 |
|
 |
|
De beide wereldoorlogen hebben onuitwisbare sporen achtergelaten in de regio van Ieper, een stad in het westen van België die een cruciale rol speelde in de Eerste Wereldoorlog. Ieper en haar omgeving zijn niet alleen een symbool van de verwoestingen die de oorlogen met zich meebrachten, maar ook van de vastberadenheid van mensen om de herinnering aan de gevallen soldaten levend te houden. In deze blogpost verkennen we de belangrijkste sporen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog in de regio, en waarom het herdenken van deze conflicten nog altijd van groot belang is.
|
 |
03-01-2013 |
Zonnebeke Gedenkzuil 7th Royal Artillerie Division |
Gedenkzuil Artillery Division
"Broodseinde" is de naam voor de plaats waar de Passendale-, Roeselare-, Moorslede- en Beselarestraat elkaar kruisen, op circa 1 kilometer ten oosten van Zonnebeke. Het moeilijk te draineren, maar vruchtbare gebied is gelegen op de circa 50 meter hoge West-Vlaamse hoogtelijn die loopt van Zandvoorde tot Klerken. Van in de vroegste tijden werd hierom strijd geleverd, en zo ook tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Eerste Slag bij Ieper konden de Duitsers over de heuvelkam doorstoten. De bevolking vluchtte en Broodseinde werd op de Britten ingenomen (22/10/1914). De Duitsers startten met de aanleg van begraafplaatsen. Enkele dagen later konden de Fransen het gehucht opnieuw veroveren. De frontlijn zou uiteindelijk stabiliseren ter hoogte van de Beselare- en Passendalestraat. Tijdens de eerste oorlogswinter was het er niet echt rustig te noemen: Fransen en Duitsers lagen dicht bij elkaar, er waren regelmatig uitvalspogingen en de omstandigheden in de loopgrachten waren penibel. In het voorjaar werden de Fransen in de omgeving van Broodseinde afgelost door Britten. De gasaanval die de Tweede Slag bij Ieper inluidde (22/04/'15), trof vooral het noorden van de Ieperboog. Op 4 mei zagen de Britten zich als gevolg daarvan wel genoodzaakt Broodseinde op te geven en zich terug te trekken tot op de Frezenberg. Maar Ieper werd gered. Toen volgde opnieuw een periode van relatieve rust. Relatief, want ondertussen legden de Duitsers hun "Flandern-I-Stellung" van Passendale naar Beselare over de Broodseinde aan en vonden er dagelijks "schermutselingen" plaats. Op 31 juli 1917 brak de Derde Slag bij Ieper los, een geallieerde doorbraakpoging. Vooral die gevechten betekenden de totale verwoesting van de streek. Pas met de gevechten rond Broodseinde op 4 oktober 1917 zou het gehucht door de Australi�rs veroverd kunnen worden, ten koste van een groot aantal slachtoffers. Tijdens deze laatste oorlogswinter werd Broodseinde door geallieerde "tunnelling companies" ondergraven met dug-outsystemen. Met het Duitse lenteoffensief (april 1918) waren de geallieerden genoodzaakt om zich terug te trekken. Op 28 september 1918 (Eindoffensief) tenslotte kon Broodseinde ten koste van vele doden definitief door de Belgen veroverd worden. Waar eens een volkse wijk lag met boerderijtjes, arbeiderswoningen, een molen en een steenoven, had de oorlog in alle hevigheid gewoed en bleef een woestenij over met Duitse militaire begraafplaatsen, kraters, lijken, dode paarden, munitie, kanonnen� Vanaf februari 1919 kwam de bevolking toch terug en vestigde zich voorlopig in barakken. De heropbouw kon beginnen. Het gedenkteken staat op de plaats waar v��r de oorlog een kleine kapel stond. Het herinnert aan de "7th Royal Artillery Division". Op 4 oktober 1917 vochten zij onder meer mee in de Slag om Broodseinde en leden hierbij zware verliezen. Vandaar de keuze van de locatie. In 1914 en 1917 vocht de "7th Division" nog in andere gevechten mee in Vlaanderen. Het gedenkteken werd onthuld op woensdag 1 oktober 1924 in aanwezigheid van een aantal Britse prominenten, waaronder generaal Watts, die de plechtigheid leidde en kolonel Steele, de vroegere bevelhebber van ��n der eenheden van de 7de divisie, Generaal Pr�aux, vertegenwoordiger van de minister van Landsverdediging, de gouverneur van de provincie West-Vlaanderen, de burgemeesters van Ieper, Zonnebeke, Passendale en andere. Toespraken werden gehouden door burgemeester Priem, kolonel Steele en de aalmoezenier.
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
|
Zonnebeke Scottish Memorial |
Scottish Memorial
Het doel van het project was om op een historisch verantwoorde plaats een Schots herinneringsmonument op te richten. De gekozen site bevindt zich op de hoogte van de Frezenberg, voor Zonnebeke. De onderneming was uniek omdat er voor geopteerd werd het monument op te dragen aan alle personen van Schotse afkomst die betrokken waren in de Eerste Wereldoorlog. Het universele karakter is overduidelijk: ook de Schotten in de emigratiebestemmingen (zoals bijvoorbeeld Canada) behoren tot de doelgroep. Een qua opzet gelijkaardig nationaal Schots monument is nergens aan het voormalig westelijk front (of aan andere fronten) te vinden. Er werd gekozen voor een High Cross of Keltisch kruis in Schots graniet (Corennie Pink), opgericht op en basis van bunkerstenen. De hoogte van het kruis is ongeveer vier meter, de basis ruim drie meter. Het vervaardigen van het monument gebeurde door de Schotse firma Fyfe Glenrock (Oldmeldrum, bij Aberdeen). High Crosses gaan terug op een eeuwenoude Keltische traditie. Men kan ze niet alleen in Schotland vinden maar ook in Ierland, Engeland en Wales waar ze vaak geplaatst worden als herinneringsmonument voor de oorlogsslachtoffers. Het ontwerp is van de hand van Dirk Uytterschout (Halle, bij Brussel) die zich bewust liet inspireren door de vele dorpsmonumenten die men overal in Schotland kan vinden. Op die manier moet het kruis naar vorm- en materiaalkeuze een symbolische link met het thuisland vormen. Situering van het Schots monument in het landschap Qua inplanting is de hoogte van de Frezenberg, langs de oude weg Zonnebeke- Potijze- Ieper, de optimale keuze. -Midden in het gebied waar de Schotse 15e Divisie zowel op 31 juli als midden augustus 1917 betrokken was bij een reeks bloedige aanvallen. De site biedt een perfect zicht op het voormalige slagveld waarin de acties plaatsgrepen. -Slechts enkele weken later nam de 9e Schotse Divisie, met in haar rangen de 1e Zuid-Afrikaanse brigade, de lijn over. Op enkele korte onderbrekingen na hielden de Schotten dus de lijn voor Zonnebeke tussen 31 juli en 20 augustus 1917. -Het gebied rond de Frezenberg en voor Zonnebeke is een historisch erg belangrijk slagveld. De plaats ligt in het centrum van de aanval die in eerste instantie op Passendale, in tweede instantie op Roeselare en Torhout gericht was. Tot op vandaag verwijst niets in het landschap naar dit belangrijk verhaal. -De plaats van het monument staat bol van symboliek. Vanaf de hoogte is de kerk van Passendale, het eindpunt van de de drie maanden durende campagne, duidelijk zichtbaar. Aan de andere kant doemen de torens van Ieper op, de stad waar veel troepen doortrokken op weg naar het front. Tevens staat het kruis bijna pal op de startlijn van een reeks aanvallen die tot ver in september 1917 doorgingen. In dit gebied leefden Britse troepen bijna 5 weken lang ingegraven in een lijn die amper bewoog.
