 |
|
 |
|
De beide wereldoorlogen hebben onuitwisbare sporen achtergelaten in de regio van Ieper, een stad in het westen van België die een cruciale rol speelde in de Eerste Wereldoorlog. Ieper en haar omgeving zijn niet alleen een symbool van de verwoestingen die de oorlogen met zich meebrachten, maar ook van de vastberadenheid van mensen om de herinnering aan de gevallen soldaten levend te houden. In deze blogpost verkennen we de belangrijkste sporen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog in de regio, en waarom het herdenken van deze conflicten nog altijd van groot belang is.
|
 |
03-11-2015 |
Breendonk |
Het Auffanglager Breendonk
Na de bezetting van België door nazi-Duitsland werd Breendonk een gevangenkamp en doorgangskamp. Gevangenen verbleven er in afwachting van transport naar concentratiekampen in Duitsland, Oostenrijk en Polen. Breendonk was geen concentratiekamp, hoewel de levensomstandigheden er nauwelijks van verschilden. Het fort van Breendonk was in België de laatste halte voor het vertrek naar Auschwitz en andere kampen. Het eerste transport vond plaats op 22 september 1941 en ging naar Neuengamme bij Hamburg.
Volgens een verklaring na de oorlog van de eerste kampcommandant Schmitt werd het bevel tot oprichting van dit SS-kamp gegeven door Karl Hasselbacher, de leider van de Sipo-SD in België (de Duitse politieke politie en onderdeel van de SS.) en door Müller, de Oberfeldcommandant van Brussel.Het fort werd vanaf eind augustus 1940 als gevangenis ingericht. De bewaking bestond uit een klein aantal Wehrmacht-soldaten van een Landesschützenbataillon; oudere soldaten, ongeschikt voor het front. Zij werden ook ingezet op de werf en voor het uitvoeren van executies.De Wehrmacht werd aangevuld met een klein Duits SS-garnizoen, vanaf september 1941 enkele Belgische SS-mannen en vanaf 1944 Roemeense en Hongaarse SS'ers.
Op 20 september 1940 kwamen de eerste gevangenen binnen, een Belg en drie Joden uit centraal-Europa. In de eerste weken verbleven er maximum twintig gevangenen in het fort. Het aantal gevangenen varieerde gedurende het verder verloop van de oorlog tussen twintig en zeshonderd. Sommigen verbleven er slechts één dag, anderen doorleefden deze hel gedurende drie jaar. De gemiddelde tijd was ongeveer drie maanden. In totaal hebben er circa 3600 personen gevangengezeten, waarvan 400 à 500 Joden.
Aanvankelijk werd Breendonk vooral gebruikt voor de opsluiting van overtreders van anti-joodse wetten, smokkelaars, zwarthandelaars of al wie door de Duitsers werd beschouwd als asociaal. Vanaf 1942, toen de joodse gevangenen werden overgebracht naar de Dossinkazerne in Mechelen, werd het kamp vooral aangewend voor de opsluiting van verzetslieden, politieke gevangenen en gijzelaars. Toen in 1941 de oorlog met Sovjet-Unie uitbrak werden er ook communisten en socialisten gevangengezet.
Het kamp werd een eerste maal volledig ontruimd op 6 mei 1944. Kort daarop werden er opnieuw een aantal verzetslieden gevangengezet. De definitieve ontruiming gebeurde op 31 augustus 1944. De gevangenen werden vervoerd naar het Nederlandse Kamp Vught. Van daaruit werden ze overgebracht naar diverse concentratiekampen.
Op 2 september 1944 kwam het fort in de handen van de bevrijders.
|
|
Categorie:Sites
|
 |
02-11-2015 |
Boesbeke Duits Kerkhof |
Deutscher Soldatenfriedhof Bousbecque
Het Deutscher Soldatenfriedhof Bousbecque is een militaire begraafplaats in de Franse gemeente Boesbeke. Er rusten 2.330 Duitse soldaten die sneuvelden in de Eerste wereldoorlog.De begraafplaats ligt in het zuiden van het dorpscentrum, naast de gemeentelijke begraafplaats.De begraafplaats heeft een rechthoekig grondplan. Alle doden liggen in individuele graven, aangeduid met kruisjes, met uitzondering van acht joodse graven. Centraal voor de ingang staat een hoog kruis. Het is een begraafplaats van de Volksbund Deutsche Kriegsgraberfursorge
Boesbeke lag tijdens de oorlog nabij het Westfront. Een aantal soldaten op de begraafplaats sneuvelden in 1914, 1915 en 1916. Een groot aantal sneuvelde echter in juni 1917, bij de Mijnenslag nabij Mesen, ruim 10 kilometer verder westwaarts, in Belgie. Velen sneuvelden ook tijdens het Duitse Lenteoffensief van 1918. Tegen het eind van de oorlog telde de begraafplaats al ongeveer 2000 graven. Vanaf 1922 breidden de Fransen de begraafplaats uit met doden die werden overgebracht uit andere gemeenten.
