A Christmas Carol
door Charles Dickens (7/2/1812 9/6/1870)
A Christmas Carol is een
Victoriaanse allegorie over een oude en verbitterde vrek,
Ebenezer Scrooge, die in de nacht voor Kerstmis een aantal dromen heeft en
daardoor tot inkeer komt. Het verhaal werd geschreven tussen september en
december 1843 in Manchester en Londen.
Het verhaal begint op kerstavond
in Londen, precies zeven jaar na de dood van Jacob Marley. Ebenezer Scrooge
en hij waren zakenpartners geweest voor lange jaren. Scrooge was zijn enige zakenpartner
en zijn enige vriend geweest. Scrooge had de naam boven het geldwisselkantoor
nooit laten overschilderen. Er stond Scrooge en Marley. Scrooge werd door
nieuwe klanten soms Scrooge genoemd ofwel Marley, maar hij vond beide goed.
Maar Scrooge was een hebzuchtige en gierige oude man. Een hart van steen,
geniepig, zelfvoldaan en solitair. Zijn koude hart had weerslag op zijn
uiterlijk. Hij had rode ogen, dunne blauwe lippen, een puntige neus, ingevallen
wangen en een stijve looppas. Zijn hoofd had een ijzige aanblik. Hij zat in een
kantoor dat hij amper verwarmde. Hij was ongevoelig voor het weer en liet zich
niet meeslepen door meewarigheid. De mensen lieten hem koud en hij liet geen
menselijk sympathie toe hem te ontdooien.
Op Kerstavond zat de oude Scrooge
in zijn kantoor en was druk bezig. Het was drie uur in de namiddag maar het was
donker en mistig buiten en ijzig koud. Kandelaars stonden voor de ramen van de
nabijgelegen kantoren. De deur van zijn kantoor stond open om zijn klerk, Bob
Cratchit in het oog te houden die brieven aan het overschrijven was. De kolenkit
om de kleine ruimte waar de klerk aan het werk was te verwarmen stond in het
kantoor van Scrooge en hij liet door zijn gierigheid niet toe dat de klerk wat
kolen kwam halen. Fred, een neef van Scrooge, kwam langs om zijn oom een
'gelukkig kerstfeest' te wensen. Scrooge had het er niet op begrepen en spot
met de goede gezindheid van zijn neef. Fred is arm, maar dat kan zijn humeur
niet vergallen. Scrooge vroeg zijn neef wat voordeel het hem al gebracht had een goed Kerstfeest te hebben. Fred zei dat het naast de verering wegens de heilige oorsprong, altijd een liefdevolle, plezante tijd van vergeving is.
Een tijd dat de mensen hun harten
kunnen openen en de mensen helpen die het slechter hebben. Een tijd dat de
naaste geen ander ras van schepsels is. Het heeft hem geen goud of zilver in
zijn zak opgebracht, maar hij geloofde dat het hem goed deed. Fred nodigde Scrooge uit om kerstdag met zijn gezin te vieren. Maar Scrooge vond het maar
niets. Hij vroeg Fred waarom hij eigenlijk getrouwd is. Fred vertelde dat hij
verliefd werd. Maar Scrooge vond zijn uitleg al even bespottelijk als het
wensen van een goed kerstfeest. Uiteindelijk stuurde Scrooge hem weg zonder
meer, en wilde zelfs geen vriendschap met Fred aanvaarden. Fred verliet nog altijd in goede luim het kantoor en wenste de klerk nog een goede kerst, die de klerk hartelijk
terugwenste.
Er kwamen ondertussen twee heren
binnen om een inzameling te doen voor de armen. Ze wisten dat Marley een
vrijgevig man was, maar worden door Scrooge afgepoeierd met de opmerkingen dat
de werkhuizen en de armenwet voldoende zijn voor de armen. Als de heren
antwoordden dat de armen liever zouden sterven dan terecht te komen in een werkhuis,
antwoordde Scrooge "Als ze liever sterven ... dan moeten ze dat maar doen
en zo de overbevolking verminderen". Buiten stonden wat arbeiders die
gaspijpen aan het dichtten waren, rond een grote stoof. De winkels waren verlicht
en versierd met twijgjes en bessen. De burgermeester gaf vanuit zijn
ambtswoning orders aan zijn koks en butlers. Ondertussen kwam een
kerstzingertje aan de deur, maar Scrooge joeg hem weg. Aan het eind van de dag
stemde Scrooge met tegenzin en grommend in met een vrije betaalde dag voor
Cratchit op eerste kerstdag, mits hij de tweede kerstdag ter compensatie dan
eerder zou komen. De klerk voerde aan dat dit maar een keer op een jaar was, maar
Scrooge vond dit maar een armzalig excuus.
