Heilige Drie-eenheid (ook Drievuldigheid of Triniteit)
In veel takken van het christendom gelooft men dat
er één God bestaat in drie goddelijke entiteiten: de Vader, de Zoon (Jezus
Christus) en de Heilige Geest. Het is van belang in deze leer dat Jezus
God én mens is.
De term 'Drie-eenheid' komt niet in de Bijbel voor.
Ook een theologie inzake de Drie-eenheid als zodanig wordt niet in de Bijbel
aangetroffen. Wel bevatten zowel het Oude als het Nieuwe
Testament aanwijzingen en formuleringen inzake de goddelijkheid van de
Vader, de Zoon en de Heilige Geest die de interpretatie ten gunste van een
Drie-eenheid ondersteunen.
Oude Testament
Op deze plaatsen is bijvoorbeeld sprake van God die over
zichzelf in het meervoud spreekt :
Genesis
1:26 : God sprak: `Nu
gaan Wij de mens maken, als beeld
van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de
vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al
het gedierte dat over de grond kruipt.'
Genesis
11:7
: Laten Wij neerdalen en verwarring
brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt.'
Op deze plaatsen is er sprake van de H. Geest van God :
Genesis
1:2
: De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van
God zweefde over de wateren.
Jesaja
32:15 :
totdat uit den hoge de geest over ons wordt uitgestort:
dan wordt de woestijn als een boomgaard, en die boomgaard wordt met een woud
gelijkgesteld.
Ezechiël
11:19-20 : Ik zal hun een nieuw hart geven en een nieuwe geest in
hun binnenste uitstorten; Ik zal het stenen hart uit het lichaam verwijderen en
hun een hart van vlees geven, opdat ze mijn wetten in acht nemen en mijn
geboden nauwlettend onderhouden. Zo zullen ze mijn volk zijn en Ik hun God.
Ezechiël
36:26-27 : Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u
uitstorten; Ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en een hart van
vlees geven. Mijn geest zal Ik in u uitstorten en Ik zal ervoor zorgen dat
ge mijn wetten nakomt en mijn voorschriften nauwkeurig onderhoudt.
Vroege theologen verwezen in het algemeen naar plaatsen
waar gesproken wordt over engel, woord, geest, wijsheid van de aanwezigheid van
God. Zo is er het drievoudige "Heilig!" van de serafijnen in
Jesaja 6:3, die in de liturgie in de Trisagion werd overgenomen.
Jesaja
6:2-3 : Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes
vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee
om te vliegen. Zij riepen elkaar toe: `Heilig, heilig, heilig is Jahwe van
de machten; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid.'
Ook de verschijning van 3 mannen in Genesis 18 werd
veelvuldig als aanwijzing voor een Drie-eenheid aangemerkt. Er is sprake van 3
mannen en 1 Heer God.
Genesis
18:1-3 : Eens verscheen Jahwe aan Abraham bij de eik van Mamre,
toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Hij
sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep
hij van de ingang van zijn tent naar hen toe; hij boog diep en zei: `Wees
zo welwillend, heer, uw dienaar niet voorbij te gaan.
Genesis
18:9-10 : Toen vroegen ze hem: `Waar is Sara, uw vrouw?' Hij
antwoordde: `Daar, in de tent.' Toen zei Hij: `Over een jaar kom Ik weer
bij u terug; dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.'
Genesis
18:22 : Toen gingen de (2) mannen op weg in de richting van
Sodom. Jahwe bleef echter nog bij Abraham staan.
Nieuwe Testament
De vroegste formulering in het Nieuwe Testament die een
aanwijzing bevat voor het concept van de Drie-eenheid is die van Paulus.
2
Korintiërs 13:13 : De genade van de Heer Jezus Christus, de
liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.
1
Korintiërs 12:3-6 : Daarom verklaar ik u: niemand die zegt:
Jezus is vervloekt, staat onder invloed van de Geest van God; en niemand kan
zeggen: Jezus is de Heer, tenzij door de heilige Geest. Er zijn
verschillende gaven, maar slechts een Geest. Er zijn vele vormen van
dienstverlening, maar slechts een Heer. Er zijn allerlei soorten werk, maar
er is slechts een God, die alles in allen tot stand brengt.
