Varen met een catamaran, eigenlijk doen we dat wel graag. En dit is de perfecte plek ervoor, we zijn ook niet alleen, al zijn we wel bij de eersten aan boord (toch maar met petje op om verdere malheuren te vermijden; we likken immers alweer onze wonden na de wandeling in de jungle van Carara gisteren - drie bobbels in onze nek, overal gespoten behalve daar, en een op onze bovenlip, te wijten aan een aanraking met een vicieuze plant). Je moet op zulke gelegenheden altijd wat geluk hebben met de rest van het gezelschap. Van de 20 opvarenden is de helft verwaarloosbaar (allemaal Amerikanen, op 1 Canadese na), maar wie ons wel bevalt is die kale met zonnebril en veel jongere vrouw van foto 3. Dat is Jay uit Boston die net als wij gepensioneerd is, nu permanent hier woont en er een beetje als DEN JOOHN, de ex van die onnozele Astrid dinges, uitziet. Jays 2de vrouw is een vrolijke Nieuw Zeelandse (inderdaad 15 jaar jonger) en hij gaat nog wel elk jaar zijn moeder van 89 in Boston opzoeken, maar gelukkig verjaart die in de zomer want tegen de kou kan hij niet meer. Een heel aardige kerel en een echte levensgenieter, en bovendien heel sportief, hij zwemt drie keer sneller dan wij. Of hij Tolstoj leest (vanmorgen 50 blz in ons geval) betwijfelen we dan weer. De andere sterren van de boot zijn vier ontzettend luidruchtige zwartjes uit New York (het verkleinwoord is ongepast want ze zijn allemaal aan de volumineuze kant, vooral die ene die als enige van de boot niet in het water gaat). Luidruchtig, maar niet zonder humor. En als er moet gedanst worden laten ze zich natuurlijk niet pramen. De boot stopt een uur om te snorkelen of zwemmen, maar iedereen wordt opgedragen een noodle mee te nemen (een rubberen stang voor onder je armen die je drijvende houdt). Enkel meesterzwemmer Jay weigert dat spul, maar verder luistert iedereen want een onderstroom is hier nooit uitgesloten. Geloof overigens maar niet dat er hier mooie koralen zijn, maar de watertemperatuur is alleszins perfect. En verder is dit een booze- en dansboot uiteraard, er moet hier wat gefeest worden, al kan je ook gewoon met je lief naar de zonsondergang kijken, zoals de zoon van Jay (uit zijn eerste huwelijk en even kaal) die bij zijn vader op bezoek is en maar wat blij is dat hij voor even de barre winter van Boston kwijt is. Er zijn buiten veel drinks ook snacks aan boord, maar wij hebben te veel gepraat met Jay om veel te eten zodat we nog een mahi mahi nuttigen in ons hotel. De zonsondergang van Sugar Beach hebben we vandaag dus gemist, we zijn pas tegen 7 hr pm terug in het resort, maar we hadden nog beeldjes van gisteren over. Jammer dat we hier morgen alweer moeten vertrekken want Sugar Beach is eens te meer een zeer goede Costa Ricaanse plek.
