De eersten laatst, de laatsten eerst
Een preek voor de tweeëntwintigste zondag (Jesus Sirach 3,17-29 - Lucas 14,1.7-15)
Wijze raad van Jesus Sirach: Ben je rijk geworden, blijf dan bescheiden. Kijk niet vanuit de hoogte neer op minder fortuinlijke mensen, want je bent zelf ook maar een mens. Verlang niet dat ze naar je opkijken, want ze zijn evenzeer mens als jij. Bescheidenheid maakt je zelfs geliefder dan wanneer je iets van je rijkdom aan anderen meedeelt. Iets in dezelfde aard lezen we op het eerste gezicht in het evangelie voor deze zondag. Goede raad van Jezus aan mensen die op een sabbatfeest uit zijn op de ereplaatsen aan tafel. Je moet achteraan gaan zitten als je vooraan wil komen. Bescheidenheid loont. Maar zijn goede raad had een dubbele bodem. Hij gaf hem op de wijze van een gelijkenis, en gelijkenissen vertellen altijd iets over het koninkrijk van God.
Als Jezus ergens kwam viel er altijd wel iets te beleven. Wat hij zei en deed bracht mensen in verrukking, of in verwarring. In het verhaal dat we vandaag lezen komt hij naar een sabbatmaal, uitgenodigd door een vooraanstaande Farizeeër. Ze houden hem scherp in de gaten. Wat zal hij nu weer zeggen of doen? Maar hij houdt zelf ook de genodigden in het oog. Hij ziet hen zorgvuldig uitkijken hoe ze op de beste en voornaamste plaatsen aan tafel kunnen geraken. En hij geeft er onbeleefd commentaar op. We kunnen ons indenken dat sommige gasten misschien geapplaudisseerd hebben, en andere nogal beduusd gereageerd. Het is niet plezierig als je te horen krijgt dat je eerzucht je dom maakt. Want dat lijkt Jezus te zeggen. Wie slim redeneert, doet zich bescheiden voor, dan maakt hij de meeste kans dat hem eer wordt bewezen.
Maar natuurlijk is het Jezus niet om dit soort slimmigheid te doen. Als dit zo was, zou dit verhaal in het evangelie niet op zijn plaats zijn. Het gaat hem om iets heel anders. Wat hij duidelijk wil maken is hoe het er onder mensen aan toegaat waar Gods koninkrijk in de wereld heerst. Veel parabels en gelijkenissen in het evangelie beelden dit koninkrijk uit in een verhaal over een feestelijke maaltijd, dikwijls een bruiloftsfeest. Parabels zijn tegendraadse verhalen. De toehoorders worden erdoor van hun stuk gebracht. Wat ze vertellen staat haaks op wat mensen gewend zijn te doen.
Jezus had bij zijn eerste volgelingen al gemerkt dat ze de kleinmenselijke hebbelijkheden niet hadden afgeleerd. Ze waren niet vies van ellebogenwerk. Naar de eerste rij kruipen en anderen wegduwen. Op een keer hoorde hij ze twisten over wie van hen de belangrijkste was. Hij tikte ze op de vingers door een kind bij zich te nemen en het te knuffelen. 'Wie een kind opneemt, neemt mij op en neemt de Vader op die mij gezonden heeft' (Lucas 9,46-48). Een andere keer vroegen er twee van hen, tot groot ongenoegen van de andere, om rechts en links van hem op de troon te mogen zitten. Weer een flinke tik op de vingers. 'Wie van jullie de eerste en de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen' (Marcus 10,35-44).
De gelijkenis die we vandaag lezen beschrijft hoe de plaatsen aan tafel worden toegewezen op het feestmaal waar God het voor het zeggen heeft. In een samenleving waarvan dit feestmaal het beeld tekent wordt de gebruikelijke orde omgegooid. Wie zichzelf wil verhogen wordt vernederd en wie zich moet vernederen wordt verhoogd. De eersten komen het laatst en de laatsten het eerst. En waar mensen het voor het zeggen hebben, zullen ze het anders aan boord moeten leggen dan ze gewend zijn als ze iets van Gods koninkrijk terecht willen brengen. Aan armen, kreupelen en blinden de voorkeur geven boven vrienden en verwanten. Aan mensen die geen tegenprestatie kunnen leveren. Dat is de toetssteen van de juiste gezindheid: oog hebben voor de mensen die men niet meetelt als er getafeld wordt, dienstbaar zijn zonder op wederdienst te rekenen.
Iedereen die zich door deze gelijkenis aangesproken weet, zal moeten bijdragen tot de opstelling van een tafelorde die ermee overeenstemt. Iedereen beseft ook dat er nog hard moet gewerkt worden aan de bestaande wereld-tafelorde die er op veel manieren mee in strijd is. Het is een verzuchting die onze hartenwens moet zijn: 'Gelukkig wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!'
Inspiratie is geput uit de 'Proeve van een preek' van Ad Willems in Kerugma 1997-'98/5, p. 49-53.
B.J. De Clercq o.p.
|