Efeziërs 1:3-14 : Gezegend is God, de
Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelen in Christus heeft
gezegend met elke geestelijke zegen. In Hem heeft Hij ons uitverkoren vóór
de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn
aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden
door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, tot lof van de
heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de
Geliefde, in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving
van de zonden, dankzij de rijkdom van zijn genade. Die heeft Hij ons
meegedeeld als een overvloed van wijsheid en inzicht. Want Hij heeft ons
zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had
genomen ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus
onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in
Hem. In Christus hebben wij ook ons erfdeel ontvangen, daartoe voorbestemd
door de beschikking van Hem die alles tot stand brengt naar het besluit van
zijn wil, opdat wij verbreiden de lof van zijn heerlijkheid wij die reeds
tevoren onze hoop op de Christus hadden gebouwd. In Christus zijt ook gij,
nadat gij het woord der waarheid, het evangelie van uw heil, hebt aanhoord, in
Hem zijt ook gij tot het geloof gekomen, verzegeld met de heilige Geest der belofte, die
het onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van Gods eigen volk, en tot
lof van zijn heerlijkheid.
Historisch zeer invloedrijk was de doopformule in Mattheus.
Mattheus
28:19-20 : Jezus trad nader en sprak tot hen: Mij is alle macht
gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot
mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige
Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben
met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.
De formulering in de naam van duidde een
eigendomsoverdracht aan. In Jezus doop door Johannes de Doper waren
zij alle drie verenigd: Jezus, de H. Geest en de stem van de Vader.
Mattheus
3:16-17 : Nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij terstond uit het
water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de
gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak:
Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.
Vermoedelijk is deze doopformule een uitbreiding van
een eerdere doop "in de naam van Christus". Ook de na het jaar
100 ontstane Didachè kent al zo'n uitgebreidere doopformule:
Hoofdstuk 7:1-7 : Maar betreffende de doop, dit is hoe jullie moeten
dopen. Nadat jullie al deze dingen hebben gezegd, doop in levend water in de
naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest. Maar als jullie geen
stromend water hebben, doop dan in ander water, en als jullie het niet in koud
kunnen, dan in warm. Maar als jullie geen van beide hebben, giet dan water over
het hoofd, drie keer in de naam van de Vader en van de Zoon en van de H. Geest.
Maar voor het doopsel, laat hij die doopt en hem die gedoopt wordt vasten, en
ook anderen die ertoe in staat zijn, en jullie zullen degene die gedoopt is een
dag of twee dagen ervoor laten vasten.
Comma Johanneum
Een marginale aantekening, een glos, kwam tussen de
tekst van de Vulgaat terecht en werd geleidelijk niet meer als
aantekening herkend. Toen Erasmus een Grieks Nieuw Testament uitgaf,
werd het comma Ioanneum er pas in opgenomen toen hij een Grieks handschrift
vond waar het in stond. In de vertalingen die uitgaan van de Textus receptus is
het te vinden. Zo geeft bijvoorbeeld de Statenvertaling 1 Johannes 5:7-8 als
volgt weer:
"Drie
zijn er, Die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en
deze Drie zijn Een. En drie zijn er, die getuigen op de aarde, de Geest, en het
water, en het bloed; en die drie zijn tot een."
Goddelijkheid van de Vader
De term "God" verwijst in het Nieuwe Testament
meestal naar de Vader.
God en de Zoon van God verschijnen als onderscheiden van
elkaar in Johannes 3:17 : God heeft
zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de
wereld door Hem zou worden gered.
Of bij de steniging van de H. Stefanus in Handelingen 7:55-56 : Maar hij, vervuld
van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus
staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: Ik zie de hemel open en de
Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.
God is de Vader van Jezus Christus in 1 Petrus 1:3 : Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus
Christus, die ons in zijn grote barmhartigheid deed herboren worden tot een
leven van hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dood.
Dit geldt ook voor de toekomst: 1 Korintiërs 15:28 : En wanneer alles aan Hem onderworpen is, dan
zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp,
opdat God zij alles in alles.
Goddelijkheid van Jezus Christus
Reeds de oudste teksten van het Nieuwe Testament
beschrijven een nauwe verwantschap tussen God en Jezus: Jezus werkt met
goddelijk gezag - zelfs in die mate dat God de Vader in Jezus en door hem Zijn
scheppen, oordelen, verlossen en zich openbaren voltrekt. God kent een voormenselijk
bestaan en een rol als Schepper van de kosmos van en in Christus.
