Van de site van Noeme Willem Visser : kijk naar zijn
prachtige site http://noemewv.nl/CVNWV.htm
over de liturgie en de gezangen : heel leerrijk!!! Hier en daar een verduidelijking van wikipedia.
Wat is
liturgie of eredienst?
Het woord is afgeleid van het Oudgriekse woord
λειτουργία (leitourgia), dat "het werk van het volk" betekent.
Vroege christendom
Het gebruik in de Kerk is ontstaan doordat dit gebruik vaak
wordt genoemd in de Griekse vertaling van het Nieuwe Testament (vb. in
Handelingen 13:2) Het is een collectief werk dat samengekomen gelovigen
verrichten door lof en eer te brengen aan God. Het verwijst hier naar een
openbare en welbewuste duidelijk omschreven ceremonie. Later wordt het woord
gebruikt om de vieringen van sacramenten aan te geven in de religieuze
bijeenkomsten van Christenen. Deze vieringen worden voorgegaan door
een priester of voorganger en zijn helpers. Het bestaan van een
hiërarchie van bisschoppen, priesters en diakens is reeds uit die
tijd bekend.
Overzicht Vroeg-Christelijke eredienst
De Vroeg-Christelijke Liturgie had zijn oorsprong in, en
ontleende zijn vormgeving grotendeels aan de Joodse Liturgische Praktijk van de
eerste Christenen.
Algemeen: vaste vormen
De
vroege Christelijke Kerk was vanaf het begin een liturgisch kerk omdat de Joden
gewend waren aan vaste vormen (met mogelijke variatie) in de eredienst. Het
Nieuwe Testament verhaalt allerlei voorbeelden van liturgische praktijken, van
traditionele Joods praktijken (zoals dat Petrus en Johannes naar de Tempel gaan
omdat het het uur van het gebed was) tot Christelijke liturgische eredienst
(waarbij ervan uitgegaan kan worden dat de vroege Christenen samenkwamen en
eredienst hielden volgens de Joodse traditie en daar hun eigen accenten aan
gaven, zoals de duiding van het breken van het brood en het drinken van de wijn
in de Maaltijd van de Heer).
Improvisatie binnen vaste kaders
Er
wordt vaak gedacht dat de Nieuw Testamentische eredienst spontaan en geïmproviseerd
was. Dit is niet waarschijnlijk omdat in de gewoonten van die tijd vaste
traditionele formuleringen een hoofdrol speelden. Eigen inbreng van de
gelovigen was dan ook eerder volgens gewoonteregels dan compleet spontaan. De
"orde" die gebruikt werd gebruikte vormen en formuleringen uit de
heilige Schrift. De Oosters Orthodoxe Kerk en in minder mate de Westerse Rooms
Katholieke Kerk hebben dit principe van continuïteit soms zelfs als onveranderbaarheid
opgevat.
Oorsprong
Vroeg Christelijke eredienst had zijn oorsprong in Joodse
vorm en praktijk. De volgelingen van Jezus begonnen niet met iets nieuws,
evenmin als Jezus. Ze baden als Joden en hielden hun eredienst als Joden. De
eerste Christenen waren Joden die Jezus Christus erkenden als de beloofde
Messias en de eredienst die ze hielden volgde de gebruikelijke Joodse vormen.
Daarom zien we in het Nieuwe Testament dat de eerste Christenen hun Joodse
religieuze praktijken voortzetten, terwijl ze ook op Jezus Christus gerichte
praktijken ontwikkelden. Het nieuw geduide maaltijdritueel dat ingesteld was
bij het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn discipelen werd in de vroege Kerk
aanvankelijk afzonderlijk gevierd.
Deze continuïteit van Tempel naar Synagoge tot de vroeg-Christelijke
Kerk maakte het mogelijk dat de Christelijke Kerk aan het eind van de 1ste eeuw
als een hoog ontwikkelde liturgische vorm had.
Continuïteit
Continuïteit is een opvallend kenmerk van de kerken die
zich aansluiten bij de liturgische traditie van het oosten of het westen. De
Oosters Orthodoxe Kerk praktiseert de continuïteit zelfs in de vorm van een
soort onveranderbaarheid. De Westerse Rooms-Katholieke Kerk deed dit voor de
hervormingen van het Tweede Vaticaanse Concilie ook, maar oriënteerde zich toen
sterk op de vroegste bronnen, waarbij bleek dat de onveranderbaarheid maar
schijn was en er veel veranderd was. De
Oosters Orthodoxe Kerk is we getypeerd als "vastbesloten om trouw te
blijven aan het verleden, met gevoel voor de levende continuïteit met de Oude
Kerk". Deze toewijding om het evangelie te beschermen en om de
blijde boodschap en de lof van God in stand te houden komen voort uit de
overtuiging dat het geloof aan Christenen gegeven werd door Jezus Christus. Als
Christenen "apostolisch" willen zijn, dan moeten ze tot dezelfde kerk
behoren die Jezus Christus stichtte, die in de eerste eeuw tot stand kwam. Een
Orthodoxe theoloog voerde aan dat "op een bepaalde manier alle Christenen
tijdgenoten van Jezus Christus moeten worden..." En dat "de 20ste
eeuw niet een absolute norm is , maar de apostolische 1ste eeuw wel."
