(Meer dan) 1 jaar gratis concerten Verslagjes van concerten in 2008 & 2009 & 2010 & 2011
10-11-2008
Tony Joe White
Tony Joe White Depot, Leuven 10 november 2008 Jeff Hale: drums Tyson Rogers: keyboards Verslag: Ja
Wie heel erg oneerbiedig is, zou Tony Joe White kunnen bestempelen als een One trick poney: iemand die ooit een paar superhits schreef, en sindsdien zijn zelfde truucje blijft herhalen. Maar dat zou wel bijzonder oneerbiedig zijn, en dat zijn wij niet voor zo'n monument. Voor zijn voorprogramma wel: die durven we zomaar de grond inboren. Een Leuvenaar die zich met P laat aanspreken maar zijn nummers in het Engels aankondigt. Samengevat: ook al noem je je muziek blues - als je niet kunt zingen, kun je niet zingen. Zo vals staan kwelen op een podium: dat is foei. En meneer Van Sant: misschien lukte het nog bij de Boxcars, maar op jouw leeftijd zul je ook niet meer juist leren zingen. Je kunt hooguit verwachten dat je nummers kiest (of schrijft) die wel binnen je stembereik liggen.
Geef dan dus maar TJW. Rainy Night in Georgia, Polk Salad Annie, Steamy Windows. Elvis, Brook Benton, Tina Turner, Hank Williams Jr, Randy Newman. 65 jaar, en recht ingevoerd uit Louisiana. De uitvinder van de Swamp Rock. Een gitaar, een diepe basstem, een drummer en een pianist. En een avond mooie muziek. Zelfs het Depot leek heel even een aardige concertzaal.
TJW was bijzonder relaxed, maandagavond. Door niets of niemand uit zijn lood te slaan, glimlachend en duidelijk genietend van de muziek. Zo hebben we het graag. Roosevelt and Ira Lee, As the Crows fly en als zevende nummer al een verzoekje uit het publiek (Baby Please don't Go). Het beviel hem zozeer dat we Rainy Night in Georgia ook kregen, én Polk Salad Annie, én nog een verzoekje (I'll take a request now): een betoverende versie van The Troll.
Wie Rainy Night... ooit hoorde in een hotellobby, en nuchter genoeg was om er ook naar te luisteren, heeft vast kleffe herinneringen aan de song. Vals gezongen, verkeerde toonaard, te veel synthesiserstrijkers... Zelfs Elvis plakte blazers en strijkers op Polk Salad Annie. En Tina Turners Steamy Windows was, net als haar haar en haar benen, overgeproduceerd. TJW bracht de nummers naakt, brak ze af tot hun essentie en bromde zich een weg door de klassiekers heen. Geen zeemzoete, kleffe akkoorden hier. Wel snedige uithalen, en vooral: een fantastisch optreden. Jammer van dat voorprogramma, en van die verschrikkelijke zaal.
Herbie Hancock Sextet 5 november 2008 Koningin Elisabethzaal, Antwerpen Herbie Hancock: keyboards Terence Blanchard: trompet James Genus: Bass Lionel Loueke: gitaar Gregoire Maret: mondharmonica Kendrick Scott: drums Verslag: ja
"Today has been a very special day", zei de 68-jarige Herbie Hancock toen hij het podium opwandelde. Hij knoopte zijn hemdje open, en toonde fier zijn Obama t-shirt. De zaal was meteen gewonnen, net als Obama zelf won, 15 uur eerder. De leden van het Hancock sextet droegen allemaal een Obama-shirt. "Vanavond feest de hele wereld, en wij zullen hier feesten", beloofde Herbie. En hij stelde zijn groepsleden voor.
Er zijn verschillende Hancocks. Er is de poppy Herbie, de man die verschillende stijlen en genres verzoent tot er iets nieuws ontstaat en hij er ook succes mee heeft. In 1973 injecteerde hij al funk in de jazz, nadat hij onder de indruk was geraakt van Sly and the Family Stone. Rockit, zijn hit uit 1983, was pop-disco-funk met vooral een geweldige videoclip (van Godley and Cream), die op MTV zot werd gedraaid. Zijn laatste platen zijn halve popplaten: Possibilities is een samenwerking met Paul Simon, Sting, Damien Rice en Christina Aguilera - geheel in de stijl van Santana's Supernatural. En zijn laatste, "River: the Joni Letters" is een ode aan Joni Mitchell, met bijdragen van Tina Turner, Norah Jones, Mitchell zelf en een indrukwekkende Leonard Cohen.
Dat is dus de ene Hancock, die we in Antwerpen niet te zien kregen. De andere Herbie is de jazz-legende. De man die in 1962 debuteerde op het legendarische Blue Note label, die dan zes jaar in de Miles Davis Quintet speelde (Davis' tweede Great Quintet), die in de jaren zeventig filmmuziek componeerde en met VSOP echte hard-core jazz speelde. De man die de weg helemaal kwijtraakte, maar telkens dank zij de jazz terugkeerde.
Het resultaat: virtuoos spel van zes muzikanten, en zeven nummerts op 2 uur en een kwart tijd. Dat zijn dus lange nummers. Zelfs Cantaloupe Island was breed uitgesponnen, met lange lange solo's. Mooi hoor, maar ik haakte toch regelmatig af. In de (pover gevulde) zaal bedacht ik waar ik de grens trok: wanneer ritme en melodie niet meer herkenbaar zijn, gaat het voor mij te ver. En dat gebeurde dus. Minutenlang goochelen met klanken: sorry hoor.
Ik heb thuis een Casio-synthesiser, en ik kan daar heel erg atonale en aritmische dingen op doen. Omdat ik geen piano speel. Hancock is een uniek pianotalent, maar soms klinkt hij niet beter dan ikzelf, thuis.
Het was dus een moeilijk optreden, eentje waar je je gedachten bij moest houden. Waar die gedachten naar Obama gingen, die waarschijnlijk andere feestmuziek zou kiezen dan dit. Hij had waarschijnlijk gekozen voor US3, dat een gebalde, dansbare, vlotte versie van Cantaloup Island (Cantaloop) maakte. Niet zo hoogstaand, niet zo virtuoos, door jazz-fans uitgekotst en als platte kak omschreven, maar: fun.
Het Hancock-sextet deed om beurt zeer aardige dingen, speelden heel erg netjes. Maar twintig minuten lang een muziekstuk spelen dat in zeven tienden is geschreven, waar je dus geen ritme en houvast in vindt, tja. Dan wordt het te moeilijk voor een simpel man als mezelf. Dan denk ik, terwijl ik de zaal buiten loop: in 135 minuten hadden The Ramones ongeveer vijftig liedjes kunnen spelen.
Lambchop: wie er ooit bij was, keert altijd terug voor méér. Al veertien jaar lang tovert Kurt Wagner met muziek en met muzikale stijlen: van country over soul naar pure filmmuziek, alles vind je terug in de Lambchop-platen. En daarom heus niet allemaal netjes afgescheiden - de stijlen en sferen en klanken vloeien allemaal in elkaar. Ja, dit is mooi, gewoon heel erg mooi. Ohio, hun laatste worp, is niet anders. Na het optreden zit ik bij Kurt Wagner in zijn kleedkamer (schitterende man, trouwens) en zegt hij me dat hij een hekel heeft aan die nieuwe rage om 15 of 20 jaar na de release van een plaat, die plaat integraal live te gaan spelen. "Dan doe ik het liever nu, wanneer ze net uit is", zegt hij. Zo gezegd, zo gedaan: we krijgen Ohio helemaal te horen, van voor naar achter. Alleen 'You're a BIg Girl Now' van Bob Dylan (uit Blood on the Tracks) is de vreemde eend in de bijt - maar net weer niet: het nummer past wonderwel in de set. Van de eerste noot van Ohio tot de laatste van 'I Believe in You' houdt de AB de adem in. Bij manier van spreken, natuurlijk. Je wordt meegezogen, betoverd, of om het met Costello te zeggen: "All this useless Beauty". Close Up is pakkender dan op plaat; National Talk Like a Pirate Day is swingender live. De grapjes met pianist Tony hoeven voor mij niet echt, maar ze storen ook niet. Zo'n nieuwe plaat van voor naar achter spelen, vraagt een extra inspanning van het publiek. Niet iedereen kent de nieuwe plaat al, en je hebt toch altijd favorieten van vroeger die je wil horen. "Die speelden we in de bissen", zegt Wagner. "Ik wéét dat het publiek hier die inspanning kan leveren, want het zijn mensen die ons al lang volgen. Ze hebben smaak." Die bissen brachten flarden Talking Heads, en eindigden in een verstillend Chelsea Hotel #2, van Leonard Cohen. Met ertussen vijf oudjes als Up with People. Niet dat iemand er echt om had gevraagd - al waren er duidelijk toch opgeluchte fans die eindelijk een streepje herkenningsapplaus konden laten horen. Je kunt die oudjes ook niet bepaald de hits noemen. Want hoe mooi de muziek ook is, echt veel zal Lambchop nooit verkopen. Wat toch een eeuwige zonde is. Al was het maar omdat Wagner zijn centen kwijtspeelde in de beursval.
