Ik ben , en gebruik soms ook wel de schuilnaam E.D..
Ik ben een man en woon in Frankfurt (Deutschland) en mijn beroep is Een voorbeeld zijn.
Ik ben geboren op 01/01/1988 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Provoceren, intrigeren, samenzweren, ambeteren..
Nu moet ik me niets meer inbeelden! Waarom beland ik steeds wederom in de aantrekkingskracht van oppermachtige wezens? Waarom kan ik niet weerstaan aan vrouwen die me minachten?
Zulke menspersonen krijgen alles wat zij wensen en wanneer ze het wensen. De liefde van buitenlandse potentaten? Geen probleem. Een inkwartiering in Antwerpens beste kamer? Geen probleem. Een Ausflug naar het voormalige Keizerrijk? Geen probleem. De zielige aanbidding door achteloze Kempenzonen? Geen probleem.
Laat me alstublieft gerust! Ik wil u mijden, doch verschijnt gij altijd opnieuw. Verdwijn!
Wat zijt gij toch wreed. Kent gij geen aardigheid? Geen mededogen? Geen compassie?
Ik wil u slechts beminnen, maar dat bekoort u niet. Uw minnaar kan alleen den Adonis van 't Zuiden zijn. Ge moocht hem hebben. Uw liefde zou me toch verknechten en vervloeken.
Tegenwoordig hoor ik zelfverklaarde intellectuelen klagen over de kwaliteit van mijn gedichten. Ze voldoen volgens hen -de omhooggevallen aanstellers- niet aan de normen van het Nederlandstalige gedicht. De rijmklanken zouden niet naadloos samenvallen, het taalgebruik zou archaïsch en allesbehalve standaard zijn, enz. Zij hebben blijkbaar mijn bedoelingen niet begrepen.
Ik zal ze daarom nog even samenvatten. Primo, de gedichten zijn slechts een oefening om woordvormen en zinsconstructies te testen. Dat is alles, bij wijze van experiment. Niettemin heb ik wel een plezier ontwikkeld in het schrijven van gedichten, reden waarom ik het zal blijven doen. Ik vertrouw erop dat ik geleidelijkaan ook een dichtvorm zal vinden die voldoende bevalt. Momenteel blijf ik echter verschillende vormen uitproberen. Secundo, lezer dezes hadden reeds lang moeten weten dat ik lak heb aan de Nederlandse Standaardtaal en de Taalunie. Zij zijn het product van Hollands taalimperialisme, een wereldlijk kwaad waar ik geen trouw aan verschuldigd ben. Bovendien biedt de Standaardtaal te weinig mogelijkheden tot dichten. Archaïsch Diets is sowieso rijker en plezanter.
Als de lezer mijn blog hierna nog wil volgen, doet hij/zij dat maar. Ik doe hier wat ik wil en hoe ik het wil. Complimenten zijn welkom, doch niet gewenst.
Pardon? Wat hebt gij zojuist verteld? Sorry, 'k kan niet aandachtig luisteren, M'n verstand wordt te zeer gekweld, weldra behoor ik tot die apathischere, nimmer te verleiden tot vlijt of ratio, naïeve verliefdheid sloeg me in de ban, en dwong tot 'n bestaan in vreêe dubio, vrouw F. heerst zoals alleen 'n tiran 't kan.
Ik zag 'n vrouwe zeer beminnelijk, 't is geleden drie keer 'n volle maan, ze legde beslag op m'n herterijk, haar beeltenis wilt me nimmer ontgaan.
Wee! Noch vriend'lijke raad of verwijt, doen me haar wezen vergeten, nooit geraak ik d'amoureusheid kwijt, nochtans wil zij niet van mij weten.
In m'n hart heb ik haar uitverkoren, doch rest er me niets dan rouwen, zoiets verfijnds is wel te hoog geboren. Ik ben te lomp en bezit geen touwen, noch volstaat deze zielige liedkunst, om te dingen naar haar liefdesgunst. Zij blijft toch m'n liefste, zeer geprezen, geeneen zal ooit schoner wezen.
Laat ik vandaag maar eens een nieuwe opmaak proberen. Alsof uw reacties mij deren...
Heer, waar is alle landslievende betrachting? Wie trotseert zo koen met doodsverachting, de drang naar grenzeloze zelfverloochening? Wie roept op tot schrikwekkende bewapening?
Vergeef me, ik had vandaag geen tijd om iets te schrijven. Daarom plagieer ik maar uit de werken van de geniale Antwerpse rederijkers.
Princesse gent, die mijn vruecht doet breeden, Al mocht ic hebben van goude swaer Tghewichte van u, ic en sal van u niet scheeden. Ghi blijft mijn liefste wederpaer, Want aen u, lief, en weet ic gheenen maer Dan alle vruecht een ghewinne. Haer wesen reyn en mach mi niet verleeden: This recht dat icse beminne.
Geen Hollandbeminnende Vlaamse pruldichter kan dit ooit evenaren. Zelden kon een tekst me meer beroeren.
Jochen heeft in alles 't voordeel! Nooit ontbeert hij prachtig landschap, waar heersen bergen en dalen, erg knap, terwijl ik in dat Vlaanderen vergeel.
Wie kan hier kweken, groots sentiment, in de kerker van industrieel beton: de heilige graal van minister teflon? Nooit heb ik er schoons gekend.
't Moet nochtans niet zijn, fenomenaal. Weg van al dat ziekelijk wegengekrakeel, werkt al louterend voor elk lichamelijk deel. Nog rest ik in boeien van smog en staal.
Edoch!
