Arianen, aanhangers
van de priester Arius, achtten de Zoon van een lager niveau dan de Vader. Men
geloofde dat de Zoon vóór de eeuwigheid door de Vader werd geschapen. Men bad
wel tot Jezus en Arius en zijn aanhangers noemden Jezus zonder enige reserve
"God", waar zij dan wel lagere godheid mee bedoelden dan God de
Vader. Of Arius de H. Geest als God zag of beschouwde als een
onpersoonlijke kracht valt niet uit zijn geschriften af te leiden.
Socianen, aanhangers
van Faustus Socinus verwierpen in navolging van hun stichter de
Drie-eenheid en de meeste gangbare dogmas's die in de meeste Christelijke
kerken gangbaar zijn, zoals de erfzonde en de predestinatie maar
geloofden wel in de wonderverhalen in de Bijbel, waaronder de Verrijzenis.
Volgens Socinus is er maar één God, de Vader. Jezus nam pas zijn aanvang bij
zijn geboorte uit de maagd Maria.
Modalisten, ze
geloven dat God uit één Persoon bestaat die zich in drie verschillende
verschijningsvormen (modi), namelijk Vader, Zoon en Heilige Geest
heeft geopenbaard.
Unitariërs, zijn
rationalisten die geloven in de eenheid van God. Jezus was een voorbeeldig mens
die door God de Vader uit de doden is opgewekt (men speculeert niet
over het hoe en wat) en navolging behoeft.
Liturgische
tijden of getijdengebed
De vroege Christelijke Kerk ontleende aan het Jodendom het
begrip van heilige of liturgische tijd, wekelijks en dagelijks, met
bijbehorende liturgische erediensten. Naast de diensten op de Sabbat waren er
in het Jodendom dagelijkse gebedsdiensten. Deze kwamen mee naar het Christendom
en vormden de basis voor de oorspronkelijke gebedsorde. Er is niet veel tekstueel
gbedsmateriaal uit deze tijd overgeleverd, maar toch kan gezegd worden dat
minimaal de norm inhield een morgengebed en een avondgebed. Midden in de 3de
eeuw hadden deze zich al ontwikkeld tot de metten (Orthros in het Grieks) als
morgendienst en Vespers (Esperinos in het Griek) als de avonddienst bij
zonsondergang.
De liturgische ontwikkelingen van de 4de eeuw vormden geen
breuk met wat voorafging. Hetzelfde geldt voor de esthetische uitbreidingen en
verbeteringen. De liturgie nam een vaste vorm aan vanaf ca. 800 A.D, met nadien
slechts kleine variaties.
Niet alleen de vorm van de liturgie is betrekkelijk laat in
datum, het meeste dat aangenomen wordt als normatief in het Christelijke geloof
en leer is ook betrekkelijk laat. De gezaghebbende formulering van de leer van
Christus en de Heilige Drieëenheid waren ook producten van de 4de eeuw, het
werk van de vroege Oecumenische Synoden in de strijd tegen de ketterij. Ook de
vastlegging van de Nieuw Testamentische Canon is uit dezelfde tijd. De
hoofdtaken van de vroege Oecumenische Synodes was het formuleren van deze leer,
en de belijdenis en de Canon. Deze leer en deze belijdenis werd daarna vanzelf
deel van de eredienst. van de vroege Kerk.
De liturgische riten van alle Oosters Orthodoxe Kerken zijn
terug te voeren tot de oorspronkelijke rite die in Jeruzalem gebruikt werd voor
de missionaire activiteiten van de Apostelen gericht op de heidenen, en de
latere vervolgingen die de Christelijke Kerk zich deed verspreiden vanuit Judea
rond de Middellandse Zee en verder. De Apostelen namen hun liturgische
gebruiken mee. Dit werd de basis van de Eucharistieviering van de Kerk. De
vroege Christelijke Kerk werd niet gekenmerkt door uitgeschreven riten die letterlijk
nagevolgd werden, maar volgde een hoog in aanzien zijnde mondelingen traditie
van Eucharistische gebeden.
Het vroege Christendom begon met een vorm die
waarschijnlijk een aangepaste vorm van de toenmalige Joodse synagogale rite was
(ook wel samenkomst of synaxis genoemd) waaraan een Eucharistische viering (die
geïnspireerd was op de Tempel rite en/of de huiselijke viering van de
(paas)maaltijd). Samen vormden deze twee de kern van de vroege liturgie. De
vroegste liturgische riten waren Joods in vorm, want de vroegste Christenen
waren Joden die geloofden dat hun Messias gekomen was in de gestalte van Jezus
Christus. Uiteindelijk werden deze twee diensten samengevoegd tot één dienst.
Door de jaren, mede beïnvloed door de komst van niet-Joodse Christenen, nam de
liturgie zijn uniek Christelijke vorm aan.
Onder de vroegste Oosters Orthodoxe muziek die getuigt van
deze overgang, is de hymne "Phoos hilaron." Deze hymne wordt elke
avond gezongen of gereciteerd bij het ondergaan van de zon gedurende de
Vespers. De tekst van deze hymne werd al aangehaald door Justinus Martelaar
rond 150 A.D. in zijn dialoog met Trypho. Hoewel het pre-Byzantijns is, wordt
het toch meestal "Byzantijns" genoemd. Het heeft duidelijk een
Griekse vorm, terwijl het een tekst heeft die duidelijk Joods is van oorsprong
en zich houdt aan de Joodse kalender die de dag rekent vanaf de zonsondergang
en niet vanaf de zonsopgang.
De zeer vroege "Hymne aan de Heilige Drieëenheid"
werd 1918 in Oxyrrynchus, in Egypte gevonden. Deze hymne is volgens een oude
Griekse muzieknotatie opgeschreven die aan het einde van de derde eeuw in
onbruik raakte. In de hymne is een ontluikend trinitair theologisch bewustzijn
te zien en een duidelijk Griekse vorm.
Naarmate de liturgische vormen zich ontwikkelden werden ze
over het algemeen geassocieerd met de plaatsen waar apostelen aan verbonden
waren, zoals Jeruzalem, Alexandrië, Antiochië, en Rome. Eerst leken die
liturgische riten erg op elkaar, maar later gingen ze uiteenlopen onder invloed
van plaatselijke omstandigheden en cultuur.
Na de vervolgingen en de zending onder de heidenen bestond
de Kerk vooral uit Grieks sprekende niet-Joden waarvoor de Griekse cultuur en
muziek de norm vormden. Zo kreeg de Griekse taal en muzikale stijl een plaats
op het fundament van de Joodse eredienststructuur. De vroegste riten in de
Oosters Orthodoxe Kerk zijn zulke als de Jeruzalemse liturgie van Jacobus, de
Alexandrijnse liturgie van Markus, de Oost Syrische liturgie, de West Syrische
liturgie van Antiochië, de Armenische liturgie, en de Koptische liturgie. De
meeste liturgische wetenschappers gaan ervan uit dat in de Oosters Orthodoxe
Kerk drie hoofdriten zich ontwikkelden: de Oost Syrische, de West Syrische en
de Alexandrijnse. Deze liturgieën hadden meer overeenkomsten dan verschillen.
Gedurende de eerste driehonderd jaar van zijn bestaan was
de Christelijke Kerk niet erkend door de overheid, dus illegaal, en soms werd
de Kerk zelfs vervolgd. Gezien die omstandigheden ligt het voor de hand dat uit
die periode niet veel liturgische documenten overgebleven zijn. Pas na
Constantijn's edict van Milaan dat in 313 A.D. het Christendom legaliseerde,
werd het ook een openbare godsdienst met openbare eredienst. Na 313 kreeg de
Kerk een nieuwe rol in de maatschappij en kwamen er liturgische vormen die
aangepast waren aan deze publieke functie. De vormen richtten zich op de grote
massa die weinig over het geloof wisten.
Het voorkomen van ketterijen in de 4de eeuw, in het
bijzonder in het Oosten, zorgde ook voor de aanpassing van de liturgische rite.
"Het
vastleggen in geschreven vorm van de liturgische gebeden is zowel in het
Jodendom als in het Christendom een relatief laat fenomeen. In beide gevallen
gebeurde het pas toen men het idee had dat de traditie gevaar liep veranderd te
worden als men deze niet tot in details vastlegde. Zoals na de grote
crisis met het Arianisme.
Zo kunnen we in de eeuw na de legalisatie van de Kerk
verschillende liturgische vormen of riten terugvinden. Ze gingen uit van een
uniforme Eucharistische kern die eerder vorm gekregen had en versierden die met
muziek en het gebruik van afbeeldingen (iconen), het gebruik van kerkelijke
gewaden, indrukwekkende ceremonie, en toevoeging van didactisch materiaal aan
de inhoud. De liturgische vorm ontwikkelde zich langzaam door de tijd, en werd
mede vormgegeven door de nieuwe rol in de maatschappij en door de bestrijding
van de ketterij.
Iconostasis
Als er veel verschillende legitieme liturgische vormen
waren in de eerste paar honderd jaar van het Christendom, waarom zijn deze dan
in het Oosten en Westen teruggelopen tot een handvol? Uiteindelijk komt dit
erop neer dat één vorm van liturgie de norm werd, en dit kwam vooral door
niet-liturgische factoren. In de
Oosters Orthodoxe Kerk werd vooral de Goddelijke Liturgie van Johannes
Chrysostomos de belangrijkste liturgische vorm omdat dat de vorm was die bij
voorkeur gebruikt werd in de kathedralen en kerken van de hoofdstad
Constantinopel. Zo ging de Roomse rite overheersen in Rome omdat deze deelde in
het aanzien van de stad Rome en door andere politieke factoren.
Oosters
orthodoxe aanwezigheid in overwegend orthodoxe landen
Oosters
orthodoxe aanwezigheid in landen die niet overwegend orthodox zijn
Het vroegste bekende liturgische geschrift is in De
Apostolische Constituties (ook bekend als de Liturgie van Clemens),
een laat 4de eeuws handboek over kerkleer. Het baseert zich op vroegere
dergelijke werken en verklaart de leer van de Apostelen door te geven die door
Clemens van Rome aan de Kerk gegeven was. "Voor de geschiedenis van de
Christelijke eredienst heeft het de waardevolle aard van een voorbeeldrite want
in tegenstelling tot riten die in gebruik waren is deze niet aangepast aan de
zich ontwikkelende praktijk. In zijn algemene vorm is de rite representatief
voor de gebruiken van Antiochië aan het eind van de vierde eeuw, waaraan die
van Constantinopel uiteindelijk ontleend zijn." Er is een opvallend grote
overeenkomst met de overgeleverde teksten van liturgieën van de 8e eeuw, vier
eeuwen later.
De Liturgie van Clemens bevat bijvoorbeeld schriftlezingen,
een preek, wegzending van de catechumenen, een uitgebreide litanie,
gemeenschappelijke voorbeden, de vredeskus, een processie met de gaven naar het
altaar, een anaphora/eucharistisch gebed, voorbeden en communie van de
gelovigen.
"De Liturgie van Clemens stelt ons in staat een
redelijk nauwkeurige beeld van de laat 4e eeuwse eredienst te krijgen in de
provincie Antiochië. Hij getuigt van de consolidatie van de liturgische
traditie in het Oosten, parallel aan die rond Ambrosius van Milaan te zien is
in het Westen. Het eucharistische gebed, dat ten minste tot de derde eeuw
volgens een patroon vrij verwoord werd door de bisschop, werd nu een
vastgestelde tekst. Er was natuurlijk niets dat lijkt op de uniformiteit van
tekst en praktijk die later karakteristiek werden voor eucharistische vieringen
in de hele Kerk. Er konden nog nieuwe eucharistische gebeden gemaakt worden,
natuurlijk met inachtneming van de geldig geachte conventies; en een
aanzienlijke verscheidenheid bestond in de manier waarop de dienst gevierd
werd. Maar de Liturgie van Clemens geeft ons een redelijke richtlijn hoe de
basisvorm van de Liturgie van Constantinopel was aan het eind van de 4de eeuw.
Hij biedt ons een adequaat beginpunt voor de specifieke ontwikkeling van de
Byzantijnse eucharistische eredienst." .
De belangrijkste verschillen in de riten ontwikkelden zich
rond het begin van de dienst, het begin van wat oorspronkelijk de Synaxis
(samenkomst) geweest was. De vroegste delen waren waarschijnlijk "een
bewieroking door de bisschop of de celebrant, gevolgd door het zingen van een
groep psalmen, voorafgegaan door de lexicons. Geografisch begint het in het
'verre oosten' van het klassieke Christendom, hoewel de bewieroking later ook
aangenomen werd door de centrale groep van Griekse Kerken."
Na de legalisatie van de Kerk konden geestelijken in het
openbaar naar de kerk gaan en deze binnengaan en dit gaf de mogelijkheid van
ceremonieel. In sommige riten werd de oude traditie om het Evangelie en de
andere heilige boeken veilig elders te bewaren tijdens vervolging de aanleiding
tot een vormelijke processie waarin zij naar de kerk gebracht werden terwijl de
gelovigen psalmen zongen. Dit ontwikkelde zich uiteindelijk tot het vroege deel
van de dienst van de Oostelijke Rite, waarin de binnenkomst van de geestelijkheid
is opgenomen, de bewieroking van de kerk, het antifonaal zingen van psalmen dat
leid tot de Kleine Binnenkomst, en de processie met het Evangelieboek naar het
altaar.
De Litanieën ontwikkelden zich waarschijnlijk uit de
psalmzingpraktijk van de gelovigen bij het samenkomen en wachten buiten de
kerk. Dit gaat terug tot het Joodse liturgisch gebruik van gecantileerde
psalmen en omvatte antifonale zang uit het Jodendom. Nu was er de behoefte en
de gelegenheid voor een "gebed van het volk." Waarschijnlijk
cantileerde de diaken of de cantor een psalmvers en antwoordde het volk met een
standaard refrein. Dan ging de voorganger verder met het tweede vers, waar het
volk evenzo op antwoordde, enzovoorts. Dit is duidelijk in de Antifonen waar
verzen van de psalm afwisselen met voorbeden.
De eerste Litanie in de Oosterse Rite wordt gewoonlijk de
Grote of Uitgebreide Litanie genoemd, want deze omvat elk aspect van menselijke
behoefte inclusief gebeden voor de kerk, de wereld, en de hele schepping. De
voorganger doet de beden en de hele gemeente bidt samen als het volk antwoordt
met "Kyrie Eleison" ("Heer, ontferm U").
De toevoeging van de Trisagion Hymne aan
de liturgie (de Trinitarische hymne "Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons") kan teruggevoerd worden tot de
tijd van Patriarch Proclus (434-446 A.D.), een periode waarin de ketterijen
opkwamen. De periode van de belangrijke ketterijen in de Christelijke Kerk was
vooral de vierde en de vijfde eeuw. De meest opvallende ketterijen zoals onder
andere het arianisme ontwikkelden zich in het Oosten. De Trisagion
Hymne wordt gezien als een goddelijke openbaring te Constantinopel in
de vorm van een tekst gezongen door de engelen (misschien een Trinitarische
verwoording van Openbaring 4:8). De hymne zelf volgt het gebed van het
Trisagion dat gezegd werd door de priester, en het is een van de oudste hymnes
van de Christelijke Kerk. De hymne is door en door trinitarisch en als zodanig
anti-Ariaans van aard; God wordt aangesproken als de Almachtige Vader, Heilige
Machtig wordt tegen de eniggeboren Zoon gezegd, en Heilige Onsterfelijke tegen
de Heilige Geest.
De
Drie-eenheid - Andrei Roeblev
Een parallelle ontwikkeling kan in de Oostelijke liturgie
gezien worden in het inlijven van de hymne Monogenes of
"Eniggeboren" een antwoord op de Monophysitische ketterij. Deze wordt
toegeschreven aan Keizer Justinianus en kreeg een plaats in de Byzantijnse
liturgie na de tweede Antifoon rond 535-536 A.D. De hymne werd gelijk deel van
de Intocht te Constantinopel en Antiochie, en werd al snel deel van de Griekse
riten van de Oostelijke Kerk.
afsplitsingen
van het christendom : grote schisma in 1054, de reformatie in 1517 met Luther
De verschillende leerstellingen in verband met
de natuur van Jezus
Nestorianisme : De leer dat
Jezus Christus zowel een menselijke (de mens Jezus) als een goddelijke natuur (heilige
Zoon van God of Logos/Woord) heeft, die zich elk gescheiden uiten. De leer is
afkomstig van Nestorius, patriarch van Constantinopel van 428 tot 431. In 431 werd
het nestorianisme veroordeeld tijdens het Concilie van Efeze. Het conflict
leidde tot het Nestoriaans Schisma, waardoor zij zich afscheidde van de Kerk en
bekend is gaan worden als de Kerk van het Oosten.
Monofysitisme :
Deze leer ontstond tijdens de christologische controverses van de 5e eeuw. De
aanhangers van deze leer waren het niet eens met het nestorianisme en ook niet
met de twee-naturenleer van het Concilie van Chalcedon : Christus heeft zowel
een menselijke als een goddelijke natuur en deze zijn onafscheidelijk van
elkaar in Jezus verbonden. De monofysieten kozen met hun Eutychiaans
geïnspireerde christologie voor het benadrukken van de goddelijkheid van Jezus.
Er zijn twee hoofddoctrines die men met het begrip monofysitisch zou
kunnen aanduiden:
Eutychianisme houdt in dat de menselijke natuur van
Christus feitelijk opgegaan is in de Goddelijkheid, "opgelost als een
druppel honing in de zee".
Apollinarisme houdt in dat Christus een menselijk
lichaam had en een menselijk "levensprincipe", maar dat de
Heilige Logos in
plaats is gekomen van het nous of
"denkprincipe", analoog maar niet gelijk aan wat we vandaag
"geest" of "denkvermogen" zouden noemen.
Miafysitisme :
Leer van de oriëntaals-orthodoxe kerken. De leer stelt dat in Christus de
goddelijke en de menselijke natuur, zijn samengegaan in één natuur, één
godmenselijke natuur, zonder enige scheiding en onveranderlijk. Hiertoe
behoren:
de Armeens-Apostolische Kerk, de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochie, de
Koptisch-Orthodoxe kerk, de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk, de Eritrees-Orthodoxe
kerk en de Malankaarse Syrisch-Orthodoxe Kerk van India.
Tweenaturenleer (of
dyofysitisme) : De leer houdt in dat Jezus zowel volledig
goddelijk als volledig menselijk is en dat deze beide naturen ongescheiden en
onvermengd zijn. De tweenaturenleer werd vastgelegd op het Concilie van
Chalcedon (451).
De vraag naar de natuur van Christus ontstond, nadat op het
Eerste Concilie van Nicea was vastgelegd dat Jezus gelijk in wezen was aan
God de Vader. Dit riep de vraag op hoe het goddelijke en het menselijke in zijn
persoon samengekomen waren.
In het westen daarentegen was men van mening dat Jezus twee
volledige naturen had, een goddelijke en een menselijke. Deze waren
ongescheiden (tegen de Nestorianen) en onvermengd (tegen de monofysieten). In
de woorden van de geloofsbelijdenis van Chalcedon was Jezus
"volmaakt in zijn Godheid en volmaakt in zijn mensheid". De
Tweenaturenleer wordt aanvaard door de Rooms-Katholieke Kerk, de protestantse
en de oosters-orthodoxe kerken.
Bij de tweenaturenleer wordt vaak het voorbeeld gebruikt
van water en wijn die het goddelijke en menselijke symboliseren. Ze zijn bij
elkaar zonder dat de één de ander opneemt. Ze zijn ongemengd, ongedeeld,
ongescheiden en onveranderd.
Heilige Drie-eenheid (ook Drievuldigheid of Triniteit)
In veel takken van het christendom gelooft men dat
er één God bestaat in drie goddelijke entiteiten: de Vader, de Zoon (Jezus
Christus) en de Heilige Geest. Het is van belang in deze leer dat Jezus
God én mens is.
De term 'Drie-eenheid' komt niet in de Bijbel voor.
Ook een theologie inzake de Drie-eenheid als zodanig wordt niet in de Bijbel
aangetroffen. Wel bevatten zowel het Oude als het Nieuwe
Testament aanwijzingen en formuleringen inzake de goddelijkheid van de
Vader, de Zoon en de Heilige Geest die de interpretatie ten gunste van een
Drie-eenheid ondersteunen.
Oude Testament
Op deze plaatsen is bijvoorbeeld sprake van God die over
zichzelf in het meervoud spreekt :
Genesis
1:26 : God sprak: `Nu
gaan Wij de mens maken, als beeld
van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de
vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al
het gedierte dat over de grond kruipt.'
Genesis
11:7
: Laten Wij neerdalen en verwarring
brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt.'
Op deze plaatsen is er sprake van de H. Geest van God :
Genesis
1:2
: De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van
God zweefde over de wateren.
Jesaja
32:15 : totdat uit den hoge de geest over ons wordt uitgestort:
dan wordt de woestijn als een boomgaard, en die boomgaard wordt met een woud
gelijkgesteld.
Ezechiël
11:19-20 : Ik zal hun een nieuw hart geven en een nieuwe geest in
hun binnenste uitstorten; Ik zal het stenen hart uit het lichaam verwijderen en
hun een hart van vlees geven, opdat ze mijn wetten in acht nemen en mijn
geboden nauwlettend onderhouden. Zo zullen ze mijn volk zijn en Ik hun God.
Ezechiël
36:26-27 : Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u
uitstorten; Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en een hart van
vlees geven. Mijn geest zal Ik in u uitstorten en Ik zal ervoor zorgen dat
ge mijn wetten nakomt en mijn voorschriften nauwkeurig onderhoudt.
Vroege theologen verwezen in het algemeen naar plaatsen
waar gesproken wordt over engel, woord, geest, wijsheid van de aanwezigheid van
God. Zo is er het drievoudige "Heilig!" van de serafijnen in
Jesaja 6:3, die in de liturgie in de Trisagion werd overgenomen.
Jesaja
6:2-3 : Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes
vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee
om te vliegen. Zij riepen elkaar toe: `Heilig, heilig, heilig is Jahwe van
de machten; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid.'
Ook de verschijning van 3 mannen in Genesis 18 werd
veelvuldig als aanwijzing voor een Drie-eenheid aangemerkt. Er is sprake van 3
mannen en 1 Heer God.
Genesis
18:1-3 : Eens verscheen Jahwe aan Abraham bij de eik van Mamre,
toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Hij
sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep
hij van de ingang van zijn tent naar hen toe; hij boog diep en zei: `Wees
zo welwillend, heer, uw dienaar niet voorbij te gaan.
Genesis
18:9-10 : Toen vroegen ze hem: `Waar is Sara, uw vrouw?' Hij
antwoordde: `Daar, in de tent.' Toen zei Hij: `Over een jaar kom Ik weer
bij u terug; dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.'
Genesis
18:22 : Toen gingen de (2) mannen op weg in de richting van
Sodom. Jahwe bleef echter nog bij Abraham staan.
Nieuwe Testament
De vroegste formulering in het Nieuwe Testament die een
aanwijzing bevat voor het concept van de Drie-eenheid is die van Paulus.
2
Korintiërs 13:13 : De genade van de Heer Jezus Christus, de
liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.
1
Korintiërs 12:3-6 : Daarom verklaar ik u: niemand die zegt:
Jezus is vervloekt, staat onder invloed van de Geest van God; en niemand kan
zeggen: Jezus is de Heer, tenzij door de heilige Geest. Er zijn
verschillende gaven, maar slechts een Geest. Er zijn vele vormen van
dienstverlening, maar slechts een Heer. Er zijn allerlei soorten werk, maar
er is slechts een God, die alles in allen tot stand brengt.
