Andere
standpunten
Arianen, aanhangers
van de priester Arius, achtten de Zoon van een lager niveau dan de Vader. Men
geloofde dat de Zoon vóór de eeuwigheid door de Vader werd geschapen. Men bad
wel tot Jezus en Arius en zijn aanhangers noemden Jezus zonder enige reserve
"God", waar zij dan wel lagere godheid mee bedoelden dan God de
Vader. Of Arius de H. Geest als God zag of beschouwde als een
onpersoonlijke kracht valt niet uit zijn geschriften af te leiden.
Socianen, aanhangers
van Faustus Socinus verwierpen in navolging van hun stichter de
Drie-eenheid en de meeste gangbare dogmas's die in de meeste Christelijke
kerken gangbaar zijn, zoals de erfzonde en de predestinatie maar
geloofden wel in de wonderverhalen in de Bijbel, waaronder de Verrijzenis.
Volgens Socinus is er maar één God, de Vader. Jezus nam pas zijn aanvang bij
zijn geboorte uit de maagd Maria.
Modalisten, ze
geloven dat God uit één Persoon bestaat die zich in drie verschillende
verschijningsvormen (modi), namelijk Vader, Zoon en Heilige Geest
heeft geopenbaard.
Unitariërs, zijn
rationalisten die geloven in de eenheid van God. Jezus was een voorbeeldig mens
die door God de Vader uit de doden is opgewekt (men speculeert niet
over het hoe en wat) en navolging behoeft.
Liturgische
tijden of getijdengebed
De vroege Christelijke Kerk ontleende aan het Jodendom het
begrip van heilige of liturgische tijd, wekelijks en dagelijks, met
bijbehorende liturgische erediensten. Naast de diensten op de Sabbat waren er
in het Jodendom dagelijkse gebedsdiensten. Deze kwamen mee naar het Christendom
en vormden de basis voor de oorspronkelijke gebedsorde. Er is niet veel tekstueel
gbedsmateriaal uit deze tijd overgeleverd, maar toch kan gezegd worden dat
minimaal de norm inhield een morgengebed en een avondgebed. Midden in de 3de
eeuw hadden deze zich al ontwikkeld tot de metten (Orthros in het Grieks) als
morgendienst en Vespers (Esperinos in het Griek) als de avonddienst bij
zonsondergang.
De liturgische ontwikkelingen van de 4de eeuw vormden geen
breuk met wat voorafging. Hetzelfde geldt voor de esthetische uitbreidingen en
verbeteringen. De liturgie nam een vaste vorm aan vanaf ca. 800 A.D, met nadien
slechts kleine variaties.
Niet alleen de vorm van de liturgie is betrekkelijk laat in
datum, het meeste dat aangenomen wordt als normatief in het Christelijke geloof
en leer is ook betrekkelijk laat. De gezaghebbende formulering van de leer van
Christus en de Heilige Drieëenheid waren ook producten van de 4de eeuw, het
werk van de vroege Oecumenische Synoden in de strijd tegen de ketterij. Ook de
vastlegging van de Nieuw Testamentische Canon is uit dezelfde tijd. De
hoofdtaken van de vroege Oecumenische Synodes was het formuleren van deze leer,
en de belijdenis en de Canon. Deze leer en deze belijdenis werd daarna vanzelf
deel van de eredienst. van de vroege Kerk.
Vroege Oosters Orthodoxe
Liturgie
De liturgische riten van alle Oosters Orthodoxe Kerken zijn
terug te voeren tot de oorspronkelijke rite die in Jeruzalem gebruikt werd voor
de missionaire activiteiten van de Apostelen gericht op de heidenen, en de
latere vervolgingen die de Christelijke Kerk zich deed verspreiden vanuit Judea
rond de Middellandse Zee en verder. De Apostelen namen hun liturgische
gebruiken mee. Dit werd de basis van de Eucharistieviering van de Kerk. De
vroege Christelijke Kerk werd niet gekenmerkt door uitgeschreven riten die letterlijk
nagevolgd werden, maar volgde een hoog in aanzien zijnde mondelingen traditie
van Eucharistische gebeden.