Ohio *** SLipped Dissolved and Loosed *** You're a BIg Girl Now *** National Talk Like a Pirate Day *** CLose Up *** Sharing a Gibson with Martin Luther King Jr *** I'm thinking of a Number (between 1 and 2) *** A hold of you *** Of Raymond *** Please RIse (Standing Up) *** Popeye *** I believe in You **encores:** Give It *** Let's Go Bowling *** Bugs *** Your fucking sunny Day *** All Smiles and Mariarchi *** Up with People *** Chelsea Hotel #2
Luna Twist Handelsbeurs, Gent Zaterdag 18 oktober 2008 Alain Tant: zang Dirk Blanchart: Gitaar, keyboards Filip Moortgat: Gitaar, bas Laurens Billiet: Drums Senne Guns: Keyboards Verslag: Ja (in Mochi, 19/10)
Luna Twist... Ik mag niet als de Fixkes gaan klinken, maar Luna Twist roept zoete herinneringen op. Aan de vroege jaren tachtig, aan Gust Decoster en zijn Vrijaf op woensdagmiddag, aan Allez Allez, aan de jonge Arno bij TC Matic in het OC in Marke. Aan een magere Walter Grootaers bij de Kreuners. Aan Jo Lemaire en (toen nog) Flouze. Aan Get Sprouts - de legendarische LP die het ASLK ooit uitbracht, en waarop al die fantastische jonge Belgen stonden verzameld. RIck Tubbax en de Taxi's, the Machines, de Kids,...
Luna Twist nam een speciale plaats in, in die groep. Ze speelden met klanken, met ritmes - een ietwat bizarre mix tussen dance, pop, rock en elektro. Tijdens het optreden, zaterdagavond, werd me eindelijk duidelijk wat de referentie was voor deze groep: Talking Heads. De groep bestond van 81 tot 83, en bracht één enkele plaat uit: A Different Smell from the same Perfume. Het was een fantastische plaat, met niks dan goeie nummers. Of zo wou ik het me toch herinneren.
De rit naar de Handelsbeurs was dus een beetje spannend. Zouden die nummers van toen inderdaad zo sterk blijken als ik ze me herinnerde? Of zou dit Luna Twist toch vooral schabouwelijk gedateerd zijn, 25 jaar na datum?
De opener maakte het allemaal meteen duidelijk: Oh Oh Oh. 'What's Going on here, in this Modern World? See people burning faster than their cigarettes'. En dat zat er direct patat op. Alain Tant heeft nog steeds één van de betere stemmen van Vlaanderen, Filip Moortgat (meneer Martine Jonckheere, jawel) speelt een funky mean bass, en Dirk Blanchart tovert de samples en de melodieën uit de synth. Jaja, dit klopt nog, als een zwerende vinger.
De mannen zelf zijn natuurlijk ontzettend fout: Tant huppelt als een loopse prima donna over het podium, Moortgat probeert er krampachtig jong en hip uit te zien - maar voor een keertje stoort het allemaal niet. Al was het door de ontwapenende eerlijkheid. Look Out werd aangekondigd met: 'Ik word niet meer zo gemakkelijk verliefd... Maar als het gebeurt... Je weet: als een oude schuur een keer in brand staat...'. Questions als: 'een nummer uit onze plaat'. En ze speelden zowat alles uit die plaat. Met een paar nieuwe dingen: 'Red Volkswagen' ben ik al lang vergeten. 'Backbeat' is ook nieuw, maar bleef ook al niet hangen. 'Gently the Day' is een melodietje van John Barry, het thema van de Persuaders (De Speelvogels!) waarom ze tekst zetten. Aardig hoor, maar zelfs dat pompte de nostalgie snelsnel naar boven...
Zestien nummers heeft Luna Twist gespeeld. Het publiek - veertigers, sommige met hun jong-twintigers kinderen - genoot van alle zestien. De cover van Bowies "Heroes" was aardig (en een magnifieke showcase voor Tants stem), maar toen was het plots gedaan. "We lijken de Sex Pistols wel", zei Tant. "We hebben geen liedjes meer. We zullen Look Out dan nog maar een keer spelen'. En iedereen vond dat prima.
Oh Oh Oh - Put Yourself in My Place - Red Volkswagen - Decent Life - Bop Again - Spoed van Klank - Look Out - Golden Inside - Gently the Day - So Danceable - Questions - Backbeat - African Time - Bissen: Heroes - Madame Soleil - Look Out
John Mayall and the Bluesbrakers Ancienne Belgique, 12 oktober 2008 John Mayall: Zang, mondharmonica, keyboards, gitaar Buddy Wittington: gitaar Joe Yuele: drums Hank Van Sickle: bass Verslag: ja
Het gaat goed in de geriatrie, dank u. Na Paul Weller (vijftig), Elliott Murphy (bijna 60), Stephen Stills (63) en John Mayall (75) zijn eind deze week De Kreuners aan de beurt. Daarna kan het alleen nog maar bergaf gaan. Toch wat leeftijd betreft.
John Mayall: 75 jaar. De man is er op zijn eentje voor verantwoordelijk dat we vandaag de Stones kennen, en bij uitbreiding zowat de hele Britse rockscene. In de jaren vijftig importeerde hij immers de (Chicago) blues in de UK. En in de jaren zestig zette hij die blues om in iets typisch Brits, met zijn Bluesbrakers. Een eigen geluid, hoekiger en sneller en gedrevener dan de Amerikaanse blues. En een inspiratie voor zo ongelooflijk veel mensen en groepen. Maar Mayall was méér dan een moeilijk definieerbare inspirator. Het lijstje gitaristen van zijn Bluesbrakers is in-druk-wek-kend. Eric Clapton, Peter Green, Mick Taylor, later ook Walter Trout... Namen als Mick Fleetwood, Paul Butterfield, John McVie, Dr. John,.. waren ook (soms maar heel even) Bluesbraker, voor ze andere dingen gingen doen. Fleetwood Mac en Cream werden in de Bluesbrakers gevormd.
In de jaren zeventig verhuisde Mayall naar de VS, en bleef hij platen maken en touren, met verschillende muzikanten. In 1982 riep hij plots zijn Bluesbrakers weer bij elkaar - en sindsdien is hij aan een quasi onafgebroken wereldtournee bezig. 56 officiêle platen heeft hij intussen uit. En is hij dus 75 jaar. Wat doet zo iemand dan nog op een podium?
Wel, ik heb het gezien: zo iemand staat zich op een podium geweldig te amuseren. Zijn Bluebrakers stralen weinig begeesterends uit - de bassist staat in een halve coma, de drummer zit verborgen achter cymbalen en de gitarist is te dik om sexy te zijn. Maar de groep speelt wel lekker, en vormt de perfecte basis voor Mayall om uit de bol te gaan. Op keyboards, met zijn mondharmonica of gewoon zingend: telkens weer stuwt hij de set een andere richting uit. De pure twaalfmatenblues. Jazzy in 'Congo Square'. Gitaarblues, snelle rockblues/bluesrock, alles kregen we. Een staalkaart van meer dan vijftig jaar muziek. Indrukwekkend. In één medley kan de man meer muziek steken dan andere groepen in een heel optreden. En hij doet het dan ook.
Ja, zijn stem zal ooit beter geweest zijn. Maar in tegenstelling tot Stephen Stills, kan Mayall dat wél compenseren. Door anders te zingen, door zangpartijen over te laten aan de gitarist, door even iets over te slaan. Maar dus niet door hard te gaan schreeuwen.
Die gitarist dan. Buddy Whittington ziet er dus niet uit - maar hij kan wel een stukje gitaar spelen. In een lange intro schakelde hij zowat alle Britse (en een paar andere) gitaarklassiekers moeiteloos aan elkaar: Layla, White Room, Albatross, het bleef maar komen. En alles ging zo moeiteloos. Zo vlot. En zo zonder pedaaltjes, effecten of negentien gitaren: het hele optreden lang deed Buddy met één enkele gitaar. Waar hij hemelse klanken uit toverde. Een les in bescheidenheid, een statement voor alle omhoog gevallen typetjes die elk drie gitaarroadies nodig menen te hebben. Less is more.
De AB stond weer stampvol, met opvallend veel jonge mensen deze keer. En ik geloof echt wel dat iedereen genoot. De afsluiter - Room to Move - kon in ieder geval niet lang genoeg duren.
Je kent vast het verhaal van de voetballer die aan 'het seizoen te veel' bezig is. Iedereen ziet dat het niet meer gaat - de snelheid is weg, hij heeft schrik, de techniek redt het niet meer... Je wil veel vergeven, omdat je zoveel mooie momenten hebt gekregen. Maar uiteindelijk komt toch het ogenblik waarop je roept: 'ga van dat veld af man'.