Efeziërs 1:3-14 : Gezegend is God, de
Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft
gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór
de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn
aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden
door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de
heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de
Geliefde, in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving
van de zonden, dankzij de rijkdom van zijn genade. Die heeft Hij ons
meegedeeld als een overvloed van wijsheid en inzicht. Want Hij heeft ons
zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had
genomen ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus
onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in
Hem. In Christus hebben wij ook ons erfdeel ontvangen, daartoe voorbestemd
door de beschikking van Hem die alles tot stand brengt naar het besluit van
zijn wil, opdat wij verbreiden de lof van zijn heerlijkheid wij die reeds
tevoren onze hoop op de Christus hadden gebouwd. In Christus zijt ook gij,
nadat gij het woord der waarheid, het evangelie van uw heil, hebt aanhoord, in
Hem zijt ook gij tot het geloof gekomen, verzegeld met de heilige Geest der belofte, die
het onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van Gods eigen volk, en tot
lof van zijn heerlijkheid.
Historisch zeer invloedrijk was de doopformule in Mattheus.
Mattheus
28:19-20 : Jezus trad nader en sprak tot hen: Mij is alle macht
gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot
mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige
Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben
met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.
De formulering in de naam van duidde een
eigendomsoverdracht aan. In Jezus doop door Johannes de Doper waren
zij alle drie verenigd: Jezus, de H. Geest en de stem van de Vader.
Mattheus
3:16-17 : Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het
water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de
gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak:
Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.
Vermoedelijk is deze doopformule een uitbreiding van
een eerdere doop "in de naam van Christus". Ook de na het jaar
100 ontstane Didachè kent al zo'n uitgebreidere doopformule:
Hoofdstuk 7:1-7 : Maar betreffende de doop, dit is hoe jullie moeten
dopen. Nadat jullie al deze dingen hebben gezegd, doop in levend water in de
naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest. Maar als jullie geen
stromend water hebben, doop dan in ander water, en als jullie het niet in koud
kunnen, dan in warm. Maar als jullie geen van beide hebben, giet dan water over
het hoofd, drie keer in de naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest.
Maar voor het doopsel, laat hij die doopt en hem die gedoopt wordt vasten, en
ook anderen die ertoe in staat zijn, en jullie zullen degene die gedoopt is een
dag of twee dagen ervoor laten vasten.
Comma Johanneum
Een marginale aantekening, een glos, kwam tussen de
tekst van de Vulgaat terecht en werd geleidelijk niet meer als
aantekening herkend. Toen Erasmus een Grieks Nieuw Testament uitgaf,
werd het comma Ioanneum er pas in opgenomen toen hij een Grieks handschrift
vond waar het in stond. In de vertalingen die uitgaan van de Textus receptus is
het te vinden. Zo geeft bijvoorbeeld de Statenvertaling 1 Johannes 5:7-8 als
volgt weer:
"Drie
zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en
deze Drie zijn Een. En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de Geest, en het
water, en het bloed; en die drie zijn tot een."
Goddelijkheid van de Vader
De term "God" verwijst in het Nieuwe Testament
meestal naar de Vader.
God en de Zoon van God verschijnen als onderscheiden van
elkaar in Johannes 3:17 : God heeft
zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de
wereld door Hem zou worden gered.
Of bij de steniging van de H. Stefanus in Handelingen 7:55-56 : Maar hij, vervuld
van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus
staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: Ik zie de hemel open en de
Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.
God is de Vader van Jezus Christus in 1 Petrus 1:3 : Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus
Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid deed herboren worden tot een
leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood.
Dit geldt ook voor de toekomst: 1 Korintiërs 15:28 : En wanneer alles aan Hem onderworpen is, dan
zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp,
opdat God zij alles in alles.
Goddelijkheid van Jezus Christus
Reeds de oudste teksten van het Nieuwe Testament
beschrijven een nauwe verwantschap tussen God en Jezus: Jezus werkt met
goddelijk gezag - zelfs in die mate dat God de Vader in Jezus en door hem Zijn
scheppen, oordelen, verlossen en zich openbaren voltrekt. God kent een voormenselijk
bestaan en een rol als Schepper van de kosmos van en in Christus.
Kolossenzen
1:15-20 : Hij is het beeld van de onzichtbare God, de
eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen, in de
hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen
en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór
alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk
is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de
eerste te zijn,
Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om
door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed
aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen
en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen.
Johannes
1:1-18 : In het begin was het Woord en het woord was bij God en
het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem
geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was
leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de
duisternis maar de duisternis nam het niet aan.
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze
kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot
geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het
Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij
was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld
Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem
niet. Aan allen echter die Hem wèl aanvaardden, aan hen die in zijn Naam
geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden; Zij zijn niet
uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God
geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij
hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene
van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. Wij hebben Johannes
getuigenis over Hem toen hij uitriep: Deze was het van wie ik zei: Hij die
achter mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik. Van zijn
volheid hebben wij allen ontvangen: genade op genade. Werd de Wet door Mozes
gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand
heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij
heeft Hem doen kennen.
De relatie tussen Christus als Zoon van God en God de Vader
is voor meerdere schrijvers van het Nieuwe Testament heel belangrijk. Een
speciale band wordt benadrukt door de Abba-aanroeping en de
"erkenning" van de Vader door de Zoon; vooral het evangelie volgens
Johannes spreekt van een innige relatie van eenheid en een wederkerige
immanentie tussen Vader en Zoon in de liefde. Ook de "Ik ben"
uitspraken van Jezus worden gezien als aanwijzing voor de Drie-eenheid.
In deze passage noemde de apostel Tomas Jezus direct God
:
Johannes
20:27-28 : Vervolgens zei Hij tot Tomas: Kom hier met uw vinger en
bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet
langer ongelovig, maar gelovig. Toen riep Tomas uit: Mijn Heer en mijn
God!.
Ook wordt de term "God" in het Nieuwe Testament
op Jezus toegepast :
Johannes
1:1
: In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God.
Romeinen
9:4-5 : Immers, zij zijn Israëlieten, hun behoort de aanneming
tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de
beloften; van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt de Christus voort
naar het vlees. God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid!
Amen.
Hebreeën
1:5-10 : Heeft God ooit tot een engel gezegd Gij zijt mijn zoon.
Ik heb u heden verwekt? Of: ik zal een vader voor hem zijn en hij zal mijn zoon
zijn? Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt,
zegt Hij: Alle engelen Gods moeten Hem hulde brengen. Terwijl Hij van de
engelen zegt: Die zijn engelen tot stormwinden maakt en zijn dienaars tot
laaiend vuur, spreekt Hij over de Zoon aldus: Uw troon, o God, is voor
altijd en eeuwig, en de scepter van het recht is de scepter van zijn
koningschap. Rechtvaardigheid hebt Gij liefgehad en onrecht gehaat; daarom, o
God, heeft uw God U gezalfd met de olie der vreugde en U geplaatst boven uw
gelijken. En elders: In het begin, o Heer, hebt Gij de aarde gegrondvest
en de hemel is het werk van uw handen.
Kolossenzen
2:2-3 : Al mijn moeite is erop gericht dat zij goede moed houden
en innig in liefde verbonden blijven, en zo komen tot de volle rijkdom van het
inzicht in Gods geheim, Christus namelijk, in wie alle schatten van
wijsheid en kennis verborgen liggen.
2
Petrus 1:1 : Simeon Petrus, dienstknecht en apostel van Jezus
Christus, aan hen die door de goedheid van onze God en Heiland Jezus Christus
met ons het voorrecht delen van hetzelfde geloof.
1
Johannes 5:20 : Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en
ons inzicht gegeven heeft om de waarachtige
God te kennen, en wij zijn in de waarachtige God, want wij zijn in Jezus
Christus, zijn Zoon. Dit is de ware God, dit is eeuwig leven!
Filippenzen
2:5-6 : Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus
Jezus bezielde: Hij die bestond in goddelijke
majesteit
heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God.
1
Korintiërs 8:6 : toch is er voor ons maar één God, de Vader,
uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus
Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder.
Maar ook indirect worden God en Jezus gelijkgesteld, zoals
in uitspraken als "ik ben de Alfa en de Omega", die zowel uit de mond
van God als vanuit de mond van Jezus klinken.
Openbaring
1:8
: Ik ben de Alfa en de Omega, zegt God de Heer, Hij die is en die was en die
komt, de Albeheerser.
Openbaring
22:12-13 : Zie,
Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn
werk. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en
het einde.
Goddelijkheid van de Heilige Geest
De Geest was volgens Mattheüs en Lukas reeds werkzaam bij
de conceptie van Jezus. De aardse Jezus is dan volgens de evangelisten
drager ("vol") van Heilige Geest, en vooral volgens Paulus diens
middelaar na zijn herrijzenis. In
het Evangelie volgens Johannes openbaart de Geest de eenheid tussen de Vader en
Zoon, sterker, Jezus verklaart zelfs: "God is Geest", waarmee de
aanwezigheid en de werken van God als Geest geloofd konden worden.
Johannes
4:24
: God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid
aanbidden.
Johannes
15:26 : Wanneer de Helper komt, die Ik u van de Vader zal
zenden, de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij
getuigenis afleggen.
Handelingen
2:4
: Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te
spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.
Vroege trinitarische formuleringen
Hoe in de Bijbel wordt gesproken over de Vader, de Zoon en
de Heilige Geest was bepalend voor de daaropvolgende uitwerking van de leer van
de Drie-eenheid. Vooral de rituele praktijk en de gebedspraktijk van de eerste
christenen werd erdoor gevormd.
De vroegste duidelijk trinitarisch gestructureerde
formuleringen zijn de doopformules en doopbelijdenissen waarin de
overdracht van eigendom aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest met drie
vragen en antwoorden werden voorbereid en vervolgens uitgevoerd.
Ook in de eucharistieviering werden trinitarische
formules aangetroffen: via de Zoon werd de Vader bedankt, vervolgens werd
gevraagd om het neerzenden van de Geest. De laatste doxologie verheerlijkt
de Vader door de Zoon en met de Geest (of: met de Zoon door de Geest).
Ook de regula fidei van Ireneüs, die onder
andere werd gebruikt in de doop catechese, is trinitarisch van structuur.
Theologische
ontwikkeling in de 2de en 3de eeuw
Ignatius van Antiochië, tweede bisschop van Antiochië,
schreef onderweg naar zijn executie als martelaar in Rome rond 110 n. Chr. een
serie brieven aan de kerken in Klein Azie. De eenheid van de Vader, Zoon en
Heilige Geest komt voor in zijn brief aan Magnesiërs:
"Studeer, daarom, om bevestigd te worden in de leer
van de Heer en de apostelen, op een dusdanige manier dat alle dingen die je
doet voorspoedig zijn in zowel vlees als geest; in geloof en liefde; in de
Zoon, en in de Vader, en in de Geest; in het begin en in het einde; met
jullie hooggewaardeerde bisschop en de goed doorwrochte geestelijke kroon van
jullie herderschap en de diakenen die in harmonie met God zijn. Wees
onderworpen aan je bisschop, en aan elkaar, zoals Jezus Christus aan de
Vader, volgens het vlees, en de apostelen aan Christus, en aan de Vader, en
aan de Geest, zodat er zowel een vleselijke als geestelijke eenheid mag zijn.
"
Polycarpus van Smyrna werd in 155 n.Chr. als martelaar
ter dood gebracht in Smyrna, waar hij ook bisschop was. Ireneüs zei dat
hij een leerling was van de apostel Johannes. In zijn laatste gebed voor
zijn martelaarschap "prijst, verheerlijkt en zegent" hij de Vader,
Zoon en Heilige Geest:
"Want om deze reden, ja en vanwege alle dingen,
prijs ik U, zegen ik U, verheerlijk in U, door de eeuwige en hemelse
Hogepriester, Jezus Christus, Uw geliefde Zoon, door wie met Hem en de
Heilige Geest zowel nu [als altijd] en voor de tijden die nog komen glorie
zij. Amen. "
Justinus de Martelaar gebruikte talrijke trinitarische
formuleringen, maar hij gebruikt het woord "Drie-eenheid" nergens.
Sommigen zijn van mening dat Justinus een unitariër was, vooral door zijn
beschrijving van God als hoogste, Christus in de tweede plaats en de Geest in
de derde:
"We zullen bewijzen dat we hem in redelijkheid
aanbidden; want we hebben geleerd dat hij de Zoon is van de ware God zelf,
dat hij de tweede plaats inneemt, en de Geest van profetie de derde plaats.
Want zij die ons van waanzin beschuldigen, door te zeggen dat we een
gekruisigde man aanbidden die op de tweede plaats komt na de onveranderlijke
en eeuwige God, de Schepper van alle dingen; maar zij zijn onwetend van het
mysterie dat hier in verborgen is. "
Philo (20 v.Chr. - 50 n.Chr.) had - onder invloed van Plato -
de Joodse Bijbel zo gelezen dat God de kosmos had geschapen door zijn Woord (Logos),
de eerstgeboren zoon van God. Als alternatief, of door verdere emanatie van dit
Woord, schiep God door zijn scheppende kracht en zijn koninklijke macht,
waarbij deze zowel als zijn krachten werden beschouwd als van hem onderscheiden
tussenpersonen, waardoor hij als het ware metafysische afstand tot de materiële
wereld kreeg.
Ireneus van Lyon ontwikkelde - onder andere gebaseerd
op de proloog van het Evangelie volgens Johannes (1:1-18) - een Logos-theologie.
Jezus Christus, de Zoon van God wordt met de pre-existente Logos als essentiële
uitvoerder van de schepping en de openbaring van God gelijkgesteld. Ireneüs
werkte ook een onafhankelijke pneumatologie uit. De Heilige
Geest is Gods wijsheid. Geest en Zoon emaneren niet op een manier die
hen op een ander ontologisch (zijnsleer) niveau ten opzichte van de Vader zou
plaatsen, maar door "intellectuele emanatie".
Tatianus probeerde een onafhankelijk afwijkend pad,
waarbij de Geest ook als dienaar van Christus, van de Logos, optreedt en wordt
een voor de wereld verborgen, onveranderlijk neerdalende God.
Het Griekse woord trias voor God de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest, dat in de Oosters-orthodoxe Kerk nog altijd
de gebruikelijke term is voor de christelijke Drie-eenheid, werd voor het eerst
gebruikt in de tweede helft van de 2e eeuw door de apologeet Athenagoras van
Athene:
"Ze [de christenen] kennen God en Zijn Logos, weten
wat de eenheid tussen de Zoon en de Vader is, wat de gemeenschap van de Zoon
met de Vader is, wat de Geest is, wat de eenheid van deze trias, de Geest, de
Zoon en de Vader is, en wat hun onderscheid in de eenheid is."
Met de termen die we nu met Drie-eenheid vertalen
(zoals trias), werd in de late 2de eeuw en vroege 3de eeuw niet
verwezen naar een Drie-eenheid zoals die nu als dogma wordt gedefinieerd. Terwijl
opvattingen over de Geest relatief onderontwikkeld bleven en in het Nieuwe
Testament de Geest niet werd aanbeden, ging het katholieke christendom er in de
2de en 3de eeuw toe over een "een goddelijke natuur" aan Jezus toe te
schrijven, en werd stevig bevestigd dat hij "God" werd genoemd. Taal
die in de eerste eeuw zeer ongebruikelijk was geweest werd nu de norm;
Jezus was nu "God" of "een god", maar niet de enige ware
God. Deze goddelijke Zoon (d.w.z. de pre-menselijke Jezus) was op
mysterieuze wijze "gegenereerd" door God ofwel vlak voor de schepping
(late 2de tot begin 3e eeuw, "logos theologen") of in de tijdloze
eeuwigheid (vanaf Origenes).
Hoewel deze ontwikkelingen nieuw waren, was de verering van
Jezus dat niet. In tegenstelling tot eerdere theorieën dat deze zich langzaam
en onder invloed van de heidenen ontwikkelde, heeft recent onderzoek aangetoond
dat Jezus al naast God werd aanbeden in het vroegst bekende christendom. Hoewel
de basis voor deze praktijk werd gelegd in het Nieuwe Testament met Gods
verheerlijking van Jezus na zijn opstanding, werd vanaf dit moment
aangenomen dat de basis was dat in Jezus iets goddelijks aanwezig was.
In de Westerse kerk introduceerde Tertullianus een
paar decennia nadat Athenagoras van Athene over "trias" sprak, de
overeenkomstige Latijnse term trinitas. Het is een specifiek
hiervoor gecreëerde nieuwe samentrekking van tres - drie
en unitas - eenheid. Van huis uit advocaat, verklaarde hij het
wezen van God in de taal van het Romeinse rechtssysteem. Hij introduceerde de
term personae (meervoud van persona - partij
in juridische zin) voor de Vader, Zoon en Heilige Geest. Voor de
gezamenlijkheid van Vader, Zoon en Heilige Geest gebruikte hij de term substantia,
die verwijst naar de juridische status in de gemeenschap. Volgens hem is God is
in de substantia één, maar in de monarchia - de
heerschappij van de ene God - werken drie personae, Vader, Zoon en
Heilige Geest. Volgens een andere versie, ontleende Tertullianus de metafoor
van de "persona" aan het theater van Carthago, waar de acteurs
maskers (personae) voor hun gezicht hielden, afhankelijk van de rol die
ze speelden.
De leer wordt dogma
De leer van de goddelijke Drie-eenheid werd in de 4e eeuw
tot dogma verheven. Na alle discussies in de voorgaande eeuwen was
de directe aanleiding het standpunt van de Egyptische
priester Arius, die van mening was dat de Zoon, omdat Hij door de Vader
was verwekt, niet altijd zou hebben bestaan en daarom een lagere positie zou
innemen.
Hiertegen kwam verzet van de kant van bisschop Athanasius,
die stelde dat de Zoon geheel gelijkwaardig was aan de Vader. In de uitspraken
van het Concilie van Nicea (325) werd die gelijkwaardigheid vastgelegd. Op
het Concilie van Constantinopel I in 381 na Chr. werd de Heilige
Geest aan deze goddelijke gelijkwaardigheid toegevoegd. Definitief werd de leer
van de Drie-eenheid vastgesteld op het Concilie van Chalcedon in 451
na Chr.
De uiteindelijke discussie ging over hoe men de verhouding
van de Zoon ten opzichte van de Vader moest omschrijven. In het Grieks scheelde
het maar een letter, de jota (i): was Jezus gelijkend (homoi-ousios)
op God of was Jezus gelijk (homo-ousios) aan God. Het eerste bijvoeglijk
naamwoord liet ruimte voor speculaties over de verhouding tussen de Vader en de
Zoon, het tweede niet. De twee-naturenleer van de Zoon maakt deel uit van
de leer van de Drie-eenheid. Deze houdt in dat de Zoon zowel mens als God is
(twee naturen bezit) en dat kwam het beste tot uiting in de tweede term homo-ousios.
Daarom behaalde deze term de overwinning op het Concilie van Chalcedon.
Theologische
formulering
Het dogma luidt dat de God bestaat uit God de Vader, God de
Zoon en God de Heilige Geest en dat deze drie Personen (personae) weliswaar
zijn te onderscheiden maar niet zijn te scheiden, oftewel God is Eén.
Sommige theologen brengen een hiërarchie aan tussen de
drie Personen van de Drie-eenheid. De 'Vader' zou dan de 'schepper' zijn die
ademend is. De 'Zoon' ( = Christus) is de verlosser, die ook ademend is.
En de Heilige Geest is de 'helper' ofwel de heiliging, de Heilige Geest wordt
geademd. Deze gedachten zijn opmerkelijk, omdat een theoloog geen
"externalistisch standpunt" kan innemen: hij of zij kan niet buiten
de werkelijkheid stappen om God van buitenaf te bestuderen en te beschrijven.
Daarom is het in de hedendaagse (wetenschappelijke) theologie gebruikelijk om
wel te spreken over de God als Drie-eenheid en te spreken over de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest, maar geen uitspraken te doen over hun onderlinge
verhoudingen. In het Latijn:
opera ad intra
divisa sunt, opera ad extra indivisa sunt:
het handelen is voor de personen binnen de Triniteit
onderscheiden, maar naar buiten toe is het handelen ongescheiden, en alleen te
benoemen als "het handelen van God". Deze weergave van de
Drie-eenheid waarbij de drie personen, Vader, Zoon en Heilige Geest, elkaar
zodanig doordringen dat er sprake is van één goddelijke natuur wordt wel
omschreven met de term perichorese.
Monotheïsme
Het christelijk geloof is monotheïstisch, net als de islam
en het joodse geloof, maar de christenen hangen het geloof van de Drie-eenheid
aan.
De Geloofsbelijdenis
van Athanasius uit de 5de eeuw verdedigt het geloof in de
Drie-eenheid :
Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof
vasthouden; als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij
ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan. Het algemeen geloof nu is dit, dat wij
de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren, zonder de
Personen te vermengen of het wezen te delen. Want de Persoon van de Vader en
die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden, maar
de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke
heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo
is ook de Heilige Geest. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon,
ongeschapen de Heilige Geest; onmetelijk is de Vader, onmetelijk de Zoon,
onmetelijk de Heilige Geest; eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de
Heilige Geest. En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige; zoals Zij
niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één
onmetelijke.
Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige
Geest almachtig; en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige. Zo
is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God; en toch zijn Zij niet drie
Goden, maar één God. Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here; en
toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here. Want zoals de christelijke
waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te
belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken. De
Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht. De Zoon is door de
Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht. De Heilige Geest
is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar
Hij gaat van hen uit. Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie
Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten. En in deze Drieéenheid is
geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie
Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid. Daarom moet,
zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als
de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de
Drieëenheid deze overtuiging hebben. Maar het is voor zijn eeuwig behoud
noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht
gelooft. Het ware geloof is nu, dat wij
geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is. God
is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij
uit het wezen van zijn moeder, geboren in de tijd; volkomen God en volkomen
mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam; gelijk aan de Vader
naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur.
En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus. Eén is
Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde,
maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam. Eén is Hij, volstrekt
niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon. Want zoals
ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus. Hij heeft
geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan
uit de doden. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God,
de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de
doden.
Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam
en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden. En zij die het goede gedaan
hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben,
het eeuwige vuur. Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en
standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden.
Met ingang van de 4de eeuw zijn er een aantal belangrijke
historische en culturele ontwikkelingen geweest die invloed hadden op de kerk,
de liturgie en op de praktijk van het geloof. De basisstructuur van de liturgie
was al een feit, toekomstige veranderingen spelen zich af binnen die
basisstructuur.
De kerk had een bestaan gehad aan de rand van de
maatschappij, was zelfs vervolgd. In de RK liturgie zijn er nog sporen van de
tijd van vervolging en geheimhouding.
Zowel in de Oostelijke als in de Westerse Kerk werd dit
anders toen Keizer Constantijn officieel de Kerk toestond en het een wettige
religie was geworden. De Kerk kende een bloei. Maar de overheid bemoeide zich
ook met kerkelijke zaken, wat soms veel spanningen veroorzaakte.
Hoewel hij zich niet liet dopen tot kort voor zijn dood in
337 A.D., werd Constantijn Christen en legaliseerde hij het Christendom
waardoor het min of meer de staatsreligie werd. Met het Edict van Milaan in 313
A.D., stond hij de Christelijke eredienst toe. Daardoor kwam er een eind aan de
periode van vervolging en het ondergrondse karakter van de Kerk. Dit
resulteerde in de eerste grote veranderingen in de vorm van de liturgie.