De Joodse Achtergrond
Het vroege Christendom begon met een vorm die
waarschijnlijk een aangepaste vorm van de toenmalige Joodse synagogale rite was
(ook wel samenkomst of synaxis genoemd) waaraan een Eucharistische viering (die
geïnspireerd was op de Tempel rite en/of de huiselijke viering van de
(paas)maaltijd). Samen vormden deze twee de kern van de vroege liturgie. De
vroegste liturgische riten waren Joods in vorm, want de vroegste Christenen
waren Joden die geloofden dat hun Messias gekomen was in de gestalte van Jezus
Christus. Uiteindelijk werden deze twee diensten samengevoegd tot één dienst.
Door de jaren, mede beïnvloed door de komst van niet-Joodse Christenen, nam de
liturgie zijn uniek Christelijke vorm aan.
Vroege Hymnes
Onder de vroegste Oosters Orthodoxe muziek die getuigt van
deze overgang, is de hymne "Phoos hilaron." Deze hymne wordt elke
avond gezongen of gereciteerd bij het ondergaan van de zon gedurende de
Vespers. De tekst van deze hymne werd al aangehaald door Justinus Martelaar
rond 150 A.D. in zijn dialoog met Trypho. Hoewel het pre-Byzantijns is, wordt
het toch meestal "Byzantijns" genoemd. Het heeft duidelijk een
Griekse vorm, terwijl het een tekst heeft die duidelijk Joods is van oorsprong
en zich houdt aan de Joodse kalender die de dag rekent vanaf de zonsondergang
en niet vanaf de zonsopgang.
De zeer vroege "Hymne aan de Heilige Drieëenheid"
werd 1918 in Oxyrrynchus, in Egypte gevonden. Deze hymne is volgens een oude
Griekse muzieknotatie opgeschreven die aan het einde van de derde eeuw in
onbruik raakte. In de hymne is een ontluikend trinitair theologisch bewustzijn
te zien en een duidelijk Griekse vorm.
Naarmate de liturgische vormen zich ontwikkelden werden ze
over het algemeen geassocieerd met de plaatsen waar apostelen aan verbonden
waren, zoals Jeruzalem, Alexandrië, Antiochië, en Rome. Eerst leken die
liturgische riten erg op elkaar, maar later gingen ze uiteenlopen onder invloed
van plaatselijke omstandigheden en cultuur.
Oosters
orthodoxe Kerk in Europa (hedendaags)
De Griekse Invloed
Na de vervolgingen en de zending onder de heidenen bestond
de Kerk vooral uit Grieks sprekende niet-Joden waarvoor de Griekse cultuur en
muziek de norm vormden. Zo kreeg de Griekse taal en muzikale stijl een plaats
op het fundament van de Joodse eredienststructuur. De vroegste riten in de
Oosters Orthodoxe Kerk zijn zulke als de Jeruzalemse liturgie van Jacobus, de
Alexandrijnse liturgie van Markus, de Oost Syrische liturgie, de West Syrische
liturgie van Antiochië, de Armenische liturgie, en de Koptische liturgie. De
meeste liturgische wetenschappers gaan ervan uit dat in de Oosters Orthodoxe
Kerk drie hoofdriten zich ontwikkelden: de Oost Syrische, de West Syrische en
de Alexandrijnse. Deze liturgieën hadden meer overeenkomsten dan verschillen.
Gedurende de eerste driehonderd jaar van zijn bestaan was
de Christelijke Kerk niet erkend door de overheid, dus illegaal, en soms werd
de Kerk zelfs vervolgd. Gezien die omstandigheden ligt het voor de hand dat uit
die periode niet veel liturgische documenten overgebleven zijn. Pas na
Constantijn's edict van Milaan dat in 313 A.D. het Christendom legaliseerde,
werd het ook een openbare godsdienst met openbare eredienst. Na 313 kreeg de
Kerk een nieuwe rol in de maatschappij en kwamen er liturgische vormen die
aangepast waren aan deze publieke functie. De vormen richtten zich op de grote
massa die weinig over het geloof wisten.
Bestrijding van ketterijen
Het voorkomen van ketterijen in de 4de eeuw, in het
bijzonder in het Oosten, zorgde ook voor de aanpassing van de liturgische rite.