Bron:WO1.be
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
|
Zonnebeke Polygoon Wood Cemetery |
Polygoon Wood Cemetery
Tijdens de laatste oorlogswinter zouden in en om het Polygoonbos nog vele slachtoffers vallen. In februari 1918 arriveerden de Nieuw-Zeelanders. In april leidde het Duitse Lente-Offensief opnieuw tot de geallieerde terugtrekking uit het bos. Toen het Geallieerde Bevrijdingsoffensief van start ging op 28 september 1918, kon het Polygoonbos dezelfde avond in handen van de 9th (Scottish) Division vallen. Na de herovering van de Salient zette men Duitse krijgsgevangenen in om de vele lijken te verzamelen en te begraven. Zo werd het Polygon Wood Cemetery en het Kriegerfriedhof Am Polygonenwald uitgebreid en ontstond het Buttes New British Cemetery. Daarnaast diende ook de achtergelaten munitie geruimd te worden, de betonnen militaire constructies afgebroken, de zwartgeblakerde boomstronken gerooid en de trechters gevuld. In de vroege jaren 20 kon het Polygoonbos herbebost worden.Polygon Wood Cemetery werd gebruikt tussen augustus 1917 en april 1918 en opnieuw in september 1918. Na de wapenstilstand werd het uitgebreid. De reeds in 1915 gestarte Duitse begraafplaats Kriegerfriedhof Am Polygonenwald, die tegen de Britse begraafplaats aan lag, verdween in 1955 : alle 347 Duitse graven werden overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaatsen van Menen of Langemark.Volgens het aanwezige register liggen er 107 doden begraven: 46 doden uit het Verenigd Koninkrijk (waaronder er 17 niet geïdentificeerd konden worden), 60 Nieuw-Zeelanders (waarvan 2 ongeïdentificeerd) en 1 Duitser. Voor 3 mannen werd een special memorial opgericht.Op 21 oktober 2004 werd hier nog Private J.R. Thomson begraven. Hij behoorde tot het 2nd Bn Gordon Highlanders en was op 4 oktober 1917 omgekomen bij Molenaarelst. Zijn stoffelijk overschot was op 9 september 1998 gevonden in een tuin, samen met de resten van 2 niet-geïdentificeerde mannen, mogelijk ook van zijn eenheid. Dankzij een mutskenteken, de initialen J.R.T. op zijn zakmes en een verwantschapsonderzoek, kon hij geïdentificeerd worden.
Bron:De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zonnebeke Buttes New British Cemetery |
Buttes New British Cemetery Het natuurdomein Polygonebos was een militair oefenterrein met een butte (doel, kunstmatige heuvel om kogels op te vangen). Omwille van zijn ligging op de West-Vlaamse heuvelrug werd het tijdens WOI een belangrijk steunpunt van de Ypres Salient. Het zou dan ook vaak van bezetter veranderen, dit ten koste van vele mensenlevens en van de natuurpracht. Met de Eerste Slag om Ieper kwam het op 15 oktober 1914 tot een eerste bloedig treffen in het Polygonebos. Het 4de Duitse Legerkorps (Von Württemberg) wou het bos veroveren in een stormloop naar Ieper en de zee. De 3 golven aanvallen van deze onervaren Duitse vrijwilligers werden door het 4de Britse Leger, met behulp van Fransen, afgeslagen. Na ongeveer een maand vechten kwam het de facto tot een wapenstilstand. De vele verliezen en de slechte weersomstandigheden leidden ertoe dat de beide partijen zich hier ingroeven. Gedurende die hele eerste oorlogswinter bleven de linies er quasi onveranderd; Geallieerden en Centralen zaten er vlak bij elkaar. Eind november werden de Britten afgelost door het 16de Franse legerkorps (Grosetti). Ze groeven schuilplaatsen in 'Den Doel', o.m. voor de commandopost. Het leven was hard: bijtende kou, ijzige wind, onder water gelopen loopgrachten, tekort aan voedsel en kleding, bevroren voeten. Begin april 1915 werden de meeste Franse eenheden vervangen door Canadese en Britse. Op 22 april trof de eerste gasaanval, het begin van de tweede Slag om Ieper, de Franse stellingen tussen Bikschote en Langemark. De Britten, o.m. in de bossen rond Zonnebeke, trokken zich begin mei terug op de lijn Wieltje-Frezenberg-Bellewaerde. De Duitsers konden het Polygonebos bezetten, maar werden verder door de Britten tegengehouden. De Duitsers zouden het bos 2 jaar lang bezetten en uitbouwen met luchtafweergeschut, commandopost, pionierspark, barakken voor slaap- en kookgelegenheid, verbandkamer, bureel, magazijn, ondergrondse gangen
en met een Duitse militaire begraafplaats Kriegerfriedhof Am Polygonenwald, want zelfs tijdens deze zogenaamd 'rustige periode' vielen nog dagelijks slachtoffers. Op 31 juli 1917 brak de Derde Slag om Ieper los. In september konden Australische divisies de bossen rond Zonnebeke en het centrum veroveren; de 5de Australische divisie veroverde Den Doel. Het aantal doden en gewonden was aan beide zijden zeer hoog; op dat ogenblik werd met het Polygon Wood Cemetery begonnen, aansluitend bij de Duitse militaire begraafplaats. Tijdens de laatste oorlogswinter richtten de geallieerden opnieuw het vormeloos, aarden heuveltje te midden van brokstukken, lijken en modder, in. In en om Den Doel vielen nog meer slachtoffers. In februari 1918 arriveerden de Nieuw-Zeelanders. In april leidde het Duitse lenteoffensief opnieuw tot de terugtrekking uit het bos. Maar op 28 september 1918 begon het geallieerde eindoffensief; 's avonds reeds was het hele bos in handen van de 9th (Scottish) Division. Na de herovering van de Salient zette men Duitse krijgsgevangenen in om de vele lijken te verzamelen en te begraven. Zo werd het Polygon Wood Cemetery en het Kriegerfriedhof Am Polygonenwald uitgebreid en ontstond het Buttes New Cemetery. Daarnaast diende ook de achtergelaten munitie geruimd te worden, de betonnen militaire constructies afgebroken, de zwartgeblakerde boomstronken gerooid en de trechters gevuld. In de vroege jaren '20 kon het Polygonebos herbebost worden. Deze begraafplaats, Buttes New British Cemetery, werd na de oorlog aangelegd door de bijzetting van een groot aantal stoffelijke overschotten van de slagvelden rond Zonnebeke. De meeste doden dateren van 1917, enkele van de andere oorlogsjaren.
