Rock Werchter 2014
Kiezen is
verliezen. Dat moet zowat het motto zijn van deze RW. Het is een voortdurend
afwegen: wie wil ik absoluut zien, wie
eventueel? Ga ik voor wat ik ken, of probeer ik nieuwe dingen te leren kennen?
En wat moet ik dan missen? En wanneer eet ik iets? En wat?
Er is dus geen best
of RW te maken. Want je kunt niet alles hebben geproefd. Als je dus ergens
leest of hoort dat die groep de beste sound had, de mooiste visuals of de
fraaiste zangeres: geloof die mensen niet. Je kunt alleen maar onder de indruk
zijn (en het proberen in te schatten) van wat je echt zag en hoorde. De rest is
larie. Drie dagen over de wei, van tent naar tent naar hoofdpodium naar
televisiescherm (voor Argentinië-België), en dit is het resultaat. En ja, ik
heb vooral veel hoogtepunten gemist. Maar deze dus niet
Eels, Barn, vrijdag 4 juli
E en zijn
maatje Chet kozen voor een bijzonder gewaagde set: eentje met strijkers.
Onderkoelde kamermuziek in een oververhitte en overvolle tent, maar: het klonk.
Ze startten als echte crooners, met When you wish upon a Star, en je wist
meteen: dit wordt geen gewoon concert. Eels is intussen oud, goed en rijp
genoeg om de Main Stage te vullen, en ze hebben er de hits en de fans voor ook.
Maar die hits bleven vandaag grotendeels achterwege. Breekbare muziek in een
ongewone omgeving, en een publiek dat zich hard inspande om de weg te volgen
die E uitstippelde. A Daisy Through Concrete hoort bij het mooiste dat ik in
Werchter hoorde wat zeg ik, bij het mooiste dat ik dit jaar hoorde. Waar dan
ook. De strijkers, de verstilde trompet, de steel guitar, en Es zachte stem:
het klopte allemaal als een zwerende vinger.
Jack Johnson, Barn, vrijdag 4 juli
Jack Johnson is
een surfer dude: nog meer laid-back is waarschijnlijk strafbaar. Alsof het hem
allemaal niets deed, stapte hij met zijn band het podium van de Barn op, schrok
hij even van het warme en luide onthaal dat hem te beurt viel en startte hij
een bloedmooie set. Zijn maatje-surfer Donavon Frankenreiter (die overigens bij
Johnsons platenfirma zit) zag ik vorige zomer op de Lokerse Feesten, en de man
kon me wel charmeren met zijn mix van easy-goin songs en het hardere gitaarwerk.
Johnson is één en al easy-going. Net voor het verslagje op Radio 1 vertelde ik
Herwig Verhovert dat we een stukje Johnson zouden laten horen. Moet dat echt,
was zijn eerste reactie. En toen hij het had gehoord: Waw, dat was mooi.
Johnson en Eels waren de voorbodes van de kleine muziek die Werchter zou
tekenen. Pure songs, waarbij de stem de drager zou zijn en alle andere
combinaties van instrumenten die stemmen zouden ondersteunen.
Midlake, The Barn, zaterdag 5 juli
Sinds ik
Midlake twee jaar geleden in het Rivierenhof zag en hoorde, is de frontman het
afgebold. Zanger en songschrijver weg: das meestal het einde van een groep.
Vreemd genoeg is van dat vertrek totaal niets te merken: de hippies uit Texas
klinken nog net als twee jaar geleden, en zorgen voor een vroeg hoogtepunt op
zaterdag. Midlake is zon beetje de Alfa Romeo van de muziek: je vergeet altijd
hoe goed ze zijn, tot je er eentje hoort. Geweldige muziek, en toch op geen
enkel ogenblik slaapverwekkend. Een goeie, deinende groove, waar dan de stemmen
in harmonie als een dekentje over worden gedrapeerd. Pure Americana, gespeeld
door mannen met baarden en lang haar. En met een onvergetelijke Dylan-cover: I
shall be released. Plots kwam The Band weer tot leven, leek je naar
The Last Waltz te staan kijken, genoot je van die stemmen en de puurheid van de
muziek.
Tune-Yards, KlubC, zaterdag 5 juli
Interessante
muziek. En daarmee weet je eigenlijk genoeg. Merrill Garbus is een rare vogel.
Ze heeft een geweldige soul- en gospelstem waar ze af en toe ferm mee uithaalt,
maar maakt van haar muziek een circus-act. Gezichten als oude Zapotheken
beschilderd, uitgedost als Pino uit Sesamstraat, en de meest originele
bezetting ooit: basgitaar, twee zangeressen en twee rechtstaande
percussionisten. Met af en toe een sample ertussen, en vooral veel vocale
capriolen die de ene keer grappig, de andere keer behoorlijk freaky waren. Dat
bleek ook uit de reacties van het publiek: de tent was maar half vol, en liep
sneller leeg dan een strandbal. Waarna weer ander volk de tent binnen kwam,
benieuwd, gelokt door de vreemde ritmes en melodieën. Even luisteren, en na
twee of drie nummers besluiten: neen, dit is wat té. Van alles té.