"Het
vastleggen in geschreven vorm van de liturgische gebeden is zowel in het
Jodendom als in het Christendom een relatief laat fenomeen. In beide gevallen
gebeurde het pas toen men het idee had dat de traditie gevaar liep veranderd te
worden als men deze niet tot in details vastlegde. Zoals na de grote
crisis met het Arianisme.
Zo kunnen we in de eeuw na de legalisatie van de Kerk
verschillende liturgische vormen of riten terugvinden. Ze gingen uit van een
uniforme Eucharistische kern die eerder vorm gekregen had en versierden die met
muziek en het gebruik van afbeeldingen (iconen), het gebruik van kerkelijke
gewaden, indrukwekkende ceremonie, en toevoeging van didactisch materiaal aan
de inhoud. De liturgische vorm ontwikkelde zich langzaam door de tijd, en werd
mede vormgegeven door de nieuwe rol in de maatschappij en door de bestrijding
van de ketterij.
Iconostasis
Als er veel verschillende legitieme liturgische vormen
waren in de eerste paar honderd jaar van het Christendom, waarom zijn deze dan
in het Oosten en Westen teruggelopen tot een handvol? Uiteindelijk komt dit
erop neer dat één vorm van liturgie de norm werd, en dit kwam vooral door
niet-liturgische factoren. In de
Oosters Orthodoxe Kerk werd vooral de Goddelijke Liturgie van Johannes
Chrysostomos de belangrijkste liturgische vorm omdat dat de vorm was die bij
voorkeur gebruikt werd in de kathedralen en kerken van de hoofdstad
Constantinopel. Zo ging de Roomse rite overheersen in Rome omdat deze deelde in
het aanzien van de stad Rome en door andere politieke factoren.

Oosters
orthodoxe aanwezigheid in overwegend orthodoxe landen

Oosters
orthodoxe aanwezigheid in landen die niet overwegend orthodox zijn
Vroege Liturgische Documenten
Het vroegste bekende liturgische geschrift is in De
Apostolische Constituties (ook bekend als de Liturgie van Clemens),
een laat 4de eeuws handboek over kerkleer. Het baseert zich op vroegere
dergelijke werken en verklaart de leer van de Apostelen door te geven die door
Clemens van Rome aan de Kerk gegeven was. "Voor de geschiedenis van de
Christelijke eredienst heeft het de waardevolle aard van een voorbeeldrite want
in tegenstelling tot riten die in gebruik waren is deze niet aangepast aan de
zich ontwikkelende praktijk. In zijn algemene vorm is de rite representatief
voor de gebruiken van Antiochië aan het eind van de vierde eeuw, waaraan die
van Constantinopel uiteindelijk ontleend zijn." Er is een opvallend grote
overeenkomst met de overgeleverde teksten van liturgieën van de 8e eeuw, vier
eeuwen later.
De Liturgie van Clemens bevat bijvoorbeeld schriftlezingen,
een preek, wegzending van de catechumenen, een uitgebreide litanie,
gemeenschappelijke voorbeden, de vredeskus, een processie met de gaven naar het
altaar, een anaphora/eucharistisch gebed, voorbeden en communie van de
gelovigen.
"De Liturgie van Clemens stelt ons in staat een
redelijk nauwkeurige beeld van de laat 4e eeuwse eredienst te krijgen in de
provincie Antiochië. Hij getuigt van de consolidatie van de liturgische
traditie in het Oosten, parallel aan die rond Ambrosius van Milaan te zien is
in het Westen. Het eucharistische gebed, dat ten minste tot de derde eeuw
volgens een patroon vrij verwoord werd door de bisschop, werd nu een
vastgestelde tekst. Er was natuurlijk niets dat lijkt op de uniformiteit van
tekst en praktijk die later karakteristiek werden voor eucharistische vieringen
in de hele Kerk. Er konden nog nieuwe eucharistische gebeden gemaakt worden,
natuurlijk met inachtneming van de geldig geachte conventies; en een
aanzienlijke verscheidenheid bestond in de manier waarop de dienst gevierd
werd. Maar de Liturgie van Clemens geeft ons een redelijke richtlijn hoe de
basisvorm van de Liturgie van Constantinopel was aan het eind van de 4de eeuw.