C.S. Lewis herkende de continuïteit van de eredienst als
een erg belangrijk en erg waardevol kenmerk uit praktische overwegingen. Hij
ging zo ver dat hij zei dat eredienst moest zijn als een oude schoen; iets dat
past, en niet steeds gewenning vergt, iets dat je niet steeds opvalt. Hij
eindigt te zeggen "De perfecte
kerkdienst is de kerkdienst die zelf geen aandacht krijgt, waar onze aandacht
naar God gaat."
De muzikale vormen van vroege Christelijke eredienst waren
aanvankelijk Joods, zoals het psalmodiëren van de psalmen. Toen de
heidenzending begon, gingen de Christenen ook gebruik maken van Griekse
muzikale vormen. De taal in de
eredienst werd het Grieks, de algemene taal van het Romeinse Rijk.
Geleidelijk kwamen Griekse muzikale vormen en Griekse muziektheorie de Kerk
binnen. Binnen twintig tot veertig jaar waren Joodse en Griekse vormen beide te
vinden in de Christelijke eredienst, de basisvorm van de Joodse Synagogedienst
werd aangehouden (hoewel die uiteindelijke synagogedienstvorm pas later
gedocumenteerd is). Binnen honderd jaar werd de muzikale stijl overwegend
Grieks, naarmate de Kerk zich verspreidde over het Romeinse Rijk en leefde in
een Griekstalige cultuur. Sommige Joodse vormen, zoals het psalmodiëren van de
psalmen, bleven in gebruik. Nadat het Christendom officieel toegestaan werd in
de 4de eeuw, ontwikkelde deze muzikale stijl zich tot de Byzantijnse Muziek.
Byzantijnse muziek werd wijd en zijd in de Kerk gebruikt tot in de 7de en 8ste
eeuw.
Hoewel Griekse muziek overheersend was, was het niet de
enig gebruikte vorm. In Egypte was er een duidelijk andere vorm, net als in
andere (vooral verafgelegen) delen van het Romeinse Rijk. Als er echter sprake
is van een norm, dan was dat de Byzantijnse muziek. De twee vroegste
Christelijke hymnes, "Foos hilaron" (genoemd door Justinius rond 150
A.D.) en een "Hymne aan de Heilige Drieëenheid" (uit Oxyrrhyncus, Egypte,
waarschijnlijk midden 4e eeuw), zijn duidelijk Grieks in muzikale vorm.
De term "vroeg Christendom" betreft meestal de tijd voordat het
geloof toegestaan werd door Keizer Constantijn. Theologische ontwikkelingen
traden op, ketterijen werden afgewezen naarmate de Kerk meer zicht kreeg op de
implicaties van wat er in leven en werken van Jezus Christus was gebeurd, onder
leiding van de apostelen en hun opvolgers. Hun eredienst ging hun nieuwer
begrip weerspiegelen. De vroegste kerk had twee diensten op de sabbat: een
avondmaaldienst en een "Synagoge-achtige" dienst. Gaandeweg werden
deze gecombineerd.
Ontwikkeling
van de Christelijke Eredienst
De Oud Testamentische Basis voor de
Christelijke Eredienst
Joden hadden ten tijde van Jezus Christus al een traditie
van eredienst van zo'n 1500 jaar. Hun geschiedenis was vol met omgang met God
die hen riep om Zijn volk te zijn en van wie ze in hun heilige geschriften
speciale instructies overleverden ten aanzien van de offerdienst. Hier wordt
een patroon getoond dat claimt een weerspiegeling te zijn van de hemel. Deze
specifieke vormen van eredienst werden het eerst gezien in de Tabernakel van de
vroege Israëlieten en werden vervolmaakt in de Tempeldienst later in Jeruzalem.
1 De eredienst
aan God in de Tempel in Jeruzalem was het eerste en meest prominente brandpunt
van de Joodse eredienst, deze omvatte de vorm en regelmaat van gebeden
en offers.