Stephen Stills had zijn 'tournee te veel' lang geleden al, vrees ik. Ik heb nog nooit iemand zo vals horen zingen op een podium. Echt: deze Stills was nooit door de allereerste preselecties van idool geraakt. Van bij de eerste noot, dacht ik 'help, haal me hier weg'. Roepen en schreeuwen in de hoop een noot juist te raken - meestal vergeefse moeite.
En dat is natuurlijk ongelooflijk jammer. Want Stephen Stills is een monument. In 1965 richtte hij met zijn maatje Neil Young Buffalo Springfield op. In 1968, na het vertrek van Young, stapte hij in Crosby, Stills and Nash. David Crosby en Graham Nash kregen later nog het gezelschap van Neil Young - alweer hij. Na een zijstapje met Manassas, valt CSN&Y in 1976 helemaal uiteen. Young en Stills werken de plaat 'Long May you Run' af, en wissen alle bijdragen van Crosby en Nash, die natuurlijk ziedend zijn. Young en Stills vertrekken dan op tournee, maar halfweg trapt Young het af. Waarna Stills met hangende pootjes C&N opzoekt. Het zou nooit meer worden als voorheen, de reünietournees waren een lucratieve en emotionele bezigheid, eerder dan enige muzikale relevantie te tonen.
Tot plots Just Roll Tape uitkwam. Het is een opname van Stills uit 1968: in een studio kreeg hij onverwacht opnametijd, en hij zette helemaal alleen een aantal nummers op band. Daaronder klassiekers-in-spe: 'Suite: Judy Blue Eyes', en 'Change Partners', of 'Black Queen'. Je hoort er een breekbare Stills op, subliem gitaarspel en een hoge, mooie stem.
Die laatste is er dus niet meer. En dat is niet het enige dat ontbreekt. Ja, het publiek was enthousiast (al vertrokken er wel meer vroeg naar huis dan normaal, en stond er ook meer volk aan de bar dan je zou kunnen verwachten). En ja, er werd meegezongen en luid geapplaudiseerd bij het begin van sommige nummers. Maar het was slecht, verschrikkelijk slecht. Het werd ook allemaal niet gecompenseerd met subliem of lichtvoetig gitaarspel. Akoestisch deed Stills gewoon zijn ding, en kregen we één solo die de pruimen leek. Maar Ik kan er meteen aan toevoegen: Olivier Durand was hier, op hetzelfde podium, zaterdagavond een stuk genialer.
In navvolging van Neil Young, in februari van dit jaar, deelde Stills zijn optreden in twee delen op. Een eerste akoestische, een tweede elektrisch. Bij Young zorgde dat voor vuurwerk en voor magische momenten. In het eerste deel betoverde Young je met zijn stem, zijn gitaarspel. In het tweede overdonderde hij je met nummers die ter plekke leken te zijn heruitgevonden.
Stephen Stills deed het dus anders. 'Changing Partners' was een zwanenzang. Roepen, kelen. Sommige nummers waren nauwelijks te herkennen. The Treetop Flyer was om te lachen. "Ik had gisteren een optreden in Parijs, en daar heb ik mijn stem geforceerd', zei hij. Ik zocht het op, en Stills liegt. Zijn stem is om zeep. Hij heeft er geen meer - lees er reviews op het www maar op na. Overal dezelfde kritiek.
Tijdens de pauze vielen woorden als 'ramptoerisme', en werd de hoop uitgedrukt dat het tweede deel beter en mooier zou worden. Vergeet het. Hij zette het elektrische deel in met een trage, slome en stampende versie van 'Love the One you're With'. Een teken aan de wand dat het niet goed meer zou komen. We kregen een soort symfonische hardrock-blues, met lange gitaarsolo's en dat iele gekrijs. Pijnlijk. Een groot deel van het publiek miste 'For What it's Worth', omdat hij net ervoor zijn gitaar liet staan, en een piano liet aanrukken - om een pijnlijke, valse ode aan Ray Charles te zingen. Zij die het misten, waren intussen bijna thuis.
Geen idee waarom Stills nog op tournee trekt, waarom hij zich nog blootstelt aan dit soort kritieken. Net als die voetballer, is het soms mooier om op een hoogtepunt te stoppen. 'Ik zie Bassegio anders wel graag spelen', zei iemand me tijdens de pauze. Bij deze dan: Stephen Stills, de Walter Bassegio van de Rock'n'Roll.
Ik zag en hoorde dit jaar al dingen als James Blunt, Alicia Keys en Madrugada. Niet bepaald mijn genre, dus hou ik er ook niet echt van, en doe ik er wat lacherig over. Maar: die mensen brengen wél een professioneel optreden, entertainen hun publiek en brengen precies wat dat publiek wil. Ik kan dus wel zeggen dat ik er niet van hou, maar niet dat ze slecht zijn. Stephen Stills was gewoon rot slecht.
Elliott Murphy and the Normandy All Stars AB Box 4 oktober 2008 Elliott Murphy: zang, gitaar Olivier Durand: gitaar Alan Fatras: Drums Laurent Pardo: Bass
Nog een déjà vu, na Steve Wynn eergisteren: nu mocht Elliott Murphy me voor de tweede keer dit jaar met een optreden verblijden. En ook, net als Wynn, ging het deze keer om een optreden mét groep, waar hij de vorige keer akoestisch met Olivier Durand in de Club zijn ding deed.
Die Olivier Durand is geen gewone gast. Een fenomenaal snel en goed gitarist, die Murphy duidelijk een tweede (of derde?) leven heeft gegeven. Veel verschil met hun vorige passage hield dat dus allemaal niet in: het was weer Durand die de nummers droeg en opfleurde met gitaarriedels (uitsluitend op akoestische gitaar, trouwens - wat is er fout aan een goede, oude en stevige Fender of zo?) en Murphy die zijn ding deed. Maar deze keer dus met bas en drum, die het allemaal toch iets meer rock'n'roll maakten.
De ontgoocheling van de avond zat in de setlist. Krek dezelfde van wat we in mei kregen. Af en toe een nummer uit zijn nieuwste CD (Razzmatazz en General Robert E. Lee waren weer de uitschieters, Ophelia was knap); Green River vroeg in de set; Pneumonia Alley, A Touch of Kindness en natuurlijk the Last of the Rock Stars... Allemaal weer mooi, want het zijn nu éénmaal kunstig gemaakte nummertjes. Maar dus net iets te weinig verrassing.
Niet dat iemand dat erg vond. Zelden een publiek meegemaakt dat zo zichtbaar van een optreden genoot als zaterdagavond in de AB. Geweldig: dikke mannen met lang grijs haar, houthakkershemden, pint in de hand - en allemaal lachen, zingen, roepen en dansen. En Murphy - die genoot. ZIchtbaar. Als je op zijn website de andere optredens bekijkt, kun je al begrijpen waarom: dit is veel en veel mooier dan een optreden in een... bibliotheek. Of op een kermis ergens in Spanje.
Murphy verbaasde het AB-personeel ook, door vrolijk het opgelegde sluitingsuur aan zijn laars te lappen. Vijf keer kwam hij terug het podium op, om toch nog maar eventjes te praten, te zingen, te genieten. Tot lang voorbij het opgelegde sluitingsuur, ging hij door. En: hij verdient het, natuurlijk.
'Ik hoorde dat jullie vanavond moesten kiezen tussen mij en Coldplay', zei hij op een moment. 'Goed dat jullie hier zijn. Want eigenlijk is Coldplay veel en veel eh... jonger dan ik ben. Jullie kunnen ze dus nog heel erg lang gaan bekijken. Hoeveel platen hebben zij al uitgebracht? Vier? Ha, wel: hier is een nummertje uit mijn dertigste plaat'. Grappig. En hij heeft natuurlijk een punt. Bij Coldplay was ik de oudste in het publiek geweest. Hier was ik de jongste... De setlist, met dank aan http://roenhetzwoen.skynetblogs.be 1. Selling the gold (CD: Selling the gold) 2. Black crow (CD: Soul surfing) 3. Sonny (CD: Beauregard) 4. Green river (CD: Strings of the storm) 5. Pneumonia alley (CD: Coming home again) 6. Ophelia (CD: Notes from the underground) 7. Razzmatazz (CD: Notes from the underground) 8. Canaries in the mind (CD: Coming home again) 9. You never know what you're in for (CD: Night lights) 10. Last of the rock stars (CD: Aquashow) 11. Winners, loosers, beggars, choosers (CD: Party girls and broken poets) 12. On Elvis Presley's birthday (CD: 12) 13. A touch of kindness (CD: Coming home again) 14. And general Robert E. Lee (CD: Notes from the underground) 15. Doctor of mercy (CD: Soul surfing) 16. Diamonds by the yard (CD: Night lights) Encore: 17. LA woman medley 18. Come on Louann (CD: Soul surfing) 19. On my mind (CD: Notes from the underground) 20. Change will come (CD: Affairs) 21. Never say never again (CD: Never say never, The best of 1995-2005) 22. As good as (CD: Coming home again) 23. Anastasia (CD: Just a story from America) 24. Sicily (CD: 12)
Paul Weller AB Brussel, 3 oktober Paul Weller - zang, gitaar, piano, orgel Steve Cradock - Gitaar Andy Lewis - Bas Andy Crofts - Keyboards Steve Pilgrim - Drums Verslag: Ja.