Constantijn de Grote
De vervolging van de Kerk gedurende de vorige 200 jaar was
niet continu geweest, het was afhankelijk van de keizer en de plaatselijke
overheid; er waren perioden van betrekkelijke rust en tolerantie geweest, en
perioden van actieve vervolging en martelaarschap. Gedurende deze perioden van
tolerantie kende de kerk een bloeiperiode en ook gebouwen waren erbij betrokken,
maar die mochten niet opvallend of uitdagend zijn. Maar als een
"illegale" gemeenschap binnen de staat kon dat niet al te openlijk. Na
het Edict van Milaan werd het mogelijk zichtbare kerken te bouwen gewijd aan de
eer van God en daar zelfs staatssteun voor te krijgen. De Christelijke
eredienst werd een publieke zaak en zorgde ervoor dat de eredienst uitgebreider
en meer opgesmukt werd. De Christelijke
eredienst werd nu gezien door niet-gelovigen en moest voor hen begrijpelijk
zijn, maar de eredienst moest aan hen ook het gevoel geven dat God met de
juiste devotie tegemoet getreden werd. De eredienst was gemeenschappelijk
geweest maar werd nu ook openbaar en kreeg een missionair aspect. Het resultaat
was een grotere nadruk op handeling en ceremonie in de eredienst.
Deze uitbreidingen in handeling en ceremonie openbaarden
zich op verschillende manieren. In plaats van thuis bij welvarende leden of in
onopvallende gebouwen werd de eredienst nu gehouden in speciaal ervoor gebouwde
kerken. Meer versierde kerkelijke gewaden kwamen in de plaats van de eenvoudige
gebedsmantel. Het gebruik van de zangtoon en het zingen van psalmen, gezangen
en geestelijke liederen (ontleend aan de Joodse eredienst), werd verder ontwikkeld
voor het meer openbare karakter van de eredienst. De zichtbaarheid werd
vergroot door dramatisering van de binnenkomst van de geestelijke, door
processies en wierook, ook ontleend aan de Oud Testamentische eredienst. Iconen
als zichtbaar venster op de werkelijkheid van Christus, zijn heiligen en
martelaren, werden steeds meer gebruikt. Deze veranderingen vonden plaats als
reactie op de culturele verandering die de Kerk doormaakte toen zij een
officiële status kreeg in de maatschappij.
Dit kan goed geïllustreerd worden aan hand van de
ontwikkeling van kerkelijke gewaden. Het meest in het oog lopend is dat zij
ontleend werden aan de alledaagse cultuur. In de vroege kerk waren kerkelijke
gewaden niet gangbaar (uitgezonderd misschien de eenvoudige gebedsmantel). Dit
was ondanks het feit dat Exodus 28 expliciet de gewaden beschrijft die de
priester moet dragen. Met uitzondering van een stola, als teken van een ambt,
droeg men zijn gewone kleren . Al vroeg was er een kledingstuk dat het ambt
aangaf. Polycrates, Bisschop van Efeze, verwijst in 190 A.D. naar de apostelen
Johannes en Jacobus die "offerende priesters werden en een mijter
droegen." Gregorius van Nazianze legde vast tussen 375-400 A.D. dat er
"geen verschil was tussen de kleding van geestelijken (ambtsdragers) en
niet-ambtsdragers."
De kleding was ontleend aan de normale en traditionele kleding
van de Grieks-Romeinse samenleving. "Wat deze kleding tot speciale
liturgische kleding maakte was conservatisme. Toen de kleding van de gelovigen
veranderde in de 6de en 7de eeuw onder invloed van de nieuwe wereldse mode,
hield de geestelijkheid als laatste vertegenwoordiger van de oude beschaafde
tradities de oude beschaafde kleding." Deze 'toevallige' verandering werd
een symbolische uitbreiding van de liturgische mogelijkheden. Zo is vaak een Christelijke
betekenis verleend aan dingen die eerst functioneel waren, zoals het gebruik
van lichten (kaarsen) en wierook tijdens de Eucharistie (oorspronkelijk bedoeld
om de onwelriekende geur van een menigte mensen te onderdrukken). Elementen uit
het Oude Testament werden behouden en kregen, indien nodig, een Nieuw
Testamentische betekenis.
Schoonheid en het esthetische aspect van de eredienst
kregen onder de nieuwe omstandigheden alle kans.
Alexander Schmemann benadrukt dat de esthetische kant de
innerlijke verbinding tussen de gelovige en het heilswerk van Christus
dichterbij brengt. "het ontvouwen van deze verbinding is precies de inhoud
van de Christelijke dienst, van Christelijke poëzie en zelfs van de eredienst
zelf."
Vaak wordt er op gewezen dat de schoonheid van de
tweeduizend jaar oude eredienst niet 'toevallig' gegroeid is, maar dat de
heilige Geest ertoe bijgedragen heeft dat die diep, roerend, inspirerend en
betekenisvol is.
De basilica was het type gebouw voor grote groepen mensen
in het Romeinse Rijk. Het vormde in feite een rechthoek en de overspanning van
het dak werd ondersteund door twee rijen zuilen in de lenterichting van het
gebouw. Dit was de vorm van de meeste gebouwen die een wereldlijk doel hadden
en overgenomen werden voor de Christelijke eredienst. Het gebouw op zich werd
niet het belangrijkst geacht bij de eredienst. Dit blijft de meest gebruikte
vorm van kerkbouw in het Westen tot in de Renaissance. Zie hieronder twee
gangbare vormen.
St Pietersbasiliek te Rome
De basilica had inherente beperkingen. De rijen zuilen
verdeelden de ruimte in drie onderdelen met een half open afscheiding. In
grotere basilica’s werd de gemeente in nog meer delen gesplitst. Bovendien zorgde
de lengteopstelling voor een grote afstand voor de mensen achterin tot de
plaats van handeling.
De vroege Byzantijnse architecten (beginnend in de tijd van
Constantijn) losten deze problemen op door een gebouw te ontwikkelen waarin
alles aan zijn doel beantwoordde. Het meest dramatische aspect van deze
bouwkundige ontwikkeling was het vervangen van de rechthoek als grondplan door
een vierkant. Hierdoor waren geen zuilen nodig. Het gebouw werd afgedekt door
een koepeldak. De bema met de ark, de lezenaar, en de bisschopszetel konden
centraal geplaatst worden zonder hinder voor de gelovigen die zich rond de
bisschop en zijn lezers verzamelden voor de synaxis. De gemeente maakte ruimte
voor de processie van de heilige gaven naar het altaar en ging daarna om het
altaar heen staan.
De Kerk van de Hagia Sophia (Heilige Wijsheid), begonnen
door Constantijn "zou het grandioze model worden van het nieuwe type
Christelijke kerk, dat misschien wel de beste aanpassing was aan zijn doel dat
ooit bereikt was." Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de gemeente stond
en er geen banken de ruimte fixeerden. Deze situatie bleef bestaan tot in de
17e eeuw.
grondplan
van de Hagia Sophia in Istanbul
interieur
mozaiek
die Johannes II Comnenus, de Byzantijnse keizer en zijn vrouw Irene laat zien
samen met Maria en het kind Jezus (ong 1118)
In de Oosters Orthodoxe Kerk en de Westers Katholieke Kerk
werden deze twee samengevoegd met liturgische verrijkingen zoals het toevoegen
van gezangen, het uitbreiden van litanieën, en de toevoeging van de
geloofsbelijdenis van Nicea.
De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel is
de tekst waarin voor de eerste keer in de christelijke geschiedenis de
fundamentele leerstellingen van het christendom werden vastgesteld:
1. de leer van de incarnatie/menswording van God in de persoon
van Jezus Christus en
2. de Triniteitsleer (er bestaat maar één God, maar deze manifesteert
zich in drie personen).
De eerste aanzet hiertoe werd gegeven tijdens het
eerste oecumenisch Concilie van Nicea in 325 door de kerkleiders
(later betiteld als patriarchen) van de 3 grote christelijke centra: Rome,
Alexandrië en Antiochië, evenals van de zetel van Jeruzalem. Dit Concilie
rekende af met ketterijen zoals het arianisme. Arius, priester in Alexandrië,
verkondigde dat Christus geen goddelijke natuur had maar een door God
geschapen - weliswaar superieur - mens was en daarom als "Zoon van God"
ondergeschikt was aan God de Vader. In antwoord op deze opvatting bepaalde het
Concilie van Nicea dat Christus geen halfgod was maar God was en in
essentie één met de God de Vader.
De triniteitsleer werd in Nicea nog niet uitgewerkt,
want over de Heilige Geest, de derde Goddelijke persoon, werd nog niet
gesproken. Dit gebeurde pas tijdens het oecumenisch concilie van
Constantinopel in 381. Dit stelde de geloofsbelijdenis van Nicea als
onveranderlijk vast met als belangrijkste toevoeging dat de H. Geest als
derde goddelijke persoon evenveel God was als God de Vader en Christus
de Zoon van God en die, zo zegt de tekst, "voortkomt uit de
Vader". In het Latijn luidend: "qui ex patre
procedit".
Hoewel de tekst van de geloofsbelijdenis van
Nicea-Constantinopel nadien door geen enkel oecumenisch concilie meer is
gewijzigd en tot op de dag van vandaag formeel geldt als de geloofsbelijdenis
van alle christenen, is een ogenschijnlijk kleine toevoeging in de hiervoor
genoemde Latijnse tekst een van de oorzaken geweest van het schisma tussen
de Kerk van Rome en de oosters-orthodoxe kerken in 1054: na de woorden
"ex patre" (= "uit de vader") werd in 589 door het Derde
Concilie van Toledo van de Spaanse kerk het woord filioque ("en
de zoon") aan de geloofsbelijdenis toegevoegd. Onder aanvoering van
keizer Karel de Grote werd dit door de Duitse kerken in 794 als de
enig juiste tekst bestempeld en het is sindsdien in de tijdens de
eucharistieviering gebruikte rooms-katholieke geloofsbelijdenis
blijven staan. Dit hoewel Paus Leo III in 808 aan Keizer Karel de
Grote schreef dat hij het fout vond om aan de tekst van de geloofsbelijdenis te
sleutelen. De Griekse, later oosters-orthodoxe verwierpen en
verwerpen de toevoeging van het 'filioque', omdat daarmee gezegd wordt dat de
Heilige Geest voortkomt uit de Vader én de Zoon en dus niet gelijkwaardig God
is. En wordt gezien als een ketterse aantasting van de Triniteitsleer.
Ik geloof in één God de almachtige Vader
Schepper van hemel en aarde, van al wat
zichtbaar en onzichtbaar is.
En in één Heer, Jezus Christus,
eniggeboren Zoon van God,
vóór alle tijden geboren uit de Vader.
God uit God, licht uit licht, ware God uit de
ware God.
Geboren, niet geschapen, één in wezen met de
Vader,
en door wie alles geschapen is.
Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons
heil uit de hemel neergedaald.
Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige
Geest uit de Maagd Maria
en is mens geworden.
Hij werd voor ons gekruisigd,
Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is
begraven
Hij is verrezen op de derde dag, volgens de
Schriften.
Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de
rechterhand van de Vader.
Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te
oordelen levenden en doden
en aan zijn rijk komt geen einde.
Ik geloof in de Heilige Geest die Heer is en
het leven geeft
die voortkomt uit de Vader en de Zoon
die met de Vader en de Zoon tezamen wordt
aanbeden en verheerlijkt;
die gesproken heeft door de profeten.
Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en
apostolische kerk.
Ik belijd één doopsel tot vergeving van de
zonden.
Jezus werd gekruisigd op Vrijdag, de dag voor de Joodse
Sabbat, en is verrezen op Zondag, de derde dag. Daarom vierden ze op de eerste
dag van de week de Eucharistie.
Op zaterdagavond begon de zondag. Luke vertelt in Hand 10:7, "Op
zaterdag avond kwamen we samen voor het gemeenschapsmaal.
In de vroege Kerk werd de Eucharistie gevierd als onderdeel
van een gemeenschappelijke maaltijd (de agapè-viering). Bij deze tafelgemeenschap
toonden de gelovigen elkaar de liefde en eenheid die ze in Christus deelden. Ze
deelden wat ze konden missen. Als onderdeel van deze maaltijd was er de
Eucharistie, het danken voor de genade in Jezus Christus. Het sacrament had de
symbolische lading van het Joodse pesachmaal, maar werd nu werkelijk het
Lichaam en bloed van Christus, het Lam van God, de transsubstantiatie.
In het begin was het Christendom slechts een van de vele
sekten binnen het Jodendom. Ondanks hun verschillen deelden deze allen de
Tempeldienst en de synagogedienst, en hadden hun eigen samenkomsten. De continuïteit
met de Joodse eredienstpraktijk was derhalve vanzelfsprekend.
De vervolgingen verstoorde het vreedzame samenleven van
Joden en Christenen en stuurde de Christelijke eredienst in een eigen richting.
De eerste vervolging wordt gemeld in Hand 6 en 7, en resulteerde in het
martelaarschap van Stefanus. De vroegste vervolging was van de zijde van de
Joodse autoriteiten. Hoewel er in het boek Handelingen al tekenen zijn van de
vervreemding tussen de twee gemeenschappen, waar bijvoorbeeld Christenen niet
langer welkom zijn in de synagoge en Paulus dreigt gelyncht te worden op het
terrein van de Tempel (Hand. 21.) was het een proces dat op niet overal even
snel ging en op sommige plaatsen enige eeuwen duurde.
De synagogale eredienst structuur bestond uit gebeden,
belijdenis, schriftlezing, een preek, en een zegen. En deze vorm werd de kern
van de Christelijke eredienst.
Aanwijzingen hiervoor zijn te vinden in de vroegste
Syrische kerken, en in de Constitutio Apostolican en de Didache, en in de
praktijk van de uiterst conservatieve Nestoriaanse kerken. "De oud
Syrische kerk schijnt een gekerstende versie te zijn van een Joodse
synagoge." Er is een bema in het centrum, een Ark met voorhangsel en
kandelaar waarin het Woord van God bewaard wordt, en een zetel voor de bisschop
die lijkt op de zetel van Mozes. Aan deze synagogale elementen was een altaar
toegevoegd en de kerk was naar het oosten gericht.
Oud Syrische Kerk
Christelijke kerken waren naar het oosten gericht. Christenen waren gericht op het
hemelse Jeruzalem van waar de Messias zou komen en zagen zichzelf als
"tempel van de heilige Geest." Het oosten is de plaats van de
opgaande zon en voor vroege Christenen was dit "het enige passende symbool
van de wederkomst van Christus in heerlijkheid, als Zon der Gerechtigheid in
het Loflied van Zacharias (Zacharias die na de geboorte van Johannes de Doper,
zijn zoon terug kan spreken)."
Geprezen zij de Heer, de God van Israël,
hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.
Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt
uit het huis van David, zijn dienaar,
zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten:
bevrijd zouden we worden van onze vijanden,
gered uit de greep van allen die ons haten.
Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders
en herinnert hij zich zijn heilig verbond:
de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader,
dat wij, ontkomen aan onze vijanden,
hem zonder angst zouden dienen, toegewijd en oprecht,
altijd levend in zijn nabijheid.
En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste,
want voor de Heer zal je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken,
en om zijn volk bekend te maken met hun redding
door de vergeving van hun zonden. Dankzij de liefdevolle barmhartigheid
van onze God
zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en verschijnen aan allen die leven in duisternis
en verkeren in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.
Tertullianus spreekt over publiek en privé gebed naar het
oosten als een apostolische traditie en het drukte de eschatologische verwachting uit dat Christus zal verschijnen als
de Rijzende Zon die nooit zal ondergaan.
Aan de
kern van de synagogale eredienst (vaak aangeduid met de term Synaxis of Dienst
van het Woord) werd de vervulde tempeldienst toegevoegd, de Maaltijd van de
Heer (de Eucharistie), die ingevoegd werd voor de zegen. Dit omvatte het
gebruik van Psalmen op reciteertoon zoals gebruikelijk in de Joodse
tempeldienst, waar Paulus ook naar verwijst in Efeziërs 5:19 en Colossenzen
3:16 als hij aanmoedigt tot het gebruik van "psalmen, gezangen en
geestelijke liederen".
Vanwege de nauwe banden met de Joodse gemeenschap gingen
Paulus en de andere apostelen van Jezus altijd eerst naar de synagoge (als Jood
waren ze dat gewend). De christelijke gemeente te Jeruzalem was hoog in aanzien
omdat het daar allemaal begonnen was. Je zou kunnen zeggen dat het de
"Moederkerk" was en als er vragen rezen werd deze gemeente
geraadpleegd. Hierdoor hielden ook de heidenkerken de band met de Joodse
eredienstpraktijk. De overeenkomst met de synagogale praktijk laat zien dat de
vroege kerk zich niet verzette tegen zijn Joodse wortels.
In zijn boek, De Geschiedenis van de Kerk (18.1) haalt
Eusebius, een 4de eeuwse historicus en bisschop, Philo aan, een Joodse
historicus die in de 1ste eeuw schreef. Philo beschrijft de Christelijke
eredienst als "de hele nacht durende waken voor de grote feesten (vigilie),
de geestelijke discipline waarin die doorgebracht worden, de hymnes die we
altijd reciteren, en hoe terwijl één man met een regelmatig ritme zingt de
anderen in stilte luisteren en invallen bij het refrein van de hymne." Dit
moet het antifonale zingen van een litanie (serie gebeden) zijn, een joodse
eredienstpraktijk, die Philo herkent. Aan het eind van de 1ste eeuw was de
Christelijke Kerk al verbreid over een groot deel van het Romeinse Rijk. Er
waren Christelijke gemeenten in de meeste grote steden en ook in veel kleinere.
Deze gemeenten bleven de overgeleverde (synagogale) eredienststructuur
gebruiken maar met toevoeging van de Maaltijd van de Heer.
De eredienst zal gewoonlijk eenvoudig geweest zijn, werd in het begin bij
welgestelde leden thuis gehouden en in tijden van vervolging in het geheim.
Alexander Schmemann stelt dat de liturgische vorm gewoonlijk was: "de
bisschop, omgeven door priesters (ouderlingen) met het gezicht naar de
gemeente, de Avondmaalstafel, waarop de diakenen de gaven (brood en wijn) die
aangeboden werden geplaatst hadden, prediking, gebed, het eucharistisch gebed
(gebed voor de communie) en de uitdeling van de heilige gaven (brood en
wijn)."
De vrijheid van de eerste jaren toen christenen deel konden
nemen aan de Joodse eredienst in Tempel en synagoge en zelf de Maaltijd van de
Heer vierden veranderde door de vernietiging van de (tweede) Tempel en de
vervolgingen. (zie volgend punt) Er trad een liturgische comprimering op.
Onnodig materiaal uit de synagoge dienst werd verkort of verdween. Het effect
was een eenvoudiger dienst met dubbele nadruk op het lezen van de Schrift en op
de Maaltijd van de Heer. Omdat kerken zich altijd georiënteerd hebben op de
vroege kerk lijkt die op de huidige kerken. In zijn inleiding van De
Geschiedenis van de Kerk van Eusebius zegt de redacteur dat we in de uitspraken
van Eusebius en van de vroege Christenen die hij aanhaalt een kerk zien die we
herkennen. "We zien hetzelfde onderscheid tussen mensen met een kerkelijk
ambt en mensen zonder, dezelfde onderverdeling van de ambten in
bisschop/predikant, priester/ouderling en diaken, dezelfde nadruk op de directe
lijn naar de apostelen en op één heilige algemene Christelijke Kerk die beoogd
wordt door Christus. We vinden het Christendom ingedeeld in diocesen en
kerkprovincies, met aan het hoofd bisschoppen die hoog in aanzien staan."
De
tweede tempel
Deze zou voltooid zijn op 12 maart 515 v.Chr. (alternatief 418 v. Chr. bij voltooiing tijdens regering van Darius II), waarna ook de tempeldienst met zijn
offerandes hervat kon worden. In het boek van Ezra wordt vermeld dat
deze tempel veel bescheidener was dan die van Salomo (ong. 987 v. Chr. tot 587
v. Chr.) en er werd zelfs gehuild als men dacht aan de prachtige tempel van
weleer. Er zouden echter nog andere belangrijker verschillen zijn met de
voorgaande tempel:
Een
minder belicht maar essentieel verschil met de eerste tempel was dat hier
geen Ark van het Verbond meer aanwezig was. De Ark was bij de
Babylonische verwoesting verloren gegaan. Hierdoor kon het jaarlijkse
ritueel door de hogepriester van het verzoenen van de zonden van het volk
tijdens Grote Verzoendag niet meer voltrokken worden.
Er
was geen onafhankelijk joods bestuur onder een lid van het Huis van
David meer over Jeruzalem en soms bemoeiden de verschillende vreemde
heersers zich met de tempeldienst. Achtereenvolgens maakten de Perzen,
de Grieken (na de veroveringen door Alexander de Grote) en de
Romeinen er de dienst uit.
De
hogepriester was niet altijd meer iemand uit het huis van Aäron,
hoewel dat volgens de Thora verplicht is.
Er kwam een restauratie door Herodes de Grote. Hier een
beschrijving van de Tempel:
Als men de trappen van het tempelplein opliep kwam men
eerst op een groot plein, waar iedereen mocht komen. Dit plein heette 'het
Voorhof'. Om verder te mogen gaan, moest je joods zijn. Als je geen jood was en
men kwam erachter dat je toch in de tempel was geweest, volgde de doodstraf. Er
stond op een steen geschreven: Geen vreemdeling mag binnengaan binnen de
balustrade rond de tempel en omheining, wie daar wordt betrapt is zelf
verantwoordelijk voor zijn dood, die het gevolg zal zijn. In de voorste voorhof
mochten alle joden komen. Deze voorhof wordt ook wel 'Voorhof der vrouwen'
genoemd. Als men verder doorliep ging je door de Nicanorpoort en dan kwam je in
de 'Voorhof der priesters'. Daar mochten geen vrouwen komen. Daar stonden het
brandofferaltaar en het koperen wasvat. Als men de trappen naar de tempel zelf
opliep kwam je eerst in een voorhal. In de tempel zelf mochten alleen de
priesters komen. Als men doorliep kwam je in het 'Heilige', waar tien gouden
kandelaars met zeven armen, het reukofferaltaar en de tafel der toonbroden stonden.
In deze ruimte hing ook het voorhangsel voor het 'Heilige der heiligen' (de
achterste ruimte) die leeg was, want de Ark van het Verbond was al
tijdens de Babylonische wegvoering verdwenen. Op een Joodse sjekel uit de
jaren 132-135 na Chr. is een afbeelding te zien van de voorgevel van de tempel
met twee pilaren, Jachin en Boaz.
Slechts zes jaar na de voltooiing ervan, in het jaar 64,
werd in 70 de tempel door de Romeinen onder leiding van Titus verwoest.
In Rome staat nog de triomfboog van Titus als herinnering hieraan.
De Westmuur, die oorspronkelijk onderdeel was van de gigantische muur die
het plateau waarop de tempel stond omringde en ondersteunde, bleef staan en is
het enige wat nog aan de tempel herinnert. Deze werd een traditionele plaats om
de verwoesting van de tempel te betreuren en te bidden voor de wederopbouw
ervan evenals voor persoonlijke gebeden, en wordt daarom ook wel de Klaagmuur genoemd
In de 2de eeuw werd de Maaltijd van de Heer/Eucharistie
gescheiden van het Liefdesmaal (Agape viering). Hierbij kunnen meerdere
factoren een rol gespeeld hebben, maar het resultaat was dat de viering van de
Maaltijd van de Heer niet meer onderdeel was van een 'gewone' maaltijd.
Het woord Eucharistie betekent dankzegging (zie Lukas
22:16). Bij de instelling van de Eucharistie duidde Jezus Christus het Joodse
ritueel om, Hij vulde zichzelf en zijn heilswerk in als betekenis. Na de
opstanding komt die duiding pas tot zijn recht.
Door het ritueel van de Maaltijd van de Heer ontving de
Christen geestelijke voeding. De Eucharistie was de actualisatie van de
doorbraak in Christus. Door hieraan deel te nemen kreeg de Christen deel aan
zijn lijden maar ook al een voorsmaak van zijn opstanding."