2 Het Jodendom heeft altijd een
constante cyclus van gebeden, zegeningen en maaltijden gekend: dagelijks,
wekelijks, maandelijks en jaarlijks. Deze vormden het tweede brandpunt
van de Joodse eredienst. In de standaardvorm omvatte het een religieuze
praktijk op de dagelijkse gebedsuren en op de jaarlijkse hoogfeesten. De hoogfeesten incorporeerden de
offerdienst in de Tempel en inhoudelijk had de Messiaanse verwachting erop een
plaats. Deel van deze maaltijden was het "breken van het
brood" en de "zegening van de beker", en kende parallellen met
zowel de offerdienst in de tempel als het messiaanse feest.
Zoals Fr. Louis Bouyer stelt, "De synagogale eredienst
had al vóór Christus zijn noodzakelijke complement in het ritueel van de
maaltijden: het familie maal, en nog beter, ten minste ten tijde van Christus,
de maaltijden van die gemeenschappen van de gelovigen die samengekomen waren
door een gemeenschappelijke messiaanse verwachting..."
Er was een "maaltijd liturgie" voor de gebeden
bij de maaltijden en in principe waren deze vereist voor elke maaltijd. De
gebeden kregen het grootste belang bij de maaltijden op de hoogfeesten. De hele
structuur van het Laatste Avondmaal zoals Lukas die weergeeft weerspiegelt de
maaltijd liturgie zoals die gepraktiseerd werd binnen het Jodendom in die tijd.
Deze maaltijd gebeden en hun structuur droegen direct bij aan de vormgeving van
de viering van de Maaltijd van de Heer door de vroege Christenen.
3 Het derde en latere brandpunt van de eredienst was dat van de synagoge. Voor de doorsnee Israëliet
was de Tempel enkel de eigen plaats van eredienst op bepaalde dagen van het
jaar en het was in het bijzonder de plaats van de offerdienst. Tijdens de
Babylonische ballingschap was eredienst in de Tempel onmogelijk. Een nieuwe
vorm van eredienst ontstond, een vorm met het patroon van de tempeldienst maar
zonder de daar voorgeschreven offers en met een sterk didactisch element:
onderwijzing en herinnering. Deze
twee elementen van de Joodse eredienst in de synagoge en de tempel vormden
samen de basis van de vorm of orde van de liturgie voor de vroege Christelijke
Kerk.
Naast de structuur of orde die het vroege Christendom
meenam uit de eigen Joodse traditie kan men ook de al bekende cycli van de
liturgie vinden de dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse cycli
van de eredienst, die ook al deel waren van de Joodse traditie (zie het Oude
Testament). Handelingen 2:46 zegt: "Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind
samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun
maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde.". De Apostelen
vervolgden hun Joodse eredienst praktijken in de Tempel en braken dagelijks het
brood. Dit laatste lijkt te wijzen op het dagelijks vieren van de Maaltijd van
de Heer. Deze regelmaat wordt bevestigd in Handelingen 3:1 waar Petrus en
Johannes naar de tempel gingen omdat het het uur van het gebed was. Niet alleen
vervolgden zij de praktijk van de Joodse eredienst, zij hielden ook de
liturgische cyclus aan van dagelijkse gebeden op vaste tijden van de dag naast
de hoogfeesten.
Christelijke eredienst vertoonde zo een op Christus gericht
patroon dat de traditionele structuur en inhoud van de synagoge-eredienst en
van de tempeldienst in belangrijke mate bewaarde, erfenis van wat in het eerste
deel van de Heilige Schrift al doorgegeven werd als Goddelijke inzetting.
Binnen deze basisstructuur vinden we de Oud en Nieuw Testamentische praktijken
van de doop en de Paasmaaltijd die de Maaltijd van de Heer werd (de twee door
Jezus Christus zelf volgens de evangeliën expliciet ingestelde sacramenten) en
de belangrijkste van de traditionele Joodse religieuze feesten (Pasen en
Pinksteren).
De Vorm van de Tempel Dienst
De continuïteit van tempel en synagoge eredienst praktijken
karakteriseerde de vroege Kerk en de synagoge vorm werd de basis eredienstvorm
voor de Christelijke Kerk. Deze structuur werd al tijdens de Nieuw
Testamentische periode aangenomen, terwijl de Kerk nog als een Joodse richting
beschouwd werd, een messiaanse sekte die in Jezus Christus geloofde. De fixering
van deze vorm vond plaats nog voor er niet-Joden in de Kerk toegelaten werden
en voor de verspreiding van het evangelie buiten Judea. Deze basisstructuur
moet dus al aangenomen zijn toen de 'heiden zending' begon rond 38 A.D.
Betreffende de Tempeldienst zijn twee zaken belangrijk om
te beseffen: 1. De tempeldienst was offerdienst. Het ritme van het geestelijk
leven werd gevormd door het vieren van de religieuze feesten met hun
bijbehorende offers, waarvoor in de heilige geschriften (in Exodus en Leviticus)
gedetailleerde instructies te vinden waren. 2. de aardse eredienst wordt gezien
als een weerspiegeling van de hemelse eredienst.
