60. Sterkte
In gebeden tot de Heilige Geest wordt de Derde Goddelijke
Persoon wel eens aangesproken als Geest van sterkte'. Sterkte is de deugd
waardoor de Heilige Geest U standvastigheid en stabiliteit verleent, zodat U
niet te snel uit het lood geslagen wordt wanneer de beproevingen op Uw weg
komen. Hij geeft U de kracht om te volharden in de betrachting van het goede,
om niet te snel op te geven wanneer het moeilijk wordt. De waarlijk bezielde
christen vindt in zich de kracht om weerstand te bieden aan bekoringen, aan
situaties die hem menselijkerwijze zouden kunnen afschrikken, en capituleert
niet wanneer hij tegengewerkt wordt, want hij weet dat hij het goede betracht
en dat God de Zijnen niet in de steek laat: De 'mensen van goede wil' zijn zij
die Gods Plan ten uitvoer moeten helpen brengen, want God verwezenlijkt Zijn
doelstellingen door hun handen, hun mond, hun hart, hun geschriften. Daarom ook
zal Gods Geest de deugd van sterkte vooral in verregaande mate tot ontwikkeling
brengen in hen door wie Hij 'grote dingen wil doen'.
De grootste vijand van deze Goddelijke bedoelingen is de
menselijke zwakheid, zoals dat wel voor elke deugd geldt. In de engere
betekenis van het woord echter, is de zwakheid de neiging van de mens die het
goede opgeeft, het kruis van zijn schouder aflaadt en zich laat afglijden naar
een meer werelds leven zodra de beproevingen hem te zwaar worden, omdat hij
deze in verband brengt met zijn betrachting van het goede, en niet bereid is om
hier op aarde de prijs te betalen die hem later de eeuwige verheerlijking zal
opleveren. Hoewel hij eventueel wel beseft dat zijn lijden een gouden zaak is
voor zichzelf zowel als voor andere zielen en voor de verwezenlijking van Gods
Plan van Heil, begint hij te wankelen. Dit wankelen is op zich een bekoring:
Godsvijandige krachten willen hem doen geloven dat hij zichzelf iets wijsmaakt,
dat hij zijn kansen op een 'goed leven' verspilt om een hersenschim na te
jagen, met andere woorden dat de Eeuwige Gelukzaligheid een fabeltje is, want
'men leeft slechts één maal en moet er het beste van maken'. 'Het beste' is
echter doorgaans niet het beste zoals God dit voor ons heeft voorzien.
Het is de deugd van sterkte die op zulke ogenblikken de bron
van volharding moet worden. Wanneer bijvoorbeeld in het bekend gebed tot Maria
als Moeder van Altijddurende Bijstand wordt gevraagd "bekom ons de
eindvolharding", dan is dit in wezen een smeekgebed om de deugd van
sterkte. Wanneer U bij de geringste tegenslag de moed laat zakken, de armen
laat hangen, bij de pakken gaat neerzitten, ontbreekt het U aan de deugd
van sterkte. Dat overkomt ieder mens wel eens, maar het mag geen herhaalde
toestand worden. Deze deugd is één van de grote eigenschappen die de vurige
christen onderscheidt van de lauwe christen, die de naam 'christen' in wezen
niet waardig is omdat hij in feite het kruis verloochent, of het althans niet
met Liefde in zijn eigen leven aanvaardt.
61. Solidariteit
Solidariteit is een begrip dat U wellicht vooral kent uit de
context van de sociaal-economische relaties. Ook tussen zielen op het
spiritueel vlak leeft de solidariteit. Dit is zelfs een door en door
christelijke deugd. Solidariteit houdt verband met het gevoel van saamhorigheid
tussen mensen, het gevoel van mensen dat zij met elkaar verbonden zijn, dat zij
elkaar onderling tot steun zijn, er voor elkaar zijn, een gevoel van
eensgezindheid, van aan één lijn trekken. Solidariteit is een eigenschap van
bij elkaar horen op elk ogenblik, maar waarbij de saamhorigheid vaak eerder
onmerkbaar aanwezig is en pas echt aan de oppervlakte treedt in ogenblikken van
crisis, strijd of moeilijkheden.
Het is de solidariteit waardoor mensen het gevoel hebben dat
hun lot met elkaar verbonden is, en waardoor zij zich gaan inzetten om samen,
met verenigde krachten, uit de moeilijkheden te komen. Duidelijke voorbeelden
hiervoor zijn: soldaten aan het front, mensen die samen ergens gegijzeld zijn,
werklieden in staking, een politieke partij, alle mensen van een bepaalde
sociale klasse die samen verdrukt worden, mensen in een buurt die samenspannen
om hun buurt te redden tegen afbraak van hun huizen, enzovoort. Solidariteit is
een deugd die in mensen een eigenschap kan bovenhalen die lange tijd verborgen
is gebleven, maar die wel leeft in het verborgene van elke ziel die zichzelf
niet helemaal door de duisternis heeft laten vermoorden: de broederlijke band
van ziel tot ziel, zoals Jezus deze zo vurig heeft gepredikt.
Gebrek aan solidariteit komt tot uiting in de mens die zich
onttrekt aan de strijd voor het gemeenschappelijk belang. Let wel: Het kan
spiritueel lofwaardig zijn, een volledig eigen koers te varen, en zelfs tegen
de stroom op te roeien. Doch wat hier bedoeld wordt, is het zich onttrekken aan
de strijd voor het gemeenschappelijk belang doordat men niet gelooft in de
onderlinge verbondenheid van zielen, dus doordat men te weinig gevoel heeft
voor het spiritueel broederschap van alle mensen.
In het licht van Gods bedoeling dat alle mensen zouden leven
als broeders, kan in feite elke vorm van competitie ook als gebrek aan
solidariteit worden beschouwd. Het is immers niet Gods bedoeling geweest dat
mensen met elkaar zouden wedijveren, op welk vlak dan ook. Mensen willen zich
letterlijk op alle gebieden van het leven, in alle omstandigheden, met elkaar
meten. Zij beconcurreren elkaar in kracht, schoonheid, rijkdom, intelligentie
enzovoort. Vandaar de uitingen van concurrentie in alle onderdelen van het
leven, zoals de schoolprestaties, sport, bedrijfsconcurrentie,
schoonheidswedstrijden, enzovoort. Mensen handelen daarbij alsof de
eigenschappen waarmee zij elkaar bekampen, hun eigen verdiensten waren. Doch in
feite:
- is
ALLES uitsluitend een gave van God;
- is
deze gave uitsluitend bedoeld om aangewend te worden ten dienste van Gods
Heilsplan voor de zielen.
Een rechtstreeks gevolg van de concurrentie waarop de
menselijke samenleving vaak steunt, is het commercialisme. Ik kom hierop nog
terug in punt 64. Die concurrentie blijkt niet alleen in het bedrijfsleven,
maar leidt bijvoorbeeld ook tot de verschrikkelijke verspilling van geld in
politieke verkiezingscampagnes. Binnen elke partij afzonderlijk heeft men de
mond vol over solidariteit, doch tussen de partijen onderling heerst vaak een
oorlog die tot de grootste dwaasheden aanleiding geeft. De voormelde
verspilzucht is daar één uiting van.
62. Openheid
Openheid is de eigenschap van de mens die zichzelf toont
zoals hij werkelijk is. Hij speelt tegenover elke medemens open kaart, hij doet
niet mysterieus, speelt niet op de onwetendheid van zijn medemens (of op het
feit dat deze hem onvoldoende kent) om dingen over zichzelf voor te wenden en
te veinzen. Hij laat zijn medemens niet in het ongewisse over allerlei dingen,
hij maakt niemand onzeker, brengt niemand bewust of opzettelijk in verwarring.
Openheid houdt nauw verband met algemene eerlijkheid. Een voorbeeldje: een arts
die zijn patiënt niet bij voorbaat informeert over nadelige gevolgen van een
therapie of ingreep, hoewel hij deze gevolgen kent, zondigt tegen de openheid
en is bovendien oneerlijk. Openheid en geslotenheid mag niet worden verward met
extravert, respectievelijk introvert zijn. Deze begrippen verwijzen naar een
wijze van leven die ofwel meer naar buiten toe gericht ofwel eerder naar binnen
toe gekeerd is. Zij hebben echter op zich niets te maken met oprechtheid of
eerlijkheid.
Over de gesloten mens in de spirituele zin, zegt de
volksmond wel eens "hij heeft het in zijn mouw". Deze mens heeft
verborgen negatieve 'kwaliteiten' die plots als een onaangename verrassing te
voorschijn kunnen komen. Dat maakt de omgang met een dergelijke ziel
onaangenaam en onaantrekkelijk. Het is alsof U met deze mens steeds op het
ergste voorbereid moet zijn, ook al hoeft er niet noodzakelijk iets te
gebeuren. Dit schept in ieder geval onzekerheden in de relatie, die niet
verenigbaar zijn met de vlotte omgang die tussen zielen in de christelijke zin
mogelijk hoort te zijn. Mensen met een dergelijke gesteldheid scheppen eerder
verdeeldheid en verwijdering dan eenheid en aantrekking.
Dat is in wezen wat gebrek aan openheid tot een ondeugd
maakt: Jezus zegt dat wie verdeeldheid zaait, niet met Hem is. Het ware
christendom is de betrachting van eenheid van alle mensen, zonder enige
afstoting, noch op grote schaal noch in de kleine relaties tussen individuele
mensen. Een bijzondere vorm van gebrek aan openheid is de
vooringenomenheid. De vooringenomen mens houdt er starre, onbuigzame
meningen en opvattingen op na, is bevooroordeeld, vertoont gebrek aan openheid
tegenover de standpunten van anderen, en is niet geneigd om zich eerst op grond
van informatie een oordeel te vormen. Hij is dus ook niet toegeeflijk. Hij
heeft bij voorbaat zijn eigen opvattingen over vele dingen, en gaat heel snel
in de fout door onverdraagzaamheid en door veroordeling van zijn medemens. Hij
duldt geen tegenspraak omdat hij er automatisch van uitgaat dat hij gelijk
heeft.
Eveneens als gebrek aan openheid te beschouwen, is de
eigenzinnigheid, de gesteldheid waarbij U steeds weer Uw eigen mening
doordrijft, niet luistert naar de raad van Uw medemens, zelfs al spreekt deze
wijze woorden die U voor onheil kunnen behoeden, en geen lessen leert uit Uw
fouten. Eigenzinnigheid heeft veel te maken met koppigheid. Het is heel
moeilijk, een eigenzinnig mens tot bekering te brengen, want zelfs indien hij
verstandelijk gesproken wel inziet dat hij een fout heeft gemaakt, zal hij niet
zelden moedwillig dwarsliggen en tegen alle adviezen in zijn eigen zin blijven
doordrijven en volgens zijn eigen methode tewerk blijven gaan. Deze mens drijft
niet zelden zijn medemens tot wanhoop doordat zijn gedrag de vraag uitlokt of
hij 'het niet kan begrijpen, of werkelijk niet wil begrijpen' dat
hij verkeerd zit.
Deze instelling maakt de mens met een gebrek aan openheid
tot een moeilijk mens om mee om te gaan. Door zijn koppigheid om lessen te
trekken uit zijn fouten, loopt hij voortdurend het risico om zich te lenen tot
daden die zelfs tegen zijn eigen geweten indruisen: hij stelt deze daden
niettemin, al was het maar om dwars te liggen of niet te hoeven toegeven dat
zijn eigen opvattingen niet de juiste zijn. Deze mens kan zelfs onmiskenbaar
trekken van Judas in zich krijgen, die in weerwil van het extreem voorbeeld van
deugdzaamheid waarvan hij drie jaar lang getuige was geweest door zijn leven
als apostel van Jezus (en de nabijheid van Maria), niettemin tot verrader werd
en dus alles weggooide wat door God op zijn levenspad was gebracht. Hoe is dit
mogelijk? Doordat de spirituele geslotenheid de ziel afsnijdt van de Levensboom
en de deur opent naar de listige beïnvloedingen der duisternis.
63. Zelfkennis en Zelfbewustzijn
Het spreekwoord zegt "zelfkennis is het begin van de
wijsheid". De mens heeft de neiging, alles te willen doorgronden, doch de
eigen persoonlijkheid, het eigen karakter, de diepten van het eigen wezen kent
hij meestal niet. Niet zelden gaat de mens achteloos voorbij aan zijn eigen fouten,
tekortkomingen, gebreken en ondeugden. Jezus had het reeds over hen die wel de
splinter zien in het oog van hun medemens, doch niet eens de balk in hun eigen
oog: Elke kleine ondeugd van hun medemens valt hen meteen op, doch voor hun
eigen onhebbelijkheden blijven zij blind. Zo menen sommigen dat zij waarlijk
heilig zijn, terwijl hun fouten en gebreken (en vaak niet van de geringste)
niet te tellen zijn. Deze mensen bezitten dus heel weinig zelfkennis, en
bijgevolg ook weinig Wijsheid.
Inderdaad, wie zichzelf begint te doorgronden, ziet hele
werelden opengaan, want hij begint zichzelf te zien zoals God hem ziet. Dat is
een grote genade, want zonder inzicht in Uzelf is geen groei mogelijk. U kunt
geen verbeteringen aanbrengen zolang U de fouten niet hebt gevonden. Het is
opmerkelijk hoezeer de ogen van de geest vooral lang versluierd kunnen blijven
voor het interieur van Uw eigen ziel. Wij moeten dit beschouwen als een
onbewust mechanisme van zelfverdediging. Velen zouden de schok van het zien van
de eigen ziel niet vlot verteren. Nochtans is zelfkennis een belangrijke deugd,
want precies de bewustwording van de eigen zwakke kantjes kan de ziel flinke
aanwijzingen geven om op de best geschikte wijze van koers te veranderen vόόr
het te laat is. Fouten maken, is niet erg, zolang Uw aardse kruisweg duurt,
maar het is een goede zaak indien U erin slaagt, voor de laatste maal onder Uw
kruis te zijn gevallen zodra U geacht wordt, de Calvarie van Uw verheerlijking
te bereiken.
U begrijpt wel wat ik bedoel: Het is beter, zoveel mogelijk
hoekjes en kantjes te kunnen bijwerken vόόr Uw levenseinde hier op aarde. Elke
meter van Uw levensweg geeft U een nieuwe kans om naar zelfvervolmaking te
groeien. Daartoe is zelfkennis noodzakelijk. Om deze te bereiken, moet U wel
bereid zijn om de waarheid over Uzelf onder ogen te zien. Laat U niet te vlug
beïnvloeden door om het even wie pogingen doet om U te 'analyseren': Soms
hangen mensen over hun medemens een beeld op dat niet helemaal met de waarheid
overeenstemt. Maar wees wel alert en eerlijk tegenover Uzelf wanneer U
aanwijzingen krijgt voor het feit dat U fouten hebt gemaakt. Hier speelt het
zelfbewustzijn een grote rol. U moet op een gezonde wijze leren, Uzelf als in
een spiegel te bekijken, zoals een ander mens naar U kijkt, teneinde tijdig de
onvolkomenheden bij Uzelf te ontdekken. De kunst bestaat hierin, dat U zich van
Uzelf bewust wordt zonder daardoor geremd te worden. U mag niet elk ogenblik
van de dag inwendig naar Uzelf lopen kijken, want Uw gedrag zou elke
spontaneïteit verliezen. Een gulden middenweg is deze: Trek elke avond een paar
minuutjes uit voor zelfbeschouwing, zolang U het gevoel hebt dat dit U iets kan
leren over Uzelf, en pas Uw gedrag daarbij aan. Wees steeds ongedwongen, doch
leer te letten op de Uzelf bekende zwakheden. In wezen is dit hele boek op zich
een leidraad naar zelfverbetering door een grotere zelfkennis en een toegenomen
zelfbewustzijn.
Het zelfbewustzijn en de zelfkennis kunnen in hoge mate
ontwikkeld worden wanneer U Uzelf totaal aan Maria toewijdt en Haar ongeremd
aan U laat werken. Zij stelt Zich tot doel, Haar toegewijden naar de
volmaaktheid te leiden, en daartoe is het noodzakelijk dat Zij deze geregeld
voor de spiegel plaatst opdat hij zichzelf zou zien zoals Zij (en God) hem
ziet. Hierdoor worden vele muren in de diepte van de ziel gesloopt, en krijgt U
Uzelf te zien op een wijze die voordien ondenkbaar was. Wanneer de ziel echt
meewerkt en Maria met zich alles laat doen wat Zij wil, is de kans groot dat
zij, nadat zij enige tijd in Marias handen is geweest, zichzelf gewoon niet
meer herkent. Dat is verhoogde zelfkennis op een gezonde, zachte wijze: de ziel
wordt niet gebrutaliseerd, zij voelt gewoon zichzelf veranderen. Dat kan een
tijdje duren, of dat kan onvoorstelbaar snel gebeuren, maar de ervaring van de
zelfbeschouwing is bijzonder genadevol.
Gebrek aan zelfkennis en zelfbewustzijn komt voor bij vele
mensen, vooral bij hen die weinig voeling hebben met het spirituele. Het gevaar
van dit gebrek bestaat hierin dat in dat geval de verleiding groot is om erop
los te leven, alsof er geen levensopdracht, geen toekomst, geen heilsbelofte en
geen Goddelijke Gerechtigheid bestond. Het pijnlijke is echter, vast te stellen
dat er ook onder de regelmatige kerkbezoekers niet weinigen zijn die blijkbaar
een heel geringe zelfkennis bezitten. Onder hen vindt men opvallend genoeg ook
de vurigste verkondigers van de Goddelijke Barmhartigheid, die echter
tegelijkertijd de Goddelijke Gerechtigheid wegvegen als onbestaande. Hoe devoot
deze mensen soms ook pogen te zijn, zij gaan gebukt onder de gevaarlijkste vorm
van verblinding: deze van het 'doen alsof' terwijl zij nochtans beter
geïnformeerd kunnen zijn.
64. Vergeestelijking
Ik zou de bespreking van de deugden willen besluiten met de
vergeestelijking, die beschouwd kan worden als het uiteindelijk doel van een
deugdzaam leven. In het Evangelie gaf Jezus reeds Zijn verlangen te kennen dat
wij ons slechts om één ding zouden bekommeren: het Rijk Gods. En Hij beloofde
dat aan de mens die deze doelstelling koesterde, al het andere erbij gegeven
zou worden. Inderdaad, de ware, vertrouwvolle christen hoeft zich slechts te
bekommeren om de aangelegenheden van de ziel en de noden van Gods Plan. God
zorgt op Zijn beurt voor de menselijke noden.
Uw leven is een onophoudelijke strijd tussen de materiële
behoeften van Uw lichaam en de Wijsheid van Uw ziel. Het lichaam
bestaat zelf uit materie, stof, en is daardoor onderworpen aan de wetten van
het materiële, dus van de wereldse behoeften (eten, drinken, kleding, rust, huisvesting
enz...). Deze behoeften worden constant beïnvloed door de krachten van de
duisternis, die hen tot doelstellingen op zich willen maken opdat U eraan
verslaafd zou worden en Uw hele doen en laten, denken, voelen, spreken en
verlangen rond die behoeften gecentreerd zou worden, teneinde U van het
zielenleven met God weg te leiden. In de greep die deze behoeften op U hebben,
of althans in de mate waarin U die greep aanvoelt, schuilt de macht van de
grote verleider (de satan), en dus de bekoring en de zonde. Uw ziel echter,
heeft van God een ingeboren Wijsheid ontvangen, die U voortdurend influistert
dat de materiële dingen slechts middelen zijn om Uw lichaam in staat te stellen
om te overleven, doch nooit doelstellingen op zich mogen worden. De ware doelstelling
van het leven is de vervolmaking van de ziel, en deze veronderstelt dat U Uzelf
losmaakt uit de macht van het materiële, en steeds meer tijd en inspanningen
gaat besteden aan de noden van de ziel: het nastreven van een groei in
de Wijsheid, het inzicht in de Goddelijke Mysteries, een diepe beleving van
alle deugden, een ononderbroken communicatie met God en met Maria.
Vergeestelijking is één van de edelste vermogens die in de
ziel tot rijping kunnen komen. Het is de eigenschap van de mens die erin
slaagt, zich in verregaande mate van zijn wereldse behoeften en aardse belangen
los te maken om zijn leven zo volkomen mogelijk af te stemmen op de zaken en
behoeften van de ziel. Deze deugd heeft, zoals U reeds hebt kunnen zien,
raakpunten met de deugden van de matigheid, de vrijgevigheid, de
offerbereidheid, de zuiverheid van lichaam. Maar zij heeft ook 'een leven en
belangen op zich'. Vergeestelijking is het vermogen tot onthechting, het
loskomen van materiële banden. De ziel die zoveel mogelijk de vergeestelijking
nastreeft, hecht steeds minder belang aan de dingen der wereld, en deze neiging
kan heel ver gaan: zij kan ertoe leiden dat de ziel begint te beseffen dat
alles wat mensen doen en zeggen, volkomen onbelangrijk is. Zij ziet dit alles
als de 'stem van de mensen', voorbijgaande handelingen en uitspraken van
sterfelijke mensen, dus geïnspireerd door geesten en harten die noch de
absolute Wijsheid noch de absolute zuiverheid noch de absolute Liefde in zich
dragen, en die in vele gevallen zonder meer handelen en spreken vanuit de
ingevingen door de tegenstander van God, die alleen maar wil ontmoedigen. De
ziel die vergeestelijking betracht, leeft in overeenstemming met Gods Wil, Zijn
Plan en Zijn bedoelingen. Zij is niet vlug geneigd, haar materiële behoeften
voorrang te geven op de dingen van de ziel.
Wat is vergeestelijking in wezen? Het is minder leven alsof
U één en al lichaam was, en meer leven alsof U één en al geest was. De mens die
de vergeestelijking betracht, leeft met de blik op de eeuwige waarden gericht.
Hij wordt als het ware constant verlicht door een inwendig Licht dat hem eraan
herinnert dat hij in de eerste plaats een ziel is. De meeste mensen
vergeten dat zij een lichaam hebben maar een ziel zijn. Velen
menen ten onrechte dat zij een lichaam zijn en een ziel hebben.
Dat komt eenvoudigweg omdat het lichaam het enige is wat U van de mens ziet, en
ook hetgeen de ene mens op het zicht van de ander onderscheidt. Wanneer U een
mens ontmoet, is zijn lichaam het eerste wat U ziet. Van de ziel ontdekt U
(eventueel) pas geleidelijk aan stukjes naarmate U hem observeert, hem hoort
spreken, hem ziet handelen, hem 'aanvoelt' enzovoort. Als mens in een lichaam
hebt U automatisch bepaalde behoeften: voeding, drank, onderdak, kleding en
andere.
Aan deze behoeften moet regelmatig voldaan worden. De
ondeugd treedt op vanaf het ogenblik waarop deze behoeften de overhand krijgen
op deze van de ziel, en het nastreven van de bevrediging van deze behoeften een
leven op zich gaat leiden, met andere woorden het grootste gedeelte van Uw tijd
opeist.
Hoe meer de mens zich van de behoeften van zijn lichaam
losmaakt, des te minder gaan deze lijden aan 'overvoeding': Een mens die leeft
met de blik op de behoeften en handelingen voor de eeuwigheid, voedt constant
de ziel en houdt zijn lichaam op de plaats die God ervoor heeft
voorzien, namelijk ondergeschikt aan de ziel. Hij kan zich daarin in de vele
opeenvolgende situaties van elke dag zodanig oefenen dat zijn ziel automatisch
de hoofdbrok van zijn leven uitmaakt. Een oefening om het lichaam te ontwennen
van zijn onterecht opgeëiste status als beheerser van Uw wezen, is het vasten,
vooral wanneer een levenshouding van onthechting ondersteund wordt door
spirituele activiteiten in lectuur, bijwonen van de Heilige Mis, veelvuldig
gebed, meditatie en beschouwing, enzovoort.
Een grote hulp is ook het doorsnijden van overbodige banden
met het stoffelijk leven. Dat kan zijn: beperking van elk contact met de media
(televisie, radio, dagbladen en tijdschriften), geen inhoudsloos gekeuvel met
mensen, sterk relativeren van wat mensen zeggen, ook het sterk relativeren van
Uw eigen verleden! Uw verleden is als een ongedekte cheque, uitgeschreven door
een bank die niet meer bestaat, met andere woorden: het heeft geen waarde meer
voor U. Van tel zijn alleen Uw beleving van het heden en Uw hoop naar de
toekomst toe (in de breedst mogelijke zin, namelijk ook met betrekking tot het
Eeuwig Leven). Uw verleden is niets anders dan de aanloop naar de persoon die U
vandaag bent. Bewaar het goede in Uw hart, en leer uit het minder goede, maar
laat het in geen geval worden tot een ketting die U vastbindt door de
herinnering aan pijnlijke ogenblikken, vroegere zonden, wonden die mensen U
hebben toegebracht enzovoort.
Word niet de slaaf van een tijd en invloeden die voorbij
zijn. Voor God telt louter en alleen wat U nu doet, wie U nu
bent, en welke intenties U voor de toekomst hebt. Was Uzelf vrij van het slijk
van het verleden door berouw, biecht en boete, en leef in de betrachting dat U
vandaag beter zou zijn dan gisteren, en morgen nog beter dan vandaag. Beschouw
elke nieuwe dag als een wedergeboorte, een nieuw begin, en leef elke dag alsof
U niet eens een verleden had, volkomen vrij en onbelast, en met een zo zuiver
mogelijk hart. De band van het eigen verleden vormt samen met de band van de
wereldse invloeden uit Uw omgeving van vandaag en de invloeden vanuit Uw eigen
lichaam de drie kettingen die het meest Uw opgang naar God belemmeren. Breek ze
resoluut, en geniet de ware vrijheid van de zuiveren van hart: zij die leven in
vergeestelijking. In het laatste hoofdstuk kom ik hier nog op terug, wanneer ik
nader zal ingaan op het vermogen tot loslaten.
Vergeestelijking geeft U het vermogen om doorheen de schijn
der dingen te kijken. Wat U om U heen ziet, is een stoffelijk masker. De ware
kern van het leven is datgene wat onder de oppervlakte van het stoffelijk
omhulsel der dingen verborgen zit. Alleen een ziel die op een vergeestelijkt
leven ingesteld is, leert deze kern aanvoelen en laat zich steeds minder om de
tuin leiden door het uiterlijk van de dingen.
Het tegenovergestelde van vergeestelijking is het
aardgebondene, het materialisme, het bij voorkeur nastreven van de
bevrediging van de eigen stoffelijke behoeften, zelfs indien dit ten koste van
de medemens gaat. De voorbeelden hiervoor in het leven van elke dag zijn
ontelbaar. Vaak komt deze neiging aan de oppervlakte in situaties die het op
het eerste gezicht niet laten vermoeden. Een klein voorbeeld: hoevele artsen
schrijven niet een therapie of een ingreep voor die in feite niet nodig, ja
zelfs gevaarlijk is, omdat zij daar financieel gewin in zien? Hoe vaak worden
nog ingrepen uitgevoerd bij een patiënt van wie de arts heel goed weet dat deze
stervende is, zodat de ingreep geen enkel nut meer heeft? (Ik heb het hier wel
degelijk over ingrepen waarvan bekend is dat ze niet levensreddend noch
genezend werken). Hoevele advocaten nemen niet de verdediging aan in zaken
waarvan ze weten dat ze uitzichtloos en zelfs volkomen immoreel zijn, louter
uit winstbejag?
Materialisme is een levenshouding die gemakkelijk wortel
schiet in de ziel wanneer deze het leven op deze wereld als een doel op zich
beschouwt. Genotzucht zet de mens ertoe aan, allerlei materiële snufjes en
situaties na te jagen die hem een 'gemakkelijk', comfortabel leven beloven.
Genotzucht gaat vaak gepaard met een zucht naar materiële verrijking. De mens
maakt geld, eigendom en bezit tot doel op zich, ja zelfs tot afgod die tot in
het oneindige aanbeden en gediend wordt. Alles moet ruimen voor de
vermeerdering van het bezit, en alle waarden die de groei van de ziel
beogen, worden als waardeloos verworpen, omdat zij geen materieel voordeel
garanderen.
Een groot uitvloeisel van het materialisme is de
commercialisering van onze samenleving: alles moet geld opbrengen, van alles
wordt een handel gemaakt. Dat blijkt heel goed in de reclamewereld, die zelfs
in de sport het hoofdelement geworden is. De sport, oorspronkelijk bedoeld als
lichaamsoefening en later nog enigszins onschuldige competitie, is nu een
geldindustrie geworden. Een veel voorkomende uiting van materialisme, die
gepaard gaat met gebrek aan overgave aan Gods Voorzienigheid, is de deelname
aan kansspelen (lotto, loterij, voetbalpronostieken enzovoort), evenals alle
vormen van gokken (met kaarten, roulette, gokautomaten, enzovoort). De
christelijke Leer verbiedt deze activiteiten, en terecht, want zij leiden naar
ondeugd en houden de ziel vast in het nastreven van geldgewin.
Materialisme komt dus hoofdzakelijk tot uiting in een (vaak
op koortsachtige wijze) verheffen van geld tot hoofddoel van het leven. Eén van
de vele ondeugden die hieruit voortvloeien is het feit dat vele mensen zich
gemakkelijk laten omkopen: zij bezwijken vlug onder de verleiding van materiële
voordelen die hen aangeboden of in het vooruitzicht gesteld worden. Omkoperij
aanvaarden, is een even grote ondeugd als zelf een mens omkopen, want hij die
zich laat omkopen, koppelt daarmee een materialistische begeerlijkheid aan
oneerlijkheid. Vaak worden zuivere morele principes onmiddellijk overboord
gegooid onder de verleiding van geld. Om U het gevaar van het materialisme
duidelijk te maken, verwijs ik U graag naar een openbaring die mij is
geschonken in verband met de voetwassing door Jezus op de avond waarop Zijn
Passie begon. Toen zei Jezus dat wie zich niet door Hem de voeten liet wassen,
geen deel kon hebben aan Zijn Rijk, en tot Petrus, die dit aanvankelijk
weigerde, zei Jezus dat hij dit nu nog niet begreep, maar dat het noodzakelijk
was. U moet bedenken dat de voeten symbool staan voor het aardgebondene, het
'met-de-wereld-in-verbinding-staan'. In de diepte betekent de voetwassing
daarom het gereinigd worden van alle materiële banden, het 'loswassen' van de
wereld. Wie zich niet laat reinigen van de materie, kan geen deel hebben aan
het Rijk Gods.
Materialisme is een gevangenis voor de ziel. Laat ik het U
als volgt in een beeld voorstellen: de mens heeft een beperkt aantal echte
stoffelijke behoeften (voedsel, drank, kleding, huisvesting, verwarming,
natuurlijke medicatie, enkele producten voor elementaire lichaamsverzorging, en
al naargelang zijn specifieke levensomstandigheden en leefmilieu misschien nog
enkele andere). Een materialistische levenshouding schept steeds nieuwe
behoeften, die hij telkens weer wil bevredigen. Doch elk van deze behoeften
bindt hem steeds weer aan de wereld vast. Elke behoefte is als een draadje
waarmee een web geweven wordt. Naarmate de materiële verlangens in aantal
toenemen, wordt het web dus groter en groter, tot de ziel zodanig verstrikt zit
dat zij gewoon niet meer loskomt. Zo wordt haar vlucht naar de belevingssfeer
van het Goddelijke volledig belemmerd. Precies hierin schuilt de grote waarheid
dat het materialisme het grote wapen is waarmee Gods tegenstander de zielen
gevangen houdt. Precies om diezelfde reden wordt terecht gesteld dat alle
ontwikkelingen die het materialisme in het leven hebben geroepen, door de
duivel geïnspireerd zijn: de industrialisatie, de vele ontsporingen van de
wetenschap, alle economische stelsels die volledig rond geld gebouwd zijn,
enzovoort.