HAIM, Main Stage, zaterdag 5 juli
Dan maar Haim.
Drie mooie zussen die mooie popmuziek maken. The Wire is zon aanstekelijk ding
dat zich tussen je oren nestelt en op zeer ongepaste momenten opduikt. Het
fijne is: dit is lichtvoetige pop, en iedereen vindt dat gewoon ok. Ook de
zussen zelf. Want hoe veel fucks ze ook in de bindteksten smokkelden:
rockchicks zijn het niet, en zullen ze nooit worden. Hun tournee lijkt
eindeloos, maar om nog eens naar Werchter terug te komen, zal er toch eerst een
goeie nieuwe plaat moeten komen. ZO eentje met pretentieloze popsongs. Niemand was
ontgoocheld in Haim, omdat niemand hoge verwachtingen had. Zelfs het beetje
regen kon de luim van de zussen en hun publiek niet kapot krijgen. Lekker!
Agnes Obel, The Barn, zaterdag 5 juli
Agnes Obel is
mooi, ziet er lief en aardig uit, en klinkt zacht. Ze had de verschrikkelijke
pech om te moeten optreden net na de dramatische Argentinië-België, en het
melodrama in haar muziek hielp niet bepaald om Messi & Co te vergeten. Ze
bracht drie strijkers mee twee cellos en een viool, terwijl ze zelf achter
een kwartvleugel zat. De filmische muziek sloeg echter totaal niet aan. Waar
Eels de avond voorheen nog klanktapijtjes had geweven, bleef Agnes Obel steken
in de goede bedoelingen. Een half lege Barn oogde ook helemaal niet als
een gedroomd Twin Peaks-decor. Zonde.
The Black Keys, Main Stage,
zaterdag 5 juli
Gelukkig waren
er Patrick Carney en Dan Auerbach van de Black Keys: they put the rock back
in Rock Werchter. Zonder franjes, rechtoe rechtaan, smerige en vunzige rock
n roll. Met de geweldige stem van Auerbach als ideale opwarmer voor Eddie
Vedder. Geen bindteksten, geen praatjes met het publiek: we are here to
rock, and thats what we do. De regen bleef voorlopig uit de hemel vallen,
maar dat koelde de wei niet af. Noch het publiek. Je voelde vertwijfeling (wie
mag winnen, Nederland of Costa Rica?), en misschien stond deze groep iets te
hoog geprogrammeerd. Maar verdorie, rock n roll heeft lak aan conventies.
Toch?
Pearl Jam, Main Stage, zaterdag 5
juli
Als Bruce
Springsteen en zijn E-street Band ooit stoppen, mag Pearl Jam zich officieel de
beste rockgroep te wereld noemen. Het gebeurt niet zelden dat je wordt omver
geblazen door wat je vooraf had verwacht maar Pearl Jam deed het. 2,5 uur
onversneden rock, van een groep die àlles heeft: de songs, de sound, de
attitude en the voice. Van bij de allereerste noten (Rearviewmirror) was het
duidelijk dat de mannen er schik in hadden: het plezier spatte van het podium,
het gitaarspel werd pure seks, en Vedder liet zijn demonen over de wei los.
Geweldig, indrukwekkend, verbluffend.
In de jaren
tachtig luisterden we naar platen die toen al twintig jaar oud waren, zei
Vedder. Van The Who, en andere Britse bands. Er was gewoon niks anders. Tot
die ene fantastische plaat uit kwam, en alles veranderde. Die plaat kwam van
The Pixies.
Die Pixies
traden verdorie op hetzelfde moment op, in The Barn. Diegene die het in zijn
hoofd haalde om die twee groepen om hetzelfde ogenblik te laten spelen, verdient
een jarenlange verbanning naar de goelag van het Schlagerfestival. Kiezen was
deze keer dus echt verliezen de flard Where is my mind die Vedder in
de set smokkelde, was niet eens een pleister op een houten been.
Eddie Vedder
dronk wijn, vertelde verhaaltjes, maar vooral: deed zijn job als frontman van
een geweldige groep. Indrukwekkend, dus, zoals ik al zei. En nog eens:
indrukwekkend.
Angus en Julia Stone, Klub C, zondag 6 juli
Een Australisch
broeder/zuster-paar dat folk brengt zoals het in de jaren zestig werd gebracht.
Netjes, om beurt, een liedje zingen. Hij vaak met de akoestische Neil Young in
het achterhoofd. Zij, engelachtig stemmetje. En toch zat de Klub C stampvol.
Meer nog: de songs werden geapprecieerd, beluisterd, er werd meegezongen. Wat
toch wel verrassend was: de vele jonge mensen in de tent leken me, zelfs de
meisjes met bloemetjes in het haar, mijlen ver van deze folk te staan. Toen
Julie Girls just wanna have fun bracht, hoorde ik een jonge gast naast
me zeggen: Oh ja, dat ken ik
het is van
eh
. Van Cindy Lauper, hielp ik
hem. Juist, ik wist dat het al heel oud was, zei hij. Waarvoor dank.