De Bijbel geeft beelden van hoe de hemelse eredienst eruit
zou zien. Die vinden we bijvoorbeeld in Jesaja 6, Daniel 7, en Openbaringen 4
en 5. Door sommigen wordt er van uitgegaan dat de aardse eredienst op grond van
zulke visioenen werd vorm gegeven, anderen gaan ervan uit dat de beeldvorming
in deze visioenen gebruik maakte van de voorhanden religieuze beelden. Exodus
25 tot 27 geeft gedetailleerde informatie over de aard van de tempeldienst,
compleet met de opbouw en aankleding van de tempel (met maten), instructies
voor de bouw van de Ark, de aankleding van de Tabernakel, details van de
priestergewaden, het gebruik van wierook, de aanwezigheid van een altaar, de
dagelijkse offers, het gebruik van zalfolie en het gebruik van beelden.
Exodus 25:17 begint met God's opdracht de Ark van het
Verbond te maken, met gedetailleerde instructies. Dit omvat ook de opdracht om twee
cherubijnen van goud te maken. "Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die
plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de
verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de
Israëlieten verlang". De genadezetel, of Ark van het Verbond werd gezien
als "de lege troon waar niets te zien was, op deze troon was God aanwezig
het enige object dat aanbeden werd in Israël... God sprak van tussen de
cherubijnen onzichtbaar aanwezig op zijn troon tot Mozes, Aaron, Samuel ...
tot Zijn volk. Hier werd het bloed van de verzoening elk jaar
gesprenkeld."
De originele Ark, die verdween in het ballingschap, bevatte
de Stenen Tafelen van de Wet. Dit werd aanzien zowel als de plaats van het
offer en de plaats vanwaar God sprak de plaats van communie. Dit is een van
de redenen dat men in de Orthodoxe Kerken twee cherubijnen aantreft achter het
altaar waarop het brood en de wijn worden geconsacreerd om het Lichaam en Bloed
van Jezus Christus te worden, die werd geofferd voor de mensheid. En tussen en
voor hen is het altaar waarop de communie plaatsvindt in de Eucharistie. Verder
staan op het altaar 7 kandelaars (zoals de 7 armige Joodse kandelaar, de
Menorah), het licht dat het teken van aanwezigheid van God is. Sommige van deze
elementen bleven in de Westerse Rooms-Katholieke Kerken, tot het Tweede
Vaticaans Concilie.
Offer in de Christelijke
Eredienst
Deze elementen constitueerden de manier waarop eredienst en
offerdienst vastgelegd waren in de heilige schriften in Israël. Het offer stond
centraal: het offer van een dier om gunstig te stemmen en te verzoenen (eerherstel
te bieden) voor de zonden van Gods volk. De vroege Kerk geloofde dat de
offerdood van Jezus Christus en Zijn opstanding alle tempelofferdienst verving.
In zijn zelfoffer wordt Jezus Christus de genoegdoening voor alle zonden van de
mensen; Hij is het Lam van God, die de zonden van de wereld wegneemt (Johannes
1:29). Daarna was er voor Christenen geen noodzaak meer voor extra offers. Het
Goede Nieuws van Jezus Christus is dat zonden vergeven zijn in Hem, en in Hem zijn
Christenen verzoend met de Vader.
Waarom
dan doorgaan met de gewoonten en rituelen van de Tempel? Omdat ze naast
offerdienst ook gemeenschap omvatten en omdat ze door de Heilige Schrift
voorgeschreven waren. En omdat de tempeldienst vervuld is door Jezus Christus
gaat de Christelijke eredienst altijd door, op aarde en in de hemel voor de
troon van God. Aardse eredienst heeft een band met de eredienst van het
voorgeslacht dat samen met de engelen verenigd is in de hemelse eredienst.
Hebreeën 8 beschrijft bijvoorbeeld de rol van Jezus
Christus als de hemelse Hogepriester in tegenstelling met het Oud
Testamentische priesterschap. En 'liturgie' is het woord dat beschrijft wat de
Hogepriester doet. De passage luidt vanaf het eerste vers als volgt: "De
kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel
plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die
de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door
mensenhanden is opgericht. " (8:1,2). De eredienst van de hemel, de
liturgie, is door God zelf gevestigd. De brief aan de Hebreeën gaat dan laten
zien dat wat op aarde gedaan wordt zijn patroon moet ontlenen aan de hemel
zowel in het Oude als in het Nieuwe Verbond. Letterlijk: " Maar Jezus is
dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst (liturgie), in die zin dat hij
bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft
gekregen in betere beloften." (8:6).