Een andere vorm van gebrek aan vergeestelijking is de
overmatige aandacht voor uiterlijkheden. Bijvoorbeeld: de veelvuldige
neiging om in een spiegel te kijken; zo zijn er ook mensen die, wanneer ze
bezoek moeten ontvangen, geen rust kennen omdat zij menen dat dit of dat
plooitje in hun kleding storend werkt, enzovoort... Deze mensen verliezen veel
tijd, energie en hartsvrede aan zaken die voor hun ziel onbelangrijk zijn, en
deze tijd en energie roven zij in wezen weg uit hun innerlijke communicatie met
God. U bent het Uw medemens verschuldigd dat U verzorgd bent, doch Uw uiterlijk
voorkomen mag geen obsessie worden. Een zeer veel voorkomende vorm van gebrek
aan vergeestelijking is de nieuwsgierigheid. De nieuwsgierige mens heeft
een overmatige belangstelling voor de dingen der wereld. Niets ontgaat hem,
doch zijn interesse heeft steeds te maken met wereldse zaken. Zijn zintuigen
staan voortdurend op scherp, hij ziet en hoort alles, alles houdt hem bezig, en
zijn geest en hart worden helemaal opgeslorpt door dingen die vergankelijk zijn
in plaats van door de belangen van de ziel.
Hij zoekt zonder ophouden alle nieuwtjes over zijn medemens
en zijn omgeving, en kent rust noch duur wanneer hij de nieuwsuitzendingen op
televisie of de actualiteiten in de krant moet ontberen. Er is een verschil
tussen nieuwsgierigheid en het op een gezonde wijze begaan zijn met het lot van
Uw medemens. Wanneer sprake is van eerlijke belangstelling voor het verloop van
dingen in het leven van Uw medemens, kan deze berusten op naastenliefde.
Nieuwsgierigheid wordt het zodra Uw belangstelling ook dingen betreft die
werkelijk privaat zijn, en U de neiging voelt om er op een ongepaste wijze mee
bezig te zijn en er zelfs over te spreken met anderen. Bij nieuwsgierigheid is
doorgaans een zekere 'koorts' merkbaar: U kunt het niet laten, met die dingen
bezig te zijn, en Uw geest wordt overheerst door gedachten over zaken die U in
feite niet aangaan.
Nieuwsgierigheid kan ook leiden tot een neiging tot
schending van de privacy van Uw medemens: een soms ziekelijke behoefte om alles
over iemands doen en laten te weten te komen, wat bijvoorbeeld hierin tot
uiting kan komen dat U zijn briefwisseling wil lezen, zijn dagindeling
bestudeert, enzovoort, en niet zelden de leemten in die kennis gaat opvullen
door ijle speculaties die door Uzelf of door anderen onterecht voor waarheid
genomen kunnen worden. Een middel om van nieuwsgierigheid te genezen, kan hierin
schuilen, dat U Uzelf voor ogen houdt dat alles wat in het leven van Uw
medemens gebeurt, louter een zaak is tussen hem/haar en God, want alle
gebeurtenissen in een mensenleven zijn leerproeven die Gods Voorzienigheid op
zijn weg brengt. Deze leerproeven zijn beschikt voor de ziel van die
specifieke mens, en voor niemand anders. Precies om die reden gaan de
gebeurtenissen in het leven van Uw medemens U niet aan.
Tot besluit van deze beschouwing over de vergeestelijking,
en tevens van dit hoofdstuk over de deugden, wil ik U een oefening voorstellen
om te leren loskomen van de wereld rondom U. Wat aanvankelijk als een oefening
beleefd kan worden, moet uiteindelijk tot een gewoonte worden. U zult merken
dat het Uw hele geestelijke leven kan veranderen: maak er een gewoonte van,
overal en altijd (niet alleen tijdens Uw gebedsuren) in Uw hart verenigd te
zijn met het Hemels Hof. Zelfs terwijl U door de straat wandelt, kunt U leren,
steeds Uw inwendige blik op Jezus, Maria, de Heilige Jozef (al naargelang de
beelden die in U opkomen) gevestigd te houden. U zult spoedig vaststellen dat U
dan nog wel kijkt naar de dingen om U heen, maar ze niet meer ziet.
Ik bedoel: U zult van de wereld alleen nog voldoende signalen opvangen om
zonder ongevallen ter bestemming te komen, doch niets anders zal Uw geest
bezighouden dan Uw inwendige beschouwing. Deze oefening zal U helpen om
na verloop van tijd volkomen met de blik op de Hemel te leven en U los
te maken uit de zintuiglijke invloeden vanuit de wereld.
Op dezelfde wijze moet U bijvoorbeeld ook leren, gedurende
de Heilige Mis in diepe vereniging met Jezus te treden. U zult niet meer
afgeleid worden door wat om U heen in de kerk gebeurt, en de woorden van de
priester zult U eerder horen in Uw hart dan in Uw oren: het zal
in alle omstandigheden zijn alsof Uw zintuiglijke indrukken steeds meer
uitgeschakeld worden en U God rechtstreeks in Uw hart begint te ervaren.
Op enigszins gelijkaardige wijze gebeurt het tijdens mystieke ervaringen (met
Maria of Jezus), en zo kan het U ook buiten dergelijke ervaringen geleerd
worden om tot een diepere, intensere beleving van God (Maria) in Uw dagen te
komen.
Zolang U op aarde leeft, en dus ook rekening moet houden met
Uw stoffelijke behoeften, zult U onophoudelijk een gulden middenweg moeten zoeken
om tegelijkertijd aan die behoeften te voldoen en niettemin met Uw hart en
geest in de Hemel te leven. In dit verband wijs ik U daarom tot overweging nog
op die passage uit het Evangelie waarin aan Jezus wordt gevraagd of het
geoorloofd is of niet, aan de keizer belasting te betalen. Jezus zegt en doet
daar iets opmerkelijks. Alvorens te antwoorden, laat Hij Zich eerst een
muntstuk geven. Dan vraagt Hij: "Van wie is deze beeltenis en dit
randschrift?". En nadat men Hem ten antwoord heeft gegeven: "Van
de keizer!", zegt Hij eenvoudig: "Geef aan de keizer wat aan de
keizer toekomt, en aan God wat God toekomt". Wat betekent dit, en
waarom zegt Jezus dit pas nadat Hij het muntstuk in de hand heeft gekregen? Hij
bedoelt het volgende: "Voldoe Uw materiële verplichtingen
(geldzaken) tegenover de wereldse autoriteiten, maar voldoe ook Uw niet-materiële
verplichtingen tegenover God". Zo maakte Hij duidelijk dat het heel
goed mogelijk is, voor de ziel te zorgen zonder daarom de wereldse
verplichtingen te verzuimen, met andere woorden dat de wereld de belangen
van de ziel niet in de weg hoeft te staan. Vele mensen verbergen zich
achter hun wereldse verplichtingen om datgene wat echt telt (de ziel) te
verwaarlozen.
48. Vrijgevigheid
Vrijgevigheid is het vermogen om te delen met Uw medemens.
Dit vermogen heeft zeer veel te maken met een groot geloof in Gods
Voorzienigheid, het vertrouwen dat U zelf nooit iets tekort zult hebben, zelfs
al geeft U van Uw eigen bezittingen aan Uw medemens. Het is inderdaad zo dat
hoe meer U geeft, hoe rijker U wordt, en zelfs niet alleen in de ziel: niet
zelden compenseert de Voorzienigheid rijkelijk alles wat U aan anderen
weggeeft. Alleen de mens die twijfelt aan Gods Liefde, of die geen rekening
houdt met het feit dat God bestaat en werkt, kan zo krampachtig aan alles
vasthouden dat hij uiteindelijk in de ondeugd van de gierigheid dreigt te
vervallen. Deze mens heeft niet begrepen, of gelooft niet, dat God alles geeft
wat nodig is om te leven. Vrijgevigheid is een deugd die steunt op het vermogen
tot onthechting, loskomen van het materiële, en tot het kiezen voor het
onstoffelijke, de noden van de ziel.
Vrijgevigheid betekent, aan Uw medemens te kunnen geven
zonder daarbij echt strakke grenzen te trekken. Ware vrijgevigheid is pas
mogelijk op grond van oprechte naastenliefde in combinatie met vertrouwen op
het feit dat God Uw leven in handen heeft. De vrijgevige mens heeft begrepen
dat er grotere waarden in het leven zijn dan het materieel bezit, en dat God
niemand in de steek laat wanneer hij weet te vertrouwen. Ik moet U hier
herinneren aan het Evangelie volgens Mattheüs, waarin Jezus zegt dat de vogels
en de lelies in het veld zich geen zorgen maken over hun materiële leven, en
dat de Vader voor hun noden zorgt. Hij maakt daarbij duidelijk dat de mens zich
slechts om één ding behoort te bekommeren: Om de bevordering van het Rijk Gods
op aarde, de noden van God, want indien de mens zich om Gods behoeften
bekommert, zal God Zich op Zijn beurt om de mens bekommeren.
In sommige gevallen is vrijgevigheid niet zuiver een uiting
van deugd, namelijk indien zij een gevolg is van een geestesstoornis. In dat
geval is sprake van een onverantwoordelijk gedrag waarbij op eerder onbezonnen
wijze dingen weggegeven worden, terwijl de schenker niet ten volle beseft wat
hij doet of een ontoereikende vooruitziendheid naar de dag van morgen toe lijkt
te vertonen. Vrijgevigheid kan ook een ziekelijke graad aannemen, en vervallen
in verspilzucht of verkwisting. Hierbij worden in een overdreven, niet
meer te rechtvaardigen mate dingen weggegeven waardoor de schenker zelf zwaar
in moeilijkheden komt. Het kan daarbij ook gaan om totaal onnodige, overbodige,
nutteloze uitgaven. In deze gevallen is geen sprake meer van handelingen die
voortvloeien uit een gezonde Liefde en een bewust vertrouwen op Gods
Voorzienigheid, doch eerder van roekeloos, onvoorzichtig, ondoordacht handelen.
Gebrek aan vrijgevigheid kan, zoals gezegd, tot gierigheid
worden. Hieronder hoort bijvoorbeeld de neiging om de eigen bezittingen op te
sparen als een doel op zich, vaak met als enige doel de voldoening van het zien
aangroeien van het eigen financieel kapitaal. Hier bestaat de ondeugd uit
diverse elementen. Ten eerste vormt deze gesteldheid een verheerlijking van het
materialisme, waarbij het eigen bezit tot afgod wordt. Ten tweede heeft de gierige
mens doorgaans de neiging, zijn medemens in nood niet te helpen bij het lenigen
van diens nood. Terwijl hij vaak zelf overvloed heeft, leeft hij overdreven
zuinig (op een krampachtige wijze, namelijk onder voortdurende berekening en
afweging van zijn uitgaven tegen het al dan niet trager aangroeien van zijn
bezit dan hij zou willen) en zou hij liever zijn noodlijdende medemens de deur
wijzen dan zijn kapitaal (zijn afgod!) met enkele centen te zien verminderen.
Zeer verwant met de gierigheid, en doorgaans ermee gepaard
gaand, is de hebzucht. De hebzuchtige mens eist alles voor zich op en
stelt zich tot doel, zo veel mogelijk naar zich toe te trekken in de waan dat
elke kruimel die naar een medemens gaat, voor hemzelf een gemiste kans is en
hem vroeg of laat in moeilijkheden (in nood of gebrek) zal brengen. Doordat het
materiële hier een doel op zich is geworden, en vaak de enige drijfveer is voor
elk detail van zijn leven, ontstaan in de belevingswereld van de hebzuchtige
ziel uiteindelijk een eindeloze reeks verlangens, die hij stuk voor stuk
najaagt, en die hem steeds verder van God en van de ware behoeften van zijn
ziel wegleiden. Het is op het fundament van de hebzucht dat de gezindheid van
de concurrentie geboren wordt: de wedijver met de medemens om zichzelf zoveel
mogelijk toe te eigenen ten koste van de ander. Dit is in feite het einde van
alle deugden, want de hebzucht is de moeder van de onverdraagzaamheid, de
onzuiverheid (leugen, bedrog, enz.!), het ongeduld (men wordt gedreven door een
ware koorts om geld en materiële goederen te verwerven), enzovoort.
Hiermee staat de deur open naar zonden van allerlei soort.
Hebzucht kan een zodanige koorts in de geest verwekken dat de mens een
welbepaald iets ten koste van elke prijs wil hebben. Naarmate de ondeugd in de
ziel het zondebesef heeft verdoofd, kan dit aanleiding geven tot vrijmoedige
diefstal, en indien nodig geacht, tot het beroven van de medemens met het
toebrengen van lichamelijke letsels, want alles wat de bevrediging van de
vermeende behoefte in de weg staat, zelfs al is dit een medemens, wordt
beschouwd als een hindernis die opgeruimd moet worden. Hebzucht heeft ten volle
raakpunten met egoïsme, waarover wij het in punt 25 reeds hebben gehad.
De hebzucht en de gierigheid zijn ernstige afwijkingen van
de waardigheid die God aan de mensenziel heeft geschonken. Zij verheffen het
materiële, dat ons door God wordt geschonken om ons het leven op aarde mogelijk
te maken, tot absolute doelstelling op zich, ten koste van de aangelegenheden
van de ziel. Om van deze afwijkingen te genezen, is een vernieuwing van
het bewustzijn ten aanzien van Gods bedoelingen, Zijn werking met de mens en de
ware behoeften van de ziel noodzakelijk.
49. Vergevingsgezindheid
"Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan
onze schuldenaren". Dit verzoek dat wij in het Onzevader zo vaak tot God
richten, betekent in zijn oorspronkelijke betekenis "vergeef ons in de
mate waarin wij onze medemensen vergeven hebben". Vergeving
schenken aan Uw medemens is een voorwaarde om zelf van God vergiffenis te
verkrijgen. Waarom vergeven? Omdat U daardoor te kennen geeft dat U aanvaardt
dat Uw medemens fouten kan maken omdat ook hij, evenals Uzelf, niet alwetend en
niet alvermogend is. Door te vergeven, gaat U ervan uit dat Uw medemens niet
bewust en niet opzettelijk heeft willen dwalen, maar dat hij misleid is geweest
tegenover U. Dat kan Uzelf ook overkomen. Door te vergeven, kunt U een ziel
waarlijk genezen. Vergeven is een heldhaftige daad van naastenliefde. Het is
een daad waarmee U de satan veel wind uit de zeilen neemt, want vergeving
bewerkt verzoening en kan daardoor veel onvrede tussen zielen en binnen in de
harten wegnemen.
Zolang U Uw medemens niet echt in het hart hebt vergeven,
blijven gevoelens van wrevel, wrok of rancune sluimeren: vormen van onvrede die
een normale, ontspannen, spontane communicatie met die medemens in de weg
staan. In dat geval kan tussen U beiden sprake zijn van wat men tussen staten
'koude oorlog' of 'gewapende vrede' zou noemen: toestanden waarin geen conflict
wordt uitgevochten of geen strijd wordt geleverd, en zelfs voor het oog van de
buitenwereld een glimlach wordt uitgewisseld, doch achter de schermen in feite
elkaar niets goeds wordt toegewenst. Sommige mensen koesteren een zodanige
rancune dat zij jarenlang koppig weigeren om een woord te spreken tegen iemand
met wie zij onenigheid hebben gehad. Dat is wat wel vaker gebeurt tussen buren
en zelfs onder familieleden. Deze mensen verbieden daarenboven vaak hun
vrienden of andere familieleden om met de betrokken personen te spreken,
wat de ondeugd nog vergroot, want hierdoor worden gevoelens van haat gevoed en
breiden deze zich soms heel ver uit.
Wanneer de onverzoenlijkheid een ernstige graad aanneemt,
kunt U haatdragend genoemd worden. Deze gesteldheid is een sluipend gif voor Uw
eigen ziel. Dezelfde gesteldheid heerst in een hart dat belust is op
wraak: er is niet alleen geen vergeving, er wordt zelfs gewacht op een
gelegenheid om een kwaad toe te brengen dat minstens even groot is als datgene
wat Uzelf is aangedaan. Onder andere de mens die niet tegen verlies kan, zal
neigen tot wraakzucht. Hij wil zich hierdoor op één of andere wijze revancheren
en als het ware bewijzen dat hij de meerdere is. Het is inderdaad opmerkelijk
hoevele ondeugden op één of andere wijze raakpunten vertonen met die zo grote
ondeugd van de hoogmoed. Eerder zeldzaam is de mens die niet de neiging of de
behoefte bezit om anderen aan zich te onderwerpen of lager dan zichzelf neer te
halen. Zij die in Gods ogen het grootst zijn, voelen zich vaak het meest
onwaardig, terwijl zij wier ziel de grootste poetsbeurt behoeft, er het meest
naar streven om de hele wereld onder hun voeten te leggen. Gebrek aan
vergevingsgezindheid treedt ook te voorschijn bij de mens die er niet kan toe komen,
de eerste stap te zetten om een ruzie bij te leggen.
Het kan heel heilzaam zijn, ook voor Uw eigen ziel, in het
Sacrament van de Biecht elke situatie van Uw hele leven uit te spreken
waarin U met iemand in onmin, onenigheid of ruzie bent geweest, zelfs het
geringste meningsverschil, en U nooit uitdrukkelijk met die mens verzoend hebt.
Wellicht kunt U zich al die situaties niet precies herinneren, maar U kunt ze
wel alle samenvatten in één Biecht, op voorwaarde dat U de oprechte wens hebt
om waarlijk aan al Uw 'vijanden' (verleden en tegenwoordige) in de geest de
hand te reiken.
Het is een hartverwarmend moment, een medemens de hand te
reiken tot verzoening. Kunt U echter om één of andere reden de betwiste zaken
niet uitdrukkelijk met die mens uitpraten of U met hem verzoenen, doe dit dan in
de geest en in het Sacrament van de Biecht, dan staat U in de ziel zuiver
tegenover Uw medemens. Het kan namelijk voorkomen dat een mens die tegen U
heeft misdaan, van Uw levensweg weggenomen wordt, hetzij dat U hem nooit meer
terugziet hetzij dat hij overlijdt, of ook dat hij voor Uw verzoeningspogingen
niet openstaat. In dat geval kunt U in ieder geval Uw vergeving uitspreken in
de geest en in de Biecht.
50. Geestdrift
Letterlijk betekent geestdrift: 'gedreven worden door de
Geest'. Geestdrift, ook enthousiasme genoemd, is een uiting van bezieling door
het Vuur van de Heilige Geest, die blijmoedig en vreugdevol maakt. Geestdrift
geeft uitdrukking aan de golf van energie die over de mens komt wanneer de
Heilige Geest in hem werkzaam is. Het is de blijmoedige gedrevenheid van de
ziel die plots vleugels lijkt te krijgen omdat zij plots haar ware
levensbestemming, haar ware roeping, heeft ontdekt, en nu als door een heilige
wind gedreven afstevent op dat doel. Deze gedrevenheid kan zelfs lijken op een
ware ontploffing van energie in het geval van een plotse mystieke roeping. In
dit geval lijken de geest en het hart letterlijk open te barsten, het hele
wereldbeeld en de kijk op het leven veranderen als bij toverslag, en een onvoorstelbare
energie, Liefde, vreugde, blijheid en spirituele werklust overheersen
plotseling het hele wezen, als door een volkomen wedergeboorte.
Gebrek aan geestdrift komt tot uiting in futloosheid en
doelloosheid. De mens zonder geestdrift dwaalt als het ware rond als een bootje
zonder zeil midden op een windstille oceaan, ten prooi aan elke toevallige
beweging van het water, in welke richting ook, en lijkt niet op een welbepaald
doel gericht. Het is alsof zijn handelingen zonder bezieling voltrokken worden,
zonder motivatie en zonder op een duidelijk punt gericht te zijn. Daarom lijkt
deze mens in al zijn handelen aarzelend en weinig energiek. Hij lijkt niet echt
te weten waartoe zijn handelingen dienen, waar ze goed voor zijn en wat voor
nut ze wel zouden kunnen hebben. Daardoor verspilt hij veel krachten en krijgt
hij ook weinig gedaan, en de dingen die hij toch tot stand brengt, geven hem
weinig bevrediging, want hij ziet ze niet als stappen in een welbepaalde
richting die de verwezenlijking van zijn levensdoel dichterbij brengen, want
hij heeft geen welomschreven doel. Vele dingen worden gedaan in een gesteldheid
van lauwheid, eerder apathisch, zonder veel gevoel, onverschillig, alsof het
allemaal niet veel uitmaakt. De inzet is dan ook bij alle gedragingen laag te
noemen.
De mens met een gebrek aan geestdrift ziet weinig of geen
zin in het leven. Naarmate de bezieling kleiner wordt, neemt ook de levenslust
af. Zo bekeken, wordt het ook duidelijk dat mensen die zelfmoord plegen, geen
levenslust meer hebben doordat het hen aan geestdrift ontbreekt. Zij vinden
niet meer de bezieling door de Heilige Geest waardoor zij de moeilijkheden van
het leven zouden aankunnen, want de Heilige Geest is 'de grote Trooster in de
tijd', de Goddelijke Persoon die troost biedt, met andere woorden die moed
geeft om door de moeilijke fasen heen te komen door te laten zien waartoe zij
dienen. De ziel zonder geestdrift leeft wezenlijk in duisternis. Zij ziet
eerder wolken en nacht dan zonneschijn. Net zoals gebrek aan blijmoedigheid kan
ontaarden in depressiviteit, kan ook een langdurig gebrek aan geestdrift tot
regelrechte depressie uitgroeien. Een ziel zonder geestdrift leeft als het ware
constant met gesloten deuren en ramen. Het Licht van de Heilige Geest komt er
niet meer binnen, en op termijn verstikt deze ziel ook bij gebrek aan
verluchting.
De heiligmakende geuren van de andere deugden krijgen
evenmin nog een kans om de ziel te betreden, en het gebrek aan levenskracht
brengt moedeloosheid met zich mee: de ziel lijkt in zich geen reden meer te
vinden om zich in te zetten, en leeft al spoedig niet echt meer. Deze mens
krijgt het gevoel dat het leven werkelijk aan hem voorbij gaat, dat hij nergens
deel aan heeft, dat hij 'geleefd wordt' (deze mens lijkt 'spiritueel
dood', en wordt nog slechts bewogen door een kracht die mechanisch op hem
inwerkt doch waaraan hijzelf geen deel meer lijkt te hebben). Hij heeft niet
meer de neiging om initiatieven te nemen. Hij vegeteert eerder dan dat hij
leeft, doordat de kanalen van het Ware Leven die hem met God verbinden,
drooggelegd lijken. Alles lijkt dorheid. Zonder het Vuur van de Heilige Geest,
of nauwkeuriger uitgedrukt: zonder het aanvaarden en in zichzelf tot nut maken
van dat Vuur, is geen werkelijk Leven mogelijk. Een uiting van gebrek aan
geestdrift is ook de lusteloosheid en luiheid in alle gedrag. Luiheid kan haar
oorsprong vinden in lichamelijke vermoeidheid, in ziekte, doch heel vaak ook
gewoon in een tekort aan bezieling.
Geestdrift is de kracht die de ziel reeds op aarde deel laat
hebben aan de vreugde van het Leven na dit leven. Het is een kracht die de
heiligen drijft tot hun heldhaftige deugdzaamheid, hun vruchtbare werken, hun
bezielde geschriften, hun vurige Liefde, hun totale toewijding aan Jezus en
Maria, hun spirituele onrust in de zin van "geen rust kennen omdat zij nog
zoveel voor de Hemel willen volbrengen, en de tijd zo kort is". Geestdrift
is overigens een kracht die zowel lichaam als ziel doordringt, want het is
kenmerkend voor een ziel die handelt onder impuls van de Heilige Geest dat zij
ook op het lichamelijk vlak een grote energie lijkt te ontwikkelen (zie wat ik
zo-even nog schreef over de mystieke roeping). Vandaar dat een geestdriftig
mens zodanig verbeten kan ijveren voor zijn ideaal dat hij zichzelf nauwelijks
lijkt te kunnen temperen, zelfs wanneer hij zich op zich niet zo sterk voelt.
Dat is ook een verschijnsel dat bij heiligen opvallend vaak
voorkomt: zelfs bij ziekte zijn hun toewijding, inzet en slagvaardigheid vaak
opmerkelijk. Zegt het Veni Creator niet terecht: "Geef dat ons zwakke
lichaam leeft vanuit de kracht die Gij het geeft"? Uw lichaam is
vergelijkbaar met een wagen: Al is de motor nog zo sterk, al zijn de bedrading
en het hele mechanische overbrengingssysteem nog zo degelijk, hij zal geen meter
rijden zonder benzine. Uw benzine is de bezieling door de Heilige Geest. Het
levensprincipe, datgene wat die verzameling van cellen die samen Uw lichaam
vormen, doet bewegen, is de adem van Gods Geest.
51. Dankbaarheid
Uw hele leven is als een kleed dat door de Goddelijke
Voorzienigheid voor Uw ziel geweven wordt. Dank daarvoor. Het leven in deze
wereld is zo moeilijk en vaak zo teleurstellend geworden, dat het
onwaarschijnlijk klinkt wanneer iemand U zegt dat al Uw doen en laten één
onophoudelijke dankzegging aan God moet zijn. Nochtans bestaat er eerder reden
om te danken voor datgene wat U, menselijk gesproken, als onaangenaam overkomt,
dan voor het vreugdevolle, want precies het minder aangename legt de mooiste
bloemen in Uw ziel, op voorwaarde dat U het draagt in overgave, aanvaarding en
Liefde. Uw hele leven, tot in de kleinste bijzonderheden, is als een breiwerk.
Niets is toeval, alles heeft een reden en een doel, maar deze zijn U niet
bekend.
Danken voor alles, betekent dat U erop vertrouwt dat God met
alles slechts het beste met U voorheeft, dus dat U vertrouwt op Zijn Liefde.
Wanneer iets gebeurt waar U het moeilijk mee hebt, moet U ervan overtuigd zijn
dat God dit toelaat omdat dit binnen Zijn Plan past. Van U wordt slechts
verwacht dat U op elke situatie inpikt op een wijze die in overeenstemming is
met de deugdzaamheid. Danken is in Gods ogen steeds een act van vertrouwen: met
Uw dankbaarheid zegt U in feite tot Hem: "Ik weet dat dit mij een stap
dichter bij mijn Eeuwige Bestemming brengt". En U weet dat die Eeuwige
Bestemming, indien U God laat begaan, alleen de Gelukzaligheid van de Hemel kan
zijn.
Gaat U eens bij Uzelf na in welke mate U de dingen van het
leven vanzelfsprekend vindt, of integendeel beseft hoezeer alles een geschenk
is. Het antwoord op dit kleine zelfonderzoek zal U veel leren over de graad van
Uw dankbaarheid. Let er trouwens ook eens op of U de neiging hebt, alleen
datgene te zien wat in Uw leven niet goed gaat. Ook dàt is een uiting
van ondankbaarheid, want U legt hierdoor de klemtoon op wat U beschouwt als
'punten waarop God tekort schiet'. Dit is een gelijkaardige gesteldheid als
deze waarmee U een medemens zou beledigen, die zich pas een hele dag heeft
uitgesloofd om U werk uit handen te nemen, en die als enige opmerking uit Uw
mond te horen krijgt "Je bent een vaas vergeten af te stoffen". Zo
moet God Zich vaak voelen wanneer Hij in de harten kijkt.
De mens heeft veel meer redenen om dankbaar te zijn dan hij
beseft. Ongeacht hoe zwaar de beproevingen op Uw levensweg, het is steeds Gods
Liefde die U overeind houdt. Elke nieuwe dag is een gelegenheid om verdiensten
te verzamelen voor Uw Eeuwige Gelukzaligheid en voor het Heil van Uw
medemensen, wat ook voor Uzelf heel genadevol is. Bedenk dat een dag van zware
beproeving (waarvoor U dus menselijk gesproken niet vlug zult danken) een groot
verschil kan maken voor Uw Eeuwig Heil. U kunt Uw ziel in een veel grotere
staat van genade brengen door een moeilijke periode met vrucht te doorstaan.
Wees daarom dankbaar voor alles, ook voor het minder gemakkelijke.
Een grote vorm van dankbaarheid is de toewijding. Wanneer U
Uzelf formeel toewijdt (bijvoorbeeld aan Maria), en U leeft er daadwerkelijk
naar, wordt Uw hele leven één en al dankzegging, want ware toewijding is een
heilig verbond waardoor U Uw hele leven en alles wat U hebt, in Marias handen
legt. In wezen dankt U dan automatisch voor alles wat Uw pad kruist, want Uw
hele leven wordt dan één offergave, en echte toewijding is onmogelijk zonder
liefdevolle aanvaarding van lijden en lasten. Indien U tegen de beproevingen
protesteert, is toewijding inhoudsloos en zinloos, en heeft zij geen enkel
fundament. Ondankbaarheid uit zich vaak in een gebrek aan blijmoedigheid.
De mens die niet met zijn eigen hart in het reine is,
verliest gemakkelijk zijn blijmoedigheid, maar geeft hierdoor aan God te kennen
dat hij ondankbaar is voor de lasten die zijn levensweg hebben gekruist.
Dankbaarheid die zich uit in een blij gemoed, is een voortdurende
verheerlijking aan God.
52. Medelijden
Medelijden is een begrip dat enigszins dubbelzinnig is. Als
deugd mag medelijden niet verward worden met meewarigheid, dat een element
in zich draagt van min of meer 'vanuit de hoogte beklagen'. Het echt medelijden
is het 'lijden met', het vermogen om het lijden van de medemens met pijn in Uw
hart aan te voelen en er echt dat eigen lijden mee te verbinden, alsof U er één
gezamenlijk offer van wilde maken. Wanneer U echt medelijden voelt, streeft U
ernaar, het lijden van Uw medemens te verlichten door hem tot bron van troost
te zijn. U laat hem dan voelen dat zijn lijden U werkelijk niet onberoerd laat,
maar dat U een deel ervan in Uw eigen hart hebt gesloten om hem dat kruis te
helpen dragen. Oprecht medelijden is één van de mooiste uitingen van
naastenliefde, en zeker een uiting die U op Jezus doet gelijken, want
medelijden maakt U tot medeverlosser. Medelijden is de gesteldheid waarin U
betreurt dat het Uw medemens zo vergaat, en ernaar verlangt om een
daadwerkelijke bijdrage te leveren tot het verzachten van zijn lot.
Oprecht medelijden is iets heel anders dan het beklagen van
Uw medemens. Wanneer U Uw naaste beklaagt, bewijst U hem weliswaar de
lippendienst waardoor hij verneemt dat U het jammer vindt dat hij dit of dat
lot moet doorstaan, doch U onderneemt niets concreets om dat lot te verlichten.
Wanneer U oprecht medelijden koestert, spreekt U eventueel bemoedigende woorden
tot hem, maar vooral onderneemt U stappen om samen met hem door de zure appel
heen te bijten, door daadwerkelijke hulp, door gebed, door boete en offers die
voor hem genaden kunnen bekomen.
Oprecht medelijden berust op een vermogen tot
inleving. Dit is het vermogen om Uzelf in de plaats te denken van Uw
medemens, U levendig te kunnen voorstellen wat hij doormaakt en wat hij voelt.
Het is als het ware de kunst en de bereidheid om Uw hart in het zijne te
leggen. Dat is op het spiritueel vlak van het grootste belang. Een lijdende
ziel is doorgaans voldoende gevoelig om te merken of U haar met meewarigheid
benadert, of U haar beklaagt, dan wel of er inderdaad medelijden bij U leeft.
