nemitz, Fritz des Husarensitz' war getroffen wie vom Blitz als er Weiand sah! Er trat frech zu nah und hat sie vernascht -mit Charisma überrascht.
Aus seinem Haus kommt sie nie wieder 'raus. Dorthin hat er sie geschickt und richtig geil gef****.
Naja, ich erzähl so ranzig denn er ist noch zwanzig, dieser Barbarischen Herzendieb mit ungeheuerlich potenten Geschlechtstrieb der immer so heiβ brennt, doch keine Liebe mehr kennt.
Du hast verloren, Kampmann! und wirst nicht mehr bohren, suche also ein neues Weib für dein altes Leib.
Vergiss den alten Neid schwör 'nen neuen Eid:
"Ich allergnädigster Kampmann, Herrscher der Wissensuchenden, Ich töte alle Untugenden, tue sie in Acht und Bann.
Ich, Kampmann, KAMPMANN! Geiler Typ! Ich bin die Universität, der Staat ...oder zumindest die Vorlesung. Ich, Kampmann, KAMPMANN! Geiler Typ! Ich bin Verwandter zweiten Grad' ...oder zumindest Bastardjung des Hauses Habsburg ...oder Ludwigs XIV Hüpfburg.
Gib mir deine Pracht! Leopold! Franz! Maximilian! Dann werde ich nicht mehr ausgelacht Erfüllt also meinen Gröβenwahn!
Chor: Kampmann ist groβ, Kampmann ist klein, Seine Gedanken sind unrein. Gloria! Gloria!
Gib mir die Groβherzogwürde! Ich will werden Kurfürst und Kaiser so nehm' ich kräftig alle Liebeshürden, werde geleckt wie ein süβes Baiser.
Chor: Kampmann ist groβ, Kampmann ist klein, Seine Gedanken sind unrein. Gloria! Gloria!
Neen, neen. Zo gaat dat niet verder. Ik ben in het algemeen niet tevreden over de laatste producten van mijn schrijven. Hier breekt de tijd aan om te herbronnen en nieuwe pennevloed te vinden.
Oefen dus even geduld.
E.D.
PS Ogenschijnlijk bevonden er zich enkele merkwaardige woorden in de laatste dicht. Mijn spellingscorrector valt daarvoor te verwijten. De prolurk veranderde het woord "Mane" heimelijk in "Maande", bijvoorbeeld. Excuses graag.
Vijftien sokken, achtentwintig broeken -niet van 't lange typ maar veeleer 'n intieme slip- bedekken één kamer in alle hoeken willen de blik verdwazen en occasioneel bezoek stank toeblazen uit gefermenteerde schimmelkoeken.
Die Hartmut, Mocht God orde en tucht ordonneren, of hem van dit kot weren!
Immer waar hij toestoof verkrommelt de lentefrisse hygiëne en ging de structuur henen Waarheen? Eenieder die 't snoof sumpte bij 't rijmpje dat opwalmde: "Wie voor 't poetsen pardonneerde en talmde vindt gauw kakkerlakken in z'n alkoof".
Die Hartmut, Mocht God orde en tucht ordonneren, of hem van dit kot weren!
Aan 666 herkent men Antichrist -zo men Christus liefkoost en diens heilige boek uitploos- Aan lijfaroma van hondskervel bepist, kunt gij Hartmut snuiven zoals de valk de schrale straatduiven ruikt, maar liever mist.
Die Hartmut, Mocht God orde en tucht ordonneren, of hem van dit kot weren!
De mens wikt, het lot beschikt zo bengelt op mijn lavendelgewassen koonen geen traan, doch wilt witte woede zich tonen opdat 't halfgeschoren mensenspecie schrikt opschrikt, ontwaakt, verbleekt, ontdekt hoe 'em zoetjesaan Antrax kweekt en den dop op een fles javel loswrikt.
Die Hartmut, Mocht God orde en tucht ordonneren, of hem van dit kot weren!