Bron:Wikipedia
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
01-11-2015 |
Boezinge Monument Gebroeders Van Raemdonck |
Monument voor de Gebroeders Van Raemdonck
Edward (Temse, 8 oktober 1895 Steenstrate, 26 maart 1917) en Frans Van Raemdonck (Temse, 24 januari 1897 Steenstrate, 26 maart 1917) waren broers die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden bij een nachtaanval op het Stampkot te Steenstrate. Zij waren toen allebei sergeant van de 6de Compagnie van het 24ste Linieregiment. Hun dood maakte hen in Vlaanderen tot een symbool van broederliefde. De Waalse korporaal Aimé Fievez (1891-1917) overleed op dezelfde plaats en tijdstip.
Het stoffelijk overschot van deze drie militairen werd na de oorlog herbegraven in de crypte van de IJzertoren. Op de plek waar ze sneuvelden werd later ook een monument voor hen opgericht, opgetrokken uit betonblokken van het Stampkot.
Een symbool voor de Vlaamse Beweging
De lichamen lagen in niemandsland en konden niet worden gerepatrieerd. In het leger zou men toen hebben voorgesteld om een halfuur wapenstilstand te vragen zodat de lijken konden worden weggehaald en worden herbegraven in Westvleteren.
Generaal Louis Bernheim, lid van het Grootoosten van België, zou dit voorstel toen hebben afgewezen en aan generaal Mahieu hebben verklaard:
"Je n'en vois pas la nécessité. D'ailleurs il s'est avéré que le plus jeune des deux était un flamingant (Ik zie er de noodzaak niet van in. Overigens, het is bekend dat de jongste van de twee een flamingant was)."
Waarop generaal Mahieu zou hebben geantwoord:
"En effet (Inderdaad)."
.
Zo was het ook.
Op 13 april, 19 dagen na hun dood, werden ze in een ondiepe obusput begraven, op een terrein dat was omgeploegd door granaatinslagen. Hun lijken werden bovendien in september 1917 bij een Frans offensief omgewoeld en stukgeschoten.
De tekst van het bidprentje[1], opgesteld door O. Dambre, maakt gewag van de volgende gebeurtenissen:
""In een rit op de eerste lijn van den vijand hadden beiden zich allerprachtigst gedragen. Onder een ijselijk bombardement keerden de mannen terug, na volbrachte taak. Tot aan den IJzer kwam Edward en keek met zijn vlammende oogen rond... Doch zijn broeder niet ziende op de plaats der afspraak weigert hij over den IJzer te komen, en de reeds volbrachte heldenfeiten zal hij nu spontaan bekronen met zijne ideale broederliefde. Te midden het afgrijselijkste kanonvuur gaat hij op zoek naar zijn broeder... Wat is er toen gebeurd ? Achttien dagen nadien tusschen onze en de vijandelijke lijnen vond men beide in elkaars armen liggend voor eeuwig... dood.""
De vertoning van heldhaftige broederliefde, tot in de dood, werd een symbool van de Vlaamse Beweging. Wekenlang bleven Vlaamse kranten er roerende, piëteitsvolle artikelen aan wijden. Een pentekening van Joe English maakte van het beeld van innige broederliefde een krachtig herkenbaar icoon.
Uiteindelijk bleken beide broers samen te zijn gesneuveld met de Waalse korporaal Aimé Fiévez.[2] In september 1917 werd het gebied waar ze lagen begraven weer door Belgen veroverd. De stoffelijke overschotten van de drie mannen werden verzameld en opnieuw begraven. Hun makkers plaatsten in september 1918 een stenen kruis op de plaats, waar later een houten omheining rond kwam. Tot 1933 zou deze zerk daar blijven alvorens naar de IJzertoren te verhuizen. Op de zelfde plaats werd op 19 augustus 1933 door het IJzerbedevaartcomité een nieuw monument opgericht. Het monument Steenstrate, dat vijf meter hoog is en werd gebouwd met brokstukken van de vernielde Duitse stellingen, is van de hand van de broers Karel en Jan De Brandt. Sinds 2003 is het monument Steenstrate de verzamelplaats van de jaarlijkse IJzerwake.
De oorspronkelijke zerk ging bij de dynamitering van de IJzertoren in 1946 verloren.
Op 29 oktober 1919 werd het graf opengelegd met de bedoeling de gesneuvelden te repatriëren. Men trof slechts enkele stoffelijke resten aan die niet meer te identificeren waren, waarop men besloot deze te laten rusten en men het graf weer dichtmaakte. In 1924 werd op bevel van de militaire overheid het graf nogmaals opengemaakt. De resten van de twee broers en van Fiévez werden in één kist gelegd en bijgezet op de Belgische militaire begraafplaats in Westvleteren. Op 13 augustus 1932 werden de stoffelijke resten van de drie gesneuvelden weer ontgraven, en een week later op de 13de IJzerbedevaart overgebracht naar de crypte van de IJzertoren samen met zes andere gesneuvelden die een symbool waren geworden.