Kolossenzen
1:15-20 : Hij is het beeld van de onzichtbare God, de
eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen, in de
hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen
en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór
alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk
is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de
eerste te zijn,
Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om
door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed
aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen
en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen.
Johannes
1:1-18 : In het begin was het Woord en het woord was bij God en
het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem
geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was
leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de
duisternis maar de duisternis nam het niet aan.
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze
kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot
geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het
Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij
was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld
Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem
niet. Aan allen echter die Hem wèl aanvaardden, aan hen die in zijn Naam
geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden; Zij zijn niet
uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God
geboren. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij
hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene
van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid. Wij hebben Johannes
getuigenis over Hem toen hij uitriep: Deze was het van wie ik zei: Hij die
achter mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik. Van zijn
volheid hebben wij allen ontvangen: genade op genade. Werd de Wet door Mozes
gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand
heeft ooit God gezien; de Eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij
heeft Hem doen kennen.
De relatie tussen Christus als Zoon van God en God de Vader
is voor meerdere schrijvers van het Nieuwe Testament heel belangrijk. Een
speciale band wordt benadrukt door de Abba-aanroeping en de
"erkenning" van de Vader door de Zoon; vooral het evangelie volgens
Johannes spreekt van een innige relatie van eenheid en een wederkerige
immanentie tussen Vader en Zoon in de liefde. Ook de "Ik ben"
uitspraken van Jezus worden gezien als aanwijzing voor de Drie-eenheid.
In deze passage noemde de apostel Tomas Jezus direct God
:
Johannes
20:27-28 : Vervolgens zei Hij tot Tomas: Kom hier met uw vinger en
bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet
langer ongelovig, maar gelovig. Toen riep Tomas uit: Mijn Heer en mijn
God!.
Ook wordt de term "God" in het Nieuwe Testament
op Jezus toegepast :
Johannes
1:1
: In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God.
Romeinen
9:4-5 : Immers, zij zijn Israëlieten, hun behoort de aanneming
tot zonen, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de
beloften; van hen zijn de aartsvaders en uit hen komt de Christus voort
naar het vlees. God, die boven alles verheven is, zij gezegend tot in eeuwigheid!
Amen.
Hebreeën
1:5-10 : Heeft God ooit tot een engel gezegd Gij zijt mijn zoon.
Ik heb u heden verwekt? Of: ik zal een vader voor hem zijn en hij zal mijn zoon
zijn? Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt,
zegt Hij: Alle engelen Gods moeten Hem hulde brengen. Terwijl Hij van de
engelen zegt: Die zijn engelen tot stormwinden maakt en zijn dienaars tot
laaiend vuur, spreekt Hij over de Zoon aldus: Uw troon, o God, is voor
altijd en eeuwig, en de scepter van het recht is de scepter van zijn
koningschap. Rechtvaardigheid hebt Gij liefgehad en onrecht gehaat; daarom, o
God, heeft uw God U gezalfd met de olie der vreugde en U geplaatst boven uw
gelijken. En elders: In het begin, o Heer, hebt Gij de aarde gegrondvest
en de hemel is het werk van uw handen.
Kolossenzen
2:2-3 : Al mijn moeite is erop gericht dat zij goede moed houden
en innig in liefde verbonden blijven, en zo komen tot de volle rijkdom van het
inzicht in Gods geheim, Christus namelijk, in wie alle schatten van
wijsheid en kennis verborgen liggen.
2
Petrus 1:1 : Simeon Petrus, dienstknecht en apostel van Jezus
Christus, aan hen die door de goedheid van onze God en Heiland Jezus Christus
met ons het voorrecht delen van hetzelfde geloof.
1
Johannes 5:20 : Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en
ons inzicht gegeven heeft om de waarachtige
God te kennen, en wij zijn in de waarachtige God, want wij zijn in Jezus
Christus, zijn Zoon. Dit is de ware God, dit is eeuwig leven!
Filippenzen
2:5-6 : Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus
Jezus bezielde: Hij die bestond in goddelijke
majesteit
heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God.
1
Korintiërs 8:6 :
toch is er voor ons maar één God, de Vader,
uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus
Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder.
