PREEK STOEL
Weblog Preek van de week
Laatste commentaren
  • op bezoek (steffi)
        op
  • Preken, ook vandaag nog! Bezoek onze forums. (Daniël Adams)
        op
  • aangesteld als acoliet (Frans Maseland)
        op
  • bezoekje (debaes nico)
        op
  • Pe (G van Tol)
        op
  • Verwanten
  • Preken
  • Uitwisseling preken
  • Reliflex
  • 03-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Managers en herders
    Een preek voor de vierde paaszondag
    (Handelingen 13,14.43-52 -Johannes 10,27-30)

    Het christelijk geloof is verkondigend. En wie verkondigt, wil verstaan worden.
    Daarom wil elke preek een brug slaan tussen de suggererende, beeldende taal van de Schrift en het taalveld van het moderne levensgevoel. Daarbij is de cruciale vraag:
    wordt die beeldende, poëtische, bijbelse taal nog verstaan door wie dagelijks met de turbotaal van pc, internet en cd-rom te maken heeft?
    We mogen het niet opgeven te blijven zoeken naar wat de oeroude taal van de bijbel en het geloof kan betekenen voor mensen die leven in een heel andere taal- en communicatiewereld.
    Wat zegt het beeld van de herder in deze tijd waarin mensen door het gebruik van hun gsm traceerbaar zijn en velen zich voor een goede oriëntatie verlaten op een gps?
    Wil de verkondiging over de goede herder verstaanbaar zijn,
    dan moeten we dit bijbels beeld opgraven uit een denk- en taalwereld die de onze niet meer is.

    'Herder' roept inderdaad een beeld op, een eerder soft beeld. Met het gevaar dat we Jezus die zei: 'Ik ben de goede herder' eveneens in een softe, wat levensvreemde hoek plaatsen.

    Voor wie van huis uit met bijbelse en liturgische taal vertrouwd is, heeft 'herder' een geladen betekenis. Het is een woord voor God. Dit woord roept op tot vertrouwvolle overgave aan hem, in wat voor omstandigheden men ook verkeert. Maar een wereld vol harde hardware en verwarrende software versluiert de geladenheid van dat woord 'herder'. In zo’n wereld deemstert het aanvoelen en het begrijpen van de bijbelse en liturgische taal langzaam weg. De taal van het zakelijke management gaat luider en harder klinken: de taal van de efficiëntie, de productiecijfers, het rendement van een investering, de taal van de organogrammen.

    Toch hoeven de beeldrijke taal van het bijbels geloof en de koelere managementstaal niet elkaars opponenten te zijn. Ze kunnen elkaar iets bieden. Efficiëntie kan in geloofsgemeenschappen vruchtbaar zijn: door goed te organiseren, adequaat pastoraal te handelen en vooral door de kwaliteiten van mensen recht te laten wedervaren. Herders met managerskwaliteiten zijn geen luxe.

    Maar managers doen zichzelf en de werkelijkheid geweld aan als ze in zelfoverschatting denken dat alles maakbaar en meetbaar is, tot in de diepste lagen van het menselijk bestaan, waar alle taal verstomt. Er is immers meer tussen hemel en aarde. Goede managers weten dat wat er in het hart van een mens gebeurt, met geen cijfers te meten is. Managers met het hart van een herder zijn onontbeerlijk.

    Dit brengt ons weer bij het bijbels beeld: God is de herder naar wie alle pastorale zorg wordt genoemd. Onze tijd en onze zakelijke communicatie- en informatiewereld hebben nood aan zo’n efficiënte, heilzame, zeg maar pastorale zorg. De verworvenheden van goed zorgmanagement zijn hierbij bruikbaar: gastvrijheid, solidariteit en vooral aandacht voor de unieke waarde van iedere mens. Waar deze waarden gerealiseerd worden, kan men spreken van pastorale zorg en bewogenheid. En dit bewogen-zijn-om-mensen heeft voor gelovigen met het geheim van Gods herderschap van doen.