Bron:De Inventaris van het Werelderfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zonnebeke Bunkers Polygoonbos |
Polygoonbos: Australische en Nieuw-Zeelandse slachtoffers in Vlaamse velden . In het begin van de oorlog maakte het bos deel uit van de Britse verdedigingslinie. Op 3 mei 1915 viel het in Duitse handen. Na de slag om het Polygoonbos op 26 september 1917 werd het opnieuw Brits om op 26 april 1918 weer Duits gebied te zijn na het Duitse lenteoffensief. Op 28 september werd het gebied definitief bevrijd door de Britten. Op dat moment was het hele bos zo goed als vernietigd door het oorlogsgeweld. Hier werd dus heel veel gevochten, dat bewijzen ook nu nog de vele munitieresten die er te vinden zijn. Een herinnering aan Scott Post Het belangrijkste overblijfsel van de Groote Oorlog in het bos is een Duitse bunker. Je kan er nog goed de inslagen van de obussen zien. Na de oorlog kreeg deze bunker van de Australiërs de naam Scott Post. Hij was een van hun helden die tijdens de Slag om het Polygoonbos het leven liet. In het bos vind je ook nog drie vernietigde bunkers en twee Nieuw-Zeelandse schuilplaatsen. Zij getuigen nog van de offers die jongens ver weg van huis in Vlaamse velden hebben gebracht. Duizenden gesneuvelde soldaten Door de vele veldslagen werd in dit bos ook een grote menselijke tol betaald. De oorlogskerkhoven in de buurt herinneren aan de duizenden soldaten die hier sneuvelden. Het Buttes New British Cemetery is een van de grotere begraafplaatsen van Ieper met 2066 geallieerde gesneuvelden. Het Polygoon Wood Cemetery is de laatste rustplaats van 45 Britten, 60 Nieuw-Zeelanders en 1 Duitser. Het Kriegersfriedhof Am Polygonwald was de begraafplaats voor 347 Duitsers die in het bos zijn gesneuveld. In 1955 werd dit kerkhof echter verplaatst.
Bron:De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
|
Zonnebeke Black Watch Corner Monument |
Black Watch Corner Monument Op zaterdag 3 mei 2014 werd een monument onthuld tijdens een internationale plechtigheid voor de Black Watch. De Black Watch is een Schots regiment dat hier op 10 november 1914 gedecimeerd werd toen het de Pruisische Garde kon stoppen in de aanval op Ieper. Black Watch Corner is al jaren een begrip voor de Britse bezoekers aan de Slagvelden van weleer. In 2014 werd eindelijk, 100 jaar na de feiten, ook voor hen een passend eerbetoon gehouden. Onnodig te zeggen dat een belangrijke delegatie uit Groot-Brittanië aanwezig was. De plechtigheid werd opgeluisterd worden door de Passchendaele 1917 Pipes & Drums en diverse andere bands.
Bron:WOI.BE
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
02-01-2013 |
Zillebeke |
Gedenkkruis voor de Britse kapitein Henry Langton Skrine
Captain Henry Langton Skrine (6th Somerset L.I.) sneuvelde op 28 september 1916. Hij werd in deze omgeving begraven maar zijn graf ging in het latere oorlogsgeweld verloren. Zijn naam staat op de Menenpoort vermeld. Zijn familie liet dit monumentje oprichten. Het monumentje bestaat uit een ruw behouwen kruis met korte zijarmen binnen een omheining van hardstenen paaltjes.
Geoffrey Vaux Salvin Bowlby, kapitein bij de Royal Horse Guards, werd op 13 mei 1915 gedood. Zijn graf ging verloren in het latere oorlogsgeweld. Zijn naam staat op de Menenpoort. Zijn familie liet dit monumentje oprichten. Het gedenkteken bestaat uit een eenvoudig wit natuurstenen kruis op een rotsvormige sokkel binnen een omheining met paaltjes.
|
|
Categorie:Gedenksteen
|
 |
|
Zillebeke Blauwepoort Farm Cemetery |
Blauwepoort Farm Cemetery
Blauwepoort Farm Cemetery is een Britse militaire begraafplaats met gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog, gelegen in het Belgische dorp Zillebeke. De begraafplaats ligt aan de Komenseweg op 1,2 km ten zuidwesten van de dorpskerk en kan vanaf deze weg worden bereikt via een private toegangsweg van 250 m. Deze kleine begraafplaats werd ontworpen door Edwin Lutyens in samenwerking met William Cowlishaw en wordt onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission. Ze heeft een onregelmatig grondplan met een oppervlakte van 1.097 m² en wordt omgeven door een bakstenen muur. Het Cross of Sacrifice staat centraal bij de ingang dat bestaat uit een enkelvoudig metalen hekje. De graven liggen onregelmatig verspreid met veel ruimte tussenin.
De begraafplaats ligt vlak bij de "Blauwepoorthoeve". Ze werd in november 1914 door de Franse Chasseurs Alpins opgestart. Britse gevechtstroepen gebruikten ze tussen februari 1915 en februari 1916.
Er worden 90 Britse doden herdacht waaronder 8 niet geïdentificeerde. De meeste behoorden bij het Staffordshire Regiment, het Norfolk Highland Regiment of het Scottish Highland Regiment. De Franse graven werden na de oorlog verwijderd.
De begraafplaats werd in 2009 als monument beschermd.
T.J. Evans, kanonnier bij de Royal Field Artillery werd onderscheiden met de Distinguished Conduct Medal (DCM).
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Bedford House Cemetery |
Bedford House Cemetery
Het Britse militaire Bedford House Cemetery is gelegen op anderhalve mijl ten zuiden van Ieper, ten zuidoosten van de historische hoeve Zuid Bellegoed, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog tijdelijk gebruikt werd als veldhospitaal.