Alleen in dit laatste geval zal zij de bereidheid vinden om zich helemaal voor
U open te stellen, en alleen dan kan zij ook werkelijk hulp ontvangen, want in
dit geval zal God U als gezant of werktuig gebruiken om Uw medemens uit de put
te halen of een concrete bijdrage te leveren om zijn lijden te verlichten. God
werkt liever door mensen dan rechtstreeks in te grijpen. Hij vindt Zijn
grootste verheerlijking in de naastenliefde, omdat een leven dat gevuld is met
daden van naastenliefde een spiegelbeeld is van het leven van Jezus.
Medelijden hoeft niet alleen gericht te zijn op lichamelijk
of materieel leed bij Uw medemens. U kunt net zo goed medelijden koesteren met
de toestand van een ziel: De staat van ongenade van een mens die
veelvuldig zondigt, kan voorwerp worden van intens medelijden bij de mens die
door de Heilige Geest voldoende op scherp is gesteld om daar gevoelig voor te
zijn. Wanneer U bedenkt dat een mens in onwetendheid of verblinding het
doodvonnis van zijn ziel kan tekenen door een zware zondelast met zich mee te
dragen, niet te biechten, geen tekenen van berouw te vertonen, geen gebedsleven
te leiden en nog veelvuldig verder te zondigen, kan de gedachte aan zijn
mogelijke eeuwige verdoeming U bevangen. Zelfs zonder een woord met deze mens
te wisselen, kunt U medelijden voelen en dit omzetten in concrete daden door
voor die mens te bidden, te offeren en vergiffenis af te smeken.
Indien U tekort schiet in de deugd van het medelijden, bent
U eerder ongevoelig voor het leed van Uw medemens. Gebrek aan medelijden kan
zich uiten in hardvochtigheid, een hardheid van het hart waarbij het U
onverschillig laat dat Uw naaste het moeilijk heeft. Een andere vorm van tekort
aan medelijden is het leedvermaak, waarbij U zich verheugt over de
tegenslagen van Uw medemens, over het feit dat het hem niet goed gaat, en er in
sommige gevallen zelfs heimelijk naar tracht dat hij 'van zijn voetstuk zou
tuimelen' opdat hij U minder in de schaduw zou stellen door zijn prestaties,
zijn succes, zijn inkomsten, enzovoort. Er zijn mensen voor wie de dag niet
meer stuk kan zodra zij hebben vernomen dat iemand die hen om één of andere
reden een doorn in het oog is, iets heeft meegemaakt dat hem benadeelt. Vaak
verzwaren deze mensen hun zonde nog door geen kans onbenut te laten om de
getroffene nog extra af te kraken in allerlei achterklap. Trachten naar iemands
ondergang komt er in wezen op neer dat U deze mens in sociaal (of soms nog in
ander) opzicht uit de weg wil ruimen, wat in Gods ogen een ernstige overtreding
is.
53. Luisterbereidheid
Van het grootste belang bij de benadering van een mens die
in diepe innerlijke onvrede verkeert, is naar hem te luisteren met
fijngevoeligheid, niet te veroordelen, maar opbouwend op die ziel in te praten,
haar de Ware Liefde te laten voelen en haar opnieuw het Licht te leren zien.
Luisterbereidheid is een deugd die U als het ware een stukje van Gods functie
laat vervullen. De mens in nood kan veel kracht putten uit de ervaring dat een
medemens met hem begaan is. Wanneer U erin slaagt, tijd vrij te maken, dus
Uzelf opzij te schuiven, voor een medemens in zielennood, zal deze waarderen
dat U Uw eigen problemen achter de zijne stelt, dat U Uw tijd beschikbaar stelt
om hem zijn hart te laten luchten. Dat is kwaliteitstijd die U optimaal moet
benutten. Dat betekent dat U niet zichtbaar ongeïnteresseerd naar die mens moet
zitten luisteren, maar dat U hem door Uw woorden, de toon van Uw stem, de blik
in Uw ogen, enzovoort, moet bewijzen dat er U iets aan gelegen is dat hij hulp
ondervindt door eenvoudig reeds met U te praten. U kunt daarbij werkelijk voor
hem zijn als een door God gezondene.
Soms wordt gezegd dat velen kunnen spreken, doch slechts
zeer weinigen kunnen luisteren. Dat is waar, en wel omdat de meeste mensen
slechts oog hebben voor hun eigen lasten, en er geen geheim van maken dat zij
de moeilijkheden van anderen er niet meer bij hoeven te krijgen. Iemand die zo
handelt, denkt en spreekt, is een mens die de verlatenheid van Jezus aan het
Kruis verzwaart. Jezus had ook het gevoel dat Hij in Zijn Lijden alleen stond,
zelfs van de Vader verlaten. Bedenk dat wat U voor de geringste van Gods
kinderen doet, U in werkelijkheid voor Jezus doet, en weet dus dat Uw
luisterbereidheid bij een medemens in nood of in hartenpijn, door Jezus wordt
beschouwd alsof U bij Hem aan het Kruis komt staan om Zijn nood in Uw hart te
sluiten en te zeggen "U bent niet alleen, mijn hart klopt ook voor U".
Dat is van groter nut voor de zielen dan U hier op aarde ooit zult beseffen.
Later, voor Gods troon, zult U begrijpen wat U daarbij werkelijk hebt gedaan.
Door steeds tijd te maken voor Uw lijdende medemens, wordt U
tot medeverlosser in de diepe zin van het woord. Zij die doof blijven voor de
zorgen en problemen van hun medemens, hoeven niet verwonderd te staan indien
God op Zijn beurt doof blijft voor hun gebeden wanneer zij zelf in nood zijn.
54. Trouw
Trouw is de gesteldheid waardoor U volhardt in de naleving
van een verbond dat U met iemand hebt gesloten. Om een duidelijk voorbeeld te geven:
trouw is het vermogen om na het uitspreken van een totale toewijding aan Maria,
de beloften die U daarbij hebt gedaan, werkelijk te respecteren, er niet op
terug te komen, zodat Maria de zekerheid mag hebben dat U Haar zult blijven
dienen. Huwelijkstrouw is volharding in de belofte die een man en een vrouw bij
hun huwelijk wederzijds uitspreken om 'elkaar toe te behoren'. Dit 'toebehoren'
is relatief omdat het tussen twee mensen gaat.
Mensen kunnen elkaar niet 'bezitten'. Maar de belofte is
absoluut in die zin dat deze twee mensen beloven dat zij er steeds voor elkaar
zullen zijn, zonder enige beperking en onvoorwaardelijk. Hierdoor wordt de belofte
tot een gelofte: zij heeft een absoluut en eeuwigdurend karakter. Nog
meer geldt dit voor de trouw tussen de toegewijde en Maria.
De toegewijde legt jegens Maria de gelofte af dat hij Haar
totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig zal dienen, liefhebben, en Haar zonder
enige beperking alles zal geven waar Zij om vraagt. Dit 'vragen' kan letterlijk
zijn (via openbaringen, ingevingen, visioenen...), maar gebeurt in de meeste
gevallen in de vorm van situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. De
volharding in deze gelofte is de trouw.
De trouw kan vergeleken worden met een eed, of zelfs met het
zegel op een oorkonde. Trouw is een gesteldheid die U het vermogen schenkt om
Liefde, dienstbaarheid, gehoorzaamheid, aanvaarding, offerbereidheid, overgave,
toewijding en nederigheid samen aan Marias voeten neer te leggen als een
onderpand voor het feit dat U Haar dienaar wil zijn en blijven, Wanneer
Maria U in Haar dienst roept, en U aanvaardt, en U doet afstand van alles aan
Haar, dan begint Zij U zodanig te kneden en te vormen dat U steeds méér
geschikt wordt om te volbrengen wat het leven als toegewijde van U verwacht.
Maria neemt U daarbij steeds inniger in Zichzelf op, zodat een steeds intensere
vereniging tussen Haar en U ontstaat (op voorwaarde dat U de genade waardig
blijkt door een deugdzaam leven en volhardende dienst). In dat geval zou U de
trouw kunnen vergelijken met het cement dat het bouwwerk bij elkaar houdt: haal
de trouw uit de vereniging, en het gebouw van Uw toewijding zakt in elkaar
alsof het slechts bestond uit stenen die los op elkaar zijn gelegd. Eén
windvlaag, en alles valt in puin.
Inderdaad, het merendeel van de 'toegewijden' zijn
toegewijden met de mond, niet in daden. Zij zijn Maria niet trouw, en
hun toewijding houdt geen stand. Zij spreken een akte van toewijding uit, doch
geven deze geen invulling door concrete handelingen in hun leven van elke dag.
Het zal hen niet ontbreken aan gelegenheden om een apostolaat voor Maria
gestalte te geven, doch zij geven hun andere belangen de voorrang, zodat van
trouw aan hun verbond geen sprake meer is. Wie zich aan Maria toewijdt, behoort
Haar toe, en onder geen enkele omstandigheid mag iets of iemand anders op Haar
de voorrang krijgen.
Echte trouw vergt een onwankelbare inzet. Daarom mag het
sluiten van een verbond, hetzij met de Hemel hetzij met een medemens, niet op
een lichtzinnige beslissing berusten. Ontrouw is een ondeugd, want het wijst
erop dat U onbetrouwbaar bent, lichtvaardige afspraken maakt, en niet
doordrongen bent van de heiligheid van een gelofte. Wanneer U een gelofte
aflegt jegens Maria (of God), moet U zich tegenover Haar eveneens gedragen
alsof U met Haar in een daadwerkelijke huwelijksrelatie stond, en nog méér dan
dat: het is tevens een relatie van dienaar tot Meesteres. De meest extreme vorm
van relatie met Maria berust op een roeping. Het is deze welke het
voorwerp uitmaakt van het boek De Hemelse Bruiloft. Ik bedoel het spiritueel
huwelijk. De trouw die in een dergelijke relatie van U wordt gevergd, is
extreem omdat de opdracht ook zeer ver reikt.
Het spiritueel huwelijk met Maria is een roeping tot
mystieke vereniging, waarvan de relatie gekenmerkt wordt door drie door elkaar
verweven banden (ik spreek over 'banden' omdat ik de betrekkingen als zeer
intens en onverbrekelijk ervaar): kind tot Moeder, bruidegom tot Bruid, en
liefdesslaaf tot Meesteres. Ik verwijs naar De Hemelse Bruiloft voor de
volledige uitleg, maar wil het U hier in enkele woorden schetsen om U duidelijk
te maken welke essentiële rol de trouw hierbij speelt. De relatie kind tot
Moeder is de meest 'normale': Maria is de Moeder van alle mensen geworden
onder het Kruis van Calvarie. De relatie bruidegom tot Bruid verwijst
naar de fasen van werkelijke mystieke ervaring die dit spirituele huwelijk
'dragen', de fasen van intense eenwording in ziel, geest, hart en zelfs lichaam
(via bovennatuurlijk lijden, aanvoelen van gesteldheden, 'herbeleving' van
pijnen en smarten van Maria en Jezus).
Op bovennatuurlijke wijze is deze toestand als geheel
vergelijkbaar met eenwording zoals in een huwelijk. De relatie liefdesslaaf
tot Meesteres is de meest extreme betrekking van dienstbaarheid. De trouw
die van de geroepene wordt gevraagd, vergt een inzet, een overgave en een
zelfverloochening die zonder de ondersteuning van de mystieke contacten
wellicht niet door een mens opgebracht zouden kunnen worden. De genaden zijn
immens, maar er wordt ook buitengewoon veel van Uw hele wezen gevergd. De trouw
is daarbij één van de domeinen die het zwaarst op de proef worden gesteld. Het
blijkt uiteindelijk steeds weer de Liefde te zijn die hem sterk houdt, net
zoals ook de huwelijkstrouw moet terugvallen op de Liefde.
Gebrek aan trouw in wereldse relaties zien wij bijvoorbeeld
in het huwelijk wanneer U Uw echtgeno(o)t(e) verlaat om met een andere partner
te leven, evenals in het overspel. U beschaamt hierdoor de band die U met
Uw levenspartner had aangegaan en die door God is beschikt en gezegend. U
zondigt hiermee dus niet alleen tegen Uw partner, maar ook tegen God. Zodra
sprake is van overspel, is overigens ook de ondeugd van onzuiverheid in het
geding.
55. Zwijgzaamheid
De zwijgzaamheid is een bijzondere deugd. Het is een deugd
waar vele mensen het moeilijk mee hebben, omdat het de mens nu eenmaal eigen
is, te spreken. Spreken is het voornaamste kanaal voor communicatie met onze
medemens. Nochtans is de zwijgzaamheid niet zonder reden één van de grote
regels van het kloosterleven. Gods Geest spreekt slechts in de stilte
van het hart. Die stilte komt niet alleen in het hart door U af te sluiten van
geluiden van buitenaf (zie punt 31), doch ook door Uzelf leeg te maken van de
koorts van gedachten. Om te spreken, moet U eerst denken, en denken betekent Uw
geest actief houden. Een actieve geest belemmert echter het openstellen van Uw
hart. Precies om die reden is religieuze beleving louter een zaak van het hart,
niet van de geest. Ik zou het ook zo kunnen zeggen: Niet met het verstand doch
alleen met het gevoel verdient men het Eeuwig Leven.
God laat Zijn Mysteries overigens alleen (tot op zekere
hoogte) doorgronden met het hart, het aanvoelen, en nooit met het verstand.
Mensen die de dingen van God stuk redeneren en tot in hun vezels analyseren,
ontheiligen deze daardoor. Ook daarom dankte Jezus de Vader omdat Hij
"deze dingen verborgen heeft gehouden voor verstandigen, en ze geopenbaard
heeft aan kinderen". Een kind aanvaardt zonder meer. Het stelt zich wel
eens vragen, doch begint niet tot in het eindeloze zijn hoofd te breken over
dingen die het toch niet begrijpt. Voor een kind is slechts belangrijk dat
mooie dingen er zijn, niet hoe ze er zijn. Met andere woorden: het geniet
ervan in het hart, maar redeneert er niet te veel over.
Stilzwijgen wordt door de wereld vaak beschouwd als een
uiting van zwakheid of lafhartigheid, doch in werkelijkheid is het één van de
meest heldhaftige deugden. Stilzwijgen in de zin van 'niet reageren' op
gebeurtenissen en uitspraken uit Uw omgeving is méér dan 'niet spreken'.
Stilzwijgen is in wezen totale toewijding en gehoorzaamheid, want het is een
nalaten van protest of opstandigheid tegen Gods regelingen en beschikkingen om op
Zijn tijd en op Zijn manier in toestanden in te grijpen. Het geeft
uiting aan Uw vertrouwen in Gods werking. Wanneer U de neiging vertoont om op
alles te reageren, betekent dit in wezen dat U zich verplicht voelt om zelf de
touwtjes in handen te nemen om 'schot in de zaak' te brengen en de zaak te
regelen zoals U zou willen dat ze afloopt, maar U beledigt hierdoor God door
ongeduld met Zijn Plannen. Ik zeg welbewust 'beledigt', omdat U hierdoor in
feite Gods Wijsheid in twijfel trekt.
Stilzwijgen is ook vaak een uiting van nederigheid, niet de
indruk willen wekken dat U het beter weet en kunt. Door stilzwijgen gaat U
bovendien conflicten uit de weg, die uiteindelijk slechts het geliefkoosd
terrein van de satan zijn. In Gods ogen is het goud waard indien U de moed kunt
opbrengen om dingen die U als negatief ervaart, te laten gebeuren en ze in
stilte aan God (aan Maria) op te offeren om ze te zuiveren en op grond van dat
offer diegene die ze heeft gedaan, tot bekering te helpen brengen.
Is het niet opmerkelijk dat Jezus, toen Hij op de avond vόόr
Zijn Kruisdood voor de hogepriesters werd geleid, met gebonden handen zwijgzaam
naar allerlei valse beschuldigingen stond te luisteren? Nochtans bezat Hij alle
Wijsheid om te spreken, en berustten alle beschuldigingen tegen Hem op leugens.
Bovendien bezat Hij de Goddelijke macht om alle valse tongen het zwijgen op te
leggen. Toch heeft Hij gezwegen, want 'het moest volbracht worden'. Stilzwijgen
tegen alle onrecht in, kan een immense waarde hebben, die wij niet steeds zien
omdat zij nog verborgen ligt in het Goddelijk Mysterie. Jezus kende die waarde.
Ook alles wat U overkomt, moet volbracht worden, want het past ergens in Gods
Plan. Voor ons is het een geloofstest, blind te vertrouwen dat wij er goed aan
doen, Jezus hierin na te volgen.
Vergeet nooit dat U door niet op onrecht of negatieve
toestanden te reageren, het kwaad de wind uit de zeilen neemt, want U ontneemt
de satan elke gelegenheid om tweedracht of een open conflict te scheppen. Een
tweede voorbeeld: Maria, de Zetel van Wijsheid, in wie de inwoning van de
Heiige Geest een absoluut hoogtepunt heeft bereikt, was een toonbeeld van
zwijgzaamheid. Zij sprak slechts wanneer dit noodzakelijk bleek, en elk van
Haar woorden was pure Wijsheid. Haar zwijgzaamheid was een vrucht van Haar
onvergelijkbare heiligheid. De essentie van de zwijgzaamheid als deugd ligt
tevens hierin vervat, dat de ziel in een stil gemoed geopend is voor de stem
van God in het hart.
Geef U er rekenschap van, hoevele inhoudsloze woorden
gesproken worden. Op zich kan ook losse communicatie tussen mensen een smeder
van banden zijn, vaak ook een uiting van liefde, maar wees U ervan bewust dat
God van U zoveel mogelijk stil gebed vraagt. Gebed is spreken met God, maar ook
luisteren naar Gods antwoorden in Uw hart. God spreekt uiterst zelden hoorbaar,
maar zegt heel veel door overdracht van gevoelens in een hart dat stil, rustig
en vredig is en openstaat voor het 'bovenwereldse'. Bidden, kunt U derhalve ook
door stil en zwijgzaam met Uw hart bij het Hemelse te verwijlen, maar dat lukt
niet tijdens holle conversaties zoals er elke dag zoveel plaats hebben.
56. Barmhartigheid
Barmhartigheid is een bijzondere deugd, die in U de
gelijkvormigheid met God moet wekken. Het is het vermogen om niet koel of
onverschillig te zijn tegenover Uw medemens, doch hem te behandelen met
goedheid. Barmhartigheid stelt U in staat om kwaad met goed te vergelden, 'over
Uw hart te strijken' wanneer de situatie in feite zou rechtvaardigen dat U
heftiger zou optreden. Het is de deugd van de barmhartigheid die U in staat stelt
om vergeving te schenken aan hen die tegen U misdoen, want barmhartigheid sluit
vergevingsgezindheid in zich. Het is in het algemeen de gesteldheid die
verhindert dat Uw hart zou verharden wanneer de tegenkantingen vanwege Uw
medemensen U treffen. Indien U in een gezagspositie verkeert, is het de
gesteldheid die U eerder doet vergeven en mildheid doet betrachten dan te
straffen.
De barmhartigheid verhindert dat U meedogenloos zou optreden
in om het even welke situatie. Zij behelst ook een flinke dosis gezond
medelijden. De barmhartige mens heeft medelijden met het lot van zijn medemens
die lijdt in lichaam, geest of ziel. Hij 'heeft met hem te doen' en verstaat de
kunst om zichzelf in het hart in zijn plaats te stellen. Hij heeft begrip voor
de misstappen van zijn medemens omdat hij begrijpt dat elke mens zwak is en dus
ook zonder dat deze dit echt wil, het slachtoffer kan zijn van omstandigheden
die deze zwakheid plots de overhand doen krijgen. Dat maakt de barmhartige mild
in zijn oordeel en in zijn optreden tegen zijn medemens die een fout tegen hem
begaat.
Barmhartigheid is het vermogen om de regels in overweging
van bepaalde omstandigheden terzijde te schuiven en te vervangen door louter
menselijkheid. Barmhartigheid kan bijvoorbeeld een rol spelen in het oordeel
van een rechter die vindt dat het in welbepaalde omstandigheden gerechtvaardigd
is om de letter van de wet 'wat bij te sturen' en enigszins 'aan te passen' bij
een specifiek geval omdat zogenaamde verzachtende omstandigheden in het spel
zijn. In dit geval zou de letter van de wet de gerechtigheid zijn, en het
milderend oordeel van de rechter de barmhartigheid. Zo handelt ook God met ons,
wanneer wij van goede wil blijken te zijn en een zonde niet echt gewild en
opzettelijk bedreven wordt. Barmhartigheid vindt ook haar toepassing in de
woorden van Jezus: "Wat gij aan de minste van de Mijnen hebt gedaan,
hebt gij voor Mij gedaan". Een voorbeeld: een minderbedeelde medemens
te eten geven, uit Uw eigen relatieve overvloed delen met een medemens in de
bedenking dat er altijd mensen zijn die het minder goed hebben dan U.
Gebrek aan barmhartigheid komt tot uiting in
meedogenloosheid, onverbiddelijkheid, strengheid, het onbuigzaam toepassen
van regels of wet in gevallen waarin dit in de ogen van de Liefde eerder
schrijnend lijkt. Dit is bijvoorbeeld dagelijks veelvuldig het geval in de
bureaucratie, het onpersoonlijk benaderen en behandelen van mensen door
ambtenaren in publieke organisaties en instellingen. Dit is ook het geval
telkens wanneer een overste zijn of haar ondergeschikten iets oplegt terwijl
alles erop wijst dat deze laatste (bijvoorbeeld door lichamelijke zwakheid)
niet tegen die taak opgewassen is. Soms wordt de opdracht op één of andere
wijze goedgepraat of uitgelegd, doch indien de situatie vermijdbaar is, geldt
dat er sprake is van onbarmhartigheid.
De gouden regel van de naastenliefde luidt: "Doe je
medemens niet aan wat je niet wil dat jou aangedaan zou worden". Deze
regel vormt de mooiste aansporing tot barmhartigheid, want wanneer U zich
indenkt dat ook U op zeker ogenblik hulpbehoevend, zwak, ziek of noodlijdend
kunt zijn, en U op dat ogenblik dankbaar en verlicht zult zijn indien U een
mens treft die goed is voor U, zult U minder geneigd zijn om Uw medemens
hardvochtig of onverschillig te behandelen. Benader Uw medemens zoals U in een
spiegel zou kijken, en houd U voor ogen dat hij in feite U is. Wanneer U dan
tot hem spreekt of jegens hem handelt, U voorstellend dat Uzelf aan de andere
kant staat, zult U wellicht barmhartiger zijn dan ooit.
57. Gastvrijheid
Gastvrijheid is het vermogen om geen medemens in de kou te
laten, hem te minachten, te verwaarlozen of het gevoel te geven dat hij bij U
niet welkom is. Gastvrijheid is de deugd die U het vermogen schenkt om Uw
medemens naastenliefde te betuigen door hem te laten delen in Uw goederen en
hem in zijn waardigheid hoog te achten. Gastvrijheid is het vermogen, een goede
gastheer (gastvrouw) te zijn, zoals een goede vader (moeder), tegenover een
gast. In een atmosfeer van warme Liefde voor diens noden zorgen, hem het gevoel
geven dat hij bij U welkom is en U niet 'in de weg zit'. Gastvrijheid herinnert
U aan de kern van de Leer van Jezus: Uw broeder bij U opnemen, hem met U laten
aanzitten aan Uw tafel, hem een beker van Uw water te drinken geven, hem
onderdak verschaffen.
Gastvrijheid is dienstbetoon, vriendelijkheid en openheid
jegens Uw medemens. Deze gesteldheid komt in de eerste plaats tot ontwikkeling
bij de mens die ervan doordrongen is dat Jezus in zijn medemens leeft.
Gastvrijheid brengt eerherstel aan de schande van Bethlehem: toen Jezus geboren
moest worden, gingen alle deuren dicht voor Jozef en Maria. De komende Messias
vond nergens onderdak. Wanneer U een medemens bij U opneemt, ook al is het
slechts voor enkele minuten, brengt U een stukje eerherstel voor de
ongastvrijheid van de Judeeërs die Jezus niet in hun huis geboren wilden laten
worden.
Het is goed om er op deze plaats even op te wijzen dat de
beleving, dus de praktische toepassing van elke deugd in Uw alledaagse leven
telkens eerherstel brengt voor welbepaalde zonden en ondeugden (van Uzelf en Uw
medemensen van alle tijden en overal ter wereld), maar ook voor beledigingen en
onteringen die Jezus en/of Maria aangedaan zijn tijdens Hun leven hier op
aarde. Dit vormt een extra reden waarom de strikte beleving van de deugden
heiligend werkt.
Een voorbeeld van gastvrijheid: het regent pijpenstelen, en
U nodigt een mens uit om bij U te komen schuilen, zich even te warmen,
eventueel iets warms te nuttigen, en de herbergzaamheid van Uw hart te
ervaren, met andere woorden: U laat Uw medemens duidelijk voelen dat God hem
liefheeft en voor hem zorgt in een ogenblik van nood, want zonder Uw
welwillende tussenkomst wordt hij misschien ziek. De ongastvrije mens herinnert
Jezus aan Zijn eigen afwijzing te Bethlehem. Tot hem kan Hij in navolging van
de Goddelijke Gerechtigheid bij het oordeel zeggen "Ga weg van Mij, Ik
heb u nooit gekend". Niemand verwacht van U dat U om het even wie in
Uw huis uitnodigt (ook de regel der voorzichtigheid mag in onze moderne wereld
niet buiten spel worden gezet), doch bedenk steeds dat Uw Liefde voor God
grenzeloos moet zijn. Tracht bijvoorbeeld in elke man Jezus, en in elke vrouw
Maria te zien. Wat U aan een mens doet, hebt U in wezen steeds aan Jezus gedaan.
Daarom neemt U met elke mens ook Jezus bij U op.
In verband met deze laatste bemerking kunnen wij zelfs een
bijzondere vorm van gastvrijheid zien in deze jegens God, met name in de
Heilige Communie maar ook in Uw dagelijks leven. Jezus opnemen in de Communie
kan een uiting van gastvrijheid zijn, indien U dit doet in een gesteldheid van
zorgzame Liefde en in bestreving van de deugdzaamheid. Zorgzame Liefde moet
blijken in al Uw daden en woorden: deze moeten 'voorzien in Gods behoeften'.
Bij het ontvangen van de Communie moet U Jezus verwelkomen zoals een huisvader,
en Uw hart tot een aangename verblijfplaats maken.
58. Zorgzaamheid
Zorgzaamheid is het vermogen, nooit slordig of onachtzaam om
te gaan met de dingen en gaven die God U heeft geschonken, in de wetenschap dat
alles U door Gods Voorzienigheid is geschonken. Uw materiële bezittingen mogen
nooit tot afgoden worden. U mag ook niet overmatig aan voorwerpen
gehecht zijn. Zij worden U door God in handen gespeeld opdat U ze zou kunnen
benutten voor de bevrediging van bepaalde stoffelijke behoeften, en dat
betekent automatisch dat zij op zich slechts middelen zijn om het middel
(Uw leven op aarde) te ondersteunen, en onder geen enkel beding mogen zij
verheven worden tot doel op zich. Vergeet nooit dat het enige doel van Uw leven
hier op aarde het Eeuwig Leven is. Maar wel is het zo dat de Goddelijke
Voorzienigheid alles in Uw leven beschikt, en dus ook uiteindelijk bepaalt
welke voorwerpen op Uw levenspad komen. In dit licht beschouwd, getuigt het van
erkentelijkheid jegens Gods goedheid wanneer U Uw bezittingen en alles wat
(zelfs maar voor enkele ogenblikken) in Uw handen komt, met zorg behandelt.
Vele mensen krijgen een speciale gelegenheid om de
zorgzaamheid te beoefenen door de zorg voor huisdieren. Dieren zijn
schepselen van God, die dag aan dag een bijzondere verzorging nodig hebben. Zij
zijn voor alles op U aangewezen. Zij hebben niet alleen elke dag voedsel nodig,
maar ook Liefde en genegenheid, en elk dier heeft zijn eigen persoonlijkheid en
karakter. Zo moet U beseffen dat huisdieren op Uw levensweg komen om U
welbepaalde lessen te leren, bijvoorbeeld zelfverloochening (dieren kunnen op
bepaalde ogenblikken veeleisend zijn), geduld, vooruitziendheid enzovoort. Ook
aan dit voorbeeld kunt U merken hoezeer elk detail van Uw leven, tot en met de
dieren die op Uw pad komen, een welbepaalde betekenis hebben. Alles wordt
zodanig beschikt dat U er de lessen uit kunt trekken die precies voor U van
belang kunnen zijn. Niet zelden krijgt een ongeduldig mens een huisdier op zijn
weg, dat extra aandacht vergt, zodat die mens verplicht wordt om rustiger,
verdraagzamer en geduldiger te worden.
Het tegendeel van zorgzaamheid is slordigheid, verwaarlozing
van de dingen die aan U toevertrouwd zijn. Het nonchalant omspringen met dingen
die aan Uw zorgen toevertrouwd zijn, kan door God worden beoordeeld als
ondankbaarheid jegens Zijn Voorzienigheid. Bedenk wel dat alles afhankelijk is
van de levenssituatie. Bijvoorbeeld: van een mens die chronisch ziek is en
weinig hulp van mensen ontvangt, of die weinig bemiddeld is, of die door zijn
specifieke levensloop zoveel tijd moet besteden aan de activiteiten die met
zijn levensroeping verband houden dat hij weinig andere dingen kan doen, of die
geen aanleg heeft voor bepaalde werkzaamheden, kunnen geen onmogelijke
inspanningen worden gevraagd om grote veranderingen aan zijn woning aan te
brengen.
59. Bedachtzaamheid
Bedachtzaamheid is het vermogen om weloverwogen, met
overleg, tewerk te gaan. Iemand die zich gedraagt 'als een kip zonder kop'
zondigt constant tegen Gods Wijsheid en tegen het hele breiwerk van situaties
die door Hem in het leven geroepen worden. Lichtvaardigheid in Uw optreden is
als een belediging aan de intelligentie die God U heeft gegeven. Wie
oordeelkundig handelt, toont daarmee dat Gods Geest in hem werkzaam is. Een
vorm van onoordeelkundig handelen dat nauw verweven is met een gebrek aan
Wijsheid, is elk gedrag dat blijk geeft van gebrek aan systeem, alsook elk
gebrek aan zin voor prioriteiten: Vele mensen die aan een taak beginnen,
houden zich eerst bezig met dingen die hen weinig vooruit helpen, bepaalde
details die in feite beter eerder op het einde volbracht kunnen worden, als
afwerking. Deze mensen verspillen veel energie, en raken gemakkelijk ontmoedigd
omdat zij (precies door hun eigen gebrek aan systeem) voortdurend het gevoel
hebben dat al hun inspanningen hen in feite geen meter verder helpen. Zij raken
hierdoor snel verstrikt in het gevoel dat hun werkzaamheden zinloos en zijzelf
nutteloos en zelfs waardeloos zijn. Bedachtzaamheid vindt ook een tegenpool in
onbezonnenheid, die tevens een element van onwijsheid en ook van gebrek aan
voorzichtigheid behelst.
Bedachtzaamheid wordt soms verward met besluiteloosheid. Dat
is onterecht. De bedachtzame mens weet alleen het juiste ogenblik af te wachten
om tot een bepaalde handeling over te gaan of een bepaalde beslissing te nemen.
Het juiste ogenblik is over het algemeen niet het ogenblik dat mensen voor
juist houden, het is steeds Gods Tijd. Daarom heeft bedachtzaamheid
ook te maken met geduld, en met voldoende standvastigheid om zich niet te laten
beïnvloeden door het oordeel van medemensen die eventueel handelen vanuit
onwijsheid en opdringerigheid.