Er moet wat verhuisd worden, dus kan ik m'n gedichten niet afwerken. Ter furnissement van jullie genoegen, heb ik snel iets bijeen geschreven.
1) PUA Praat, tettert, lult! Instrueert mij in versieren Klaart de tijd dier van m'n boele verhuld!
2) Zwarte Maria Kromme neus, stekkenpoten; Waarom zie 'k u graag? Gij geeft nooit wat 'k u vraag! Toch bibberen m'n kloten; Voor u, zwartharige heks en begeren bandeloze seks!
De junghelin sprak: "Schon junkfrau fin" wiltu min vründinken sin? ik ghive dir de trüwe min und neme dik to wive. Heio! Und neme dik to wive.
De junkfrau sprak "schon junghelin" ik wólde din vründinken sin mochte mannes mot ghestede sin din eighen wolde ik bliven Heio! Din eighen wolde ik bliven.
Wan Lef mit Leve léfliken sprékt, den beiden nicht tit enbreket unde of dorch Leve weget nicht Lef wil bi Leve bliven Heio! Lef wil bi leve bliven.
Laat mij eens tonen hoe wij de vrouwen van ure Vijfentwintig bruut en gemeen ontleyden met geschreeuw getrek -geduw zonder ons te verschonen.
Zodra w'ons bevrijdden van traag sluw woordgelek alsmede compagnon gegeeuw in immer uitweiden wieren de vrouwen hitsig vergaten ze 't trouwen, ontblootten natte zonen.
Komt aangerold de dikke met z'n plateau op plastiek en aluminium, Hij ziet generlei achter 'n aangedoempt -raam Dus is 'em voortgebold.
-Heilzaam! Ijv'rig mechaniek gestoempt Is ons drilboorgevrij schier 't proprium van die kliek vetzakken zonder niveau wier hoofd alras tolt en de broek opbolt.
Alles was leugen! 'n Verlegen jongen vroom kan zich er nooit in verheugen; 't was ook maar een droom.
Een geschiedenis om de gaten op te vullen. In de kroniek van Antwerpen vond iemand het noodzakelijk om onderstaand 'fait divers ' in te lassen tussen de talrijke politieke ontwikkelingen. Alzo geschiedde in mei 1540:
"Op Sinte Mathijs dach, toen kwam Ferdinand -Rooms Keizer- tot Brussel met cleynen staete. Men vierde aldaer. Ende op den selven avont, langhe nae dat de poorten waren gesloten, quam de keyserlijke Majesteyt -in poste oyck aldaer- van Gent met vier peerden. Hij had bij hem de heeren van Bueren ende Condé. Het was eenen seer donckeren nacht [zo]dat sy qualycken sagen te ryden ende den wech te vinden. Maer [zij] clopten omtrent de stad eenen man op -die wel bij dranck was- om henlieden te lichten. Ende den selven man onder weghen stoutelyck coutende (soo hij niet en wiste wat volck hij lichte, daer de Majesteyt hem in verheugde), comende onder weghen werdde verlast van syn watere te maken. Hij segde totte keiserlycke Majesteyt dat hij de lanteerne soude houden; hij moeste pissen. Ende in 't pissen liet hij eenen scheet. Soo dat den keyser loech ende seyde dat hij scheet. Waer oppe den boer oft leytsman antwoordde dat syn maniere was als hij piste dat hij dan gemeynelyck kakte. Daer mede sy seer loechen [...] ende de keiserlycke Majesteyt hem een gulden stuk voor dranckgeld gaf."
Ik ben me terdege bewust van de kinderlijkheid, maar het viel me op dat deze grap (dronkaard maakt zich belachelijk in het bijzijn van een grootse persoonlijkheid van wie hij de identiteit niet vermoedt) doorheen de eeuwen steeds terugkomt. Vulgariteit overleeft het vernuft.
...en natuurlijk: van een Vlaming kan men geen beschaving verwachten. (Het passeerde tenslotte in de Gentse regio.)