Carara is, cfr de eerste foto, ook een adventure park, maar dat is voor de kids en daar haalt onze huisleguaan, die wij Charel hebben gedoopt en heel de nacht boven onze kamer is blijven waken, de neus voor op. Wij ook en gaan voor de natuur in het Parque Nacional Carara. Je moet 10 usd betalen aan het rangersstation, en dan mag je alleen de hort op, al kan het ook met gids en telescoop, voor een meerprijs uiteraard. Bij wijze van aperitief doen we de Interpretative Walk (W41, 20 min), die vol staat met uitleggende bordjes, zoals over de leaf cutting ants. Die zie je inderdaad over heel Costa Rica met bladeren van 7x hun gewicht over mieren-Highways rondzeulen, en nooit hebben die sufferds verzonnen dat ze daartoe beter een spoorweg zouden aanleggen. Maar er zijn hier te veel Japanners, en bovendien is de baan te dicht bij, dat stoort het natuurleven. Twee km verder is een kleine parking, waar je wel diep het woud inkan. Dat is de Sendero Laguna Meandrica (W42, 2 uur), een knappe wandeling die op het einde wel een beetje spannend wordt omdat de jungle het pad bijna helemaal overwoekert. Maar wij zijn nog spoorzoeker bij de scouts geweest, so what. Eens te meer struikelen we bijna over een leguaan, die monsters lijken ons wel te achtervolgen, maar de ara-papegaaien (Scarlet macaws in het Engels) zien (en horen!) we maar van ver, net als in de Osa-vallei. Het zijn de enige twee plekken waar je ze nog kan zien, terwijl ze vroeger doorheen heel Costa Rica fladderden. Verlies van habitat en laakbare huisdierenhandel dreven de aras haast de vergeetput in, maar in Osa en Carara doen ze het goed, vele families nestelen hier (een ara is net als de quetzal dermate monogaam dat als 1 dier sterft het andere meestal heel snel volgt, bv door niet meer te eten). Mooi zijn ze wel, gelukkig hebben we close-ups van affiches genomen. Apen kan je zoals overal makkelijker betrappen. En krokodillen ook, vanop een brug die al lang de Crocodile Bridge wordt genoemd. Ja, de Tico moet uitkijken waar hij gaat zwemmen, want deze beestjes zijn heel wat agressiever dan de alligatoren in Louisiana en Florida. En dan hebben we niet minder dan 5 uur te rijden, helemaal naar het noordwesten. Music, maestro please (we zijn ertoe overgegaan onze soundbar op maximum volume aan te zetten in de auto. Niet zo goed als kwaliteitsboxen van een grote SUV in Amerika, maar toch een waardig alternatief voor al die Costa Ricaanse muzak op de radio)! En tegen 5 hr pm komen we aan in het aantrekkelijk betitelde Sugar Beach Hotel aan Playa Pan de Azuçar (de relatie met Rio ontgaat ons enigszins). Geen architectonisch hoogstandje, maar wel prima service en heel degelijk eten, een in de jungle verborgen zwembad en vooral vlak bij het strand gelegen, waar we alweer de zonsondergang kunnen tegemoet lopen. Morgen dachten we eerst volstrekt niets te doen, buiten lezen en in zee gaan, maar we konden niet weerstaan aan een uitnodiging in te tekenen op een catamaranvaart morgen. Die gaat echter pas om 1.30 hr pm van start, zodat er s morgens nog tijd genoeg is om een nieuw boek te beginnen. Waarmee The Passenger vast voor een lokale primeur gaat zorgen, want we geloven niet dat iemand in deze afgelegen plek ooit eerder Oorlog en Vrede van Tolstoj heeft gelezen. Tenzij we Charel de leguaan onderschatten.
COSTA RICA 2020: Rainmaker Aerial Canopy Trail & de stad Jaco
Uitchecken uit Makanda Hotel by The Sea, wat we pas om 10.45 hr am doen, gebeurt natuurlijk ook in stijl. Eerst haal je je paspoort uit de kamersafe, die niet met een code maar met een gepersonaliseerde vingerafdruk werkt, dan bel je de receptie op voorwaarde dat je die designtelefoon, die er net als de flessenopener als een klein beeldhouwwerkje uitziet, ueberhaupt vindt. Twee minuten later staat er een man met een golfkarretje voor je deur, die je zware koffer niet alleen naar beneden draagt maar ze ook nog in je koffer stopt, als je zo vriendelijk bent hem de autosleutel ter beschikking te stellen. Het is allemaal de perfectie zelve, en eerlijk gezegd niet te duur voor deze servicekwaliteit. Maar we moeten verder al is de stad Jaco, waar we slechts 1 nacht blijven, slechts 1 uur rijden van Manuel Antonio. Sterke stop onderweg: Rainmaker Aerial Walkway, oftewel de moeder van alle canopy walks in Costa Rica. W40 (anderhalf uur, inclusief een kwartier rust aan de rivier) is daadwerkelijk een erg fraaie. Nadat je in dat pannenhuis 20 USD hebt betaald (voor locals is het maar 2 usd, maar ze gaan dat van ons niet geloven ook al noemde men ons Don José in Makanda) kan je rechtsonder foto 1 het regenwoud induiken, en naast al die hangbruggen zijn er ook watervallen en lush vegetation par todo, allemaal dik in orde zij het een zweterige bedoening. En niet te veel andere bezoekers, behalve die groep Amerikanen die met een gids onderweg is. Losers! Er staan overal plannetjes, je kan niet verloren lopen. Ongetwijfeld zijn hier ook veel dieren maar zonder telescoop valt het niet mee ze te vinden. Toch weten we twee cicaden te ontdekken. Die vind je wel over heel de wereld terug, maar eigenlijk hadden we ze tot dusver alleen maar gehoord, en nooit gezien. Om 14.30 hr bereiken we Jaco, een stadje aan zee dat de reputatie van een oord van verderf met zich meedraagt. Drugs en prostitutie, te wijten aan al die toeristen, waaronder veel getatoueerden (maar ook Ticos laten zich graag tatoeëren, hoe lelijk dat ook is). Ons hotel, overigens eigendom van een Nederlander, is anders net genoeg, vooral de patio met twee zwembaden mag er wezen. De kamer is eenvoudig-functioneel, zo kennen we onze Noorderburen. Wat we wel kunnen appreciëren is de aanwezigheid van een huisdraak, het is eens iets anders dan een schooiende hond aan tafel. Het niet eens kleine monster belooft onze slaap vannacht te bewaken, goed zo. In de late namiddag lopen we wat in Jaco rond (enfin, meer dan een lange straat vol restaurants, winkels en enkele banken is het niet) maar nee, dit is niets voor ons, we zijn blij dat we hier maar even zijn. Effectief merken we, als we na een goed diner bij een Italiaan weer naar ons hotel lopen, enkele prostituées op (al heeft niemand veel aan in een plek waar het heel het jaar door 32 graden is) maar wat ons stoort is vooral de schaamteloze commercie (ridiculous burgers? Belachelijke commerce ja) en het totale gebrek aan urbanisatie, dat we ook in San José en San Vito al opmerkten. Gelukkig is Costa Rica een land van ongerepte natuur, maar van stedenbouw weten ze de ballen af. Ja, het strand, dat mag er zijn, zeker tijdens zonsondergang. Maar ook daar hebben ze een aartslelijk appartementsgebouw achter gezet, hoe is het mogelijk. En het stinkt hier, wat natuurlijk in dit klimaat geen verbazing wekt. Of is het de patchouli die we ruiken? Enfin, morgenvroeg duiken we alweer de natuur in, daarvoor ben je in Costa Rica.
Om 7.30 hr komt een busje ons afhalen om ons naar Parque Nacional Manuel Antonio te brengen. De Makanda service ter zake is dat je aan de ingang van het PN water en fruit wordt meegegeven, iets waar de andere aanwezigen die in modale lodges verblijven kunnen naar fluiten. Dat is nu het verschil tussen haves & have nots, en zo ontstaan sociale revoluties. Maar wij pleiten verzachtende omstandigheden want we mogen hier dan wel 2 nachten in weelde baden, een week geleden vertoefden we nog even lang bij de Indianen van Boruca, met geeneens een enkel spiegeltje! (in onze Makandakamer tellen we niet minder dan 7 spiegelende elementen, teneinde de suite nog groter te doen lijken dan ze toch al is). We willen maar zeggen: Passengers zijn van alle markten thuis en voelen zich even thuis in een stal als in een paleis. In het PN krijgen we eerst een begeleide toer van een gids met een telescoop, altijd goed voor de fotos. Ditmaal concentreren we ons eerder op klein gerij zoals voortreffelijk gecamoufleerde sprinkhanen, spinnen, en kleurrijke krabbetjes die slim doen alsof ze giftig zijn maar het in werkelijkheid niet zijn (fake news in de natuur). Maar het topshot is toch dat van een luiaardmoeder met baby, mooi frontaal op de foto. Luiaarden zijn dan wel niet van de rapsten, maar ze gaan al miljoenen jaren mee en behoren niet, zoals vele soorten, tot de met uitsterven bedreigde dieren, doe het ze maar eens na. Daarna laat de gids iedereen de keuze: met hem teruggaan of langer blijven. Dat laatste natuurlijk, wij kunnen immers rekenen op Makanda shuttles om 12, 1 of 2 hr pm, keus genoeg (de anderen moeten maar te poot terug of een taxi versieren). Manuel Antonio heeft mooie ongerepte stranden (en er zijn geen krokodillen dus je kan in het water), en je kan er ook wandelen, vooral de Sendero El Catedral wordt aangeraden. Inderdaad, mooie mini-hike (W39, 1 uur inclusief het pad terug naar de uitgang) met enkele miradors op de Stille Oceaan. Wel op en af, te lang moet dat niet duren in deze zwoele temperatuur. Dierenobservatie kan overigens ook zonder telescoop, zeker als het om de kapucijneraapjes gaat, hier alweer alomtegenwoordig. Maar vergis je niet, ze ogen lieftallig maar als iemand eten bovenhaalt worden ze superagressief, ze laten niet na het uit je hand te rukken, wat een Amerikaanse vrouw ook overkomt, tot grote treurnis van alle gidsen die nog zo gezegd hadden dat je de apen niet mag voederen en ook niet in verleiding mag brengen met zichtbaar voedsel. Enfin, een prima halve dag alweer, waarna wij de stalletjes van ijs en kokoswater voorbij lopen. Want waar kunnen we om ons op te frissen beter zijn dan in het resort, waar we pendelen van de floating bar naar ons kamerterras en tenslotte gaan aperitieven (ook hier happy hour, 2 voor de prijs van 1) op het grote terras naast het zwembad, waarnaast dan weer de eetzaal ligt waar we straks ongetwijfeld weer prima gaan eten. Iets zegt ons dat ons lot ver verkiesbaar is boven dat van Joachim Coens en Bouchez.
