
HET AVONDLIED
De avond valt, de zon dooft haar gouden licht Ze verdwijnt bijna en doet zachtjes haar deurtje dicht Nog even gloeit ze door in haar pralende pracht Houdt ze trouw over het meer en het land de wacht Totdat ze steeds verder zinkt en achter de horizon daalt Dan verrijst even later een maan die als een sikkel straalt Als je dan van de ongekende schoonheid om je heen geniet Begrijp je pas de sereniteit van het avondlied
|