De begraafplaats ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog in het park van het kasteel Kerskenhove, later ook wel Rozendaal genoemd, eigendom van de familie de Stuer. Zoals talrijke andere kasteelparken en kastelen in het Ieperse (Potijze, Elzenwalle, Hollebeke, Elverdinge, Boezinge, Vlamertinge, Kemmel, Ploegsteert
) in gebruik als veldhospitaal en brigade-hoofdkwartier, en zelfs een tijdlang in de frontlinie gelegen, werd het kasteel door de Britse militairen van het Bedfordshire Regiment bedacht met de bijnaam "Bedford House", vanwaar de huidige benaming. Meer dan eens overigens bleef die nauwe band tussen het vaak verdwenen -burgerlijk- kasteel en de -militaire- begraafplaats nog bewaard in de huidige benamingen, zoals: Potyze Chateau Grounds Cemetery, Potyze Chateau Lawn Cemetery, Kemmel Chateau Grounds Cemetery, Rosenberg Chateau Cemetery
De begraafplaats telt nu meer dan 4.500 Britse graven, 350 Canadese, 200 Australische, 30 Nieuw-Zeelandse, 20 Zuid-Afrikaanse en 20 Indische, samen een 5.120. Een 70 graven herbergen Britse soldaten, gesneuveld tussen 24 en 26 mei 1940, en rechtstreeks hierheen vervoerd van op het slagveld.
Getrouw aan de drie hoofdprincipes van het CWGC -monumenten van blijvende aard, uniforme grafstenen, geen onderscheid van rang- zou Von Berg ernaar streven om het oorspronkelijk site zoveel mogelijk te bewaren, met inbegrip van de wallen, de grote inrit, de ruïnes van de ijskelder en van het kasteel, de paviljoentjes in het park (nu witstenen paviljoenen), de (sindsdien verdwenen) hovenierswoning, tot en met de zaden van de ginkgo biloba uit het kasteelpark, nu de bomendreef naar de voormalige ijskelder in het voormalige hertenpark (Enclosure VI).
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Churchyard |
Zillebeke Churchyard
Op het kerkhof van Zillebeke worden 32 Commonwealthdoden herdacht. Veertien doden (vooral officieren) behoorden tot de Foot Guards of de Household Cavalry die stierven in 1914. Twee graven werden door artillerievuur vernield en worden nu herdacht door 'special memorials'. De Franse graven werden naar een andere begraafplaats overgebracht. Opvallend is dat hier enkele eigen grafmonumenten gebruikt worden in plaats van de witte Commonwealthzerkjes : -2nd Lt.-baron-Alexis G. De Gunzburg ligt begraven onder een grote arduinen zerk. Barones de Gunzburg gaf in 1924 de klok 'Alexis' als herinnering aan haar zoon aan de kerk. -Lt. JOHN H.G. LEE STEERE heeft een arduinen kruis als grafsteen. Samen met Luitenant Steere werd zijn aangetrouwde neef, Kapitein Symes-Thompson, die ook tot de Grenadier Guards behoorde, herdacht. Op de zerk van Lt. Col. Gordon Chesney Wilson staat volgende opvallend mooie epitaaf : "Life is a city of crooked streets Dead is the market place where all men meet" De Britse plots hebben een oppervlakte van 743 m².
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke First D.C.L.I. Cemetery The Buff |
Cemetery The Buff
'1st D.C.L.I.' staat voor '1st Duke of Cornwall's Light Infantry', een eenheid die hier in hevige gevechten betrokken raakte in het voorjaar van 1915. Van de 76 graven behoren er 51 tot de '1st D.C.L.I.', vandaar de naamgeving. Na de oorlog werden nog 23 graven overgebracht van kleinere begraafplaatsen uit de omgeving. Zij liggen begraven in rij D. Alle doden stierven tussen april en juli 1915. De begraafplaats ligt slechts enkele honderden meters verwijderd van 'The Bluff', een plaats binnen het provinciaal domein waar het kraterlandschap vandaag de dag nog steeds getuigt van de vreselijke oorlogstaferelen die zich daar hebben afgespeeld. Langs beide kanten van het kanaal Ieper-Komen hadden de Britse 'Engineers' en Duitse 'Pioniere' stellingen uitgebouwd in de hoger gelegen oevers (nauwelijks 40m van mekaar verwijderd). De Britse stellingen waren bijna 10m hoger gelegen dan de Duitse stellingen, wat strategisch natuurlijk bijzonder belangrijk was. De Britten noemden deze oever 'The Bluff' ('bluff' is Engels voor 'steile oever'), de Duitsers spraken van 'Die grosse Bastion' (tegenover 'Die kleine Bastion' voor hun eigen stellingen). Het gebied van 'The Bluff' zou tijdens WOI vooral de plaats worden waar talrijke militairen het leven lieten door de ondergrondse oorlogsvoering. Beide kampen probeerden elkaar uit te schakelen via het plaatsen van ondergrondse mijnen onder de vijandelijke stellingen. In de ondergrond speelde zich jarenlang een dodelijk kat en muis-spel af, waarbij de oevers van het kanaal regelmatig van bezetter wisselde. In november 1915 slaagden de Duitsers er een eerste keer in om een zware mijn tot ontploffing te brengen onder de Britse linies, op 22 januari 1916 brachten ze een reeks mijnen tot ontploffing, waarbij de flank van 'The Bluff' werd opengereten. De Britse loopgraven en de reeds uitgegraven tunnel liepen zware schade op. Bij een grote mijnexplosie op 14 februari 1916 konden het Duitse 124ste en later het Duitse 123ste infanterieregiment alle Britse schachten innemen. Honderden soldaten verloren hierbij het leven. Op 2 maart 1916 startte de Britse 17de divisie met een bovengrondse tegenaanval, waarbij de '2nd Suffolks', '8th Royal Lancasters' en '1st Gordon Highlanders' het grootste deel van de Duitse stellingen van 'Die kleine Bastion' konden innemen. Op 25 juli 1916 werden de vooruitgeschoven Britse linies opgeblazen, maar de Britten, die vermoed hadden dat de Duitsers dan zouden terugslaan, hadden hun voorlinies nauwelijks bemand achtergelaten. Met de Mijnenslag van 7 juni 1917 slaagden de Britten erin het gebied rond 'The Bluff' te ontzetten, maar tijdens het Duits Lente-Offensief (voorjaar 1918) viel het territorium opnieuw in Duitse handen. Op 28 september 1918 kon het terrein rond 'The Bluff' finaal door de '14th Light Division' ingenomen worden. Tussen deze grotere gebeurtenissen door vonden ook kleinere 'slagen' plaats. En voortdurend werden door beide kampen koortsachtig schachten en ondergrondse gangen uitgegraven en verstevigd, terwijl de vijandelijke ondergrondse activiteiten werden afgeluisterd en gesaboteerd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Hedge Row Trench Cemetery |
Hedge Row Trench Cemetery