De deelname aan de Maaltijd van de Heer werd niet gezien
als een herdenking maar als een actualisatie, als brandstof die de vlam van
vernieuwing gaande hield.
Hierbij
kregen de instellingswoorden een centrale rol en werden ze het centrum van het
tafelgebed. Deze nadruk werd bijvoorbeeld uitgesproken door Justinus Martelaar,
ca 150 A.D., die zei: "Want wij ontvangen deze zaken niet alsof ze gewoon
voedsel en drinken zijn... het voedsel waarover de dankzegging is uitgesproken
wordt het vlees en bloed van de vleesgeworden Jezus om ons vlees en bloed te
voeden." Justinus noemde dit eten Eucharistie, dankzegging of zegening,
net als hij de afwassing bij de doop "verlichting" noemde. Voor
hem was het een echte en een krachtige handeling van God. Daarom
beschouwde Ignatius (Bisschop van Antiochië in A.D. 67, overleed 107 A.D),
"de Kerk als een Eucharistische vereniging waarin ze alleen hun ware aard realiseerden
als ze de Maaltijd van de Heer vierden en zijn Lichaam en Bloed ontvingen in
het sacrament."
Aan het eind van de 1ste eeuw is er in alle regionale
varianten een elementaire structuur te ontdekken die gangbaar geworden was. De
eredienst aan God richtte zich op Jezus Christus en de Tafelgemeenschap met
Hem. In de evolutie bleef ze trouw aan haar oorsprong in de Joodse eredienst
die de Heer zelf had in praktijk gebracht en die door God was geopenbaard. Het vergoten bloed van stieren of gieten
was niet langer de essentie. Dit offer werd vervuld voor altijd in het Lichaam
en Bloed van Jezus Christus, dat nog altijd essentieel is voor het leven van de
Kerk in de Heilige Eucharistie (transsubstantiatie). Toen de levens van
de Apostelen waren geëindigd, werd de verantwoordelijkheid overgedragen aan de
volgende generatie, en werd de aanbidding van God opgericht. De basisvorm van
de Liturgie was ingesteld, om verfijnd te worden in de komende jaren, maar
nooit zijn basisvorm en betekenis te veranderen.
De grote structurele verandering in de ontwikkeling van de
Christelijke eredienst had plaatsgevonden voor het einde van de 3de eeuw. Tot
die tijd was het niet ongebruikelijk dat de Christelijke eredienst nog twee
gescheiden delen had, de Synaxis (direct ontleend aan de Synagoge ) en de
Maaltijd van de Heer. De Maaltijd van de Heer/Eucharistie was alleen voor
gelovigen. Gaandeweg werden de twee één. Tegen het eind van de 6de eeuw was het
gescheiden houden van de aparte onderdelen ongebruikelijk geworden. De twee
onderdelen hadden enige op elkaar lijkende en overlappende gedeelten, die in
elkaar geschoven werden. Voor de synthese, hadden de Synaxis en de Eucharistie
de volgende onderdelen:"
In de Oosters Orthodoxe Kerk en de Westers Katholieke Kerk
werden deze twee samengevoegd met liturgische verrijking zoals het toevoegen
van gezangen, het uitbreiden van litanieën, en de toevoeging van de
geloofsbelijdenis van Nicea. De bewoordingen varieerden, maar de structuur was
hoogstwaarschijnlijk ook al in de 1ste eeuw aangegeven. De Synaxis lijkt veel
op de Synagoge dienst. En de Eucharistie is bijna identiek aan de Eucharistie
in Rome in 150 A.D. die Justinus Martelaar beschrijft in zijn Eerste Apologie.
Van de site van Noeme Willem Visser : kijk naar zijn
prachtige site http://noemewv.nl/CVNWV.htm
over de liturgie en de gezangen : heel leerrijk!!! Hier en daar een verduidelijking van wikipedia.
Wat is
liturgie of eredienst?
Het woord is afgeleid van het Oudgriekse woord
λειτουργία (leitourgia), dat "het werk van het volk" betekent.
Vroege christendom
Het gebruik in de Kerk is ontstaan doordat dit gebruik vaak
wordt genoemd in de Griekse vertaling van het Nieuwe Testament (vb. in
Handelingen 13:2) Het is een collectief werk dat samengekomen gelovigen
verrichten door lof en eer te brengen aan God. Het verwijst hier naar een
openbare en welbewuste duidelijk omschreven ceremonie. Later wordt het woord
gebruikt om de vieringen van sacramenten aan te geven in de religieuze
bijeenkomsten van Christenen. Deze vieringen worden voorgegaan door
een priester of voorganger en zijn helpers. Het bestaan van een
hiërarchie van bisschoppen, priesters en diakens is reeds uit die
tijd bekend.
Overzicht Vroeg-Christelijke eredienst
De Vroeg-Christelijke Liturgie had zijn oorsprong in, en
ontleende zijn vormgeving grotendeels aan de Joodse Liturgische Praktijk van de
eerste Christenen.
Algemeen: vaste vormen De
vroege Christelijke Kerk was vanaf het begin een liturgisch kerk omdat de Joden
gewend waren aan vaste vormen (met mogelijke variatie) in de eredienst. Het
Nieuwe Testament verhaalt allerlei voorbeelden van liturgische praktijken, van
traditionele Joods praktijken (zoals dat Petrus en Johannes naar de Tempel gaan
omdat het het uur van het gebed was) tot Christelijke liturgische eredienst
(waarbij ervan uitgegaan kan worden dat de vroege Christenen samenkwamen en
eredienst hielden volgens de Joodse traditie en daar hun eigen accenten aan
gaven, zoals de duiding van het breken van het brood en het drinken van de wijn
in de Maaltijd van de Heer).
Improvisatie binnen vaste kaders Er
wordt vaak gedacht dat de Nieuw Testamentische eredienst spontaan en geïmproviseerd
was. Dit is niet waarschijnlijk omdat in de gewoonten van die tijd vaste
traditionele formuleringen een hoofdrol speelden. Eigen inbreng van de
gelovigen was dan ook eerder volgens gewoonteregels dan compleet spontaan. De
"orde" die gebruikt werd gebruikte vormen en formuleringen uit de
heilige Schrift. De Oosters Orthodoxe Kerk en in minder mate de Westerse Rooms
Katholieke Kerk hebben dit principe van continuïteit soms zelfs als onveranderbaarheid
opgevat.
Vroeg Christelijke eredienst had zijn oorsprong in Joodse
vorm en praktijk. De volgelingen van Jezus begonnen niet met iets nieuws,
evenmin als Jezus. Ze baden als Joden en hielden hun eredienst als Joden. De
eerste Christenen waren Joden die Jezus Christus erkenden als de beloofde
Messias en de eredienst die ze hielden volgde de gebruikelijke Joodse vormen.
Daarom zien we in het Nieuwe Testament dat de eerste Christenen hun Joodse
religieuze praktijken voortzetten, terwijl ze ook op Jezus Christus gerichte
praktijken ontwikkelden. Het nieuw geduide maaltijdritueel dat ingesteld was
bij het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn discipelen werd in de vroege Kerk
aanvankelijk afzonderlijk gevierd.
Deze continuïteit van Tempel naar Synagoge tot de vroeg-Christelijke
Kerk maakte het mogelijk dat de Christelijke Kerk aan het eind van de 1ste eeuw
als een hoog ontwikkelde liturgische vorm had.
Continuïteit
Continuïteit is een opvallend kenmerk van de kerken die
zich aansluiten bij de liturgische traditie van het oosten of het westen. De
Oosters Orthodoxe Kerk praktiseert de continuïteit zelfs in de vorm van een
soort onveranderbaarheid. De Westerse Rooms-Katholieke Kerk deed dit voor de
hervormingen van het Tweede Vaticaanse Concilie ook, maar oriënteerde zich toen
sterk op de vroegste bronnen, waarbij bleek dat de onveranderbaarheid maar
schijn was en er veel veranderd was. De
Oosters Orthodoxe Kerk is we getypeerd als "vastbesloten om trouw te
blijven aan het verleden, met gevoel voor de levende continuïteit met de Oude
Kerk". Deze toewijding om het evangelie te beschermen en om de
blijde boodschap en de lof van God in stand te houden komen voort uit de
overtuiging dat het geloof aan Christenen gegeven werd door Jezus Christus. Als
Christenen "apostolisch" willen zijn, dan moeten ze tot dezelfde kerk
behoren die Jezus Christus stichtte, die in de eerste eeuw tot stand kwam. Een
Orthodoxe theoloog voerde aan dat "op een bepaalde manier alle Christenen
tijdgenoten van Jezus Christus moeten worden..." En dat "de 20ste
eeuw niet een absolute norm is , maar de apostolische 1ste eeuw wel."
C.S. Lewis herkende de continuïteit van de eredienst als
een erg belangrijk en erg waardevol kenmerk uit praktische overwegingen. Hij
ging zo ver dat hij zei dat eredienst moest zijn als een oude schoen; iets dat
past, en niet steeds gewenning vergt, iets dat je niet steeds opvalt. Hij
eindigt te zeggen "De perfecte
kerkdienst is de kerkdienst die zelf geen aandacht krijgt, waar onze aandacht
naar God gaat."
De muzikale vormen van vroege Christelijke eredienst waren
aanvankelijk Joods, zoals het psalmodiëren van de psalmen. Toen de
heidenzending begon, gingen de Christenen ook gebruik maken van Griekse
muzikale vormen. De taal in de
eredienst werd het Grieks, de algemene taal van het Romeinse Rijk.
Geleidelijk kwamen Griekse muzikale vormen en Griekse muziektheorie de Kerk
binnen. Binnen twintig tot veertig jaar waren Joodse en Griekse vormen beide te
vinden in de Christelijke eredienst, de basisvorm van de Joodse Synagogedienst
werd aangehouden (hoewel die uiteindelijke synagogedienstvorm pas later
gedocumenteerd is). Binnen honderd jaar werd de muzikale stijl overwegend
Grieks, naarmate de Kerk zich verspreidde over het Romeinse Rijk en leefde in
een Griekstalige cultuur. Sommige Joodse vormen, zoals het psalmodiëren van de
psalmen, bleven in gebruik. Nadat het Christendom officieel toegestaan werd in
de 4de eeuw, ontwikkelde deze muzikale stijl zich tot de Byzantijnse Muziek.
Byzantijnse muziek werd wijd en zijd in de Kerk gebruikt tot in de 7de en 8ste
eeuw.
Hoewel Griekse muziek overheersend was, was het niet de
enig gebruikte vorm. In Egypte was er een duidelijk andere vorm, net als in
andere (vooral verafgelegen) delen van het Romeinse Rijk. Als er echter sprake
is van een norm, dan was dat de Byzantijnse muziek. De twee vroegste
Christelijke hymnes, "Foos hilaron" (genoemd door Justinius rond 150
A.D.) en een "Hymne aan de Heilige Drieëenheid" (uit Oxyrrhyncus, Egypte,
waarschijnlijk midden 4e eeuw), zijn duidelijk Grieks in muzikale vorm.
De term "vroeg Christendom" betreft meestal de tijd voordat het
geloof toegestaan werd door Keizer Constantijn. Theologische ontwikkelingen
traden op, ketterijen werden afgewezen naarmate de Kerk meer zicht kreeg op de
implicaties van wat er in leven en werken van Jezus Christus was gebeurd, onder
leiding van de apostelen en hun opvolgers. Hun eredienst ging hun nieuwer
begrip weerspiegelen. De vroegste kerk had twee diensten op de sabbat: een
avondmaaldienst en een "Synagoge-achtige" dienst. Gaandeweg werden
deze gecombineerd.
Joden hadden ten tijde van Jezus Christus al een traditie
van eredienst van zo'n 1500 jaar. Hun geschiedenis was vol met omgang met God
die hen riep om Zijn volk te zijn en van wie ze in hun heilige geschriften
speciale instructies overleverden ten aanzien van de offerdienst. Hier wordt
een patroon getoond dat claimt een weerspiegeling te zijn van de hemel. Deze
specifieke vormen van eredienst werden het eerst gezien in de Tabernakel van de
vroege Israëlieten en werden vervolmaakt in de Tempeldienst later in Jeruzalem.
1 De eredienst
aan God in de Tempel in Jeruzalem was het eerste en meest prominente brandpunt
van de Joodse eredienst, deze omvatte de vorm en regelmaat van gebeden
en offers.
2 Het Jodendom heeft altijd een
constante cyclus van gebeden, zegeningen en maaltijden gekend: dagelijks,
wekelijks, maandelijks en jaarlijks. Deze vormden het tweede brandpunt
van de Joodse eredienst. In de standaardvorm omvatte het een religieuze
praktijk op de dagelijkse gebedsuren en op de jaarlijkse hoogfeesten. De hoogfeesten incorporeerden de
offerdienst in de Tempel en inhoudelijk had de Messiaanse verwachting erop een
plaats. Deel van deze maaltijden was het "breken van het
brood" en de "zegening van de beker", en kende parallellen met
zowel de offerdienst in de tempel als het messiaanse feest.
Zoals Fr. Louis Bouyer stelt, "De synagogale eredienst
had al vóór Christus zijn noodzakelijke complement in het ritueel van de
maaltijden: het familie maal, en nog beter, ten minste ten tijde van Christus,
de maaltijden van die gemeenschappen van de gelovigen die samengekomen waren
door een gemeenschappelijke messiaanse verwachting..."
Er was een "maaltijd liturgie" voor de gebeden
bij de maaltijden en in principe waren deze vereist voor elke maaltijd. De
gebeden kregen het grootste belang bij de maaltijden op de hoogfeesten. De hele
structuur van het Laatste Avondmaal zoals Lukas die weergeeft weerspiegelt de
maaltijd liturgie zoals die gepraktiseerd werd binnen het Jodendom in die tijd.
Deze maaltijd gebeden en hun structuur droegen direct bij aan de vormgeving van
de viering van de Maaltijd van de Heer door de vroege Christenen.
3 Het derde en latere brandpunt van de eredienst was dat van de synagoge. Voor de doorsnee Israëliet
was de Tempel enkel de eigen plaats van eredienst op bepaalde dagen van het
jaar en het was in het bijzonder de plaats van de offerdienst. Tijdens de
Babylonische ballingschap was eredienst in de Tempel onmogelijk. Een nieuwe
vorm van eredienst ontstond, een vorm met het patroon van de tempeldienst maar
zonder de daar voorgeschreven offers en met een sterk didactisch element:
onderwijzing en herinnering. Deze
twee elementen van de Joodse eredienst in de synagoge en de tempel vormden
samen de basis van de vorm of orde van de liturgie voor de vroege Christelijke
Kerk.
Naast de structuur of orde die het vroege Christendom
meenam uit de eigen Joodse traditie kan men ook de al bekende cycli van de
liturgie vinden de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse cycli
van de eredienst, die ook al deel waren van de Joodse traditie (zie het Oude
Testament). Handelingen 2:46 zegt: "Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind
samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun
maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.". De Apostelen
vervolgden hun Joodse eredienst praktijken in de Tempel en braken dagelijks het
brood. Dit laatste lijkt te wijzen op het dagelijks vieren van de Maaltijd van
de Heer. Deze regelmaat wordt bevestigd in Handelingen 3:1 waar Petrus en
Johannes naar de tempel gingen omdat het het uur van het gebed was. Niet alleen
vervolgden zij de praktijk van de Joodse eredienst, zij hielden ook de
liturgische cyclus aan van dagelijkse gebeden op vaste tijden van de dag naast
de hoogfeesten.
Christelijke eredienst vertoonde zo een op Christus gericht
patroon dat de traditionele structuur en inhoud van de synagoge-eredienst en
van de tempeldienst in belangrijke mate bewaarde, erfenis van wat in het eerste
deel van de Heilige Schrift al doorgegeven werd als Goddelijke inzetting.
Binnen deze basisstructuur vinden we de Oud en Nieuw Testamentische praktijken
van de doop en de Paasmaaltijd die de Maaltijd van de Heer werd (de twee door
Jezus Christus zelf volgens de evangeliën expliciet ingestelde sacramenten) en
de belangrijkste van de traditionele Joodse religieuze feesten (Pasen en
Pinksteren).
De continuïteit van tempel en synagoge eredienst praktijken
karakteriseerde de vroege Kerk en de synagoge vorm werd de basis eredienstvorm
voor de Christelijke Kerk. Deze structuur werd al tijdens de Nieuw
Testamentische periode aangenomen, terwijl de Kerk nog als een Joodse richting
beschouwd werd, een messiaanse sekte die in Jezus Christus geloofde. De fixering
van deze vorm vond plaats nog voor er niet-Joden in de Kerk toegelaten werden
en voor de verspreiding van het evangelie buiten Judea. Deze basisstructuur
moet dus al aangenomen zijn toen de 'heiden zending' begon rond 38 A.D.
Betreffende de Tempeldienst zijn twee zaken belangrijk om
te beseffen: 1. De tempeldienst was offerdienst. Het ritme van het geestelijk
leven werd gevormd door het vieren van de religieuze feesten met hun
bijbehorende offers, waarvoor in de heilige geschriften (in Exodus en Leviticus)
gedetailleerde instructies te vinden waren. 2. de aardse eredienst wordt gezien
als een weerspiegeling van de hemelse eredienst.
De Bijbel geeft beelden van hoe de hemelse eredienst eruit
zou zien. Die vinden we bijvoorbeeld in Jesaja 6, Daniel 7, en Openbaringen 4
en 5. Door sommigen wordt er van uitgegaan dat de aardse eredienst op grond van
zulke visioenen werd vorm gegeven, anderen gaan ervan uit dat de beeldvorming
in deze visioenen gebruik maakte van de voorhanden religieuze beelden. Exodus
25 tot 27 geeft gedetailleerde informatie over de aard van de tempeldienst,
compleet met de opbouw en aankleding van de tempel (met maten), instructies
voor de bouw van de Ark, de aankleding van de Tabernakel, details van de
priestergewaden, het gebruik van wierook, de aanwezigheid van een altaar, de
dagelijkse offers, het gebruik van zalfolie en het gebruik van beelden.
Exodus 25:17 begint met God's opdracht de Ark van het
Verbond te maken, met gedetailleerde instructies. Dit omvat ook de opdracht om twee
cherubijnen van goud te maken. "Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die
plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de
verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de
Israëlieten verlang". De genadezetel, of Ark van het Verbond werd gezien
als "de lege troon waar niets te zien was, op deze troon was God aanwezig
het enige object dat aanbeden werd in Israël... God sprak van tussen de
cherubijnen onzichtbaar aanwezig op zijn troon tot Mozes, Aaron, Samuel ...
tot Zijn volk. Hier werd het bloed van de verzoening elk jaar
gesprenkeld."
De originele Ark, die verdween in het ballingschap, bevatte
de Stenen Tafelen van de Wet. Dit werd aanzien zowel als de plaats van het
offer en de plaats vanwaar God sprak de plaats van communie. Dit is een van
de redenen dat men in de Orthodoxe Kerken twee cherubijnen aantreft achter het
altaar waarop het brood en de wijn worden geconsacreerd om het Lichaam en Bloed
van Jezus Christus te worden, die werd geofferd voor de mensheid. En tussen en
voor hen is het altaar waarop de communie plaatsvindt in de Eucharistie. Verder
staan op het altaar 7 kandelaars (zoals de 7 armige Joodse kandelaar, de
Menorah), het licht dat het teken van aanwezigheid van God is. Sommige van deze
elementen bleven in de Westerse Rooms-Katholieke Kerken, tot het Tweede
Vaticaans Concilie.
Deze elementen constitueerden de manier waarop eredienst en
offerdienst vastgelegd waren in de heilige schriften in Israël. Het offer stond
centraal: het offer van een dier om gunstig te stemmen en te verzoenen (eerherstel
te bieden) voor de zonden van Gods volk. De vroege Kerk geloofde dat de
offerdood van Jezus Christus en Zijn opstanding alle tempelofferdienst verving.
In zijn zelfoffer wordt Jezus Christus de genoegdoening voor alle zonden van de
mensen; Hij is het Lam van God, die de zonden van de wereld wegneemt (Johannes
1:29). Daarna was er voor Christenen geen noodzaak meer voor extra offers. Het
Goede Nieuws van Jezus Christus is dat zonden vergeven zijn in Hem, en in Hem zijn
Christenen verzoend met de Vader.
Waarom
dan doorgaan met de gewoonten en rituelen van de Tempel? Omdat ze naast
offerdienst ook gemeenschap omvatten en omdat ze door de Heilige Schrift
voorgeschreven waren. En omdat de tempeldienst vervuld is door Jezus Christus
gaat de Christelijke eredienst altijd door, op aarde en in de hemel voor de
troon van God. Aardse eredienst heeft een band met de eredienst van het
voorgeslacht dat samen met de engelen verenigd is in de hemelse eredienst.
Hebreeën 8 beschrijft bijvoorbeeld de rol van Jezus
Christus als de hemelse Hogepriester in tegenstelling met het Oud
Testamentische priesterschap. En 'liturgie' is het woord dat beschrijft wat de
Hogepriester doet. De passage luidt vanaf het eerste vers als volgt: "De
kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel
plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die
de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door
mensenhanden is opgericht. " (8:1,2). De eredienst van de hemel, de
liturgie, is door God zelf gevestigd. De brief aan de Hebreeën gaat dan laten
zien dat wat op aarde gedaan wordt zijn patroon moet ontlenen aan de hemel
zowel in het Oude als in het Nieuwe Verbond. Letterlijk: " Maar Jezus is
dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst (liturgie), in die zin dat hij
bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft
gekregen in betere beloften." (8:6).
Volgens de Bijbel is er eredienst in de Hemel en moet die
ons patroon vormen. Het oorspronkelijke Griekse in elke belangrijke vroege
tekst is 'leitourgos'. Het betekent liturgie, eredienst, op God gericht
dienstwerk. Het is duidelijk waarom de vroege Christenen doorgingen met hun religieuze
praktijk rond synagoge en tempel. Zij zagen eredienst als een Goddelijke
inzetting die vervuld was door Jezus Christus; in Hem was alles wat God in het
Oude Testament had beloofd vervuld. Het was vanzelfsprekend dat in hun
eredienst aan God door Jezus Christus de gelovigen de vormen die naar zij
geloofden door God zelf aangereikt waren bleven gebruiken.
Er was echter één belangrijke wijziging. De dierenoffers van het Oude Testament
waren overbodig geworden door het dienstwerk van Jezus Christus. Ze voltrokken
hun eigen traditionele liturgie zoals voorgeschreven in de Heilige Schriften.
Die traditionele liturgie maakte het werk van God in Jezus Christus
begrijpelijk. De Oud Testamentische eredienst praktijk, nu vervuld en een
nieuwe zin gegeven in Jezus Christus, werd de kern van de Christelijke
Eredienst als deel van het Nieuwe Verbond.
Als men zich realiseert dat Joodse eredienst liturgisch was
en de eredienst structuur leverde voor de vroege Kerk, en het Nieuwe Testament
met het oog hierop leest, dan wordt een andere kant van de zaak duidelijk. De
vroegste en duidelijkste verwijzing naar de liturgie is te vinden in
Handelingen, het boek dat het begin en de groei van de vroege Kerk verhaalt. De
kerk te Antiochië was de eerste niet-Joodse kerk buiten Jeruzalem, gevestigd
rond 38 A.D. toen Barnabas gezonden werd om daar te onderwijzen (Handelingen
11:25 v.). Handelingen 13 beschrijft het uitkiezen van Barnabas en Paulus voor
de eerste zendingsreis. Dit zal rond 46 A.D. plaatsgevonden hebben in wat toen
een stabiele en goed gestructureerde gemeenschap van gelovigen was.