Paul Weller is voor mij het perfecte excuus om me niet druk te maken over de nieuwe popsensatie uit Engeland. Om de zoveel jaar duiken er in Groot-Brittannië groepjes op, waarvan iedereen vindt dat je ze geweldig goed moet vinden, en zeker moet gaan beluisteren. Ik bedank telkens vriendelijk doch kordaat. Zo lang Weller er is, heb ik namelijk the real thing. En geen enkel flauw afkooksel kan ooit aan de Modfather tippen. Telkens weer zet hij de hele wereld op het verkeerde been. Na iedere plaat denkt iedereen: nu is het voorbij, dit kan hij niet meer evenaren, hij kan onmogelijk nog zulke mooie nummers schrijven, de combinatiemogelijkheden stem/instrument/melodie moeten ooit uitgeput geraken. Neen, dus. Iedere keer weer doet Weller een Phenixje, herrijst hij en zet hij die nieuwste Britpophypes een ferme neus. Eat this - het zou de perfecte titel van een Best Of zijn.
Ik geef het toe: ik laat me er ook telkens weer aan vangen, hoor. Toen ik Weller voor het eerst live zag, met zijn Style Council op Rock Torhout (!), vond ik het maar jeanettemuziek, flauwe wittemanssoul. Maar hij pakte me compleet in. Later, in de AB, bezwoer ik eeuwige trouw aan de oermod. En vergat ik dat prompt weer.
Vrijdagavond heeft Mijnheer Weller me in een uitverkochte en volgepakte AB aan mijn belofte herinnerd. En hoe. Strak, energiek, zonder omzien, pakte hij de zaal in. Ik ben er van overtuigd dat iederéén gelukkig naar huis is getrokken. Desnoods via een omweg, maar toch: gelukkig. Want Weller was in grote doen. Alhoewel: de eerste kritieken die ik net op de AB-site lees, zijn vernietigend. Tsja.
Zijn laatste plaat, 22 Dreams, is een (hou je vast) conceptplaat. Een dubbel-lp, opgebouwd rond een kortverhaal, met instrumentale nummers en vooral: met nummers die qua genre alle kanten uitschieten. Spoken word, techno, rock, funk, alles zit in de plaat. Weller beweert dat je er geen nummer mag uit lichten, dat je alles als concept moet bekijken en beluisteren, en ook zo beoordelen. En voegt er fijntjes aan toe dat hij nu oud genoeg is (wegens net vijftig geworden) om te doen waar hij zin in heeft. Dat van die conceptplaat is een beetje onrustwekkend nieuws, net voor een optreden: je vreest dat de man de plaat van voor naar achter zal naspelen, omdat hij ze zo 'ontworpen' heeft.
Gelukkig is Weller slimmer dan dat. We kregen wel veel uit die 22 Dreams - liefst tien nummers. Maar errond heeft Weller telkens oude pareltjes gezet, die mee de sfeer en het tempo bepaalden. Hij begon strak, met gitaren en snelle rockers - zonder pauze, zonder verpauzing ook. Een half uurtje later liet hij het tempo zakken en kregen we een batterij nieuwe nummers. De stijl veranderde na elk nummer: van een gewone pianoballad naar een tango en een soort kermismolenmuziekje. Om dan weer te gaan rocken, met feedback op de gitaren te spelen en een gitaarduel uit te vechten met maatje Steve Cradock. We kregen een verdomde drumsolo (dat hoefde dus niet echt), een akoestisch setje waarbij de drummer en pianist mee akoestische gitaar kwamen spelen en zelfs zingen (in Brand New Start).
Het hoogtepunt van de avond was voor mij Wild Wood. De klassieker kreeg een dreigende baslijn, een stampende drumbeat, en Weller smeet zich volledig. Het nummer werd angstaanjagend mooi. Hier gebeurde iets. Iets schoons.
Als laatste nummer gooide Weller 'All You Need is Love' van The Beatles de zaal in. Een beetje overbodig (ik stond nog het altijd beklijvende You do Something to me te verteren), maar de zaal genoot. Mensen lachten, zongen, namen elkaar vast. En gingen dus blij en vrolijk naar huis. Desnoods met een omweg.
Setlist:
1.Blink and youll miss it 2.22 Dreams3.The Changing Man 4.All I wanna do (is be with you)5.From the Floorboards Up 6.Push it Along7.Sea Spray8.One Bright Star9.Empty Ring10.Black River11.Have you made up your Mind12.Porcelain Gods 3.Picking Up Sticks 14.Wishing on a Star 15.Light Nights16.The Butterfly Collector 17.Brand New Start 18.Wild Wood 19.Echoes around the Sun20.Come On/ Lets Go 21.Wild Blue Yonder 22.You do Something to Me 23.All You need is Love
Steve Wynn and the Dragon Bridge Orchestra Steve Wynn, Linda Pitmon, Erik van Loo, Rodrigo D' Erasmo, Chris Cacavas and Chris Eckman AB Club, 2 oktober 2008 Verslag: nee
Voor de tweede keer dit jaar naar Steve Wynn gaan kijken en luisteren, en voor de tweede keer een meer dan aangename avond met de man doorgebracht. Erik Van Loo, de Nederlandse bassist die we ook al ontmoetten bij de Willard Grant Conspiracy, stond voor het optreden cd's, dvd's en t-shirts te verkopen. Het is een goed teken om de sympathieke Nederlander te zien: totnogtoe bracht hij me alleen nog maar fantastische muziek.
Steve Wynn bracht net een nieuwe plaat uit, Crossing Dragon Bridge. Hij nam ze op in het mooie Ljubljana in Slovenië, waar hij letterlijk de Drakenbrug over moest om van zijn hotel naar de studio van kameraad Chris Eckman te stappen. Eckman, die in dit Dragon Bridge Orchestra trouwens ook gitaar speelt. Wynns vrouwtje Linda Pitmon zit het mannelijke deel van het publiek zot te maken op drums, Erik van Loo dus op bas (elektrisch zowel als staande bas), Rodrigo D'Erasmo zorgt met zijn viool voor (Oost-)Europese invloeden en Chris Cacavas doet het op piano en accordeon. En samen zorgen ze voor een zéér fijne avond.
De beste songs uit Crossing Dragon Bridge, had Steve Wynn in maart al uitgeprobeerd op een klein publiek. Toen nog akoestisch, in Antwerpen. In de AB Club was er niet veel méér volk - ik schat hoogstens 150 man. Maar alles ging dus wel steviger. Het was fijn om die songs nog eens terug te horen, in die andere uitvoering: Manhattan Fault Line, Punching Holes in the Sky... Hei, ik lijk het verslag van 2 maart gewoon te herhalen... Maar het zijn dan ook niet toevallig dezelfde songs die beklijven, die blijven staan. The Deep End is wondermooi, met Steve alleen op gitaar en Rodrigo D'Erasmo op viool. Het nummer is trouwens op een vreemde manier tot stand gekomen: Wynn schreef het, nam het helemaal alleen op in Eckmans studio, waarna Eckman er een strijkje van acht violen bovenop plakte.
Ja, we kregen ook nog eens de Medicine Show, tot grote vreugde van een deel van het publiek, dat duidelijk om sentimentele redenen naar de AB was afgezakt.
Steve Wynn lijkt me een toffe gast, die plezier heeft in wat hij doet en dat gewoon graag doet. Liedjes maken, op een podium staan, een publiek entertainen. Mij bezorgde hij in ieder geval weer een zeer aangename avond.
The Lemonheads Botanique 23 september 2008 Evan Dando Verslag: ja
The Lemonheads: het is zo'n groepje waar ik kop noch staart aan krijg. Ze produceren perfecte gitaarpop - altijd aangenaam om hun dingen op de radio te horen. Puik geschreven nummers, lekker gezongen, fijne gitaarriedels, kortom: lekkere muziek. Van Into your Arms tot If I could Talk, om zeker Mrs Robinson niet te vergeten: allemaal even lekker. Maar zet Evan Dando op een podium, en alles verandert: de gitaarpop wordt punkrock, de gitaarriedels worden overstemd door feedback en het meerstemmige gezang wordt vervangen door geneuzel. Het lijkt alsof The Lemonheads op een podium hun uiterste best doen om die knappe songs zo onherkenbaar, slecht en snel mogelijk te brengen.