'Hedge Row Trench Cemetery' is genoemd naar een Britse loopgraaf die hier tijdens WOI aangelegd was. Deze was op zijn beurt genoemd naar een nabijgelegen boerderij die 'Hagereke' heette ('Hage-reke'; 'hagen-rij'). De begraafplaats werd vroeger soms aangeduid als 'Ravine Wood Cemetery', verwijzend naar het Molenbos ('Ravine Wood') dat toen nog groter was dan nu. Op 24 maart 1915 werd de eerste dode er begraven, de laatste op 18 september 1917. In april 1918 werd dit terrein veroverd door de Duitsers (tijdens de Slag om Kemmel), op 28 september 1918 heroverd door de Britten. De graven raakten echter danig beschadigd door de beschietingen dat ze individueel niet meer te onderscheiden waren. Vandaar dat in de na-oorlogse jaren 'special memorials' werden geplaatst voor de vernielde graven op de begraafplaats. Op vraag van de 'Commonwealth War Graves Commission', de Britse instantie die instaat voor het onderhoud van de Britse begraafplaatsen, werden de zilverberken in de omgeving aangeplant in cirkelvorm, als symbool voor een mijnkrater. De begraafplaats bevindt zich namelijk vlakbij 'The Bluff', een gebied waar heel veel ondergrondse mijnen tot ontploffing werden gebracht en de ondergrondse oorlogsvoering heel wat slachtoffers eiste aan beide kanten. Het gebied van 'The Bluff' zou tijdens WOI vooral de plaats worden waar talrijke militairen het leven lieten door de ondergrondse oorlogsvoering. Beide kampen probeerden elkaar uit te schakelen via het plaatsen van ondergrondse mijnen onder de vijandelijke stellingen. In de ondergrond speelde zich jarenlang een dodelijk kat en muis-spel af, waarbij de oevers van het kanaal regelmatig van bezetter wisselde. In november 1915 slaagden de Duitsers er een eerste keer in om een zware mijn tot ontploffing te brengen onder de Britse linies, op 22 januari 1916 brachten ze een reeks mijnen tot ontploffing, waarbij de flank van 'The Bluff' werd opengereten. De Britse loopgraven en de reeds uitgegraven tunnel liepen zware schade op. Bij een grote mijnexplosie op 14 februari 1916 konden het Duitse 124ste en later het Duitse 123ste infanterieregiment alle Britse schachten innemen. Honderden soldaten verloren hierbij het leven. Op 2 maart 1916 startte de Britse 17de divisie met een bovengrondse tegenaanval, waarbij de '2nd Suffolks', '8th Royal Lancasters' en '1st Gordon Highlanders' het grootste deel van de Duitse stellingen van 'Die kleine Bastion' konden innemen. Op 25 juli 1916 werden de vooruitgeschoven Britse linies opgeblazen, maar de Britten, die vermoed hadden dat de Duitsers dan zouden terugslaan, hadden hun voorlinies nauwelijks bemand achtergelaten. Met de Mijnenslag van 7 juni 1917 slaagden de Britten erin het gebied rond 'The Bluff' te ontzetten, maar tijdens het Duits Lente-Offensief (voorjaar 1918) viel het territorium opnieuw in Duitse handen. Op 28 september 1918 kon het terrein rond 'The Bluff' finaal door de '14th Light Division' ingenomen worden. Tussen deze grotere slagen gebeurtenissen door werden door beide kampen volop schachten en ondergrondse gangen uitgegraven en verstevigd, terwijl de vijandelijke ondergrondse activiteiten werden afgeluisterd en gesaboteerd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Woods Cemetery |
Woods Cemetery
Woods Cemetery werd in april 1915 gestart door de '1st Dorsets' en de '1st East Surreys'. De begraafplaats werd tot september 1917 gebruikt door gevechtseenheden en medische posten ('Field Ambulances'). Er liggen vooral veel manschappen van de '2nd, 3rd & 10th Canadian Infantry Battalions' en van het 'London Regiment'. Woods Cemetery ligt vlakbij 'The Bluff', aan het einde van 'The Ravine', een gebied waar tijdens de oorlog heel fel om gevochten werd. De onregelmatige vorm van de begraafplaats is vooral te wijten aan de omstandigheden waarin de bijzettingen dienden te gebeuren, toen de frontlijn juist buiten het bos liep. Langs beide kanten van het kanaal Ieper-Komen hadden de Britse 'Engineers' en Duitse 'Pioniere' stellingen uitgebouwd in de hoger gelegen oevers (nauwelijks 40m van mekaar verwijderd). De Britse stellingen waren bijna 10m hoger gelegen dan de Duitse stellingen, wat strategisch natuurlijk bijzonder belangrijk was. De Britten noemden deze oever 'The Bluff' ('bluff' is Engels voor 'steile oever'), de Duitsers spraken van 'Die grosse Bastion' (tegenover 'Die kleine Bastion' voor hun eigen stellingen). Het gebied van 'The Bluff' zou tijdens WOI vooral de plaats worden waar talrijke militairen het leven lieten door de ondergrondse oorlogsvoering. Beide kampen probeerden elkaar uit te schakelen via het plaatsen van ondergrondse mijnen onder de vijandelijke stellingen. In de ondergrond speelde zich jarenlang een dodelijk kat en muis-spel af, waarbij de oevers van het kanaal regelmatig van bezetter wisselde. In november 1915 slaagden de Duitsers er een eerste keer in om een zware mijn tot ontploffing te brengen onder de Britse linies, op 22 januari 1916 brachten ze een reeks mijnen tot ontploffing, waarbij de flank van 'The Bluff' werd opengereten. De Britse loopgraven en de reeds uitgegraven tunnel liepen zware schade op. Bij een grote mijnexplosie op 14 februari 1916 konden het Duitse 124ste en later het Duitse 123ste infanterieregiment alle Britse schachten innemen. Honderden soldaten verloren hierbij het leven. Op 2 maart 1916 startte de Britse 17de divisie met een bovengrondse tegenaanval, waarbij de '2nd Suffolks', '8th Royal Lancasters' en '1st Gordon Highlanders' het grootste deel van de Duitse stellingen van 'Die kleine Bastion' konden innemen. Op 25 juli 1916 werden de vooruitgeschoven Britse linies opgeblazen, maar de Britten, die vermoed hadden dat de Duitsers dan zouden terugslaan, hadden hun voorlinies nauwelijks bemand achtergelaten. Met de Mijnenslag van 7 juni 1917 slaagden de Britten erin het gebied rond 'The Bluff' te ontzetten, maar tijdens het Duits Lente-Offensief (voorjaar 1918) viel het territorium opnieuw in Duitse handen. Op 28 september 1918 kon het terrein rond 'The Bluff' finaal door de '14th Light Division' ingenomen worden. Tussen deze grotere gebeurtenissen door vonden ook kleinere 'slagen' plaats. En voortdurend werden door beide kampen koortsachtig schachten en ondergrondse gangen uitgegraven en verstevigd, terwijl de vijandelijke ondergrondse activiteiten werden afgeluisterd en gesaboteerd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Spoilbank Cemetery |
Spoilbank Cemetery