Lukas verhaalt dat de roeping van Paulus en Barnabas het
werk was van de Heilige Geest en dat deze plaats vond tijdens de
"liturgie". De tekst zegt: "Op een dag, toen ze aan het vasten
waren en een gebedsdienst hielden (leitourgounton) voor de Heer, zei de heilige
Geest tegen hen: Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die
ik hun heb toebedeeld. "(Hand. 13:2). Lukas was arts en goed opgeleid.
Hij zegt dat de gemeenschap samengekomen was in de traditionele rituele
eredienst, ondersteund door vasten, toen de Heilige Geest sprak. In 46 A.D.
gebruikte deze vroege Kerk kennelijk de traditionele maar Christelijk ingevulde
liturgie. Dit was binnen zestien jaar na de opstanding van Jezus Christus. De continuïteit
van de eredienst tussen het Oude en Nieuwe Verbond lijkt hier duidelijk
aanwezig.
De meeste geleerden zijn het er over eens dat de structuur
van de Christelijke eredienst bijna direct afgeleid is van de Synagogale vorm
van Joodse eredienst. Het belang van de synagoge voor de Joden was vanwege een
historische gebeurtenis, de Babylonische ballingschap. Zonder Tempel om
eredienst en offerdienst in te houden waren vrome Joden gedwongen om bijeen te
komen rond hun oudsten en te luisteren naar het woord van God, om onderwijzing
te ontvangen en voor de eredienst aan God. Deze vorm werd behouden en
consolideerde na terugkeer uit de ballingschap en werd een normaal onderdeel
van het Joodse religieuze leven. De basis was ontleend aan de Tempeldienst, en
de diensten werden op dezelfde tijden gehouden als de Tempeldiensten.
De bouw en inrichting van een doorsnee synagoge geeft een
indicatie van wat er plaatsvond. Er waren duidelijke kenmerken. De eerste was
de zetel van Mozes, die weergegeven werd door de zetels waarop de rabbi's
zaten. Deze zetels stonden op een verhoogd platform dat bema genoemd wordt, dat
centraal was in de synagoge. Elke synagoge had een Ark, die beschermd was door
een voorhangende doek en waarvoor een zevenarmige kandelaar brandde de
Menorah. "De Ark in de synagoge bevatte de Schriften en verwees naar de
Ark van de Tempel, zoals het gebouw ook gericht was op Jeruzalem. Het
uiteindelijke brandpunt van de synagogale eredienst was het Heilige der
Heiligen in Jeruzalem, net zoals het brandpunt van de eredienst in de Tempel
het Heilige der Heiligen was."
synagoge
Lukas vertelt dat Jezus gewend was naar de synagoge te gaan
en dat hem gevraagd werd de profeet Jesaja te lezen (Lukas 4:16-30). Alfred
Edersheim reconstrueert de typerende volgorde: "Bij binnenkomst in de
synagoge, of misschien al eerder vroeg de overste van de Synagoge Jezus op te
treden als Sheliach Tsibbur (de vertegenwoordiger van het volk). Want, volgens
de Mishnah, werd van de persoon die het gedeelte van de profeten las in de synagoge
verwacht dat die ook voorging in de gebeden... Jezus beklom de Bema en begon de
dienst, staande achter de lessenaar, met gebed. De volgende gebeden werden
later in de Joodse traditie aan het begin gebeden:
"Gezegend zijt Gij, O Heer, Koning der wereld, Die het
licht gevormd heeft en de duisternis geschapen, Die vrede geeft en alles
schept; Die genadevol licht aan de aarde geeft en aan wie er op wonen, en in Uw
goedheid dag en nacht het werk van de schepping vernieuwt. Gezegend zij de Heer
onze God omwille van de glorie van zijn handwerk, en omwille van de licht
gevende lichten die hij gemaakt heeft tot zijn lof. Gezegend zij de Heer onze
God, die de lichten gevormd heeft.
Met grote liefde heeft U ons liefgehad, O Heer onze God, en
met veel overvloedig erbarmen heeft U zich erbarmt over ons, onze Vader en onze
Koning. Omwille van onze vaderen die op U vertrouwden, en Gij onderwees hen in
de regels van het leven, ontferm U over ons en onderwijs ons. Verlicht onze
ogen in Uw Wet; doe onze harten hechten aan uw geboden; verenig onze harten om
uw Naam lief te hebben en te vrezen, dan zullen we niet te schande komen te
staan, voor eeuwig. Want Gij zijt een God Die redding bereidt, en die ons
waarlijk nabij Uw Grote Naam gebracht heeft zodat wij U en Uw Eenheid liefdevol
prijzen. Gezegend zij de Heer, Die in liefde zijn volk Israël koos.
Hierna volgde (ten minste in de latere gebedenboeken) het
Shema (een soort geloofsbelijdenis), bestaande uit drie passages uit de
Pentateuch. Na dit gebed nam wie voorging (althans volgens de latere
gebedenboeken) plaats voor de ark en reciteerde zegeningen. Hierna werden bij
de dag passende gebeden gezegd. Na dit liturgische deel naderde de overste van
de synagoge de Ark en haalde de Wetsrol tevoorschijn. Op de Sabbat werd door
ten minste zeven personen een opeenvolgend deel van de Wet gelezen, altijd meer
dan drie verzen, gevolgd door een gedeelte uit de Profeten. Daarna volgde de
uitleg.
Hoewel de vondst in de Genizah van Cairo duidelijk maakt
dat de bewoordingen veel minder vast lagen dan voorheen gedacht werd, is het
mogelijk dat de volgende rubrieken al wel bestonden:
1.
Een serie gebeden aan het begin van de dienst,
met responsen van de gemeente.
2.
De Belijdenis. Na de openingsgebeden volgde een
belijdenis van God's trouw tegenover de ontrouw van de mensen.
3.
Voorbede.
4.
Schriftlezingen volgens een rooster..
5.
Uitleg en toepassing
6.
Zegening.
Vroeg-Christelijke kerken leken op de Joodse synagogen. In
de oudste Syrische kerken die opgegraven zijn is de zetel van Mozes de zetel
van de bisschop geworden, en de halfronde bank die er om heen staat is de
zitplaats van de Christelijke priesters. Net als in de synagoge zijn ze in het
midden van de gemeente gesitueerd. De bema is ook daar, niet ver van de Ark met
de Schriften, die nog steeds op zijn oude plaats is, niet ver van het einde,
maar enige afstand van de apsis. Er is nog steeds een voorhangsel en de
kandelaar staat er nog naast. De apsis
is echter niet meer naar Jeruzalem gekeerd, maar naar het Oosten, een symbool
van de verwachting van de wederkomst van Christus. In de Syrische kerk
bevat deze naar het oosten gerichte apsis nu het altaar, waar een tweede doek
voor hangt ten teken dat daar iets heiligs zich afspeelt.
Het paasfeest is een voorbeeld van een Joodse
eredienstpraktijk die door het sterven en opstaan van Jezus Christus een nieuwe
duiding kreeg die centraal staat in het Christendom. Op het Paasfeest, één van
de drie hoogfeesten van Israël, vierde het volk zijn verlossing door God uit de
slavernij van Egypte. Het feest omvatte het offer van een lam in de voorhof van
de Tempel, en het deelnemen aan de sedermaaltijd waarbij een deel van het
geofferde lam genuttigd werd. Dit lam deed herinneren aan de lammeren die in
Egypte geslacht werden; hun bloed werd op de deurposten en dorpels aangebracht
om de vernietigende engel tegen te houden. Meer dan enkel symbolisch, zorgt dit
geofferde lam weer een jaar lang voor de verlossing van het Godsvolk, terwijl
de sedermaaltijd het verhaal levend hield en een soort tafelgemeenschap vormde
tussen God en mensen. Om het paasfeest in relatie tot de tempel te kunnen
vieren probeerde elke vrome Jood dit zo vaak mogelijk in Jeruzalem te vieren.
Jezus was Jerusalem binnengegaan voor Pasen om zijn laatste
avondmaal met zijn discipelen te vieren. Ze vroegen om instructies voor het
bereiden van het Paasmaal (Joh. 13:1 en Mt. 26:17), en hij liet ze de
voorbereidingen treffen in de bovenzaal. Tijdens dit Paasmaal geeft Jezus een
nieuwe duiding eraan door de woorden die overgeleverd zijn als de
inzettingswoorden van het avondmaal.
Maar het avondmaal dat Jezus en zijn discipelen vierden was
niet de normale sedermaaltijd die immers niet op donderdagavond maar op
vrijdagavond, de vooravond van de Sabbat plaatsvond.
Omdat het laatste avondmaal plaats vond op Donderdagavond,
de dag voor het Paasfeest, was er geen geslacht lam uit de Tempel. Volgens
Johannes vond de dood van Jezus plaats op vrijdag terwijl de lammeren geslacht
werden in de Tempel (Joh. 18:28). Jezus werd inderhaast gekruisigd op Golgota
opdat men met een schone lei met het Paasfeest zou kunnen beginnen op de
vooravond van de Sabbat (vrijdagavond).
Lukas vertelt dat Jezus zijn discipelen aan tafel zei: "Ik
heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijd. Want ik zeg u, dat ik
het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het koninkrijk
Gods." (Lukas 22:15-16).
De lammeren die in de Tempel geslacht werden waren onderdeel
van het Oude Verbond; het Lam geslacht op het kruis is het Nieuwe Verbond in
Jezus Christus, de vervulling van de Wet en de Profeten. Jezus Christus, in het
offeren van zijn Lichaam en Bloed, is plaatsvervanger van het offerlam. In plaats
van het in de Tempel geofferde lam te delen, offert Jezus zichzelf op en
doorbreekt de kringloop van de offercultus. Zo kreeg door het sterven en
opstaan van Jezus Christus een Joodse eredienstpraktijk een nieuwe betekenis en
werd de Oude Verbond vernieuwd tot Nieuw Verbond. Zo werd de sedermaaltijd
getransformeerd tot Eucharistie. De vroege Christenen stelden dan ook dat de
Eucharistie hen verloste van de dood en gemeenschap gaf met God. Verlossing en
gemeenschap waren al kernpunten geweest en waren in Jezus Christus
overweldigend bevestigd.
Als het Laatste Avondmaal geen sedermaal was, wat was het
dan wel. Er is wel gepoogd het te verbinden met de Joodse traditie van de
berakoth. Dit Hebreeuwse woord betekent zegening. Net als het Griekse woord
eucharistia is het in de eerste plaats een proclamatie van het wonderbaarlijke
werk van God, en is het niet beperkt tot dankzegging voor de ontvangen gave.
Er zijn twee hoofdtypen berakoth in de Joodse traditie:
"De ene is een korte formule die snel stereotype wordt en enkel bestaat
uit lof en dankzegging, een
'zegening' in de engste zin. De andere is een meer ontwikkelde formule waarin
het smeekgebed plaats heeft,
hoewel steeds in een 'zegening' context. De eerste begeleidt elke actie van de
vrome Jood van zijn ontwaken tot zijn inslapen. De tweede heeft zijn plaats in
de Synagoge dienst ('s ochtend, 's middags, 's avonds) of in de
maaltijdgebeden, in het bijzonder bij de laatste beker die door alle deelnemers
gedeeld wordt."
Deze maaltijd berakoth werd van speciaal belang geacht voor
het begrip van de ontwikkeling van de Eucharistie. In principe zou het vereist
zijn voor elke Joodse maaltijd, en deel van de inhoud was de verwachting van
het messiaanse feestmaal. De maaltijd werd voorafgegaan door verplichte
reiniging van de handen, gevolgd door het drinken van de eerste beker wijn door
iedere deelnemende persoon met de volgende zegening:
"Gezegend zijt Gij, Heer onze God, Koning van het
heelal, die ons de wijn van de wijnstok geeft."
De maaltijd begon dan met de vader van het gezin, of de
belangrijkste van het gezelschap, aan het hoofd, die het brood brak dat aan
ieder gegeven werd met de volgende zegening:
"Gezegend zijt Gij, Heer onze God, Koning van het
heelal, die het brood voortbrengt uit de aarde."
Na de maaltijd nodigde degene aan het hoofd met een beker
wijn gemengd met water de anderen uit om te delen in zijn dankzegging met de
woorden:
"Laat ons de Heer, onze God, dankzeggen."
En de aanwezigen antwoordden:
"Gezegend hij wiens vrijgevigheid ons voedsel gegeven
heeft en wiens goedheid ons het leven gegeven heeft."
Daarna psalmodieerde degene aan het hoofd een serie
berakoth (veelal drie), waarvan de eerste herinnerde aan Mozes en een zegening
was vanwege de voeding. De twee herinnerde aan Jozua en was een zegening
vanwege het beloofde land. De derde herinnerde aan David en Salomo en was een
smeking dat het scheppende en reddende handelen van God vroeger zou voortgaan
en vernieuwd worden en zijn uiteindelijke vervulling vinden in de komst van de
Messias en de vestiging van het Koninkrijk van God. Fr. Bouyer is een van degenen
die hier het patroon van de Eucharistie in herkennen.
Er werd vanuit gegaan dat de gebeden die pas in de loop van
het eerste millennium opgeschreven werden, eeuwenlang onveranderd mondeling
overgeleverd werden. Nu de vondst in de Genizah in Cairo heeft laten zien dat
dat niet zo is, kunnen de Joodse tradities van later datum niet meer woordelijk
van toepassing geacht worden op de tijd van Jezus.
Toch is het duidelijk dat de Eucharistie tegen de
achtergrond van de toen heersende Joodse eredienst vorm kreeg en in het begin
bijna uitsluitend qua nieuwe inhoud zich ervan onderscheidde.
Eredienst in de Vroege Kerk
De eerste Joden die geloofden in Christus hielden de
traditie van hun voorouders in ere en namen deel aan de eredienst zowel in de
Tempel als in de synagoge. Hier voegden zij typisch Joodse gebruiken toe, die
in feite omgevormde Joodse gebruiken waren. Deze omvatten de Doop, de Viering
van de Maaltijd van de Heer (de Eucharistie), de Agapè viering (gewone maaltijd
met zegen), en andere. De doop bestond al in de Joodse religieuze praktijk
(speciaal voor bekeerlingen) als een persoonlijke bekering. De Doop werd, net
als de Maaltijd van de Heer, omgevormd zowel qua vorm als inhoud door Jezus
Christus. De doop werd meer dan berouw om zonden, het gedoopt worden in de Naam
van de Drieëenheid verleende ook vergeving en inlijving in het Lichaam van
Christus, de Kerk. De Doop werd de eenmalige initiatierite waardoor men de H. Geest
ontving en deel ging uitmaken van de Kerk.
Zo hielden de eerste Christenen de door de tempeldienst
aangegeven gebedsuren en namen ze deel aan de eredienst in de synagoge. En op
de eerste dag van de week kwamen ze op een andere manier samen.
Herkomst van de agapè-viering
De eerste christenen kwamen bij elkaar thuis, in de
zogenaamde huiskerken, en brachten zelf brood en wijn mee (mogelijk ook andere
gaven). Zij gaven dat af voor het begin van de viering of droegen het aan bij
het klaarmaken van de Tafel.
Slechts een deel van het meegebrachte brood werd gebruikt
en wat overbleef kreeg een diaconale bestemming. Men vertelde elkaar verhalen
over Jezus Christus en vierde er de agapè-maaltijd. (agapè is het griekse woord
voor liefde). Een agapè-maaltijd drukt de liefdevolle verbondenheid uit van
alle aanwezigen met Jezus Christus en met elkaar. Men sprak een eenvoudig
dankgebed uit en vroeg daarmee Gods zegen over brood en wijn.
In een latere periode werd een onderscheid gemaakt tussen
de gezamenlijke maaltijd en de rituele viering met offerkarakter en zegengebed.
Tot het jaar duizend gebruikte men tijdens de viering brood dat ook thuis
tijdens de maaltijd op tafel stond, later werd dit gewone brood vervangen
door hosties. Geleidelijk aan is het (eenvoudige) dankgebed uitgegroeid tot het
eucharistisch gebed en ontstaat de vorm van eucharistie zoals wij die nu
kennen.
Gebed om Jezus in deze Kersttijd in het middelpunt van ons leven te stellen
Heer we aanbidden U gedurende dit seizoen van Kerstmis.
Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons
gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor
eeuwig, Vredevorst. 6Groot
is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn
koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu
af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit
bewerken. (Jesaja 9:5-6)
We kiezen ervoor om U in het midden van ons gezinsleven te
plaatsen en we vieren Uw geboorte. Houd ons ver van verstrooiing en entertainment
en help ons U uit te nodigen in al onze gezinsactiviteiten. Leer ons bidden en
help ons U te verheerlijken en aanbidden in ons gezin gedurende deze drukke tijd
in het jaar, maar ook doorheen het hele jaar.
Geef
ons de Geest van wijsheid en openbaring om Jezus waarachtig te kennen. (Efeziërs
1:17)
Dank U om Immanuel God met ons te willen zijn. Open onze
ogen om dit elke dag te beseffen als we met anderen bezig zijn.
Wrok, gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek,
kortom alle boosaardigheid moet bij ons verdwijnen, zodat we goed zijn voor elkaar
en hartelijk. We moeten elkaar vergeven zoals God ons vergeven heeft in
Christus. (Efeziërs 4:32)
Toon ons creatieve wegen om buiten ons gezin lief te hebben
en zorg te dragen voor anderen. Vervul ons met Uw overvloedige liefde voor
degenen die dreigen verloren te gaan. Leer ons daden van goedheid te stellen
voor degenen die in nood zijn. Moge ons gezin een verfrissing en licht zijn
voor de anderen. We vragen U om redding te schenken aan degenen in ons gezin
die U niet kennen. Open hun hart voor
U grote liefde voor hen. Help ons Uw Waarheid te delen en Uw licht te zijn. U bent
de Redder van de wereld. We houden van Uw Woord en kiezen om het Woord het
middelpunt van ons gezinsleven te zijn.
Want
het woord van God is levend en krachtig. Het is scherper dan een tweesnijdend
zwaard en dringt door tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en
merg. Het ontleedt de bedoelingen en gedachten van de mens. (Hebreeën 4:12)
We verlangen om ons geestelijk in overeenstemming te
brengen met U en met Uw Woord en dat elke dag. We willen bidden en een groter
geloof en gehoorzaamheid tonen in ons leven voor Uw goddelijke Wil. We verheugen
ons om Uw geboden te volgen zoals iemand die een grote rijkdom bezit. We overwegen Uw geboden en beschouwen Uw wegen. We
zullen Uw Woord niet negeren. Open onze ogen zodat we wonderbaarlijke
dingen zien in Uw wet. We lopen op het pad van Uw geboden, want U hebt onze
harten bevrijd. (Psalm 119)
Leer ons om Uw Woord te verkondigen zowel in ons gezin als
bij onze vrienden, school en werkplaats. Help ons de profetische beloften te
verkondigen en de goddelijke wetten. We willen de levengevende kracht van Uw
Woord ervaren op dagelijkse basis in ons gezin. Toon ons de waarheid van Uw
Woord en breng het tot leven door ons gebed.
Moge Jezus
ons innerlijk oog verlichten om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij ons
roept, hoe rijk de heerlijkheid van zijn erfdeel temidden der heiligen en
hoe overgroot zijn macht in ons is die geloven. (Efeziërs 1:18-19)
Gegroet, mijn lieve kinderen. Jullie denken aan mij in deze
tijd, in mijn feesten en verschijningen. Daarom vraag ik jullie: open jullie
hart aan mij, zodat ik het kan vullen met de zegeningen van mijn Zoon. Nu meer
dan ooit moeten jullie dicht bij de H. Eucharistie zijn.
Zonder het leven dat Jezus geeft met zijn Lichaam, zullen
jullie verloren gaan. Ja, mijn kinderen, het ware leven is niet dat van het
lichaam, maar het geestelijk leven dat nooit eindigt. Net zoals jullie je
sterfelijk lichaam voeden, moeten jullie nog meer de Geest voeden, die jullie
zal toelaten om in het eeuwig leven binnen te gaan.
Lieve kinderen, de liefde die God voor jullie heeft is
onvergelijkbaar met iets. Zoek om deze grote liefde te verdienen. Vecht tegen
Satan, die jullie nooit alleen laat, die de mensheid wil vernietigen en jullie
laten hem dikwijls doen.
Luister niet naar hem in bekoringen. Weersta hem. Wat hij
jullie toont als wenselijk is exact wat voor jullie de poorten van de hel
opent.
Mijn kinderen, zorg ervoor dat het niet te laat is. Kom
regelmatiger naar mij. Mijn Zoon luistert en zegent jullie verzoeken, vooral
wanneer ze uit de grond van jullie hart komen.
Bid voor zijn Lichaam in aanbidding, laat Hem jullie
moeilijkheden weten. Hij zal naar jullie luisteren en het verhoren als jullie
het vragen voor het goed van jullie gezinnen. Lieve kinderen, het gezin werd
zwaar op de proef gesteld. Er is in het gezin geen onbaatzuchtige liefde meer.
Er is geen eenheid meer, uit gebrek aan liefde.
Ik zeg het jullie, jullie hebben nog tijd. Vertrouw mij
jullie kleintjes toe; bid voor hen, anders zullen ze geen toekomst hebben. Ik
houd van jullie, Ik bemiddel voor jullie, maar jullie, moeders, moeten vooral de
offers voor jullie kinderen aan mij aanbieden en ik beloof jullie dat jullie
niet teleurgesteld zullen zijn.
Ik houd van jullie, Ik zegen jullie, Ik druk jullie aan
mijn Onbevlekt Hart.
Maria, Moeder van de Kerk
5/12 Onbevlekte
Maria
Mijn lieve kinderen, ik accepteer jullie lied dat jullie
aan mij hebben toegewijd. Vandaag is het werkelijk een voorbereiding voor de
herdenking aan mijn Onbevlekte Ontvangenis. Lieve kinderen, deel met mij de
gave van zuiverheid. Vandaag is dit niet langer de mode, maar ik verzeker
jullie dat voor Mijn Zoon jullie zuiverheid en kuisheid zeer na aan Zijn hart
liggen.
Jullie willen geen smet op jullie klederen; net zoals voor
ons moet jullie ziel zonder zondesmet zijn, en omwille van die reden moeten
jullie vragen om de gave van zuiverheid.
Jullie land (Italie) wordt nog steeds meer bedekt met
rottigheid, en hoewel jullie begrijpen dat er een negatieve verandering is in
jullie dagelijks leven, doen jullie er niets aan om jullie situatie te
verbeteren.
Keer je tot mij in moeilijke momenten en tezamen zullen we
zovele fouten herstellen. Verlies geen tijd meer. De tijd wordt onverbiddelijk
verkort en uitstel is niet goed. Ik ben bij jullie en herinner jullie er altijd
aan dat elke tijd de geschikte tijd is. Het hangt enkel van jullie af of jullie
er een goed gebruik van maken of niet.
Luister naar mij. Zoek om elke dag een beetje beter te
worden en jullie zullen beseffend at het niet zo moeilijk is om de wil van God
te doen. Wat de H. Drie-eenheid het meest plezier doet is iedereen naar het
hemels doel te brengen.
Jullie leven zal jullie vreugde, genade en liefde brengen
als jullie in zuiverheid leven. Weersta bekoringen. Wees sterk en alles zal
minder ingewikkeld lijken voor jullie. Ik houd van jullie en help jullie in
gebed om de vele hindernissen te overwinnen dat onmogelijk zouden zijn om op
jullie eentje te overwinnen.
Laat ons Satan verslaan. Ik ben bij jullie precies om
jullie te helpen sterk zijn, ware overwinnaars tegen al het kwaad. Ik wacht op
jullie voor het altaar op de dag van mijn feest om jullie zegening en genade te
brengen.