Maar ook indirect worden God en Jezus gelijkgesteld, zoals
in uitspraken als "ik ben de Alfa en de Omega", die zowel uit de mond
van God als vanuit de mond van Jezus klinken.
Openbaring
1:8
: Ik ben de Alfa en de Omega, zegt God de Heer, Hij die is en die was en die
komt, de Albeheerser.
Openbaring
22:12-13 : Zie,
Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn
werk. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en
het einde.
Goddelijkheid van de Heilige Geest
De Geest was volgens Mattheüs en Lukas reeds werkzaam bij
de conceptie van Jezus. De aardse Jezus is dan volgens de evangelisten
drager ("vol") van Heilige Geest, en vooral volgens Paulus diens
middelaar na zijn herrijzenis. In
het Evangelie volgens Johannes openbaart de Geest de eenheid tussen de Vader en
Zoon, sterker, Jezus verklaart zelfs: "God is Geest", waarmee de
aanwezigheid en de werken van God als Geest geloofd konden worden.
Johannes
4:24
: God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid
aanbidden.
Johannes
15:26 : Wanneer de Helper komt, die Ik u van de Vader zal
zenden, de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij
getuigenis afleggen.
Handelingen
2:4
: Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te
spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.
Vroege trinitarische formuleringen
Hoe in de Bijbel wordt gesproken over de Vader, de Zoon en
de Heilige Geest was bepalend voor de daaropvolgende uitwerking van de leer van
de Drie-eenheid. Vooral de rituele praktijk en de gebedspraktijk van de eerste
christenen werd erdoor gevormd.
De vroegste duidelijk trinitarisch gestructureerde
formuleringen zijn de doopformules en doopbelijdenissen waarin de
overdracht van eigendom aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest met drie
vragen en antwoorden werden voorbereid en vervolgens uitgevoerd.
Ook in de eucharistieviering werden trinitarische
formules aangetroffen: via de Zoon werd de Vader bedankt, vervolgens werd
gevraagd om het neerzenden van de Geest. De laatste doxologie verheerlijkt
de Vader door de Zoon en met de Geest (of: met de Zoon door de Geest).
Ook de regula fidei van Ireneüs, die onder
andere werd gebruikt in de doop catechese, is trinitarisch van structuur.
Theologische
ontwikkeling in de 2de en 3de eeuw
Ignatius van Antiochië, tweede bisschop van Antiochië,
schreef onderweg naar zijn executie als martelaar in Rome rond 110 n. Chr. een
serie brieven aan de kerken in Klein Azie. De eenheid van de Vader, Zoon en
Heilige Geest komt voor in zijn brief aan Magnesiërs:
|
"Studeer, daarom, om bevestigd te worden in de leer
van de Heer en de apostelen, op een dusdanige manier dat alle dingen die je
doet voorspoedig zijn in zowel vlees als geest; in geloof en liefde; in de
Zoon, en in de Vader, en in de Geest; in het begin en in het einde; met
jullie hooggewaardeerde bisschop en de goed doorwrochte geestelijke kroon van
jullie herderschap en de diakenen die in harmonie met God zijn. Wees
onderworpen aan je bisschop, en aan elkaar, zoals Jezus Christus aan de
Vader, volgens het vlees, en de apostelen aan Christus, en aan de Vader, en
aan de Geest, zodat er zowel een vleselijke als geestelijke eenheid mag zijn.
"
|
|
Polycarpus van Smyrna werd in 155 n.Chr. als martelaar
ter dood gebracht in Smyrna, waar hij ook bisschop was. Ireneüs zei dat
hij een leerling was van de apostel Johannes. In zijn laatste gebed voor
zijn martelaarschap "prijst, verheerlijkt en zegent" hij de Vader,
Zoon en Heilige Geest:
|
"Want om deze reden, ja en vanwege alle dingen,
prijs ik U, zegen ik U, verheerlijk in U, door de eeuwige en hemelse
Hogepriester, Jezus Christus, Uw geliefde Zoon, door wie met Hem en de
Heilige Geest zowel nu [als altijd] en voor de tijden die nog komen glorie
zij. Amen. "
|
|
Justinus de Martelaar gebruikte talrijke trinitarische
formuleringen, maar hij gebruikt het woord "Drie-eenheid" nergens.