'Spoilbank Cemetery' (de naam verwijst naar de oevers die werden opgeworpen bij het uitgraven van het kanaal Ieper-Komen) werd gestart in februari 1915. De begraafplaats zou tot maart 1918 (toen het Duits Lente-Offensief van start ging) gebruikt worden door troepen die in deze sector opgesteld stonden. Na de oorlog werden graven uit de omliggende slagvelden op deze begraafplaats verzameld. De begraafplaats lag nabij 'Kingsway' en werd vaak ook 'Chester Farm Lower Cemetery' (vlakbij lag Chester Farm) of 'Gordon Terrace Cemetery' genoemd. Hier werden veel manschappen van het '2nd Suffolks Regiment' begraven, die het leven lieten bij de verdediging van 'The Bluff'. Langs beide kanten van het kanaal Ieper-Komen hadden de Britse 'Engineers' en Duitse 'Pioniere' stellingen uitgebouwd in de hoger gelegen oevers (nauwelijks 40m van mekaar verwijderd). De Britse stellingen waren bijna 10m hoger gelegen dan de Duitse stellingen, wat strategisch natuurlijk bijzonder belangrijk was. De Britten noemden deze oever 'The Bluff' ('bluff' is Engels voor 'steile oever'), de Duitsers spraken van 'Die grosse Bastion' (tegenover 'Die kleine Bastion' voor hun eigen stellingen). Het gebied van 'The Bluff' zou tijdens WOI vooral de plaats worden waar talrijke militairen het leven lieten door de ondergrondse oorlogsvoering. Beide kampen probeerden elkaar uit te schakelen via het plaatsen van ondergrondse mijnen onder de vijandelijke stellingen. In de ondergrond speelde zich jarenlang een dodelijk kat en muis-spel af, waarbij de oevers van het kanaal regelmatig van bezetter wisselde. In november 1915 slaagden de Duitsers er een eerste keer in om een zware mijn tot ontploffing te brengen onder de Britse linies, op 22 januari 1916 brachten ze een reeks mijnen tot ontploffing, waarbij de flank van 'The Bluff' werd opengereten. De Britse loopgraven en de reeds uitgegraven tunnel liepen zware schade op. Bij een grote mijnexplosie op 14 februari 1916 konden het Duitse 124ste en later het Duitse 123ste infanterieregiment alle Britse schachten innemen. Honderden soldaten verloren hierbij het leven. Op 2 maart 1916 startte de Britse 17de divisie met een bovengrondse tegenaanval, waarbij de '2nd Suffolks', '8th Royal Lancasters' en '1st Gordon Highlanders' het grootste deel van de Duitse stellingen van 'Die kleine Bastion' konden innemen. Op 25 juli 1916 werden de vooruitgeschoven Britse linies opgeblazen, maar de Britten, die vermoed hadden dat de Duitsers dan zouden terugslaan, hadden hun voorlinies nauwelijks bemand achtergelaten. Met de Mijnenslag van 7 juni 1917 slaagden de Britten erin het gebied rond 'The Bluff' te ontzetten, maar tijdens het Duits Lente-Offensief (voorjaar 1918) viel het territorium opnieuw in Duitse handen. Op 28 september 1918 kon het terrein rond 'The Bluff' finaal door de '14th Light Division' ingenomen worden. Tussen deze grotere gebeurtenissen door vonden ook kleinere 'slagen' plaats. En voortdurend werden door beide kampen koortsachtig schachten en ondergrondse gangen uitgegraven en verstevigd, terwijl de vijandelijke ondergrondse activiteiten werden afgeluisterd en gesaboteerd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Chester Farm Cemetery |
Chester Farm Cemetery
Chester Farm Cemetery was een frontlijnbegraafplaats. Tegenover de begraafplaats lag vroeger een boerderij, 'Chester Farm' geheten. In maart 1915 werden de eerste doden begraven, de laatste begravingen gebeurden in november 1917. Heel wat graven liggen gegroepeerd volgens bataljon. 92 officieren en manschappen van het '2nd Manchesters', die in de periode april-juli 1915 in deze omgeving omkwamen, liggen begraven in perk I. 72 manschappen van het 'London Regiment' liggen in verschillende delen van de begraafplaats begraven. De meeste doden vielen in de omgeving van 'The Bluff'. Langs beide kanten van het kanaal Ieper-Komen hadden de Britse 'Engineers' en Duitse 'Pioniere' stellingen uitgebouwd in de hoger gelegen oevers (nauwelijks 40m van mekaar verwijderd). De Britse stellingen waren bijna 10m hoger gelegen dan de Duitse stellingen, wat strategisch natuurlijk bijzonder belangrijk was. De Britten noemden deze oever 'The Bluff' ('bluff' is Engels voor 'steile oever'), de Duitsers spraken van 'Die grosse Bastion' (tegenover 'Die kleine Bastion' voor hun eigen stellingen). Het gebied van 'The Bluff' zou tijdens WOI vooral de plaats worden waar talrijke militairen het leven lieten door de ondergrondse oorlogsvoering. Beide kampen probeerden elkaar uit te schakelen via het plaatsen van ondergrondse mijnen onder de vijandelijke stellingen. In de ondergrond speelde zich jarenlang een dodelijk kat en muis-spel af, waarbij de oevers van het kanaal regelmatig van bezetter wisselde. In november 1915 slaagden de Duitsers er een eerste keer in om een zware mijn tot ontploffing te brengen onder de Britse linies, op 22 januari 1916 brachten ze een reeks mijnen tot ontploffing, waarbij de flank van 'The Bluff' werd opengereten. De Britse loopgraven en de reeds uitgegraven tunnel liepen zware schade op. Bij een grote mijnexplosie op 14 februari 1916 konden het Duitse 124ste en later het Duitse 123ste infanterieregiment alle Britse schachten innemen. Honderden soldaten verloren hierbij het leven. Op 2 maart 1916 startte de Britse 17de divisie met een bovengrondse tegenaanval, waarbij de '2nd Suffolks', '8th Royal Lancasters' en '1st Gordon Highlanders' het grootste deel van de Duitse stellingen van 'Die kleine Bastion' konden innemen. Op 25 juli 1916 werden de vooruitgeschoven Britse linies opgeblazen, maar de Britten, die vermoed hadden dat de Duitsers dan zouden terugslaan, hadden hun voorlinies nauwelijks bemand achtergelaten. Met de Mijnenslag van 7 juni 1917 slaagden de Britten erin het gebied rond 'The Bluff' te ontzetten, maar tijdens het Duits Lente-Offensief (voorjaar 1918) viel het territorium opnieuw in Duitse handen. Op 28 september 1918 kon het terrein rond 'The Bluff' finaal door de '14th Light Division' ingenomen worden. Tussen deze grotere gebeurtenissen door vonden ook kleinere 'slagen' plaats. En voortdurend werden door beide kampen koortsachtig schachten en ondergrondse gangen uitgegraven en verstevigd, terwijl de vijandelijke ondergrondse activiteiten werden afgeluisterd en gesaboteerd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Sanctuary Wood Cemetery |
Sanctuary Wood Cemetery
Sanctuary Wood Cemetery is gelegen langs de Canadalaan, op een heuvelflank, ten Westen van het bos. Aan de voormuur staat het gedenkkruis voor K. Rae, ca. 100m ten Z ligt het museum Hill 62 - Sanctuary Wood, op ca. 400 ten Z het monument voor de Canadezen. De omgeving is bosrijk en licht heuvelachtig.