Reactie
op het Urbi et Orbi van Paus Franciscus (Het Laatste Nieuws)
Goede
oproepen van Paus Franciscus :
·
De viering van de geboorte van Jezus Christus
·
Eraan herinneren dat we een goede Vader hebben
·
Wat is belangrijker dan materiele rijkdom in
het leven : liefde, naastenliefde, eenvoud
·
Globale oproep tot broederschap onder de
volkeren en vreedzaam samenleven tussen mensen van verschillende landen,
culturen en religies
·
Vervolgde christelijke minderheden en
bevolkingen die het slachtoffer zijn van ideologische, culturele en economische
vormen van kolonisatie, helpen
·
Degenen die geen toegang hebben tot voedsel,
gezondheidszorg en onderwijs helpen
·
Overweging over de onverzadigbare hebzucht van
de mens en hoe we hier ons moeten van afkeren
·
De tegenstelling in herinnering brengen aan
degenen die het goed hebben tegenover degenen die in de miserie verkeren
Maar
dit is niet genoeg. Hier heb je ineens de redenen waarom Jezus de Kerkleiding
in het Vaticaan zal zuiveren tot op het bot. Hij zal toelaten dat het tot
bloedens toe gebeurt om ervoor te zorgen dat alle kwaad eruit is. De Kerk
waarvan Hij het fundament is, zal opgebouwd worden door de gelovige, trouwe
menigte van biddende mensen, die Zijn Wil doen.
Ik zet geen kerstboom dus maakt het mij niet uit . als je
vandaag die dingen naar voor brengt ben je even hypocriet als de kerk want een
jaar telt 365 dagen en niet 1 dag. en wat die man in rome verteld is misschien
waar , maar ik geloof misschien nog meer dan die man of u zonder dat ik daar
symbolen voor nodig heb , denk daar maar eens over na.
De
hypocrisie in de kerk is inderdaad te veel eraan. Het zijn ook niet perse degenen
die vooraan in de kerk zitten die “goed” zijn.
Met een klein pensioentje is het nochtans niet gemakkelijk
om onverzadigbaar te zijn. Maar daar zal die paus natuurlijk niets van snappen.
Het
Vaticaan heeft inderdaad geld en goederen, zij moet het goede voorbeeld geven.
Hij heeft gelijk, maar dan op voorwaarde dat alle
godsdiensten afgeschaft worden. Om te beginnen de katholieke kerk en de islam.
De
mensen zijn het geloof in het instituut Kerk verloren. De Kerk moet leiders
hebben die het goede voorbeeld geven: geen pedofilie en homoseksualiteit door
de vingers zien en de daders een hand boven het hoofd houden.
Geef de gestolen rijkdom terug aan de rechtmatige eigenaars
en spreek dan over armoede
De
geschiedenis van het instituut Kerk is niet rooskleurig. Veel goede mensen zijn
opgelicht en beroofd door de inhalige elite die in de Kerk zat en misbruik
maakte van haar positie als Kerk.
Laat ze dan allemaal binnen in Vaticaanstad…
Inderdaad,
er is geen enkele migrant te zien in het Vaticaan. Hoe kunnen ze dan de
problematiek snappen. Het zal pas zijn als paus Franciscus het mes op de keel
gezet wordt door een islamiet, dat de paus het zal snappen. Hoe kun je mensen
helpen als zij je zo snel mogelijk de wereld willen uithelpen, geld en goederen
afpakken en een kalifaat met sharia willen stichten?
Akkoord maar dan moeten ze niet naar hier willen komen.
makkelijk praten vanuit je ivoren toren... trouwens onze
politiek blijft maar armoede importeren. We moeten steeds meer, hetzelfde
delen. Logisch dat dan armoede stijgt.
Zwaar bewapende politie agenten moeten de veiligheid van de
middernachtmis garanderen aan de Notre-Dame in Parijs. Iedereen wordt gescand.
Verscheidenheid van mensen is een rijkdom!
meschien eerst eens binnen hun eigen gemeenschap beginnen
.......
De pauselijke zegen Urbi et Orbi: we zijn er vet mee.
Beseft de paus wel dat het Vaticaan onmetelijk rijk is geworden door hebzucht,
onverzadigbaarheid, oplichting, leugens, afpersing, vriendjespolitiek met de
wreedste dictators en misbruik van de goedgelovigheid van gewone mensen?
Was ik paus, ik zou onderwijs promoten zodat elk individu
kan nadenken over zijn.haar lot en inzicht verwerven over zijn./haar situatie
en beslissingen nemen (gezinsplanning?). Hij mikt alleen op solidariteit.
Solidariteit is voorbijgestreefd. Ruilen is gezond.
de grootste hebzuchtige was wel de kerk , die heeft ervoor
geroofd en gemoord , dus is ze hypocriet.
En multiculturele samenleving werkt NOOIT
beste paus, dat klopt, maar alleen op voorwaarde dat ook
die anderen dan verscheidenheid als een rijkdom zien, en niet als een te
overheersen of terroriseren heidendom.
Die paus lijkt wel een verloren gelopen socialist. Hij zal
wel anders piepen als zijn kerk verdwijnt in de EU en vervangen wordt door
moskeeën. Het einde van zijn kerk!
Hij mag eens een tijdje in Molenbeek gaan wonen
Zegt diegene die omringd is door goud en paleizen. Wat een
circus...
dat is dan DE kerk die destijds in afrika ging verkondigen
om voorbehoedsmidelen te verbieden en dan zagen om de kloof tussen rijk en arm
Zolang
de Kerk niet de moeite doet om abortus uit de wereld te helpen. Erop te wijzen
dat voorbehoedsmiddelen geen oplossing zijn voor aids, maar dat er een
mentaliteitsaanpassing nodig is, zal God blijven straffen uitdelen.
Als het Vatikaan een deel van zijn rijkdom zou besteden aan
noodlijdenden overal op de wereld, in plaats van er steeds over te prediken,
dan zouden er véél minder problemen zijn...
En het Woord is vlees geworden en kwam om onder jullie te
leven. Onder jullie, mijn kinderen, jullie die nog niet begrepen hebben welke
grote gave jullie gekregen hebben.
Mijn Zoon heeft zijn leven voor jullie gegeven. Begrijpen
jullie dit grote mysterie? Voor jullie allen heeft Hij zich laten kruisigen,
voor elk van jullie, en hoe bedanken jullie Hem? Door Zijn Wil niet te doen.
Mijn kinderen, zo niet.
Denk
ten minste gedurende deze dagen dat Zijn Komst voorafgaan aan Hem, denk er
eerst aan Hem vergeving te vragen.
Vergeving voor jullie kleine geloof, vergeving voor al het
kwaad dat jullie, kinderen, doen aan elkaar, vergeving voor al de
godslasteringen tegen Zijn Vader, vergeving voor de natuur dat jullie
vergiftigen.
Mijn kinderen, jullie leven in deze dagen alsof Mijn Zoon
Zijn leven niet had gegeven met als enig doel voor jullie de deur van Zijn
Koninkrijk te openen, dat anders na de zonde van jullie eerste ouders voor
altijd gesloten was gebleven.
Ik dring aan op jullie redding, berouw te hebben over
jullie kwaad en goed te doen. Ik ben bij jullie, maar als jullie je hart niet
openen voor mij, kan ik jullie er niet toe dwingen. Besef tenminste in deze
periode dat enkel uit dat arme kribbetje jullie redding zal komen.
Aanroep de H. Geest, die jullie doet begrijpen hoe uit dat
kleine Kind onontbeerlijke genade komt. Ik heb jullie altijd getroost en jullie
geholpen temidden van onzekerheden door jullie kracht en moed te geven. Nu vraag
ik jullie je hart voor mij te openen. Laat Mijn Zoon jullie herstellen.
Ik zegen jullie, ik dring erop aan omdat het voor jullie
goed is en dat van jullie broeders en zusters. Jezus is altijd klaar om te vergeven.
Maria, Moeder van Jezus
16/12 Jezus, jullie Jezus
Ik wil je leven niet, Ik wil je hart. Heb Ik je misschien
niet verteld niet de chemo te ondergaan? Je hebt mij slechts een gedeelte
gehoorzaamd.
Het is nu dat je eindelijk begrijpt wat het betekent om
zich te geven aan Mij, om je volledig aan Mij toe te vertrouwen. Ik ben het Leven, niemand anders. Ik ben vreugde, Ik
ben eeuwigheid.
Offer jezelf op. Voor
de jeugd is deze tijd ernstig. Nu dat je begrepen hebt wat het betekent jezelf
te geven. Geef me volledig je hart, je ziel, je geest, je hele zelf voor de
jeugd, en Ik zal naar je luisteren.
Laat jezelf liefde
zijn. Daaruit
zal hulp komen voor jou. Kom en volg Mij, laat de wereld aan degenen die de
wereld liefhebben. Je bent enkel van
Mij. Ik heb je gevormd naar Mijn beeld en gelijkenis. Ik wil
je enkel voor Mij. Luister goed naar Mij, omdat enkel degene die oren heeft om
te horen, zal luisteren.
Ik heb je gekozen en heb je altijd de vrijheid gegeven om
Mij te volgen of niet. Nu begrijp je uiteindelijk wat het betekent geloof te
hebben. Tot je Mij je hart geeft, heb je geen geloof.
Nu ben jij en Ik een met mijn Vader. Eindelijk heb je Mij
laten binnenkomen. Nu ben je mijn heilige tempel. Mijn dochter, zoek om je
broeders en zusters te doen begrijpen dat Ik Liefde ben. Ik wil niet de dood
van mijn kinderen, maar het leven.
Ga nu, doe Mijn wil en je leven zal volledig veranderen. Ik
houd van je en spoedig zal in onder jullie neerdalen met Mijn Moeder. Ik bied je Mijn Hart. Wie wil kan binnengaan. Wie
Mijn wil doet, zal Mijn Koninkrijk toebehoren. Ik houd van jullie.
24/12 Jezus, de Redder : Mijn dochter, hoe kun
je zeggen Jezus, waarom luister je niet naar onze gebeden? Je weet zeer goed
dat Ik oneindige goedheid ben. Laat de Schriften vervuld worden. De mens
beslist over zijn toekomst en Ik kan hem niet stoppen.
Het is Judas die Mij nog steeds verraadt. Het
hart van de mens is een brandende oven van goddeloosheid, nijd, jaloersheid,
hebzucht; hij pleegt elk soort zonde tegen Mij.
Hij blijft zich in de plaats van God stellen,
vandaag nog meer dan gisteren. Hij begrijpt nog niet dat hij geboren werd uit
mijn Heilige Wil. Wees in brede, omdat alles opnieuw de plaats zal innemen waar
het hoort.
Bid en zorg dat anderen bidden. Je bent zeer
ontstemd over het kleine jongetje dat werd gedood bij zijn besnijdenis.
Onthoud, dat zelfs hij werd geboren uit de Wil van God en nu zijn van zijn
ontstaan geniet.
Bid in de plaats voor zijn moordenaars. Judas
slaat nog steeds toe; hij heeft de capaciteit om het te doen voor nog een klein
tijdje. Deze nacht zal je opnieuw Mijn Geboorte herdenken. Wel, richt je dan
tot die Kleine Jezus met je gebed vanuit je hart. Bid dat hij vlug terugkeert
om vrede te brengen aan zijn lijdende kinderen.
Respecteer Gods tijd, heb vertrouwen, omdat
enkel in geloof en vertrouwen je ware vrede zult vinden. Ik houd van jullie en
zal niet toestaan dat jullie buiten mijn Wil lijden. Prijs vannacht het Kleine
Kind die de Brenger is van Vrede en Liefde.
Ik houd van Mijn kudde en zal niet toelaten dat
er nog meer verloren gaan dan Mijn Vader toelaat. Moge Mijn zegen neerdalen op
al Mijn mensen die aan het wachten zijn.
Geliefde kinderen van God : Ik vind mij omhuld in de liefde
die door het Goddelijk Kind wordt uitgestraald in de Geboorte van de Koning
der Koningen en de Heer der Heren,. De Hemelse koren zingen wat de Schepping
in een respectvolle stilte van stille aanbidding doet:
GLORIA IN EXCELSIS DEO, ET IN TERRA PAX HOMINIBUS
BONAE VOLUNTATIS. GLORIE
AAN GOD IN DEN HOGE EN VREDE OP AARDE AAN DE MENSEN VAN GOEDE WIL. (Lucas 2:14)
Ik kijk naar het Goddelijk Woord dat vervuld wordt en vooral
dat de weerloze Godmens beschermd wordt door al Gods Engelen. DAT DE WEGEN WORDEN VOORBEREID, WANTDE REDDER IS GEKOMEN!
De Redder zal, tot het einde der tijden, permanent Zijn
kinderen blijven oproepen zodat ze accepteren om gered te worden en dat Zijn
Overgave niet voor niets was.
De mensheid is gezuiverd omwille van een gebrek aan
gehoorzaamheid en nederigheid Hoe moeilijk is het voor de mens om naar zijn
eigen fouten te kijken en te de Liefde van alle liefdes in zijn broeders te
zien!
DE
MENS ZOU MOETEN BANG ZIJN DAT HET GEBREK AAN LIEFDE VOOR ZIJN NAASTE, HET
GEBREK AAN NEDERIGHEID, HET GEBREK AAN GELOOF HET LICHT VAN DE PERSOONLIJKE
LAMP DOOFT.
Mens, ogen die verduisterd zijn door hoogmoed en
koppigheid zijn hinderpalen zodat de oogzalf van Goddelijke Liefde de ogen van
degenen die nooit voldoening vinden voor hun redenering, voor hun intellect,
niet kan zuiveren. Deze stenen harten zullen dan ook sterk gepolijst worden.
De Grote Schepper wil niet dat iemand van Zijn kinderen
verloren gaat, en daarom wordt aan de geleerden niet gegeven wat aan de
eenvoudigen en nederigen van hart gegeven wordt, omdat sommigen er nooit zullen
toe komen om het Licht van God in een nederig schepsel te erkennen. Maar de
nederige zal degene erkennen die zoals hem, het Goede Nieuws brengt. Mensen
kijk, sluit jullie ogen niet want de nacht valt!
DE
VIJANDEN VAN DIT GODDELIJK KIND ZULLEN IN VERWARRING GEBRACHT WORDEN TOT HET
PUNT VAN UITPUTTING, OMDAT ENKEL EN ECHT ENKEL DEGENEN DIE LIEFHEBBEN IN GEEST
EN WAARHEID HET LICHT VAN DEZE KONING ZULLEN VINDEN, DIE ZONDER AARDS PARADIJS
DE HELE SCHEPPING BEZIT.
Er komen gebeurtenissen die het hart van de mens als in
duisternis zal houden zonder duisternis te zijn en in verwarring, uit angst dat
hij zou moeten erkennen hoe eindig hij is. De mens geeft de voorkeur eraan om geïsoleerd
te blijven uit angst om toe te geven dat hij God nodig heeft in zijn leven, hij
weigert te leren uit angst om te accepteren wat van God komt.
DE KONING DER KONINGEN IS GEKOMEN, ALS EEN KIND
DAT GEVOED WORDT DOOR ZIJN MOEDER EN ONZE LIEFDE VERWARMT HEM. O AANBIDDELIJKE
GOD, U KUNT ALLES VERWEZENLIJKEN, U BENT ALLES, U WEET ALLES EN U KENT DE ORDE
VAN DE SCHEPPING EN DEZE REAGEERT DAAROP. ENKEL DE MENS, DIE U HET MEEST LIEFHEBT,
VERWERPT UW LIEFDE EN AANVAARD NIET DAT HIJ GECORRIGEERD MOET WORDEN,
INTEGENDEEL, HIJ KOMT ERTOE U TE VERGETEN EN RICHT ALTAREN OP IN ZIJN HART OM
ZICHZELF LIEF TE HEBBEN.
Hoe beperkt is de mens die zonder
breedte, zich uitstrekt waar hij niet zou mogen en zondergrenzen, overschrijdt waar hij niet zou
mogen! Het houdt zijn spiritualiteit tegen en hij is niet in staat te transcenderen buiten het
zichtbare.
Hoezeer zou ik willen zien dat de
mens in zijn geest groeit en de hoogten van de ware Wijsheid van de Heilige
Geest bereikt, zonder de groei te stoppen, waarnaar hij zou moeten verlangen
omdat hij gelooft in de Almachtige God, Schepper van Hemel en Aarde, van het
zichtbare en onzichtbare!
Mens, kijk naar Degene die is
gekomen om jullie te redden! Sluit de deur niet, draag het geloof, zeg: Ik
geloof in de Almachtige God, Schepper van Hemel en Aarde Zeg het, belijd het met
het woord, dat het Woord niet werd geschapen, maar reeds bestond van in het
begin. Vergeet niet dat in het begin God de Hemel en de Aarde heeft geschapen
door het Woord dat bij God was, het was God. (Joh 1:1)
God, die de mens heeft geschapen, kwam niet naar de mens
als zondaar, maar Hij heeft de zondaar gered, de zondaar die wenst gered te
worden.
MENSHEID,
VERWELKOM DE REDDING, WEES ELK EEN LAMP VAN GEBED EN PREDIKER VAN HET GODDELIJK
WOORD, WEES ELK EEN BROEDER IN GEEST EN WAARHEID.
Elk gebed is licht, elk gebed is naastenliefde, elk gebed
is broederlijkheid. Elk amen is licht, elk amen is een ja, elk amen is liefde.
Elke Mis die waardig wordt opgedragen en elke communie die waardig wordt
ontvangen wordt uitgebreid tot het geschapene.
Redding is voor de hele Mensheid en elke daad ten gunste
van deze kennis is licht dat zich uitbreidt en herstel brengt. Voor de Hemelse
Troon is een daad ten gunste van mensen van goede wil, deze die bemiddelt voor
zijn broeders.
WE
BESCHERMEN JULLIE, WE STAAN IN VOOR DE MENSHEID EN WE KIJKEN MET DIEPE
DROEFHEID NAAR DEGENEN DIE NIET GEESTELIJK INSTAAN VOOR HUN BROEDERS EN NAAR
DEGENEN DIE REDDING MINACHTEN.
Mensen van goede wil, stop niet, stop niet en belijd : Ik geloof in de Almachtige
God, Schepper van Hemel en Aarde
DIT
GODDELIJK KIND IS WEDERGEBOREN IN DE NEDERIGE HARTEN, IN DEGENEN DIE WENSEN HEM
TE KENNEN, BIJ DAGERAAD OF BIJ VALAVOND. DIT GODDELIJK KIND IS GEBOREN UIT DE
MAAGD MARIA EN ROEPT JULLIE OP TOT BEKERING.
Bid,
mensen van goede wil, want de aarde beeft. Het Volk van God bidt en roept,
biedt eerherstel en handelt, bemint met Goddelijke Liefde in de eenheid van de
Heilige Harten.
Wees gezegend voor jullie werken,
H. Aartsengel Michael
3 X WEES
GEGROET ONBEVLEKTE MARIA, ZONDER ZONDE ONTVANGEN
Luz de
Maria
Broeders : Ik luisterde naar de H. Aartsengel
Michael, die de stem was van de schoonheid van gehoorzaamheid. Hij was
vastberaden en tegelijk zacht die degene die trouw is aan God moet hebben voor
alles. Hij deed me de sublieme eeuwigheid van de Geboorte van Onze Redder beleven,
met eenvoudige woorden, maar diepgaand, en het is een oneindige gebeurtenis
waarin de Eeuwige Vader zich aan de mens gaf.
Geloof ik? Ik geloof, en wat denk jij?
We moeten dit persoonlijk beantwoorden voor het Goddelijk
Kind, die zonder te spreken het Eeuwig Woord is en alles weet.
We zijn gezegend om dit Woord te ontvangen van zon grote Aartsengel,
gelovig, gehoorzaam, nederig, maar de grootste omdat hij God in God heeft
erkend.
Broeders: laat ons deze Heilige Geboorte van Onze Koning
beleven, zonder te vergeten dat onze broeders rond de wereld leven. Laat ons
naar hen gaan met onze liefde, met ons geweten en met: Ik geloof in de
Almachtige God dat ons geloof bevestigt, verenigd met de wensen van Onze
Heilige Moeder.
DE VIJANDEN VAN DIT
GODDELIJK KIND ZULLEN IN VERWARRING GEBRACHT WORDEN TOT HET PUNT VAN UITPUTTING,
OMDAT ENKEL EN ECHT ENKEL DEGENEN DIE LIEFHEBBEN IN GEEST EN WAARHEID HET LICHT
VAN DEZE KONING ZULLEN VINDEN, DIE ZONDER AARDS PALEIS DE HELE SCHEPPING BEZIT
In deze tweede periode van de Advent waarin we
worden opgeroepen om deel te nemen in de vreugde van de geboorte van onze
Redder, verrast OLVrouw ons, en zoals de lucht zich vrijelijk verspreidt, zo
spreekt ook onze Moeder tot ons en raakt ze direct onze harten.
En in ons hart spreekt ze direct tot elk van
ons persoonlijk en vraagt ons om binnen te gaan in de Liefde van het Goddelijk
Kind Jezus, in die oneindige Liefde waarmee hij met Zijn blik op voorhand redding aanbiedt aan zielen.
Onze Moeder komt opnieuw ons ontmoeten en leidt
ons ertoe gevoelig te zijn voor hetgeen rond ons, broederlijk te zijn, bewust
te worden van de theologische deugen van geloof (22 december), hoop (23
december) en naastenliefde (24 december), en Ze leidt ons op subtiele wijze
ertoe haar voorbeeld te overwegen om in de voetstappen van Haar Goddelijke Zoon
te treden. (Luz de Maria)
Geliefde kinderen van Mijn Onbevlekt Hart:
DE
HERINNERING AAN DE GEBOORTE VAN MIJN ZOON NADERT, EN IK WIL MIJN KINDEREN
VERENIGEN IN 1 HART MET EENSGEZINDHEID EN DAAROM IN GROTERE GEESTELIJKE KRACHT.
De eenheid van het Godsvolk is onmisbaar op dit ogenblik:
kennis is noodzakelijk de kennis van zichzelf met jullie miserie, en tegelijk
ook de kennis van het Goddelijk Woord, zodat jullie niet in verwarring
verkeren.
Jullie moeten je excuses opzij zetten waarmee jullie voor
Mijn Zoon komen, excuses om geen schuld te voelen omwille van de gehechtheid
aan wat werelds is.
Geliefde kinderen, de weg is lang op dit bijna eeuwige
ogenblik
ALS
MOEDER WEET IK DAT GELOOF IN ELKE PERSOON GROEIT DOOR DE GIST VAN LIEFDE VOOR
MIJN ZOON, TEMIDDEN VAN HET WACHTEN DAT DICHT BIJ HET EINDE KOMT.
Het Huis van de Vader ziet hoe Zijn kinderen verder leven
zonder acht te slaan op hetgeen komt, daarom NEMEN JULLIE DEEL AAN HET EUCHARISTISCH VOEDSEL BINNEN DEZE
ONEINDIGHEID VAN GOD, ZODAT ELK VAN JULLIE ZOU KUNNEN BINNENTREDEN IN VERBINDING
MET DE ONEINDIGE WAARHEID VAN GODDELIJKE LIEFDE ZODAT JULLIE IN STAAT ZOUDEN
ZIJN NIET ENKEL TE WACHTEN IN HET TIJDLOZE, MAAR ENKEL TE WACHTEN OP DE
WAARHEID.
Als mensen wachten jullie soms geduldig en anderen
ongeduldig op de vervulling van wat Mijn Zoon en Ik jullie hebben geopenbaard.
Vragen worden gesteld, nieuwsgierigheid soms, en dit wordt een slechte
raadgever. Men gaat op zoek naar iets meer en dat leidt jullie op verkeerde
wegen, en toch is alles wat jullie nodig hebben in elk van jullie aanwezig.
Het hart moet weten hoe te wachten te beminnen in geloof en
geloof te hebben in het wachten. Daarom moeten jullie apostelen zijn die
voortdurend werken, zonder te stoppen, en het goede brengen naar jullie naaste.