Sommigen zijn van mening dat Justinus een unitariër was, vooral door zijn
beschrijving van God als hoogste, Christus in de tweede plaats en de Geest in
de derde:
|
"We zullen bewijzen dat we hem in redelijkheid
aanbidden; want we hebben geleerd dat hij de Zoon is van de ware God zelf,
dat hij de tweede plaats inneemt, en de Geest van profetie de derde plaats.
Want zij die ons van waanzin beschuldigen, door te zeggen dat we een
gekruisigde man aanbidden die op de tweede plaats komt na de onveranderlijke
en eeuwige God, de Schepper van alle dingen; maar zij zijn onwetend van het
mysterie dat hier in verborgen is. "
|
|
Philo (20 v.Chr. - 50 n.Chr.) had - onder invloed van Plato -
de Joodse Bijbel zo gelezen dat God de kosmos had geschapen door zijn Woord (Logos),
de eerstgeboren zoon van God. Als alternatief, of door verdere emanatie van dit
Woord, schiep God door zijn scheppende kracht en zijn koninklijke macht,
waarbij deze zowel als zijn krachten werden beschouwd als van hem onderscheiden
tussenpersonen, waardoor hij als het ware metafysische afstand tot de materiële
wereld kreeg.
Ireneus van Lyon ontwikkelde - onder andere gebaseerd
op de proloog van het Evangelie volgens Johannes (1:1-18) - een Logos-theologie.
Jezus Christus, de Zoon van God wordt met de pre-existente Logos als essentiële
uitvoerder van de schepping en de openbaring van God gelijkgesteld. Ireneüs
werkte ook een onafhankelijke pneumatologie uit. De Heilige
Geest is Gods wijsheid. Geest en Zoon emaneren niet op een manier die
hen op een ander ontologisch (zijnsleer) niveau ten opzichte van de Vader zou
plaatsen, maar door "intellectuele emanatie".
Tatianus probeerde een onafhankelijk afwijkend pad,
waarbij de Geest ook als dienaar van Christus, van de Logos, optreedt en wordt
een voor de wereld verborgen, onveranderlijk neerdalende God.
Het Griekse woord trias voor God de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest, dat in de Oosters-orthodoxe Kerk nog altijd
de gebruikelijke term is voor de christelijke Drie-eenheid, werd voor het eerst
gebruikt in de tweede helft van de 2e eeuw door de apologeet Athenagoras van
Athene:
|
"Ze [de christenen] kennen God en Zijn Logos, weten
wat de eenheid tussen de Zoon en de Vader is, wat de gemeenschap van de Zoon
met de Vader is, wat de Geest is, wat de eenheid van deze trias, de Geest, de
Zoon en de Vader is, en wat hun onderscheid in de eenheid is."
|
|
Met de termen die we nu met Drie-eenheid vertalen
(zoals trias), werd in de late 2de eeuw en vroege 3de eeuw niet
verwezen naar een Drie-eenheid zoals die nu als dogma wordt gedefinieerd. Terwijl
opvattingen over de Geest relatief onderontwikkeld bleven en in het Nieuwe
Testament de Geest niet werd aanbeden, ging het katholieke christendom er in de
2de en 3de eeuw toe over een "een goddelijke natuur" aan Jezus toe te
schrijven, en werd stevig bevestigd dat hij "God" werd genoemd. Taal
die in de eerste eeuw zeer ongebruikelijk was geweest werd nu de norm;
Jezus was nu "God" of "een god", maar niet de enige ware
God. Deze goddelijke Zoon (d.w.z. de pre-menselijke Jezus) was op
mysterieuze wijze "gegenereerd" door God ofwel vlak voor de schepping
(late 2de tot begin 3e eeuw, "logos theologen") of in de tijdloze
eeuwigheid (vanaf Origenes).
Hoewel deze ontwikkelingen nieuw waren, was de verering van
Jezus dat niet. In tegenstelling tot eerdere theorieën dat deze zich langzaam
en onder invloed van de heidenen ontwikkelde, heeft recent onderzoek aangetoond
dat Jezus al naast God werd aanbeden in het vroegst bekende christendom. Hoewel
de basis voor deze praktijk werd gelegd in het Nieuwe Testament met Gods
verheerlijking van Jezus na zijn opstanding, werd vanaf dit moment
aangenomen dat de basis was dat in Jezus iets goddelijks aanwezig was.