    Zowel herders met managerskwaliteiten als managers met het hart van een herder kunnen dat geheim slechts in beelden omschrijven en zeggen:

    God, wij zijn de stroom,
    U bent de bedding,
    wij zijn de branding,
    U de oever,

    God, wij zijn verlangen,
    U ons heimwee,
    wij zijn behoefte,
    U de vervulling,

    God, wij zijn het peillood,
    U de diepte,
    wij zijn ’t rumoer,
    U de stilte,

    God, wij zijn de schemer,
    U het licht,
    wij zijn op weg,
    U bent het eindpunt.

    Herman Van Tulder o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (12 Stemmen)
    03-05-2007, 19:24 geschreven door dominik  
    19-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Vissers en herders
    Een preek voor de derde paaszondag
    (Handelingen 5,27-41 - Johannes 21,1-19)

    In het Johannesevangelie moet je ook altijd achter de woorden lezen.
    Veel woorden zijn symbolen of hebben een dubbele bodem.
    Achter de woorden moet men ook in je verbeelding de christelijke gemeenschap zien waarvoor het evangelie oorspronkelijk is geschreven.
    Een typisch voorbeeld is het verhaal van de wonderbare visvangst, het hoofdstuk dat als een soort epiloog later aan het evangelie is toegevoegd.
    In dit verhaal, dat we vandaag lezen, weerspiegelt zich het leven van de jonge kerk.
    Je kunt er ook het leven van de kerk in onze dagen in weerspiegeld zien.

    'Ik ga vissen', zei Petrus, en zes mannen gingen met hem mee. Ze waren met zeven, een symbolisch getal. Schriftkenners zeggen dat het verwijst naar de zeven kerken van Klein-Azië waaraan de ziener van de Apocalyps een brief heeft geschreven. De zeven keerden, na alles wat ze met Jezus hadden meegemaakt, niet terug naar hun vroeger beroep. Ze begonnen met het werk van hun nieuw beroep, dat van mensenvissers. Mensen ophalen uit de diepte van hun verlorenheid. Het was zwoegen en ploeteren in het duister, de hele nacht door. Maar zonder resultaat. De man op de oever die ze niet herkenden vroeg hen weer het meer op te varen en het net aan stuurboord, aan de andere, de gevaarlijke kant van de boot uit te gooien. En nu lukte het wonderwel. Hun net barstensvol, 153 vissen, zo veel als er toen vissoorten bekend waren, en het net scheurde niet. Toen herkende de leerling van wie Jezus hield (laten we hem Johannes noemen) de man op de oever. 'Het is de Heer!' En Petrus wilde de eerste zijn, hij sprong direct in het water om naar hem toe te zwemmen.

    Dit doet denken aan het eerder vertelde verhaal over het lege graf. Johannes kwam het eerst bij het graf, maar Petrus ging er het eerst in kijken. Daarna Johannes, en alleen hij 'zag en geloofde'.

    De symboliek is duidelijk. Je kunt de verheerlijkte Christus niet zien als hij aanwezig komt. Je moet kijken met een gelovig hart om zijn aanwezigheid te ontwaren.

    De man die ze nu herkenden had aan land voor de vissers een ontbijt klaargemaakt. Hij deelde brood rond en gaf hun vis. De vis, zegt de tekst. De vis, ichtus in het Grieks, is het oudste symbool van Christus. Jezus die uit het water van de dood is opgestaan, die leven kan behouden en geven waar anderen sterven. Hij gaf hun zichzelf. Een eucharistische maaltijd, reëler nog dan met wijn. Zouden we op de zondag waarop dit evangelie wordt gelezen niet eens eucharistie vieren met brood en vis?

    Mensen uit het donkere water van de dood en de macht van het kwaad naar boven halen, ze samenbrengen in een net dat bestand is tegen scheuren, in een gemeenschap die één is en onverdeeld. Het is een ander, misschien sprekender beeld dan dat van de zorgzame herder dat de Heer gebruikte in zijn apart gesprek met Petrus. Het was een troostend en bemoedigend gesprek. Kerkelijke herders kunnen zwak zijn, falen en zelfs verraad plegen, maar als hun liefde het niet begeeft kunnen ze de opdracht aan.