Bedachtzaamheid is een vorm van voorzichtigheid die de geest
openhoudt voor leiding door de Heilige Geest, en die aldus verhindert dat
fouten gemaakt zouden worden door toe te geven aan bepaalde impulsen om dingen
vlug af te handelen of bepaalde stappen te zetten die op dat ogenblik
(nog) niet tot het juiste resultaat kunnen leiden. God werkt vaak langzaam en
stapje voor stapje naar de voltooiing van situaties en plannen toe. De mens kan
dit hele opbouwwerk (dat niet zelden over jaren loopt) in één klap teniet doen
door een niet weloverwogen ingrijpen. Bedachtzaamheid betekent dat U de dingen
vanuit zoveel mogelijk verschillende hoeken beschouwt alvorens een beslissing
te nemen. Zo benadert U het best Gods eigen methode, want Hij heeft een
overzicht over alles, ook over datgene wat voor mensenogen verborgen is. De mens
kan zijn natuurlijk gebrek aan alwetendheid ten dele compenseren door
bedachtzaamheid, waarbij hij door rijp overleg zijn eigen gebrek aan overzicht
kan laten aanvullen door de inspiraties van Gods Geest.
38. Voorkomendheid
Voorkomendheid is de deugd die de mens in staat stelt, reeds
voortijdig tegemoet te komen aan de noden van zijn medemens. Het is de
gesteldheid van de ziel die steeds oog heeft voor de behoeften van de naaste
omdat zij bezorgd is dat haar naaste gebrek zou lijden. Het is de gesteldheid
van Maria die op de Bruiloft te Kana tot Jezus zei "Zij hebben geen
wijn meer", omdat het Haar ter harte ging dat Haar medemensen niets
tekort zouden komen. De voorkomende ziel voelt als het ware intuïtief aan
wanneer een medemens een bepaalde nood heeft. Vaak schuilt dit in kleine dingen.
Bijvoorbeeld: U ziet dat een oude dame op een deur toestapt,
en in een flits opent U de deur nog vόόr zij naar de deurknop kan grijpen; of
op een openbaar vervoermiddel (bus, trein, tram) ziet U een zwangere vrouw, of
een mens waarvan U het gevoel hebt dat hij of zij onwel is, en die geen
zitplaats kan bemachtigen, en U staat Uw eigen plaats af. Voorkomendheid is ook
bijvoorbeeld plaats maken voor een voorbijganger op het voetpad, of voor iemand
met wie U samen voor een uitstalraam of voor een spiegel staat, enzovoort. Het
kan ook zijn: iemand een lift geven met de wagen, waardoor U hem misschien een
lastig eindje lopen bespaart. Door deze kleine handelingen 'voorkomt' U dat de
mogelijke nood van die medemens nog groter zou worden. Deze dingetjes, hoe gering
zij ogenschijnlijk ook zijn, kunnen heel wat teweeg brengen in het hart van hem
of haar die er de begunstigde van is. Waarop steunt deze deugd? Op
naastenliefde, inlevingsvermogen, een geopend hart, en soms op een goede dosis
zelfverloochening.
Voorkomendheid is ook bij uitstek een deugd met een
opvoedende waarde, want in bepaalde gevallen verwijst U daardoor voor Uw
omgeving op een fijngevoelige wijze naar de diepste lessen van de christelijke
leer. Deze deugd is echter alleen dan zuivere deugd te noemen wanneer U haar
beoefent zonder ook maar een ogenblik stil te staan bij enig voordeel die zij U
kan brengen: U mag geen beloning verwachten, in welke vorm dan ook, al was het
maar een vriendelijk hoofdknikje als dank. Volgt deze dank wél spontaan, dan
bezegelt deze uiteraard de akte van naastenliefde en flitst Gods Licht tussen
twee harten op, maar U hebt dit niet zo beoogd. De enige drijfveer moet deze
zijn: de bedoeling om Uw medemens spontaan te dienen. Het tegendeel van
voorkomendheid is de onverschilligheid ten aanzien van de moeilijkheden of
noden van een medemens. In dit geval is sprake van een gebrek aan aandacht of
belangstelling voor zijn lasten.
39. Hoffelijkheid
In bepaalde gevallen is er weinig verschil tussen
voorkomendheid en hoffelijkheid. Hoffelijkheid heeft echter veel te maken met
elementaire beleefdheid. Zij behelst het vermogen om Uw medemens met een
zorgzame Liefde te dienen in woord en daad. Hoffelijkheid betekent in de eerste
plaats: Uw medemens niet grof te behandelen, noch met woorden noch met daden.
Het is de eigenschap waardoor U Uw medemens een zekere status van voornaamheid
verleent. Bekend is de hoffelijkheid als onderdeel van de formele etiquette in
vroegere meer welgestelde samenlevingskringen, waarbij over het algemeen een heer
tegenover een dame een bepaalde gedragscode hoorde te volgen waarbij de dame
benaderd en behandeld werd met voorname beleefdheid, een voorkomendheid die
vaak heel ver reikte, een bijna tedere voorzichtigheid en volgens een aantal
regels die zelfs als onderdanigheid omschreven kunnen worden. Daarbij
mocht de heer zich niet uit zijn lood laten slaan in situaties waarbij hij tot
een zekere mate van zelfvernedering moest komen.
In grote trekken vat dit gebruik in feite de kenmerken van
de hoffelijkheid samen. Het is een deugd die U het vermogen schenkt, in alle
omstandigheden beleefd en dienend te zijn, en zonder terughoudendheid de ander
boven U te stellen. In feite kan dienstbaarheid als de kern van deze deugd
worden beschouwd. Hoffelijkheid kunt U ook in Uw eigen dagelijks leven in
praktijk brengen. Een paar voorbeelden: U kunt iemand voorrang geven aan een
winkelkassa, terwijl U in feite vόόr deze mens aan de beurt bent, bijvoorbeeld
indien U het gevoel hebt dat deze mens minder tijd vrij heeft dan U, of dat hij
het moeilijk heeft. Een ander voorbeeld: Bent U een roker? Rook dan niet in de
nabijheid van een zieke, van een bejaarde of van een kind, en zelfs bij
voorkeur helemaal niet in de nabijheid van andere mensen, want U stelt hen
daardoor bloot aan door hen ongewilde negatieve invloeden voor hun gezondheid.
40. Positiviteit
Positiviteit is de gesteldheid waarbij U het goede in U laat
rijpen tot het zich helemaal meester maakt van Uw denken, handelen, spreken en
voelen. Het is het toelaten dat God waarlijk in U werkt en Zijn Werk door U
verder zet. Wanneer een ontmoeting tussen twee mensen plaatsheeft, en tenminste
één van beiden is positief ingesteld, rust Gods Vrede op deze ontmoeting.
Wanneer ze echter allebei negatief ingesteld zijn, kunnen geen goede dingen
tussen hen tot stand komen.
Een negatieve gesteldheid wordt gekenmerkt door
zwartkijkerij, pessimisme (wanneer droefgeestigheid of neerslachtigheid tot een
vaste gesteldheid wordt), de neiging om in alles eerst het slechte te zien
(althans wat de mens zelf als slecht beschouwt, want een negatief ingestelde
mens spreekt ook over vele neutrale dingen met bitterheid, sarcasme, op
neerbuigende toon enzovoort). Hij vertoont eveneens de neiging om op alles wat
hem wordt verteld, een negatief geladen antwoord te geven, een antwoord dat
ontmoedigt of dat op een onvriendelijke toon uitgesproken wordt.
De negatief ingestelde mens heeft de neiging, bewust of
onbewust alle blijmoedigheid bij zijn medemens de kop in te drukken. Zijn
uitstraling is vaak zo mat dat hij zelfs reeds bij het betreden van een kamer
het Licht van blijmoedigheid van zijn medemens met een sluier lijkt te
bedekken. Hij heeft een negatieve ingesteldheid tegenover het leven en zijn
medemensen, hij ziet in alle mensen en dingen overal fouten, gebreken en
tekorten, levert gemakkelijk kritiek, oordeelt en veroordeelt snel en vaak
ondoordacht. Zijn hele gedrag en spreken worden vaak voelbaar gevoed door
bitterheid, niet zelden op grond van onverwerkte ervaringen uit zijn (nabij of
verder afliggend) verleden.
Een negatief ingestelde mens put zijn eigen ziel uit. Maar
er is iets opmerkelijks: hebt U wel eens gemerkt hoe sommige mensen, die
negatief ingesteld zijn en zich werkelijk lusteloos en mat door de dagen lijken
te sleuren, plots tot leven schijnen te komen wanneer zij negatieve dingen
beginnen te vertellen? Het lijkt dan alsof zij één en al energie zijn.
In de kern beschouwd, zou de deugd van de positiviteit
gezien kunnen worden als de overkoepelende gesteldheid waarmee de mens gezegend
was vόόr de erfzonde, in die zin dat zij in feite steunt op het optimisme dat
volkomen ontwikkeld is in de mens die totaal door God bezield wordt,
onbezoedeld door duivelse inmenging. Wanneer de gesteldheid van positiviteit
sterk ontwikkeld is, leeft de mens met zijn hart en geest méér in de Hemel dan
op aarde. Bij elke beproeving gaat hij er zonder moeite van uit dat hij deze
zonder meer zal overwinnen want dat God hem in alles leidt, en dat indien al
niet tijdens dit leven een gunstige vrucht ervan blijkt te rijpen, deze dan
toch onvermijdelijk op hem wacht in het Eeuwig Leven erna. Zo valt het hem niet
moeilijk om alles te relativeren, want hij heeft begrepen dat Gods Gerechtigheid
en Barmhartigheid elke rekening vereffenen. Van alle onrecht weet hij dat ten
laatste in het Eeuwig Leven compensatie volgt. Telkens iets onaangenaams zijn
levensweg kruist, vindt hij spoedig zijn moreel evenwicht terug, want hij heeft
begrepen dat de beproeving gedragen moet worden, dat zij hoe dan ook
vruchtbaar is, en dat hij des te meer draagkracht zal ontwikkelen naarmate hij
haar positiever benadert: één en dezelfde beproeving kan ofwel positief
benaderd worden en daardoor veel lichter en vruchtbaarder worden, ofwel
negatief (onder protest, in neerslachtigheid, met ergernis, nors, met
boosheid...) benaderd worden en daardoor ondraaglijk worden en zelfs lichaam en
ziel naar de afgrond voeren.
Positiviteit is aldus de levenshouding van de ziel die alles
samen met God (Maria) wil doorstaan. Negativiteit daarentegen is de
levenshouding van de ziel die zich in alles door de satan laat ontmoedigen en
beïnvloeden (over het algemeen door te veel belang te hechten aan commentaren
van mensen), haar eigen levensweg daardoor nodeloos laat verzwaren door alle
situaties met een bezwaard hart te benaderen, aldus zichzelf tot grootste
vijand heeft, en bovendien Gods Plan flink in de weg staat door haar eigen
levensopdracht en roeping aan banden te leggen en andere mensen te ontmoedigen.
41. Vertrouwen
Vertrouwen is een gesteldheid van innerlijke rust en
zekerheid over de goede afloop van de dingen in Uw leven. Vertrouwen steunt op
de stille innerlijke wetenschap dat God voor alles zorgt, dat Zijn
Voorzienigheid alles regelt en dat, zelfs al is de weg zwaar, het einddoel
verzekerd is mits men de weg aanvaardt zoals hij is. De vertrouwvolle
ziel houdt rekening met de beproevingen, tegenkantingen, de hindernissen op de
weg, maar hij neemt deze erbij als normale verschijnselen. Zij brengen hem niet
van zijn stuk, want zijn geloof is verweven met zoveel Liefde en een zo groot
vermogen tot volharding dat hij bereid is om slag te leveren wanneer en indien
de gelegenheid of de noodzaak daartoe zich aandienen. Hij maakt zich niet bij
voorbaat zorgen over de weg, omdat hij de innerlijke zekerheid bezit dat hij te
gepasten tijde uitgerust zal zijn met het materiaal dat noodzakelijk is om de
hindernissen de baas te worden.
De vertrouwvolle ziel voelt zich waarlijk een kind van God,
en laat zich daarom niet aan het wankelen brengen: hij zou dit van zichzelf
beschouwen als een belediging aan God, want hij gelooft in Gods macht en in
Zijn Wil om ieder mens die op hem vertrouwt, tot het uiterste bij te staan,
zelfs, indien dit noodzakelijk wordt, op kracht van een wonder. Inderdaad, de
vertrouwvolle ziel geeft zich ook in moeilijke, uitzichtloos lijkende
situaties, niet vlug gewonnen. In zijn gebed aarzelt hij niet om wonderen af te
smeken indien de naastenliefde hem hiertoe beweegt, en hij gelooft ook vast dat
God Zijn Hart laat bewegen tot onverwachte ingrepen wanneer Hij merkt dat de
ziel zich zo totaal naar Hem toe richt. De vertrouwvolle ziel benadert God met
een ingesteldheid die zegt "U moet het doen, want naar wie zou ik anders
gaan?".
In dit verband een woordje over het zogenaamd vermetel
vertrouwen. Vermetel vertrouwen is geen zuiver vertrouwen. Het is de
ingesteldheid van de mens die het niet te nauw neemt met Gods regels in de
veronderstelling dat God automatisch alles zal regelen. Zijn vertrouwen
is niet zuiver, omdat hij ervan uitgaat dat hij zelf geen inspanningen hoeft te
doen, dat Gods tussenkomst er hoe dan ook komt. Een bijzondere uiting van het
vermetel vertrouwen is deze waarbij een mens zich beroept op Gods Barmhartigheid
en deze misbruikt om hem van alle misstappen vrij te pleiten. Deze mens
redeneert Gods Gerechtigheid totaal weg en meent dat God louter en alleen
Barmhartigheid beoefent, geen Gerechtigheid, en hij benut deze veronderstelling
als rechtvaardiging van allerlei fouten. Indien God louter Barmhartigheid is,
kan de mens zichzelf in slaap wiegen in de veronderstelling dat alles automatisch
vergeven wordt.
Deze mensen vergeten dat de Barmhartigheid pas haar volle
uitwerking krijgt voor zover zij blijk hebben gegeven van de wil om volkomen in
overeenstemming met Gods Wet te leven. De mens mag fouten maken, maar hij moet
blijk geven van een vaste wil om die fouten in de toekomst te vermijden en zich
tot het uiterste in te spannen om naar de volmaaktheid te streven. Dàn zal God
het mechanisme van Zijn Gerechtigheid laten compenseren door Zijn
Barmhartigheid. Bij vermetel vertrouwen is er echter sprake van een misbruik
van Gods goedheid, wat door Gods Gerechtigheid aangerekend kan worden als een
belediging: de mens met vermetel vertrouwen meent dat hij Gods Wijsheid om de
tuin kan leiden en Zijn Wet bij zijn eigen behoeften kan aanpassen.
Een vaak voorkomende uiting van gebrek aan vertrouwen
schuilt in de neiging van vele mensen om zelf alles te regelen. De mens die
lijdt aan gebrek aan vertrouwen, maakt zich zorgen over allerlei dingen, hij
piekert, laat zich voortdurend ontmoedigen, begint bij het geringste
windje te twijfelen, verliest gemakkelijk zijn blijmoedigheid, laat zich
gemakkelijk woorden ontvallen zoals "het was natuurlijk te denken dat dit
zou gebeuren". Hij neigt gemakkelijk tot een negatieve ingesteldheid in
alles wat hij doet en zegt. Hij sluit zich wel eens in zichzelf op, doch niet
in een (gezonde) betrachting van stilte in het hart maar wel omdat zijn geest
zodanig warrig is dat hij geen lust meer heeft om te spreken: Het is alsof zijn
geest een leven op zich begint te leiden, waarin allerlei gedachten en
spookbeelden door elkaar heen flitsen, tot hij erdoor uitgeput raakt. De mens
kan zozeer beproefd worden dat hij op zeker ogenblik niet meer gelooft in Gods
Liefde en Barmhartigheid. Ook dit is gebrek aan vertrouwen, want men mag
nooit twijfelen dat God slechts het beste met de mens voorheeft.
Vaak vertonen mensen een gebrek aan vertrouwen door te veel
bezig te zijn met hun lichamelijke gesteldheid, hun gezondheid, en
allerlei kwalen en stoornissen waaraan zij lijden, of ooit hebben geleden, of
waarvoor zij naar de toekomst toe bevreesd zijn. Dit is een vorm van
overbezorgdheid die bij vele mensen heel wat tijd en energie opslorpt. Wanneer
deze bezorgdheid in een hoge graad voorkomt, kan sprake zijn van
hypochondrie, de gesteldheid van de 'ingebeelde zieke' die bij de
geringste pijn of stoornis het ergste vreest. In wezen is dit niets anders dan
een gebrek aan vertrouwen op Gods Voorzienigheid en een te grote aandacht voor
het stoffelijk leven.
Vele mensen komen vroeg of laat in situaties terecht waaruit
zij geen uitweg lijken te vinden, en raadplegen dan waarzeggers, helderzienden,
pendelaars, occulte mediums, samenstellers van horoscopen of andere personen
die praktijken bedrijven die veelbelovend lijken doch in feite doorgaans mensen
bewust misleiden, vaak onder het meest onbeschaamde misbruik van 'Hemelse
krachten': Zij laten mensen geloven dat zij door God geïnspireerd worden, en
richten grote verwoestingen aan in de zielen van de talloze mensen die op zeker
ogenblik beseffen dat zij door deze personen bedrogen zijn. Niet zelden zijn
deze mensen er dan ook van overtuigd dat zelfs God Zelf hen bedrogen heeft. Zij
die deze praktijken bedrijven, misbruiken God voor materialistische
doelstellingen, want zij laten zich betalen voor een prestatie die zij, indien
zij werkelijk door God geroepen zouden zijn, niet anders zouden willen
(en mogen) aanbieden dan uit Liefde en zuiver idealisme, en dus kosteloos.
De mens die dergelijke personen raadpleegt, zondigt tegen
het vertrouwen doordat hij via hun tussenkomst een toekomst of een
lotsbestemming hoopt te achterhalen die God in Zijn Wijsheid uit Liefde
voor hen verborgen houdt: vele dingen zijn mysterie, en het komt de mens niet
toe deze bij voorbaat te kennen. Bovendien zou de mens de kennis van zijn eigen
toekomst veelal niet aankunnen, of zou hij zijn levensloop op die kennis
afstemmen, wat indruist tegen Gods beschikkingen. Uw toekomst willen kennen,
komt neer op onzekerheid, dus op een zelf willen regelen en ingrijpen in
datgene wat de Voorzienigheid voor U heeft beschikt, en dus op gebrek aan
vertrouwen in Gods werking.
In feite gaat onze hele moderne samenleving mank aan een
opmerkelijk gebrek aan vertrouwen op Gods Voorzienigheid. U kunt dit onder
andere vaststellen aan de hand van de mate waarin reclame gevoerd wordt (de
eigen waren op de meest opdringerige wijze aanprijzen, is een uiting van
onzekerheid en van de overtuiging dat men alles zelf moet regelen, uiteraard
naast de doelstelling van de beoogde winst), en de ware revolutie in de branche
van de verzekeringen (dit vormt wellicht de duidelijkste aanwijzing voor de
mate waarin de mens geen vertrouwen heeft in de toekomst die God voor hem
voorziet).
Ik moet Uw aandacht vestigen op de verderfelijke invloed die
deze beide verschijnselen uitoefenen op de zielen, en wel op een onvoorstelbaar
grote schaal. Elke dag worden wij zodanig overspoeld met reclame (met al haar
opdringerigheid, materialisme, onzuiverheid en onbeschaamde leugens) dat vele
zielen erdoor afgestompt worden. Het verzekeringswezen van zijn kant, schept
een atmosfeer van algemene onrust (je weet maar nooit wat er nog allemaal
gebeurt...) en van speculatie over leven en dood. Inderdaad, het leven,
geschenk van God, wordt tot voorwerp van koele berekening, niets méér dan twee
cijfers: een datum (van overlijden, van pensioenleeftijd enzovoort) en een
bedrag (van premie en/of uitkering). Het vangnet schuilt in het feit dat
bepaalde van deze zaken wettelijk verplicht zijn, en dus ook de waarlijk
vertrouwvolle ziel aldus gedwongen wordt om aan dit goddeloze systeem deel te
hebben.
Een uiting van gebrek aan vertrouwen op het vlak van de
samenleving is de neiging die tegenwoordig bestaat om kinderen zo jong mogelijk
psychologisch te begeleiden. Er wordt een ware angstpsychose in het leven
geroepen, waarbij van ouders verwacht wordt dat zij zich bij het
geringste ernstig zorgen beginnen te maken over de intelligentie en de sociale
vaardigheden van hun kinderen. Slechts heel weinig uitzonderingen nemen nog
vertrouwvol en ernstig hun toevlucht tot het gebed, en de oplossingen voor
problemen worden uitsluitend gezocht in wereldse methodes. Ja, wij leven
in een angstmaatschappij. Hoe komt dit? Doordat de mens God de deur gewezen
heeft.
Ik had het reeds over mensen die de neiging hebben om alles
in hun leven zelf te regelen. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om U te
wijzen op de opmerkelijke wegen die Gods Voorzienigheid kan bewandelen in haar
pogingen om de ziel naar de vervolmaking te voeren. Het gebeurt wel eens dat
een mens die absoluut zijn hele leven wil uitstippelen, die nooit op zijn
medemens en nog minder op God wil vertrouwen, en die in alles een onafhankelijk
en vrijgevochten bestaan wil leiden, plots geveld wordt door een ziekte of
gebrek waardoor hij gedwongen wordt om zich aan Gods handen (aan Gods
Voorzienigheid) toe te vertrouwen, bijvoorbeeld door een plotse verlamming,
zodat hij de hulp van medemensen moet aanvaarden. Denk hier even over
na. Gelijkaardige dingen gebeuren niet zelden. God geeft Zijn onderrichtingen
vaak via concrete gebeurtenissen en veranderingen in het leven van de mens.
Vertrouwen heeft (als deugd, en ook in ons taalgebruik) nog
een andere betekenis dan deze van 'het beste verwachten van Gods
Voorzienigheid', namelijk deze waarmee het vermogen wordt aangeduid om 'het
beste te verwachten van Uw medemens'. Wanneer U Uw medemens vertrouwt, betekent
dit dat U ervan uitgaat dat hij het beste met U voorheeft, dat hij eerlijk en
betrouwbaar is, dat U van hem geen kwaad hoeft te vrezen. Uw medemens
vertrouwen, betekent God in hem vertrouwen. Sommige mensen boezemen hun
medemens geen vrede in. Zij houden hem eerder op scherp, als in staat van
alarm, omdat deze zich bij hen niet helemaal op zijn gemak voelt. Dit gevoel: U
'niet helemaal op Uw gemak voelen' bij iemand, wordt ook wel argwaan of
achterdocht genoemd. Van deze gesteldheden is sprake wanneer U het gevoel
krijgt dat Uw medemens U bedriegt, of op grond van zijn gebruikelijk gedrag ten
minste in staat is om U te bedriegen of achter Uw rug om andere dingen te
zeggen of doen dan in rechtstreeks contact met U, en dat hij deze dingen doet
of zegt om U te schaden. Er wordt dan ook gezegd dat U Uw medemens
wantrouwt. In bepaalde gevallen blijkt dit helaas gerechtvaardigd. Zolang
geen aantoonbare redenen voorhanden zijn om achterdochtig, wantrouwend of
argwanend te zijn tegenover Uw medemens, verkeert U echter in ondeugd. Deze gesteldheid
vormt een ernstige rem op alle naastenliefde, zelfs op alle contact, en werpt
vaak een dikke muur op tussen mensen. Laat U niet verleiden tot een snel
oordeel op grond van een oppervlakkig feit zoals een blik of een in haast
gesproken woord, want de omstandigheden kunnen een mens heel anders laten
overkomen dan hij in werkelijkheid is. Zelfs indien U redenen vindt om er vast
van uit te gaan dat een mens niet erg betrouwbaar is, oordeel dan niet, maar
bid voor hem, vermijd contact indien U zich daar niet goed bij voelt, doch
bewaar de Vrede in Uw hart en naar hem toe.
42. Aanvaarding
Aanvaarding is de gesteldheid waarbij U zonder discussie,
zonder opstandigheid, zonder terughoudendheid de lasten van het leven tegemoet
treedt. Het is dus méér dan een lijdzaam ondergaan omdat het nu eenmaal niet
anders kan, het is wel degelijk een bewust aanvaarden van Gods beschikkingen.
Aanvaarding is de eigenschap die U in staat stelt om vrede te hebben met de
wisselende omstandigheden van Uw levensloop. U legt U erbij neer dat niet elke
dag de zon schijnt, want U weet dat regen vandaag nodig kan zijn om morgen de
bloemen te laten bloeien. Zo ligt in aanvaarding het besef dat de beproevingen
noodzakelijk zijn om de vruchten voor de ziel voort te brengen. Aanvaarding is
de absolute voorwaarde om tot dankzegging te kunnen komen. Danken, doet men
gewoonlijk voor iets dat men heeft ontvangen en dat positief, voordelig of
aangenaam is. Dankzegging aan God is in feite als de handtekening op de akte
die God aan U voorlegt en waarin Hij U dag aan dag confronteert met de
bepalingen die Hij voorziet voor het volgende stukje van Uw levensweg. Door Hem
voor alles te danken, ondertekent U als het ware de act van aanvaarding.
De mens die een sterk ontwikkelde deugd van aanvaarding
bezit, beseft dat aanvaarding van beproevingen een act van naastenliefde is.
Alle lijden dat met aanvaarding, dus zonder protest, gedragen wordt, brengt
Heil over de zielen. Het is bovendien een verheerlijking aan de lijdende Jezus,
die U in de aanvaarding van het Kruis is voorgegaan, en aan de Smartvolle
Maria, die reeds bij Haar ja-woord aan de aartsengel Gabriël Haar act van
aanvaarding voor een leven van medeverlossend lijden heeft ondertekend.
Aanvaarding is een uiting van deemoed, nederigheid, en
van gehoorzaamheid. Zij komt neer op de belofte 'ik zal dienen', wat het
tegenovergestelde is van wat de opstandige engelen (dus de duivels) onder
aanvoering van Lucifer uitriepen: 'non serviam' (ik zal niet
dienen). Bedenk steeds dat deze belofte in Gods oren klinkt als engelenmuziek,
want het is op een rotsvaste deugd van aanvaarding dat Hij uiteindelijk Zijn
Rijk op aarde kan funderen. Precies daarom is deze deugd zo genadevol. Net
zoals vele aspecten van de gehoorzaamheid vindt ook de aanvaarding dus haar tegenhanger
in de opstandigheid, het protest.
In zekere zin gaat aanvaarding wel verder dan
gehoorzaamheid: U kunt iemand gehoorzamen omdat hij of zij macht over U heeft,
doch dit betekent niet automatisch dat U zijn of haar bevelen ook werkelijk
aanvaardt. Bij aanvaarding gehoorzaamt U, maar gaat U in Uw hart ook akkoord
met de strekking van het bevel. In zekere zin zou ik dus kunnen zeggen dat
gehoorzaamheid eenzijdig is: God (Maria) laat U een opdracht voelen, en U voert
deze uit. Bij aanvaarding is echter sprake van een overeenkomst in beide
richtingen: U voelt de opdracht, en zegt (met de mond of in Uw hart) dat U
aanvaardt, en dan voert U ze uit. Dit laatste is dus zoals het ondertekenen van
een contract. Bij aanvaarding handelt U méér uit vrije wil dan bij
gehoorzaamheid. Aanvaarding is de voorwaarde om de vruchten van Uw verdiensten
en lijden te plukken, want zonder aanvaarding is het lijden iets dat U opgelegd
wordt. Daar hebt U geen verdienste aan. Bij aanvaarding geeft U te kennen dat U
bereid bent om het kruis te dragen, wat tegenover God ook een grotere
garantie inhoudt dat Zijn Plan met meer overgave uitgevoerd zal worden, want U
hebt als het ware een contract getekend...
43. Overgave en toewijding
Overgave is het vermogen om Uw leven dag na dag zodanig te
laten evolueren dat niet Uw verlangens maar deze van God ermee
gediend worden. Het is het vermogen tot aanvaarding van alles wat gebeurt, in
vertrouwen op de Wijsheid van Gods Voorzienigheid, in het bewustzijn dat
gehoorzaamheid aan Gods schikkingen een vanzelfsprekend gevolg is van het feit
dat Hij alles beter weet en kan dan Uzelf. Toewijding is de levenshouding die
volkomen op dit besef berust. Toewijding is het vermogen om U totaal en zonder
enige beperking aan God (Jezus, Maria) te geven, al Uw doen en laten, werkelijk
alles in Gods handen te leggen. Het is dus afstand doen van Uzelf en van alle
vruchten van Uw handelingen, louter en alleen om daarmee Gods Plannen te
dienen. Het is met andere woorden Uzelf volkomen en vrijwillig ten dienste stellen
van God zodat Hij over U kan beschikken en U naar believen kan gebruiken als
een werktuig om Zijn doelstellingen met de wereld te verwezenlijken.
De meest gebruikelijke vorm van toewijding is deze aan de
Heilige Maagd. De Mariatoewijding als levenshouding is de kern van het
onderwerp van het boek De Hemelse Bruiloft. Vele mensen denken van
zichzelf dat zij de echte toewijding beleven, terwijl dit helemaal niet zo is.
Toewijding is oneindig veel meer dan het uitspreken van een akte of gebed van
toewijding. Ware toewijding is een levenshouding, een levensgesteldheid die
zodanig tot Uw eigen vlees en bloed wordt dat U in alle omstandigheden van Uw
leven tot een volkomen overgave en zelfgave komt, zonder protest, opstandigheid
of verzet tegen de wil van diegene aan wie U zich toewijdt. Gebrek aan overgave
komt veel vaker voor dan U wellicht vermoedt.
Een klein voorbeeld: U hebt een bepaalde dagindeling
vooropgesteld, en om één of andere reden valt deze in duigen, zodat U
onverwachts iets anders moet doen of iets wat U zich had voorgenomen, niet kunt
uitvoeren, hoe reageert U dan? Bent U geërgerd of knorrig, of aanvaardt U dit
in blijmoedigheid en offert U deze toestand op, hoewel U hem misschien
betreurt? Bedenk dat het mogelijk is dat God het wenselijker acht dat U die dag
iets anders met Uw tijd zou doen dan U zich had voorgenomen.
Wees U er steeds van bewust dat, indien U Gods
Voorzienigheid de vrije hand laat, Hij Uw leven elke dag richting kan geven om
alles voor U ten beste te regelen, en dat alles wat gebeurt of juist niet
gebeurt, op het goed van Uw ziel is afgestemd. Wat goed is voor Uw ziel,
is God beter bekend dan U. Daarom is overgave zo belangrijk voor Uw Eeuwig
Heil. Talloos zijn de mensen die krampachtig elk detail van hun leven trachten
te regelen, en ontstemd raken zodra iets anders loopt dan zij hadden gepland of
voorzien. De mens houdt doorgaans graag de touwtjes in handen, en is niet vlug
geneigd om zich in andermans handen te leggen. Nog veel minder gemakkelijk zal
hij zijn leven laten dirigeren door iemand wiens beslissingen hij niet meer kan
controleren (God, Jezus of Maria).
Voor verdere beschouwing in verband met overgave en
toewijding verwijs ik U graag naar De Hemelse Bruiloft, waarin U
zeer uitvoerig de levenswijze van ware toewijding wordt uiteengezet, maar ook
naar punt 5 van hoofdstuk 2. Alleen nog deze bedenking: elk gebrek aan
overgave, elke opstandigheid, komt neer op een weigering om het kruis te dragen
dat van U wordt gevraagd en dat U alleen maar op de schouders wordt gelegd omdat
dit voor Uw Eeuwig Goed zo moet zijn. Het is dus tevens een gebrek aan
vertrouwen op Gods Wijsheid.
