Monk Driesrock, 7 september 2013
Voor u zich afvraagt wat een recentie van Monk in dit lijstje komt te doen: het zijn uw zaken niet. Ik zal dus wél zeggen dat ik al maanden naar het optreden uitkeek, maar niet vertellen dat ik een aantal van de muzikanten ken. Ik zal dus wél verklappen dat ik het groepje met een meer dan gewone aandacht volg, maar er niet aan toevoegen dat dit eigenlijk meer een vriendendienst is dan een echt concertverslag. En omdat ik weet dat niemand mij of mijn recenties serieus neemt, mag dat allemaal.
Ik hoorde één anecdote over Monk die de groep ten voeten uit typeert. Het groepje rond David Vandenplas heette eigenlijk Elliott. Maar na iedere repetitie werd dezelfde discussie opgestart: hoe schrijf je dat, Elliott? Twee L'en en één T? Of twee? Of... Om een einde te maken aan die wurgende onzekerheid, veranderden ze dus hun naam. In Monk.
Die anecdote zegt dus veel. Dat ze daar bij Monk goed nadenken over wat ze doen, bijvoorbeeld. Want een doorbraak, als die er komt, wordt natuurlijk problematisch als iedereen je naam op een andere manier schrijft. Zelfs iTunes is daar niet slim genoeg voor. Maar: het geeft ook aan dat de Monk'ers onzekere jongens zijn. En dat laatste is zeker onterecht.
De cd, all About Eliott (daar is die Eliott weer!) bevat elf nummers, allemaal van de hand van David Vandenplas. David kennen we in Elewijt: hij zorgt voor de funky ritmegitaar én voor de vette hardrock-solo's bij Silicon Carne, de feestgroep bij uitstek. Zaterdag, tijdens Driesrock, leerden we nu dus ook de andere David kennen. De David die zich helemaal bloot gaf in die elf songs. Die teksten over verdriet, wanhoop, verlies, liefde en hoop belangrijk vindt.
Je moet het maar doen, je ziel blootleggen. Van een Australiër op een groot podium in een grote concertzaal vind je zoiets maar normaal. Maar wanneer een Leuvenaar zoiets doet, schrik je toch even. Ook al zijn die diepe zieleroerselen verpakt in knusse popsongs: toch snijdt het af en toe los door je eelt.
Het was geen cadeau om op Driesrock de avond in te zetten. Op Driesrock wordt gedronken, gelachen, gepraat en geroddeld. Er worden vriendschappen aangehaald en opgeblazen, er worden liefdes verklaard en geliefden de wacht aangezegd. Er gebeurt van alles, maar echt luisteren naar de muziek is daar zelden bij. Twee grote verdiensten voor Monk: dat ze het probeerden, én dat ze er ook in slaagden om toch een paar rijen ver door te dringen.
Geen evidentie, dus. Zelfs de meest radiovriendelijke song, Flying Sofa, is niet het deuntje dat je vrolijk meefluit. Je moet luisteren, ontdekken, leren, appreciëren. En dan ontdek je de schoonheid in de lagen van de songs: een gitaar die plots venijnig likt wanneer het er zoet aan toe gaat. Een accordeon die je de valse indruk van gezelligheid geeft. Kijk: een song met als titel I hate you is geen doorsnee voer voor een kermis.
Maar: ze doen dat goed, die van Monk. David Vandeplas speelt beter gitaar dan hij zingt - maar hij speelt dan ook fantastisch goed gitaar. Iedere keer weer zet hij een song aarzelend in, en vraag je je even af waarom hij niet die liedjes schrijft die wel probleemloos binnen zijn stembereik liggen. Maar dan herpakt hij zich, iedere keer weer, groeit hij in de song, wint zijn stem aan volume en aan vastheid en neemt hij je toch mee in zijn wereldje.
Zal Monk het ooit helemaal maken? Wie zal het zeggen. Ik zeker niet. Het potentieel is er - wie elf songs van dit niveau kan schrijven, heeft er nog veel meer in petto. Het is een plezier om muzikanten aan het werk te zien die in de songs meegaan, en niet zichtbaar maten tellen of uitdokteren hoe ze het volgende akkoord moeten pakken. Ze maken de songs beter - en hoe vaker ze gaan spelen, hoe fantastischer het allemaal zal klinken. Uitkijken dus, naar de tweede plaat. En voor die plaat: drop the Elllliotttt- thing ;-)
|