In alle professorale wijsheid bekritiseert 'n gedichtenwijsgeer geerne de vaststelling dat ik hier in herhaling verval. 't Zij waar: ik herwerk hieronder een eerder gedicht. De voorbije dagen schoten me echter geen originele onderwerpen te binnen. Om de lezer niet te lang zonder pruldichten te laten, heb ik dan maar onderstaand gewauwel herkauwd. De context zij alleszins actueler.
E.D.
12 meters vierkant is de broeikast waar schiet d'afwaswatertroeb'lige haat als de misgroeide biet.
Eén vensterke miez'rig -voren met tralies bespand- werpt koud noorderlicht vanuit de grauwe bosrand.
Doortrokken met mist is dat bladerloos woud 'n koudfeitelijk zinnebeeld van 's mens liefde vernauwd.
Die krimpt elke minuut elke dag, elke volle maan tot geen warm gevoel nog rest voor 't mensenbestaan.
Verhangen brengt 'em geen pais zo'n climax van zielig treuren verlaat het leven onvervuld en lam iets 'el wilt hem dus opbeuren.
Haat! Glorieus en opwindend! De verachting van deze mensenbrij -hoe verwaand en vunzig is 't moment- schuift de liefdesnood opzij.
Niet met verkwikkende amour maar pure haat onbedorven zonders wiens begeest'rende stimulans ik van begeren was gestorven.
Europa, de traditie, mijn voorvaderen deden godsliefde in me bloesemen. Daarom kan ik God niet verlaten. Maar wat brengt God met dit wrede lot?
Als God voor elk van ons een doel heeft, is het mijne boosaardig. Voorwaar, ik wil Europa's christendom bewaken, maar God dwingt me Hem te haten. Hij verwoest mijn leven! Ik forceer mijn gedachten naar het schrijfwerk of de politieke waanzin. Mijn lichaam gehoorzaamt die hogere gedachten niet. Het begeert heden niets meer dan een wijf. Alle andere noden zijn inferieure bijzaken geworden. Alle energie en gedachten gaan naar vrouwen. Botweg is 't wel zo: mijn lijf rot weg, van geilheid en vleselijke lust. Was dat begeren sterk genoeg om de laatste gedachte -die van het eerbehoud- te verdrijven, dan had een hoer reeds lang op bevrediging toegezien. Zo geil ben ik helaas niet. Ik denk er niet aan mijn laatste mannelijke eer (en gekrompen geld) aan een schurftig wrak te verkwanselen. Dan zou ik me laten uitbuiten, tot domme consument laten maken vanwege lijfelijke dorst.
Bij 't zicht van ieder griet zin ik elke seconde op seks. Waarom ontkennen?
Bevrediging volgt echter nooit! Sport, noch 't geschreven, noch 't gesproken woord verdrukken de lust. Wat moet ik doen met zo een lot?
Vrouwen herkennen alras diegene die nooit heeft gekust. Zo één identificeren zij als "te mijden zot."
Onvervulbaar kan de taak toch niet wezen? Op elke straathoek ziet men 'n hangbuik met een reyn acolier en een blik weltevree. Zo één kan amper denken, laat staan lezen! Hoe krijgt 'em haar dan toch in zijn beddestee?
Simpel en cru.
Hij causeert.
Geen gelegenheid of hij babbelt ijdele letters. Letters vormen woorden, woorden vormen zinnen.
Nog sneller als de hand des boekdrukzetters, kan 'em betoov'rend verhalen spinnen.
Gedachten dus uit! Broef af! De Codex gebiedt vlot 'n bod gelijk 'n lied:
"Meisken! In welken tijd gij geriet! 't Directe slaat en zwiept, alle geduld ons verliet!
Eens had gij afgewacht, gezien hoever een mannentyp het werkelijk bracht.
De gladde pronker verglaasde, zodra zijn woordenconventie, niet langer verbaasde.