Bron:Wikipedea
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
|
Bohan Restanten Opgeblazen Brug |
Restanten Opgeblazen Brug
Zowel in Membre-sur-Semois als in Bohan, zie je restanten van opgeblazen bruggen over de Semois. Deze bruggen werden door de geallieerden tot ontploffing gebracht tijdens WOII om de opmars van het Duitse leger, tijdens het Ardennenoffensief, tegen te houden.
Voor WOII werden de verschillende dorpen in de regio Semois met elkaar verbonden door een tramlijn. De brug over de Semois in Membre, vormde bovendien een snelle verbinding voor Tramlijn 553 Gedinne - Vresse, via een tunnel naar Bohan.
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
|
Boezinge Duits-Britse bunker (Ziegler) |
Ziegler Bunker
Deze constructie werd door het Duitse 'Marinekorps' geconstrueerd, onder leiding van de ingenieur Ziegler in een bosje dat bij de Britten bekend stond als 'Wood 16'. Door zijn vorm wordt het wel eens het 'Viking Ship' genoemd. Het gaat om een station van waaruit lichtsignalen gegeven werden naar de eenheden die meer NO-waarts gelegen waren. Voor de constructie werd o.m. gebruik gemaakt van staal uit opgevorderde Belgische werkplaatsen. 'Wood 16' en de Zieglerbunker werden in juli 1917 door de Fransen veroverd (Slag om Pilckem Ridge). De '554 (Dundee) Royal Engineers Company' liet aan de voormalige frontzijde van de bunker (de ZW-kant), in de dikste muur (die nu de veilige kant geworden was) een opening in deze muur slaan via dynamiet. Zodoende kon de 'Guards Division' op een 'veilige' manier gebruik maken van deze bijzonder stevige en grote constructie.
Bron:De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
|
Boezinge Kanaalsite John Mccrae |
Kanaalsite John Mccrae
Over de kanaalsite John McCrae staat op de website van het In Flanders Fields Museum het volgende te lezen: Essex Farm Cemetery en de betonnen constructies er vlak naast, waar John McCrae zijn beroemde gedicht 'In Flanders Fields' schreef, behoren tot de best gekende plekjes van de hele Ieperboog. Het herdenkingsmonument van de 49th (West-Riding) Division op de aanpalende kanaaldijk wordt al veel minder bezocht. Dat de hele kanaaldijk één van de indrukwekkende retranchementen van de Franse militaire architect Vauban was, en in WO1 ook opnieuw zo werd gebruikt, is al helemaal niet (meer) bekend. Ter hoogte van Essex Farm stelt de stad Ieper als eigenaar de kanaaldijk over een afstand van 450 meter permanent open voor het publiek. Door een nieuwe inrichting van het landschap worden de begraafplaats en de 'Advanced Dressing Station' verbonden aan de Kanaaldijk en aan het kanaal zelf. Een verhard pad, geschikt voor rolstoelgebruikers, een onverhard graspad dat de hele site exploreert, picknicktafels, en een streekeigen groenaanleg met wilde bloemenweide worden ingericht. Het vee dat er altijd graasde behoudt er toch nog altijd een plaats. De site zal toegankelijk zijn vanaf drie verschillende punten teneinde de bezoekersdruk te spreiden. De bestaande ingang vanaf de weg Ieper-Boezinge wordt behouden, twee toegangen vanaf het fietspad langs het Kanaal Ieper-IJzer worden toegevoegd. Aan de parking langs de weg Ieper Boezinge wordt een ankerbord aangebracht. Bij elk van de drie instappunten staat een sitebord met een plattegrond en overzicht van wat de hele site heeft te bieden. Rifleman Valentine Joe Strudwick stierf op 14 januari 1916 op 15-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op Essex Farm Cemetery In Plot I Rij U Graf 8. Private Strudwick was verbonden aan 8st battalion Rifle Brigade, 41ste brigade, 14de Divisie (monument oorspronkelijk in Railway Wood nu Hill 60) Hij is geboren in Dorking, woonde in Croydon en schreef zich in in Lambeth (Surrey) Vermoedelijk is hij de jongste gesneuvelde met een gekend graf in de Westhoek. In de registers van de Menenpoort staan twaalf 15-jarigen vermeld waarvan bij een viertal deze leeftijd niet klopt.