    De kudde hoeden en behoeden: we zouden het kunnen zien als een conservatiever symbool van de kerkelijke opdracht dan dat van mensenvissers. We moeten ze combineren. De tragiek van de herders vandaag is dat de kudde alsmaar kleiner en grijzer wordt. De vissers raken ontmoedigd omdat hun zwoegen en ploeteren zonder resultaat blijft. Maar de Heer die hun opdrachtgever is laat hen niet in de steek. Gooi het net aan de andere kant van de boot uit! Laat de oude, vertrouwde gewoonten los en waag het risico's te nemen. Het moet kunnen lukken, je hebt mijn woord!

    Petrus staat symbool voor het herdersambt. Voor de leiding en de organisatie, de zakelijkheid van de kerkorde. Johannes symboliseert het charisma, de bezieling en de durf. Hij was het die de Heer herkende. Hij was het die Petrus uit de boot in het water deed springen. Johannes liep sneller dan Petrus op de weg naar het graf waar Jezus' dode lichaam uit verdwenen was. Petrus ging het eerst het graf binnen, maar het was Johannes die zag en geloofde.

    Als ze goed wil werken moet de kerk de karaktertrekken van Petrus en van Johannes dragen. Ook wij hier kunnen daar mee voor helpen zorgen.

    Inspiratie is gehaald uit H.J. van Ogtrop, In het leerhuis van Lucas, Brugge, Tabor, 1991, p. 74-76, en K. Pannekoek, Verwijlen in Emmaüs, C-jaar, Gooi & Sticht 2003, p. 77-79

    B.J. De Clercq o.p.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)
    19-04-2007, 18:06 geschreven door dominik  
    03-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Paaseieren
    Een preek voor paaszondag
    (Kolossenzen 3,1-4 - Johannes 20,1-9)

    Pasen is het grote Lentefeest, voor christenen het feest bij uitstek. Overal begint weer leven te ontwaken. Het is een oud gebruik dat mensen op deze dag
    versierde eieren aan elkaar schenken. Eieren zijn het symbool van de vruchtbaarheid.
    Voor christenen was het paasei het symbool van Christus' opstanding uit de dood.
    Maar nu herkent men het nog nauwelijks of helemaal niet meer.
    De chocoladen paaseieren in alle formaten die tegenwoordig
    n grote massa's worden gekocht en uitgedeeld en geconsumeerd
    zijn een flauw ersatz, niets meer dan een lekker snoepje. Ze heten wel paasei, maar de band met de betekenis van het paasfeest is verdwenen.
    Er blijft alleen gecommercialiseerde folklore.
    Kunnen we aan die folklore een christelijke zin geven?

    Veel kinderen beleven op paasmorgen dolle vreugde bij het zoeken naar de paaseieren die hun ouders of grootouders hebben verstopt. Waarom dit uitgerekend op Pasen gebeurt, daar hebben ze meestal geen benul van. Misschien zijn er ouders of grootouders die het uitleggen. Ze vertellen niet meer het verhaal van de klokken van Rome. Ze vertellen de kinderen dat de eieren die ze zoeken voor christenen het symbool zijn van het graf waaruit Jezus op de eerste paasmorgen is opgestaan. Misschien zijn er nog moeders die gekookte eieren beschilderen en opdienen bij het ontbijt en zeggen waarom ze dit doen op Pasen.