Hij biedt ons een adequaat beginpunt voor de specifieke ontwikkeling van de
Byzantijnse eucharistische eredienst." .
De belangrijkste verschillen in de riten ontwikkelden zich
rond het begin van de dienst, het begin van wat oorspronkelijk de Synaxis
(samenkomst) geweest was. De vroegste delen waren waarschijnlijk "een
bewieroking door de bisschop of de celebrant, gevolgd door het zingen van een
groep psalmen, voorafgegaan door de lexicons. Geografisch begint het in het
'verre oosten' van het klassieke Christendom, hoewel de bewieroking later ook
aangenomen werd door de centrale groep van Griekse Kerken."
Na de legalisatie van de Kerk konden geestelijken in het
openbaar naar de kerk gaan en deze binnengaan en dit gaf de mogelijkheid van
ceremonieel. In sommige riten werd de oude traditie om het Evangelie en de
andere heilige boeken veilig elders te bewaren tijdens vervolging de aanleiding
tot een vormelijke processie waarin zij naar de kerk gebracht werden terwijl de
gelovigen psalmen zongen. Dit ontwikkelde zich uiteindelijk tot het vroege deel
van de dienst van de Oostelijke Rite, waarin de binnenkomst van de geestelijkheid
is opgenomen, de bewieroking van de kerk, het antifonaal zingen van psalmen dat
leid tot de Kleine Binnenkomst, en de processie met het Evangelieboek naar het
altaar.
De Litanieën
De Litanieën ontwikkelden zich waarschijnlijk uit de
psalmzingpraktijk van de gelovigen bij het samenkomen en wachten buiten de
kerk. Dit gaat terug tot het Joodse liturgisch gebruik van gecantileerde
psalmen en omvatte antifonale zang uit het Jodendom. Nu was er de behoefte en
de gelegenheid voor een "gebed van het volk." Waarschijnlijk
cantileerde de diaken of de cantor een psalmvers en antwoordde het volk met een
standaard refrein. Dan ging de voorganger verder met het tweede vers, waar het
volk evenzo op antwoordde, enzovoorts. Dit is duidelijk in de Antifonen waar
verzen van de psalm afwisselen met voorbeden.
De eerste Litanie in de Oosterse Rite wordt gewoonlijk de
Grote of Uitgebreide Litanie genoemd, want deze omvat elk aspect van menselijke
behoefte inclusief gebeden voor de kerk, de wereld, en de hele schepping. De
voorganger doet de beden en de hele gemeente bidt samen als het volk antwoordt
met "Kyrie Eleison" ("Heer, ontferm U").
De Trisagion Hymne
De toevoeging van de Trisagion Hymne aan
de liturgie (de Trinitarische hymne "Heilige God, Heilige Machtige,
Heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons") kan teruggevoerd worden tot de
tijd van Patriarch Proclus (434-446 A.D.), een periode waarin de ketterijen
opkwamen. De periode van de belangrijke ketterijen in de Christelijke Kerk was
vooral de vierde en de vijfde eeuw. De meest opvallende ketterijen zoals onder
andere het arianisme ontwikkelden zich in het Oosten. De Trisagion
Hymne wordt gezien als een goddelijke openbaring te Constantinopel in
de vorm van een tekst gezongen door de engelen (misschien een Trinitarische
verwoording van Openbaring 4:8). De hymne zelf volgt het gebed van het
Trisagion dat gezegd werd door de priester, en het is een van de oudste hymnes
van de Christelijke Kerk. De hymne is door en door trinitarisch en als zodanig
anti-Ariaans van aard; God wordt aangesproken als de Almachtige Vader, Heilige
Machtig wordt tegen de eniggeboren Zoon gezegd, en Heilige Onsterfelijke tegen
de Heilige Geest.