Volgens de Bijbel is er eredienst in de Hemel en moet die
ons patroon vormen. Het oorspronkelijke Griekse in elke belangrijke vroege
tekst is 'leitourgos'. Het betekent liturgie, eredienst, op God gericht
dienstwerk. Het is duidelijk waarom de vroege Christenen doorgingen met hun religieuze
praktijk rond synagoge en tempel. Zij zagen eredienst als een Goddelijke
inzetting die vervuld was door Jezus Christus; in Hem was alles wat God in het
Oude Testament had beloofd vervuld. Het was vanzelfsprekend dat in hun
eredienst aan God door Jezus Christus de gelovigen de vormen die naar zij
geloofden door God zelf aangereikt waren bleven gebruiken.
Er was echter één belangrijke wijziging. De dierenoffers van het Oude Testament
waren overbodig geworden door het dienstwerk van Jezus Christus. Ze voltrokken
hun eigen traditionele liturgie zoals voorgeschreven in de Heilige Schriften.
Die traditionele liturgie maakte het werk van God in Jezus Christus
begrijpelijk. De Oud Testamentische eredienst praktijk, nu vervuld en een
nieuwe zin gegeven in Jezus Christus, werd de kern van de Christelijke
Eredienst als deel van het Nieuwe Verbond.
Vroege Eredienst in Antiochië
Als men zich realiseert dat Joodse eredienst liturgisch was
en de eredienst structuur leverde voor de vroege Kerk, en het Nieuwe Testament
met het oog hierop leest, dan wordt een andere kant van de zaak duidelijk. De
vroegste en duidelijkste verwijzing naar de liturgie is te vinden in
Handelingen, het boek dat het begin en de groei van de vroege Kerk verhaalt. De
kerk te Antiochië was de eerste niet-Joodse kerk buiten Jeruzalem, gevestigd
rond 38 A.D. toen Barnabas gezonden werd om daar te onderwijzen (Handelingen
11:25 v.). Handelingen 13 beschrijft het uitkiezen van Barnabas en Paulus voor
de eerste zendingsreis. Dit zal rond 46 A.D. plaatsgevonden hebben in wat toen
een stabiele en goed gestructureerde gemeenschap van gelovigen was.
Lukas verhaalt dat de roeping van Paulus en Barnabas het
werk was van de Heilige Geest en dat deze plaats vond tijdens de
"liturgie". De tekst zegt: "Op een dag, toen ze aan het vasten
waren en een gebedsdienst hielden (leitourgounton) voor de Heer, zei de heilige
Geest tegen hen: Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die
ik hun heb toebedeeld. "(Hand. 13:2). Lukas was arts en goed opgeleid.
Hij zegt dat de gemeenschap samengekomen was in de traditionele rituele
eredienst, ondersteund door vasten, toen de Heilige Geest sprak. In 46 A.D.
gebruikte deze vroege Kerk kennelijk de traditionele maar Christelijk ingevulde
liturgie. Dit was binnen zestien jaar na de opstanding van Jezus Christus. De continuïteit
van de eredienst tussen het Oude en Nieuwe Verbond lijkt hier duidelijk
aanwezig.
Joodse bestanddelen van de Christelijke
Eredienst
De vorm van de eredienst in de synagoge
De meeste geleerden zijn het er over eens dat de structuur
van de Christelijke eredienst bijna direct afgeleid is van de Synagogale vorm
van Joodse eredienst. Het belang van de synagoge voor de Joden was vanwege een
historische gebeurtenis, de Babylonische ballingschap. Zonder Tempel om
eredienst en offerdienst in te houden waren vrome Joden gedwongen om bijeen te
komen rond hun oudsten en te luisteren naar het woord van God, om onderwijzing
te ontvangen en voor de eredienst aan God. Deze vorm werd behouden en
consolideerde na terugkeer uit de ballingschap en werd een normaal onderdeel
van het Joodse religieuze leven. De basis was ontleend aan de Tempeldienst, en
de diensten werden op dezelfde tijden gehouden als de Tempeldiensten.