Op die manier leidt het wachten jullie niet tot wanhoop. De mens heeft een
gebrek aan zoveel liefde dat hij het niet herkent Dankbaar zij is iets uit het
verleden dat de mens is vergeten; ambitie heeft de geest, gevoelens,
verlangens, aspiraties, waarden ingepalmd, en de mens is in slaap gevallen met
innerlijke leegheid.
OMWILLE
HIERVAN KOM IK JULLIE VRAGEN, KINDEREN VAN MIJN HART, DAT JULLIE SAMEN MET ONS,
IN DE KRIBBE, HET TABERNAKEL VAN LIEFDE, BINNENTREDEN IN HET ZICHT VAN MIJN
KLEINE JONGEN EN JULLIE JEZELF TOELATEN OM GERAAKT TE WORDEN DOOR DEGENEN DIE
GAAT GEBOREN WORDEN EN NOG NIET SPREEKT, MAAR ZONDER SPREKEN, HET EEUWIG WOORD
IS.
Daarom is het binnentreden tot aan de kribbe, waar Mijn
Zoon is geboren, binnengaan in de nederigheid van Degene die weet en erkent,
maar niet arrogant is, noch ophemeling aanvaardt. Hij weet dat de ziel opzwelt
en dat het gemakkelijk is voor de mens om van nederigheid naar hoogmoed te
veranderen.
In de kribbe krijgt alles een geestelijke betekenis: elk
stuk hout, elk stuk stro, elke steen, elke lichtstraal dat binnendringt, elke
plant die tussen de stenen groeit, alles is transcendent door de aanwezigheid
van Mijn Zoon die door Mij gevoed wordt, zodat Hij in de toekomst HET GODDELIJKE BROOD ZOU WORDEN DAT VAN DE
HEMEL IS NEERGEDAALD, GENOT VAN DE ENGELEN EN VOEDSEL VOOR DE ZIEL.
Mijn Jongen ziet er zo kwetsbaar uit dat Jozef bang is om
Hem in zijn armen te nemen, en het zal met de jaren zijn dat Jozef Hem zal
leren hout te bewerken dat later het Heilig Hout zal zijn waarop Hij zich geeft
aan de hele Mensheid.
Degene die aanbeden wordt op dit moment zal veracht worden.
Hij werd geboren in de anonimiteit en sterft in het zicht
van degenen die Hem beschuldigen voor de redding van het menselijk ras.
De kribbe is een mysterie van nederigheid en grandeur: van
Koning tot dienaar en van dienaar tot Koning voor eeuwig en altijd.
Geliefde kinderen van Mijn Onbevlekt Hart:
DEZE
22, 23 EN 24 DECEMBER WIL IK DAT JULLIE IN HET MYSTERIE VAN DE GODDELIJKE
LIEFDE TREDEN DAT ALLE MENSEN VERENIGD IN 1 HART. BIED OP DEZE DAGEN, OM 15 UUR
IN ELK LAND, 15 MINUTEN STILTE AAN WAARIN JULLIE JE WERK EN DADEN OVERWEGEN.
Op 22 december : GA
OP ZOEK NAAR EEN PERSOON DIE HONGER HEEFT EN BIED HEM VOEDSEL AAN TEZAMEN MET
DE GESCHREVEN ZIN: JEZUS ZAL GEBOREN WORDEN EN HIJ HOUDT VAN JOU.
Op 23 december : NA
DE STILTE EN DE OVERWEGING IN JEZELF IN HET LICHT VAN DE WAARHEID, GA IN NAAM
VAN MIJN ZOON OP ZOEK NAAR IEMAND DIE ZIJN VRIJHEID WERD ONTZEGD EN BRENG HEM
WAT BIJZONDER VOEDSEL, TEZAMEN MET DE GESCHREVEN ZIN: JEZUS ZAL GEBOREN WORDEN
EN HIJ HEEFT JOU NODIG.
Op 24 december : NA
DE STILTE EN EEN INNERLIJK ONDERZOEK ZONDER MASKER: ALS JULLIE EEN BROEDER OF
ZUSTER OM VERGEVING MOETEN VRAGEN, DOE HET DAN VANUIT HET HART. ANDERS MOET JE
HET NIET DOEN.
ALS JULIE JALOERSHEID GEVOELD HEBBEN TEGENOVER
EEN BROEDER OF ZUSTER, ALS JULLIE EEN BROEDER OF ZUSTER HEBBEN AFGEWEZEN, GA
DAN NAAR HEN EN VERTEL HEN DAT JE HEN BEMINT. GA DAARNA OP ZOEK NAAR DE
ONSCHULDIGEN DIE ONTDAAN ZIJN VAN ALLES EN BRENG HEN EEN MANTEL, HETGEEN WAT
MIJN ZOON WERD ONTZEGD. GEEF EEN MANTEL, DEKEN OF VOEDSEL AAN EEN KIND EN
VERTEL HEM/HAAR DAT MIJN ZOON JEZUS EN DEZE MOEDER HEM/HAAR BEMINT EN GEEF HEM/HAAR
EEN KUS, ZOALS DE HERDERS GAVEN AAN MIJN ZOON, OM EERHERSTEL TE BIEDEN VOOR HET
VERRAAD WAARMEE DE MENSHEID MIJN ZOON BELEDIGT.
VOOR DIT TRIDUUM, VRAAG IK DAT JULLIE JE GEESTELIJK VOORBEREIDEN EN JE
VERZOENEN MET HET HUIS VAN DE VADER. GA NAAR DE H. MIS. MOGEN
DEGENEN DIE KUNNEN EN HET WENSEN VOOR DE H. DRIE-EENHEID HET VAST VOORNEMEN
MAKEN OM MET HEEL HUN HART, ZIEL, VERSTAND EN KRACHT ZICH TE BEKEREN EN
WEDERGEBOREN TE WORDEN ALS EEN NIEUWE MENS NU EN VOOR ALTIJD.
MOGE ELK SPREKEN TOT MIJN GODDELIJK KIND VOOR
DE KRIBBE (OF WAAR MEN ZICH BEVINDT) OM
MIDDERNACHT IN ELK LAND EN ZICH AAN HEM OVERGEVEN ALS ZIJN GEHOORZAAM KIND EN
TROUWE DIENAAR.
Geliefde kinderen van Mijn Onbevlekt Hart, moge deze
Kerstmis niet nog een zijn van jullie verplichtingen en het vergeten van Mijn
Zoon.
Aanbeden
Kind Jezus, dat stil in de kribbe ligt, kijkend met Goddelijke Liefde naar
degene die komt om U te aanbidden. Ik kom U smeken dat mijn geheugen mijn
fouten en zonden niet voor mij verbergt, dat mijn geest geen vat van kwaad is, maar
een licht dat de duisternis verjaagt. Ik wil niet zelf schijnen, maar dat U
schijnt met Uw Liefde in mijn leven en in de hele Mensheid. Amen.
Ik houd jullie in Mijn Schoot als Moeder van de Mensheid;
door mijn Goddelijke beschikking geef ik jullie Mijn Hand om jullie te
ondersteunen.
Mijn Liefde in jullie,
Moeder Maria
3 x
WEES GEGROET ONBEVLEKTE MARIA, ZONDER ZONDE ONTVANGEN
KLEINTJES, WEES ZEER
VOORZICHTIG OMDAT ER GROTE MANIFESTATIES IN DE LUCHT ZULLEN ZIJN DIE AAN JULLIE
GEGEVEN WORDEN VOORALEER DE WAARSCHUWING
KOMT! 23/12/2018
DRINGENDE OPROEP VAN MARIA, DE
HULP VAN HET GODSVOLK BOODSCHAP AAN ENOCH
Kindertjes, de Vrede van mijn Heer is met jullie allen en
mijn Liefde en Moederlijke Bescherming vergezellen jullie altijd.
Kleintjes, wees zeer voorzichtig omdat er grote
manifestaties in de lucht zullen zijn die aan jullie gegeven worden vooraleer
de Waarschuwing komt. De lucht zal zich manifesteren in wolken en jullie zullen
getuige zijn van fenomenen die nog nooit eerder door iemand werden gezien. De
komst van de Waarschuwing is zeer dichtbij en droevig omdat er nog altijd velen
zijn die denken dat deze gebeurtenis voor de toekomst is. Nee mijn kinderen,
jullie hebben het zo verkeerd voor, jullie doortocht naar de eeuwigheid staat
op het punt te gebeuren; daarom zal de lucht het jullie aankondigen, zodat
jullie je kunnen voorbereiden en dat het jullie niet verrast.
Kindertjes, na de Waarschuwing zullen jullie niet langer
dezelfde zijn, in de eeuwigheid zullen jullie getransformeerd worden. Mijn Zoon
zal zijn kudde de gaven en charismas geven dat ze nodig hebben om de grote
geestelijke strijd aan te vatten, al zijn schapen zullen verzegeld worde op het
voorhoofd met het Bloed van het Lam. Dit zal het teken zijn dat de kudde van
mijn Zoon zal onderscheiden van de kudde van mijn tegenstander. Het volk van
God zal schijnen met zijn licht en klaar zijn voor de grote geestelijke strijd.
Vele Heilige zielen die in deze wereld hebben gestreden tegen de duivel, zullen
jullie vergezellen in jullie geestelijke strijd. Ook myriaden van Aartsengelen
en Engelen zullen jullie bijstaan; en Ik, jullie Moeder, zal in het gezelschap
zijn van Michael en de Hemelse Legers, om het Grote Leger van God te leiden.
Mijn kinderen, de elite van illuminati die mijn
tegenstander dienen, zijn klaar om de valse messias te verwelkomen. Al de media
en het overgrote deel van de heersers van deze wereld wachten op het signaal om
de show van bedrog in hun respectievelijke naties te beginnen. Dit bedrog zal
ook projecties van beelden in de lucht inhouden, die het overgrote deel van de
mensheid zal doen geloven dat mijn Zoon is teruggekeerd naar deze wereld. Laat
jullie niet bedriegen, mijn Zoon zal niet langer naar deze wereld komen, mijn
Zoon komt in glorie en heerlijkheid, als koning om te heersen over zijn volk in
het nieuwe en hemelse Jeruzalem. Miljoenen zielen zullen verloren gaan door dit
bedrog. Ze zullen hun hart openen voor de valse messias en ze zullen hem
aanbidden als was hij God zelf. Wat een verdriet voel ik in mijn Moederhart,
als ik de ondankbaarheid zie van zovelen die hun rug zullen keren naar mijn
Zoon, om de leer van de valse god te volgen! Arme zielen, wanneer ze ontwaken
uit het bedrog, zal het te laat zijn voor hen!
Kindertjes, gedurende de tijd van de laatste heerschappij
van mijn tegenstander, moeten jullie je gebed vermeerderen en verdiepen, vasten
en boete doen, omdat de demonen de aanvallen op jullie wezen zullen intensifiëren.
Onthoud dat het jullie laatste heerschappij is, de hel zal zich verplaatsen tot
op de aarde en demonen van alle klassen en rangen zullen in jullie wereld
dwalen, alle middelen zoekend om het grootste aantal zielen verloren te doen
gaan. De demonen van het vlees zullen een menselijke vorm aannemen om mannen en
vrouwen te verleiden, en zoeken met hun lust om velen te doen vallen.
Vergeet niet, mijn kinderen, dat mijn tegenstander jullie
kent en ook jullie zwakheden; daarom zouden jullie je moeten haasten om met
gebed, vasten, boetedoening en de biecht, elke open geestelijke deur die jullie
hebben door ongebiechte zonden, te sluiten. Onthoud de 33 opeenvolgende H.
Missen zodat jullie de intergenerationele deuren kunnen sluiten. Draag in de H.
Missen op het moment van de verheffing (van de geconsacreerde hostie), jullie
vaderlijke en moederlijke genealogische boom en jullie voorouders op, zodat
jullie bevrijd zijn van deze lasten. Het is tijd voor mijn kinderen om zich aan
God te hechten, zoals een tak aan de wijnstok. Dit omdat de dagen van de grote
geestelijke strijd naderbij komen en waar jullie op de proef zullen gesteld
worden tot jullie schijnen als een smeltkroes.
Opnieuw zeg ik jullie: hier ben ik, jullie Moeder, reken op
mij; vergezel mij met het gebed van mijn Heilige Rozenkrans en mijn moederlijke
bescherming zal jullie beschermen tegen alle kwaad en gevaar. Houd moed, mijn
kinderen, wees niet bang! Als jullie aan mijn zijde blijven staan, zal ik voor
jullie zorgen, zoals een hen met haar kuikens. Moge de vrede van mijn Heer in
jullie blijven.
Jullie Moeder, Maria, de Hulp van Christenen
Maak mijn boodschappen kenbaar aan de hele mensheid.
DANK U GOD, OMDAT U UW ZOON GEZONDEN HEBT OP EEN
GLORIERIJKE NACHT OM GEBOREN TE WORDEN UIT EEN MAAGD, OM EEN PERFECT ZONDELOOS
LEVEN TE LEIDEN EN TE STERVEN OP HET KRUIS VOOR MIJN ZONDEN. DANK U DAT HIJ DRIE
DAGEN LATER VERREES UIT DE DODEN EN DAT WE DEZE KERSTDAG EN ELKE KERSTDAG DE
GAVE VAN HET EEUWIG LEVEN DOOR JEZUS CHRISTUS KUNNEN VIEREN. AMEN.
MOGEN WE VERVULD ZIJN VAN HET WONDER VAN MARIA, DE
GEHOORZAAMHEID VAN JOZEF, DE VREUGDE VAN DE ENGELEN, HET VERLANGEN VAN DE
HERDERS, DE VASTBESLOTENHEID VAN DE WIJZEN EN DE VREDE VAN HET CHRISTUSKIND.
ALMACHTIGE GOD, VADER, ZOON EN HEILIGE GEEST, ZEGEN ONS NU
EN VOOR ALTIJD.
A Christmas Carol
door Charles Dickens (7/2/1812 9/6/1870)
A Christmas Carol is een
Victoriaanse allegorie over een oude en verbitterde vrek,
Ebenezer Scrooge, die in de nacht voor Kerstmis een aantal dromen heeft en
daardoor tot inkeer komt. Het verhaal werd geschreven tussen september en
december 1843 in Manchester en Londen.
Het verhaal begint op kerstavond
in Londen, precies zeven jaar na de dood van Jacob Marley. Ebenezer Scrooge
en hij waren zakenpartners geweest voor lange jaren. Scrooge was zijn enige zakenpartner
en zijn enige vriend geweest. Scrooge had de naam boven het geldwisselkantoor
nooit laten overschilderen. Er stond Scrooge en Marley. Scrooge werd door
nieuwe klanten soms Scrooge genoemd ofwel Marley, maar hij vond beide goed.
Maar Scrooge was een hebzuchtige en gierige oude man. Een hart van steen,
geniepig, zelfvoldaan en solitair. Zijn koude hart had weerslag op zijn
uiterlijk. Hij had rode ogen, dunne blauwe lippen, een puntige neus, ingevallen
wangen en een stijve looppas. Zijn hoofd had een ijzige aanblik. Hij zat in een
kantoor dat hij amper verwarmde. Hij was ongevoelig voor het weer en liet zich
niet meeslepen door meewarigheid. De mensen lieten hem koud en hij liet geen
menselijk sympathie toe hem te ontdooien.
Op Kerstavond zat de oude Scrooge
in zijn kantoor en was druk bezig. Het was drie uur in de namiddag maar het was
donker en mistig buiten en ijzig koud. Kandelaars stonden voor de ramen van de
nabijgelegen kantoren. De deur van zijn kantoor stond open om zijn klerk, Bob
Cratchit in het oog te houden die brieven aan het overschrijven was. De kolenkit
om de kleine ruimte waar de klerk aan het werk was te verwarmen stond in het
kantoor van Scrooge en hij liet door zijn gierigheid niet toe dat de klerk wat
kolen kwam halen. Fred, een neef van Scrooge, kwam langs om zijn oom een
'gelukkig kerstfeest' te wensen. Scrooge had het er niet op begrepen en spot
met de goede gezindheid van zijn neef. Fred is arm, maar dat kan zijn humeur
niet vergallen. Scrooge vroeg zijn neef wat voordeel het hem al gebracht had een goed Kerstfeest te hebben. Fred zei dat het naast de verering wegens de heilige oorsprong, altijd een liefdevolle, plezante tijd van vergeving is.
Een tijd dat de mensen hun harten
kunnen openen en de mensen helpen die het slechter hebben. Een tijd dat de
naaste geen ander ras van schepsels is. Het heeft hem geen goud of zilver in
zijn zak opgebracht, maar hij geloofde dat het hem goed deed. Fred nodigde Scrooge uit om kerstdag met zijn gezin te vieren. Maar Scrooge vond het maar
niets. Hij vroeg Fred waarom hij eigenlijk getrouwd is. Fred vertelde dat hij
verliefd werd. Maar Scrooge vond zijn uitleg al even bespottelijk als het
wensen van een goed kerstfeest. Uiteindelijk stuurde Scrooge hem weg zonder
meer, en wilde zelfs geen vriendschap met Fred aanvaarden. Fred verliet nog altijd in goede luim het kantoor en wenste de klerk nog een goede kerst, die de klerk hartelijk
terugwenste.
Er kwamen ondertussen twee heren
binnen om een inzameling te doen voor de armen. Ze wisten dat Marley een
vrijgevig man was, maar worden door Scrooge afgepoeierd met de opmerkingen dat
de werkhuizen en de armenwet voldoende zijn voor de armen. Als de heren
antwoordden dat de armen liever zouden sterven dan terecht te komen in een werkhuis,
antwoordde Scrooge "Als ze liever sterven ... dan moeten ze dat maar doen
en zo de overbevolking verminderen". Buiten stonden wat arbeiders die
gaspijpen aan het dichtten waren, rond een grote stoof. De winkels waren verlicht
en versierd met twijgjes en bessen. De burgermeester gaf vanuit zijn
ambtswoning orders aan zijn koks en butlers. Ondertussen kwam een
kerstzingertje aan de deur, maar Scrooge joeg hem weg. Aan het eind van de dag
stemde Scrooge met tegenzin en grommend in met een vrije betaalde dag voor
Cratchit op eerste kerstdag, mits hij de tweede kerstdag ter compensatie dan
eerder zou komen. De klerk voerde aan dat dit maar een keer op een jaar was, maar
Scrooge vond dit maar een armzalig excuus.
Scrooge ging eerst in zijn
gewoonlijke taverne eten en nadat hij al de nieuwsbladen had gelezen en de
rest van de avond met zijn bankiersboek bezig was, gaat hij naar huis slapen.
Hij woont in een statig pand dat vroeger van wijlen Jacob Marley was. Hij had
het huis geërfd na de dood van Jacob Marley. Het huis is donker en koud om
kosten te sparen. Als hij de sleutel in het slot stak, schrok hij als de
klopper op de deur de vorm krijgt van het spookachtige gezicht van Marley. Dat was het begin van een gedenkwaardige nacht. Geluiden in het donker op de trap,
geluiden van schuivende grendels en slaande deuren elders in het huis, en een
onverklaarbaar gerinkel van de in onbruik geraakte bediendenbel gingen vooraf aan
een bezoek van de geest Marley terwijl Scrooge bij de haard zijn haverpap zat
te eten. Scrooge geloofde eerst niet in de geest, maar als de geest het verband
rond zijn hoofd afdeed, viel zijn onderkaak op zijn borst. Scrooge viel op zijn
knieën van schrik.
De geest Marley droeg een zware
ketting rond zijn middel met daaraan symbolische objecten uit zijn leven, maar
dan in massief ijzer: geldkisten, sleutels, hangsloten, kasboeken, zware
portemonnees en dergelijke. Marley waarschuwde dat het lot van Scrooge nog erger
kon zijn, want zijn ketting was zeven jaar geleden al net zo lang als die van
Marley, en hij had ze met zijn egocentrische levensstijl alleen maar langer
gemaakt. Marley vertelde dat hij zijn ketting door zijn eigen vrije wil gesmeed
had tijdens zijn leven. Hij had zich tijdens zijn leven niet onder de
mensen begeven en geen naastenliefde en geluk gedeeld op aarde.
Marley besefte nu dat alle
onophoudelijke werken van onsterfelijke mensen op aarde naar de eeuwigheid
moeten overgaan en dat het goede ervan zich pas dan ontwikkelt. Hij besefte dat een
christelijke mens die goedheid beoefent in zijn kleine omgeving zijn leven te
kort zal vinden omdat het zo bruikbaar is. Hij besefte dat geen enkele spijt de
kans kon goedmaken van het misbruiken van zijn leven. Hij besefte dat de mensen
zijn taak waren geweest. Het algemeen welzijn was zijn taak geweest: naastenliefde,
barmhartigheid, verdraagzaamheid en vrijgevigheid. Zijn taak als geldwisselaar
was maar een druppel water in de oceaan van zijn uitvoerige missie dat hij had gekregen in zijn leven.
In deze tijd van het jaar lijd
ik het meest. Waarom liep ik in de menigte van medemensen met neergeslagen
ogen, en keek ik nooit op naar de gezegende Ster die de Wijzen naar een arme
woonplaats leidden? Waren er geen arme huizen waar het licht mij zou hebben gevoerd?
Nu moet Marley als boetedoening rondzwerven
om hiervan getuigenis te geven. Marley waarschuwde Scrooge dat zijn huidige
levensstijl hem hetzelfde lot zal brengen als Marley na zijn dood. Maar hij kreeg nog een kans en hoop om aan het lot te ontsnappen.
Marley vertelde Scrooge dat hij drie
geesten op bezoek zal krijgen. Zij kunnen helpen om zijn leven te beteren. Scrooge
zag de geest verdwijnen in de nacht als verwarde geluiden van gejammer,
droefheid en spijt in de lucht weerklonken. De lucht was gevuld met geesten die
allen ketenen droegen. Hij zag nog een oude geest met een ijzeren brandkast aan
zijn enkel, die vol medelijden een armoedige vrouw met kind wilde helpen, maar
het niet meer kon. Het is duidelijk : de geesten willen allen tussenkomen in menselijke
zaken en ze ten goede keren, maar ze hebben de kracht voor altijd verloren.
Scrooge was geschrokken en ging naar bed, denkend dat een goede nachtrust hem
goed zal doen.
De volgende dag werd Scrooge
verschrikt door de verschijning van de eerste geest om 1 uur s nachts. Hij was
zo groot als een kind, maar was een oudere man met lang wit haar en een
rimpelloos gezicht. Hij droeg een wit gewaad met gordel omgord, versierd met
zomerbloemen en hield een groene tak vast. Vanaf de kruin van zijn hoofd kwam
een heldere straal licht. Hij noemde zich de 'Geest van Voorbije Kerstmis'. Hij
legde zijn hand op Scrooges hart en ze kwamen ineens op een landweg, omringd
door velden. Het was de plaats waar Scrooge was opgegroeid. Ze wandelden tot ze
een marktstadje zagen in de verte, met een brug en een kerk, aan een rivier
gelegen.
Scrooge kende de reizigers die ze
tegenkwamen en was blij ze te zien. Hij was vervuld van blijdschap toen hij
hoorde dat ze elkaar een prettige kerst wenstten en naar hun huizen gingen. De
geest zei hem dat er een nog steeds een kind op de kostschool zat. Scrooge wist
dat hij het was en snikte. Ze gingen naar het huis van Scrooge en ze kwamen in
een kamer waar een eenzame jongen aan het lezen was bij een vuur. Scrooge
weende om zijn arme vergeten zelf. Plotseling kwamen de figuren uit zijn boeken
tot leven. Ali Baba, Valentine en zijn broer Orson Robinsoe Crusoe en zijn papegaai
Op een andere kerstdag toen hij al ouder was werd hij omhelsd door zijn kleine
zuster Fan, die hem kwam halen om terug naar huis te keren. Ze vertelde hem dat
zijn vader beter was geworden en dat het thuis hemels was geworden. Hij zag
zijn schoolmeester die hem behandelde met. Hij werd eraan herinnerd dat zijn
zus was gestorven en dat zij hem een neef had nagelaten. Zij was de enige
persoon die hem liefde en aandacht had geschonken. Daarna gingen ze de stad in
en gingen een kantoor binnen waar Scrooge in de leer was gegaan. Hij zag zijn
oude leermeester Fezziwig, een grote man met een pruik achter een grote bureau.
