De Eucharistie en de
Opstanding
Jezus werd gekruisigd op Vrijdag, de dag voor de Joodse
Sabbat, en is verrezen op Zondag, de derde dag. Daarom vierden ze op de eerste
dag van de week de Eucharistie.
Op zaterdagavond begon de zondag. Luke vertelt in Hand 10:7, "Op
zaterdag avond kwamen we samen voor het gemeenschapsmaal.
In de vroege Kerk werd de Eucharistie gevierd als onderdeel
van een gemeenschappelijke maaltijd (de agapè-viering). Bij deze tafelgemeenschap
toonden de gelovigen elkaar de liefde en eenheid die ze in Christus deelden. Ze
deelden wat ze konden missen. Als onderdeel van deze maaltijd was er de
Eucharistie, het danken voor de genade in Jezus Christus. Het sacrament had de
symbolische lading van het Joodse pesachmaal, maar werd nu werkelijk het
Lichaam en bloed van Christus, het Lam van God, de transsubstantiatie.
In het begin was het Christendom slechts een van de vele
sekten binnen het Jodendom. Ondanks hun verschillen deelden deze allen de
Tempeldienst en de synagogedienst, en hadden hun eigen samenkomsten. De continuïteit
met de Joodse eredienstpraktijk was derhalve vanzelfsprekend.
De invloed van vervolging op eredienst
De vervolgingen verstoorde het vreedzame samenleven van
Joden en Christenen en stuurde de Christelijke eredienst in een eigen richting.
De eerste vervolging wordt gemeld in Hand 6 en 7, en resulteerde in het
martelaarschap van Stefanus. De vroegste vervolging was van de zijde van de
Joodse autoriteiten. Hoewel er in het boek Handelingen al tekenen zijn van de
vervreemding tussen de twee gemeenschappen, waar bijvoorbeeld Christenen niet
langer welkom zijn in de synagoge en Paulus dreigt gelyncht te worden op het
terrein van de Tempel (Hand. 21.) was het een proces dat op niet overal even
snel ging en op sommige plaatsen enige eeuwen duurde.
De Kern van de Christelijke Eredienst
De synagogale eredienst structuur bestond uit gebeden,
belijdenis, schriftlezing, een preek, en een zegen. En deze vorm werd de kern
van de Christelijke eredienst.
Aanwijzingen hiervoor zijn te vinden in de vroegste
Syrische kerken, en in de Constitutio Apostolican en de Didache, en in de
praktijk van de uiterst conservatieve Nestoriaanse kerken. "De oud
Syrische kerk schijnt een gekerstende versie te zijn van een Joodse
synagoge." Er is een bema in het centrum, een Ark met voorhangsel en
kandelaar waarin het Woord van God bewaard wordt, en een zetel voor de bisschop
die lijkt op de zetel van Mozes. Aan deze synagogale elementen was een altaar
toegevoegd en de kerk was naar het oosten gericht.
Oud Syrische Kerk
Christelijke kerken waren naar het oosten gericht. Christenen waren gericht op het
hemelse Jeruzalem van waar de Messias zou komen en zagen zichzelf als
"tempel van de heilige Geest." Het oosten is de plaats van de
opgaande zon en voor vroege Christenen was dit "het enige passende symbool
van de wederkomst van Christus in heerlijkheid, als Zon der Gerechtigheid in
het Loflied van Zacharias (Zacharias die na de geboorte van Johannes de Doper,
zijn zoon terug kan spreken)."
Geprezen zij de Heer, de God van Israël,
hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.
Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt
uit het huis van David, zijn dienaar,
zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten:
bevrijd zouden we worden van onze vijanden,
gered uit de greep van allen die ons haten.
Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders
en herinnert hij zich zijn heilig verbond:
de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader,
dat wij, ontkomen aan onze vijanden,
hem zonder angst zouden dienen, toegewijd en oprecht,
altijd levend in zijn nabijheid.
En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste,
want voor de Heer zal je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken,
en om zijn volk bekend te maken met hun redding
door de vergeving van hun zonden.
Dankzij de liefdevolle barmhartigheid
van onze God
zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan
en verschijnen aan allen die leven in duisternis
en verkeren in de schaduw van de dood,
zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.