De bouw en inrichting van een doorsnee synagoge geeft een
indicatie van wat er plaatsvond. Er waren duidelijke kenmerken. De eerste was
de zetel van Mozes, die weergegeven werd door de zetels waarop de rabbi's
zaten. Deze zetels stonden op een verhoogd platform dat bema genoemd wordt, dat
centraal was in de synagoge. Elke synagoge had een Ark, die beschermd was door
een voorhangende doek en waarvoor een zevenarmige kandelaar brandde de
Menorah. "De Ark in de synagoge bevatte de Schriften en verwees naar de
Ark van de Tempel, zoals het gebouw ook gericht was op Jeruzalem. Het
uiteindelijke brandpunt van de synagogale eredienst was het Heilige der
Heiligen in Jeruzalem, net zoals het brandpunt van de eredienst in de Tempel
het Heilige der Heiligen was."
synagoge
Lukas vertelt dat Jezus gewend was naar de synagoge te gaan
en dat hem gevraagd werd de profeet Jesaja te lezen (Lukas 4:16-30). Alfred
Edersheim reconstrueert de typerende volgorde: "Bij binnenkomst in de
synagoge, of misschien al eerder vroeg de overste van de Synagoge Jezus op te
treden als Sheliach Tsibbur (de vertegenwoordiger van het volk). Want, volgens
de Mishnah, werd van de persoon die het gedeelte van de profeten las in de synagoge
verwacht dat die ook voorging in de gebeden... Jezus beklom de Bema en begon de
dienst, staande achter de lessenaar, met gebed. De volgende gebeden werden
later in de Joodse traditie aan het begin gebeden:
"Gezegend zijt Gij, O Heer, Koning der wereld, Die het
licht gevormd heeft en de duisternis geschapen, Die vrede geeft en alles
schept; Die genadevol licht aan de aarde geeft en aan wie er op wonen, en in Uw
goedheid dag en nacht het werk van de schepping vernieuwt. Gezegend zij de Heer
onze God omwille van de glorie van zijn handwerk, en omwille van de licht
gevende lichten die hij gemaakt heeft tot zijn lof. Gezegend zij de Heer onze
God, die de lichten gevormd heeft.
Met grote liefde heeft U ons liefgehad, O Heer onze God, en
met veel overvloedig erbarmen heeft U zich erbarmt over ons, onze Vader en onze
Koning. Omwille van onze vaderen die op U vertrouwden, en Gij onderwees hen in
de regels van het leven, ontferm U over ons en onderwijs ons. Verlicht onze
ogen in Uw Wet; doe onze harten hechten aan uw geboden; verenig onze harten om
uw Naam lief te hebben en te vrezen, dan zullen we niet te schande komen te
staan, voor eeuwig. Want Gij zijt een God Die redding bereidt, en die ons
waarlijk nabij Uw Grote Naam gebracht heeft zodat wij U en Uw Eenheid liefdevol
prijzen. Gezegend zij de Heer, Die in liefde zijn volk Israël koos.
Hierna volgde (ten minste in de latere gebedenboeken) het
Shema (een soort geloofsbelijdenis), bestaande uit drie passages uit de
Pentateuch. Na dit gebed nam wie voorging (althans volgens de latere
gebedenboeken) plaats voor de ark en reciteerde zegeningen. Hierna werden bij
de dag passende gebeden gezegd. Na dit liturgische deel naderde de overste van
de synagoge de Ark en haalde de Wetsrol tevoorschijn. Op de Sabbat werd door
ten minste zeven personen een opeenvolgend deel van de Wet gelezen, altijd meer
dan drie verzen, gevolgd door een gedeelte uit de Profeten. Daarna volgde de
uitleg.
Hoewel de vondst in de Genizah van Cairo duidelijk maakt
dat de bewoordingen veel minder vast lagen dan voorheen gedacht werd, is het
mogelijk dat de volgende rubrieken al wel bestonden:
1.
Een serie gebeden aan het begin van de dienst,
met responsen van de gemeente.
2.
De Belijdenis. Na de openingsgebeden volgde een
belijdenis van God's trouw tegenover de ontrouw van de mensen.
3.
Voorbede.
4.
Schriftlezingen volgens een rooster..
5.
Uitleg en toepassing
6.
Zegening.
Vroeg-Christelijke kerken leken op de Joodse synagogen. In
de oudste Syrische kerken die opgegraven zijn is de zetel van Mozes de zetel
van de bisschop geworden, en de halfronde bank die er om heen staat is de
zitplaats van de Christelijke priesters. Net als in de synagoge zijn ze in het
midden van de gemeente gesitueerd. De bema is ook daar, niet ver van de Ark met
de Schriften, die nog steeds op zijn oude plaats is, niet ver van het einde,
maar enige afstand van de apsis. Er is nog steeds een voorhangsel en de
kandelaar staat er nog naast. De apsis
is echter niet meer naar Jeruzalem gekeerd, maar naar het Oosten, een symbool
van de verwachting van de wederkomst van Christus. In de Syrische kerk
bevat deze naar het oosten gerichte apsis nu het altaar, waar een tweede doek
voor hangt ten teken dat daar iets heiligs zich afspeelt.