    In de paasevangelies is er van vreugde geen sprake. In dat van Lucas, gelezen in de paasnachtviering, spraken de apostelen van kletspraat als de vrouwen kwamen vertellen wat ze hadden gezien en gehoord. Het lege graf en de boodschap van twee mannen in schitterend witte kleren. Petrus ging snel kijken of het graf inderdaad leeg was en hij vond Jezus niet meer onder de doden. Verbaasd nadenkend keerde hij terug. Johannes vertelt het anders. Alleen Maria Magdalena kwam naar het graf. Misschien om er te bidden, in de herinnering aan Jezus. Zij kreeg bij het lege graf geen boodschap te horen. Dan kwam Petrus bij het graf. Wat hij zag, was voor hem een raadsel. Was alles nu voorbij, zelfs de mogelijkheid om Jezus' dode lichaam te eren? De 'leerling van wie Jezus veel hield', die met hem mee naar het graf was gelopen, zag net hetzelfde. Maar, zegt de evangelist, 'hij zag en geloofde'. Anders dan Petrus zag hij in het raadselachtige feit een teken dat voor hem volstond om te geloven. Wat geloofde hij? Het is een vraag, want het evangelie voegt eraan toe dat hij evenals als Petrus nog niet had begrepen wat er in de Schrift te lezen staat.

    Het evangelie van de paasavondviering, over de reizigers naar Emmaüs, moeten we lezen als een beschrijving van hoe ontgoochelde volgelingen van Jezus tot geloof in zijn opstanding zijn gekomen en zijn levende aanwezigheid bij hen ervaren hebben. Dat gebeurde toen ze bijeenkwamen om te bidden en zich met 'een hart dat in hen brandde' te verdiepen in de Schrift, toen ze maaltijd hielden om Jezus te gedenken en het brood zegenden, het braken en met elkaar deelden. Dat doen christenen nu telkens als ze eucharistie vieren. Dat doen wij hier vandaag op een bijzonder plechtige manier.

    Zoek de levende niet bij de doden: dat was de boodschap van de mannen in het wit bij het lege graf. Jezus leeft voor wie hem zoeken. Maar waar is hij te vinden? Hij is bij God, zijn Vader, in de volheid van het leven die we de hemel noemen. Maar hij is ook bij ons, waar zijn afwezigheid vol is van zijn tekenen voor wie ze met een verlangend hart weet te herkennen: de uitgestoken hand van een arme, het woord van de Schrift of van een medemens, het brood dat dankend gebroken wordt. Dan komt de gelovige zekerheid tot leven dat hij de dood heeft overwonnen en dat, met hem maar ook voor ons, een nieuwe wereld is begonnen.

    Is het te vergezocht om van het schenken en krijgen van paaseieren een gebaar te maken waarmee het geloof in de verrijzenis symbolisch wordt uitgedrukt? We kunnen eigen belang hechten aan de kuikentjes die soms mee gegeven en gekregen worden. De eieren werken hun vruchtbaarheid uit, het nieuwe leven is doorgebroken.

    Het zou een echte paaswens kunnen zijn. Niet 'vrolijk Pasen', maar een beetje langer: 'dat Pasen je nieuw leven mag schenken dat de dood overwint'.
    Dat wens ik u allen.

    Inspiratie is gevonden in M.J. Janssen en G. Zuidberg, Vóór het luiden van de klok, C-jaar. Gooi & Sticht 2006, p. 139, en H. Servotte, Wegen naar het Woord. Averbode 1991, p. 153-161.

    J. Van Oostveld


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (6 Stemmen)
    03-04-2007, 11:35 geschreven door dominik  
    24-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Een nieuwe kans

    Een preek voor de vijfde vastenzondag (Jesaja 43,16-21 - Johannes 8,1-11)

    De joodse wet was bijzonder streng voor mensen die zich schuldig maken aan overspel. "Als een man wordt betrapt met een getrouwde vrouw, moeten beiden ter dood gebracht worden. (…) Als iemand in de stad een meisje ontmoet dat al uitgehuwelijkt is en gemeenschap met haar heeft, dan moet u hen allebei mee de stad uit nemen en hen stenigen tot de dood erop volgt" (Deuteronomium 22,22-23).