Tertullianus spreekt over publiek en privé gebed naar het
oosten als een apostolische traditie en het drukte de eschatologische verwachting uit dat Christus zal verschijnen als
de Rijzende Zon die nooit zal ondergaan.
Aan de
kern van de synagogale eredienst (vaak aangeduid met de term Synaxis of Dienst
van het Woord) werd de vervulde tempeldienst toegevoegd, de Maaltijd van de
Heer (de Eucharistie), die ingevoegd werd voor de zegen. Dit omvatte het
gebruik van Psalmen op reciteertoon zoals gebruikelijk in de Joodse
tempeldienst, waar Paulus ook naar verwijst in Efeziërs 5:19 en Colossenzen
3:16 als hij aanmoedigt tot het gebruik van "psalmen, gezangen en
geestelijke liederen".
Vanwege de nauwe banden met de Joodse gemeenschap gingen
Paulus en de andere apostelen van Jezus altijd eerst naar de synagoge (als Jood
waren ze dat gewend). De christelijke gemeente te Jeruzalem was hoog in aanzien
omdat het daar allemaal begonnen was. Je zou kunnen zeggen dat het de
"Moederkerk" was en als er vragen rezen werd deze gemeente
geraadpleegd. Hierdoor hielden ook de heidenkerken de band met de Joodse
eredienstpraktijk. De overeenkomst met de synagogale praktijk laat zien dat de
vroege kerk zich niet verzette tegen zijn Joodse wortels.
In zijn boek, De Geschiedenis van de Kerk (18.1) haalt
Eusebius, een 4de eeuwse historicus en bisschop, Philo aan, een Joodse
historicus die in de 1ste eeuw schreef. Philo beschrijft de Christelijke
eredienst als "de hele nacht durende waken voor de grote feesten (vigilie),
de geestelijke discipline waarin die doorgebracht worden, de hymnes die we
altijd reciteren, en hoe terwijl één man met een regelmatig ritme zingt de
anderen in stilte luisteren en invallen bij het refrein van de hymne." Dit
moet het antifonale zingen van een litanie (serie gebeden) zijn, een joodse
eredienstpraktijk, die Philo herkent. Aan het eind van de 1ste eeuw was de
Christelijke Kerk al verbreid over een groot deel van het Romeinse Rijk. Er
waren Christelijke gemeenten in de meeste grote steden en ook in veel kleinere.
Deze gemeenten bleven de overgeleverde (synagogale) eredienststructuur
gebruiken maar met toevoeging van de Maaltijd van de Heer.
De eredienst zal gewoonlijk eenvoudig geweest zijn, werd in het begin bij
welgestelde leden thuis gehouden en in tijden van vervolging in het geheim.
Alexander Schmemann stelt dat de liturgische vorm gewoonlijk was: "de
bisschop, omgeven door priesters (ouderlingen) met het gezicht naar de
gemeente, de Avondmaalstafel, waarop de diakenen de gaven (brood en wijn) die
aangeboden werden geplaatst hadden, prediking, gebed, het eucharistisch gebed
(gebed voor de communie) en de uitdeling van de heilige gaven (brood en
wijn)."
De vrijheid van de eerste jaren toen christenen deel konden
nemen aan de Joodse eredienst in Tempel en synagoge en zelf de Maaltijd van de
Heer vierden veranderde door de vernietiging van de (tweede) Tempel en de
vervolgingen. (zie volgend punt) Er trad een liturgische comprimering op.
Onnodig materiaal uit de synagoge dienst werd verkort of verdween. Het effect
was een eenvoudiger dienst met dubbele nadruk op het lezen van de Schrift en op
de Maaltijd van de Heer. Omdat kerken zich altijd georiënteerd hebben op de
vroege kerk lijkt die op de huidige kerken. In zijn inleiding van De
Geschiedenis van de Kerk van Eusebius zegt de redacteur dat we in de uitspraken
van Eusebius en van de vroege Christenen die hij aanhaalt een kerk zien die we
herkennen. "We zien hetzelfde onderscheid tussen mensen met een kerkelijk
ambt en mensen zonder, dezelfde onderverdeling van de ambten in
bisschop/predikant, priester/ouderling en diaken, dezelfde nadruk op de directe
lijn naar de apostelen en op één heilige algemene Christelijke Kerk die beoogd
wordt door Christus. We vinden het Christendom ingedeeld in diocesen en
kerkprovincies, met aan het hoofd bisschoppen die hoog in aanzien staan."