Het Paasfeest
Het paasfeest is een voorbeeld van een Joodse
eredienstpraktijk die door het sterven en opstaan van Jezus Christus een nieuwe
duiding kreeg die centraal staat in het Christendom. Op het Paasfeest, één van
de drie hoogfeesten van Israël, vierde het volk zijn verlossing door God uit de
slavernij van Egypte. Het feest omvatte het offer van een lam in de voorhof van
de Tempel, en het deelnemen aan de sedermaaltijd waarbij een deel van het
geofferde lam genuttigd werd. Dit lam deed herinneren aan de lammeren die in
Egypte geslacht werden; hun bloed werd op de deurposten en dorpels aangebracht
om de vernietigende engel tegen te houden. Meer dan enkel symbolisch, zorgt dit
geofferde lam weer een jaar lang voor de verlossing van het Godsvolk, terwijl
de sedermaaltijd het verhaal levend hield en een soort tafelgemeenschap vormde
tussen God en mensen. Om het paasfeest in relatie tot de tempel te kunnen
vieren probeerde elke vrome Jood dit zo vaak mogelijk in Jeruzalem te vieren.
Jezus was Jerusalem binnengegaan voor Pasen om zijn laatste
avondmaal met zijn discipelen te vieren. Ze vroegen om instructies voor het
bereiden van het Paasmaal (Joh. 13:1 en Mt. 26:17), en hij liet ze de
voorbereidingen treffen in de bovenzaal. Tijdens dit Paasmaal geeft Jezus een
nieuwe duiding eraan door de woorden die overgeleverd zijn als de
inzettingswoorden van het avondmaal.
Maar het avondmaal dat Jezus en zijn discipelen vierden was
niet de normale sedermaaltijd die immers niet op donderdagavond maar op
vrijdagavond, de vooravond van de Sabbat plaatsvond.
Omdat het laatste avondmaal plaats vond op Donderdagavond,
de dag voor het Paasfeest, was er geen geslacht lam uit de Tempel. Volgens
Johannes vond de dood van Jezus plaats op vrijdag terwijl de lammeren geslacht
werden in de Tempel (Joh. 18:28). Jezus werd inderhaast gekruisigd op Golgota
opdat men met een schone lei met het Paasfeest zou kunnen beginnen op de
vooravond van de Sabbat (vrijdagavond).
Lukas vertelt dat Jezus zijn discipelen aan tafel zei: "Ik
heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijd. Want ik zeg u, dat ik
het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het koninkrijk
Gods." (Lukas 22:15-16).
De lammeren die in de Tempel geslacht werden waren onderdeel
van het Oude Verbond; het Lam geslacht op het kruis is het Nieuwe Verbond in
Jezus Christus, de vervulling van de Wet en de Profeten. Jezus Christus, in het
offeren van zijn Lichaam en Bloed, is plaatsvervanger van het offerlam. In plaats
van het in de Tempel geofferde lam te delen, offert Jezus zichzelf op en
doorbreekt de kringloop van de offercultus. Zo kreeg door het sterven en
opstaan van Jezus Christus een Joodse eredienstpraktijk een nieuwe betekenis en
werd de Oude Verbond vernieuwd tot Nieuw Verbond. Zo werd de sedermaaltijd
getransformeerd tot Eucharistie. De vroege Christenen stelden dan ook dat de
Eucharistie hen verloste van de dood en gemeenschap gaf met God. Verlossing en
gemeenschap waren al kernpunten geweest en waren in Jezus Christus
overweldigend bevestigd.
De Joodse Berakoth
Als het Laatste Avondmaal geen sedermaal was, wat was het
dan wel. Er is wel gepoogd het te verbinden met de Joodse traditie van de
berakoth. Dit Hebreeuwse woord betekent zegening. Net als het Griekse woord
eucharistia is het in de eerste plaats een proclamatie van het wonderbaarlijke
werk van God, en is het niet beperkt tot dankzegging voor de ontvangen gave.
Er zijn twee hoofdtypen berakoth in de Joodse traditie:
"De ene is een korte formule die snel stereotype wordt en enkel bestaat
uit lof en dankzegging, een
'zegening' in de engste zin. De andere is een meer ontwikkelde formule waarin
het smeekgebed plaats heeft,
hoewel steeds in een 'zegening' context. De eerste begeleidt elke actie van de
vrome Jood van zijn ontwaken tot zijn inslapen. De tweede heeft zijn plaats in
de Synagoge dienst ('s ochtend, 's middags, 's avonds) of in de
maaltijdgebeden, in het bijzonder bij de laatste beker die door alle deelnemers
gedeeld wordt."
Deze maaltijd berakoth werd van speciaal belang geacht voor
het begrip van de ontwikkeling van de Eucharistie. In principe zou het vereist
zijn voor elke Joodse maaltijd, en deel van de inhoud was de verwachting van
het messiaanse feestmaal. De maaltijd werd voorafgegaan door verplichte
reiniging van de handen, gevolgd door het drinken van de eerste beker wijn door
iedere deelnemende persoon met de volgende zegening:
"Gezegend zijt Gij, Heer onze God, Koning van het
heelal, die ons de wijn van de wijnstok geeft."