44. Plichtsbewustzijn
Plichtsbewustzijn is de deugd die U in staat stelt, te allen
tijde te beseffen wat U moet doen om het goede na te streven. Het kan dus
worden beschouwd als een vorm van aandacht voor de stem van Uw geweten. Deze
deugd houdt ook verband met gehoorzaamheid.
Een gebrek aan plichtsbewustzijn komt voor bij de mens die
wij nalatig, zorgeloos of nonchalant noemen. Deze ondeugd betekent dat de mens
onvoldoende beseft wat gedaan moet worden of wat hoort. Ieder mens heeft in dit
leven een welbepaalde roeping, een opdracht die hij moet vervullen om zijn
aandeel in het volbrengen van Gods Plan te verwezenlijken. Een ziel die
voldoende geopend is voor deze opdracht, wordt door het eigen geweten
gewaarschuwd wanneer zij bezig is, de vervulling van deze ingeboren plicht te
verwaarlozen. Plichtsbewustzijn is dan het vermogen om de positie die God U in
het leven heeft gegeven, zo getrouw mogelijk te bekleden, en de daarmee gepaard
gaande taken zo gewetensvol mogelijk te vervullen. Naarmate een ziel zich
verder van God verwijdert, kan zij ook de voeling met het eigen geweten
verliezen, want het geweten zou in zekere zin vergeleken kunnen worden
met een radio die de instructies van Gods Geest opvangt, evenals de
boodschappen die reeds in de eigen ziel zijn gelegd bij haar schepping. Zodra
het bewustzijn afgesneden wordt van het geweten, voelt de ziel niet meer wat
van haar werkelijk verwacht wordt. De eigen roeping is dan niet duidelijk meer,
de mens stelt zich vragen over de ware zin van zijn leven, en het
plichtsbewustzijn kan volledig uitgeschakeld worden. Het verschil tussen goed
en kwaad wordt eveneens niet meer duidelijk herkend.
In het verlengde van wat ik zopas heb beschreven, wil ik U
erop wijzen dat het eveneens als een ondeugd te beschouwen is wanneer U de
knaging van Uw geweten (wroeging!) tracht het zwijgen op te leggen opdat
het U niet langer zou herinneren aan bedreven zonden. Laat ik wel het volgende
duidelijk stellen: indien U een zonde bedreven hebt en U hebt deze in alle
oprechtheid en met berouw gebiecht en de bijhorende penitentie en eventuele
boetedoening uitgevoerd, mag U er niet meer blijven aan terugdenken noch er op
terugkomen, want God beschouwt dit als twijfel aan Zijn Liefde en
Barmhartigheid. De schuld is vereffend, dus is voor God de rekening afgesloten.
Maar zolang U een zonde niet hebt gebiecht, mag U niet de stem van Uw geweten
trachten te verstikken door te doen alsof er niets gebeurd is. Dit is een
uiting van gebrek aan Liefde voor God en aan plichtsbewustzijn tegenover Hem,
en komt voor God ook over als een bewust afwijzen van de ingevingen van de
Heilige Geest die U er via Uw geweten (dat dienst doet als 'radio-ontvanger'
voor Gods boodschappen) onophoudelijk tracht aan te herinneren dat Uw ziel niet
in staat van genade verkeert. Negeer daarom de stem van Uw geweten nooit, want
de knaging, hoe pijnlijk zij ook is, dient precies om U te herinneren aan het
feit dat God U een kans geeft om Uw Eeuwige Zaligheid te verzekeren: deze kans
neemt de vorm aan van het Sacrament van de Biecht. Houd dit gegeven steeds voor
ogen als een aansporing om regelmatig te biechten.
Het niet nakomen van afspraken, heb ik reeds vermeld
als een overtreding van de deugd van betrouwbaarheid. Het kan ook worden
beschouwd als een gebrek aan plichtsbewustzijn, en het is tevens een vorm van
oneerbiedigheid ten aanzien van Uw medemens. Wanneer U met iemand iets
afspreekt, en zonder dat bepaalde omstandigheden buiten Uw wil U verhinderen om
deze afspraak na te komen, zodat Uw medemens vergeefs op U wacht, komt U
inderdaad Uw plicht jegens hem niet na, en schiet U tevens tekort aan respect
voor deze mens, die wellicht bepaalde regelingen heeft moeten treffen om U
tegemoet te komen.
Gebrek aan plichtsbewustzijn kan optreden in de vorm van
verwaarlozing van mensen of wezens die aan Uw hoede toevertrouwd zijn, zoals
dat het geval is bij kinderverwaarlozing en verwaarlozing van dieren. God
heeft het tot onderdeel van Uw levensopdracht gemaakt, voor deze wezens te
zorgen, en Hij verwacht van U dat U dit doet zoals Hij: met overgave, Liefde,
rechtvaardigheid. Het verzuimen of verwaarlozen van de religieuze opvoeding van
Uw kinderen, is een ander voorbeeld van gebrek aan plichtsbewustzijn:
religieuze opvoeding moet hen de christelijke waarden meegeven die zo
belangrijk zijn om een stevig fundament voor het leven van hun ziel op te
bouwen.
45. Eerbied
De eerbied is een deugd waaronder een heel brede waaier van
gedragingen en toestanden kan vallen. Enkele daarvan behoren tot de zwaarste
overtredingen tegen Gods Wet. Eerbied is, zoals het woord zegt, 'eer bieden',
'de verschuldigde eer betuigen'. Aan wie of wat? Aan God, aan Uw medemens, aan
de Schepping. Waarom eerbetoon geven? Omdat U daarmee de waarde en waardigheid
van God, Uw medemens en de Schepping erkent. Eerbied tegenover God is één van
de elementen van de Liefde tegenover God, en komt ook in de godsvrucht tot
uitdrukking. In feite is elke vorm van eerbied in het diepste van haar wezen
een vorm van eerbied aan God.
Een rechtstreekse zonde tegen de eerbied jegens God ligt in
het misbruiken van Zijn allerheiligste naam, bijvoorbeeld in het
vloeken, dat dagelijks zo veelvuldig gebeurt. Even vaak als door het
vloeken, wordt oneerbiedig jegens God gehandeld door de
godslastering. Godslastering is elke uitspraak waardoor God voornamelijk
beledigd wordt door over Hem een beeld op te hangen dat Zijn ongeëvenaarde
waardigheid neerhaalt in de oren en de geest van de mens die de godslastering
hoort, en door op een negatieve of beledigende wijze over Hem te spreken. Een
hele reeks zonden tegen de eerbied jegens God worden bovendien dagelijks
bedreven in alle kerken ter wereld door allerlei oneerbiedig gedrag, dat
volkomen ongepast is voor een mens die doordrongen zou moeten zijn van Gods
Aanwezigheid: onbetamelijke houding of kleding, spreken in de kerk (hoe vaak
bent U getuige van luidruchtige gesprekken, en daarenboven vaak over
onderwerpen die allerminst thuishoren op een gewijde plaats), verstrooid zitten
rondkijken, enzovoort, om nog niet eens uit te weiden over de hartverscheurende
wijze waarop vele Communies ontvangen worden. Met deze laatste komen wij op het
terrein van de heiligschennis, waarover ik het reeds heb gehad.
U kunt God eerbied bewijzen door Zijn Schepping te
respecteren. Daarom is bijvoorbeeld bewuste milieuvervuiling (gebruik van
pesticiden, roken, laten rondslingeren van zwerfvuil, verbranden van voorwerpen
die chemicaliën aan de lucht afgeven, enz.) een ondeugd. God heeft de Schepping
gemaakt met een ingebouwde harmonie, een evenwicht tussen die ontelbare
elementen (mens, dieren, planten, klimaat enz.) die noodzakelijk is om het
leven van de diverse lichamen mogelijk te maken. Voeding, ademhaling, alle
lichamelijke functies van alle levende wezens, zijn slechts mogelijk zoals God
deze heeft bedoeld, voor zover alle elementen van de Schepping in een
welbepaalde onderlinge harmonie leven, binnen bepaalde schommelingen. Zodra de
onderlinge schommelingen te groot worden, ontstaan onevenwichten die de
levenskracht van diverse soorten ondermijnen. Daarom allerlei afwijkingen,
uitstervende soorten, ziekten, geestelijk en emotioneel lijden, enzovoort.
Bewuste verstoring van de natuur, in welke vorm dan ook, hoort hier eveneens
onder. Mishandeling van dieren, alsook het misbruik en de uitbuiting van
dieren om commerciële redenen en uit winstbejag, zijn eveneens een gruwel in
Gods ogen. Zij zijn uitingen van een groot gebrek aan Liefde voor de wezens in
kwestie, aan eerbied voor Gods Werk, en van een totaal onvermogen om Gods
Schepping te beheren (een taak die aan de mens werd toevertrouwd). Wie zich
hieraan bezondigt, zal voor Gods Gerechtigheid zwaar ter verantwoording worden
geroepen.
Tegen de noodzaak van eerbied voor God wordt vaak en heel
zwaar gezondigd door gebrek aan respect voor het leven. Tot deze vorm behoren
de zwaarste zonden: moord, abortus, euthanasie. Bepaalde vormen van gebrek aan
respect voor het leven worden in de wetgeving van bepaalde landen niet langer
als misdaad beschouwd. Niettemin blijven zij zware overtredingen tegen de Wet
van God, en het is volgens die Wet dat Uw ziel geoordeeld zal worden.
Voor Gods Gerechtigheid kunt U Uzelf niet vrijpleiten door U te beroepen op de
toepassing van een menselijke wet, die geïnspireerd is op een dwaling tegenover
Gods Leerstellingen.
Moord is ook in de menselijke wetgeving ongeoorloofd. Het is
het eigenhandig en op gewelddadige wijze beëindigen van een mensenleven.
Abortus en euthanasie zijn tegenwoordig in diverse landen toegestaan, maar zijn
een vreselijke gruwel in Gods ogen. Waarom is dat zo? Omdat de mens hierdoor
ingrijpt op Gods Plan. In het geval van abortus geldt bovendien dat deze wordt
gepleegd als een 'oplossing' voor de gevolgen van een handeling (de lichamelijke
vereniging) die in Gods ogen vaak als onvoorzichtig kan worden beoordeeld
(alles met het oog op de omstandigheden waarin zij werd gesteld, economische
toekomstvooruitzichten enzovoort). God beschikt op grond van een Eeuwige
Wijsheid over de levensduur en de wijze van leven en sterven van elke mens.
Wanneer een mens daarop ingrijpt, bezondigt hij zich aan een zware overtreding
tegen Gods Plan. De mens heeft er geen idee van hoe zwaar hij Gods Plan
verstoort door dergelijke handelingen. Om die reden zijn en blijven dit zware
zonden van ongehoorzaamheid, onbezonnenheid en gebrek aan Liefde en
eerbied.
Eveneens een gebrek aan eerbied voor het door God beschikte
leven, is het gebruik van anticonceptiemiddelen. Eerbied tussen mensen vindt op
grote schaal reeds haar uitdrukking in alle regels die vervat zitten in de
verklaringen betreffende de mensenrechten. Doch ook op de kleinere schaal,
in de alledaagse betrekkingen tussen mensen, is deze deugd onophoudelijk aan de
orde. Van gebrek aan eerbied tegenover Uw medemens is sprake wanneer U hem van
zijn menselijke waardigheid berooft, of zelfs wanneer U hem opzettelijk of door
onachtzaamheid in een situatie brengt die hem schade kan toebrengen. Een
voorbeeld dat veelvuldig voorkomt: roken in de nabijheid van een mens die U
niet kent. In dat geval kunt U niet weten of deze mens al dan niet lijdt aan
een ziekte of lichamelijke zwakheid waardoor hij geen rook verdraagt. Houd daar
rekening mee.
Eerbied tegenover Uw medemens betekent verder dat U zijn
bezittingen respecteert. Gebrek aan eerbied ligt bijvoorbeeld in
diefstal, bedrog, in woeker, in afperserij en omkoperij. Al
deze handelingen hebben overigens ook te maken met een neiging om zichzelf
materieel te verrijken ten koste van de medemens, en geven dus ook reeds blijk
van een totaal misplaatst waardenbesef: de voorrang geven aan vergankelijke
rijkdom, ten koste van het werk en de stoffelijke verdiensten van een medemens.
Het geeft uitdrukking aan het feit dat U meent gelukkig te kunnen zijn terwijl
een medemens door Uw toedoen in problemen wordt gebracht. Het is een vorm van
de meest verwerpelijke zelfzucht. Iets gelijkaardigs geldt ook voor
vandalisme, opzettelijke verwoesting of beschadiging van de bezittingen
van een medemens, of voor het toebrengen van schade aan de dieren van een
medemens. Elk middel, elke handeling, waardoor men opzettelijk een medemens
schade berokkent of hem iets ontneemt, is een uiting van gebrek aan eerbied en
aan Liefde. Bedenk dat U met dit alles niet alleen de medemens, maar ook God in
die medemens benadeelt.
Een elementaire vorm van eerbied is de beleefdheid, die
reeds tot uiting kan komen in het begroeten van Uw medemens. In onze moderne
wereld is het niet gebruikelijk, iedereen te begroeten die men ontmoet.
Nochtans zou dit niet abnormaal of tegennatuurlijk zijn, wel integendeel, want
God woont in elke medemens. Indien U dus God wil begroeten in Uw medemens doch
dit niet te opzichtig wil doen, zou U Uzelf kunnen aanwennen, elke mens die U
ontmoet in Uw hart te begroeten. In elke ontmoeting, ook in een
'toevallige' voorbijganger op de straat, gaat God Zelf aan U voorbij, evenals
de engelbewaarder van die mens. Door dit voor ogen te houden, zult U Uw
medemensen en zelfs elke vluchtige ontmoeting heel anders beginnen te bekijken.
Onbeleefdheid kan tot uiting komen in de woorden die U spreekt, in de toon
waarmee U de woorden uitspreekt, in handelingen waarmee U Uw medemens stoort of
hindert, maar ook in de wijze waarop U naar hem kijkt, en zelfs in tekenen van
onverholen verveling. Het komt bijvoorbeeld wel eens voor dat U met iemand in
gesprek bent, en dat U aan bepaalde blikken, handelingen of bewegingen van die
mens begint te merken dat hij U in stilte duidelijk tracht te maken dat U hem
verveelt. Dat zijn uitingen van onbeleefdheid, maar ook van tactloosheid in
zoverre die mens zich niet eens de moeite getroost om zijn verveling te
verbergen. Veelvuldig wordt tegen de eerbied gezondigd door het uiten van grove
beledigingen of het uitschelden van een medemens. Nog groter is deze ondeugd
indien U achteraf nooit excuses aanbiedt.
Een veel voorkomende vorm van gebrek aan eerbied, komt tot
uiting in het bespotten van Uw medemens, hem voor de gek houden, hem
imiteren (bepaalde opmerkelijke karaktertrekken, gedragingen, zegswijzen,
gelaatsuitdrukkingen enzovoort van Uw medemens op een zodanige wijze nabootsen
dat deze hierdoor in het belachelijke worden getrokken). Ook het misbruik van
het feit dat Uw medemens minder ontwikkeld is, het misleiden van een medemens
die niet zo verstandig is, het in onrust brengen van Uw medemens, hem iets op
de mouw spelden of hem bedriegen, behoren tot het gebrek aan eerbied.
Hetzelfde geldt wanneer U Uw medemens het leven zuur maakt door allerlei
negatieve gedragingen of woorden.
Gebrek aan eerbied is ook, neerkijken op Uw medemens op
grond van zijn beroep, inkomsten, afkomst enzovoort. Deze dingen zijn zo
beschikt door Gods Voorzienigheid. Indien U daar op neerkijkt, beledigt U God
Zelf, want dit komt neer op kritiek op de Goddelijke Orde. Wanneer U Uw medemens
negeert of doet alsof hij er niet is, bent U eveneens oneerbiedig jegens
hem.
In zekere zin zou ook het misbruik van vertrouwen van een
medemens als vorm van oneerbiedigheid jegens hem beschouwd kunnen worden.
Iemand vertelt U iets in vertrouwen, en keurt U dus waardig om zijn 'geheim' te
vernemen, en achter zijn rug om verklapt U deze vertrouwelijke informatie aan
iemand anders die niet geacht werd, deze te vernemen. Er is wel een grote
uitzondering op deze ondeugd: Wanneer iemand U in het geheim medeplichtig wil
maken aan een onchristelijke daad (bijvoorbeeld een misdaad), is er geen sprake
van gebrek aan naastenliefde wanneer U dit niet geheim houdt, vaak integendeel.
Mensen geven er zich zelden rekenschap van, maar ook het
verspillen van voedsel of van andere goederen (voor zover het opzettelijk
gebeurt, niet in geval van overmacht) is een gebrek aan eerbied jegens God, die
het U heeft gegeven. Verspilzucht is de neiging om bruikbare dingen weg te
gooien. Bedenk bovendien welke kaakslag dit toebrengt aan God, die elke dag
Getuige is van de schrijnende nood van vele mensen, ook in Uw eigen dichte
omgeving.
46. Tact
Tact zou ik willen omschrijven als een fijngevoeligheid voor
de emoties en innerlijke beleving van Uw medemens. Tactloos gedrag is gedrag
dat geen rekening houdt met de gevolgen van dat gedrag in het aanvoelen bij de
medemens, en dat daardoor aanstoot geeft. Dat kan gebeuren door daden of door
woorden. U kunt een medemens schokken door iets te doen of te zeggen dat bij
hem overkomt als een brutale kwetsuur, of dat hem verbijstert door het
onverwacht gevoelloze karakter van Uw handeling of Uw uitspraak, en hem
eventueel zelfs schaadt in zijn waardigheid. Tactloosheid is tevens
onbeleefdheid die gepaard gaat met onwijsheid, en wekt bij de gekwetste de
indruk dat U weinig inzicht of inlevingsvermogen in de gevoelswereld van de
mens in het algemeen bezit. Het is een ondeugd doordat het mensen emotioneel
pijnigt of onbehaaglijk maakt. Tactloosheid vormt in wezen de kern van de
ondeugd waarnaar wordt verwezen in het gezegde dat reeds bij de Romeinen
bestond: "de mens is een wolf voor zijn medemens": Mensen kunnen
wreed zijn voor elkaar, ook met woorden, en verslinden soms elkaars hart.
Tact houdt steeds op één of andere wijze verband met het
sparen van de gevoelens van Uw medemens. Daarbij moet U er steeds op bedacht
zijn dat deze houding gepaard moet gaan met oprechtheid. Zonder oprechtheid is
tact niets anders dan voorgewend begrip voor de ander, wat heel kwetsend kan
zijn doordat deze zich door U bedrogen of zelfs belachelijk gemaakt kan voelen.
Weinige dingen zijn pijnlijker voor Uw hart dan plots tot het besef te komen
dat een medemens U niet ernstig neemt of U met geveinsde lieftalligheid
benadert, zodat U het gevoel krijgt dat hij U voor dom of oppervlakkig houdt.
Iemands gevoelens kwetsen, kan op onvoorstelbaar veel
manieren gebeuren. Bijvoorbeeld: wek tegenover een zieke niet het gevoel dat U
hem vies vindt omdat hij ziek is. Indien iemand zich bezeert, lach dan niet
omdat U de situatie komisch vindt. Indien Uw medemens iets heeft gedaan met de
bedoeling, U een plezier te doen, maak hem dan niet op een weinig fijngevoelige
manier een verwijt omdat hij het niet helemaal volgens Uw inzichten heeft
gedaan (wie garandeert U dat Uw werkwijze de enige juiste is?). Maak
geen grappen in de nabijheid van een overledene of na diens begrafenis, want
zijn dierbaren kunnen hier (terecht) aanstoot aan nemen.
In feite zou men het openlijk onbeantwoord laten van iemands
groet, eveneens een vorm van tactloosheid kunnen noemen, want het is een
gedraging die de medemens schokt: Hij heeft U eerbied betoond door U te
groeten, en U kwetst hem door hem niet waardig te keuren om Uw wedergroet te
ontvangen. Hierdoor plaatst U hem als het ware openlijk beneden Uzelf. Een andere
vorm van gebrek aan tact schuilt in het belerend spreken met Uw
medemens. Wanneer U vaak tot een mens spreekt met woorden of op een toon
alsof U hem voortdurend terechtwijst of instructies moet geven, kan dit
ergernis opwekken en zelfs kleinerend overkomen: U wekt hierdoor bij hem de
indruk alsof hij voor alles Uw aanwijzingen nodig heeft, zelf niets goeds kan
doen, nergens verstand van heeft, of dat U er automatisch van uitgaat dat Uw
eigen handel- en werkwijze de enige juiste zijn. Ik heb deze neiging ook reeds
in punt 28 besproken, omdat zij een duidelijk element van hoogmoed in zich
draagt. Zo ook is het tactloos, Uw medemens die U een vraag heeft gesteld, te
antwoorden op een zodanige wijze dat deze het gevoel krijgt dat hij in Uw ogen
dom is.
Een voorbeeldje van gebrek aan tact in het religieuze leven:
vaak verlaten mensen de kerk nog vόόr of tijdens het zendingswoord of de
priesterlijke zegen tot besluit van de Heilige Misviering. Dat is een gebrek
aan tact tegenover de priester, en bovendien een gebrek aan eerbied tegenover
Uw medemens en tegenover God. Bedenk bovendien dat de Heilige Mis een
gestructureerd geheel uitmaakt waarin elk onderdeeltje een diepe betekenis
heeft. Overweeg daarom goed dat het afbreuk doet aan de waarde van Uw
spirituele oefening indien U zelfs maar een minuut te laat in de kerk aankomt
of deze een minuut voortijdig verlaat.
47. Rouwmoedigheid
Rouwmoedigheid is de gesteldheid waarbij de ziel gedreven
wordt door een liefdevol berouw over bedreven zonden of gemaakte fouten. Ik zou
kunnen zeggen dat het vermogen om berouw te voelen neerkomt op een vermogen om
naar de eigen ziel te kijken vanuit Gods ogen, en op grond daarvan af te meten
in welke mate men God heeft bedroefd. Rouwmoedigheid heeft dus veel te maken
met liefde tot God. Een mens die onverschillig is over zijn eigen zonden,
fouten, tekortkomingen, nalatigheden en onvolkomenheden, heeft niet begrepen
wat elke fout betekent binnen dat zo broze evenwicht tussen genade en ongenade
van de mensheid als geheel. Elke fout, hoe gering ook, heeft een weerslag op
het gewicht van de collectieve zondeschuld van de mensheid als geheel tegenover
Gods Gerechtigheid, evenals elke goede daad, elk gebed, elk offer, elke
boetehandeling deze (in de andere richting) beïnvloedt.
Hoezeer rouwmoedigheid verband houdt met Liefde tot God,
kunt U merken wanneer de beschouwing van het Lijden van Jezus en de Smarten van
Maria in Uw hart een ware pijn veroorzaakt, en een neiging om in Uw eigen ziel
te kijken in het besef dat ieder mens in grotere of geringere mate aandeel
heeft in de noodzaak voor de immense Verlossingsoffers die Jezus en Maria
hebben gedragen voor de afbetaling van de zondeschuld van de hele mensheid.
Rouwmoedigheid kan zich inderdaad uitbreiden tot een diep gevoelde smart over
de zonden van de hele wereld, zelfs van alle tijden, in plaats van louter
betrekking te hebben op eigen zonden.
Rouwmoedigheid is de emotie die de deur opent voor ware
inkeer: het 'in-zichzelf-keren' voor een beschouwing van de eigen
zielentoestand. Wanneer, door het Licht van de Heilige Geest, het hart wordt
geraakt en de geest zich in zichzelf gaat keren in het besef van een begane
zonde of van een ontspoord gedrag (dat eventueel reeds lange tijd in stand
wordt gehouden), kan dit aanleiding geven tot een diepe pijn, die verband houdt
met het bewustzijn van de pijn die dit gedrag het Hart van God heeft aangedaan.
Deze gesteldheid is het berouw, de ware spijt die niet zelden gepaard gaat met
een gevoel van schaamte over de eigen onvolkomenheid, een gevoel van schuld over
de eigen negatieve bijdrage tot de zondeschuld van de mensheid.
Normaal gesproken wordt in deze gesteldheid het hart
ontvankelijk gemaakt voor de genade van zelfverbetering, eerst en vooral een
diep gevoelde behoefte tot goedmaking van de zonde, bijvoorbeeld door een
zekere vorm van boete, en daarna vaak een neiging tot het inslaan van nieuwe
gedragswegen, in de gunstigste gevallen een soort van wedergeboorte voor het
Licht'. Dit proces is wat gebeurt bij de ware bekeringen. Rouwmoedigheid
werkt motiverend: niets is meer in staat om de mens aan te zetten tot een nieuw
en deugdzamer leven dan het berouw op grond van het besef van de draagwijdte
van zelfgemaakte fouten voor de eigen ziel, de invloed ervan op de medemens, en
de wonde die zij toebrengen aan Gods Hart.
Rouwmoedigheid is als een deur die opengaat voor het Licht
en de Liefde. Zij spoort aan om meer in overeenstemming te gaan leven met Gods
verwachtingen, mede doordat de rouwmoedige ziel het gevoel krijgt dat elke
begane zonde een gemiste kans is geweest, verloren tijd die niet optimaal benut
is. Deze ziel heeft begrepen welke schade de duisternis aanricht, en zoekt
daarom met volle teugen te drinken van het Licht om de eigen wonden te genezen.
Van gebrek aan rouwmoedigheid is sprake bij de mens met een
laag zondebesef, die aan zijn eigen fouten, zonden en dwalingen niet zwaar tilt
omdat hij ze ofwel niet als dusdanig herkent, ofwel de gevolgen ervan niet kan
inschatten, ofwel niet de Liefde kan opbrengen om een nieuw leven te beginnen,
ofwel een combinatie van deze factoren in zich verenigt. In dit geval is ook
geen motivatie aanwezig om gebruik te maken van het Sacrament van de Biecht, of
indien wel gebiecht wordt, gebeurt dit zonder oprecht berouw, als een eerder
mechanische handeling, of uit gewoonte, of uit een soort vrees voor straf
vanwege Gods Gerechtigheid, doch zonder de Ware Liefde die nodig is om
werkelijk tot bekering te komen.
'Bekering' is een begrip dat vaak verkeerd wordt ingeschat.
Het heeft niet uitsluitend betrekking op zware zondaars. Bekering is een
bijsturing die elke dag opnieuw nodig kan zijn, doordat de mens geen dag vrij
is van fouten, ook al zijn ze niet altijd ernstig. In De Hemelse
Bruiloft heb ik de vergelijking gemaakt met een auto op een weg. U rijdt op
de levensweg, en begaat een zonde of fout. Deze zonde of fout is een
slippartij. Al naargelang de ernst ervan, kunt U in een afgrond, in een ondiepe
greppel, of gewoon in het gras naast de weg terechtkomen. Bekering is nu de
handeling, het manoeuvre, waardoor U opnieuw op de weg terugkeert om Uw
levensreis naar het Licht van God verder te zetten. Uw wagen kan zware schade
hebben opgelopen, of zonder een schrammetje gewoon even uit koers geslagen
zijn, maar slechts één ding telt in Gods ogen: dat U moeite doet om op de weg
terug te komen en verder te rijden. Niet de zonde is een schande, wel Uw onwil
om op de juiste weg terug te komen en naar het Licht toe te rijden.
29. Bescheidenheid
Met deze deugd blijven wij in de buurt van de nederigheid.
Bescheidenheid berust op een sterk ontwikkelde zin voor verhoudingen: De
bescheiden mens weet hoe relatief alles is, en hij hoedt er zich voor om te
zwaar te tillen aan zijn eigen verdiensten. Hij beleeft de grootste vreugde aan
zijn verdiensten, zijn lijden enzovoort, wanneer hij deze verborgen kan houden,
en indien dit niet lukt, zal hij de neiging hebben om zijn eigen inbreng te
minimaliseren door erop te drukken dat hij slechts doet wat God van hem
verwacht en met de middelen die hem door God gegeven zijn. Met andere woorden:
Hij gaat zelf opzij staan door constant naar God (Jezus, Maria) te verwijzen
als Oorsprong en Bron van alles. Hij wijst erop dat het in feite God (Maria) is
die door zijn handen en mond werkt, en dat Hij (Zij) dus in feite ook alle eer
moet krijgen voor de resultaten.
Ook ten aanzien van zijn medemens past hij deze overtuiging
toe: wanneer hij op het werelds vlak iets heeft gedaan, is hij ervan overtuigd
dat de inbreng van deze of gene medemens in feite groter is geweest dan de
zijne. Hierin ligt de kern van deze gesteldheid: hij is ervan overtuigd.
Inderdaad, hij zegt dit niet zomaar, hij voelt dit daadwerkelijk zo
aan, en is zelfs verbaasd wanneer mensen hem grote dingen toedichten, want
hij heeft niet het gevoel dat hijzelf grote dingen doet. Hij is dan ook niet
uit op lofbetuigingen, integendeel, hij voelt deze bijna als een
verontreiniging aan, als bloemen die hem niet helemaal terecht toegeworpen
worden en waarmee hij God (Maria) tekort doet indien hij ze niet onmiddellijk
aan Hem (Haar) doorgeeft.
Een tekort aan bescheidenheid uit zich in de mens die
zichzelf tot middelpunt van zijn leefwereld maakt in woord en daad. Deze
houding kan zich zelfs uiten in opdringerigheid. Opdringerigheid is een
vorm van zichzelf naar voor schuiven, het behelst in zekere zin een kreet met
de boodschap 'kijk naar mij'. U kunt geconfronteerd worden met een situatie
waarin U het gevoel krijgt dat U een concreet positieve inbreng zou kunnen
leveren, en op grond van Uw specifieke talenten kan dit zelfs zo zijn, maar
toch grijpt U door deze houding in op Gods Voorzienigheid. Indien het binnen
Gods Plan wenselijk is dat Uw inbreng herkend en erkend wordt, zullen de zaken
zo geregeld worden dat Uw inbreng inderdaad gevraagd wordt of dat U niet anders
kunt dan ingrijpen. Zolang de situatie daar niet werkelijk om vraagt, is Uw
tussenkomst in werkelijkheid opdringerigheid. Dit kan aanstootgevend werken.
Daarom ook het gezegde 'ongevraagde hulp is zelden welkom'.
De werkelijk bescheiden mens kan in een situatie terecht
komen waarin hij voelt dat hij iets goeds zou kunnen doen, doch zal zich geremd
voelen om iets te ondernemen, omdat hij meteen vreest dat hij bij anderen het
gevoel kan wekken dat hij zichzelf beschouwt als iemand met een hoge dunk over
zijn eigen kunnen. In wezen is ook de bemoeizucht een uiting van gebrek aan
bescheidenheid. De bemoeizieke mens wil absoluut het leven van zijn medemens
regelen. Vaak onder de schijn van naastenliefde dringt hij binnen in de
levenssfeer van de medemens: er is ook hier sprake van
opdringerigheid. Men zoekt ongevraagd deel te krijgen aan bepaalde
aspecten van het leven van de medemens, in plaats van zich strikt bij de
vervulling van de eigen levenstaken te houden. Daarbij wekt men steevast de
indruk dat men zelf beter in staat is om aan de situaties in het leven van de
medemens het hoofd te bieden dan deze dit bezig is te doen. Dat kan heel ver
gaan. De bemoeizucht is een fout tegen de bescheidenheid, maar houdt de ziel
ook veel te veel vast in de sfeer van het wereldse. Een groot gedeelte van de
energie wordt besteed aan aandacht voor allerlei futiliteiten die de ziel
wegleiden van haar eigen roeping.
Bescheidenheid, net zoals nederigheid, is een deugd die als
waarlijk wereldvreemd wordt beschouwd. De moderne wereld is koel, ongevoelig en
tactloos geworden. Wie zich niet weet door te zetten, valt ten prooi aan de
koele berekening van hen die hun leven louter met materialistische
doelstellingen leiden. Daarom is het een waar moreel martelaarschap, in een
wereld als deze van vandaag, ondanks de talloze onzuivere invloeden van elke
dag, stand te houden in deze deugden. Het hoeft dan ook geen verbazing te
wekken dat God de kleinen zozeer bemint, en dat Hij de redding van de wereld in
hun handen heeft gelegd.