In de Westerse kerk introduceerde Tertullianus een
paar decennia nadat Athenagoras van Athene over "trias" sprak, de
overeenkomstige Latijnse term trinitas. Het is een specifiek
hiervoor gecreëerde nieuwe samentrekking van tres - drie
en unitas - eenheid. Van huis uit advocaat, verklaarde hij het
wezen van God in de taal van het Romeinse rechtssysteem. Hij introduceerde de
term personae (meervoud van persona - partij
in juridische zin) voor de Vader, Zoon en Heilige Geest. Voor de
gezamenlijkheid van Vader, Zoon en Heilige Geest gebruikte hij de term substantia,
die verwijst naar de juridische status in de gemeenschap. Volgens hem is God is
in de substantia één, maar in de monarchia - de
heerschappij van de ene God - werken drie personae, Vader, Zoon en
Heilige Geest. Volgens een andere versie, ontleende Tertullianus de metafoor
van de "persona" aan het theater van Carthago, waar de acteurs
maskers (personae) voor hun gezicht hielden, afhankelijk van de rol die
ze speelden.
De leer wordt dogma
De leer van de goddelijke Drie-eenheid werd in de 4e eeuw
tot dogma verheven. Na alle discussies in de voorgaande eeuwen was
de directe aanleiding het standpunt van de Egyptische
priester Arius, die van mening was dat de Zoon, omdat Hij door de Vader
was verwekt, niet altijd zou hebben bestaan en daarom een lagere positie zou
innemen.
Hiertegen kwam verzet van de kant van bisschop Athanasius,
die stelde dat de Zoon geheel gelijkwaardig was aan de Vader. In de uitspraken
van het Concilie van Nicea (325) werd die gelijkwaardigheid vastgelegd. Op
het Concilie van Constantinopel I in 381 na Chr. werd de Heilige
Geest aan deze goddelijke gelijkwaardigheid toegevoegd. Definitief werd de leer
van de Drie-eenheid vastgesteld op het Concilie van Chalcedon in 451
na Chr.
De uiteindelijke discussie ging over hoe men de verhouding
van de Zoon ten opzichte van de Vader moest omschrijven. In het Grieks scheelde
het maar een letter, de jota (i): was Jezus gelijkend (homoi-ousios)
op God of was Jezus gelijk (homo-ousios) aan God. Het eerste bijvoeglijk
naamwoord liet ruimte voor speculaties over de verhouding tussen de Vader en de
Zoon, het tweede niet. De twee-naturenleer van de Zoon maakt deel uit van
de leer van de Drie-eenheid. Deze houdt in dat de Zoon zowel mens als God is
(twee naturen bezit) en dat kwam het beste tot uiting in de tweede term homo-ousios.
Daarom behaalde deze term de overwinning op het Concilie van Chalcedon.
Theologische
formulering
Het dogma luidt dat de God bestaat uit God de Vader, God de
Zoon en God de Heilige Geest en dat deze drie Personen (personae) weliswaar
zijn te onderscheiden maar niet zijn te scheiden, oftewel God is Eén.
Sommige theologen brengen een hiërarchie aan tussen de
drie Personen van de Drie-eenheid. De 'Vader' zou dan de 'schepper' zijn die
ademend is. De 'Zoon' ( = Christus) is de verlosser, die ook ademend is.
En de Heilige Geest is de 'helper' ofwel de heiliging, de Heilige Geest wordt
geademd. Deze gedachten zijn opmerkelijk, omdat een theoloog geen
"externalistisch standpunt" kan innemen: hij of zij kan niet buiten
de werkelijkheid stappen om God van buitenaf te bestuderen en te beschrijven.
Daarom is het in de hedendaagse (wetenschappelijke) theologie gebruikelijk om
wel te spreken over de God als Drie-eenheid en te spreken over de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest, maar geen uitspraken te doen over hun onderlinge
verhoudingen. In het Latijn:
opera ad intra
divisa sunt, opera ad extra indivisa sunt:
het handelen is voor de personen binnen de Triniteit
onderscheiden, maar naar buiten toe is het handelen ongescheiden, en alleen te
benoemen als "het handelen van God". Deze weergave van de
Drie-eenheid waarbij de drie personen, Vader, Zoon en Heilige Geest, elkaar
zodanig doordringen dat er sprake is van één goddelijke natuur wordt wel
omschreven met de term perichorese.