Ook zijn vriend Dick Wilkins zag hij terug. Op kerstavond mochten ze de winkel eerder
sluiten en daar hadden Scrooge en Dick wel zin in.
De hele familie van Fezziwig en
het huispersoneel kwam in de winkel samen en een vioolspeler kwam muziek
spelen. Er werd gedanst en gefeest. Scrooge en Dick hadden het enorm naar hun
zin en prezen de oude Fezziwig de hemel in. Maar de geest herinnerde Scrooge
eraan dat Fezziwig al deze eer niet waard was, omdat het maar een kleine moeite
had gekost. Scrooge dacht aan zijn eigen klerk. Daarna kreeg hij zichzelf te
zien toen hij gesetteld was. Zijn gezicht begon tekenen te tonen van zorgen en
gierigheid. Er was gretige hebzucht in zijn ogen te zien en dit zou hem maken
tot de Scrooge dat hij nu was. Hij was niet alleen, maar zat naast een mooi
jong meisje. Ze had tranen in de ogen. Ze maakte hem een zacht verwijt dat hij
het najagen van rijkdom op de eerste plaats had gesteld ten koste van andere nobele
ambities waaronder hun verloving. Ze waren verloofd toen ze nog beiden arm en
tevreden waren, tot ze hun werelds fortuin konden vermeerderen. Toen is Scrooge
veranderd. Het geluk toen ze nog een van hart waren was veranderd in miserie.
Elk streefde nu naar iets anders. Ze verweet hem dat hij zelfs nu haar liefde niet
zou proberen terug te winnen omdat er geen bruidsschat aan vasthing. Ze liet hem in de steek.
Het hakte op Scrooge in en hij
vroeg om de herinneringen te stoppen. Maar de geest reageerde met een andere
scene te tonen. Hij zag in een kamer een vrouw zitten recht tegenover haar
dochter. Er waren vele kinderen in de kamer die kabaal maakten. Hij werd er gek
van. Hij zag dat de vader thuis kwam samen met een portier die allemaal kerstspeeltjes
en geschenken droeg. De kinderen bedolven de arme portier bijna. Vreugde en
verwondering om de pakjes alom.
Scrooge keek aandachtig naar de
vader die dicht bij zijn dochter en haar moeder kwam zitten bij de haard en
hoorde hoe zijn dochter hem vader noemde. Het had zijn dochter kunnen zijn.
Hij werd somber.
Belle zei de man tegen zijn
vrouw met een glimlach. Ik zag een oude vriend van jou deze namiddag.
Wie was het?
Raad eens!
Hoe kan ik dat nu weten? voegde
ze er lachend aan toe.
Mr Scrooge. Ik ging langs zijn
kantoor en er stond een kaars te branden. Ik kon hem nauwelijks zien. Hij zat
er alleen. Zijn partner is dood, heb ik gehoord. Hij is nu alleen op de wereld,
geloof ik.
Niet langer in staat de pijnlijke
herinneringen te verdragen en met een steeds sterker wordend gevoel van spijt,
smeekte hij de geest hem naar huis te laten gaan. Scrooge kwam terug in zijn
slaapkamer en viel uitgeput in slaap.
Om 1 uur 's nachts schoot Scrooge
wakker alsof hij voelde dat hij wakker moest zijn voor een speciaal doel: de
ontmoeting met de tweede boodschapper hem gezonden door de interventie van
Jacob Marley. Hij ging naar de kamer naast zijn slaapkamer en zag dat de kamer
een verbazingwekkende transformatie had ondergaan. De muren en het plafond
waren behangen met groen. Het leek op een kamer in het bos. Op de grond was er
een toren aan delicatessen aangelegd: van kalkoenen, gevogelte, worstjes, plum-pudding,
taart, oesters, rode appels, sappige sinaasappelen, blinkende peren, immens
grote cake en grote kommen vol punch. Er zat een vrolijke reus op een sofa en
hij hield een lichtgevende toorts vast. Hij nodigde Scrooge uit om binnen te
komen. De geest noemde zich de 'Geest van Huidig Kerstmis'. De geest was gehuld
in een groene mantel met een witte vacht als boord. Hij droeg boven zijn
donkerbruine lange krullen een hulstkrans met hier en daar een glanzende
ijspegel. Zijn kleed werd omgord door een antieke schede, maar er zat geen
zwaard in. De geest vertelde dat hij een grote familie had met meer dan 1800
broers.
De geest bracht hem in de stad op
kerstdag morgen, waar de mensen de sneeuw ruimden voor hun huizen en van hun
daken. In de straat reden er koetsen en karren
voorbij. Er hing een mist en ondanks dat de stad een troosteloos aanblik had, hing er toch een vrolijke sfeer. De mensen riepen blijgemutst tegen
elkaar. De poelierwinkels en groentewinkels waren nog open en ook de
kruideniers. De overvloed aan fijne waren bood een mooi aanblik. De
torenspitsen riepen de goede mensen op, en ze gingen in hun beste kleren naar de kerk of kapel.
Ondertussen kwamen ontelbare mensen naar de bakkerijen met hun maaltijd om ze
te bakken in hun ovens. De geest was zeer geïnteresseerd in deze arme
feestvierders en hij sprenkelde een soort magische wierook op hun feestmaal. Het was een
speciale fakkel want als er een paar boze woorden klonken tussen sommige mensen herstelde het onmiddellijk hun goede humeur.
Scrooge vroeg of de magische wierook op elke maaltijd zijn werking had op die dag. De geest antwoordde dat het voor
elke maaltijd was die vriendelijk werd gegeven en aan een arme het meest. De
geest vertelde ook dat er sommigen zijn die beweerden de geest te kennen en hun
daden van passie, hoogmoed, onwil, haat, nijd, onverdraagzaamheid en egoïsme in
zijn naam stellen. Maar ze deden deze daden in eigen naam. De sympathie voor
alle arme mensen leidde de geest ertoe recht naar het huis van Scrooges klerk te
gaan. De geest zegende de plaats van Bob Cratchit met een sprenkeling van zijn fakkel. De vrouw van Cratchit en de kinderen Belinda, Peter en 2 kleintjes
waren allen druk bezig in de leefruimte. Martha, de oudste dochter kwam van het
werk bij een hoedenmaaktster en had een gans bij voor de feestmaaltijd. De 2
kleintjes zeiden aan Martha dat hun vader kwam en dat ze zich moest verstoppen voor de grap.
Bob Cratchit kwam binnen en had op zijn schouders Tiny Tim, hun kreupele zoontje. Bob zag Martha nergens en was teleurgesteld. Maar Martha kwam vlug tevoorschijn en rende in zijn armen.
Bob kwam terug van de Mis en
vertelde dat Tim had gehoopt de mensen hem in de Kerk hadden gezien. Omdat hij kreupel
was zouden de mensen op Kerstdag eraan denken wie degene was die de lamme
bedelaars deed lopen en de blinden zien.
Allen hielpen bij de karige feestmaaltijd
dat bestond uit aardappelen, appelsaus en gans. Allen waren opgetogen en de
kleine Tim riep hoera. De maaltijd werd afgesloten met een stevige pudding,
appels, sinaasappels en kastanjes die in het vuur werden gepoft. Ieder wenste
elkaar een zalige kerstdag en Gods zegen. Bob hield de kleine hand van Tim
vast. Hij hield zoveel van de jongen, en mocht er niet aan denken dat hij misschien
van hem zou weggerukt worden.
Scrooge vroeg vol medelijden of
de kleine Tim het zou halen. Maar de geest zei dat het niet waarschijnlijk was en herinnert hem aan zijn woorden van eerder die dag over het
verminderen van de overbevolking. Scrooge is overweldigd door verdriet en
wroeging.
De geest: Ga jij beslissen welke
mensen zullen leven en welke sterven? Het zou kunnen dat met het oog op de
Hemel, jij waardelozer bent en minder geschikt bent te leven dan miljoenen
zoals het kind van deze arme man. O God! Hoor het insect op het blad zeggen dat
er teveel leven is onder zijn hongerige broeders in het stof!
Bob liet weten dat Scrooge, zijn
baas eigenlijk degene was die het feest heeft mogelijk gemaakt. Maar zijn vrouw
herinnerde hem eraan dat hij een harde en gevoelloze mens was. Toch wilde Bob er
niets van weten, en ze toastten dan op zijn gezondheid en op een zalige Kerstdag en
een gelukkig nieuw jaar. Bij de vuur dronken ze allen uit een kruikje, aten de
gepofte kastanjes en zongen liedjes. Hoewel Scrooge toch voor eventjes een donkere
schaduw wierp op het feest, waren ze een gelukkig, dankbaar gezin.
Daarna gingen Scrooge en de geest
door de donkere straten van de stad. Het sneeuwde hard. Er waren vuurplaatsen en
voorbereidingen voor de feestmaaltijden te zien. Kinderen liepen uit de huizen
om hun gehuwde broeders, zusters, neven, nichten, ooms en tantes te begroeten.
De geest deelde zijn zegeningen en vrolijkheid uit aan alles die in zijn bereik waren. De
jongen die de lantaarnpalen aanstak, lachte luid als de geest voorbij kwam.
Ze kwamen bij een plaats waar
mijnwerkers leefden. Er waren houten barakken. De geest ging binnen en
er was een blij gezelschap rond een gloeiend vuur. Er was een oude man en zijn
vrouw, samen met hun kinderen en hun kleinkinderen, en nog achterkleinkinderen die allen blij feest vierden. De oude man zong een kerstlied van toen
hij klein was en de anderen zongen mee in koor.
De geest bleef maar eventjes en
vroeg Scrooge stevig zijn gewaad vast te houden. Ze zweefden boven het land en
over de zee met kliffen waar het zeewater tegen beukte. Aan de oever stond een vuurtoren. Twee
mannen zorgden voor het vuur dat een lichtstraal boven zee verspreidde. Ze wensten elkaar een zalige kerst en zongen een
zeemanslied.
De geest bracht Scrooge verder op
zee, tot ze ver weg op zee een schip zagen. Ze stonden naast de stuurman aan
het roer en officieren stonden op de uitkijk. Elk neuriede een kerstliedje, of
vertelde aan een ander over een voorbije kerst dat ze hadden meegemaakt. Hun
gedachten waren bij het thuisfront. Aan boord had elk speciaal een goede wens
voor elkaar, meer dan op een andere dag van het jaar.
Scrooge was verzonken in
gedachten en werd opgeschrikt door een hartelijke lach. Hij herkende zijn eigen
neef en bevond zich ineens in een heldere kamer, met de geest die glimlachend
aan zijn zijde stond. Zijn neef, zijn vrouw en enkele aanwezige vrienden waren
in goede luim. Fred lachte om zijn oom Scrooge, die vond dat kerstdag flauwekul
was. Zijn vrouw tikte hem op de vingers dat hij met Scrooge niet mocht spotten.
Ze hadden het ook over zijn rijkdom, dat voor Scrooge eigenlijk van geen nut
was. Ze vonden het erg dat hij niet opdaagde naar hun feestmaaltijd. Fred
richtte het woord tot Topper. Topper was vrijgezel en had een oogje op een van de
zusters van Freds vrouw, die er aanwezig waren. Ze waren van oordeel dat
Scrooge plezante momenten miste door zijn eigen schuld. Na de thee speelde de
vrouw van Fred op de harp en Scrooge herkende het deuntje van op de kostschool.
Hij werd zachter en dat eraan dat hij jaren geleden er al had naar kunnen
luisteren, als hij met zijn eigen handen de goedheid van het leven voor zijn
eigen geluk had kunnen ontwikkelen.
Ze speelden een spelletje
blindeman en Topper ging telkens achter dezelfde vrouw aan. Er waren wel 20
mensen aanwezig en allen deden mee met de spelletjes. Scrooge deed in stilte
mee met het spelletje om iets te raden, tot grote tevredenheid van de geest.
Scrooge was pas helemaal onder de indruk als het gezelschap hem een zalig
kerstfeest en gelukkig nieuwjaar wensten, ondanks dat hij niet naar het feest
was gekomen.
Daarna gingen de geest en Scrooge
nog vele huizen binnen, maar altijd met een happy end. De geest stond naast het
bed van zieken en ze werden blijgezind, op vreemde plaatsen en de mensen
voelden zich dicht bij huis, bij mensen in miserie en ze werden geduldig en in
grotere hoop, bij armoedige mensen, en hij maakte ze geestelijk rijk. In het
armenhuis, ziekenhuis, gevangenis en in elk toevluchtsoord, waar de ijdele mens
de deur nog niet op slot had gedaan voor de geest, liet hij zijn zegen achter
en leerde Scrooge zijn regels.
Het was een lange nacht, en
Scrooge twijfelde eraan of het niet langer dan een nacht was. Scrooge merkte op
dat de geest zichtbaar ouder werd. Nadat ze een middernacht kinderfeestje
hadden bijgewoond had de geest grijs haar gekregen, terwijl Scrooge onveranderd
was gebleven.
Leven geesten zo kort? vroeg
Scrooge.
Mijn leven op deze bol is zeer
kort, antwoordde de geest. Het eindigt vannacht om middernacht. De tijd is
nabij.
Scrooge zag dat er onder de
mantel van de geest twee kinderen zaten. De kinderen zagen er ellendig,
afschuwelijk en angstaanjagend uit. Maar ze waren ook zeer nederig. Scrooge was
geschrokken en vroeg of het kinderen van de geest waren. Maar de geest
antwoordde dat het de kinderen van de mensen waren. De jongen was Onwetendheid
en het meisje was Nood. Ze verpersoonlijkten de belangrijkste oorzaken van het
lijden in de wereld. De geest waarschuwde dat men het meest moest opletten voor
de jongen, omdat hij het noodlot kon brengen. Als Scrooge vroeg of ze geen plaats
hebben om te wonen citeerde de geest hem weer: "Zijn er dan geen werkhuizen?
Zijn er dan geen gevangenissen?". Na dit bezoek keerde Scrooge weer terug
naar zijn kamer en staat de klok wederom 12 uur.
De derde geest, de 'Geest van
Toekomstig Kerstmis', kwam net na middernacht. Het was een grote stille, zwijgzame, statige geest. Scrooge
knielde neer toen hij naderbij kwam. De geest was omhuld door een waas van
duisternis en mysterie. Hij was gekleed in een zwart gewaad die zijn hoofd en
gezicht en vorm bedekte. Enkel een uitgestrekte hand was zichtbaar. Hoewel
Scrooge bang voor hem was, was hij wel bereid om met hem mee te gaan. Ze gingen
de stad in en zagen handelaars die druk bezig waren met spullen te verkopen uit
een pand. Ze kijken op hun horloges en spraken met elkaar in groepjes bijeen.
Op aanwijzing van de geest mengde Scrooge zich bij een groepje en luisterde
naar hun gesprek. Ze hadden het over het overlijden van een rijke man van het
huis. Ze roddelden dat het maar een goedkope begrafenis zou zijn omdat ze niet
wisten of er iemand zou komen. Ze wilden zelf naar de begrafenis komen als er
maar een maaltijd was. Ze kenden de overledene niet zo goed en het kon hen ook
weinig schelen. Scrooge kende de mannen. Ook de mannen van een ander groepje
kende hij heel goed. Het waren zakenmannen die zeer rijk waren en belangrijk
waren van aanzien. Hij had er altijd op toegezien dat hij in hun gunst stond op
zakenvlak. Ze hadden het over Scrooge en noemden hem de oude schraper.
De geest leidde Scrooge naar een
deel van de stad waar hij nooit eerder was geweest, maar hij kende de slechte
reputatie van het stadsdeel. De wegen waren smal, de huizen ellendig. De mensen
waren er dronken, slordig, lelijk. Het stonk er naar vuil en het kwartier was
vervuld van misdaad, smerigheid en ellende. Ze kwamen in een winkel waar ijzer,
vodden, flessen en dergelijke werden verkocht. Er zat een grijsharige boef van
bijna 70 jaar die rustig een pijp rookte bij een houtskoolstoof. De plaats was
afgeschermd door flarden stof. Er kwamen twee vrouwen na elkaar binnen die
zwaar waren geladen en nog een man in het zwart. Het was de werkster, de
wasvrouw en de begrafenisondernemer. Ze kenden elkaar. Ze waren allen
samengekomen voor de gelegenheid bij de oude Joe om de persoonlijke spullen van
Scrooge te verdelen. Het bleek dat Scrooge in zijn blootje werd begraven omdat
de wasvrouw zijn mooiste hemd had meegenomen. Ze hadden het erover waarom
Scrooge in zijn leven niet had gezorgd dat hij niet alleen moest sterven. De
oude Joe nam een geldbeurs boven en gooide het geld op de grond. Het was hun
erfenis. Ze lachten en zeiden dat hij iedereen wegjaagde toen hij leefde, maar
dat hij zorgde voor hun erfenis nu hij dood is. Scrooge luisterde met afschuw
naar hun gesprek.
Ineens stond Scrooge met de geest
in de donkere kamer waar het levensloze lichaam op een bed lag. Het hoofd stak
onder een laken, maar de rest van het lichaam was geplunderd, beroofd,
onbewaakt, onverzorgd. Er stond niemand die over hem rouwde. Scrooge wist
genoeg.
Scrooge wist hoe de dood was.
Maar hij wist ook dat de dood was overwonnen door Degene wiens geliefde,
vereerde hoofd niet door de dood was getroffen. Hij had een open, milde en
waarachtige hand, een dapper, warm en teder hart, en de hartslag van een mens.
Zijn goede daden kwamen voort uit de wonden, om de wereld met onsterfelijk
leven te zaaien.
Scrooge dacht eraan als deze mens
nu zou opgewekt worden, wat zijn gedachten zouden zijn. Gierigheid, harde
onderhandelingen, aangrijpende zorgen? Ze hadden hem naar een werkelijk goed einde
gebracht!
Hij lag, in het donkere lege
huis, met niet een man, vrouw of kind, die zei dat hij aardig was, of een goede
nagedachtenis had aan hem. Scrooge had niet de kracht om te kijken of het zijn
hoofd was onder het laken. En hij vroeg aan de geest om een persoon te vinden
in de stad die aangedaan was door de dood van deze man.
De geest spreidde zijn donker
gewaad uit en ineens waren ze in een kamer waar een moeder en haar kinderen
zich bevonden. De vrouw verwachte
iemand. Ze keek geregeld door het raam en naar de klok. Er werd geklopt en
opende de deur voor haar man. Hij had een bezorgde blik. Hij ging bij het vuur
zitten. Hij vertelde zijn vrouw dat hij de schuldeiser had opgezocht om een
week uitstel te vragen, maar dat zijn schuldeiser was gestorven. Ze vroeg hem
aan wie de schuld zou overgedragen worden. Maar hij wist het niet. Voor die
tijd zouden ze het geld hebben en als dit niet het geval zou zijn, geloofde de
man dat de volgende schuldeiser niet zo genadeloos zou zijn als deze. Met dit
was het gezin gelukkig omdat de man was gestorven.
De geest voerde hem daarna naar
het huis van Bob Cratchit waar het een ingetogen kerstfeest was. De moeder en
haar dochters hadden hun naaiwerk, Peter was aan het lezen en de kleine
Cratchits zaten stil in een hoek. Peter sprak : En Hij nam een kind en zette
het in hun midden.
De moeder legde haar naaiwerk op
tafel en hield haar hand voor haar gezicht. Haar ogen deden pijn. Ze waren
allen aan het wachten op hun vader. Toen hij binnenkwam stond zijn thee klaar. Zijn
oogappel Tim was reeds overleden. De twee kleine Cratchits klommen op zijn knieën
en legden hun kleine wangetjes tegen zijn gezicht en probeerden hem te
troosten. Bob was vrolijk tegen hen en prees het naaiwerk van zijn vrouw en de
meisjes. Hij was alleen naar de Mis geweest, zonder zijn Tiny Tim.
Hij was de neef van Scrooge tegen
gekomen en deze had hem zijn medeleven betuigd. Hij had ook zijn kaartje
gegeven zodat Bob altijd een beroep op hem kon doen. Hij was van plan Peter te
helpen. Ze spraken nog over de goede geest dat Tiny Tim in hun gezin had
gebracht.
Scrooge vroeg de geest wie het
lijk was van de man op het bed. Maar de geest ging verder en toonde het kantoor
van Scrooge. Hij keek naar binnen, maar zag dat het niet meer zijn kantoor was.
De meubels waren niet van hem en de persoon in de stoel was iemand anders. Ze
gingen naar de begraafplaats en daar liet de geest de overwoekerde grafsteen
van Scrooge zien. Scrooge valt neer op de grond en hij verzekert de geest dat
hij zijn leven zal veranderen. Hij belooft Kerstmis in zijn hart te eren, en
het heel het jaar indachtig te zijn. Hij belooft in het verleden, heden en
toekomst te leven en de drie geesten in zich te laten leven. Hij belooft de
lessen dat de geesten hem hebben geleerd te volgen. Hij houdt zijn handen in
een laatste gebed om zijn lot veranderd te zien. Op dat moment krimpt de geest
ineen.
Scrooge is terug in zijn eigen
bed. En het beste van alles was dat de tijd voor hem de zijne was, om herstel
te maken. Hij dankt de Hemel en de tijd van Kerstmis dat Jacob Marley hem heeft
gewaarschuwd. Hij voelt zich gelukkig als een engel, en vrolijk als een
schooljongen, lichthoofdig als een dronken man. Hij roept een zalig Kerstfeest
aan iedereen! Een gelukkig Nieuw Jaar aan de hele wereld! Hij lachte, wat hij
reeds jaren niet meer had gedaan. Hij komt buiten en er is zonlicht en een
heldere lucht. Hij hoort dat het Kerstdag is, en is blij dat hij het niet gemist
heeft. Hij beveelt een jongen om een grote kalkoen te kopen en geeft hem geld.
Hij stuurt de grote kalkoen naar Bob Cratchit.
Ondertussen komt hij de oude man
tegen die de vorige dag naar zijn kantoor was gekomen. Hij groet hem hartelijk.
Hij vraagt hem terugbetalingen te doen en hem te komen opzoeken in zijn
kantoor. Hij ging naar de kerk, wandelde in de straten, keek naar de mensen die
druk in de weer waren, gaf kinderen een aai over het hoofd, bleef bij bedelaars
staan en keek in de keukens van de huizen. Alles was hem een plezier. Hij had
nooit gedroomd dat een wandeling, en nog zoveel meer, hem zoveel geluk
bezorgde. In de namiddag ging hij naar het huis van zijn neef. Hij verzamelde
al zijn moed en klopte aan. Het dienstmeisje liet hem binnen en hij riep Fred
al van ver. Freds vrouw en het hele gezelschap waren aangenaam verrast en ze
vierden een prachtig feest samen en deden erna nog spelletjes.
De volgende dag zorgde Scrooge
ervoor dat hij voor Cratchit in het kantoor was. Hij probeerde zijn norsheid te
veinzen. En Bob excuseert zich. Maar Scrooge zegt al lachend dit niet meer te
accepteren in de toekomst, en gaat hem opslag geven. Hij wenst Cratchit een
zalig Kerstfeest en geeft hem een klopje op de rug. Scrooge gaat met hem praten
bij een glaasje om zijn gezin te helpen en hij zegt dat Bob een kolenkit naast
zich mag zetten om de stoof te vullen.