Een behoorlijk schizofrene houding, als je het mij vraagt. En misschien ook de reden waarom Dando compleet onderuit is gegaan. Drank en drugs, weet je wel. Vorig jaar werd hij op de Lokerse Feesten uitgejouwd - hij struikelde over zijn eigen voeten, hij vond de gitaarakkoorden niet en kwam ongevraagd én alleen een bisnummer brengen. Pijnlijk, zielig. In de Botanique, voor 5 procent van het aantal toeschouwers van de Lokerse Feesten, was hij behoorlijk nuchter - hij lachte tijdens het optreden, praatte met de groep, deed zijn ding. Wat hem beleefd applaus opbracht, geen uitzinnige reacties.
The Lemonheads werden in 1986 opgericht, bestonden tot 1997, en werden in 2006 nieuw leven ingeblazen. De enige constantes die tijd: Dando, drugs, alcohol. Verder speelde zowat iedereen die een drumstel en/of een basgitaar had, bij de Lemonheads mee. Alleen Axl Peleman nog niet, al twijfelen we daar soms wel aan. Nu was de bezetting in ieder geval weer veranderd, en deze keer was het een goeie personeelswissel. De bassist hield Dando namelijk onder controle. De nummers volgden elkaar in een snel tempo op, we kregen wat we verwachtten (It's a Shame about Ray was aardig, My Drug Buddy toepasselijk, Into Your Arms en if I Could Talk I'd Tell you waren ok) en zelfs de ellende met zijn gitaarpedalen (zijn gitaar viel tot vier keer toe uit) kon hem niet uit zijn humeur brengen. Tijdens de solo-set (waarin grappige nummers als Outdoor Type de revue passeerden - een soort punk-country-folk) werd het hem toch even te veel, bij de derde panne. Hij begon het nummer opnieuw, vloekte na drie seconden iets 'dat-ie dat nummer sowieso niet wou spelen' en verdween. Iedereen lachen: zo kennen we onze Evan weer... The Lemonheads kwamen terug voor een bis, speelden die (zijn gitaar viel wéér uit, maar de bassist zong en speelde door alsof er niks aan de hand was) en verdwenen. Minder dan een uur speelden ze - en dat is toch wel extreem kort, voor wie er 21 euro voor neertelde.
Gelukkig hadden we voor the Lemonheads kunnen genieten van het prima voorprogramma: Racoon. Een kwartet uit Zeeland, dat heel fijne, verzorgde nummers bracht - het contrast met Dando had niet groter kunnen zijn. Leuke nummers - Good& Ugly, My Town, Hero's in Town, fijn allemaal. Met dé hoofdbreker van de avond: ze smokkelden een stukje muziek binnen dat begon met "6 am, Day after Christmas..." De hele avond heb ik me lopen afvragen van welk liedje het kwam... (Het is het begin van Brick, van Ben Folds Five).
Maar goed: al bij al een fijne avond gehad. Met vier Hollanders die hun best deden, en een Amerikaan die te veel in de rock 'n' roll-droom gelooft.
De Lokerse Feesten staan op een belangrijk kruispunt. Blijven ze feestelijk, met veel drank en vuurwerk en kermis in de buurt? Of gaan ze nog méér voor de muziekliefhebber? Zondagavond, op de slotdag van de Lokerse Feesten, werd het schisma bij momenten pijnlijk duidelijk. De helft van het plein stond ook zondagavond vol mensen die kwamen feesten - pinten drinken, luid lallen, vrienden terugzien. De andere helft komt voor de schitterende affiche. Maar die twee groepen worden bijzonder moeilijk te verzoenen. Ik hoorde af en toe meer een beter hoe de klusjesman iemands huis om zeep had geholpen, dan ik Alanis Morissette hoorde zingen. Ik kan me voorstellen dat de situatie vroeg of laat ontspoort.
Maar goed: die slotdag dus. Buffalo Tom mocht die openen, en deed dat zoals mocht verwacht en gehoopt worden: luid, vol overgave, met veel lawaai. Te veel, vonden veel feestvierders, en ze bestormden de tent waar oordopjes werden uitgedeeld. Buffalo Tom was goed, maar bracht niks nieuws. En zal dat waarschijnlijk ook nooit meer doen.
Het was wachten op Alanis. De Canadese (intussen genaturaliseerd tot Amerikaanse) is nu 33 jaar, ziet er goed (zij het wat mollig) uit en heeft net een nieuwe cd uit. Haar zevende studio-album, haar vijfde sinds "Jagged Little Pil' uit 1995. Die plaat zette voor haar de wereld op z'n kop. Moet je even nagaan: je bent 21 jaar, schrijft een plaat vol persoonlijke nummers over bedrog, scheiden en lijden. En dan verkoop je er dertig miljoen exemplaren van. Dertig miljoen! Met zo'n druk kan geen enkel mens om. Ook Alanis niet. Sinds die plaat, holt ze een beetje zichzelf achterna, en zoekt ze haar leven. Bij Indische goeroe's, bij foute mannen, waar ze ook denkt iets te vinden. Alleen: goede muziek bracht het niet meer op. Wel veel middelmatig werk, en dieptepunten als 'Jagged Little Pil Acoustic', die alleen via Starbucks te koop was, in de VS.
Nu bracht ze Flowers of Engagement uit, en het is de eerste redelijke plaat sinds 1995. Ze is blijkbaar weer door een vriendje in de steek gelaten, en dat levert haar aardig materiaal op. Maar tijdens de Lokerse Feesten bleek nog maar eens hoe zwaar dat debuut weegt. Ironic, Hand in my Pocket, àlle nummers uit Jagged Little Pil werden meegezongen. De nieuwe liedjes quasi genegeerd. Alanis Morissette was prima bij stem, gaf zich ook helemaal - mooie scènes toen ze met de mondharmonica in duel ging met een van de gitaristen. Maar: veel nummers kregen vreemde arrangementen mee, en werden net een stapje te traag gespeeld.
Het Lokerse plein was tevreden - de ene helft omdat Alanis Morissette een aardige set bij elkaar had gespeeld. De andere helft omdat het bier fris en lekker was.
Grace Jones. I've seen that Face before... In Antwerpen, in het Karbonkel-café, heel lang geleden. Een wereldvreemde, vulgaire en stoned, verlept voormalig fotomodel, dat teerde op de roem van een paar hits. En dat is dan al vijftien jaar geleden. U begrijpt: veel redenen waren er niet om uit te kijken naar mevrouw Jones. Ja, natuurlijk: die hits waren wel supergoed. Sly and Robbie dreven ritmes, zij bromde er overheen, en de hype errond was zeer mooie marketing - het opgeschoren haar, de hele gay-scene...
De homo's van Lokeren (en van ver daarbuiten, hoop ik voor de Lokerse meisjes) tekenden in ieder geval present, vrijdagavond laat. En ze werden beloond. Grace Jones ziet er beter uit dan vijftien jaar geleden - de Wellness-kliniek heeft vruchten opgeleverd. Ze is weer een waardig stijlicoon geworden: knap, waardig, uitdagend en vooral: vrolijk. Ze had hier zin in, en met haar ook haar band. De grooves zaten meteen juist (de belachelijke videoclip vooraf vergeten we maar even), en vooral: Grace Jones kan zingen. Diep, hoog, sexy grommen of uitdagen. Alles zit erin. En alles komt er ook uit. Libertango was ronduit mooi (alleen jammer dat de klank van de accordeon niet goed kwam).
Je moet ook Grace Jones zijn om ongestraft Frans te praten tussen de nummers door, of om iets te mompelen als: 'ik ben blij om weer in Frankrijk te zijn', even later gevolgd door 'je ne sais pas très bien où je suis maintenant'. Het zal mij ook worst wezen waar ze is, eigenlijk: laat ze maar fijn de decadentie vertegenwoordigen, zo lang ze maar af en toe eens flink voor supergrooves zorgt als vanavond. Lekker!
Na Melee, mocht de zogenaamde echte Vedette, Macy Gray, de intussen volgelopen Lokerse kade entertainen. Macy Gray verraste in 1999 vriend en vijand met haar debuut-cd 'How Life Is' en de bijhorende, stomende optredens. Stem van schuurpapier die toch o zo lief klinkt, fantastische nummers en een artieste die zich in het zweet werkte: Gray aan het werk zien en horen was toen een feest. Nu is het een corvee geworden. Zeker voor haar.