De
tweede tempel
Deze zou voltooid zijn op 12 maart 515 v.Chr. (alternatief 418 v. Chr. bij voltooiing tijdens regering van Darius II), waarna ook de tempeldienst met zijn
offerandes hervat kon worden. In het boek van Ezra wordt vermeld dat
deze tempel veel bescheidener was dan die van Salomo (ong. 987 v. Chr. tot 587
v. Chr.) en er werd zelfs gehuild als men dacht aan de prachtige tempel van
weleer. Er zouden echter nog andere belangrijker verschillen zijn met de
voorgaande tempel:
- Een
minder belicht maar essentieel verschil met de eerste tempel was dat hier
geen Ark van het Verbond meer aanwezig was. De Ark was bij de
Babylonische verwoesting verloren gegaan. Hierdoor kon het jaarlijkse
ritueel door de hogepriester van het verzoenen van de zonden van het volk
tijdens Grote Verzoendag niet meer voltrokken worden.
- Er
was geen onafhankelijk joods bestuur onder een lid van het Huis van
David meer over Jeruzalem en soms bemoeiden de verschillende vreemde
heersers zich met de tempeldienst. Achtereenvolgens maakten de Perzen,
de Grieken (na de veroveringen door Alexander de Grote) en de
Romeinen er de dienst uit.
- De
hogepriester was niet altijd meer iemand uit het huis van Aäron,
hoewel dat volgens de Thora verplicht is.
Er kwam een restauratie door Herodes de Grote. Hier een
beschrijving van de Tempel:
Als men de trappen van het tempelplein opliep kwam men
eerst op een groot plein, waar iedereen mocht komen. Dit plein heette 'het
Voorhof'. Om verder te mogen gaan, moest je joods zijn. Als je geen jood was en
men kwam erachter dat je toch in de tempel was geweest, volgde de doodstraf. Er
stond op een steen geschreven: Geen vreemdeling mag binnengaan binnen de
balustrade rond de tempel en omheining, wie daar wordt betrapt is zelf
verantwoordelijk voor zijn dood, die het gevolg zal zijn. In de voorste voorhof
mochten alle joden komen. Deze voorhof wordt ook wel 'Voorhof der vrouwen'
genoemd. Als men verder doorliep ging je door de Nicanorpoort en dan kwam je in
de 'Voorhof der priesters'. Daar mochten geen vrouwen komen. Daar stonden het
brandofferaltaar en het koperen wasvat. Als men de trappen naar de tempel zelf
opliep kwam je eerst in een voorhal. In de tempel zelf mochten alleen de
priesters komen. Als men doorliep kwam je in het 'Heilige', waar tien gouden
kandelaars met zeven armen, het reukofferaltaar en de tafel der toonbroden stonden.
In deze ruimte hing ook het voorhangsel voor het 'Heilige der heiligen' (de
achterste ruimte) die leeg was, want de Ark van het Verbond was al
tijdens de Babylonische wegvoering verdwenen. Op een Joodse sjekel uit de
jaren 132-135 na Chr. is een afbeelding te zien van de voorgevel van de tempel
met twee pilaren, Jachin en Boaz.
Slechts zes jaar na de voltooiing ervan, in het jaar 64,
werd in 70 de tempel door de Romeinen onder leiding van Titus verwoest.
In Rome staat nog de triomfboog van Titus als herinnering hieraan.
De Westmuur, die oorspronkelijk onderdeel was van de gigantische muur die
het plateau waarop de tempel stond omringde en ondersteunde, bleef staan en is
het enige wat nog aan de tempel herinnert. Deze werd een traditionele plaats om
de verwoesting van de tempel te betreuren en te bidden voor de wederopbouw
ervan evenals voor persoonlijke gebeden, en wordt daarom ook wel de Klaagmuur genoemd
Nadruk op de Eucharistie
In de 2de eeuw werd de Maaltijd van de Heer/Eucharistie
gescheiden van het Liefdesmaal (Agape viering). Hierbij kunnen meerdere
factoren een rol gespeeld hebben, maar het resultaat was dat de viering van de
Maaltijd van de Heer niet meer onderdeel was van een 'gewone' maaltijd.