Scrooge ging eerst in zijn
gewoonlijke taverne eten en nadat hij al de nieuwsbladen had gelezen en de
rest van de avond met zijn bankiersboek bezig was, gaat hij naar huis slapen.
Hij woont in een statig pand dat vroeger van wijlen Jacob Marley was. Hij had
het huis geërfd na de dood van Jacob Marley. Het huis is donker en koud om
kosten te sparen. Als hij de sleutel in het slot stak, schrok hij als de
klopper op de deur de vorm krijgt van het spookachtige gezicht van Marley. Dat was het begin van een gedenkwaardige nacht. Geluiden in het donker op de trap,
geluiden van schuivende grendels en slaande deuren elders in het huis, en een
onverklaarbaar gerinkel van de in onbruik geraakte bediendenbel gingen vooraf aan
een bezoek van de geest Marley terwijl Scrooge bij de haard zijn haverpap zat
te eten. Scrooge geloofde eerst niet in de geest, maar als de geest het verband
rond zijn hoofd afdeed, viel zijn onderkaak op zijn borst. Scrooge viel op zijn
knieën van schrik.
De geest Marley droeg een zware
ketting rond zijn middel met daaraan symbolische objecten uit zijn leven, maar
dan in massief ijzer: geldkisten, sleutels, hangsloten, kasboeken, zware
portemonnees en dergelijke. Marley waarschuwde dat het lot van Scrooge nog erger
kon zijn, want zijn ketting was zeven jaar geleden al net zo lang als die van
Marley, en hij had ze met zijn egocentrische levensstijl alleen maar langer
gemaakt. Marley vertelde dat hij zijn ketting door zijn eigen vrije wil gesmeed
had tijdens zijn leven. Hij had zich tijdens zijn leven niet onder de
mensen begeven en geen naastenliefde en geluk gedeeld op aarde.
Marley besefte nu dat alle
onophoudelijke werken van onsterfelijke mensen op aarde naar de eeuwigheid
moeten overgaan en dat het goede ervan zich pas dan ontwikkelt. Hij besefte dat een
christelijke mens die goedheid beoefent in zijn kleine omgeving zijn leven te
kort zal vinden omdat het zo bruikbaar is. Hij besefte dat geen enkele spijt de
kans kon goedmaken van het misbruiken van zijn leven. Hij besefte dat de mensen
zijn taak waren geweest. Het algemeen welzijn was zijn taak geweest: naastenliefde,
barmhartigheid, verdraagzaamheid en vrijgevigheid. Zijn taak als geldwisselaar
was maar een druppel water in de oceaan van zijn uitvoerige missie dat hij had gekregen in zijn leven.
In deze tijd van het jaar lijd
ik het meest. Waarom liep ik in de menigte van medemensen met neergeslagen
ogen, en keek ik nooit op naar de gezegende Ster die de Wijzen naar een arme
woonplaats leidden? Waren er geen arme huizen waar het licht mij zou hebben gevoerd?
Nu moet Marley als boetedoening rondzwerven
om hiervan getuigenis te geven. Marley waarschuwde Scrooge dat zijn huidige
levensstijl hem hetzelfde lot zal brengen als Marley na zijn dood. Maar hij kreeg nog een kans en hoop om aan het lot te ontsnappen.
Marley vertelde Scrooge dat hij drie
geesten op bezoek zal krijgen. Zij kunnen helpen om zijn leven te beteren. Scrooge
zag de geest verdwijnen in de nacht als verwarde geluiden van gejammer,
droefheid en spijt in de lucht weerklonken. De lucht was gevuld met geesten die
allen ketenen droegen. Hij zag nog een oude geest met een ijzeren brandkast aan
zijn enkel, die vol medelijden een armoedige vrouw met kind wilde helpen, maar
het niet meer kon. Het is duidelijk : de geesten willen allen tussenkomen in menselijke
zaken en ze ten goede keren, maar ze hebben de kracht voor altijd verloren.
Scrooge was geschrokken en ging naar bed, denkend dat een goede nachtrust hem
goed zal doen.