Bron:De Inventaris van het wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Sites
|
 |
|
Boezinge Gedenkplaat |
Gedenkplaat Observatiepost Boezinge Tegen de voorgevel van de observatiepost hangt een rechthoekige gedenkplaat uit wit marmer met zwarte, uitgehouwen letters. 'Tot aandenken aan de zege behaald op het Duitse leger na zijn gasaanval in 1915 te Boezinge. Gedenkplaat onthuld op 27 mei 1967, ter herinnering aan de Duitse gasaanval van 22 april 1915 en de daaropvolgende gevechten. De gedenkplaat is bevestigd tegen de muur van een observatiepost, waarop bovenaan een Duitse 'Minenwerfer' geplaatst werd, in de volksmond ook wel 'Kleine Bertha' genoemd.
Bron:De Inventaris van het Wereldoorlogerfgoed
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
|
Boezinge Artillery Wood Cemetery |
Artillery Wood Cemetery
Ten zuiden/zuidwesten van de huidige begraafplaats lag een bosje dat door de Britten 'Artillery Wood' genoemd werd. Dit bos werd veroverd door de 'Guards Division', op de eerste dag van de Slag bij de Pilckem Ridge (31 juli 1917 begin van de Derde Slag bij Ieper). Na de verovering werden de eerste doden begraven. Deze begraafplaats zou tot maart 1918 gebruikt worden. Toen lagen er 141 doden.
Na de oorlog werd de begraafplaats uitgebreid met meer dan 1150 graven uit omliggende slagvelden en kleinere begraafplaatsen, o.m. uit 'Boezinge Chateau Grounds Cemetery' (waar 19 Britten vooral van de 'Guards Division' begraven lagen, die gestorven waren tussen juni en augustus 1917), 'Brissein House Cemetery, Bikschote' (een Franse begraafplaats met 22 Britse doden gestorven tussen december 1917 en maart 1918) en tenslotte 'Captains Farm Cemetery, Langemark' (waar 63 manschappen, vooral van de 'Guards Division' en de '29th Division' begraven lagen, die gestorven waren tussen juli 1917 en maart 1918).
Op 'Artillery Wood Cemetery' liggen nu 1307 mensen begraven (of worden herdacht), waarvan er 506 niet geïdentificeerd konden worden. Het gaat om 783 geïdentificeerde en 476 niet-geïdentificeerde Britten, 5 niet-geïdentificeerde Australiërs, 17 geïdentificeerde en 23 niet-geïdentificeerde Canadezen, 1 geïdentificeerde en 1 niet-geïdentificeerde Nieuw-Zeelander en 1 niet-geïdentificeerde Zuid-Afrikaan. Achteraan op de begraafplaats staan 12 'special memorials', die mensen herdenken waarvan aangenomen wordt dat ze onder naamloze grafstenen liggen. De begraafplaats werd ontworpen door R. Blomfield (hoofdarchitect) en G.H. Goldsmith (uitvoerend architect).
Op Artillery Wood Cemetery liggen 2 bekende oorlogsdichters begraven, die allebei op 31 juli 1917 in de omgeving gestorven zijn. De Welshe oorlogsdichter Ellis Humphrey Evans, alias 'Hedd Wyn' (perk II, rij F, graf 11), behoorde tot het 15de bataljon van de 'Royal Welsh Fusiliers' en raakte dodelijk gewond nabij het kruispunt 'Iron Cross', nu Hagebos (Langemark). De Ierse oorlogsdichter Francis Edward Ledwidge (1ste bataljon 'Royal Inniskilling Fusiliers', begraven in perk II, rij B, graf 5) stierf toen hij getroffen werd door een granaat. Hij werd aanvankelijk begraven iets ten zuiden van 'Artillery Wood Cemetery' nabij de oude spoorwegbedding Ieper-Boezinge. Voor beide dichters werd een gedenkteken opgericht, op de plaats waar ze omgekomen zijn.
Bron:De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
01-10-2015 |
Cape Griz-Nez en Cape Blanc-Nez - (Frankrijk) |
Cape Griz-Nez en Cape Blanc-Nez
Adolf Galland, een beroemde Duitse gevechtspiloot en legerleider in de Tweede Wereldoorlog, maakte een noodlanding op het strand van Cap Gris-Nez. Het was ook hier dat onder meer Adolf Hitler en Hermann Göring in 1940 over het kanaal richting Engeland keken nadat hun legers West-Europa hadden veroverd.
Direct na de val van Frankrijk in augustus 1940 begon Organisation Todt met de bouw van drie bunkercomplexen op de kaap. Dit waren Batterij Todt met vier 380mm-kanonnen, Batterij Grosser Kurfurst met vier 280mm-kanonnen en tot slot Batterij Griz Nez, bij de meest westelijk punt van de kaap, met drie 170mm-stukken.De stukken van Batterij Todt konden alleen richting zee vuren, maar die van de twee andere batterijen konden ook naar doelen landinwaarts worden gericht.De batterijen werden verdedigd met mijnenvelden, prikkeldraadversperringen, bunkers, antitankgeschut en machinegeweren.