Monotheïsme
Het christelijk geloof is monotheïstisch, net als de islam
en het joodse geloof, maar de christenen hangen het geloof van de Drie-eenheid
aan.
De Geloofsbelijdenis
van Athanasius uit de 5de eeuw verdedigt het geloof in de
Drie-eenheid :
Al wie behouden wil worden, moet voor alles het algemeen geloof
vasthouden; als iemand dit niet volledig en ongeschonden bewaart, zal hij
ongetwijfeld voor eeuwig verloren gaan. Het algemeen geloof nu is dit, dat wij
de ene God in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid vereren, zonder de
Personen te vermengen of het wezen te delen. Want de Persoon van de Vader en
die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn van elkaar onderscheiden, maar
de Vader en de Zoon en de Heilige Geest hebben één goddelijkheid, gelijke
heerlijkheid, dezelfde eeuwige majesteit. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo
is ook de Heilige Geest. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon,
ongeschapen de Heilige Geest; onmetelijk is de Vader, onmetelijk de Zoon,
onmetelijk de Heilige Geest; eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig de
Heilige Geest. En toch zijn Zij niet drie eeuwigen, maar één eeuwige; zoals Zij
niet drie ongeschapenen of drie onmetelijken zijn, maar één ongeschapene en één
onmetelijke.
Evenzo is de Vader almachtig, de Zoon almachtig, de Heilige
Geest almachtig; en toch zijn Zij niet drie almachtigen, maar één almachtige. Zo
is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God; en toch zijn Zij niet drie
Goden, maar één God. Zo is de Vader Here, de Zoon Here, de Heilige Geest Here; en
toch zijn Zij niet drie Heren, maar één Here. Want zoals de christelijke
waarheid ons noodzaakt elke Persoon afzonderlijk als God en als Here te
belijden, zo belet het algemeen geloof ons van drie Goden of Heren te spreken. De
Vader is door niemand gemaakt of geschapen of voortgebracht. De Zoon is door de
Vader alleen, niet gemaakt of geschapen, maar voortgebracht. De Heilige Geest
is door de Vader en de Zoon niet gemaakt of geschapen of voortgebracht, maar
Hij gaat van hen uit. Eén Vader dus, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie
Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten. En in deze Drieéenheid is
geen sprake van eerder of later, noch van meer of minder, maar alle drie
Personen zijn aan elkaar gelijk in eeuwigheid en in hoedanigheid. Daarom moet,
zoals reeds gezegd werd, in alle opzichten zowel de Eenheid in de Drieheid als
de Drieheid in de Eenheid vereerd worden.
Wie dus behouden wil worden, moet wat betreft de
Drieëenheid deze overtuiging hebben. Maar het is voor zijn eeuwig behoud
noodzakelijk dat hij ook de vleeswording van onze Here Jezus Christus oprecht
gelooft. Het ware geloof is nu, dat wij
geloven en belijden, dat onze Here Jezus Christus, Gods Zoon, God en mens is. God
is Hij uit het wezen van de Vader, voortgebracht voor de tijden, en mens is Hij
uit het wezen van zijn moeder, geboren in de tijd; volkomen God en volkomen
mens, met een menselijke ziel en een menselijk lichaam; gelijk aan de Vader
naar zijn goddelijke natuur, minder dan de Vader naar zijn menselijke natuur.
En hoewel Hij God en mens is, is Hij toch niet twee, maar één Christus. Eén is
Hij, echter niet doordat zijn goddelijke natuur in de menselijke veranderde,
maar doordat Hij als God de menselijke natuur aannam. Eén is Hij, volstrekt
niet door vermenging van naturen, maar door eenheid van Persoon. Want zoals
ziel en lichaam één mens zijn, zo zijn God en mens één Christus. Hij heeft
geleden voor ons behoud, is neergedaald in de hel en op de derde dag opgestaan
uit de doden. Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan de rechterhand van God,
de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de
doden.
Bij zijn komst zullen alle mensen opstaan met hun lichaam
en zij zullen rekenschap afleggen van hun daden. En zij die het goede gedaan
hebben, zullen het eeuwige leven ingaan, maar zij die het kwade gedaan hebben,
het eeuwige vuur. Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en
standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden.
|