De volgende dag werd Scrooge
verschrikt door de verschijning van de eerste geest om 1 uur s nachts. Hij was
zo groot als een kind, maar was een oudere man met lang wit haar en een
rimpelloos gezicht. Hij droeg een wit gewaad met gordel omgord, versierd met
zomerbloemen en hield een groene tak vast. Vanaf de kruin van zijn hoofd kwam
een heldere straal licht. Hij noemde zich de 'Geest van Voorbije Kerstmis'. Hij
legde zijn hand op Scrooges hart en ze kwamen ineens op een landweg, omringd
door velden. Het was de plaats waar Scrooge was opgegroeid. Ze wandelden tot ze
een marktstadje zagen in de verte, met een brug en een kerk, aan een rivier
gelegen.
Scrooge kende de reizigers die ze
tegenkwamen en was blij ze te zien. Hij was vervuld van blijdschap toen hij
hoorde dat ze elkaar een prettige kerst wenstten en naar hun huizen gingen. De
geest zei hem dat er een nog steeds een kind op de kostschool zat. Scrooge wist
dat hij het was en snikte. Ze gingen naar het huis van Scrooge en ze kwamen in
een kamer waar een eenzame jongen aan het lezen was bij een vuur. Scrooge
weende om zijn arme vergeten zelf. Plotseling kwamen de figuren uit zijn boeken
tot leven. Ali Baba, Valentine en zijn broer Orson
Robinsoe Crusoe en zijn papegaai
Op een andere kerstdag toen hij al ouder was werd hij omhelsd door zijn kleine
zuster Fan, die hem kwam halen om terug naar huis te keren. Ze vertelde hem dat
zijn vader beter was geworden en dat het thuis hemels was geworden. Hij zag
zijn schoolmeester die hem behandelde met. Hij werd eraan herinnerd dat zijn
zus was gestorven en dat zij hem een neef had nagelaten. Zij was de enige
persoon die hem liefde en aandacht had geschonken. Daarna gingen ze de stad in
en gingen een kantoor binnen waar Scrooge in de leer was gegaan. Hij zag zijn
oude leermeester Fezziwig, een grote man met een pruik achter een grote bureau.
Ook zijn vriend Dick Wilkins zag hij terug. Op kerstavond mochten ze de winkel eerder
sluiten en daar hadden Scrooge en Dick wel zin in.
De hele familie van Fezziwig en
het huispersoneel kwam in de winkel samen en een vioolspeler kwam muziek
spelen. Er werd gedanst en gefeest. Scrooge en Dick hadden het enorm naar hun
zin en prezen de oude Fezziwig de hemel in. Maar de geest herinnerde Scrooge
eraan dat Fezziwig al deze eer niet waard was, omdat het maar een kleine moeite
had gekost. Scrooge dacht aan zijn eigen klerk. Daarna kreeg hij zichzelf te
zien toen hij gesetteld was. Zijn gezicht begon tekenen te tonen van zorgen en
gierigheid. Er was gretige hebzucht in zijn ogen te zien en dit zou hem maken
tot de Scrooge dat hij nu was. Hij was niet alleen, maar zat naast een mooi
jong meisje. Ze had tranen in de ogen. Ze maakte hem een zacht verwijt dat hij
het najagen van rijkdom op de eerste plaats had gesteld ten koste van andere nobele
ambities waaronder hun verloving. Ze waren verloofd toen ze nog beiden arm en
tevreden waren, tot ze hun werelds fortuin konden vermeerderen. Toen is Scrooge
veranderd. Het geluk toen ze nog een van hart waren was veranderd in miserie.
Elk streefde nu naar iets anders. Ze verweet hem dat hij zelfs nu haar liefde niet
zou proberen terug te winnen omdat er geen bruidsschat aan vasthing. Ze liet hem in de steek.
Het hakte op Scrooge in en hij
vroeg om de herinneringen te stoppen. Maar de geest reageerde met een andere
scene te tonen. Hij zag in een kamer een vrouw zitten recht tegenover haar
dochter. Er waren vele kinderen in de kamer die kabaal maakten. Hij werd er gek
van. Hij zag dat de vader thuis kwam samen met een portier die allemaal kerstspeeltjes
en geschenken droeg. De kinderen bedolven de arme portier bijna. Vreugde en
verwondering om de pakjes alom.