30. Eenvoud
Ook deze deugd heeft veel te maken met een afkeer van alle
opzichtigheid in woord en daad. De eenvoudige ziel heeft de innerlijke
schoonheid van de ware bezieling gevonden, en beleeft deze diep in haar hart.
Eenvoud is de Liefde voor het ongecompliceerde, omdat men weet dat alles wat
boven het strikt noodzakelijke uitstijgt, slechts ballast voor de ziel is. De
eenvoudige ziel heeft begrepen dat zij des te beter in de zuiverheid, en dus
des te dichter bij God, kan leven naarmate zij zichzelf minder met allerlei
indrukken belast. De enige maatstaf waaraan voor deze ziel de dingen der wereld
moeten voldoen, is dat zij een bepaald doel dienen om te leven, voor het
overige worden zij als overbodig beschouwd. De eenvoudige mens heeft geen
boodschap aan dingen die de aandacht trekken of die op kunstmatige wijze
opgesmukt zijn en daardoor eerder de zinnen bezighouden dan de ziel dienen. Een
modelvoorbeeld van eenvoud is Gods beschikking dat de Messias geboren zou
worden in een stal (grot), een verblijf voor dieren. Het had nochtans heel wat
anders kunnen zijn voor de Zoon van God.
De eenvoudige mens, de mens die de ware eenvoud van hart
bezit, heeft de neiging, zich weinig vragen te stellen bij datgene wat de
Goddelijke Voorzienigheid voor hem beschikt. Hij aanvaardt de dingen zoals zij
zijn, vermijdt om erover te redeneren doch neemt ze aan als dingen die ergens
in Gods Plan passen. Het maakt hem niet echt uit, te weten wat God er precies
mee beoogt, belangrijk is voor hem dat hij er het beste van maakt, dit wil
zeggen: ze benadert op de wijze die God van hem zou verwachten. Zijn hart weet
zich voldoende open te stellen om de ware bezieling en inspiratie te ontvangen.
Men zou kunnen zeggen dat de ware eenvoud van hart de deugd
is die de mens in staat stelt om te handelen alsof hij geen eigen wil of
verstand bezat, doch in alles letterlijk een werktuig van Gods Geest is. De
openheid van de eenvoudige ziel komt ook tot uiting in de gesteldheid waardoor
zij alle dingen om zich heen stuk voor stuk leert beschouwen als wonderen van
God. De eenvoudige ziel heeft die kinderlijke trek weten te bewaren waardoor
zij zich zelfs kan verheugen over een grassprietje, een vogeltje, een mooie
wolk tegen een helderblauwe hemel, kortom: over alle dingen waar een werelds
ingestelde ziel geen aandacht aan schenkt of die deze als vanzelfsprekend
aanneemt.
De eenvoud is het grote kenmerk van hen die zijn als de
kinderen, en die daarom de grote lievelingen van God zijn. Eenvoud is
bijvoorbeeld ook, zich vaak over het alledaagse kunnen verwonderen als een
kind. Het is het vermogen om God te verheerlijken, de kinderlijke geestdrift te
bewaren, geen nood te hebben aan 'kicks' (ervaringen die een buitengewone
prikkel geven). Deze nood is een uitvloeisel van de afstomping van de ziel.
Vele uitingen in de moderne samenleving wijzen op deze algemene afstomping:
reclame moet schokkend zijn of ze trekt geen aandacht meer, het eenvoudige en
ongecompliceerde, bijvoorbeeld in televisieprogrammas, wordt als naïef
afgedaan, enzovoort. Wie nog tevreden kan zijn over eenvoudige dingen, wordt
niet zelden als achterlijk beschouwd.
Over het algemeen is de eenvoudige ziel vrij van arglistigheid
en sluwheid, omdat zij niet berekenend is. Zij ziet het leven niet als een
voortdurende uitdaging die uitnodigt om het maximum aan materiële winst te
vergaren, doch als een opgave die zij moet trachten te voltooien in een
oprechte navolging van de christelijke leer. Dit is waarlijk de gesteldheid van
de kinderziel, vόόr deze eventueel door de intriges van de wereld verontreinigd
of bezoedeld wordt. Zalig zij die deze gesteldheid, waarmee God hen op de
wereld heeft geplaatst, weten te bewaren doorheen hun levensjaren.
31. Liefde tot de Stilte
Om Gods Aanwezigheid te ervaren, moet U eerst en vooral
innerlijk rust en Vrede vinden. Dat lukt des te beter wanneer U zoveel mogelijk
de buitenwereld uitschakelt door zintuiglijke indrukken (onder andere:
geluiden) tot een minimum te herleiden. De ziel die de stilte liefheeft, heeft
begrepen dat Gods Geest slechts spreekt in een hart waarin Vrede en stilte
heerst. Luidruchtigheid is een product van de activiteiten der wereld. Zij
houdt de zintuigen op scherp en schept een soort alarmtoestand in de geest.
Wanneer U bedenkt dat de geest zoveel mogelijk uitgeschakeld moet worden om het
Ware Leven van de ziel te ervaren, waarvan de indrukken verlopen doorheen de
beslotenheid van het hart, zult U begrijpen waarom de ziel die spirituele groei
betracht, geregeld de behoefte zal voelen om zich in zichzelf terug te trekken.
Hebt U er ooit bij stilgestaan waarom Maria nooit verschijnt
in een stadscentrum tijdens het spitsuur, doch onveranderlijk op stille,
vredige, afgelegen plaatsen zoals een berg, een bos of de beslotenheid van een
kamer? Het is zelfs uitzonderlijk dat innerlijke visioenen worden geschonken op
een plaats waar de ziener/zienster niet in volkomen rust van de zinnen
verkeert. God houdt van de stilte. Stilte is als de geruisloze adem van
de Heilige Geest. Innerlijke stilte is een prachtige bloem, die het weelderigst
bloeit wanneer ook de zinnen in vrede gedompeld zijn. Dat is moeilijk met de
geluiden der wereld om U heen. Het is niet zonder reden dat van oudsher de
kloosters doorgaans op afgelegen plaatsen werden gebouwd. Hoe meer U het leven
buiten Uzelf tot zwijgen kunt brengen, des te intenser zult U het Ware Leven in
Uzelf leren kennen.
Een ziel die de gebedsverdieping nastreeft via het
contemplatief (beschouwend) gebed, zoals vooral de mystici dit betrachten, zal
dit aanvankelijk ervaren als een grote leegte. Dat komt omdat hun zintuigen het
niet gewend zijn, vrij te zijn van indrukken, en hun hart nog niet weet om te
gaan met die uitwendige stilte en nog niet geoefend is in het leren aanvoelen
van de hogere werkelijkheid, die zich slechts in de diepste kern van het hart
openbaart. Een ziel die geroepen wordt tot de weg van de mystieke ervaring van
het leven en haar leefwereld, dus tot het rechtstreeks contact met Maria of
Jezus, leert spoedig dat niet de uitwendige leefwereld de echte realiteit is,
doch dat deze integendeel slechts schijn is, die haar wegleidt van de ware
werkelijkheid die zich diep in haar wil openbaren.
Bij deze ziel wordt de 'leegte aan indrukken' opgevuld met
indrukken van een niet-zintuiglijk niveau: Zij gaat dingen zien, horen en
voelen (indien deze haar gegeven worden), doch deze indrukken verlopen niet via
haar zintuigen, doch worden als het ware rechtstreeks op het beeldscherm van
haar ziel geprojecteerd. Wanneer zij bijvoorbeeld Maria schouwt in een
innerlijk visioen, ziet zij (terwijl haar ogen geopend of gesloten zijn, dat
maakt geen verschil) beelden die vaak veel meer informatie in haar overdragen
dan zij met haar lichamelijke ogen zou kunnen ontvangen. Zij kan daarbij tevens
inwendig woorden horen, doch vooral gevoelens opvangen die vaak onafzienbaar
grote hoeveelheden informatie in haar prenten. Hier geldt letterlijk: de Hemel
spreekt boekdelen in de stilte.
Dergelijke ervaringen leren dat de ziel die de stilte niet
liefheeft en niet opzoekt, zichzelf van de rijkste communicatie met God kan
afsnijden. Over het verband tussen mystieke ervaring en de stilte schreef ik
reeds uitvoering in De Hemelse Bruiloft, en ik citeer even uit dit
boek (uit hoofdstuk 15): "Mij is steeds opgevallen hoe stil het in de
ziel lijkt te worden terwijl waarlijk bovenaardse gemoedsaandoeningen,
bewustzijnsveranderingen en brandende verlangens er doorheen lijken te razen
als in een onbedaarlijke storm. Deze vaststelling is heel opmerkelijk, en is
voor mij één van vele aanwijzingen voor de Hemelse Tegenwoordigheid. Maria
openbaart zichzelf steeds in de stilte, en het lijkt alsof Zij het hart leeg
maakt van wereldse indrukken terwijl Zij Zelf het betreedt" (De
Hemelse Bruiloft, blz. 353).
Het is moeilijk om in een atmosfeer van lawaai van de wereld
los te komen. Dat komt niet alleen door de geluiden, dus zintuiglijke
indrukken, op zich, doch ook doordat een luidruchtige atmosfeer doorgaans
'geladen' is: Hij draagt niet alleen de geluidsindrukken over doch vaak ook een
zekere onvrede, frustratie of geestelijke leegheid vanwege diegene die het
lawaai veroorzaakt. Uw ziel kan dit onbewust opvangen, en dit kan een zeker
onbehagen in U scheppen. Waarschijnlijk hebt U reeds de ervaring opgedaan dat
het vaak gemakkelijker is om tot een diepgaand gebed te komen tijdens de stille
uurtjes waarin iedereen slaapt. Het gezegde 'de nacht maakt vertrouwelijk'
heeft onder andere te maken met het feit dat U door het ontbreken van zintuiglijke
indrukken (de duisternis, de stilte, het wegvallen van allerlei activiteiten)
meer uitgenodigd wordt om Uw hart te openen.
Onze samenleving wordt gekenmerkt door een veel grotere
onrust, een veel meer gejaagd levensritme dan deze van enkele generaties terug.
Met dit alles is ook de stilte zeldzaam geworden. Dat is niet steeds te
verontschuldigen door te verwijzen naar de stand van de technologie en de
vermenigvuldiging van de verkeersmiddelen. Er zijn uitingen van lawaai die
uitsluitend verband houden met de mentaliteitsverandering van de generaties.
Dat blijkt bijvoorbeeld in de neiging om ongeremd muziek te laten weergalmen
uit allerlei audioapparatuur, zelfs in rijdende wagens. Dat blijkt ook in
allerlei vormen van ongeremd lawaai in de huizen. Mensen lijken zich steeds
minder te storen aan het mogelijk hinderen van hun medemens. Burengerucht,
ongeremde productie van lawaaihinder, nachtelijke tuinfeestjes enzovoort, geven
uitdrukking aan een gebrek aan consideratie voor de medemens, aan het feit dat
men geen rekening houdt met het leven van de medemens, en dat men volkomen op
zichzelf betrokken leeft. Niet in alle gevallen is er sprake van moedwillig
storen van de medemens, in de meeste gevallen is dit eerder terug te voeren op
een mentaliteit die de mens laat leven alsof hij helemaal alleen op de wereld
was.
De mens die God werkelijk bij zijn leven wil betrekken, zal
automatisch de vervulling van zijn leven in de diepte van zijn eigen hart
zoeken, waar hij God (Jezus, Maria) kan ontmoeten. Elke vorm van
luidruchtigheid is als het zoeken naar opvulling van een leegte door een middel
dat weliswaar de zintuigen (over)verzadigt, doch de leegte alleen nog groter
kan maken, want hierdoor snijdt de mens zijn eigen ziel nog drastischer van elk
Hemels contact af.
Een moderne overtreding tegen de Liefde tot de stilte ligt
besloten in het gebruik van een draagbaar telefoontoestel in een kerk, en
zeker tijdens de eredienst, stil gebed of aanbidding. Indien U een
telefoontoestel bij U draagt, wees dan eerbiedig jegens God en Uw medemens door
het voor de tijd van Uw kerkbezoek uit te schakelen. Geef God niet de indruk
dat U Uw wereldse contacten belangrijker acht dan Uw communicatie met Hem, en
vergeet nooit dat de eredienst een herdenking van het Lijden van Golgotha is.
32. Hulpvaardigheid
Hulpvaardigheid is de deugd waardoor U Uw medemens niet aan
zijn lot overlaat, doch geen inspanning schuwt om zijn leven te verlichten. Het
is de eigenschap waardoor U in alle omstandigheden bereid bent om hulp te
bieden, en zelfs die hulp laat voorgaan op Uw eigen noden. Deze deugd is bij
God zeer geliefd, omdat zij een uiting van naastenliefde is waardoor U het Uw
medemens helpt mogelijk maken dat hij ondanks alles zijn kruis zou blijven
dragen. Ieder mens krijgt een levenstaak, die bestaat uit de ontelbare kleine
en grotere opdrachten van elke dag, die samen het kruis van de levensweg
vormen. Het vervullen van die taak is van het grootste belang voor het
volbrengen van Gods Heilsplan met de mensheid.
Wanneer ieder mens afzonderlijk zijn eigen taken naar
behoren vervult, werkt het geheel van al die volbrachte taken van alle mensen
samen in de richting van de verwezenlijking van Gods grote Plan. Niet ieder
mens is op al zijn taken berekend, doordat op grond van een samenloop van allerlei
omstandigheden sommige opdrachten op sommige dagen te zwaar lijken. Op dat
ogenblik is het voor God zeer heilvol indien een ander mens de zwaar beproefde
te hulp komt, zodat met verenigde krachten de taak toch volbracht wordt, en het
offer gezamenlijk wordt gebracht. Zo kan alles verder lopen. Uw medemens het
kruis helpen dragen, is voor hem een kans om even op adem te komen, en voor U
een genadevolle gelegenheid om aan naastenliefde te doen. In de bereidheid om
Uw naaste te hulp te komen, zijn gradaties mogelijk. U kunt hulpvaardig zijn
wanneer de omstandigheden U dwingen, zoals Simon van Cyrene Jezus hielp met het
dragen van Zijn Kruis omdat Romeinse soldaten hem daartoe opvorderden, maar U
kunt ook hulpvaardig zijn omdat dit werkelijk in Uw natuur ligt. In dit laatste
geval benaderen wij tevens de deugd van de voorkomendheid, die in punt 38 ter
sprake komt.
Het tegendeel van de hulpvaardigheid komt tot uiting bij de
mens die zijn medemens aan zijn lot overlaat, hem 'zijn plan laat trekken', en
slechts hulp zal bieden wanneer hij vreest dat hij bij anderen gezichtsverlies
zal lijden indien hij opvallend hulp weigert, of wanneer hij daar voor zichzelf
voordeel in ziet. Iemand helpen in de hoop of verwachting, ervoor vergoed te
worden, is geen zuivere hulpvaardigheid meer, doch een bezoedelde deugd uit
eigenbelang. Mensen die slechts voor zichzelf leven en die hun leven opbouwen
rond materiële beschouwingen, zullen doorgaans niet gemakkelijk tot zuivere
hulpvaardigheid komen, want voor hen is alles een ruil: ik bied mijn
arbeidskracht te koop aan wie mij ervoor vergoedt. Voor deze mensen is
belangeloze hulp als een vorm van slecht bedrijfsbeheer: goederen en diensten
gratis wegschenken, is voor hen een onverstandige zet, die onverantwoord is, en
zij gaan ervan uit dat dit erop neerkomt dat zij zich hierdoor laten uitbuiten.
33. Vurigheid
Lauwheid mishaagt God. Hij heeft elke mens een levenstaak
toevertrouwd, en ziet graag dat wij ons daaraan wijden met hart en ziel, want
het is onze inbreng in Zijn Plan van Heil voor de mensheid. Vurigheid is het
vermogen om datgene wat de Voorzienigheid op Uw pad brengt, met inzet tegemoet
te treden, en elk onderdeeltje van Uw taak aan te vatten alsof Uw hele leven
ervan afhing. De vurige ziel kent geen onverschilligheid. Zij strijdt voor Gods
zaak met Vuur in hart en ziel. Zij zou het als een belediging aan God
beschouwen indien zij haar taken koeltjes zou aanpakken en mechanisch zou
afhandelen. Vooral in de aangelegenheden van de ziel vertoont de vurige mens
een grote inzet en slagvaardigheid.
In wezen is vurigheid de betrachting om een gelijkwaardig
antwoord te geven op datgene wat God in U volbrengt. Gods Geest ontsteekt Uw
hart met het ware Liefdesvuur, indien U Hem dit toelaat. Wanneer het ware Vuur
in het hart oplaait, wordt U waarlijk verteerd van Liefde voor God, voor Maria,
voor de medemens. U houdt er dan niet meer van, halfslachtig te reageren of
half werk te verrichten. U voelt een onweerstaanbare drang om in alles wat U
aanvat, tot het uiterste te gaan en het beste van Uzelf te geven. Vurigheid is
de gedrevenheid van de heiligen en geroepenen. Zij worden verteerd en
aangespoord door een inwendig Vuur dat hen geen rust meer laat.
Vurigheid is één van de deugden die U naar heldhaftigheid in
het spiritueel leven kan voeren. Het is de vurigheid die de martelaren bezielde
om het offer van zichzelf te brengen. Het is ook de vurigheid die Jezus met een
onvoorstelbare inzet heeft laten volharden tot in de Kruisdood. Het is eveneens
de vurigheid die Maria staande heeft gehouden aan de voet van het Kruis in de
aanschouwing van Haar stervende Zoon. Bovendien is het de vurigheid die het
groot verschil maakt tussen de mens die in naam toegewijd is (aan Maria,
aan Jezus) en de mens die daadwerkelijk zijn hele leven in zijn toewijding
legt en vanuit een kracht die groter is dan hijzelf, alles in blinde overgave
en vertrouwen aan die toewijding opoffert, en zich geen grotere vreugde kan
voorstellen dan deze, zijn toewijding bekroond te weten met de brandende Liefde
van het lijden voor Hem (Haar) aan wie hij zijn leven in toewijding heeft
gegeven.
Vurigheid is de eigenschap die de biddende en offerende ziel
de macht verleent om de Hemel 'in brand te steken'. Wanneer de waarlijk vurige
ziel bidt, is het alsof gensters tot de hemelpoort opspatten, die God ertoe
dwingen om deze ziel te verhoren. God kan geen weerstand bieden aan de
brandende Liefde van een vurige ziel, want zij is het spiegelbeeld van Jezus en
Maria Zelf. In deze ziel is het zaad van de Heilige Geest tot bloei gekomen, en
haar woorden zijn als brandende rozen die door hun vlammen een stuk duisternis
van de wereld wegnemen.
De vurige zielen moeten Gods Gerechtigheid stillen tegenover
de laksheid en ongeïnteresseerdheid van de tallozen die hun opdrachten
vervullen door ontzielde handelingen. Van hen die het Vuur van de Geest
hebben ontvangen, wordt daarom veel compensatie verwacht. Van hen verwacht God
dat zij met hun Vuur brand stichten in de harten die Jezus niet ontvangen of
die Hem ontvangen zoals in het winters Bethlehem: ongastvrij, weinig
geïnteresseerd. Zij zijn de zielen waarover mensen zich verbazen wanneer de
Geest hen woorden laat spreken die niet uit een mensenmond verwacht zouden
worden, niet alleen vanwege de inhoud ervan, doch ook vanwege de bezieling die boven
de gebruikelijke zielloosheid van de wereld uitstijgt. Het is de vurigheid die
de ziel geestdriftig maakt en haar de kracht geeft om met overtuiging op de
hemelpoort te blijven kloppen wanneer anderen het reeds lang hebben opgegeven.
Diezelfde vurigheid is ook de bron van kracht in het lijden, en in het
verlangen naar het kruis als ware bron van heiliging en eenheid met Jezus en
Maria.
De mens in wie deze deugd slecht ontwikkeld is, gaat mank
aan onverschilligheid, onderkoeldheid, lauwheid, laksheid. Hij doet de dingen
'omdat het nu eenmaal moet'. Hij meet zijn inspanningen (ook op het religieus
vlak) af, en is niet geneigd om iets extra te doen boven de grenzen die hij
zichzelf heeft gesteld. Hij heeft de lat op een welbepaalde hoogte gelegd, en
vindt het volstrekt overbodig om ze ooit te verhogen. Hij bidt soms wel, doch
met weinig gevoel en weinig aandacht, eerder om zich te kwijten van iets dat
hij als een plicht aanvoelt dan uit Ware Liefde. Hij woont de Heilige Mis bij,
doch is zich weinig bewust van de reden noch van het nut, noch van wat daar werkelijk
gebeurt.
Jammer genoeg bestaat de basis van de christengemeenschap in
deze tijden voor het grootste gedeelte uit eerder lauwe zielen. Zij zijn vaak
eerder in naam christenen, doch zijn niet meteen bereid om de
inspanningen en de inzet op te brengen die noodzakelijk zijn om de wereld te
redden uit de vreselijke chaos waarin hij door de opstapeling van de zonde
verzeild is geraakt. Waar God nu nood aan heeft voor de voorbereiding van Zijn
Rijk op aarde, is een stevig fundament van vurige zielen, die bereid zijn om
voor dit eeuwige ideaal door een vuur te gaan. Geef U volledig in handen van
Maria, Zij is bij uitstek diegene die zielen in brand steekt en in hen de
koorts ontsteekt die hen drijft naar de vurigste zelfgave voor het Heil van de
zielen en de zuivering van de wereld van alle kwaad.
34. Gehoorzaamheid
Gehoorzaamheid is het vermogen om iemands verlangens in te
willigen. In principe gebeurt dit omdat die ander macht over U heeft. Macht is
het vermogen om iemands gedrag te beïnvloeden, hem bepaalde dingen te laten
doen die hij eventueel liever niet zou doen, gewoon omdat U het hem opdraagt.
Gehoorzaamheid kan ook dieper gaan dan louter doen wat iemand van U verwacht
omdat hij/zij U in zijn/haar macht heeft: U kunt ook gehoorzamen uit Liefde. In
dat geval heeft die ander niet alleen macht over U, maar werkelijk
gezag, en zelfs wat ook wel charisma genoemd wordt (een uitstraling die U
als vanzelf laat doen wat hij/zij van U verlangt).
God heeft de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis.
Hij heeft het eerste mensenpaar wel aan een beproeving onderworpen: de grote
gehoorzaamheidsproef. In de punten 4 en 21 heb ik reeds aangestipt hoe de
erfzonde in wezen een zonde tegen de deugd van de gehoorzaamheid was. God had
de eerste mens bekleed met enorme vermogens, doch had hem één welbepaalde grens
opgelegd. Door de duivel verleid, heeft de mens deze beperking genegeerd, en
deze ongehoorzaamheid heeft hem de Hemel gesloten (na dat andere bedroevende
voorbeeld van ongehoorzaamheid en hoogmoed: de opstandige engelen onder
aanvoering van Lucifer, die uit de Hemel verworpen werden en vanaf dat ogenblik
het leger der duivels vormden), tot Jezus als de Verlosser de erfzonde van
ongehoorzaamheid heeft uitgeboet door Zijn Lijden en Kruisdood, om de Hemel
opnieuw toegankelijk te maken voor ieder mens die bereid zou zijn, zijn leven
te leiden in gehoorzaamheid aan Gods Wet. Deze gehoorzaamheid kan dus worden
beschouwd als de rode draad doorheen de gehele christelijke Leer van de enige
Waarheid van God.
Zonder gehoorzaamheid kan Gods Heilsplan niet verwezenlijkt
worden, want dan is er slechts chaos. Zonder harmonie kan er voor de zielen
geen Heil zijn. Daarom is gehoorzaamheid aan Hem die alles heeft geschapen en
wiens onovertrefbare intelligentie en Wijsheid alles bestuurt, een absolute
noodzaak. Gehoorzaamheid vormt, samen met de Liefde, de grootste verheerlijking
aan God, precies doordat zij de uitvoering van Zijn Plan mogelijk maakt.
In het licht van het bovenstaande, kan elke handeling of
uitspraak waardoor U een medemens aanzet tot het kwaad, dus tot
overtreding van Gods Wet, beschouwd worden als ongehoorzaamheid. Onder deze
noemer kan ook de zonde worden geplaatst waarbij U behagen of vreugde schept in
het kwaad dat anderen bedrijven in woord en daad, evenals de ondeugd waardoor U
de geest van vroomheid of godsvrucht bij Uw medemens in de kiem tracht te
smoren door hem te bespotten of hem een slecht voorbeeld voor te leven.
God beschouwt ook gehoorzaamheid aan Uw aardse meerderen als
gehoorzaamheid aan Hem omdat zij door de Goddelijke Voorzienigheid op Uw weg
zijn gebracht, eveneens voor de verwezenlijking van Zijn Plan. Ik heb het reeds
geschreven: ieder mens heeft zijn taak te vervullen, en het geheel daarvan moet
Gods Plan ten uitvoer brengen. Uiteraard onttrekken velen zich aan hun taak of
voeren zij deze niet uit zoals dit van hen wordt verwacht. Niettemin wordt van
U ook gehoorzaamheid verwacht aan hen die hun taak slecht uitvoeren. Voor U
geldt dit dan als een beproeving. Weet U verzekerd van Gods bijstand wanneer
dit U moeilijk valt. Een vorm van gehoorzaamheid die van elke christen hier op
aarde wordt verwacht, is deze aan de Paus. Paus Johannes-Paulus II wordt door
Maria 'Mijn Paus' genoemd. Hij is de bezielde vertegenwoordiger van Christus op
aarde. Aarzel nooit om zijn voorschriften te volgen, en hoed U voor de vele
dwalingen die de Kerk bedreigen.
Gehoorzaamheid is voor God van een dermate groot belang dat
het U niet mogelijk zal zijn, een volkomen vrede in Uw hart te vinden zolang U
moeilijkheden hebt met de beoefening van deze deugd. Zij beukt zolang op Uw
geweten tot U voor haar zwicht. Het is ook niet te verantwoorden dat de mens
zijn eigen zin zou doordrijven tegen Gods Wijsheid in. Hij weet volmaakt wat U
nodig hebt voor Uw ziel, en hoe het staat met de noden van alle andere
mensenzielen, en met de staat van genade of ongenade waarin de mensheid als
geheel verkeert (het geheel van alle verdiensten tegenover alle zonden en
ondeugden van alle mensen door alle eeuwen heen). Op grond daarvan bent U Hem
volmaakte gehoorzaamheid verschuldigd, indien U niet wil dat ook Uw eigen
Eeuwig Heil in het gedrang komt doordat de hele mensheid in een chaos verzinkt.
Ongehoorzaamheid van de mensheid op grote schaal zou anarchie
betekenen: een toestand van totale ontregeling doordat de mensheid zich
onttrekt aan het opperste Goddelijk gezag. De bedroevende waarheid is, dat onze
huidige wereld onmiskenbare tekenen van dergelijke anarchie jegens God
vertoont. Precies om die reden is het zo belangrijk dat U nu resoluut
kiest voor een leven in overeenstemming met de oorspronkelijke, zuivere
christelijke waarden, de Leer van Jezus Christus zonder enige bevlekking door
het modernisme dat deze Leer bedreigt als een slang die om de sappigste en
mooiste vruchten heen kronkelt om ze te vergiftigen en iedereen te bedreigen
die ervan wil proeven. Onthoud dit beeld goed, want de slang van het modernisme
is dezelfde als deze van de verleiding tot de ongehoorzaamheid in het Aards
Paradijs, die over de mensheid de vloek van de erfzonde heeft afgeroepen.
De gehoorzaamheid bereikt een hoogtepunt in de totale
toewijding. Ware toewijding is onmogelijk zonder volkomen gehoorzaamheid, want
de toegewijde wordt tot een willoos werktuig in de handen van God (Maria).
Absolute gehoorzaamheid is afstand doen van Uw eigen wil ten voordele van Gods
Wil, in de wetenschap dat de Goddelijke Wil gefundeerd is op de Goddelijke
Wijsheid, die absoluut en onfeilbaar is. De gehoorzame ziel is derhalve een
ziel die begrijpt dat haar eigen wil niet anders kan zijn dan
onvolkomen, want geen mens bezit de absolute Wijsheid noch de alwetendheid.
Echte gehoorzaamheid is een deugd die een hoge mate van
heldhaftigheid veronderstelt. In tegenstelling tot wat vele mensen menen, is
onderwerping aan de wil van een ander (ook aan God of Maria) geen passief
ondergaan, doch een voortdurende zelfoverwinning, die in bepaalde
omstandigheden met grote innerlijke strijd gepaard kan gaan. De belangen van de
mens, die vaak gekleurd worden door wat hij hier op aarde verwacht, zijn immers
lang niet altijd dezelfde als deze van God (Maria). Wat Maria Haar toegewijden
leert, is dat Gods belangen ook deze van de mens horen te zijn, want zij beogen
niets dan het allerbeste voor de ziel. De ziel die heeft geleerd, zich zoveel
mogelijk uit de greep van het wereldse los te maken, begrijpt daarom beter dan
wie ook hoe diep de zin van gehoorzaamheid is.
Een gebrek aan gehoorzaamheid komt tot uitdrukking in de
opstandigheid, het protest. Opstandigheid is elke handeling of woord
die blijk geeft van onwil om Gods Wet na te volgen. Opstandigheid heeft vele
vormen, onder meer de volgende: U ziet een mens die U liever niet ziet (op
grond van één of andere onaangename ervaring, soms op grond van een negatieve associatie
die niet eens logisch te verklaren is), en U voelt meteen een negatieve
stemming in U opkomen. Ook dit is stil protest tegen Gods Voorzienigheid die
het zo heeft beschikt dat deze mens op dat welbepaalde ogenblik Uw pad kruist.
Ook ergens aanstoot aan nemen of ergernis koesteren, zijn vormen van
opstandigheid, want zij betekenen in wezen dat U in opstand komt tegen Gods
besluit of toelating om bepaalde dingen Uw levensweg te laten kruisen. Wanneer
iets U ergert of U neemt er aanstoot aan, zelfs al is dit op zich terecht (het
is niet altijd zo, het kan ook aan Uw eigen gebrek aan verdraagzaamheid
liggen), is het productiever (nuttiger voor de zielen) dat U dit gevoel
onmiddellijk aan Maria opoffert en Haar smeekt om de genade tot verandering van
de situatie die U ergert en van Uw eigen hart voor zover dit in Gods ogen
wenselijk is (Uzelf kunt over dit laatste niet steeds objectief oordelen).
Opstandigheid komt geregeld tot uiting bij mensen die in hun
leven tegenslagen ondervinden waar zij moeilijk mee overweg kunnen, en die God
onomwonden verwijten maken voor die moeilijkheden. Uit hun mond hoort U dan
bijvoorbeeld uitspraken als "Waar was God toen dit gebeurde?" of
"Hoe kan er een God van Liefde bestaan als dit toegelaten wordt?".
Deze mensen keren zich soms totaal van het geloof af, hetzij voor een korte
tijd hetzij definitief. Omdat de opstandigheid van het eerste mensenpaar, en
van de gevallen engelen onder Lucifer, de eerste grote voorbeelden van
ongehoorzaamheid vormden, wil ik ook alle handelingen waardoor Gods zaak wordt
tegengewerkt en de mens zich uitdrukkelijk naar de satan toewendt, opnemen
onder de zonden tegen de gehoorzaamheid. Enkele voorbeelden: het uitvoeren van
occulte praktijken, seances en spiritisme (oproepen van geesten).
