Vissers en herders
Een preek voor de derde paaszondag (Handelingen 5,27-41 - Johannes 21,1-19)
In het Johannesevangelie moet je ook altijd achter de woorden lezen. Veel woorden zijn symbolen of hebben een dubbele bodem. Achter de woorden moet men ook in je verbeelding de christelijke gemeenschap zien waarvoor het evangelie oorspronkelijk is geschreven. Een typisch voorbeeld is het verhaal van de wonderbare visvangst, het hoofdstuk dat als een soort epiloog later aan het evangelie is toegevoegd. In dit verhaal, dat we vandaag lezen, weerspiegelt zich het leven van de jonge kerk. Je kunt er ook het leven van de kerk in onze dagen in weerspiegeld zien.
'Ik ga vissen', zei Petrus, en zes mannen gingen met hem mee. Ze waren met zeven, een symbolisch getal. Schriftkenners zeggen dat het verwijst naar de zeven kerken van Klein-Azië waaraan de ziener van de Apocalyps een brief heeft geschreven. De zeven keerden, na alles wat ze met Jezus hadden meegemaakt, niet terug naar hun vroeger beroep. Ze begonnen met het werk van hun nieuw beroep, dat van mensenvissers. Mensen ophalen uit de diepte van hun verlorenheid. Het was zwoegen en ploeteren in het duister, de hele nacht door. Maar zonder resultaat. De man op de oever die ze niet herkenden vroeg hen weer het meer op te varen en het net aan stuurboord, aan de andere, de gevaarlijke kant van de boot uit te gooien. En nu lukte het wonderwel. Hun net barstensvol, 153 vissen, zo veel als er toen vissoorten bekend waren, en het net scheurde niet. Toen herkende de leerling van wie Jezus hield (laten we hem Johannes noemen) de man op de oever. 'Het is de Heer!' En Petrus wilde de eerste zijn, hij sprong direct in het water om naar hem toe te zwemmen.
Dit doet denken aan het eerder vertelde verhaal over het lege graf. Johannes kwam het eerst bij het graf, maar Petrus ging er het eerst in kijken. Daarna Johannes, en alleen hij 'zag en geloofde'.
De symboliek is duidelijk. Je kunt de verheerlijkte Christus niet zien als hij aanwezig komt. Je moet kijken met een gelovig hart om zijn aanwezigheid te ontwaren.
De man die ze nu herkenden had aan land voor de vissers een ontbijt klaargemaakt. Hij deelde brood rond en gaf hun vis. De vis, zegt de tekst. De vis, ichtus in het Grieks, is het oudste symbool van Christus. Jezus die uit het water van de dood is opgestaan, die leven kan behouden en geven waar anderen sterven. Hij gaf hun zichzelf. Een eucharistische maaltijd, reëler nog dan met wijn. Zouden we op de zondag waarop dit evangelie wordt gelezen niet eens eucharistie vieren met brood en vis?
Mensen uit het donkere water van de dood en de macht van het kwaad naar boven halen, ze samenbrengen in een net dat bestand is tegen scheuren, in een gemeenschap die één is en onverdeeld. Het is een ander, misschien sprekender beeld dan dat van de zorgzame herder dat de Heer gebruikte in zijn apart gesprek met Petrus. Het was een troostend en bemoedigend gesprek. Kerkelijke herders kunnen zwak zijn, falen en zelfs verraad plegen, maar als hun liefde het niet begeeft kunnen ze de opdracht aan.
De kudde hoeden en behoeden: we zouden het kunnen zien als een conservatiever symbool van de kerkelijke opdracht dan dat van mensenvissers. We moeten ze combineren. De tragiek van de herders vandaag is dat de kudde alsmaar kleiner en grijzer wordt. De vissers raken ontmoedigd omdat hun zwoegen en ploeteren zonder resultaat blijft. Maar de Heer die hun opdrachtgever is laat hen niet in de steek. Gooi het net aan de andere kant van de boot uit! Laat de oude, vertrouwde gewoonten los en waag het risico's te nemen. Het moet kunnen lukken, je hebt mijn woord!
Petrus staat symbool voor het herdersambt. Voor de leiding en de organisatie, de zakelijkheid van de kerkorde. Johannes symboliseert het charisma, de bezieling en de durf. Hij was het die de Heer herkende. Hij was het die Petrus uit de boot in het water deed springen. Johannes liep sneller dan Petrus op de weg naar het graf waar Jezus' dode lichaam uit verdwenen was. Petrus ging het eerst het graf binnen, maar het was Johannes die zag en geloofde.
Als ze goed wil werken moet de kerk de karaktertrekken van Petrus en van Johannes dragen. Ook wij hier kunnen daar mee voor helpen zorgen.
Inspiratie is gehaald uit H.J. van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, Brugge, Tabor, 1991, p. 74-76, en K. Pannekoek, Verwijlen in Emmaüs, C-jaar, Gooi & Sticht 2003, p. 77-79
B.J. De Clercq o.p.
|