Macy Gray bracht naar Lokeren vijf muzikanten mee, en twee achtergrondzangeressen. De muzikanten met een fuschia pruik (het waarom ontgaat me nog steeds), de zangeressen in een fuschia, sexy kleedje. De ene was klein en tenger, de andere groot en breed. Maar ze zongen en dansen onweerstaanbaar, aanstekelijk, sexy. Macy Gray niet: blijkbaar is zij van oordeel dat ze nu persoon in dienst heeft om voor haar het werk op te knappen. Zelfs het zingen. Het duurde tien minuten (of drie nummers) voor Macy eindelijk wat verder kwam dan gewauwel en gebabbel, en ze toch wat zong. Na twintig minuten kregen we een rits hits - When I see you stak het vuur aan de lont. En Macy Gray leek te gaan zingen, voorwaar. In m'n verslag voor Exit Live omschreef ik mevrouw Gray als een diesel op jaren: het duurde heel lang voor ze op temperatuur was, en ze er toch nog in slaagde om een feestje te bouwen. Maar ik vermoed vooral dat ze vooraf al een feestje had gebouwd, en ze zo stoned als een garnaal op het podium stond. Naar het einde toe, had ze zelfs haar (glinsterende, Las Vegas-stijl) microfoonstandaard nodig om rechtop te blijven staan. En na het optreden duurde het een eeuwigheid voor ze de backstage in kwam: ze had blijkbaar eerst 'iets' nodig op het podium.
Neen, Macy Gray heeft geen future so bright she's got to wear shades. We hadden het kunnen weten: meewerken aan Night of the Proms is niet bepaald een carrièreboost voor internationale sterren. Gray loopt nog steeds het succes van haar debuut achterna, en is blijkbaar vergeten dat dat succes werd gesteund door hard werken tijdens optredens. Nu leek ze maar één keer echt geboeid, en overtuigd van wat ze zong: tijdens de coverversie van Radioheads' 'Creep'. What the hell am I doing here, I don't belong here...
Melee Lokerse Feesten, 8/8/8 Chris Cron: zang, piano RIcky Sans: gitaar Ryan Malloy: bas Mike Nader: drums
Na een lange zomerpauze, eindelijk nog eens een optreden gedaan. Het was weer wennen. Ook al omdat het om een festival ging, en ik festivals meer associeer met bier dan met muziek. Al zijn de Lokerse Feesten misschien de uitzondering op de regel. Puike affiches, tien dagen lang afwisseling, zonder al te hoog van de toren te blazen. En een fijne ambiance ook, naast de sporthal daar.
Toen de vier jonge snaken van Melee aan hun optreden begonnen, stond er echter nog maar een handvol mensen op het terrein. Een beetje pijnlijk: de Amerikanen smeten zich wel, maar je vroeg je eigenlijk af waarom... Toen één vrouw hen gewoon 'yeah' toeriep, waren ze zo blij met een reactie uit het publiek, dat ze er zelfs op inspeelden. Kom je helemaal uit ZUid-California, sta je in Lokeren (godbetert) voor vijftig man liedjes te spelen... Rock 'n' Roll? Ik weet het toch niet. Maar ik wist dan ook niet goed wat Melee was. Tot ik de twee radiohitjes vooraf beluisterde: Imitation en Built to Last zijn ijzersterke popsongs, gedreven door een piano en een wilde gitaar, en prima zangpartijen van Chris Cron. Live bleef dat allemaal zeer stevig overeind: Cron ziet er wat onbeholpen uit (een lange slungel, eigenlijk), maar zijn stem doet het wel. En die twee nummers konden zelfs op bijval rekenen. Imitation zat heel vroeg in de set, maar voor Built to Last stond het plein al wat meer gevuld - en overal zag je de herkenning op de gezichten, en mensen die meezongen, meewiegden. Schoon liedjes.
Voor Melee wordt het nu zaak nieuwe nummers te schrijven die minstens even goed zijn - en dan zijn ze misschien vertrokken. Op 27 september staan ze in de AB Club - en dat is in ieder geval al iets om geweldig naar uit te kijken. Melee voor fans, bij fans, in een intieme setting... Ja, dat kan werken.
Counting Crows AB, 2 juli 2008 Adam Duritz (zang) David Bryson (gitaar) Dan Vickrey (gitaar) David Immerglück (keyboards) Jim Bogios (drums) Millard Powers (bas) Verslag: Ja
Adam Duritz, de zanger van Counting Crows, lijkt zich eindelijk te hebben verzoend met zijn vedettenbestaan. De man lag jaren met zichzelf in de knoop: omdat het uit was met zijn lief, omdat hij weer 'That Song' (Mister Jones) moest spelen, omdat mensen het liever over zijn liefdesleven dan over zijn muziek hadden. Enfin, Adam vond altijd wel een reden om met depressies te flirten en onnoemelijk dik te worden. De eerste keer dat ik de Crows zag, in de Vooruit in Gent, was Duritz een zanger die zich volledig gaf, die hyperkinetisch tekeer ging op het podium - het verhaal doet de ronde dat hij na optredens, totaal uitgeput, aan de zuurstoffles moest. Een paar jaar later dag ik Duritz op tv, vanop Pinkpop: hij was zo dik geworden, dat hij nauwelijks nog van achter zijn piano vandaan kon.
Nu staat hij weer scherper - en zijn Crows met hem. Het is intussen een 7-koppige groep geworden (er ontbreekt dus een naam in het lijstje hierboven), met vooraan de drie gitaren. Hun nieuwe cd, Saturday Nights and Sunday Mornings, grijpt in het eerste deel terug naar het recept van hun beste plaat (hun tweede), Recovering the Sattelites. En dat blijkt ook live. Ze putten niet alleen het meeste uit die cd, maar hun geluid is ook weer ruwer, rauwer geworden.
Deze zomer treden de Counting Crows vrijwel uitsluitend op festivals op (morgenavond al op Werchter), en in de States touren ze met Maroon5. In de AB hadden ze de avond en het publiek voor zich alleen - 'we won't do much talking, we want to play all those songs', zei Duritz. En hij was van zijn woord. Mister Jones, Around Here (met Mary, Queen of Arkansas van Springsteen er doorheen verweven); Have You Seen me Lately, A Long December, Angels of the Silences, Monkey,... Uit de nieuwe cd nauwelijks drie nummers - When I Dream of Michelangelo, 1492 en Hanging Tree.
De overvolle en oververhitte AB genoot, met volle teugen. Van de muziek, van Duritz. Zelfs van het laatste nummer - Take a Holiday in Spain, een nummer van de Hollandse groep Bluf. Tja. Niemand is perfect.
Elbow Botanique, 24 juni 2008 Guy Garvey: zang Mark Potter: gitaar Craig Potter: Keyboards Pete Turner: bas Richard Jupp: drums Verslag: Ja
Zelden met zoveel tegenzin naar een optreden gegaan als dinsdagavond. Er waren redenen zat om niet naar Elbow te trekken: ik wou nog niet uit de roes stappen waar Springsteen me de avond voorheen in had gedompeld; het was snikheet en de Botanique is (letterlijk) een serre; en de muziek van Elbow wordt gelaagd genoemd - is dus moeilijk en zwaar en triest. Maar zie: het viel allemaal best mee. Meer nog: af en toe amuseerde het me zelfs.
Elbow wordt door critici in één adem genoemd met supergroepen als Radiohead en Coldplay. Wat bij mij dan weer een associatie oproept met Valium. Hun vierde cd, The Seldom Seen Kid, lijkt hetzelfde lot beschoren als hun eerdere platen: door de muziekwereld de hemel in geprezen, maar verder geen resultaat.Geen verkoop, geen hits. Is dat jammer? Eigenlijk wel - die vierde cd bevat een paar fantastische nummers, de muziek klinkt wel heel mooi en zanger Guy Garvey heeft een hemelse, zuivere stem. De Botanique stond in ieder geval eivol, dinsdagavond: de oude die-hard fans die de groep al jaren volgen (en prettige conversaties schreeuwden met Garvey); de nieuwsgierigen die de hele Elbow-Coldplay-hype van op de eerste rij wilden beoordelen, en verder de halve Belgische muzieksien - van artiesten tot zowat iedere recensent of radiomaker.
Elbow begon bijzonder bombastisch: cd-opener Starlings kreeg trompetmuziek mee (of waren dat samples?), en twee zangeresjes/violistes stapten mee het podium op. Maar vanaf het tweede nummer, The Bones of You, werd het duidelijk: dit is een goeie groep. Muzikanten die weten waarmee ze bezig zijn, die met klankkleuren toveren en de juiste sfeer scheppen voor Garveys stem. En die stem stààt er: zuiver, mooi, meeslepend. Garvey is wel zo'n kilo of vijftien te zwaar, en gaf zelf toe dat hij praatjes slaat met het publiek om op adem te komen - het optreden zou dan ook nauwelijks anderhalf uur duren. Ja, helemaal anders dan Springsteen met z'n drie uur rock.