Opstandigheid treedt bij de meeste mensen vroeg of laat
duidelijk te voorschijn in omstandigheden die met beproevingen en lijden te
maken hebben. De mens zoekt over het algemeen het aangename, dit wil zeggen:
datgene wat hij op het lichamelijk vlak als aangenaam ervaart. De
toewijding en overgave aan God (Maria) is als een plant. In de beproeving
blijkt het best welke wortels deze plant heeft, want elke beproeving is als een
windvlaag of een regenbui. Vele toewijdingsplanten blijken heel ondiepe wortels
te hebben, want bij de geringste regenbui spoelen ze los en worden uit de grond
weggerukt.
Indien Uw toewijding (dus ook Uw vermogen tot
gehoorzaamheid) voldoende diep geworteld zit, zal zij tegen stevige
beproevingen bestand blijken. Het aanvaarden van beproevingen is gehoorzaamheid
doordat beproevingen door Gods Voorzienigheid toegelaten worden omdat deze in
Uw leven een betekenis hebben voor de vorming van Uw ziel. Hoevele mensen komen
niet in opstand bij het geringste dat hun weg kruist? Het hoeven niet noodzakelijk
rampen te zijn, vaak gaat het slechts om luttele, kleine dingetjes. Stille
aanvaarding van de eindeloze reeks beproevingen op Uw levensweg is een
ononderbroken opgave. Leer ze te beschouwen als gehoorzaamheidsproeven, en weet
dat elke mislukte proef U meer op Adam, en elke geslaagde proef U meer op Jezus
doet gelijken.
35. Geloof
Jezus zegt: "Jullie zien geen wonderen meer gebeuren
omdat jullie niet geloven". Het grootste wonder is zonder twijfel de
transsubstantiatie: de verandering van brood en wijn in Lichaam en Bloed van
Jezus Christus tijdens de Eucharistie. Hoeveel mensen geloven hier werkelijk
in? Hoeveel mensen beleven dit mysterie zoals het hoort, door diep in hun hart
bewust te zijn van dit onvoorstelbaar Goddelijk geschenk? Het ontvangen van Jezus
in de Heilige Communie, mits dit op passende wijze gebeurt (in diep geloof,
diepe eerbied en diepe Liefde) is een gouden weg naar de heiliging. Welnu, hoe
kan een mens die niet echt gelooft in het eucharistisch wonder, wél geloven in
de mogelijkheid van zijn eigen heiliging, en hoe kan een ziel die niet
werkelijk gelooft in de mogelijkheid van haar heiliging, daadwerkelijk en met
volharding naar die heiliging streven? Heiliging veronderstelt een echt geloof.
Weinig woorden worden zo slecht begrepen als dit: geloof.
Wat is geloof? Vele mensen zien 'geloof' als een eigenschap waarmee men geboren
wordt of niet. Zij menen dat wie geboren wordt in een christelijk land uit
christelijke ouders, automatisch 'gelovig' is. Dat is een gevaarlijke dwaling.
Geloof is heel wat méér dan dat. Geloof is ook meer dan het aannemen dat er een
God bestaat. Ik wil U de omschrijving herhalen zoals deze mij bij het schrijven
van De Hemelse Bruiloft is ingegeven: Geloven is het bestaan en/of de
werking van iets als waarheid aannemen, zonder dat men het met eigen ogen heeft
gezien of op enige wijze met zijn zintuigen heeft kunnen waarnemen.
In de engere zin kan geloof omschreven worden als het
vermogen en de bereidheid om aan te nemen dat er een bovennatuurlijke
werkelijkheid bestaat die wij normaal gesproken niet kunnen zien of horen.
Geloof is: kunnen aanvaarden dat God, Jezus, Maria, de Heilige Geest enzovoort
bestaan, zonder dat wij Hen zien, en ook aannemen dat Hun daden werkelijkheid
zijn. Deze omschrijving helpt meteen verklaren waarom de moderne westerse
wereld in een zo diepe geloofscrisis gedompeld is.
Enkele eeuwen geleden hebben in het wetenschappelijk en
filosofisch denken twee grote stromingen ingang gevonden, die nog steeds hun
stempel op alle denken drukken: het rationalisme en het empirisme.
- Het rationalisme
zegt dat alle verschijnselen met het verstand verklaard (moeten) kunnen
worden en dat het verstandelijk redeneren de enige bron van kennis is. Dat
betekent meteen dat alles wat niet met het verstand verklaard kan worden,
niet aanvaardbaar is en afgedaan wordt als onzinnig, verwerpelijk, een
fictie van de geest die niet ernstig te nemen is. U begrijpt meteen welk
lot het religieuze beschoren is geweest, want alles wat met het
bovennatuurlijke te maken heeft, is niet met ons verstand te verklaren.
Hoe ironisch is het toch, dat de enige Bron van Licht, de Leer van Jezus
Christus, verworpen wordt als duisternis, als een gevaar voor de geest.
- De
andere stroming, het empirisme, zegt dat alle kennis slechts
gebaseerd kan zijn op zintuiglijke ervaringen, dus dat alleen datgene wat
U kunt zien, horen, ruiken, voelen en smaken als bron van kennis aanvaard
kan worden. Ook hier moeten wij dezelfde conclusie trekken: wat dan met
het religieuze, dat nu eenmaal bovennatuurlijk, dus bovenzintuiglijk is.
God kunt U niet zien, horen, voelen, smaken of ruiken, enzovoort.
U merkt hieraan uit welke bron de wetenschap haar inspiratie
haalt: zij wordt niet door Gods Geest bezield. Ik heb U deze korte verwijzing
naar het wetenschappelijk denken absoluut willen meegeven omdat zij vitaal is
om te begrijpen hoe het mogelijk is dat het christendom zo zwaar te lijden
heeft gehad. De geloofscrisis heeft niets te maken met enig gebrek in de leer
van Jezus als dusdanig, noch met het feit dat de Kerk zich meer zou moeten
aanpassen bij de wereld, wel integendeel. Deze toestand houdt louter verband
met het feit dat de mens zich op grote schaal heeft laten misleiden door
verkeerde denkwijzen, die hem steeds verder van God hebben weggeleid en veel
duisternis over de zielen heeft gebracht. Een andere factor in de geloofscrisis
heeft te maken met het toenemend materialisme (het overheersend belang
van het materiële, wat veel te maken heeft gehad met de toenemende ontwikkeling
van de techniek). Het materialisme heeft op zijn beurt weggeleid van God en van
de niet-materiële belangen van de ziel.
Tot zover het aandeel van de maatschappij als geheel in de
geloofscrisis. Ook in de ziel individueel kan de deugd van het geloof
verzwakken. De beproevingen van het leven leiden vele mensen weg van datgene
wat echt van tel is. Heel dun gezaaid zijn in deze tijd de mensen die leven met
de blik op de Hemel, met andere woorden, zij die in alle omstandigheden
doordrongen blijven van het besef dat alles zinvol is, ook (ja, vooral) het
lijden, de lasten, de beproevingen. De mens knapt af op het lijden omdat hij de
stoffelijke wereld (waarvan zijn lichaam deel uitmaakt) in het
middelpunt stelt en als het noodzakelijk doel van al zijn aandacht
beschouwt. Het ware geloof is daarentegen de gesteldheid waarbij de mens in
zich de zekerheid voelt (en in stand houdt) dat het stoffelijke slechts een
middel is tot het ware doel: het Eeuwig Heil voor alle zielen, en dat dit
middel optimaal benut moet worden, dus als uitboetingsinstrument.
Geloof gaat dus veel verder dan geloven dat God bestaat. Het
is geloven dat Hij werkt, en wel in talloze opzichten, doorheen Zijn Heilsplan,
en er ook naar leven. Vele mensen menen en verklaren over zichzelf dat zij
'zeer gelovig' zijn, terwijl het hen zelfs ontbreekt aan het meest elementaire
vertrouwen op Gods Voorzienigheid, op Gods werking via andere mensen, en uit
vele dingen in hun dagelijks leven blijkt dat zij geen rekening houden met de
effecten van de grote Mysteries doorheen dewelke God het leven regelt: het
Heilsplan, het verlossend lijden enzovoort. Deze mensen blijken in
werkelijkheid uitsluitend rekening te houden met de stoffelijke elementen van
het leven, en niet met de realiteit en de macht van het bovennatuurlijke. Er
zijn vele uitingen van gebrek aan geloof. Eén daarvan is het bijgeloof.
Bijgeloof is de neiging om te geloven in verschijnselen of
in wezens die men quasigoddelijke krachten toedicht. Dat is bijvoorbeeld het
geval met allerlei magische rituelen, amuletten, bepaalde symbolen uit
primitieve godsdiensten, en zelfs elementen uit de New Age-stromingen. Men
gelooft hierbij dat deze rituelen, verschijnselen, enzovoort, God vervangen en
de macht bezitten om het Leven in allerlei opzichten te beheersen. Niet alleen
zondigt men hier door God achteruit te stellen bij machten die tot afgoden
worden, men loopt bovendien het risico, te komen tot verering van dingen die
door de krachten van de duisternis gemanipuleerd worden. Wees waakzaam. Iets
anders is het vertrouwen in voorwerpen die een zegening of wijding op kracht
van de Rooms-katholieke Kerk van Jezus Christus hebben ontvangen: medailles,
het kruisbeeld, gewijde kaarsen, paasnagels en dergelijke, uiteraard voor zover
men achter deze voorwerpen steeds de drijvende kracht blijft beschouwen: de ene
ware God, eerder dan de voorwerpen op zich in hun stoffelijke vorm.
Ik wil U nog wijzen op een vorm van vals geloof: de
lichtgelovigheid. De lichtgelovige mens ontbreekt het aan het vermogen om
de onwaarheid in uitspraken te ontdekken, dus om ze op hun waarheidsgehalte te
beoordelen. Hij vertrouwt ook te veel op zijn eigen waarneming in plaats van op
de ingevingen van Gods Geest, en wordt daardoor gemakkelijk door uiterlijke
schijn misleid, en hierin schuilt precies de ondeugd. Lichtgelovigheid gaat
niet zelden gepaard met sensatiezucht, het najagen van bepaalde
verschijnselen of gebeurtenissen die buiten het gewone liggen. Deze neiging
wordt heel gemakkelijk gemanipuleerd door onzuivere geesten en mensen met
bedoelingen die met Gods Waarheid niet veel meer te maken hebben.
Zowel de lichtgelovige mens als de mens die uit is op
sensationele dingen, hebben de neiging om hun leven helemaal af te stemmen op
dingen die zij horen of zien en die hen zodanig fascineren dat zij deze tot
middelpunt van hun hele denken en voelen laten worden. Dat is vooral
betreurenswaardig wanneer het informatie betreft die door onzuivere geesten
bedacht of verspreid wordt als een valstrik. Dergelijke toestanden kosten het
ware geloof vaak vele zielen, want ofwel blijven de lichtgelovige mensen deze
valse informatie najagen als in een koorts, en worden zij hierdoor ver
weggeleid van wat echt van belang is voor Gods Plan, ofwel komen zij vroeg of
laat tot de bevinding dat zij onwaarheden nagehold hebben, en verliezen zij
meteen ook hun geloof in de echte Waarheid, omdat zij zich door God bedrogen
voelen. Hoe is dit mogelijk? Doordat de onzuiveren hun valstrikken vaak spannen
'in Gods naam' en God woorden of uitspraken in de mond leggen die in
werkelijkheid niet van God afkomstig zijn.
Wees waakzaam, en kijk goed naar het gedrag van de persoon
die U informatie doorgeeft. Indien deze zich niet in de deugdzaamheid gedraagt
of merkbaar tekortschiet in de Liefde in haar vele uitingen, hebt U doorgaans
redenen om aan de geloofwaardigheid van zijn uitspraken te twijfelen.
36. Hoop
De mens die de deugd van de hoop bezit, houdt rekening met
de waarheid dat Gods Liefde alles vermag, en ook alles zal doen, op Zijn
Tijd. Hij bezit het vermogen, blijmoedig te leven en met Liefde en begrip
te lijden, omdat hij in al zijn doen en denken in hoge mate rekening houdt met
een werkelijkheid die zich op een nog onbepaald, later ogenblik zal
verwezenlijken, namelijk de Eeuwige Gelukzaligheid na dit aardse leven. Wie
hoopt, verwacht dat een situatie beter zal worden. De christelijke hoop berust
op de vertrouwvolle verwachting dat er voor de ziel een beter leven, een
vervulling van een toekomstverlangen ligt te wachten, omdat God goed is.
Voor wie de ware hoop koestert, zijn ook de beproevingen
zoet, omdat hij ze ziet als een toenadering tot God, toestanden die het
verwachte (de Eeuwige Gelukzaligheid èn de vervulling van Gods Plan) dichterbij
brengen. Echte hoop is daarom geen passief afwachten, het is integendeel een
bron van motivatie voor een nog meer verbeten inzet in het bestreven van het
goede dat later zal komen. Hoop sluit steeds een boodschap van vreugde, belofte
en verwachting in zich, want het is als een Licht dat in de duisternis schijnt.
Wie de ware hoop kent, is er in de diepte van zijn hart van overtuigd dat het
goede zal komen, hij leert op grond daarvan dat alle duisternis slechts schijn
is en dat de ware werkelijkheid het Licht is.
Hoop verwijst steeds naar het feit dat de mens zich in een
bepaalde situatie niet helemaal goed voelt en dat hij uitkijkt naar betere
tijden. Daarom ook is de hoop een Goddelijke deugd: zij draagt in zich de
boodschap dat de heilstoestand van de zielen als geheel niet in overeenstemming
is met Gods Wil, en zij laat de mens aanvoelen dat God Zelf verlangt naar de mogelijkheid
om een Rijk van Genade te vestigen, en dat Hij daarvoor zielen nodig heeft die
zich daar totaal voor inzetten. Deze inzet vergt een onophoudelijk zelfoffer,
en de motivatie daartoe wordt in de ziel gelegd met het Licht van de hoop.
Hoop is ook het houvast voor de ziel die in de put raakt
door een plots besef van zondigheid. Wanneer de ziel op zeker ogenblik voelt
dat zij niet in overeenstemming leeft met Gods Wet, kan de hoop dienst doen als
de eerste vonk die nieuwe warmte in de kilte van het zondebesef brengt, of als
ladder om uit de duistere put te klimmen en opnieuw op zoek te gaan naar het
Licht.
Het is ook mogelijk, hoop te koesteren zonder echt te
geloven, doch dan leeft men in een fantasiewereld, een schijnrealiteit: U
tracht dan naar iets moois en aantrekkelijks waarvan U in feite niet gelooft
dat het ooit zal komen. In dit geval kan men moeilijk spreken van echte hoop,
doch eerder van zelfbegoocheling, een misleiding die U aan Uzelf niet bewust
wil toegeven omdat U ergens beseft dat, zodra U toegeeft dat U er niet in
gelooft, Uw hele wereld en al Uw houvast in elkaar zal storten. Want daar gaat
het bij echte hoop om: vertrouwen, een waar houvast, een stil weten dat het zo
zal zijn.
Een gebrek aan hoop kan tot uiting komen in twijfel, en
in een ergere graad in vertwijfeling en wanhoop ten aanzien van de dingen des
levens. Deze gesteldheden wijzen op een gebrek aan vertrouwen in Gods
Voorzienigheid en in de Liefde waarmee Hij de mens benadert. Ook pessimisme,
neerslachtigheid, droefgeestigheid kunnen het gevolg zijn van een ontsporing in
de hoop. Wanneer de ziel zich voor ogen houdt dat zij in goede handen is, wat
er ook gebeurt, kan zij deze toestanden overwinnen. Dat gebeurt op grond van de
hoop op beterschap, die in wezen een vertrouwen in Gods liefdevolle
beschikkingen is.
Twijfel is in wezen een plots gebrek aan vertrouwen op Gods
Voorzienigheid doordat de twijfelende mens opeens rekening begint te houden met
de kans op mislukking van zijn goede voornemens. De twijfel kan tot op zekere
hoogte gezond zijn (de deugd der voorzichtigheid), doch zodra zij de overhand
krijgt, treedt een gesteldheid op die de normale werking van de ziel belemmert.
Vertwijfeling is een gesteldheid waarbij de twijfel
langduriger en intens wordt, en waarbij men er nauwelijks nog in slaagt om
zichzelf te overtuigen van de mogelijkheid dat het goede zal gebeuren. Deze
houding druist dus reeds lijnrecht in tegen de christelijke levenshouding, die
veronderstelt dat U doorheen de duisternis van het kruis het Licht van de verheerlijking
blijft zien, zoals Jezus ons dat heeft voorgedaan.
De wanhoop is de toestand van ware capitulatie: De ziel
geeft zichzelf over aan de vijand, die aast op haar complete ontmoediging. Wat
is ontmoediging? De gesteldheid waarin U 'de moed ontnomen wordt'.
Ontmoediging is het beroofd worden van het Licht van de hoop.
Het is de gesteldheid waarin de ziel ook al haar normen en
waarden verliest, en daardoor tevens haar ingebouwd controlemechanisme, haar
zelfbeheersing, haar gedragscode. Dit betekent dat ook de zonde minder bewust
bedreven wordt. Ik zou het zo kunnen uitdrukken, dat de ziel in deze
gesteldheid lijdt aan een vorm van 'spirituele oververmoeidheid' of
'verbijstering' of 'verstarring'. Door de gedeeltelijke uitschakeling van de
normale waarden en normen, leeft de ontmoedigde, en zeker de vertwijfelde of
wanhopige ziel geleidelijk aan in de (vaak ongewilde) illusie dat 'het er
allemaal niet meer op aankomt'.
Deze gesteldheid is een broedhaard voor zonden, en overigens
ook voor zelfmoordgedachten en zelfs voor krankzinnigheid. In Gods ogen is deze
gesteldheid op zich een ondeugd doordat de ziel hierdoor blijk geeft van gebrek
aan vertrouwen in Gods werking en Voorzienigheid, en van onwil ten aanzien van
het dagelijks kruis. De moeilijkheden op Uw levensweg worden zodanig beschikt
dat zij U specifieke lessen kunnen leren. Wanneer U zich uit die situatie
terugtrekt (door het opgeven van de christelijke gedragsnormen, door U volledig
in Uzelf terug te trekken zoals bij bepaalde geestesziekten gebeurt, door
zelfmoord, door het gebruik van antidepressiva en andere zogenaamde psychotrope
medicijnen) legt U daardoor tegenover God in feite de verklaring af: "Ik
speel niet meer mee in het raderwerk van Uw Heilsplan", wat neerkomt op
een afzweren van het kruis en een verloochening van Jezus. Elk gebrek aan hoop
is in wezen een gebrek aan vertrouwen in het Licht, en daardoor een
verloochening van een kernelement van Uw christelijk geloof, de enige Waarheid
van God.
Een bijzondere vorm van gebrek aan hoop ligt in het
overstappen van het christelijk geloof naar een andere godsdienst. Waarom
verloochent iemand zijn christelijke afkomst? Omdat hij diep binnen in zich de
hoop op zijn Heil verloren heeft. Waarom gebeurt dit? Omdat de mens vaak het
Heil zoekt waar het niet te vinden is, en op één of andere wijze zelden vrede
neemt met de vooruitzichten voor de eeuwigheid, doch de schatkist reeds tijdens
dit leven wil zien opengaan. De krachten die afwijken van de Leer van Christus
pikken hier gretig op in door holle beloften die zogenaamd reeds tijdens dit
leven in vervulling zullen gaan. Dit geldt voor vele niet-christelijke
godsdiensten, en zeker voor sekten.
37. Rechtvaardigheid
Rechtvaardigheid is in wezen het vermogen om te oordelen
zoals God het ingeeft, in overeenstemming met de Goddelijke Gerechtheid. De
rechtvaardige is een mens die zich alleen maar laat leiden door Gods Waarheid,
en zich daarbij niet laat afremmen door eigenbelang. Wanneer hij een situatie
moet beoordelen, spreekt hij uitsluitend de waarheid zoals Gods Geest hem die
ingeeft, zelfs indien zijn eigen oordeel hem zelf op het materiële, wereldse
vlak benadeelt. Hij is eerlijk en oprecht, en indien zijn medemens gelijk heeft
en hijzelf ongelijk, geeft hij dit toe. Hij dient in alles de Waarheid en niets
anders.
Het is U wellicht opgevallen dat in de Bijbel geregeld
sprake is van 'een rechtvaardige' wanneer een mens wordt bedoeld die heilig
leeft. Inderdaad, een rechtvaardige is in wezen een mens die in Gods ogen
'gerechtvaardigd' is, dus die in overeenstemming leeft met Gods Wil. Hij haalt
daar zijn enige vreugde uit. Het volstaat voor hem dat hij Gods Waarheid in
zich draagt en deze ook in alle omstandigheden verdedigt, en deze
rechtlijnigheid is voor zijn ziel als een schild tegen de zonde. De rechtvaardige
is op het moreel vlak als een burcht: hij sluit geen compromissen met
onwaarheid, leugen of onrecht. Hij laat zich niet omkopen of verleiden tot een
houding die volgens Gods Eeuwige Wet niet goedgekeurd zou worden. Elk voordeel
dat hem voorgehouden wordt, wijst hij af indien hij het zou verwerven door een
stelling in te nemen die niet ten dienste van God zou staan. De rechtvaardige
denkt er niet aan, dingen te zeggen die hem in de ogen van zijn medemens moeten
rechtvaardigen, indien hij ook maar enigszins het gevoel heeft dat hij niet
volkomen gelijk heeft, en hij verafschuwt elke misleiding of elk woord waarmee
hij zijn medemens iets zou kunnen voorhouden dat niet helemaal met de
werkelijkheid overeenstemt. Ofwel spreekt hij honderd procent de waarheid,
ofwel zwijgt hij liever, maar hij onderneemt geen pogingen om over zichzelf een
bepaald beeld op te hangen of een bepaalde indruk te wekken, omdat hij geen
behoefte voelt om te doen alsof. Dat geldt op elk vlak van zijn leven.
Rechtvaardigheid is het vermogen om op belangeloze wijze te
handelen in overeenstemming met Gods Wijsheid, in navolging van Gods
Gerechtigheid die oordelen velt die onfeilbaar zijn. De mens is nooit
onfeilbaar in zijn inschatting van een situatie omdat hij nooit elk detail ervan
kan kennen en ook nooit in volmaakte overeenstemming met Gods
beoordelingscriteria naar een situatie kan kijken. Doch de rechtvaardigheid kan
wel een hoge graad van ontwikkeling bereiken in de ziel die zich in een
zodanige mate aan God heeft overgegeven dat Hij toestaat dat Zijn Wijsheid,
kracht en heiligheid als het ware verblijf nemen in de ziel. Dit is wat wij
'vereniging' noemen. Dit kan bijvoorbeeld worden vergund in situaties waarin
het noodzakelijk is dat de ziel een bijzondere taak vervult en daarom in hoge
mate door de Heilige Geest bezield moet zijn om Gods Plan te dienen. De mate
waarin dit gebeurt, is afhankelijk van de genadewerking, maar ook van de
openheid en de bereidheid tot toewijding en overgave bij de ziel zelf.
Een element van de rechtvaardigheid is de
integriteit. Dit is de eigenschap waardoor de mens rechtschapen is, in
alle omstandigheden onverzettelijk is in de praktische toepassing van de
waarheid, en onomkoopbaar is. Een integer mens laat zich niet verleiden tot
onrecht door giften of beloften die hem het leven vergemakkelijken,
bijvoorbeeld 'zwijggeld' om bepaalde informatie met een duistere of misdadige
inhoud niet te onthullen. Rechtvaardigheid veronderstelt dat U elke mens in
zijn waardigheid gelijk behandelt, omdat alle mensen broeders en zusters van
elkaar zijn, en kinderen van één en dezelfde God. Daarom is het een ondeugd
indien U bijvoorbeeld één of meer van Uw kinderen voortrekt op Uw andere
kinderen, en hen geen gelijke kansen geeft. Wel is een onderscheid
geoorloofd in die zin dat een kind dat door het leven in een bepaalde fase
zwaarder wordt beproefd dan een ander kind, tijdens die fase meer aandacht of
steun van U ontvangt, zolang dit in een sfeer van volkomen begrip en Liefde in
alle richtingen verloopt en er geen oogmerk bestaat om te schaden. Indien het
'relatief benadeeld' kind hiervoor geen begrip opbrengt, maakt het zich
schuldig aan jaloersheid of afgunst. Vang deze toestand tijdig op door een
liefdevol gesprek in volle openheid, zonder achterhouding van om het even welke
informatie.
Het ongelijk behandelen van mensen komt vaak tot uiting in
het verschijnsel dat vele mensen de neiging vertonen, een medemens
vriendelijker te behandelen naarmate deze rijker, mooier of invloedrijker is.
Deze vorm van onrechtvaardigheid behelst vaak ook eigenbelang: men wil een
'goede relatie' om er zelf beter van te worden, men wil pronken met rijke
kennissen, met een knappe vriend(in), enzovoort, omdat dit het eigen prestige
verhoogt in de ogen van de wereld.
Onrechtvaardigheid is de gesteldheid van de ziel die Gods
Waarheid niet dient en die geneigd is om de voorrang te geven aan eigen
belangen, ook al gaat dit ten koste van de waarheid. Deze ziel vertoont de
neiging, anderen te benadelen telkens zij terecht komt in een situatie waarin
zij voordeel voor zichzelf ziet mits zij de waarheid wat kan 'bijsturen'. Zij
neemt dan haar toevlucht tot leugens, onterechte beschuldigingen, het
verspreiden van verhalen die de ander in een slecht daglicht stellen,
enzovoort. Zij neemt hier zelf weinig of geen aanstoot aan, want haar moreel
waardenbesef wordt achteruit geschoven ten bate van het materieel voordeel dat
zij met haar gedrag beoogt. Zielen die zwak zijn in de deugd van de
rechtvaardigheid, raken gemakkelijk verzeild in een afwijkend, zelfs misdadig
levenspatroon, want zodra hun verblinding voldoende groot wordt, schakelen zij
de waarheid uit als hun grootste hinderpaal, en zondigen zij zonder enige
scrupule.
17. Voorzichtigheid
De voorzichtigheid is een deugd die berust op het vermogen
dat God in de ziel heeft gelegd om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden en
tijdig te kunnen herkennen wat voor de ziel schadelijk is of niet.
Voorzichtigheid wordt vaak onterecht verward met vreesachtigheid of lafheid.
Integendeel is deze deugd in werkelijkheid een uiting van Wijsheid, en ook van
eerbied tegenover datgene dat God U heeft gegeven. Om slechts enkele voorbeelden
aan te halen, die in Uw onmiddellijke omgeving kunnen wijzen op
onvoorzichtigheid: roken, veelvuldig alcoholgebruik, gebruik van
drugs, het gebruik van medicijnen waarvan men op grond van informatie weet
dat zij het lichaam en/of de geest schade toebrengen, terwijl er alternatieven
voorhanden zijn die even doeltreffend doch niet schadelijk zijn. Het eten van
voedingsmiddelen waarvan U weet dat Uw lichaam deze niet verdraagt, is eveneens
een vorm van onvoorzichtigheid. Het is waardevol, het niet-nuttigen van deze
voedingsmiddelen te beschouwen als een offer dat van U gevraagd wordt.
Voorzichtigheid heeft vaak te maken met de wijze waarop de
mens zijn lichaam behandelt. Uw lichaam mag in geen geval een afgod worden,
maar het is wel de tempel van Uw ziel. Het lichaam is U gegeven om Uw
stoffelijk leven hier op aarde mogelijk te maken. Uw ziel is niet aan ruimte
gebonden, Uw lichaam wél. Uw lichaam is in zoverre van belang dat het niet
alleen dienst doet als vervoermiddel voor Uw ziel, maar ook Uw instrument van
uitboeting is. Het lichaam heeft stoffelijke behoeften, en is daardoor gevoelig
voor de omstandigheden van de omgeving: honger, dorst, koude, warmte, pijn,
ziekte, vermoeidheid: al deze gewaarwordingen berusten op tekorten of
verstoringen in het evenwicht van Uw lichaamsprocessen.
Deze ongemakken hebben een uitermate belangrijke spirituele
functie: offers en boete, die aan God opgedragen kunnen worden tot afbetaling
van de schuldenlast die de zielen tegenover Gods Gerechtigheid dragen doordat
de mensheid zondigt tegen Gods Wet van Liefde, dus tegen alle deugden. Doordat
Uw lichaam moet kunnen dienen als instrument voor uitboeting, wordt U geacht,
het voldoende te verzorgen en in stand te houden, want het is en blijft een
werktuig in Gods hand, waarover Hij naar Zijn welbehagen en volgens de noden
van Zijn Gerechtigheid moet kunnen beschikken. Indien een mens volgens Gods
Plan geacht wordt, zijn lichaam gedurende 70 jaar ter beschikking te stellen
voor deze genoegdoening aan de Gerechtigheid, doch door overmatige toepassing
van schadelijke praktijken (roken, alcoholverslaving enzovoort) zichzelf reeds
op de leeftijd van 55 jaar 'onleefbaar' maakt, is het dus alsof hij 15 jaar van
Gods Plan steelt. Mensen kunnen hier tegenin brengen dat alles Gods beschikking
is, dus ook de leeftijd waarop iemand sterft, en dat is ook zo, maar de zonde
schuilt hierin dat de mens hier door eigen handelen een toestand helpt scheppen
die God uit Zichzelf nooit zou hebben gewild of bedoeld. Deze zonde of ondeugd
noemt de mens roekeloosheid.
Een ander voorbeeld is het nemen van risico's die niets te
maken hebben met het Heil van de ziel: gevaarlijke stunts, recordpogingen in
ondernemingen die bewuste gevaren in zich dragen en waarvan men weet dat ze
slecht kunnen aflopen, levensgevaarlijke activiteiten die vermijdbaar zijn,
enzovoort. Helemaal anders ligt het met bewust martelaarschap, omdat dit wordt
ondergaan met de bewuste intentie, God te verheerlijken en zielen te redden.
Voor het overige kan als regel worden gesteld: het zichzelf bewust blootstellen
aan levensbedreigende situaties, is misbruik van Gods eigendom, want Hij
is Heer van het Leven, en de mens heeft niet het recht om daar zelf over te
beschikken. Geen mens weet wat God met hem voorheeft, waarom of wanneer. Het
komt de mens niet toe, eigenhandig in dat Plan in te grijpen. Wanneer U dat
toch doet, kan God U terecht veroordelen wegens onvoorzichtigheid. Want wat
betekent dit woord in wezen?
'Voorzichtigheid' is het vermogen om te 'voorzien',
'vooruit-te-zien'. Maar dat kan geen mens, want alleen God weet welke radertjes
in elkaar moeten passen om Zijn Plan optimaal ten uitvoer te brengen, en op
welk ogenblik dat moet en kan gebeuren. Alleen Hij kan 'vooruit zien'. Bedenk
wel dat alles wat U hier op aarde bezit, in feite geen bezit doch slechts
bruikleen is. Gebruik het daarom met de voorzichtigheid voor zoverre deze U als
vermogen in de ziel is gelegd, en neem geen risicos die zowel in dit leven als
voor het Eeuwig Leven ellende kunnen brengen. Wees oordeelkundig en wijs.
18. Gelijkmoedigheid
Het woord zelf duidt reeds aan wat deze deugd betekent: een
gelijk gemoed bezitten, een stemming zonder te grote uitschieters omhoog of
omlaag. Een mens die nu eens uitbundig lacht en dan plots in zak en as zit of
heel ontstemd is, kribbig, nors of opvliegend, nodigt zijn medemens niet uit om
met hem in contact te treden, want men weet nooit wat men op een bepaald
ogenblik aan die mens heeft. Hij is onbeheerst, wat in feite betekent dat zijn
ziel de wisselende aandoeningen van het gemoed niet onder controle heeft.