    In het evangelie dat we vandaag lezen gaat het alleen om een vrouw die op overspel is betrapt..
    Maar voor overspel moet je met tweeën zijn. Men zal ook hem wel betrapt hebben.
    Over hem wordt in het verhaal met geen woord gerept
    Schriftgeleerden en Farizeeën vragen Jezus wat hij ervan denkt. Staat hij achter de wet en stemt hij ermee in dat ze gestenigd wordt? Het is een strikvraag. Maar Jezus trapt niet in de valstrik.
    Zijn antwoord doet de aanklagers beschaamd afdruipen.
    Beschaamd over hun eigen slecht geweten
    .

    ---------------

    Je moet je de situatie concreet voorstellen. Jezus zit op het voorplein van de tempel en geeft er onderricht. Het volk zit en staat in een kring rond hem. Schriftgeleerden en Farizeeën breken de kring open, plaatsen een vrouw in het midden, en de kring sluit zich opnieuw.

    De vrouw staat centraal. Centraal te schande gezet. Doodsbang, want ze dreigt veroordeeld te worden tot de dood door steniging. Wegens overspel.

    De achtergrond van die vrouw op het voorplein van de tempel, krijgen we niet te horen. Misschien maar goed ook. Want wat begrijpen buitenstaanders van drama's achter gesloten deuren?

    Zij staat daar. Alleen. Haar minnaar - ze was betrapt, dus was ook haar minnaar betrapt, en volgens de joodse wet moesten beiden gestenigd worden - die minnaar dus heeft de benen genomen.

    Vrouwen krijgen vaak de volle lading; voor het aandeel van de man knijpt men een oogje dicht.

    De vrouw is als 'dood', want niemand is in haar persoon geïnteresseerd. Zij is slechts 'een geval', een middel om Jezus in verlegenheid te brengen.

    Op een eerste gezicht zit Jezus in slechte papieren. De Farizeeën en schriftgeleerden dringen hem een keuze op. Eigenlijk spannen ze hem een valstrik. Jezus doorziet hun bedoelingen. Hij kan de wet van Mozes niet naast zich neerleggen. Hij kan moeilijk tot de vrouw zeggen: ’t is goed voor één keer. Zelf was hij strenger dan de wet van Mozes. Wie met begeerte naar de partner van een ander keek, pleegde reeds overspel.

    Jezus zit te dubben. Zwijgend tekeningetjes makend in het zand. In zichzelf gekeerd. Passiviteit die de opgewonden omstanders irriteert. Zo valt er niets te beleven. En dus dringen ze aan op een antwoord. Dat komt er: "Wie zonder zonde is, laat hij de eerste steen gooien."

    Jezus zegt niet: 'gooi maar'. Hij zegt: wie zonder zonde is… Kijk eerst eens in jezelf. Sta daar niet naar die vrouw te lonken maar keer je blik naar binnen. Kijk tot diep in je hart, daar waar je niet anders kunt dan eerlijk zijn met jezelf. Het kwaad wortelt in het hart van de mens. Het kwaad dat door ons hoofd spookt, zetten we niet altijd om in daden.

    Het verschil tussen iets kwaads doen en het niet doen, is soms heel klein. Dat kan afhangen van bijkomstigheden.
    We zouden wel met stenen willen gooien maar.... de een durft niet en de ander wel.
    Jezus drukt ze allemaal met de neus - niet op de feiten - maar op hun hart. En wat ze dan zien, daar schrikken ze van. Ze druipen af. Beschaamd, niet tegenover de vrouw, niet tegenover Jezus, maar beschaamd tegenover zichzelf. Ze beseffen plots dat ook zij zondig zijn, en dat ze daarom niet het recht hebben om een ander koudweg te veroordelen op basis van feiten.
    Die confrontatie met hun diepste ik werpt vruchten af: de gesloten kring breekt open. Ze gaan weg. Een voor een, de oudsten het eerst.

    Niemand van hen - niemand van ons - heeft een zuiver geweten als hem door Jezus een spiegel wordt voorgehouden. Dit schaamtegevoel, dit besef van zondigheid, kan voor hen - en voor ons - het startpunt worden om het over een andere boeg te gooien.