Na een hevig luchtbombardent vielen in de ochtend van 29 september 1944 troepen van de Canadese 3e infanteriedivisie de batterijen aan. De Canadezen werden ondersteund door tanks van de Britse 79e pantserdivisie. De verdedigers van Batterij Todt gaven zich tegen het midden van de ochtend al over.Tijdens deze actie op de kaap werden zon 1600 Duitse krijgsgevangenen gemaakt. Aan Canadese zijde waren 42 slachtoffers te betreuren waarvan acht doden.
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
03-09-2015 |
Dinant Citadel |
De Citadel
De citadel van Dinant is een citadel in de Belgische stad Dinant. De citadel is gebouwd op een rots, vlak bij het stadscentrum, 100 meter hoger dan het wateroppervlak van de Maas. In de citadel is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een historisch en wapenmuseum te bezichtigen. De toegang tot de citadel wordt onder meer verzekerd door een kabelbaantje.
Het eerste bouwwerk op die locatie dateert van 1051, toen gebouwd in opdracht van prins-bisschop Dietwin van Luik. De stad en citadel werden in 1466 tijdens de Luikse Oorlogen verwoest door Karel de Stoute. Prins-bisschop van Luik Everhard van der Marck breidde in 1530 de citadel bij de herstelling grondig uit, onder meer met een slottoren en een ronde halve toren. Dit bood in de citadel plaats aan 500 soldaten. In 1675 bezetten de Fransen, onder aanvoerder en maarschalk van Frankrijk François de Créquy de stad en gebruiken de citadel als verdedigingsbasis. De citadel werd in 1703 opgeblazen bij de aftocht van de Franse troepen. Krachtens het verdrag van Utrecht van 1713 kwam de locatie terug toe aan de bisschop van Luik. Het laatste bouwwerk werd gebouwd van 1818 tot 1821, uit de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Tot de Belgische Revolutie was de citadel de ligplaats van een Nederlands garnizoen. In de Eerste en Tweede Wereldoorlog was de citadel nog het voorwerp van gevechten.
De bezoeker kan met eigen vervoer tot aan de citadel rijden, of kan vanuit de stad een trap uit 1577 met 408 treden beklimmen. Sinds 1956 kan men ook met een kabelbaan het hoogteverschil overwinnen. Deze kabelbaan werd in 1997 vernieuwd.
De Militaire Begraafplaats bij de Citadel van Dinant telt 1177 oorlogsgraven:
- 1105 Fransen soldaten uit de Eerste Wereldoorlog.
- 47 Franse soldaten uit de Tweede Wereldoorlog.
- 25 Soldaten van het Gemenebest uit de Tweede Wereldoorlog.
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
02-09-2015 |
Dikkebus New & Old Military Cemetary |
Dikkebusch New & Old Military Cemetery
Het dorp van Dikkebus telt nog 3 Britse militaire begraafplaatsen. Dickebusch Old Military Cemetery is gelegen langs de Neerplaats, ten ZO van de kerk, vlakbij het kerkhof. Dickebusch New Military Cemetery is gelegen langs de W-kant van de Kerkstraat, op de hoek van het kruispunt met de Oude Bellestraat, iets ten Z van de kerk. Aan de andere kant van de Kerkstraat ligt Dickebusch New Military Cemetery Extension.
De 'Old Military Cemetery' werd gestart als frontlijnbegraafplaats en werd door de troepen gebruikt in januari, februari en maart 1915. Het bevat de graven van 47 militairen uit de Eerste Wereldoorlog. 78 Franse militairen, die hier eveneens begraven lagen, werden na de oorlog verwijderd. In mei 1940, ten gevolge van de terugtrekking naar Duinkerken, werden er nog eens 10 Britten begraven. De Britse graven op 'Dickebusch Churchyard' zijn van het kerkhof verwijderd. In februari 1915 werd 'Dickebusch New Military Cemetery' gestart door gevechtseenheden en medische posten ('Field Ambulances'), toen 'Dickebusch Old Military Cemetery' bijna vol lag. De begraafplaats zou tot mei 1917 gebruikt worden. Nadien volgden nog enkele begravingen in maart en april 1918. Onder de 624 doden behoorden er 92 tot artillerie-eenheden. De 'Extension' werd gebruikt tussen mei 1917 en januari 1918. Van de 548 doden behoorden er maar liefst 260 tot artillerie-eenheden. 'Dickebusch New Military Cemetery' vormt in feite één geheel met de 'Extension': zo staat de 'Cross of Sacrifice' op de 'Extension', terwijl de 'Stone of Remembrance' op 'Dickebusch New Military Cemetery' geplaatst staat. Onder de begraven militairen: J.S.V. Fox (1st Wiltshires, 7th Brigade, 3rd Division) die op 20 april 1915 werd geëxecuteerd wegens desertie. Eveneens onder de hier begraven doden: dichter Lt. R.W. Sterling (1st Royal Scots Fusiliers), die gedood werd op 23 april 1915.