De set wisselde hoogtepunten af met ronduit vervelende songs. Vooral uit het oudere werk putten de vijf uit Manchester in hun reserve van trage nummers. En zoals iemand naast me in het zaaltje opmerkte: 'zo moeten ze er geen drie na elkaar spelen, of ik val in slaap'. Maar de hoogtepunten maakten veel goed. New Born (uit hun debuutcd) begon traag, maar kreeg een opzwepende finale mee. Grounds for Divorce was ronduit schitterend en betoverend. De nummers uit die vierde plaat kregen live een extra dimensie mee. Recensenten schreven vooraf dat je de cd vier keer moest beluisteren om de 'ware kracht' van de songs te appreciëren - wat natuurlijk ongelooflijke onzin is: een nummer is raak of het is het niet. Wel, live waren die nieuwe dingen allemaal buitengewoon raak. Mirror Ball was nog zo'n prachtding - een mens zou er enthousiast van worden. Het publiek deinde zachtjes mee - om echt uit de bol te gaan was het echt wel veel te heet in het zaaltje. In zijn betere momenten deed dit Elbow me denken aan het memorabele optreden dat Radiohead ooit gaf in Vorst Nationaal, om OK Computer te promoten. Toen wist je niet wat je hoorde, klonk alles perfect en werd je (of je dat nu wou of niet) door Radiohead meegezogen in hun bizarre wereld. Elbow staat nog niet zo ver. Maar nog één goede plaat met klassesongs, en ze kunnen hetzelfde werk afleveren live.
Bruce Springsteen and the E-Street Band Sportpaleis Antwerpen, 23 juni 2008 Bruce Springsteen: zang Steven Van Zandt: gitaar Nils Lofgren: gitaar Max Weinberg: drums Soozie Tyrell: viool Gary Tallent: bas Clarence Clemons: sax Roy Bittan: keyboards Charlie Giordano: keyboards Verslag: Neen.
Waar te beginnen? Een Boss-concertverslag van mij kan onmogelijk objectief zijn, en ik geloof ook niet dat iemand zoiets verwacht. Maar wat er maandagavond in Antwerpen gebeurde, wel... Waar te beginnen?
Bij het enige negatieve van de avond: de klank in het Sportpaleis was abominabel slecht. Een schande: zeventig euro voor een staanplaatsje, in een veel te vol gepropt middenveld, en dan nog geen fatsoenlijke klank kunnen leveren... De muziek botste tegen de muren en het dak, alle richtingen uit, de drums en bas dreunden te lang na, soms zag je wel gitaarsolo's maar hoorde je niet eens een gitaar, en veel van wat hij zelf zei, ging ook al verloren in de soep. Jammer, meer dan jammer.
Maar toch, maar toch was het een grootse avond. Na 38-of-zo optredens, denk je dat je zijn energie intussen kent, dat je weet hoe de man werkt, hoe zo'n tournee in elkaar zit. En dan komt hij het podium op, en doet hij weer allemaal andere dingen. Bekijk de setlist hieronder: van zoiets droom je alleen maar, je durft zelfs niet luidop de hoop uit te spreken dat hij ooit, op zijn leeftijd, nog eens al die nummers uit de kast haalt voor een optreden van drie uur lang. Maar hij deed het dus wel.
In het tweede deel van deze tour startten de fans met een nieuwe rage: ze brengen bordjes mee waarop ze hun verzoekje schrijven; hij zamelt de bordjes in en overlegt dan met de groep welke oudjes er worden gespeeld. Thundercrack heb ik thuis op bootlegs staan, ik geloof dat het ook op 'Tracks' verscheen, maar ik geloofde nooit dat ik het de man ooit nog zou horen spelen. Vlekkeloos, tien minuten lang, alsof ze het de hele dag hadden gerepeteerd. Pointblank, Trapped, Sandy en op het einde ook nog eens Thunder Road... Dit benadert de perfectie voor oude mannen als ikzelf. Het Sportpaleis bekeek het allemaal, en besloot te doen wat de Boss en de groep op het podium deden: we smijten ons volledig. Mary's Place was de start van een gigantisch volksfeest, waarbij iedereen zong en danste en sprong en genoot. Fire werd een zangfeest. I'm a Rocker en Glory Days... Enfin, ik doe de andere songs oneer aan door een een paar uit te pikken.
Maar: waar te beginnen? Bij Ross en Charlie, bijvoorbeeld. De twee Amerikanen (vader en zoon) kwamen voor het optreden op ons afgestruind, pint in de hand, langs de kroeg waar we ons met een hele groep aan het voorbereiden waren. Lees: waar we ook pinten dronken. 'Wil je backstage gaan', vroegen de twee aan Rhonda en Kristy, de Amerikaanse vriendinnen waarmee ik de dag had doorgebracht. Hij gaf ons twee stickers: loop binnen helemaal naar achter, passeer de security en je zult er Steve Van Zandt ontmoeten. Niemand die zoiets gelooft - maar we deden het toch. We kwamen in een kale ruimte terecht, werden naar een ander zaaltje geroepen - en daar speelde Stevie de gastheer. Voor een zestal lucky fans tekende hij tickets, ging hij op de foto staan (van zodra Rhonda me die foto doormailt, post ik hem hier. Natuurlijk). Ik vroeg hem hoe de groep zich voelde. Zijn antwoord, met Silvio-grijns inbegrepen, was: 'Mean'.
En ze waren dus fucking mean. Jammer van de klank, anders was dit optreden ongetwijfeld boven aan de lijst Boss-optredens terecht gekomen. En, op hetzelfde moment, doet deze setlist me vrezen dat dit het afscheid was van de E-Street band as we know it...
So Young And In Love *** Radio Nowhere *** Ties That Bind *** The Promised Land *** Spirit In The Night *** Magic *** Trapped *** Sandy (4th Of July, Asbury Park) *** Prove It All Night *** Thundercrack *** Because The Night *** She's The One *** Living In The Future *** Mary's Place *** Fire *** Pointblank *** The Rising *** Last To Die *** Long Walk Home *** Badlands *** *** I'm A Rocker *** Born To Run *** Thunder Road *** Glory Days *** American Land
An Evening with John Fogerty Vorst Nationaal, 19 juni 2008 John Fogerty, Billy Burnette, Kenny Aronoff, Hunter Perrin, David Santos, Matt Nolen Verslag: Ja (Sporza)
John Fogerty: de man van Creedence Clearwater Revival (CCR), de uitvinder van de Swamp Rock, de kerel die tussen 1968 en 1972 liefst zeven albums maakte, stuk voor stuk gevuld met klassiekers. Van Proud Mary tot Green River, Fortunate Son tot Have you Ever Seen the Rain. Een moeilijke mens, die lange rechtszaken uitvocht met zijn ex-bandleden (inclusief zijn broer), met zijn platenfirma - waardoor hij jaren lang zijn eigen CCR-nummers niet meer mocht spelen. John Fogerty, die vier jaar geleden samen met Bruce Springsteen, Michael Stipe en Eddie Vedder de Vote for a Change-tour opzette in de VS, om presidentskandidaat John Kerry een duwtje in de rug te geven. En John Fogerty, ten slotte, die eind vorig jaar zijn achtste solo-album uitbracht, Revival.
Die Revival is more of the same: goeie rocksongs, die net zo goed veertig jaar geleden op een CCR-album hadden kunnen staan. Of dat erg is? Natuurlijk niet. Hoe veel Jamie Ollivers er ook komen, de beste recepten haal je nog steeds uit het kookboek van de boerinnenbond. En dat kwam Fogerty bewijzen in (een slechts voor drie kwart volgelopen) Vorst.
Van bij de eerste noot (de intro van Travelin Band) werd het duidelijk: dit zou een plezante avond worden. Fogerty, 61 jaar intussen, is verbazend goed bij stem, klinkt nog steeds al voorheen, en is een pure entertainer. Zijn groep was er enkel en alleen om hem te bedienen. En die groep deed dat perfect. Eén drummer, één bassist, één Hammond-orgelist, drie gitaren en Fogerty zelf die elk nummer een andere gitaar kreeg om de solo's en leads voor zijn rekening te nemen. De orgelist speelde dan ook af en toe nog eens gitaar mee, zodat er bij momenten een heuse gitaarmuur werd opgetrokken. Zonder dat het ooit een soep werd - het geluid bleef goed en helder.
Ik was zowat de jongste in het publiek - en met mijn 42 jaar wil dat toch al wat zeggen. Veel houthakkershemden, veel hard-rockers, veel cow-boyhoeden en veel maatpakken. En iedereen genoot, want we kregen waarop we hoopten: een avond bladeren in het grote CCR-boek van rocksongs die in ons collectieve geheugen gebrand staan. Travelin' Band, Bad Moon Risin', Green River, Who'll stop the Rain, Lookin' out my Backdoor,... Iedere artiest droomt van zo'n openingsvijftal. Gogerty was energiek, converseerde met zijn publiek, en had er duidelijk zin in. Op het einde van het optreden riep hij: 'I actually like doing this, as you might have noticed'. En ja, we noticeden het. Uit zijn nieuwste cd haalde hij slechts drie nummers (Don't you Wish it was true, een wereldverbeteraarssong, River is Waiting, een CCR-klassieker, en Broken Down Cowboy, een trager nummer). Het optreden kende een dipje toen hij minder bekende nummers bracht en met viool en zelfs accordeon de bayou- en zelfs country-invloed toenam.