Het woord Eucharistie betekent dankzegging (zie Lukas
22:16). Bij de instelling van de Eucharistie duidde Jezus Christus het Joodse
ritueel om, Hij vulde zichzelf en zijn heilswerk in als betekenis. Na de
opstanding komt die duiding pas tot zijn recht.
Door het ritueel van de Maaltijd van de Heer ontving de
Christen geestelijke voeding. De Eucharistie was de actualisatie van de
doorbraak in Christus. Door hieraan deel te nemen kreeg de Christen deel aan
zijn lijden maar ook al een voorsmaak van zijn opstanding."
De deelname aan de Maaltijd van de Heer werd niet gezien
als een herdenking maar als een actualisatie, als brandstof die de vlam van
vernieuwing gaande hield.
Hierbij
kregen de instellingswoorden een centrale rol en werden ze het centrum van het
tafelgebed. Deze nadruk werd bijvoorbeeld uitgesproken door Justinus Martelaar,
ca 150 A.D., die zei: "Want wij ontvangen deze zaken niet alsof ze gewoon
voedsel en drinken zijn... het voedsel waarover de dankzegging is uitgesproken
wordt het vlees en bloed van de vleesgeworden Jezus om ons vlees en bloed te
voeden." Justinus noemde dit eten Eucharistie, dankzegging of zegening,
net als hij de afwassing bij de doop "verlichting" noemde. Voor
hem was het een echte en een krachtige handeling van God. Daarom
beschouwde Ignatius (Bisschop van Antiochië in A.D. 67, overleed 107 A.D),
"de Kerk als een Eucharistische vereniging waarin ze alleen hun ware aard realiseerden
als ze de Maaltijd van de Heer vierden en zijn Lichaam en Bloed ontvingen in
het sacrament."
De Christelijke vorm van
eredienst
Aan het eind van de 1ste eeuw is er in alle regionale
varianten een elementaire structuur te ontdekken die gangbaar geworden was. De
eredienst aan God richtte zich op Jezus Christus en de Tafelgemeenschap met
Hem. In de evolutie bleef ze trouw aan haar oorsprong in de Joodse eredienst
die de Heer zelf had in praktijk gebracht en die door God was geopenbaard. Het vergoten bloed van stieren of gieten
was niet langer de essentie. Dit offer werd vervuld voor altijd in het Lichaam
en Bloed van Jezus Christus, dat nog altijd essentieel is voor het leven van de
Kerk in de Heilige Eucharistie (transsubstantiatie). Toen de levens van
de Apostelen waren geëindigd, werd de verantwoordelijkheid overgedragen aan de
volgende generatie, en werd de aanbidding van God opgericht. De basisvorm van
de Liturgie was ingesteld, om verfijnd te worden in de komende jaren, maar
nooit zijn basisvorm en betekenis te veranderen.
De grote structurele verandering in de ontwikkeling van de
Christelijke eredienst had plaatsgevonden voor het einde van de 3de eeuw. Tot
die tijd was het niet ongebruikelijk dat de Christelijke eredienst nog twee
gescheiden delen had, de Synaxis (direct ontleend aan de Synagoge ) en de
Maaltijd van de Heer. De Maaltijd van de Heer/Eucharistie was alleen voor
gelovigen. Gaandeweg werden de twee één. Tegen het eind van de 6de eeuw was het
gescheiden houden van de aparte onderdelen ongebruikelijk geworden. De twee
onderdelen hadden enige op elkaar lijkende en overlappende gedeelten, die in
elkaar geschoven werden. Voor de synthese, hadden de Synaxis en de Eucharistie
de volgende onderdelen:"

In de Oosters Orthodoxe Kerk en de Westers Katholieke Kerk
werden deze twee samengevoegd met liturgische verrijking zoals het toevoegen
van gezangen, het uitbreiden van litanieën, en de toevoeging van de
geloofsbelijdenis van Nicea. De bewoordingen varieerden, maar de structuur was
hoogstwaarschijnlijk ook al in de 1ste eeuw aangegeven. De Synaxis lijkt veel
op de Synagoge dienst. En de Eucharistie is bijna identiek aan de Eucharistie
in Rome in 150 A.D. die Justinus Martelaar beschrijft in zijn Eerste Apologie.
|