    Doodverlaten staat de vrouw te wachten op haar doodsvonnis. Plots voelt ze dat er toch iemand is, die interesse heeft in haar als persoon. Jezus. Die erkenning doet haar opleven, doet haar opnieuw leven. Ondanks alles toch nog gewaardeerd worden als mens, kan voor haar het startpunt worden om het over een andere boeg te gooien.

    Jezus veroordeelt haar niet, maar geeft haar een nieuwe kans. "Ga heen, en zondig van nu af niet meer!" Wie zou niet graag zulke woorden horen als zijn geweten hem aanklaagt?

    Gerard Braet o.p., Knokke


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    24-03-2007, 15:07 geschreven door dominik  
    15-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De verloren zonen en de verloren vader
    Een preek voor de vierde vastenzondag
    (2 Korintiërs 5,17-2 -Lucas 15,1-3.11-32)

    De parabel die deze zondag wordt gelezen, hebben de meesten onder ons als het ware met de moedermelk mee gekregen. Maar dan is het wel moeilijk om het verhaal opnieuw te laten 'spreken'.
    We kennen de evangelielezing van vandaag als de parabel van de verloren zoon. Maar eigenlijk gaat het over twee verloren zonen. En het is nog maar de vraag wie van de twee het meest verloren is gelopen: de jonge lolbroek die op de uitbundige versiertoer is gegaan en een harde landing heeft gemaakt tussen de varkens, of de brave oudere broer die zich miskend voelt door zijn vader en bokkend in een hoekje kruipt.
     Om deze parabel echt te laten spreken, doen we er best aan om ons te verplaatsen in de huid van de joodse toehoorders van destijds
    .

    Na al zijn esbattementen in kroegen, bordelen en goktenten is de jongste zoon zichzelf tegengekomen tussen de varkens. Dat moet de joodse toehoorders wel met afschuw vervuld hebben. Want varkens waren onreine dieren. Je mocht hun vlees niet eten en meer nog : je mocht ze niet eens aanraken, want dan werd je zelf onrein. En eigenlijk is de jongste zoon zelfs minder dan een varken, want ook het keukenafval voor de varkens wordt hem niet gegund.

    Ten einde raad en met knikkende knieën gaat hij toch terug naar het vaderlijk huis. Hij gaat proberen een overeenkomst te sluiten met zijn vader : hij is bereid om slaaf te zijn, als hij maar eten en kleren en een bed krijgt. Maar wat kent hij zijn vader slecht. Want wat doet die vader? Geen sprake van onderhandelingen, geen gemarchandeer, geen sprake van een deal. Hij valt zijn jongste zoon, gekleed in lompen en onrein als een varken, om de hals. En hij kust hem. Neen, niet met een zuinig kusje van ver. De Griekse tekst heeft het over 'katafilein', de Latijnse tekst over 'osculari'. De vader overlaadt die zoon van hem, die onrein is als een varken, iemand die je eigenlijk niet mag aanraken, met kussen. Het is een erg passioneel verhaal ; niks vaderlijk verwijt, niks preek. Alleen maar een vader die met zijn vreugde geen blijf weet. En de jongste zoon krijgt het beste kleed en een ring van zijn vader. In Jezus? tijd betekende deze symboliek dat hij volledige toegang tot en zeggenschap over de eigendommen van zijn vader kreeg. En het feestmaal is wel de klap op de vuurpijl, want hij is vaders beste vriend.

    Als je dan de reactie van de oudste zoon dan hoort, kan je daar op het eerste zicht eigenlijk wel begrip voor opbrengen. Je doet je hele leven je plicht, en je vader gunt je nooit wat. Blijkbaar kan je beter de flierefluiter uithangen en tussen de varkens terechtkomen, want dan word je tenminste erkend door je vader. Dat stoot tegen de borst. Dat klopt toch niet?