Scrooge keek aandachtig naar de
vader die dicht bij zijn dochter en haar moeder kwam zitten bij de haard en
hoorde hoe zijn dochter hem vader noemde. Het had zijn dochter kunnen zijn.
Hij werd somber.
Belle zei de man tegen zijn
vrouw met een glimlach. Ik zag een oude vriend van jou deze namiddag.
Wie was het?
Raad eens!
Hoe kan ik dat nu weten? voegde
ze er lachend aan toe.
Mr Scrooge. Ik ging langs zijn
kantoor en er stond een kaars te branden. Ik kon hem nauwelijks zien. Hij zat
er alleen. Zijn partner is dood, heb ik gehoord. Hij is nu alleen op de wereld,
geloof ik.
Niet langer in staat de pijnlijke
herinneringen te verdragen en met een steeds sterker wordend gevoel van spijt,
smeekte hij de geest hem naar huis te laten gaan. Scrooge kwam terug in zijn
slaapkamer en viel uitgeput in slaap.
Om 1 uur 's nachts schoot Scrooge
wakker alsof hij voelde dat hij wakker moest zijn voor een speciaal doel: de
ontmoeting met de tweede boodschapper hem gezonden door de interventie van
Jacob Marley. Hij ging naar de kamer naast zijn slaapkamer en zag dat de kamer
een verbazingwekkende transformatie had ondergaan. De muren en het plafond
waren behangen met groen. Het leek op een kamer in het bos. Op de grond was er
een toren aan delicatessen aangelegd: van kalkoenen, gevogelte, worstjes, plum-pudding,
taart, oesters, rode appels, sappige sinaasappelen, blinkende peren, immens
grote cake en grote kommen vol punch. Er zat een vrolijke reus op een sofa en
hij hield een lichtgevende toorts vast. Hij nodigde Scrooge uit om binnen te
komen. De geest noemde zich de 'Geest van Huidig Kerstmis'. De geest was gehuld
in een groene mantel met een witte vacht als boord. Hij droeg boven zijn
donkerbruine lange krullen een hulstkrans met hier en daar een glanzende
ijspegel. Zijn kleed werd omgord door een antieke schede, maar er zat geen
zwaard in. De geest vertelde dat hij een grote familie had met meer dan 1800
broers.
De geest bracht hem in de stad op
kerstdag morgen, waar de mensen de sneeuw ruimden voor hun huizen en van hun
daken. In de straat reden er koetsen en karren
voorbij. Er hing een mist en ondanks dat de stad een troosteloos aanblik had, hing er toch een vrolijke sfeer. De mensen riepen blijgemutst tegen
elkaar. De poelierwinkels en groentewinkels waren nog open en ook de
kruideniers. De overvloed aan fijne waren bood een mooi aanblik. De
torenspitsen riepen de goede mensen op, en ze gingen in hun beste kleren naar de kerk of kapel.
Ondertussen kwamen ontelbare mensen naar de bakkerijen met hun maaltijd om ze
te bakken in hun ovens. De geest was zeer geïnteresseerd in deze arme
feestvierders en hij sprenkelde een soort magische wierook op hun feestmaal. Het was een
speciale fakkel want als er een paar boze woorden klonken tussen sommige mensen herstelde het onmiddellijk hun goede humeur.
Scrooge vroeg of de magische wierook op elke maaltijd zijn werking had op die dag. De geest antwoordde dat het voor
elke maaltijd was die vriendelijk werd gegeven en aan een arme het meest. De
geest vertelde ook dat er sommigen zijn die beweerden de geest te kennen en hun
daden van passie, hoogmoed, onwil, haat, nijd, onverdraagzaamheid en egoïsme in
zijn naam stellen. Maar ze deden deze daden in eigen naam. De sympathie voor
alle arme mensen leidde de geest ertoe recht naar het huis van Scrooges klerk te
gaan. De geest zegende de plaats van Bob Cratchit met een sprenkeling van zijn fakkel. De vrouw van Cratchit en de kinderen Belinda, Peter en 2 kleintjes
waren allen druk bezig in de leefruimte. Martha, de oudste dochter kwam van het
werk bij een hoedenmaaktster en had een gans bij voor de feestmaaltijd. De 2
kleintjes zeiden aan Martha dat hun vader kwam en dat ze zich moest verstoppen voor de grap.