Passenger, Klub C, zondag 6 juli
De verrassing
van de dag. Niet dat Mike Rosenberg iets verrassend deed blijkbaar herhaalde
hij gewoon zijn set van vorig jaar. Niet dat iemand daar om maalde: de Klub C
stond propvol. Van de eerste seconde dat hij het podium op kwam, greep
Passenger (de man en zijn akoestische gitaar, méér is Passenger niet) de
tienduizend man bij het nekvel, om ze niet meer los te laten. Constant contact
zoeken en vinden, grapjes maken, liedjes onderbreken, vragen om mee te zingen,
gemeend verbaasd zijn door de haast gewijde stilte wanneer het moest. De
wolkbreuk die Werchter in een modderpoel zou herschapen, hielp bij dat gevoel:
de verbondenheid van Zij Die Schuilden, en intussen de busker konden meemaken.
Neen, het is niet vernieuwend, wereldschokkend of vooruitstrevend. Het is: een
man, een gitaar, een stem en een handvol goeie songs. Met die toch wel beperkte
middelen een meute zo lang in de ban houden, is een gave, een kunst.
Birdie, Franz Ferdinand, zondag 6 juli
Birdie is een
mooie vrouw. Van waar ik stond, leek het trouwens alsof ze haar broek was
vergeten. Mooie liedjes, ook, die mooi gezongen worden. Maar in tegenstelling
tot Passenger, kreeg ze geen contact met haar publiek. Ze zong die deuntjes, de
mensen luisterden, je verliet The Barn en je was het alweer vergeten. Zo gaat
dat.
En zo gaat dat
ook met Franz Ferdinand: openen met een resem hits, trekken en sleuren om de
wei mee te krijgen, en uiteindelijk vaststellen dat dat lukt. Na een uur vroeg
ik me af wanneer ze hun tweede nummer eindelijk zouden inzetten. Een grapje,
natuurlijk alleen lijkt het allemaal nogal veel op elkaar. Maar qua
festivalgehalte: een dikke pluim.
Kings of Leon, Main Stage, zondag
6 juli
En daar waren
de Lion Kings weer. Voor de zoveelste keer. Geeuw. Vorig jaar zorgden ze voor
een verschrikkelijk concert op Werchter: saai, ongeïnteresseerd, zelf verveeld
omdat ze Kings of Leon zijn. Was het deze keer beter? Het was iets beter, ja:
er werd al eens gelachen, en ze klonken ook een pak snediger dan vorig jaar.
Maar er gebeurt zo fucking weinig tijdens hun optreden. Entertainment is méér
dan gedreven gitaarrock spelen. Het is werken tot je de laatste rij op de wei
hebt overtuigd, en niet achter de microfoonstandaard bevroren staan je ding
doen. Bon, ze stonden hier duidelijk minder tegen hun zin dan een jaar geleden,
en de respons op de wei was navenant minder koel. Maar een goed, groots
optreden was dit echt niet.
Stromae, Main Stage, zondag 6 juli
Het feit dat
zowat iedereen de Kings of Leon bleef uitkijken, heeft meer te maken met de
afsluiter van RW dan met die Kings zelf. Stromae moest alleen maar komen en
kijken: gewonnen had hij vooraf af. Het publiek was klaar voor het genadeschot
na de regen, de modder en de kou zouden ze een feestje bouwen met onze nieuwe
Belgische trots. Of die dat nu zelf wou of niet.
Hij wou het.
Een uur lang. In een perfect uitgekiende show visueel verbluffend, met een
zanger die een geweldig acteur is. Maar ik lees en hoor iets te veel over dat
visuele, over dat scenario, over de kleren en de kleuren. Want uiteindelijk
gaat het om de muziek. EN dat
tjsa. Dat is toch wel eerder beperkt.
Niet dat iemand
zich daar aan stoorde: Ta fête werd luid en enhousiast meegezongen, en na dat
eerste nummer zou het zingen en dansen niet meer ophouden. Wat de man ook had
gedaan, het feest zou en moest doorgaan. Mooi hoor, zon wei die collectief uit
de bol gaat. Maar eerlijk: het doet me meer denken aan de idolate en slaafse
manier waarop de wei in Lokeren, vorig jaar, reageerde op Netsky, dan op het
meeslepende optreden van Pearl Jam. Een geval van collectieve hysterie, meer
dan een echt hoogstaande muzikale prestatie. En neen, slecht was het ook niet.
Het is gewoon niet mijn ding, die Stromae.
Thuis, maandag 7 juli
Eindelijk een
lange, hete douche. Eindelijk eten met mes en vork. Eindelijk gewone schoenen
aan de voeten. De veertigste editie van Rock Werchter was er voor mij een van
Pearl Jam enerzijds, en van de kleine muziek anderzijds. Zo veel artiesten die
hun nek uitstaken en breekbare, intieme muziek brachten: chapeau.
Maar dat kan natuurlijk alleen maar met een publiek dat er open voor staat. Ik
weet niet in hoeverre Rock Werchter er verantwoordelijk voor is, maar: het
Belgische (festival)publiek heeft smaak. Uit de bol gaan bij Major Lazer of The
Subs, maar ook stilletjes Eels en Angus & Julia Stone smaken.
|