Maar met Have you ever seen the Rain ontplofte de zaal: iedereen dansen, iedereen meezingen. Down the Road, Down on the Corner, Up Around the Bend (met Scott en Tyler Fogerty mee op gitaar, waardoor er zeven gitaristen op het podium stonden), Hey Tonight, Old Man is Down the Road, Fortunate Son, Rockin' all Over the World,... Eindelijk nog eens een artiest aan het werk gezien die ons komt plezieren. Je kreeg constant het gevoel dat Fogerty dit deed omdat hij ons wou tevreden stellen, dat hij ons dankbaar was omdat we hem kwamen bekijken en beluisteren. En niet,zoals met al te veel groepjes het geval is, dat wij blij mogen zijn omdat zij beslisten op tournee te gaan. En ja, op het einde werden de liedjes iets te snel en slordig gespeeld, en begon zijn stem het te begeven. En ja, de hardrock-drumsolo's waren er een beetje over. Maar het was toch een fantastisch optreden.
Setlist:
Travelin' Band - Bad Moon Risin' - Green River - Who'll Stop the Rain - Lookin' out My backdoor River is Waiting - Born on the Bayou - Don't You Wish it was True - My Toot Toot - Midnight Special I will walk with you Cotton Fields - Blue Moon of Kentucky Ramble Tamble - Broken Down Cowboy - Keep on Chooglin' - Have you ever seen the Rain - Night Time is the Right - Comin' Down the Road - Premonition - Down on the Corner - Good Golly miss Molly - Up around the Bend - Hey Tonight - Old Man Down the Road - Fortunate Son - Rockin' all Over the World Proud Mary
Stephen Malkmus and the Jicks AB, 11 juni 2008 Stephen Malkmus - zang en gitaar Janet Weiss - zang en drums Joanna Bolme - bass Mike Clark - gitaar en keyboards Verslag: Ja
Heel lang geleden zag ik Pavement in de AB. Ik herinner me vooral de vele pinten die we toen dronken in de Foyer, de spanning die in de AB hing omdat Pavement toen zowat de hotste groep was ter wereld, en de ontgoocheling omdat de bende junks/alcoholici van vele van Malkmus' schitterende songs een potje maakten. De geruchten werden bevestigd: Pavement was niet alleen een slordig spelende groep, het was ook een bijzonder beperkte groep. Lees: de muzikanten deugden niet.
Nu stond Malkmus met zijn nieuwe groep, the Jicks, in diezelfde AB. Het is te zeggen: in de AB Box - de kleinere versie van de zaal. En die Box was niet helemaal volgelopen. Malkmus mag dan een levende legende zijn, toch spreekt hij blijkbaar minder tot de verbeelding dan in zijn drugs- en alcoholovergoten verleden bij Pavement. En dat is zeer, zeer jammer. Want dit was een van de betere concerten van het jaar.
Ik vraag me af hoe Malkmus zich deze dagen voelt. Waarschijnlijk goed - hij leek heel ontspannen, maakte grapjes met de groep en het publiek. Maar ergens moet er toch spijt zijn:bijvoorbeeld omdat hij niet veel eerder Pavement had opgeblazen om met echte muzikanten aan de slag te gaan. Want die Jicks kicken verdorie ass. De drumster, Janet Weiss, is grandioos: ze houdt de boel bij elkaar, en zorgt ervoor dat Malkmus alle ruimte krijgt om zijn ding te doen. Het is dan ook nog eens bijzonder sexy, zo'n vrouwelijke drummer. Met een bassiste erbij, weet een gezonde man niet waar eerst kijken op het podium. Alhoewel: naar Malkmus kijken, natuurlijk. Het genie bracht net zijn vierde post-Pavement plaat uit, Real Emotional Trash, en het is veruit de beste van de vier. We kregen 'm ook bijna integraal te horen - van opener Dragonfly Pie over Gardenia, Cold Son, Baltimore, Hopscotch Willy, Elmo Delmo tot We Can't Help you. Mooi hoor. Het blijft natuurlijk moeilijke muziek: per song zitten er nog steeds drie of vier melodielijnen, soms is het zelfs niet duidelijk of ze een nieuw liedje inzetten of niet. Maar het is allemaal wonderbaarlijk mooi gespeeld, met Malkmus in een absolute glansrol op gitaar.
De epische, psychedelische rock van Malkmus is dus niet gemakkelijk, maar werd duidelijk wel door het publiek gesmaakt. Dat publiek luisterde en bewonderde, heel beleefd, en applaudiseerde na afloop. Af en toe werd iets geroepen (Thanks for coming to Brussels), maar het bleef allemaal behoorlijk netjes. Waarschijnlijk enerzijds omdat het publiek vooral uit veertigers bestond, anderzijds omdat de geweldige Pavement-hitjes (Stereo, Shady lane of Here, bijvoorbeeld) ontbraken.
Malkmus is een grote meneer. We kunnen alleen maar hopen dat hij de plaats, ruimte, tijd en geld blijft krijgen om zijn ding te doen.
The Police Werchter, 7 juni 2008 Sting (zang en bas) Andy Summers (gitaar) Stewart Copeland (drums) Verslag: Neen.
Lang leve de juke-box. Je steekt er een cent in, duwt op een knop, en je krijgt de muziek die je koos. Plots is het voorbij, maar als je nog centen hebt, kun je nog doorgaan. De muziek verrast je niet: je kiest uiteindelijk zelf, en je keuze klinkt precies zoals je het had verwacht.
The Police is zo'n juke-box. De groep is aan een wereldwijde afscheidstournee bezig, nu al veel te lang, en speelt daarin avond na avond netjes wat de mensen verwachten. Op het podium denken ze aan het geld dat de tour hen opbrengt, wat ze later met dat geld zullen doen, na de tour. En gehoorzamen ze gedwee wanneer het publiek een ander knopje indrukt: dan gaat het tempo wat omhoog, wordt er eens gelachen, wordt er een ander ego opgeblonken en dwalen de gedachten weer af naar het spaarboekje van de achterkleinkinderen...
De Police maakte fantastische muziek: legendarische elpees met geweldige songs. In 1977 richtte de Amerikaanse drummer Stewart Copeland de groep op, in 1984 spatte alles uiteen. De ego's waren te groot geworden: Sting was acteur-zanger, Copeland voelde zich miskend als oprichter en Summer beschouwde zichzelf als het genie van de groep. Eénmalige reunies maakten duidelijk dat de drie elkaar niet meer lustten, tot ze plots in 2007 toch weer samenkwamen voor een wereldtournee. Nu houden ze er echt mee op, beloofden ze: na deze tour nooit meer samen.
Dus moest je er in Werchter wel bij zijn. De vraag was: hoe goed kunnen drie heren op leeftijd, The Police naspelen?
Het antwoord: heel erg goed. The Police, dat is dus duidelijk Sting. Ja, het gitaarspel van Summer is vaak virtuoos en zorgt voor verluchting. Ja, het slagwerk van Copeland doet de songs vooruit drijven. Maar het is de fladderende bas van Sting, en zijn o zo kenmerkende stem (zelfs met een grijze baard!) die The Police echt maken. Waarmee meteen de sterkte en de zwakte van dit optreden werden aangegeven. Stings stem is uniek, en kwam verrassend goed uit de verf. De zwakte dan:na een half uur wil je wel eens een andere stem horen. Met hun drieën kunnen ze sowieso al niet eindeloos variëren in klankkleuren, het waren dus vooral de ritmes die voor afwisseling zorgden.
Maar ik zoek spijkers op laag water. De drie heren op leeftijd kunnen The Police heel netjes naspelen - geholpen met een tape met extra zanglijnen. De wei genoot ervan om even in 1979 te zitten, sommigen spraken vreemde talen (Outlandos d'Amourregetta De Blanc, Zenyatta Mondatta nog aan toe!), maar iedereen zong vooral mee, liet zich leiden door massamenner Sting, stoorde zich niet aan de af en toe routineuze show op het podium, en was heeeel blij en vrolijk. Het was genieten van de hoogtepunten en soms ergeren bij uitgesponnen nummers die uiteindelijk half de mist in gingen.Mij viel het op dat de drie op het podium elkaar nauwelijks aankeken, dat Summer maar één keer lachte, en dat ze niet één keer zeiden 'We are the Police'.Maar ik ben een muggenzifter, dus. Stiekem, heel stiekem, zong ik mee - ie eee eee ooh.
Setlist 1. Message in a Bottle *** 2. Walking on the Moon *** 3. Demolition Man *** 4. Voices/When the World Is Running Down *** 5. Don't Stand So Close to Me ** 6. Driven to Tears*** 7. Hole in My Life *** 8. Every Little Thing She Does Is Magic *** 9. Wrapped around Your Finger *** 10. De Do Do Do De Da Da Da *** 11. Invisible Sun *** 12. Can't Stand Losing You *** 13. Roxanne *** 14. King of Pain *** 15. So Lonely ***16. Every Breath You Take *** 17. Next to You