Bob Cratchit kwam binnen en had op zijn schouders Tiny Tim, hun kreupele zoontje. Bob zag Martha nergens en was teleurgesteld. Maar Martha kwam vlug tevoorschijn en rende in zijn armen.
Bob kwam terug van de Mis en
vertelde dat Tim had gehoopt de mensen hem in de Kerk hadden gezien. Omdat hij kreupel
was zouden de mensen op Kerstdag eraan denken wie degene was die de lamme
bedelaars deed lopen en de blinden zien.
Allen hielpen bij de karige feestmaaltijd
dat bestond uit aardappelen, appelsaus en gans. Allen waren opgetogen en de
kleine Tim riep hoera. De maaltijd werd afgesloten met een stevige pudding,
appels, sinaasappels en kastanjes die in het vuur werden gepoft. Ieder wenste
elkaar een zalige kerstdag en Gods zegen. Bob hield de kleine hand van Tim
vast. Hij hield zoveel van de jongen, en mocht er niet aan denken dat hij misschien
van hem zou weggerukt worden.
Scrooge vroeg vol medelijden of
de kleine Tim het zou halen. Maar de geest zei dat het niet waarschijnlijk was en herinnert hem aan zijn woorden van eerder die dag over het
verminderen van de overbevolking. Scrooge is overweldigd door verdriet en
wroeging.
De geest: Ga jij beslissen welke
mensen zullen leven en welke sterven? Het zou kunnen dat met het oog op de
Hemel, jij waardelozer bent en minder geschikt bent te leven dan miljoenen
zoals het kind van deze arme man. O God! Hoor het insect op het blad zeggen dat
er teveel leven is onder zijn hongerige broeders in het stof!
Bob liet weten dat Scrooge, zijn
baas eigenlijk degene was die het feest heeft mogelijk gemaakt. Maar zijn vrouw
herinnerde hem eraan dat hij een harde en gevoelloze mens was. Toch wilde Bob er
niets van weten, en ze toastten dan op zijn gezondheid en op een zalige Kerstdag en
een gelukkig nieuw jaar. Bij de vuur dronken ze allen uit een kruikje, aten de
gepofte kastanjes en zongen liedjes. Hoewel Scrooge toch voor eventjes een donkere
schaduw wierp op het feest, waren ze een gelukkig, dankbaar gezin.
Daarna gingen Scrooge en de geest
door de donkere straten van de stad. Het sneeuwde hard. Er waren vuurplaatsen en
voorbereidingen voor de feestmaaltijden te zien. Kinderen liepen uit de huizen
om hun gehuwde broeders, zusters, neven, nichten, ooms en tantes te begroeten.
De geest deelde zijn zegeningen en vrolijkheid uit aan alles die in zijn bereik waren. De
jongen die de lantaarnpalen aanstak, lachte luid als de geest voorbij kwam.
Ze kwamen bij een plaats waar
mijnwerkers leefden. Er waren houten barakken. De geest ging binnen en
er was een blij gezelschap rond een gloeiend vuur. Er was een oude man en zijn
vrouw, samen met hun kinderen en hun kleinkinderen, en nog achterkleinkinderen die allen blij feest vierden. De oude man zong een kerstlied van toen
hij klein was en de anderen zongen mee in koor.
De geest bleef maar eventjes en
vroeg Scrooge stevig zijn gewaad vast te houden. Ze zweefden boven het land en
over de zee met kliffen waar het zeewater tegen beukte. Aan de oever stond een vuurtoren. Twee
mannen zorgden voor het vuur dat een lichtstraal boven zee verspreidde. Ze wensten elkaar een zalige kerst en zongen een
zeemanslied.
De geest bracht Scrooge verder op
zee, tot ze ver weg op zee een schip zagen. Ze stonden naast de stuurman aan
het roer en officieren stonden op de uitkijk. Elk neuriede een kerstliedje, of
vertelde aan een ander over een voorbije kerst dat ze hadden meegemaakt. Hun
gedachten waren bij het thuisfront. Aan boord had elk speciaal een goede wens
voor elkaar, meer dan op een andere dag van het jaar.
Scrooge was verzonken in
gedachten en werd opgeschrikt door een hartelijke lach. Hij herkende zijn eigen
neef en bevond zich ineens in een heldere kamer, met de geest die glimlachend
aan zijn zijde stond. Zijn neef, zijn vrouw en enkele aanwezige vrienden waren
in goede luim. Fred lachte om zijn oom Scrooge, die vond dat kerstdag flauwekul
was. Zijn vrouw tikte hem op de vingers dat hij met Scrooge niet mocht spotten.