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Hooge Crater Cemetery |
Hooge Crater Cemetery
Hooge Crater Cemetery ligt langs de drukke Meenseweg, tegen de heuvelflank van 't Hoge , recht tegenover het Hooge Crater Museum (Meenseweg 467). Iets meer naar het O ligt het Hotel Kasteelhof 't Hooghe, met in de tuin mijnkraters uit 1916, 2 Duitse betonconstructies en een opgegraven loopgraaf. Ca. 350m naar het O, voor de parking van het pretpark Bellewaarde, staat het gedenkteken voor het King's Royal Rifle Corps. De omgeving is heuvelachtig en langs de Z-kant is een panoramisch zicht richting "Sanctuary Wood" (Hill 62).
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zillebeke Hill 62 |
Hill 62
Gelegen op de top van de heuvel, 'Hill 62' genaamd, net ten zuiden van 'Hogebos' en circa 300 meter ten zuiden van het Museum Hill 62 en de begraafplaats Sanctuary Wood Cemetery. Voor de heuvel eindigt de 'Canadalaan' in een rotonde. Vanaf deze heuvel is een panoramisch uitzicht op de omgeving mogelijk.
Gedenksteen in een aangelegd park, vervaardigd uit wit graniet, dat afkomstig is uit Stanstead (Quebec) en bijna 15 ton weegt. Het gedenkteken, naar ontwerp van P.E. Nobbs, wil een eerbetoon zijn aan alle Canadezen die hier in de omgeving gevochten hebben in 1916.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werden 8 locaties uitgekozen voor de oprichting van een Canadees oorlogsgedenkteken: Bourlon Wood, Courcelette, Dury, Hill 62, Le Quesnel, Passendale, Sint-Juliaan en Vimy. In 1920 schreef de pas opgerichte 'Canadian Battlefields Monument Commission' een wedstrijd uit, waarop werd gereageerd met 162 ontwerpen. Het winnende ontwerp van Walter S. Allward werd in Vimy geplaatst. De tweede plaats werd toegekend aan Frederick C. Clemesha uit Regina: zijn ontwerp zou op de 7 resterende locaties uitgevoerd worden.
Toen 'The Brooding Soldier' op 8 juli 1923 bij Sint-Juliaan werd onthuld, vond men dit zon indrukwekkend gedenkteken dat men vreesde afbreuk te doen aan het unieke karakter van het beeld door het te kopiëren. Mogelijks speelden ook de kosten voor de oprichting van een dergelijk gedenkteken mee. In ieder geval werd toen geopteerd om op de 6 resterende locaties (waaronder Hill 62 bij Zillebeke en 'Crest Farm' bij Passendale) niet het beeld van Clemesha te plaatsen, maar de kubussen uit Stanstead graniet.
Anders dan het gedenkteken aangeeft, bevindt het gedenkteken zich niet op 'Mount Sorrel' maar op de top van de zogenaamde 'Hill 62'. De zogenaamde 'Mount Sorrel' lag iets ten zuidwesten van 'Hill 62'.
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
|
Zillebeke Hill 60 |
Hill 60
Hill 60 en de Caterpillar Hill 60 is een helling die rond 1850 kunstmatig verhoogd werd met gronden die uitgegraven waren om de diepe sleuf voor de spoorlijn leper-Kortrijk aan te leggen. Daardoor reikte de hoogte ongeveer 60 meter boven zeeniveau. Ook aan de andere zijde van de spoorwegsleuf, in het jachtdomein De Vierlingen, werd aarde opgeworpen. Daar kreeg de ophoging een merkwaardige, gekronkelde vorm die op enkele luchtfoto's van voor de mijnenslag goed te zien is. De gelijkenis met de gelede romp van een rups gaf de hoogte haar naam: The Caterpillar. Om deze strategische hoogtes werd hardnekkig gevochten. Het Duitse leger veroverde ze op de Fransen op 10 december 1914. De geallieerden wilden het gebied tegen elke prijs terugwinnen. Ze groeven onderaardse gangen tot onder de Duitse stellingen. Op het uiteinde werden vijf zware mijnladingen aangebracht. Die werden op 17 april 1915 tot ontploffing gebracht. Tegelijk greep een massale Britse stormloop plaats op de Duitse stellingen. Het gevecht herschiep de heuvel in een immense modderpoel vol granaattrechters, boomstronken en gesneuvelde soldaten. De Britten veroverden de heuvel. Na drie weken zetten de Duitsers een zware tegenaanval in met chloorgas. De Brittén moesten wijken en verloren in totaal meer dan 3.000 soldaten. In de volgende jaren heerste zowel op als onder de heuvel grote bedrijvigheid. Vanaf de voet van de helling groeven de Britten, 20 à 30 meter diep, bijna 500 meter lange galerijen uit: de Berlin Tunnel. De gang splitste zich in de laatste 100 meter in twee: een gang tot onder Hill 60, de andere onder de spoorwegsleuf door, tot onder de Caterpillar. Duitse Pioniere groeven tegengangen en plaatsten tegenmijnen. De ondergrondse oorlog woedde hier in alle hevigheid. Op 7 juni 1917 ontploften 27,4 m onder Hill 60 en 30,5 m onder de Caterpillar twee enorme mijnladingen van respectievelijk 24.267 kg en 31.752 kg springstoffen. Het helse Britse offensief dat erop volgde, ondersteund door moordend artilleriegeschut, dreef de Duitsers terug. Hill 60 en de Caterpillar vielen opnieuw in Britse handen. Tijdens het grote Duitse offensief van april 1918 verloren de geallieerden Hill 60 voor de derde keer. Pas eind september 1918 zouden de Duitsers hun Höhe 60 definitief prijsgeven. Het domein Hill 60, met zijn pokdalige landschap, betonnen bunkers, schuilplaatsen, loopgravenstructuren, mijnkraters en bomputten is één van de weinige authentiek gebleven oorlogslandschappen van de Westhoek. Het is vrij toegankelijk. De indrukwekkende krater van de Caterpillar ontdek je via het wandelpad dat langs de overzijde van de spoorwegsleuf ligt.