    En toch. De oudste zoon heeft een zwaar probleem. Hij kan zijn leven alleen maar zien als een soort contract, met wederzijdse rechten en plichten, en daaraan beloning of straf gekoppeld. Het leven vanuit het hart kent hij niet. De tragiek, het verdriet om de gebrokenheid van het leven is hem onbekend, en de pijn om de menselijke onmacht en kleinheid is hem vreemd. En dus kent hij ook niet de vreugde om zijn hervonden broer. Hij is verstard geraakt in zijn plichtsuitoefening. Zijn vader spoort hem aan daarover heen te stappen en deel te nemen aan de vaderlijke vreugde: 'congratulamini mihi', wees toch eens blij, samen met mij. Leef uit je hart.

    Of de oudste broer uiteindelijk de stap toch kan zetten, vertelt de parabel niet. En dat was ook de uitdrukkelijke bedoeling van Jezus. Want hij wilde zijn toehoorders een spiegel voorhouden. De onderliggende vraag aan zijn toehoorders is: zijn jullie ook zo verhard als die oudere broer? Zien jullie niet hoe erg jullie er dan aan toe zijn? Inderdaad, die oudste heeft nog veel radicaler ommekeer nodig dan de jongste broer. Het besef hoe deugddoend en zalig het wel is om te leven vanuit een grenzeloze aanvaarding dringt niet tot hem door.
    En die vraag van Jezus is ook aan ons vandaag gericht.

    Het wil me voorkomen dat de oudste broer het in onze samenleving en onze tijd heeft gehaald. De grenzeloos milde en empathische God, die de mensen zonder enige reserve in zijn armen sluit, is meer dan ooit afwezig in onze cultuur. Eigenlijk kunnen we, aansluitend op de parabel van de twee verloren zoons, spreken van de verloren Vader. Natuurlijk is Hij niet verloren gelopen. Wel heeft onze tijd Hem uit het oog verloren. Uit het oog is ook uit het hart. De verloren vader? En veel mensen beseffen in onze tijd niet wat ze missen. We kunnen alleen maar Hem altijd door ter sprake brengen, en hopen dat Hij terug zal keren in de harten van de mensen.

    Want de rekening voor die verloren vader is bijzonder zwaar. Een samenleving zonder een milde God die de mensen in al hun kleinheid restloos liefheeft en draagt, wordt hard, harteloos, genadeloos, eigenlijk zonder perspectief. De samenleving wordt zo een samenleving waar klein zijn, tekortschieten of mislukken helemaal niet toegelaten is. Op kleinheid en onmacht rust een taboe. En dat is onmenselijk.

    Maar meteen wordt ook duidelijk wat wij die ons tot de Kerk rekenen aan de wereld te brengen hebben: mildheid, aanvaarding, begrip. Eigenlijk zouden wij aan de ingang van de kerk een groot spandoek moeten hangen, met als slogan: welkom in het clubhuis van de machtelozen, de kleinen, de zondaars. Want ook dan draagt God je al zijn warmte en sympathie toe. Ook dan? Of nog beter? Zeker dan ben je bij hem thuis. En dragen wij ook elkaar in onze kleinheid en onmacht. Dan krijg je het beste kleed aan, een ring om je vinger, en wordt het vetgemeste kalf voor jou geslacht. En dan, beste mensen, is er niets op heel de wereld dat je kan vernietigen. Dat is pas ten diepste 'leven'. Echt leven is dankbaar leven bij gratie van een God, die niet anders kan dan je zonder reserve lief te hebben.

    Frans Van Looveren,
    Sint-Norbertusparochie
    Zurenborg-Antwerpen.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    15-03-2007, 00:10 geschreven door dominik  
    07-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MOGEN GROEIEN WAAR JE GEPLANT BENT
    Een preek voor 11 maart - derde vastenzondag
    (Exodus 3,1-8.13-15 - Lucas 13,1-9)