Ze hadden het ook over zijn rijkdom, dat voor Scrooge eigenlijk van geen nut
was. Ze vonden het erg dat hij niet opdaagde naar hun feestmaaltijd. Fred
richtte het woord tot Topper. Topper was vrijgezel en had een oogje op een van de
zusters van Freds vrouw, die er aanwezig waren. Ze waren van oordeel dat
Scrooge plezante momenten miste door zijn eigen schuld. Na de thee speelde de
vrouw van Fred op de harp en Scrooge herkende het deuntje van op de kostschool.
Hij werd zachter en dat eraan dat hij jaren geleden er al had naar kunnen
luisteren, als hij met zijn eigen handen de goedheid van het leven voor zijn
eigen geluk had kunnen ontwikkelen.
Ze speelden een spelletje
blindeman en Topper ging telkens achter dezelfde vrouw aan. Er waren wel 20
mensen aanwezig en allen deden mee met de spelletjes. Scrooge deed in stilte
mee met het spelletje om iets te raden, tot grote tevredenheid van de geest.
Scrooge was pas helemaal onder de indruk als het gezelschap hem een zalig
kerstfeest en gelukkig nieuwjaar wensten, ondanks dat hij niet naar het feest
was gekomen.
Daarna gingen de geest en Scrooge
nog vele huizen binnen, maar altijd met een happy end. De geest stond naast het
bed van zieken en ze werden blijgezind, op vreemde plaatsen en de mensen
voelden zich dicht bij huis, bij mensen in miserie en ze werden geduldig en in
grotere hoop, bij armoedige mensen, en hij maakte ze geestelijk rijk. In het
armenhuis, ziekenhuis, gevangenis en in elk toevluchtsoord, waar de ijdele mens
de deur nog niet op slot had gedaan voor de geest, liet hij zijn zegen achter
en leerde Scrooge zijn regels.
Het was een lange nacht, en
Scrooge twijfelde eraan of het niet langer dan een nacht was. Scrooge merkte op
dat de geest zichtbaar ouder werd. Nadat ze een middernacht kinderfeestje
hadden bijgewoond had de geest grijs haar gekregen, terwijl Scrooge onveranderd
was gebleven.
Leven geesten zo kort? vroeg
Scrooge.
Mijn leven op deze bol is zeer
kort, antwoordde de geest. Het eindigt vannacht om middernacht. De tijd is
nabij.
Scrooge zag dat er onder de
mantel van de geest twee kinderen zaten. De kinderen zagen er ellendig,
afschuwelijk en angstaanjagend uit. Maar ze waren ook zeer nederig. Scrooge was
geschrokken en vroeg of het kinderen van de geest waren. Maar de geest
antwoordde dat het de kinderen van de mensen waren. De jongen was Onwetendheid
en het meisje was Nood. Ze verpersoonlijkten de belangrijkste oorzaken van het
lijden in de wereld. De geest waarschuwde dat men het meest moest opletten voor
de jongen, omdat hij het noodlot kon brengen. Als Scrooge vroeg of ze geen plaats
hebben om te wonen citeerde de geest hem weer: "Zijn er dan geen werkhuizen?
Zijn er dan geen gevangenissen?". Na dit bezoek keerde Scrooge weer terug
naar zijn kamer en staat de klok wederom 12 uur.
De derde geest, de 'Geest van
Toekomstig Kerstmis', kwam net na middernacht. Het was een grote stille, zwijgzame, statige geest. Scrooge
knielde neer toen hij naderbij kwam. De geest was omhuld door een waas van
duisternis en mysterie. Hij was gekleed in een zwart gewaad die zijn hoofd en
gezicht en vorm bedekte. Enkel een uitgestrekte hand was zichtbaar. Hoewel
Scrooge bang voor hem was, was hij wel bereid om met hem mee te gaan. Ze gingen
de stad in en zagen handelaars die druk bezig waren met spullen te verkopen uit
een pand. Ze kijken op hun horloges en spraken met elkaar in groepjes bijeen.