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Diksmuide IJzertoren |
De IJzertoren
Deze toren, oorspronkelijk ingewijd op 24 augustus 1930, staat aan de oever van de stroom de IJzer,nabij het stadscentrum van Diksmuide op het grondgebied van deelgemeente Kaaskerke. Op de toren staat aan de vier zijden van de monumentale voet te lezen Nooit meer oorlog, in de vier talen van de strijdende partijen van het westelijk front tijdens de Eerste Wereldoorlog Plus jamais de guerre, No more War, Nie wieder Krieg.De IJzertoren is in de eerste plaats een herdenkingsmonument voor de Vlaamse gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, maar hij staat tegelijk ook symbool voor de aan de IJzer ontstane wil tot meer politieke verzelfstandiging van Vlaanderen.De jaarlijkse IJzerbedevaart aan de voet van de toren is een politieke manifestatie tegen oorlog en voor Vlaams zelfbestuur.Op de IJzertoren staan in kruisvorm de letters AVV VVK wat staat voor Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus; weliswaar kwam het IJzertestament van in het begin op voor pluralisme.Enige jaren na de dynamitering (zie verder) van de oorspronkelijke toren op 15 maart 1946, werd op enige meters daarvandaan een nieuwe en veel hogere (84 meter) toren gebouwd. Met de resten van de opgeblazen toren werd op het voorterrein, in de IJzerbedevaartweide, in 1950 de Paxpoort of Poort van Vrede gebouwd. De ruine van de oude toren (destijds ongeveer 50 m hoog) wordt als blijvende getuigenis zorgvuldig bewaard. Hierbij bevindt zich een crypte, waarnaar tussen 1930 en 1937 de stoffelijke resten van enkele bekende Vlaamse frontsoldaten werden overgebracht. De ruïne werd, samen met de crypte, in 1997 volledig gerestaureerd.Aan de bouw van de toren werd gewerkt van 1952 tot 1965. Architect was Robert Van Averbeke. De toren telt 462 trappen, en werd gebouwd met onder andere 325.000 bakstenen 388 ton ijzer en 3000 m³ gewapend beton.De oprichting van de IJzertoren kwam er destijds dankzij een groot gezamenlijk volksgevoel, en werd gefinancierd met ingezamelde vrijwillige bijdragen van talloze individuele Vlamingen en verenigingen.
|
|
Categorie:Monumenten
|
 |
01-09-2015 |
Dottignies Oorlogsgraven van het Gemenebest |
Oorlogsgraven van het Gemenebest
Op de begraafplaats ligt een perk met 24 Britse graven uit de Eerste Wereldoorlog. Zij behoorden allen tot de 14th Division en sneuvelden tijdens het geallieerde eindoffensief in oktober en november 1918. De graven worden onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission en zijn er geregistreerd als Dottignies Communal Cemetery.
Onderscheidingen
James Mitchell White Halley, majoor bij de Royal Engineers werd onderscheiden met het Military Cross (MC).
kanonnier Herbert Crowther Wilkinson ontving het Croix de guerre.
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Dadizele Duitse Mitrailleurspost Geluwestraat |
Duitse Mitrailleurspost
Duitse mitrailleurspost, vermoedelijk in 1918 opgetrokken langs de 'Dadizeele Riegel'. In 1917 werd deze stelling nog met 'Artillerie-Schutz-Stellung' aangeduid. Deze artilleriestelling was aangelegd ten oosten van de 'Flandern II Stellung' (uit 1917) en bestond uit een loopgraaf, met ten westen ervan prikkeldraadversperringen. Na de Derde Slag bij Ieper werden de stellingen aangepast en werd het tracé van de vroegere 'Artillerie-Schutz-Stellung' ter hoogte van Dadizele voortaan aangeduid met 'Dadizeele Riegel'. Vanaf de Geluwestraat liep een aftakking van een smalspoorlijn tot aan onderhavige mitrailleurspost.
Bron:De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
|
Dadizele Duitse bunkers Oliekotstraat |
Duitse bunkers munitiepark Westhoek Twee Duitse militaire posten, die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn aangelegd in een nu verdwenen bosje, met 'Chivers Wood' aangeduid op Britse militaire stafkaarten, ten westen van de Oliekotstraat. Hier werd tijdens de oorlog een Duits munitiepark aangelegd, dat op Duitse stafkaarten met 'Westhoek' werd aangeduid. In dit munitiedepot werden verschillende constructies opgetrokken, waaronder onderhavige bunkers. Ten zuiden van dit munitiepark passeerde een smalspoorlijn. In januari 1918 werd aan de oostelijke rand van dit bosje geschut opgesteld.Halfondergrondse betonnen militaire post met rechthoekig grondplan, op twee uitspringende zijmuren aan noordelijke zijde na. Het beton is gegoten tegen een houten bekisting. Aan westelijke zijde heeft de bunker flinke beschadigingen opgelopen. Wellicht staken er aan noordelijke zijde oorspronkelijk twee toegangen. Centraal in de noordelijke muur steekt een grote rechthoekige opening. Opmerkelijk zijn de drie vrij grote, rechthoekige openingen in het dak aan zuidelijke zijde, die hoeksgewijs uitmonden in een rechthoekige opening tegen het plafond van de bunker. Wellicht bestond de constructie binnenin oorspronkelijk uit twee ruimtes, maar is de tussenmuur uitgebroken. In de betonnen binnenmuren zijn uitsparingen voorzien.