Geduldig werd daartegen ontleed, de stille, peinsieve presentie, en zijn oprechter minneleed.
Hij veroverde, moorde -in eer onbedorven en minde onverminderd de vrouw die 'em had verworven.
Meisken! In welken tijd gij geriet! 't Directe slaat en zwiept, alle geduld ons verliet!
Alleen 't onmiddellijke gij nog geniet, bij mannen in dwaasheden verdiept, wier snelle tong gij alleen graag ziet.
Vlucht gij niet in ontucht, dan weldra de depressie kriept, is onvoltooid leven uw vrucht."
Treur niet, bloemken van doctrine! De Codex wilt dat g' uw tijd gehoorzaamt en dit soort vent berijdt.
Tegen een lage prijs kon 'em u verdienen! Zoals het deze rotte eeuw betaamt, zijt gij toch maar 'n domme geit.
Van schier leedwezen vervuld geraakt mijn hart alras ondanks de glorieën verguld temidden 't Germanenras.
Het wellustig welgemoed dat lang conspiratief werd uitgebroed mis ik -met oprechter grief.
Gij verlustigt ginder Ik rijmdicht hier. Gij ziet twee kinder' Eén ontbreekt 't vertier.
Te ver ligt mijn natie! Aldus gebood la volonté suprême deze onzalige situatie en dwingt tot pover gerijm.
Als 'k u ni mag vervoegen met omarmend verjaardagssentiment moet toch rijmlarij genoegen zoals die onderaan werd neergepend.
------ ------
Hymne:
Hoe gelukzaliger wemelt dit ondermaans kabinet van godsgegeven tresorie als de mensenwet van ongoddellijke usurocratie niet langer de zielen geselt?
Klamme bijouterie -Gedragen, genegeerd en nutteloos- Verflenst kaphoutparfum -Gedragen en vergaan in 'n poos- Alles gekocht in goeder luim, is 't toch maar bimbeloterie!
Immer blijven en zullen wij continueren te bevroeden te ontvangen of te schenken kortstondig verpakte goeden op kapitalistische wenken van dikbetaalde knullen.
Geen angst! Geen schand! Neo-communistisch sermoen wilt hier niet gedijen Veeleer een gedachte koen wil ik hier belij'en en van geheel andere trand.
Hoe huldigen wij de grandioze oncorrumpeerbare en onmisbare min waarmee gij: Pater Familias waakt over dit gezegend gezin zoals 'n triomfantelijk kompas over stormbedreigde matrozen?
Geen koopwaar genoegt. Geen marchandise beschrijft hoe onvergankelijke dank en trouw ons levenslang beklijft met liefde die nooit verflauwt voor gij die nog immer zwoegt.
Uw verjaardag begeren wij gevier' daarom te besoigneren met de vervulling van uw innigste droom: eens op te veren hoog tot boven de wolkenslagroom gelijk 'n vooroorlogse vliegenier.
Verwissel aldus de brute grond en zijn zwaarteban in een tweedek'rig machien voor het donzig hemelgespan om ons mieren te zien en vlieg voort naar d'horizont!
Aan het stel ijdelen dat mijn lezerspubliek pleegt te zijn: "Mijn leven of: motieven voor de Vrouwencodex" brengt stukken die tezaam een boek vormen. Dat boek zal een cynische reflectie bevatten over het verval van de Europese beschaving door ontaarding. Zoals de titel aangeeft, zal vooral aandacht besteed worden aan het vrouwelijke aandeel in deze ontaarding. De vrouw, de moeder, is immers de kern van de samenleving. Zij brengt (met kindbaring) de samenleving voort en houdt ze (als moeder) bijeen. Degeneert de ziel van de vrouw, dan degeneert de samenleving.
Aanschouwt hoe de ontaarding zelfs de schrijver dezes verrot! Ik schreef nota bene "kritische reflectie"! Sinds wanneer beschik ik over de wetenschappelijke kwalificatie om zo'n hoogmoedige taal te gebruiken?