Op aanwijzing van de geest mengde Scrooge zich bij een groepje en luisterde
naar hun gesprek. Ze hadden het over het overlijden van een rijke man van het
huis. Ze roddelden dat het maar een goedkope begrafenis zou zijn omdat ze niet
wisten of er iemand zou komen. Ze wilden zelf naar de begrafenis komen als er
maar een maaltijd was. Ze kenden de overledene niet zo goed en het kon hen ook
weinig schelen. Scrooge kende de mannen. Ook de mannen van een ander groepje
kende hij heel goed. Het waren zakenmannen die zeer rijk waren en belangrijk
waren van aanzien. Hij had er altijd op toegezien dat hij in hun gunst stond op
zakenvlak. Ze hadden het over Scrooge en noemden hem de oude schraper.
De geest leidde Scrooge naar een
deel van de stad waar hij nooit eerder was geweest, maar hij kende de slechte
reputatie van het stadsdeel. De wegen waren smal, de huizen ellendig. De mensen
waren er dronken, slordig, lelijk. Het stonk er naar vuil en het kwartier was
vervuld van misdaad, smerigheid en ellende. Ze kwamen in een winkel waar ijzer,
vodden, flessen en dergelijke werden verkocht. Er zat een grijsharige boef van
bijna 70 jaar die rustig een pijp rookte bij een houtskoolstoof. De plaats was
afgeschermd door flarden stof. Er kwamen twee vrouwen na elkaar binnen die
zwaar waren geladen en nog een man in het zwart. Het was de werkster, de
wasvrouw en de begrafenisondernemer. Ze kenden elkaar. Ze waren allen
samengekomen voor de gelegenheid bij de oude Joe om de persoonlijke spullen van
Scrooge te verdelen. Het bleek dat Scrooge in zijn blootje werd begraven omdat
de wasvrouw zijn mooiste hemd had meegenomen. Ze hadden het erover waarom
Scrooge in zijn leven niet had gezorgd dat hij niet alleen moest sterven. De
oude Joe nam een geldbeurs boven en gooide het geld op de grond. Het was hun
erfenis. Ze lachten en zeiden dat hij iedereen wegjaagde toen hij leefde, maar
dat hij zorgde voor hun erfenis nu hij dood is. Scrooge luisterde met afschuw
naar hun gesprek.
Ineens stond Scrooge met de geest
in de donkere kamer waar het levensloze lichaam op een bed lag. Het hoofd stak
onder een laken, maar de rest van het lichaam was geplunderd, beroofd,
onbewaakt, onverzorgd. Er stond niemand die over hem rouwde. Scrooge wist
genoeg.
Scrooge wist hoe de dood was.
Maar hij wist ook dat de dood was overwonnen door Degene wiens geliefde,
vereerde hoofd niet door de dood was getroffen. Hij had een open, milde en
waarachtige hand, een dapper, warm en teder hart, en de hartslag van een mens.
Zijn goede daden kwamen voort uit de wonden, om de wereld met onsterfelijk
leven te zaaien.
Scrooge dacht eraan als deze mens
nu zou opgewekt worden, wat zijn gedachten zouden zijn. Gierigheid, harde
onderhandelingen, aangrijpende zorgen? Ze hadden hem naar een werkelijk goed einde
gebracht!
Hij lag, in het donkere lege
huis, met niet een man, vrouw of kind, die zei dat hij aardig was, of een goede
nagedachtenis had aan hem. Scrooge had niet de kracht om te kijken of het zijn
hoofd was onder het laken. En hij vroeg aan de geest om een persoon te vinden
in de stad die aangedaan was door de dood van deze man.
De geest spreidde zijn donker
gewaad uit en ineens waren ze in een kamer waar een moeder en haar kinderen
zich bevonden. De vrouw verwachte
iemand. Ze keek geregeld door het raam en naar de klok. Er werd geklopt en
opende de deur voor haar man. Hij had een bezorgde blik. Hij ging bij het vuur
zitten. Hij vertelde zijn vrouw dat hij de schuldeiser had opgezocht om een
week uitstel te vragen, maar dat zijn schuldeiser was gestorven. Ze vroeg hem
aan wie de schuld zou overgedragen worden. Maar hij wist het niet. Voor die
tijd zouden ze het geld hebben en als dit niet het geval zou zijn, geloofde de
man dat de volgende schuldeiser niet zo genadeloos zou zijn als deze. Met dit
was het gezin gelukkig omdat de man was gestorven.