De
Drie-eenheid - Andrei Roeblev
Een parallelle ontwikkeling kan in de Oostelijke liturgie
gezien worden in het inlijven van de hymne Monogenes of
"Eniggeboren" een antwoord op de Monophysitische ketterij. Deze wordt
toegeschreven aan Keizer Justinianus en kreeg een plaats in de Byzantijnse
liturgie na de tweede Antifoon rond 535-536 A.D. De hymne werd gelijk deel van
de Intocht te Constantinopel en Antiochie, en werd al snel deel van de Griekse
riten van de Oostelijke Kerk.

afsplitsingen
van het christendom : grote schisma in 1054, de reformatie in 1517 met Luther
De verschillende leerstellingen in verband met
de natuur van Jezus
Nestorianisme : De leer dat
Jezus Christus zowel een menselijke (de mens Jezus) als een goddelijke natuur (heilige
Zoon van God of Logos/Woord) heeft, die zich elk gescheiden uiten. De leer is
afkomstig van Nestorius, patriarch van Constantinopel van 428 tot 431. In 431 werd
het nestorianisme veroordeeld tijdens het Concilie van Efeze. Het conflict
leidde tot het Nestoriaans Schisma, waardoor zij zich afscheidde van de Kerk en
bekend is gaan worden als de Kerk van het Oosten.
Monofysitisme :
Deze leer ontstond tijdens de christologische controverses van de 5e eeuw. De
aanhangers van deze leer waren het niet eens met het nestorianisme en ook niet
met de twee-naturenleer van het Concilie van Chalcedon : Christus heeft zowel
een menselijke als een goddelijke natuur en deze zijn onafscheidelijk van
elkaar in Jezus verbonden. De monofysieten kozen met hun Eutychiaans
geïnspireerde christologie voor het benadrukken van de goddelijkheid van Jezus.
Er zijn twee hoofddoctrines die men met het begrip monofysitisch zou
kunnen aanduiden:
Eutychianisme houdt in dat de menselijke natuur van
Christus feitelijk opgegaan is in de Goddelijkheid, "opgelost als een
druppel honing in de zee".
Apollinarisme houdt in dat Christus een menselijk
lichaam had en een menselijk "levensprincipe", maar dat de
Heilige Logos in
plaats is gekomen van het nous of
"denkprincipe", analoog maar niet gelijk aan wat we vandaag
"geest" of "denkvermogen" zouden noemen.
Miafysitisme :
Leer van de oriëntaals-orthodoxe kerken. De leer stelt dat in Christus de
goddelijke en de menselijke natuur, zijn samengegaan in één natuur, één
godmenselijke natuur, zonder enige scheiding en onveranderlijk. Hiertoe
behoren:
de Armeens-Apostolische Kerk, de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochie, de
Koptisch-Orthodoxe kerk, de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk, de Eritrees-Orthodoxe
kerk en de Malankaarse Syrisch-Orthodoxe Kerk van India.
Tweenaturenleer (of
dyofysitisme) : De leer houdt in dat Jezus zowel volledig
goddelijk als volledig menselijk is en dat deze beide naturen ongescheiden en
onvermengd zijn. De tweenaturenleer werd vastgelegd op het Concilie van
Chalcedon (451).
De vraag naar de natuur van Christus ontstond, nadat op het
Eerste Concilie van Nicea was vastgelegd dat Jezus gelijk in wezen was aan
God de Vader. Dit riep de vraag op hoe het goddelijke en het menselijke in zijn
persoon samengekomen waren.
In het westen daarentegen was men van mening dat Jezus twee
volledige naturen had, een goddelijke en een menselijke. Deze waren
ongescheiden (tegen de Nestorianen) en onvermengd (tegen de monofysieten). In
de woorden van de geloofsbelijdenis van Chalcedon was Jezus
"volmaakt in zijn Godheid en volmaakt in zijn mensheid". De
Tweenaturenleer wordt aanvaard door de Rooms-Katholieke Kerk, de protestantse
en de oosters-orthodoxe kerken.
Bij de tweenaturenleer wordt vaak het voorbeeld gebruikt
van water en wijn die het goddelijke en menselijke symboliseren. Ze zijn bij
elkaar zonder dat de één de ander opneemt. Ze zijn ongemengd, ongedeeld,
ongescheiden en onveranderd.
|