Bron:De Inventaris van het Boukundig Erfgoed
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
02-08-2015 |
Eperlecques (Frankrijk) |
Le Blockhaus d'Eperlecques.
In maart 1943 gaf het Duitse leger het startschot voor de bouw van de 'Kraftwerk Nordwest', een montage- en lanceerbasis voor V2-raketten in Eperlecques, temidden de bossen.In oktober 1943 moest de bunker en de lanceerinstallatie afgewerkt zijn, met dank aan de duizenden Belgische, Nederlandse en Russische dwangarbeiders, maar de Britse RAF (Royal Air Forces) stak daar een stokje voor nadat ze op luchtfoto's de ongewone bedrijvigheid in de bossen opmerkten.
In augustus wordt het gebouw voor de eerste keer bestookt door Britse gevechtsvliegtuigen. De noordelijke kant van de bunker, waar de onderdelen van de V2-raketten via ondergrondse sporen uit Saint-Omer en Calais zouden aangevoerd worden, raakte daarbij zwaar beschadigd.
Het bombardement maakte meteen duidelijk dat het bouwsel door zijn kwetsbare ligging niet echt geschikt was om V2-raketten te monteren en te lanceren. Tussen augustus 1943 en augustus 1944 werd de bunker uiteindelijk 25 keer gebombardeerd.Van alle bombardementen zijn nog verschillende sporen te zien, ondermeer een krater met een doorsnede van 42 meter en een diepte van 18 meter.
Vloeibare zuurstof.
Daarom verhuisde de lanceerinstallatie even verderop naar La Coupole in Helfaut, waar overigens ook nooit een V2 de lucht inging. Aan het zuidelijke deel van de bunker, dat zo goed als ongehavend bleef, werd ondertussen verdergewerkt.
Bedoeling was er de vloeibare zuurstof, brandstof voor de V2-raketten, te produceren en te vervoeren naar La Coupole en mobiele lanceerinstallaties van de V2's.Op de fundamenten van het zuidelijke gedeelte beslisten de Duitse ingenieurs een vijf meter dikke betonnen plaat met hydraulische liften omhoog te tillen, zodat de bouwwerken onder de beschermende plaat konden doorgaan zonder risico op raketinslagen.
Op de vlucht.
In januari 1944 was de bouw van het zuidelijke gedeelte afgerond: in enkele maanden tijd hadden de Duitsers er 20.000 ton beton doorgejaagd voor hun Blockhaus. Ze installeerden er drie compressoren om vloeibare zuurstof te produceren.
Maar de werkzaamheden in de bunker waren geen lang leven beschoren: na een nieuw zwaar bombardement op 27 juni 1944 demonteerden de Duitsers alle installaties en vluchtten ze naar Duitsland: ze vreesden dat de compressoren zouden ontploffen door de bombardementen.
De grootste bunker.
Op 4 september 1944 slaagden Canadese troepen erin de controle over het gebouw over te nemen. Sinds 1973 heeft de grootste bunker van Noord-Frankrijk, het bouwwerk is 90 meter lang, 50 meter breed en 33 meter hoog, de deuren geopend voor bezoekers en in 1985 werd het gebouw uitgeroepen tot rijksmonument.
|
|
Categorie:Bunkers
|
 |
01-08-2015 |
Esquelmes |
Esquelmes War Cemetery
Esquelmes War Cemetery is een Britse militaire begraafplaats met gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog gelegen in het Belgische dorp Esquelmes, een deelgemeente van Pecq. De begraafplaats ligt 1 km ten noorden van het dorpscentrum en 1,5 km ten zuiden van Pecq. Ze heeft een langwerpige vorm en is omgeven door een beukenhaag. Het Cross of Sacrifice staat aan de noordelijke zijde op de centrale as en aan de oostelijke zijde staat een achthoekig schuilhuisje waarin zich het registerboek bevindt. De begraafplaats wordt onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission.
Er liggen 233 Britten begraven waaronder 32 die niet meer geïdentificeerd konden worden.
Alle slachtoffers vielen in mei en juni 1940 toen de British Expeditionary Force (BEF) was betrokken in de latere fase van de verdediging van België na de Duitse inval. Er werden zware gevechten geleverd toen het Duitse leger de Schelde probeerde over te steken en de BEF deze lijn verdedigde om de terugtrekking van hun troepen naar Duinkerke te dekken.
Geoffrey Lesslie Marett Worke, luitenant bij het The Queen's Royal Regiment (West Surrey) en Claude Edward Alban Lockyer Williams, onderluitenant bij de Royal Artillery werden onderscheiden met het Military Cross (MC).
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
|
Elverdinge Canada Farm Cemetery |
Canada Farm Cemetery
Canada Farm Cemetery werd gestart met de Mijnenslag (7 juni 1917) en zou gebruikt worden tot het einde van de Derde Slag bij Ieper. De meeste doden zijn afkomstig van het 'casualty clearing station' (veldhospitaal), dat vlakbij op een boerderij ('Canada Farm') geïnstalleerd was. Hier liggen vooral manschappen van de 'Royal Artillery' (438) en van de 'Guards Division' (144), die tijdens het begin van de Derde Slag bij Ieper dodelijk getroffen raakten en achteruit gebracht werden voor verzorging. Enkele graven werden na het offensief toegevoegd.
Volgens het huidige register liggen er 898 Britten en 9 Canadezen begraven, die allen geïdentificeerd konden worden. De begraafplaats is ontworpen door R. Blomfield (hoofdarchitect) en A.J.S. Hutton (uitvoerend architect).
Op Canada Farm Cemetery ligt o.m. C.S. Tennant begraven, die in de kerk van Elverdinge herdacht wordt met een gedenkplaat in de vloer. Deze gedenkplaat, destijds in de jaren 20 door zijn moeder aangebracht, werd maar recent herontdekt
|
|
Categorie:Begraafplaats
|
 |
01-07-2015 |
Fromelles - (Frankrijk) |
Fromelles (19 juli 1916)
In Fromelles (Nord) speelt zich een drama af dat in Australië bekend zal blijven staan als een van de grootste rampen voor de natie in de twintigste eeuw.
Ondanks de enorme verliezen op de eerste dag van het offensief in de Somme beschouwt het Britse hoofdkwartier de situatie in de dagen daarop als hoopgevend. Ze verwachten een massale aftocht van de Duitsers. Alvorens het Duitse front te ontwrichten, wordt op 9 juli 1916 het besluit genomen de heuvelrug van Aubers aan te vallen een herhaling van het Britse fiasco in mei 1915 voor Fromelles en uit te komen op de achterhoede van de tegenstander. De aanvalszone van ongeveer vier kilometer breed ligt tegenover zeer sterke Duitse stellingen die de Britse linies overheersen, met name het suikerbrood: een betonnen bastion tot de nok toe gevuld met mitrailleurs. In het plan is een langzaam, methodisch, maar massaal bombardement opgenomen vlak voor de aanval van de infanterie. Op 16 juli, als de situatie bij de Somme al sterk gekelderd is, wordt de operatie Fromelles even in twijfel genomen. Het is de agressieve volharding van generaal Haking, hoofd van het 11e Britse legerkorps, die de doorslag geeft.
Op het offensief bij Fromelles worden twee divisies ingezet: de 61e Britse en de 5e Australische, beiden net aangekomen in Frankrijk en zonder enige strijdervaring. Voor de Australiërs is het hun eerste actie op het westfront. Tegenover hen, een ervaren eenheid: de 6e Beierse Reservedivisie, die het jaar daarvoor de overwinning behaalde op Aubers. Het slecht uitgevoerde voorbereidende bombardement duurt elf uur.
De infanterie begint de aanval op 19 juli 1916 om 6 uur en staat onmiddellijk bloot aan zwaar artillerie- en mitrailleurvuur in een zone waar het niemandsland meer dan 300 meter breed is. De vier aanvalsgolven worden één voor één gemaaid met een tussentijd van vijf minuten. Het lukt slechts een klein deel van de Australische soldaten om de eerste Duitse linie te bereiken. De soldaten bevinden zich onmiddellijk in een geïsoleerde positie en vallen ten prooi aan tegenaanvallen. Het niemandsland is bedekt met de lijken van Australische soldaten. Sommige ooggetuigen hebben het over een slachtbank in de openlucht. Ondanks het fiasco begint om 9 uur een tweede aanval. De Australiërs die de eerste aanval hebben overleefd en in een totaal geïsoleerde situatie in de Duitse loopgraven zitten, besluiten terug te keren naar hun eigen linies op 20 juli. Ze worden door de Duitsers in de rug geschoten.
De Australiërs zijn in 24 uur 5.533 man kwijtgeraakt en de Britten 1.400, en zonder ook maar enig resultaat te boeken. Het aantal doden is uitzonderlijk hoog: van de 887 man van het 60e Australische Bataljon hebben slechts 107 het overleefd. Het schijnt dat Adolf Hitler, toen korporaal van het 16e Beierse Reserve-infanterieregiment, ook deelnam aan deze slag.
|
|
Categorie:Sites
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
|
|
 |