Zelfs laat ik me huiverend verkrachten, door de Zwarte Leeuw z'n megalomaniteit, er blijft veel waar ik nog gaarne voor strijd, zolang uw beeld blijft in m'n gedachten.
En verdwijnt landswijd olm, beuk of eik, om te eren, de nietsontziende afgod logistiek. In uzelf leven zij voort, hun leven identiek, gij brengt gelijk weer pracht in 's werelds rijk!
Interessant extract uit de Fascist Quarterly van 1936. A.K. Chesterton wordt er als volgt geciteerd:
"[...] but should those forty million people be fighting a battle no less desperate against all the nameless armies of decadence and ruin that threaten the spirit, the politician can be trusted to observe nothing and therefore not to be diverted from his major business in life, which is service to his own career. Lack of appreciation of this fact, or else a subconscious acquiescence in its implications on the part of the parasitical overlords, has led many a civilisation to disaster and many a nation to its grave."
Of het zijn exacte bewoordingen zijn, weet ik niet, maar hun waarheidsgehalte is nog altijd onbetwijfelbaar.
Mogen wij onszelf gelukkig prijzen dat de Vlaamse overheid met spoed het Witboek publiceert. Klik dus snel op onderstaande link en aanschouw dat wat aanleiding zal geven tot wederom een geschiedenismoord.
Onze betreurenswaardige provincies zullen vooral op cultuurvlak grote verliezen lijden. Maar wat kan het de Vlaamse Gemeenschap schelen? Die wil toch alle identiteit anders dan de Vlaamse ontraden. Wees dus niet langer Antwerpenaar, maar Vlaming en Vlaming alleen. Gehoorzaam!
Verblindend stuk dat gij daar draagt, eens te meer moet ik u bekijken, wilt mijn blik uw wezen bestrijken, hoewel gij altijd over m'n aandacht klaagt.
Intens verlang ik naar u, helder valkenoog! M'n leven wil ik aan u besteden: me zelfs als Vlaming verkleden! Niets begeestert meer, schitt'rende regenboog!
Helaas!
'k Zit niet op de beste Lage, om u te spreken of te plagen, als ik u voor mij verwerven wil. Waarom toch, blijf ik altijd stil?
Een sinister manneke staat vooraan, vervoert ons met 'n geheim parool, onverstaanbaar voor wie hem ontwijkt. De stille orator zal in kwellen nooit vergaan, verschijnt overal: hier en op school, met een ernstige kop waar niets op prijkt.
Mocht vergaan alles in d'apocalyps, hij zal overblijven tot in 't eeuwige. Zelfs God kan 'm niet missen. Zoals planeten circuleren in 'n ellips, helder opkomen en verdwijnen in 't schimmige, zullen klanken alterneren uit z'n stembandnissen.
Ah! Oh! Euh! Ih! Ah! Och! 't Eenzaam orgeltje spilt gretig klanken, doch geen die er iets zinnigs in herkent. Aangenaam luisteren in 'n kroch', waar heersen, lawaai en stanken, waar 'n klank overal heen rent. Gaat niet: dat valt niet te verstaan.
Fijnste bloem onder 't vrouwenras! Irissen, Primula's, Rozen, Lelies, Esthetisch overtref je alles in hun klas', Nobele pracht: dat ik je nooit verlies!
"...Denn aus ihren Fugen wird sie noch einmal kommen, ein unerhörter Kampf zwischen Altem und Neuem beginnen, die Leidenschaften, die jetzt verkappt schleichen, werden die Larven wegwerfen und flammender Wahnsinn sich mit Brandfackeln in die Verwirrung stürzen, als wäre die Hölle losgelassen, Recht und Unrecht, beide Parteien, in blinder Wut einander verwechseln. Wunder werden zuletzt geschehen, um der Gerechten willen, bis endlich die neue und doch ewig alte Sonne durch die Greuel bricht, die Donner rollen nur noch fernab an den Bergen, die weisse Taube kommt durch die blaue Luft geflogen, und die Erde hebt sich verweint, wie eine befreite Schöne, in neuer Glorie empor."
Uit: Joseph von Eichendorff, Ahnung und Gegenwart, slot.
Gij verklaarde u akkoord met 'n treffen, maar eenmaal daar leekt gij niets van mij te willen. Waarom legt gij mij zulke raadsels voor? Als ik u niet beval, zegt het dan!
Hij kende nooit liefde of minne, niemand beantwoordde zijn verzoek, al kwam zijn liefde oprecht van binnen. Zij veranderden hem in 'n grauwe roek.
Door allen opgemerkt, door geen gewild, werd gestaag versterkt, zijn honger, ongestild.
Een meisken had hij uitgekozen. Ach! Zij zag 'm ook niet staan. Al deden z'n blikken haar blozen, zij zag hem liever weggaan.
Van haar verwachtte hij niets, zoals hij deed bij anderen, al jaren. In alle landen waar heerst dat Diets, zou zijn liefdespech nooit opklaren.
Vrouwen maakten hem banneling in alle steden en streken. Hij wilde terug naar menig lieveling, die hem echter altijd ontweken.
Nu zijn levensjaren wegglijden, heeft hij de wereld niets bijgebracht. Slechts één bleef trouw in z'n onheilstijden: de haat schenkt hem altijd levenskracht.
't Is helaas een vres'lijke teef! Dat lief neemt meer dan 't schenkt: hij wordt vies, lelijk en groeit scheef, tenzij z'n geliefde hem alsnog wenkt.
Mag hij nooit vinden z'n liefkozen? Wel, dan valt zijn wraak als lood. Als hij beslist hier niet meer te verpozen, sleurt hij allen mee in z'n dood.
Vrouwe F. heeft z'n hart uiteengereten. Zij heeft ons aller dood op haar geweten.