De geest voerde hem daarna naar
het huis van Bob Cratchit waar het een ingetogen kerstfeest was. De moeder en
haar dochters hadden hun naaiwerk, Peter was aan het lezen en de kleine
Cratchits zaten stil in een hoek. Peter sprak : En Hij nam een kind en zette
het in hun midden.
De moeder legde haar naaiwerk op
tafel en hield haar hand voor haar gezicht. Haar ogen deden pijn. Ze waren
allen aan het wachten op hun vader. Toen hij binnenkwam stond zijn thee klaar. Zijn
oogappel Tim was reeds overleden. De twee kleine Cratchits klommen op zijn knieën
en legden hun kleine wangetjes tegen zijn gezicht en probeerden hem te
troosten. Bob was vrolijk tegen hen en prees het naaiwerk van zijn vrouw en de
meisjes. Hij was alleen naar de Mis geweest, zonder zijn Tiny Tim.
Hij was de neef van Scrooge tegen
gekomen en deze had hem zijn medeleven betuigd. Hij had ook zijn kaartje
gegeven zodat Bob altijd een beroep op hem kon doen. Hij was van plan Peter te
helpen. Ze spraken nog over de goede geest dat Tiny Tim in hun gezin had
gebracht.
Scrooge vroeg de geest wie het
lijk was van de man op het bed. Maar de geest ging verder en toonde het kantoor
van Scrooge. Hij keek naar binnen, maar zag dat het niet meer zijn kantoor was.
De meubels waren niet van hem en de persoon in de stoel was iemand anders. Ze
gingen naar de begraafplaats en daar liet de geest de overwoekerde grafsteen
van Scrooge zien. Scrooge valt neer op de grond en hij verzekert de geest dat
hij zijn leven zal veranderen. Hij belooft Kerstmis in zijn hart te eren, en
het heel het jaar indachtig te zijn. Hij belooft in het verleden, heden en
toekomst te leven en de drie geesten in zich te laten leven. Hij belooft de
lessen dat de geesten hem hebben geleerd te volgen. Hij houdt zijn handen in
een laatste gebed om zijn lot veranderd te zien. Op dat moment krimpt de geest
ineen.
Scrooge is terug in zijn eigen
bed. En het beste van alles was dat de tijd voor hem de zijne was, om herstel
te maken. Hij dankt de Hemel en de tijd van Kerstmis dat Jacob Marley hem heeft
gewaarschuwd. Hij voelt zich gelukkig als een engel, en vrolijk als een
schooljongen, lichthoofdig als een dronken man. Hij roept een zalig Kerstfeest
aan iedereen! Een gelukkig Nieuw Jaar aan de hele wereld! Hij lachte, wat hij
reeds jaren niet meer had gedaan. Hij komt buiten en er is zonlicht en een
heldere lucht. Hij hoort dat het Kerstdag is, en is blij dat hij het niet gemist
heeft. Hij beveelt een jongen om een grote kalkoen te kopen en geeft hem geld.
Hij stuurt de grote kalkoen naar Bob Cratchit.
Ondertussen komt hij de oude man
tegen die de vorige dag naar zijn kantoor was gekomen. Hij groet hem hartelijk.
Hij vraagt hem terugbetalingen te doen en hem te komen opzoeken in zijn
kantoor. Hij ging naar de kerk, wandelde in de straten, keek naar de mensen die
druk in de weer waren, gaf kinderen een aai over het hoofd, bleef bij bedelaars
staan en keek in de keukens van de huizen. Alles was hem een plezier. Hij had
nooit gedroomd dat een wandeling, en nog zoveel meer, hem zoveel geluk
bezorgde. In de namiddag ging hij naar het huis van zijn neef. Hij verzamelde
al zijn moed en klopte aan. Het dienstmeisje liet hem binnen en hij riep Fred
al van ver. Freds vrouw en het hele gezelschap waren aangenaam verrast en ze
vierden een prachtig feest samen en deden erna nog spelletjes.
De volgende dag zorgde Scrooge
ervoor dat hij voor Cratchit in het kantoor was. Hij probeerde zijn norsheid te
veinzen. En Bob excuseert zich. Maar Scrooge zegt al lachend dit niet meer te
accepteren in de toekomst, en gaat hem opslag geven. Hij wenst Cratchit een
zalig Kerstfeest en geeft hem een klopje op de rug. Scrooge gaat met hem praten
bij een glaasje om zijn gezin te helpen en hij zegt dat Bob een kolenkit naast
zich mag zetten om de stoof te vullen.
|