    Rampen zijn van alle tijden. Altijd komen ze uitgebreid in het nieuws. In het evangelie dat vandaag aan de orde is gaat het over twee belangrijke nieuwsfeiten. Een aantal Galileeërs omgebracht door de soldaten van de Romeinse landvoogd. Een toren ingestort, achttien dodelijke slachtoffers. Het was in Jeruzalem hete actuele gespreksstof, zoals ook wij zulke drama’s onder elkaar bespreken en er schande over spreken. Er waren mensen die over de gedode Galileeërs aan Jezus kwamen vertellen. Ze zaten met een vraag. Waarom uitgerekend die mensen uit Galilea? Waaraan hadden zich zich schuldig gemaakt? Was het eigenlijk niet een straf vanwege God? Zo denken vandaag ook nog veel mensen. Een ramp, een ongeluk dat mensen treft, gebeurt niet zomaar. Men moet het zien als een straf. En de getroffen mensen reageren onthutst. Waar hebben wij zoiets verdiend? Jezus greep die schuldvraag aan om een aantal misverstanden recht te zetten.

    De God over wie Jezus preekte, stelde hij niet voor als een straffende God. Hij beschuldigt niet en rekent het kwaad niet aan. Toen niet, nu niet en nooit. Zijn niet alle mensen zondaars? Bekering, daar komt het op aan! Dat is de strekking van het verhaal over de vijgenboom.

    Een vijgenboom is een voorbeeld van leven en vruchtbaarheid: overvloedig groene bladeren, tweemaal per jaar overdadige vruchten. Juist daarom ergerde zich de eigenaar. 'Zie mijn vijgenboom: al drie jaar kom ik te vergeefs vruchten zoeken.' Zijn geduld is op. 'Hak hem om', beveelt hij de tuinman. Maar die vraagt nog een jaar uitstel. Laat hem staan, misschien draagt hij volgend jaar toch vrucht.

    Het mooie van dit verhaal is dat de tuinman de boom niet beschuldigt omdat hij geen vrucht draagt. Hij wijst naar zichzelf. Misschien heb ik er niet genoeg tijd en aandacht aan besteed. Ik ga hem extra zorg geven. De grond nog eens omspitten.

    Dat is de redding voor de boom, zijn enige overlevingskans.

    Zoals de tuinman elke boom het recht geeft te zijn zoals hij is, alleen vanwege het feit dat hij wortelt in de aarde, zo mag elk mens voor God weten dat hij het recht heeft te staan en te groeien waar hij geplant is.

    Zoals de tuinman de boom niet beschuldigt omdat hij geen vrucht draagt, zo zullen mensen in de bevestiging van wat er nog aan levenskracht in hen is, overleven, en herademen als liefde hen tot leven wekt.

    Zoals de tuinman met zorg en grenzeloos geduld wacht op de eerste vruchten, zo onderwijst Jezus ons in de kunst van een goddelijk wachten, van goddelijk geduld, van niet uitrukken, verwerpt of verplanten. Het gaat erom, langzaam te laten groeien tot mensen vaste grond hebben gevonden. Vruchtbare grond om op te staan.

    Daartoe zouden we ons moeten laten bekeren.

    Ons toekeren naar elkaar, elkaar bevorderend, groeikracht schenken en laten open bloeien, over alle geschillen heen. Als er vandaag hoop bestaat, bestaat die uitsluitend in de evidentie van zulke liefde. Daar is geen plaats meer voor de schuldvraag die mensen gevangen houdt, daar komt ruimte vrij voor een God die ons bevrijdt. Of God met ons meetrekt? Jazeker. Een liefdevolle God trekt met ons mee. Zo heeft hij zich toch bekend gemaakt 'Ik die Ben' – 'Ik zal er zijn'.

    Het is die Godsnaam die Jezus de mensen heeft leren kennen, het is met die godsnaam dat hij besloten heeft zijn hart te zetten op de bevrijding van mensen. Zo worden ook wij naar elkaar gezonden, om te kunnen worden zoals God ons heeft gedroomd.

    Maria Wittevrongel, dominicaanse familie Vlaanderen


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    07-03-2007, 00:00 geschreven door dominik  
    Foto
    Elke week een nieuwe preek
    Zoeken in blog

    Archief per week
  • 19/11-25/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 09/07-15/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 26/09-02/10 2005

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs