De (hele) worteltjes in een beetje boter stoven. Wanneer ze gaar zijn bestrooien met een beetje suiker en laten karameliseren. Op smaak brengen met peper en zout. Laten afkoelen.
De konijnfilets kort bakken in olijfolie. Op smaak brengen met peper en zout. Het vlees even laten rusten.
De pan blussen met de wijnazijn. Knoflook, sjalot en de helft van de tijm toevoegen, samen met een half flesje Leffe. Even laten inkoken, alles door een zeef gieten en de saus afwerken met enkele eetlepels olijfolie.
De sla mengen met de pijnboompitten, de kervel, de stukjes geroosterd brood en de koude worteltjes.
De lauwe konijnfilets in vier à vijf dikke plakken snijden en over de salade verdelen. Bij de rest van de tijm de blaadjes van de takjes risten en over de salade strooien. Serveren met de Leffe-saus.