De maaltijd begon dan met de vader van het gezin, of de
belangrijkste van het gezelschap, aan het hoofd, die het brood brak dat aan
ieder gegeven werd met de volgende zegening:
"Gezegend zijt Gij, Heer onze God, Koning van het
heelal, die het brood voortbrengt uit de aarde."
Na de maaltijd nodigde degene aan het hoofd met een beker
wijn gemengd met water de anderen uit om te delen in zijn dankzegging met de
woorden:
"Laat ons de Heer, onze God, dankzeggen."
En de aanwezigen antwoordden:
"Gezegend hij wiens vrijgevigheid ons voedsel gegeven
heeft en wiens goedheid ons het leven gegeven heeft."
Daarna psalmodieerde degene aan het hoofd een serie
berakoth (veelal drie), waarvan de eerste herinnerde aan Mozes en een zegening
was vanwege de voeding. De twee herinnerde aan Jozua en was een zegening
vanwege het beloofde land. De derde herinnerde aan David en Salomo en was een
smeking dat het scheppende en reddende handelen van God vroeger zou voortgaan
en vernieuwd worden en zijn uiteindelijke vervulling vinden in de komst van de
Messias en de vestiging van het Koninkrijk van God. Fr. Bouyer is een van degenen
die hier het patroon van de Eucharistie in herkennen.
Er werd vanuit gegaan dat de gebeden die pas in de loop van
het eerste millennium opgeschreven werden, eeuwenlang onveranderd mondeling
overgeleverd werden. Nu de vondst in de Genizah in Cairo heeft laten zien dat
dat niet zo is, kunnen de Joodse tradities van later datum niet meer woordelijk
van toepassing geacht worden op de tijd van Jezus.
Toch is het duidelijk dat de Eucharistie tegen de
achtergrond van de toen heersende Joodse eredienst vorm kreeg en in het begin
bijna uitsluitend qua nieuwe inhoud zich ervan onderscheidde.
Eredienst in de Vroege Kerk
De eerste Joden die geloofden in Christus hielden de
traditie van hun voorouders in ere en namen deel aan de eredienst zowel in de
Tempel als in de synagoge. Hier voegden zij typisch Joodse gebruiken toe, die
in feite omgevormde Joodse gebruiken waren. Deze omvatten de Doop, de Viering
van de Maaltijd van de Heer (de Eucharistie), de Agapè viering (gewone maaltijd
met zegen), en andere. De doop bestond al in de Joodse religieuze praktijk
(speciaal voor bekeerlingen) als een persoonlijke bekering. De Doop werd, net
als de Maaltijd van de Heer, omgevormd zowel qua vorm als inhoud door Jezus
Christus. De doop werd meer dan berouw om zonden, het gedoopt worden in de Naam
van de Drieëenheid verleende ook vergeving en inlijving in het Lichaam van
Christus, de Kerk. De Doop werd de eenmalige initiatierite waardoor men de H. Geest
ontving en deel ging uitmaken van de Kerk.
Zo hielden de eerste Christenen de door de tempeldienst
aangegeven gebedsuren en namen ze deel aan de eredienst in de synagoge. En op
de eerste dag van de week kwamen ze op een andere manier samen.
Herkomst van de agapè-viering
De eerste christenen kwamen bij elkaar thuis, in de
zogenaamde huiskerken, en brachten zelf brood en wijn mee (mogelijk ook andere
gaven). Zij gaven dat af voor het begin van de viering of droegen het aan bij
het klaarmaken van de Tafel.
Slechts een deel van het meegebrachte brood werd gebruikt
en wat overbleef kreeg een diaconale bestemming. Men vertelde elkaar verhalen
over Jezus Christus en vierde er de agapè-maaltijd. (agapè is het griekse woord
voor liefde). Een agapè-maaltijd drukt de liefdevolle verbondenheid uit van
alle aanwezigen met Jezus Christus en met elkaar. Men sprak een eenvoudig
dankgebed uit en vroeg daarmee Gods zegen over brood en wijn.
In een latere periode werd een onderscheid gemaakt tussen
de gezamenlijke maaltijd en de rituele viering met offerkarakter en zegengebed.
Tot het jaar duizend gebruikte men tijdens de viering brood dat ook thuis
tijdens de maaltijd op tafel stond, later werd dit gewone brood vervangen
door hosties. Geleidelijk aan is het (eenvoudige) dankgebed uitgegroeid tot het
eucharistisch gebed en ontstaat de vorm van eucharistie zoals wij die nu
kennen.
|