
Wie in de winter wil bloeien moet leren zwijgen als anderen spreken aan roerloze takken zijn verlangen temperen de adem inhouden en verwaterd licht voor lief nemen met stramme vingers, met bladeren als bronzen souvenirs en ijskristallen in de oksels, blijven wenken tot de dag komt dat de koppen splijten en vurige tongen spuwen in verstilde tuinen brandend braambos rond een jonger huis staartster in de lange vriesavond, Hamamelis is engelengeduld dan toch beloond
|