Dominical is altijd al een surfersdorp geweest, maar tegenwoordig is het ook een oord waar jonge en oude hippies zich thuis voelen. Veel soft drugs, yoga en massage, en dat alles natuurlijk in een lush vegetation. Aardig om even doorheen te lopen, en die foto van een komische luiaard over te nemen, maar wij willen naar Manuel Antonio toe, waar nabij het beroemde nationaal park (dat wij morgen bezoeken) tal van poshy hotels gevestigd zijn. Een daarvan is het onze, en boy, Makanda by The sea is waarlijk een ongelooflijk lustoord. Dat blijkt al aan het zwembad, maar helemaal te gek is onze kamer, die eigenlijk een suite is met veel creatief vernuft, een open badkamer, een junglebalkon en alles wat je maar wil. Ja, dat kost ook in Costa Rica veel geld, maar toch minder dan in Amerika (350 usd per nacht/kamer, maar daar zit een excursie naar het nationaal park in, en ook het ontbijt). De WiFi code luidt Personal Paradise , yep, zo mag je deze kamer, of is het een appartement, wel noemen. Zouden ze dit in buurland Nicaragua ook kunnen? Geloven we niets van. De zonsondergang mag er eveneens wezen en het diner in het prima restaurant ook. En we zijn nog niet failliet. Allemaal goed nieuws!
COSTA RICA 2020: Mensen en dieren in en nabij Uvita
De eerste foto hieronder is de ontbijtruimte van onze B&B in Uvita - buiten natuurlijk, waar anders. Deze B&B heeft slechts 2 kamers (gezellige bungalows) en wordt tegenwoordig uitgebaat door Ami Dan Casey (een voormalig fotograaf voor National Geographic maar ook voor talloze baseballteams) en zijn tuinierende vrouw. Ze zijn bezig permanent te verkassen van Florida naar Costa Rica (onder andere uit onvrede met Trump en de polarisatie in Amerika) en moeten daartoe op de ochtend van ons uitchecken vingerafdrukken laten nemen in de naburige stad San Isodro. Heel vriendelijke mensen die zich uit de naad werken om hun gasten terwille te zijn. Over de deur is het restaurant MOSAIC, dat dan weer bestierd wordt door een Canadese uit Toronto, die naar eigen zeggen doodziek wordt als de temperatuur onder de 10 graden daalt en daarom op aanraden van haar dokter naar het tropische Costa Rica is verhuisd (wat voor een vreemde ziekte is dat, dokter Dirk?). Ons lijkt ze een beetje kierewiet, maar het eten, dat fusion-gericht is (we komen twee avonden na mekaar) is verduiveld goed (eerst miso soep en tunasteak, daarna ceviche met hesp en kaasschotel na en telkens ontzettend goede geïmporteerde wijn). Maar we moeten ook aandacht schenken aan het rijke dierenleven van Costa Rica. Dat kan bv door een bezoek aan Reptilandia, waar je dus vooral reptielen, maar ook schildpadden allerhande kan zien (grooote schildpadden! En verbeelden wij ons dat nu, of wuift die ene onderwaterschildpad ons daadwerkelijk vriendelijk toe?). Dat alles in een weelderige natuursetting, en kijk, de man aan de ticketbalie is een Vlaming, die al 22 jaar in Costa Rica vertoeft en gek is op regenwouden sinds zijn nonkel, een pater in Congo, hem daarover vertelde. Costa Rica is natuurlijk stukken veiliger dan Congo, dat is waar. Uiteraard is hij blij nog eens Vlaams te kunnen spreken, al zegt hij steevast kokodril ipv krokodil, grappig. Een andere dierlijke stop betreft het Alturas Wildlife Sanctuary, een oord dus waar gekwetste dieren (door accidenten met autos, electrocuties of beten van honden) worden verpleegd, teneinde hen daarna als het even kan terug in de natuur uit te zetten. Je kan hier ook vrijwilliger worden voor enkele maanden, zoals die Zweedse die we in Drake Bay spraken. Onze gids heet Florian en is Oostenrijker, maar hij verblijft hier permanent samen met vrouw en dochter. Wat een prachtplek overigens, Villa Alfuras is tevens een hotel met uitzicht, nou. Staat te koop, zegt Florian, wat denk je, 2 miljoen dollar, toch geen geld voor zo een domein? Nee, eigenlijk niet, allez, t is goed, de helft op onze VISA en de helft op onze M/C, ok? Geestig zijn hier vooral de kapucijneraapjes, waarvan bazin Lucy kiezelstenen naar de bezoekers gooit, als om te zeggen dat niemand dichterbij mag komen. Papegaaien, peccaris, coatis, ok, maar de ster van de show is toch een owl monkey, een hoogst verlegen klein aapje dat zich enkel laat zien als het kinderstemmen hoort, merkwaardig. Leuk bezoek, niet zozeer fotografisch vanwege de tralies, maar eerder om de goede uitleg. Waarna we, gecharmeerd als we zijn door dit complex, nog even blijven hangen en tegen onze gewoonte in een kleine lunch gebruiken (een Tropical Salad, alweer uitstekend).
Watervallen, die heb je te over in Costa Rica. Maar die van Nayucala, een dik halfuur rijden van Uvita, moeten toch beslist tot de beste van het land behoren. Het grondgebied is eigendom van een Costa Ricaanse familie, en die verdient er vast een goede boterham aan. Drie manieren: erin wandelen, maar dat is 10 km wandelen in de kering in een loden hitte, en met veel niveauverschillen, nee, bedankt (kost nog altijd 8 usd). Er te paard inrijden, dat kost zomaar eventjes 85 usd. Nou nee, we zullen in Colombia nog wel eens jockey spelen. Of op een pick up truck plaatsnemen, die je naar de watervallen rijdt en weer terugbrengt na 2 uur ter plekke, dat kost 32 usd. OK, deze monseuir mediocre opteert voor deze optie, net als 4 Russen, waarmee we geen gebenedijd woord kunnen spreken, en twee Zwitsers, waarmee we Duits kunnen ratelen (de man is een professionele fotograaf, overigens geboren in St Vith, België). He ja, kijk zelf naar de fotos, is het niet mooi? De hoogste waterval dient enkel om kiekjes te nemen, de lagere heeft een waterpoel waarin het heerlijk zwemmen/ronddobberen is. Dat doen we ook voor een korte wijle, waarna we niet de waterval als een rots beklimmen (een hobby van enkele durfals), maar een vol uur besteden aan de beste fotografische plekjes te zoeken (en onze zwemshort te laten drogen). Moeten we, terwijl we van twee margaritas genieten (happy hour over de deur van onze B&B), nog zeggen dat het alweer een heerlijke dag was? Nee zeker?
COSTA RICA 2020: Night Hike Drake Bay, Cascada Verde Uvita
Een groepje van 10 voor The Night Hike, dat is genoeg. Vermoeiende aangelegenheid wel, eerst moet je naar beneden richting rivier, waar je grotendeels doorheen moet waden (je krijgt hoge botten en sterke zaklampen van de organisatie), daarna moet je natuurlijk weer terug omhoog. Wat je ziet is niet zo spectaculair (al leven er ook Jaguars en poemas waarvan je vooral de laatsten beter niet tegenkomt): spinnen, slangen en diverse padden en kikkers, die met mekaar in een evolutionaire bewapeningswedloop verwikkeld zijn aangaande de hoeveelheid gif die ze in hun lijf hebben. De gevaarlijkste slang, de bushmaster, wordt met een stang door de gids voor onze camera-ogen gebracht. Elk jaar sterfgevallen in Costa Rica, vooral als het om beten van jonge bushmasters gaat, die nog niet geleerd hebben hun gif te managen en in paniek iedereen die hen te na komt meteen de volle lading geven. Enfin, niet slecht, deze caminata de noche, temeer we het geluk hebben dat een opgeschrikte tapir vlak voor ons uit de bosjes komt en de plaat poetst. Niet ons lievelingsdier, maar je krijgt ze zelden van zo dicht te zien. De volgende morgen moeten we helaas Drake Bay en onze pittoreske Lodge verlaten. Tegen een goeie tip neemt iemand van de hotelstaf onze koffer weer op zijn hoofd, en kwakt ze 5 minuten later neer op het strand, waar iedereen moet wachten op de boten naar Sierpe. Niet dat er een aanlegsteiger is, het betreft hier steeds wet landings. Teensletsen aan dus aangewezen. Eens te meer slaagt men erin veel meer volk op al die boten te krijgen dan wij voor mogelijk hadden gehouden, maar de kapitein staat paraat, zodat de bootsman op zijn lamme kloten kan blijven liggen. We hebben ook hulp gekregen om onze zware koffer aan boord te hijsen, en dat was nodig. Oei, muy Pesado! Wat wil je, zeggen wij, Oorlog en Vrede van Tolstoj zit erin. Que, Wablief? Ja, gooi ze maar gauw aan boord, kom. Van Sierpe naar Uvita is maar 1 uur rijden, we doen hier alles op ons dooie gemakje (en dan nog zijn we regelmatig moe, vanwege het vochtig-warme klimaat). 1 stop voor we inchecken bij de Amerikaanse eigenaar van onze B&B voor twee nachten: de Cascada Verde. Typisch zo een plek die je in tropische landen par todo vindt: een leuke waterval met een diepe waterplas ervoor, waarin je kan zwemmen zonder angst te moeten hebben voor krokodillen (wel zo in Drake Bay, waar niemand in zee of rivier gaat). Op deze plek kan je ook van verhogen erin springen, of, beter nog, op je gat af de hoogste waterval glijden. Al kan je ook gewoon als een heuse Boeddha in het water gaan zitten, of, zoals wij, het allemaal een beetje bekijken, want onze zwembroek zit in onze koffer. Maar dat zal morgen anders zijn, als we naar de allermooiste waterval van Costa Rica, hier in de buurt, rijden.
COSTA RICA 2020: Hiking nabij Drake Bay, een apenhistorie
In afwachting van onze Night Hike, waarover later meer, gaan we toch niet heel de dag in onze prima hangmat op onze lamme kloten liggen (al word je hier vanzelf door de warmte - 32 graden - en de hoge vochtigheidsgraad lui). We stommelen naar beneden - op voorwaarde dat de leguaan die onze trap bewaakt even wil ophoepelen - en bekijken eerst even het rijke aanbod van activiteiten in Drake. Ja, alles kan je hier doen, behalve naar een kunstmuseum gaan. Die zwevende tent in de lucht lijkt ons eigenlijk ook wel wat. Maar we gaan een ochtendwandeling doen, vlak na het ontbijt (dat je hier ten laatste om 7 uur neemt) en dus voor het te warm wordt. W38 zou ons naar San Pedrillo kunnen voeren (net als La Sirena een rangersstation), maar dat is 6 uur wandelen, ben je gek. Wij houden het op een fragment van 2 uur heen en weer, waarin inbegrepen een half uur nauwkeurige apenobservatie. Mooie, zeer mooie wandeling, veelal in het bos, soms uitgevend op stoere bomen waar je stoer kan gaan bij staan, soms op zee of op een baai met boten, waar je ook kanos kan huren en voorzien van pittoreske hangbruggen. En ja, veel kapucijneraapjes, die we gisteren in onze eigen Lodge ook al zagen. Een telescoop heb je hier niet nodig, je kan er dicht genoeg bij, maar let op voor je bril, zeker als die glinstert in de zon, want die ben je kwijt voor je het weet. Pas op moeder, voorzichtig, je hebt een slapende baby op je rug! Smakelijk intussen, vader. Ja, je zou hier langer kunnen blijven, maar wij hebben ons langste rustpunt pas veel later, aan de Caribische kust, ingebouwd, dat zal ook wel goed zijn.
1 grote must als je in Drake Bay bent: het Parque Nacional Corcovado. Op de Indianenkaart van foto 1 (de groene zones zijn alle territorios indigenas) te situeren ten zuidwesten van Boruca, op dat schiereiland daaronder, en helemaal aan de zuidkant daarvan. Dat is weer een uur varen (over een behoorlijk woelige Stille Oceaan), waarna iedereen zich onder leiding van een lokale gids in de jungle stort (W37, 4 uur, maar dat is inclusief een half uur rust op het rangersation van de voorlaatste foto en vooral inclusief vele stops om wildlife te bekijken). Tja, je bent hier ver van elke bewoonde wereld, en dus geen gebrek aan wilde beestjes alom. Ook poemas, maar die laten zich niet zien, al heeft er vorig jaar ééntje een kind bijna gedood, zegt onze gids. De beproefde methode van fotograferen door de telescoop van de gids werpt eens te meer haar vruchten af, en zo zien we een toekan, de nodige apen, waaronder een alfamannetje, maar ook een miereneter en een in de modder verborgen tapir. Hebben we in de Pantanal van Brazilie ook allemaal gezien, maar het is een prettig weerzien, en vooral: dit landschap is mooier. Bovendien heb je hier en daar uitzicht op de oceaan (waar je naar krokodillen kan speuren of jezelf laten kieken), kan je veel leren over het boeiende leven der soldatenmieren (als je door een hele compagnie gestoken wordt riskeer je ook als mens verlamd te raken) en ontmoet je al eens aardige lui. In ons geval vooral een jong Zweeds koppel (de blonde lijkt wat op Agnetha van ABBA vroeger), dat zo verrukt is over onze Lodge dat ze er s avonds komen eten en met The Passenger een endweg afbabbelen. Zij stuurt haar vriend binnen 3 dagen naar huis, waarna ze 3 maanden in een dierensanctuary als vrijwilliger gaat werken. En wij hebben geleerd wat Mummitrolls zijn (Google het maar eens op, al is het Fins). Sympathieke mensen. Morgen een rustige zondag hier, weliswaar besloten met een Night Walk van 6 tot 9 pm, want dat moet je toch ook eens doen om de nocturnal animals nader te beschouwen.
Genoeg Indianen gezien! Langs immer mooie wegen verlaten we Boruca (eenmaal bespeuren we een wel heel vreemde witte mot op ons autoraampje) en belanden 1 uur later al in Sierpe, waar we de boot naar Drake Bay willen nemen (de auto blijft 3 dagen in Sierpe staan op een bewaakte parking). Maar die gaat pas om 11.30 hr, zodat we nog ruim de tijd hebben wat rond te lopen. Allemaal vriendelijke mensen hier, vooral veel opgeruimde kinderen. Daarna wachten we in het restaurant op de boot van kapitein Alex, die ons naar de Cotingas Lodge zal brengen. De boot zit helemaal vol, dunkt ons, maar toch moeten die lui die nog op de kade staan ook nog mee. Het lukt op een of andere wijze, waarna een leuke boottrip door de mangroves van 1 uur zich ontrolt. Op de oevers enige krokodillen, in de bomen een hele stoet Macaw-papegaaien, maar dat speelt zich te ver van onze lens af. Drake Bay heet zo omdat Sir Francis Drake hier ooit belandde, maar een echte plaats kan je het niet noemen. Er zijn wel veel lodges en die van ons is weer helemaal zo een tropisch paradijsje waar Costa Rica het patent op heeft. Je kan hier ook met het vliegtuig komen (vanuit San José, maar het zijn erg kleine toestellen zodat je lang op voorhand moet boeken) en zelfs met een 4x4, maar dan moet je bereid zijn rivieren zonder brug over te steken en we weten niet of onze mini-SUV dat zou aankunnen. Nee, doe ons maar de boot. In de Lodge komen meer dan eens families apen voorbij, een goede voorbereiding op het nationaal park hier in de buurt. Maar het uitzicht vanuit onze eigen van een hangmat voorziene kamer-met-balkon slaat alles. Groovy! Slechts 1 nadeel: je moet behoorlijk wat trappen doen om boven te geraken. Maar gelukkig stond een sterke jongen van de Lodge op het strand te wachten om daar meteen onze zware koffer op zijn hoofd te nemen, want zelf zouden we die nooit naar onze hoge bungalow hebben gekregen. We geven hem maar een goeie tip, zodat hij meteen gemotiveerd is om die koffer maandag ook weer naar beneden te dragen, als wij hier weer vertrekken.
COSTA RICA 2020: Fiesta de los diablotos in Boruca
Wij maken dus de laatste anderhalve dag van het Vierdaagse Fiesta de los Diablitos mee. Het is bespottelijk simpel: de duiveltjes, die voor de Indianen staan, zuchten onder het juk van de Spanjaard, die wordt uitgebeeld door een stier (eigenlijk een rudimentaire vierkante jute zak waaronder een man zit). Torro loopt èlk duiveltje genadeloos omver, de diablotos maken een zielige indruk, sommigen zetten zelfs verslagen hun masker af, zoals die ene met het toekanmombakkes (de maskers kan je desgewenst kopen in winkeltjes, we zien enkele Amerikanen terzake in de weer - maybe for in The bathroom? Tjonge). Anderen spelen sombere wijsjes op de accordeon, zoals de duivel die even langskomt bij Margarita thuis (vast weer een kozijn). Maar op de finale dag vatten de diablotos nieuwe moed, zichzelf moed inroepend komen ze aangestapt, en ze zijn niet te beroerd om te poseren met de oudste dorpinwoner. En ja hoor, nadat de stier nog heel wat duiveltjes omver gelopen heeft, raakt hij er tureluurs van zodat hij uiteindelijk door de diablotos bedwongen wordt. En in brand gestoken. In deze strijd tussen Indianen en Spanjaarden wordt de geschiedenis dus op straffe wijze op haar kop gezet, want uiteindelijk winnen de Indigenas dit spel, en dat doen ze elk jaar opnieuw. Interessant is dat - zo vertelde ons toch het Museo Nacional in San José - in werkelijkheid de lokale Indianen nauwelijks tot geen weerstand boden aan de conquistadores en zich gewillig lieten knechten. Is het daarom dat dit feest de historie een andere draai probeert te geven, hebben deze Indianen behoefte aan eigenwaarde, een mythe die hun gevoel van minderwaardigheid herstelt? We hebben in Boruca het eerste hoofdstuk van Hararis terechte bestseller Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid gelezen, en eigenlijk sluit dit naieve feest goed aan bij woorden die Harari graag gebruikt om menselijke bedrijvigheden te beschrijven (mythe, imaginaire orde). De Bruncas, zoals ze zichzelf noemen, weten er alles van. En wij nu ook. Het enige wat je hier niet is vergund is een behoorlijke nachtrust. Elke avond van dit vierdaags gebeuren barst in de feesttent om 9 hr pm een wilde discoparty los (met afschuwelijke muziek), die zomaar eventjes tot 4 hr s nachts duurt. Er doorheen slapen is een zware opdracht, ook voor kommerloze slapers als wij zelf. In die tent zelf zijn we maar even binnengeweest (behalve vooraf dan, zoals op de laatste foto), want er liepen zoveel dronken, en dus ook wel redelijk agressieve mensen rond dat wij begonnen te vrezen voor onze I-pad. Die dronkenschap ontsiert trouwens ook het duivelsfeest, op 1 foto zie je hoe chicha (zwaar alcoholisch spul, we proefden er ooit van in Brazilië) in een kalebas wordt geschonken, zo houden die duivels zich op de been. Wij hebben heus al wel beter gestructureerde feestjes gezien, maar de Harari in ons vond het toch boeiend om eens te bekijken (al hadden we met een halve dag, ipv anderhalve, eigenlijk wel kunnen volstaan). Net als de lieden van de Seguridad, die alles toch maar mooi in het oog hielden. En dat waren geen Indianen, het waren blancos, zoals ook Margarita moet toegeven. Die zogenaamde onafhankelijkheid van de Indiaanse gemeenschappen reikt dus duidelijk ook weer niet zo ver, maar ze mogen begaan zolang er geen ongelukken gebeuren. Intussen zijn we wel blij weer warm water uit een douche te zien stromen (en een spiegel te hebben!), hoewel een eind-van-de-wereld gevoel de plek waar we nu vertoeven zéker kenmerkt. Maar daarover morgen meer.