Bron:De mijnenslag van 1917 Westtoer
|
|
Categorie:Sites
|
 |
|
Zillebeke Front Linie 'T Hooghe |
Hotel Ieper Kasteelhof 't Hooghe
Langs de Meenseweg, even buiten Ieper, bevindt zich 't Hooghe. Op deze plaats vonden enkele hevige gevechten plaats binnen het domein van "Hooghe Château", een groot statig gebouw (nu een hotel). Aan de hand van gedetailleerde informatie over de verscheidene fases in de "Frontlinie van het Hooghe" wordt het voor de bezoekers duidelijk waar de loopgraven, op een zeker punt nauwelijks 15 meter van elkaar gescheiden, waren. In 1995 werd één van deze loopgraven gelokaliseerd en drooggebaggerd. Een verbazend aantal van oorlogsherinneringen werden ontdekt en worden nu zorgvuldig tentoongesteld samen met foto's 't Hooghe tijdens de Grote Oorlog. Tevens bevinden zich enkele authentieke bunkers in "Front Line Hooghe" waarvan één te bezoeken valt.
|
|
Categorie:Sites
|
 |
01-01-2013 |
Zandvoorde British Cemetery |
Zantvoorde British Cemetery
Op 30 oktober 1914 was Zandvoorde in handen van de 1st en 2nd Life Guards, in totaal 300 à 400 man. In het kader van de Eerste Slag om Ieper, en meerbepaald de Slag bij Geluveld, werd het gedurende een uur met zwaar geschut gebombardeerd en daarna ingenomen door de 39ste Duitse Divisie en 3 bijgevoegde bataljons. Het hele front van de 3rd Cavalry Division werd teruggedreven tot 'Klein Zillebeke Ridge'. Het was onmogelijk om het dorp te heroveren. Dit bleef in Duitse handen tot 28 september 1918. De begraafplaats werd na de oorlog aangelegd door de concentratie graven uit kleinere begraafplaatsen, Duitse Ehrenfriendhöfe in Komen, Wervik en Kruiseke en van hier en daar verspreide veldgraven. Zo komt het dat er slechts 448 militairen bij naam gekend zijn op een totaal van 1.583 hier begraven of bij naam herdacht. In de perken I, II en III gaan de graven vooral terug tot 1918, in de perken V en VI zijn er dat meestal uit 1914. Een groot deel stierven eind oktober 1914 in de hevige gevechten rond Zandvoorde, Zillebeke en Geluveld. De volgende begraafplaatsen werden ontruimd en naar hier overgebracht : * KRUISEECKE GERMAN CEMETERY, COMINES: in het N van het gehucht Kruiseke, de graven van 138 militairen van het Verenigd Koninkrijk, waarvan het merendeel stierf in oktober en november 1914. * WERVICQ GERMAN CEMETERY: ten N van de weg naar Comines (in België), de graven van 27 militairen van het Verenigd Koninkrijk. * WERVICQ ROAD GERMAN CEMETERY, COMINES (in België), de graven van 2 militairen van het Verenigd Koninkrijk en 1 van Canada. Het zaailand werd onteigend en het eerste graf werd er op 22 oktober 1919 aangelegd. In 1926 werd het terrein door de staat aangekocht. Ondertussen werden de houten kruisen door grafstenen vervangen en kreeg de begraafplaats zijn huidige uitzicht. Het ontwerp is van de architecten Charles Holden en Wiliam Cowlishaw.
Er worden nu 1583 Commonwealthdoden uit W.O.I en 1 W.O.II herdacht. 2/3 daarvan zijn niet geïdentificeerd. Een 'Special memorial' werd opgericht voor een militair uit het Verenigd Koninkrijk "Believed to be buried in this cemetery". Andere 'special memorials' dragen de namen van 32 militairen uit het Verenigd Koninkrijk die begraven werden op 2 Duitse begraafplaatsen maar waarvan de graven niet meer gelokaliseerd konden worden. Volgens het huidige register gaat het om 441 geïdentificeerde en 1117 niet-geïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk, 1 geïdentificeerde en 1 niet-geïdentificeerde dode uit Australië, 5 geïdentificeerde en 17 niet-geïdentificeerde doden uit Canada, 1 geïdentificeerde dode uit India en 1 geïdentificeerde dode Brit uit WOII.
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Zandvoorde Duitse Commandobunker |
Duitse Commandobunker
De commandobunker is gelegen ten zuidoosten van de dorpskom van Zandvoorde halfweg de zuidflank van de heuvelrug en het dal van de Gaverbeek.
De commandobunker, uitgewerkt voor de staf van een regiment in reserve is opgetrokken in 1916 door hiertoe opgeleide pionierseenheden (de zgn. Armierungsbataillone). Het bouwjaar en de referenties staan ingegrift op de voorkant van de bunker: Erbaut/3.Komp./Arm.Btl. 27/1916. De commandobunker werd opgericht tussen de Tweede (22 april 1915 - 24 mei 1915) en de Derde Slag bij Ieper (7 juni 1917 - 6 november 1917). Ze lag in de achterlinie en speelde dus nooit een rol bij de eigenlijke slagen.
Het geheel bestaat uit een noordzuidgerichte eenlaagse L-vormige bouw, afgedekt met een betonplaat met getrapte rand. Op de betonplaat ligt aarde. De bunker is opgetrokken uit gewapend beton met rondijzers als bewapening. De bekisting gebeurde via een plankenstructuur. Deze betondtructuur werd op de zichtbare vlakken met een vlakke cementbepleistering afgewerkt. De buitenmuren zijn tussen 60 tot 80cm dik. De bunker is volledig gesloten aan de westzijde (frontzijde) en open langs de oostzijde waar de kamers uitgeven op een open ommuurde binnenplaats. Het geheel omvat een uitspringende wachtpost aan de zuidzijde en een stafblok.
De wachtpost bestaat uit twee kamers namelijk een hal (controle) en een kamer voor het personeel. De afwerking binnenin is een vlakke en gewitte cementbepleistering. De stafblok omvat een viertal kamers in lijn met vensters aan de oostzijde. Ze zijn onderling verbonden. Het geheel omvat van zuid naar noord een slaapruimte, twee werkruimtes en een rustruimte. De werkruimte en de rustruimte bezitten een rechtstreekse toegang met een afgeschermde ingang toegankelijk via een open ommuurde binnenplaats. De kamers hadden oorspronkelijk een houten bekleding. Het bovendeel van de muren en de plafonds zijn gewit. Er was een beperkte elektrische verlichting. Tegen het plafond steken horizontale luchtgaten. In de hal en de wachtkamer steken vertikale luchtgaten. De wachtpost omvat twee raamopeningen - uitkijken in de zuidmuur.
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
|
|
 |