Gebrek aan gelijkmoedigheid wijst op een gebrek aan stabiliteit in de
persoonlijkheid. Dit gebrek wordt wispelturigheid of wankelmoedigheid genoemd.
Deze onstandvastigheid is niet alleen een ondeugd naar Uw
medemens, maar ook naar God toe: evenmin als Uw medemens weet wat hij aan U
heeft, weet God het. Wankelmoedigheid vormt een heel broos fundament om Uw
religieuze beleving op te bouwen. Een mens die niet standvastig is in zijn
gemoed, verteert geen enkele stoot op zijn ziel. Elke beproeving kan hem met
een klap in elkaar doen storten. Het ene ogenblik kan hij als in een vervoering
bidden, het volgende ogenblik valt hij als ongewapend in de klauwen van de
satan en maakt hij werkelijk brokken in zijn omgeving. Als toegewijde aan Jezus
of Maria zijn deze mensen volkomen onbetrouwbaar, want al naargelang hun
stemming van het ogenblik kunnen zij zich plots keren tegen datgene waar zij
normaal gesproken voor strijden. Hun Liefde is bevlekt en niet
onvoorwaardelijk, en slaat heel spoedig om in haat. Hun labiele ingesteldheid
maakt hen bovendien zeer beïnvloedbaar. Het ontbreekt hen vaak aan het
zelfvertrouwen dat noodzakelijk is voor een rechtlijnig gedrag, en zelfs
onwijze praatjes kunnen hen van hun beste voornemens afbrengen.
Een mens in ware gelijkmoedigheid laat zich niet vlug van
zijn stuk brengen. Zodra hij in iets gelooft, strijdt hij ervoor tot het
uiterste. Doordat de fundamenten van zijn geloof stevig zijn, brengen ook
ernstige beproevingen hem niet vlug van zijn ideaal af. Zijn Liefde zit
doorgaans diep geworteld. Men zou de vergelijking kunnen maken met het verschil
tussen Liefde en verliefdheid: de emotie begint met het vuur van de
verliefdheid, doch pas wanneer dit vuur ook na een aantal beproevingen blijkt
te blijven branden, is sprake van echte Liefde.
Verliefdheid zonder diepe wortels is geen echte Liefde, doch
een tijdelijke gemoedsaandoening. Gelijkmoedigheid gaat over het algemeen
gepaard met een sterk geloof in Gods Voorzienigheid. Pas wanneer dit aanwezig
is, kan het gemoed stabiel blijven in tijden van beproeving. Indien Uw hart
opklaart wanneer de zon schijnt, doch verduistert bij elke donkere wolk die
overdrijft, bent U licht ten prooi aan allerlei invloeden uit Uw omgeving en
zelfs vanuit Uw eigen herinneringen aan bepaalde situaties uit Uw verleden.
Indien U daarentegen een hart hebt dat werkt als een zonnecel, die de
zonne-energie opvangt wanneer de stralen (in dit geval van Gods Licht van
Liefde, Wijsheid en inspiratie) op U neerkomen, en ze afgeeft wanneer de zon
zich verbergt, dan zult U ook een (relatief) zonnig gemoed bewaren wanneer de
regen op Uw hart neervalt.
Wankelmoedigheid schept een gevaar voor Uw eigen ziel en
voor de stemming van Uw medemensen. Uw eigen zielsfuncties ontwrichten, is
reeds een aanslag op Gods Plannen, doch Uw medemens van zijn slagkracht beroven
door hem te hinderen in zijn eigen spirituele werkkracht en voornemens, komt
erop neer dat U werkelijk tot instrument van Gods tegenstander wordt.
19. Wijsheid
Wijsheid is een ware Gave van de Heilige Geest. Het is de
eigenschap van een mens die inzichten verwerft in situaties, systemen en
mysteries die louter door het verstand, de intelligentie of natuurlijke
kennisverwerving (studie) niet bekomen kunnen worden. Wijsheid is één van de meest
opmerkelijke tekenen van Gods werking in en door een ziel. De Wijsheid stelt de
mens in staat om de vele elementen van Gods Waarheid met elkaar in verbinding
te brengen tot een duidelijk geheel, en wel zonder er werkelijk over te
redeneren, want Gods Waarheid laat zich louter met het verstand niet vatten.
De wijze mens weet heel goed waarnaar hij streeft, en
doorgrondt vaak op intuïtieve wijze (dus niet verstandelijk maar eerder
gevoelsmatig) het 'waarom' van zijn bestrevingen, de reden waarom hij voor
bepaalde idealen ijvert. Hij voelt vele dingen haarfijn aan, doch kan niet
steeds uitleggen waarom hij deze gevoelens heeft. Hij lijkt alleen op
bovennatuurlijke wijze te weten dat het zo hoort, en dat het Gods wens is dat
hij er zich voor inzet.
Gebrek aan Wijsheid schept een gedrag dat als
'onoordeelkundig' omschreven kan worden. De onoordeelkundige mens neigt tot
oppervlakkigheid, hij heeft weinig diepgang in zijn denken (en vaak in zijn
voelen), hij gaat ondoordacht te werk en vervalt hierdoor gemakkelijk in
dezelfde fouten. Oppervlakkigheid kan zichzelf verraden doordat de mens
gemakkelijk in de verleiding komt om zijn medemens heel vlug te oordelen, zelfs
op het uiterlijk (U kent ongetwijfeld wel iemand die zijn medemens terzijde
schuift omdat diens uiterlijk hem 'niet ligt'). Hij neemt dan beslissingen die
duidelijk niet door Hemelse invloeden bezield zijn. Wanneer deze gesteldheid
een enigszins gevorderde graad bereikt, is sprake van dwaasheid. In deze
toestand is de mens nauwelijks in staat om beslissingen te nemen die een gezond
fundament in Gods Waarheid bezitten. Hij is onnadenkend, zelfs losbandig
in zijn gedrag. Hij staat ook niet stil bij de gevolgen van zijn handelingen.
Wanneer de deugd van de Wijsheid heel zwak ontwikkeld is, vertoont de mens
gedragingen die kunnen wijzen in de richting van een geestesstoornis, doordat
elke Goddelijke bezieling uit het gedrag verwijderd lijkt. Deze gesteldheid
maakt heel vatbaar voor bekoring, dwaling, zonde, misleiding, want de mens
kan in dit geval nauwelijks goed van kwaad onderscheiden.
Er zijn vele aanwijzingen voor het feit dat onze hele
moderne samenleving mank loopt op het gebied van de Wijsheid. Ik zou het ook zo
kunnen uitdrukken: Onze maatschappij als geheel, in al haar verbindingen,
relaties en radertjes, laat zich niet (meer) door de Heilige Geest bezielen en
inspireren. Dat blijkt uit de dwaasheid van het materialisme als leidend
principe: alles draait rond winstbejag, geld en de verafgoding van stoffelijke
goederen als enige doelstelling van het leven. Het blijkt ook uit de
lichtzinnigheid die in de samenleving heerst. Is het U bijvoorbeeld nog niet
opgevallen hoezeer alles en iedereen in het belachelijke wordt getrokken? Met
alles wordt de spot gedreven. De geest van onze samenleving wordt gekenmerkt
door een pijnlijk gebrek aan ernst. Het is alsof werkelijk alle situaties
als een grap worden beschouwd. U kunt dit onder andere merken aan de nooit
eerder geëvenaarde mate waarin deze gesteldheid systematisch toegepast wordt in
de media: televisieprogrammas waarin alles (ook ernstige en zelfs zeer
betreurenswaardige zaken) in het belachelijke wordt getrokken of tot voorwerp
van vermaak wordt gemaakt, en reclamespots die weinig méér dan onvervalste
dwaasheid zijn.
Deze ingesteldheid maakt onze samenleving extra onveilig,
want zij helpt een atmosfeer verspreiden waarin niets meer ernstig genomen
wordt en waarin de waarheid steeds minder te betekenen heeft. Onder de schijn
van het luchtig en ongedwongen voorstellen van de gewone dingen des levens (bijvoorbeeld
op televisie, in reclame enzovoort) worden in werkelijkheid de leugen, het
bedrog, de lichtzinnigheid en een gevaarlijke zorgeloosheid aangeprezen als een
nieuwe levensideologie. Mens, open Uw ogen voor de valstrikken van de schijn!
Eén van de grote adders die zich onder dit gras verbergen, is deze van de
misleiding en vergiftiging van de jeugd. Ook ontspanning is niet steeds meer zo
onschuldig. Wees waakzaam, en vergeet nooit dat Jezus U heeft verlost ten koste
van onnoemelijk lijden, en dat Hij dit heeft gedaan met als enige doelstelling:
het Eeuwig Heil van alle zielen en de vestiging van Gods Rijk op aarde. Dit
ideaal zal niet worden verwezenlijkt zolang de mensheid het leven blijft
benaderen met de lichtzinnigheid en de dwaasheid die producten zijn van geesten
die de Heilige Geest hebben uitgebannen.
20. Matigheid
Matigheid is een deugd die alles te maken heeft met het
vermogen tot onthechting van materiële dingen, dus het vermogen om de behoeften
van de ziel voorrang te geven op de behoeften van het lichaam, die vaak schijnbehoeften
zijn. Uw lichaam kan met veel minder rondkomen dan de hoeveelheid materiële
middelen die U het gewoonlijk toevoert. Doordat de zintuigen onder allerlei
wereldse invloeden een ongekend aantal behoeften voelen, is de mens gemakkelijk
geneigd tot overdaad in de bevrediging ervan. Wanneer deze overdaad tot een
geregeld terugkerende neiging wordt, kunnen wij spreken van gulzigheid. In
feite is overdaad reeds alles wat verder gaat dan datgene wat Uw lichaam strikt
nodig heeft om te leven.
Eén van de meest sprekende voorbeelden van overdaad of
onmatigheid is alcoholisme, drankzucht: het veel meer drinken (en dan nog
van een drank die verslavend kan werken) dan nodig om de dorst te stillen. Een
ander voorbeeld is vraatzucht: het veel meer eten dan nodig om de honger
te stillen of het lichaam behoorlijk te voeden. Een veelvuldig voorkomende vorm
van onmatigheid, die de vorm van verslaving kan aannemen, is
snoepzucht, de hang naar suikerwaren en gelijkaardige producten die weinig
voedingswaarde bezitten doch zeer veel mensen vangt in de strikken van
onmatigheid, vaak uit een ongezonde drang naar compensatie voor bepaalde
emotionele ongeregeldheden, complexen, verdriet enzovoort. Bij onmatigheid
geeft de mens blijk van het feit dat hij niet in staat is om te voelen wanneer
de grens wordt bereikt van datgene wat goed is voor hem. Matigheid is een
uiting van de intelligentie die God in Uw lichaam heeft ingebouwd om U tijdig
te waarschuwen tegen schade die U Uzelf kunt toebrengen. U zou onmatigheid
kunnen beschouwen als het negeren van het regelmechanisme dat God Uw lichaam
heeft gegeven. In dat opzicht is onmatigheid dus ook een zonde tegen Gods
Wijsheid.
Onmatigheid is een onvermogen om lichamelijke behoeften te bedwingen.
Dat geldt ten aanzien van voedselopname, drank, roken, gebruik van medicijnen
en zelfs van drugs, en ook ten aanzien van seksuele behoeften: een bovenmatige
seksuele drift die niet onder controle wordt gehouden, is een vergevorderde
vorm van onmatigheid, die onder andere kan leiden tot verkrachting en tot
ongewenste intimiteiten.
Onmatigheid kan zich ook manifesteren door de neiging om Uw
medemens te verleiden tot gulzigheid, tot overmatig eten of drinken, tot roken
terwijl hij daar niet echt voor voelt, enzovoort. Ik wil ook wijzen op de
ondeugd in het verschijnsel waarbij U een medemens aanzet tot ongezonde
gedragsverandering doordat U in het openbaar opschept over bepaalde gewoonten
(bijvoorbeeld op het seksuele vlak) waaraan deze medemens niet voldoet, zodat
hij zich 'abnormaal' begint te voelen en daarom poogt te volgen wat hij op
grond van Uw uitspraken meent dat U zelf als norm ziet (zelfs al is dit
niet zo). Op basis van dergelijke praatjes laten sommige mensen zich inderdaad
tot ondeugd verleiden.
Matigheid is één van de grote deugden die pleiten voor
bezieling door Gods Geest. Om die reden is elke aansporing van een medemens tot
onmatigheid breed genomen te beschouwen als een zonde tegen de Heilige Geest. U
ontwricht daardoor het denken, voelen en de hele levensbeschouwing van een mens
die in zich reeds de weg had gevonden om zich tegen de verleidingen en de greep
van de wereld af te zetten.
21. Offerbereidheid
De bereidheid om offers te brengen, is voor de vestiging van
Gods Rijk op aarde één van de meest waardevolle deugden. Een offer is iets
waarvan U afstand doet, iets dat U zou willen hebben of willen doen, maar dat U
zich ontzegt uit Liefde tot God (Jezus, Maria), omdat deze ontzegging een zeker
gevoel van gemis of pijn nalaat. Alle pijn, elke last heeft een grote waarde
voor het Heil van zielen. Het hele leven van Jezus en Maria op aarde is op dit
gegeven gesteund geweest. Alleen om die reden konden Zij de Verlosser en
Medeverlosseres van de mensheid zijn.
De bereidheid om dingen op te offeren, is niet zo vanzelfsprekend
in een samenleving waarin de weelde vrij algemeen verspreid is. Een mens die in
armoede leeft, moet vele offers brengen uit noodzaak. Daarom zijn deze offers
niet minder waard, want de waarde van het offer wordt in hoge mate bepaald door
de liefde waarmee het gebracht wordt. Een mens die in een grotere materiële
welstand leeft, kan veel meer ontberen dan een arme, want hij houdt veel meer
over na het verzadigen van zijn noodzakelijke levensbehoeften. Nochtans is het
vaak zo dat de welgestelde moeilijker tot offers komt dan de arme. Dit heeft
veel te maken met het feit dat de arme niet zelden dichter bij God staat
doordat zijn hele leven slechts in stand gehouden wordt door volkomen op God te
vertrouwen. Naarmate de welvaart in de westerse wereld is toegenomen, is het
leven met God minder en minder intens geworden. De welvaart is tot de god van
het westen uitgeroepen. Het is echter een god die algemeen verderf van zeden,
algemene hebzucht en zonde in vele uiteenlopende vormen in de zielen heeft gezaaid.
Offerbereidheid is, breed genomen, de bereidheid om in
navolging van Jezus op het kruis te gaan. Het kruis is daarbij symbool voor de
lasten van het leven. Deze komen vanzelf, zij horen gewoon bij het leven in de
stoffelijke wereld in een stoffelijk lichaam met zijn behoeften en zijn
ontsporingen (ziekten, pijnen). Het dragen van deze lasten in Liefde, overgave
en aanvaarding (toewijding!) vormt op zich reeds een offer. Doch in de engere
betekenis van het woord is een offer alles wat U bovenop deze natuurlijke
lasten nog vrijwillig zelf aan Uw dagelijks kruis toevoegt, dus een extra last
die U Uzelf oplegt. Een voorbeeld: U eet graag chocolade, doch raakt gedurende
een bepaalde tijd geen chocolade aan. Dat kan lastig zijn, maar precies dat
maakt het tot een waardevol offer. Inderdaad, het ontzeggen van
voedingsmiddelen is het dankbaarste terrein voor het brengen van offers, want U
krijgt er voortdurend gelegenheden toe.
De machtigste vorm van offerbereidheid is het vasten. Ik
verwijs graag naar De Hemelse Bruiloft voor uitgebreid commentaar op
deze uitermate waardevolle praktijk. Het ligt in de menselijke natuur om door
offers afgeschrikt te worden. In onze geest is een mechanisme werkzaam dat
eerder nastreeft wat wij als aangenaam ervaren, en vermijdt wat ons onaangenaam
aandoet. In die zin vergt het brengen van offers dat wij tegen de menselijke
natuur durven in te gaan. Is dit dan niet tegennatuurlijk, dus tegen
Gods Wil? Allerminst. U mag niet vergeten dat God de mens had geschapen om
steeds in volkomen gelukzaligheid in vereniging met Zijn Wil te leven. Pas door
de erfzonde, de zonde van ongehoorzaamheid en hoogmoed, is het lijden in de
menselijke natuur gekomen. De mens, die dus op dat ogenblik niet meer volkomen
'geprogrammeerd' was zoals God hem had bedoeld (in computertermen zou men
kunnen zeggen "er is door de erfzonde een virus in zijn basisprogramma
geslopen"), heeft sedertdien een groot gedeelte van zijn inspanningen
gericht op het vinden van wegen om het lijden te ontvluchten, vandaar bijvoorbeeld
alle inspanningen op het gebied van technologie en geneeskunde.
Offerbereidheid is in feite een deugd waardoor de mens te
kennen geeft dat hij toenadering zoekt tot God via de weg van het kruis omdat
hij er zich rekenschap van geeft, en aanvaardt, dat dit de enige weg is om
opnieuw aansluiting te vinden bij Gods Barmhartigheid. Waarom? Omdat de
zondeschuld van de hele mensheid Gods Gerechtigheid onder druk zet, en God Zich
niet volkomen met de mens kan verzoenen zolang die zondelast op de mensheid weegt:
de zondeschuld is als een dik wolkendek dat zich tussen God en de mensenzielen
heeft geschoven. Om de verzoening opnieuw tot stand te brengen, moet die
zondelast uitgeboet worden (het wolkendek dunner en dunner gemaakt worden,
zodat er opnieuw gaten in de bewolking komen om Gods Licht van Liefde en
bezieling door te laten). Die uitboeting is de weg van het kruis, de
opgeofferde lasten van het leven.
Slechts weinigen hebben dit begrepen, en nog kleiner is het
aantal van hen die daadwerkelijk gedurende langere tijd (bij voorkeur vanaf de
beslissing om het te doen tot in het uur van de dood) de weg van de toewijding
en de opoffering bewandelen. De ware offerbereidheid bloeit slechts op de
Liefde tot het kruis, en op een vermogen om zichzelf boven de eigen wereldse
behoeften te verheffen, wat uiteraard een vrucht van genadewerking is. De mens
is zo zwak wanneer het erop aankomt, een keuze te maken voor het minder
aangename boven het genot of de vermeende behoefte. De bloemenkroon trekt
oneindig veel meer aan dan de doornenkroon. De ziel die heeft geleerd, te leven
met de ogen en het hart op het Eeuwig Leven, zal de oneindige schatten
vinden die verborgen liggen in de beproevingen en de vrijwillige offers, want
haar ogen kijken dwars doorheen het werelds slijk dat om de schijnbaar mooie
verlokkingen ligt. De meeste mensen betreden dit terrein van de
bovennatuurlijke emoties nooit, sommigen doen dit nu en dan wel doch zijn daar
weinig standvastig in, en voor een kleine minderheid wordt dit een echte
levensstijl. Zij slagen erin, het lichaam zoveel mogelijk te zien als een
middel om offers te brengen, in plaats van als iets dat tot doel van alle
aandacht en genot moet dienen.
Offerbereidheid is de deugd die de mens aanzet tot het
uitspreken van het 'ja-woord', het "Fiat Voluntas Tua" (Uw Wil
geschiede), in navolging van Marias "Mij geschiede naar Uw woord",
dus tot de totale toewijding. Het is de deugd van de zelfverloochening, want
zolang men zichzelf te belangrijk acht, zal men weinig geneigd zijn om offers
te brengen.
Talrijk zijn zij door wie de deugd van de offerbereidheid
nauwelijks beoefend wordt. Het dagelijks kruis met aanvaarding en Liefde
dragen, is voor weinigen weggelegd. Vele mensen komen in opstand bij de
geringste tegenslag, en laten geen gelegenheid voorbij gaan om te klagen over
hun beproevingen en hun lijden, of om deze op te blazen tegenover ieder die
daar oren naar heeft, in de hoop, hun kruis zo zwaar mogelijk te laten lijken
en zo mogelijk te worden bewonderd om hun inzet, hun moed en hun vermogen om
'zulke zware lasten te torsen'. Van hen zei Jezus overigens dat zij hun loon
reeds hebben gehad, en dus voor het Eeuwig Leven nog weinig verdiensten zullen
overhouden aan het kruis dat zij hebben gedragen.
22. Boetvaardigheid
Boetvaardigheid, de bereidheid om boete te doen, is zeer
nauw verwant met de offerbereidheid. Boete is elke handeling waardoor men
zichzelf een last oplegt die bedoeld is om zonden (van zichzelf of van anderen)
goed te maken tegenover Gods Gerechtigheid. Terwijl offerbereidheid vaak
verwijst naar de bereidheid om iets te laten wat men nochtans liever wél zou
hebben of doen, verwijst boetvaardigheid doorgaans naar het wél doen van iets
wat men liever niet zou doen. De beide deugden berusten echter op eenzelfde
principe en gaan over het algemeen dan ook samen. De boeteling beschouwt
boetedoening als hoogste goed voor de zielen, en streeft ernaar, alles wat hem
genot kan verschaffen, zoveel mogelijk te vermijden. Men zou kunnen stellen:
'hij is hard voor zichzelf', al wil ik hierbij onmiddellijk aantekenen dat ook
deze zienswijze afhankelijk is van wat men van het leven verwacht.
Het ontzeggen van genot, zelfs het nastreven van relatieve
zelfkastijding (men hoeft niet noodzakelijk aan zelfgeseling te doen om
boeteling te zijn!) kan ervaren worden als een balsem voor de ziel, doordat het
alle verbindingskanalen met God wijd openstelt. Onder 'relatieve
zelfkastijding' versta ik hier: zichzelf niet in de watten leggen, geen
inspanning schuwen, niet terugdeinzen voor het dragen van pijn of ongemak om
voor de ziel van een medemens genaden af te smeken. Een dergelijke
ingesteldheid komt bij vele mensen over als middeleeuws, eigen aan aloude
strenge kloosterpraktijken of voorbehouden aan kluizenaars die dweepten met
heilige intenties. Niets is minder waar. Vooral in deze tijd van relatieve
overvloed is boetvaardigheid goud waard om de gemeenschappelijke zondeschuld
van de mensheid te helpen afbetalen. Wie dit beschouwt als een geestelijke
dwaling van een zonderling, heeft het Ware Leven met God (en met Maria) niet
begrepen, en heeft evenmin begrepen dat ook in onze tijd nog steeds zielen
geroepen worden tot de weg van de mystiek, het intens rechtstreeks contact met
de Hemel (Maria, Jezus), een weg die gewoonlijk gepaard gaat met een genadevolle
roeping tot strenge boetvaardigheid.
Boetedoening zuivert de ziel. Die zuivering is nodig om te
groeien. Ik heb het in De Hemelse Bruiloft uitgebreid over dit hele
systeem gehad, en zal er daarom op deze plaats niet verder over uitweiden.
Evenals voor de offerbereidheid geldt ook voor de
boetvaardigheid dat zij door de meeste mensen geschuwd wordt, om dezelfde
reden: het brengen van verstervingen en van offers wordt beschouwd als niet
verenigbaar met een overvloedsmaatschappij. Eeuwenlang hebben de meeste mensen
het moeilijk gehad. Ook de oorlogsjaren in de twintigste eeuw hebben vele
ontberingen gebracht, en zij die deze hebben doorstaan, zijn verleid door de
relatieve weelde van de naoorlogse periode. De generaties die daarna zijn
gekomen, zijn opgegroeid in die relatieve weelde, en zijn vaak ook verwend door
hun ouders, die wilden dat het hun kinderen beter zou vergaan dan henzelf.
Bedenk daarbij dat intussen de christelijke waarden steeds minder ingevolgd
zijn, en U begrijpt waarom boetvaardigheid door zeer velen wordt beschouwd als
een flinke stap achteruit. Dat is betreurenswaardig, want de materiële overdaad
en het stijgend onvermogen om zich iets te ontzeggen, heeft talloze zielen
sterk verontreinigd.
Het aloud Romeins gezegde "Mens sana in corpore sano" (een
gezonde geest in een gezond lichaam) moet ook hierop van toepassing worden
geacht. U hoeft U slechts aan te wennen om geregeld religieuze vastendagen in
Uw leven in te bouwen, en U zult ervaren hoeveel zuiverder U alles gaat
aanvoelen. Vasten, als koningin van de boetedoening, stort veelzijdige genaden
in de ziel. Bedenk bovendien dat er nog een vorm van boetedoening bestaat die
zeer waardevol is en U toch (indien U om gezondheidsredenen niet mag vasten)
van lichamelijk vasten kan vrijstellen: de boetedoening van de geest, de mond
en het hart. Een paar voorbeelden: leg Uzelf tijden van zwijgen op (vooral,
doch niet alleen, indien U te veel spreekt), verbied Uzelf een dag lang (liever
een leven lang, maar ik wil U niet meteen ontmoedigen...) om ook maar één
negatief woord over Uw medemensen te uiten, leg Uzelf op om liefdevol te zijn
tegen iemand die U eerder vlug op de zenuwen werkt, enzovoort. U zou er
verbaasd over kunnen staan welk zalig gevoel U s avonds over de voorbije dag
zult hebben. Waarom? Omdat Uw ziel dan de ware verbinding met God
teruggevonden heeft.
23. Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid is de mate waarin Uw medemens op U kan
betrouwen, dus de mate waarin hij aan U een houvast heeft. Een betrouwbaar mens
is een mens waarop men kan bouwen. Dat is nodig om tot gezonde relaties te
komen. Uw medemens moet weten dat U Uw woord nakomt, en niet 'ja' zegt terwijl
U 'neen' denkt of althans niet met volle overtuiging achter Uw beloften staat.
Betrouwbaarheid houdt in hoge mate verband met gelijkmoedigheid, want iemand
met een wispelturig gemoed is als een bouwvallig huis: het is gevaarlijk om er
in de buurt te blijven, vooral wanneer het waait.
Wanneer het een mens ontbreekt aan betrouwbaarheid, wordt
hij onberekenbaar genoemd: U kunt er 'geen staat op maken', en zult niet vlug
geneigd zijn om hem iets toe te vertrouwen, zeker niet indien het iets
belangrijks is.
In het licht van deze laatste opmerking is betrouwbaarheid
een gesteldheid die van U verwacht wordt als fundament voor toewijding. God kan
geen huis bouwen op een mens waarop Hij niet ten volle kan betrouwen. U moet
eerst blijk geven van het feit dat U niet te gauw uit het veld geslagen wordt,
pas dan kan God U inzetten voor de verwezenlijking van Zijn Plan. Indien U dus
waarlijk God (en Maria) wil dienen, zult U eerst beproefd worden, onder meer op
Uw betrouwbaarheid. Wanneer U voldoende standvastig blijkt te zijn, kunnen U
bijzondere taken toevertrouwd worden. Alle Werken van God zijn heilig. Een
heilig Werk wordt niet toevertrouwd aan een ziel die vandaag geestdriftig is
doch zich morgen reeds onderkoeld en onverschillig terugtrekt. Nauw samenwerken
met God, is een heilig verbond, vergelijkbaar met een huwelijk, en dat kan
alleen aangegaan worden met iemand die rechtlijnig is, en zich langdurig voor
zijn zaak weet in te zetten, dus betrouwbaar is.
Het niet nakomen van afspraken, is een uiting van
onbetrouwbaarheid. Ik zal het in punt 44 nog over afspraken hebben. Laat ik
hier alvast zeggen dat de mate waarin iemand stipt zijn afspraken met U nakomt,
een goede aanwijzing geeft voor zijn betrouwbaarheid.
Een andere vorm van onbetrouwbaarheid is het niet nakomen
van beloften. Wanneer U Uw medemens iets belooft, moet U een inspanning leveren
om deze gestand te doen. Indien dit door omstandigheden buiten Uw wil niet
(meer) mogelijk blijkt, moet U de eerlijkheid hebben om hem dit te zeggen, en
hem niet in het ongewisse te laten. Sommige mensen doen beloften en komen daar
achteraf nooit meer op terug omdat zij vergeetachtig zijn. In dit geval gaat het
doorgaans niet om een opzettelijk verzuim, doch wanneer U weet dat Uw geheugen
U wel eens in de steek laat of U door overbelasting (of ziekte) dingen neigt te
vergeten, doet U er goed aan, uit respect voor Uw medemens een aantekening te
maken van elke belofte die U doet, opdat U ze in alle eerlijkheid kunt trachten
na te komen. Een variante op het niet nakomen van beloften, is Uw medemens aan
het lijntje houden.
U doet daarbij Uw medemens een belofte zonder de echte
intentie, deze ooit na te komen, bijvoorbeeld met de bedoeling, hem aan U te
binden.
Ik heb erop gewezen dat God de ziel slechts opdrachten kan
toevertrouwen voor zover die ziel betrouwbaar is. Dat is het precies wat
betrouwbaarheid in spiritueel opzicht zo belangrijk maakt. Een ziel waarop God
niet kan vertrouwen, werkt Zijn Plan tegen doordat zij de chaos in de Schepping
helpt bevorderen. God brengt grote dingen tot stand in een ziel die zich daar
totaal toe leent. Het vervullen van Uw roeping, en Uw beschikbaarheid voor Gods
Plan van Heil met de zielen, is doorslaggevend voor de grootte van 'het loon
dat Jezus zal meebrengen' wanneer Hij de wereld zal oordelen. Bovendien mag U
nog zulke grote vorderingen maken in de deugden, indien Uw betrouwbaarheid
ontoereikend is, is Uw ziel als een huis waarvan de stenen nochtans van
degelijke kwaliteit zijn, doch aan elkaar gemetseld zijn met een minderwaardig
cement dat spoedig afbrokkelt en bij winderig weer in elkaar dreigt te zakken.
Vandaar ook mijn beeld van het bouwvallig huis dat een gevaar vormt voor ieder
die in de nabijheid komt, vooral wanneer het waait.
24. Onbaatzuchtigheid
Onbaatzuchtigheid is de ingesteldheid waarbij de mens niet
de neiging heeft om voor alles wat hij doet iets terug te verwachten. Deze mens
stelt al zijn handelingen vanuit zuivere Liefde, en schept meer vreugde in
geven dan in krijgen. Hij stelt ze zonder de bedoeling, er enige baat bij te
hebben. Het is hem er niet om te doen, tijdens zijn aardse leven vruchten te
plukken van zijn verdiensten, want de vruchten der wereld interesseren hem
slechts matig of zo goed als niet.
Deze deugd vormt één van de noodzakelijke fundamenten voor
oprechte, totale toewijding. In het handelen van elke dag wordt de mens in deze
deugd gedreven door een zuivere betrachting van het goede, de naastenliefde, en
hij wordt daarbij gestimuleerd door de vreugde van het geven. Hij voelt deze
vreugde reeds bij voorbaat, in het vooruitzicht dat hij zijn medemens een
vreugde zal bereiden. Hij verlangt daarbij geen ogenblik dat hem voor zijn
goede daad ook maar het geringste terug zou worden gegeven. In het gebed komt
de onbaatzuchtigheid tot uiting wanneer U bidt uit zuiver idealisme, zonder een
intentie voor Uzelf te formuleren. U bidt niet (of slechts uitzonderlijk) om
iets te bekomen waar Uzelf rechtstreeks beter van zou worden, doch louter voor
de intenties van God (Jezus, Maria) of van een medemens. In het ideale geval is
het voor U zelfs niet echt van belang, te weten of en waar en hoe Uw intentie
verhoord is, al zou het U uiteraard vreugde bereiden indien dat zo zou blijken
te zijn. De vreugde schuilt voor U louter in het feit dat U beseft dat Uw gebed
Jezus en Maria behaagt en dat het ertoe bijdraagt, Hun intenties (Gods
Heilsplan in al zijn geledingen) te verwezenlijken. Een grote uiting van
onbaatzuchtigheid is bijvoorbeeld boetedoening, vasten, het brengen van
allerlei offers uit loutere Liefde voor Jezus en Maria. Het verschaft U daarbij
vreugde, iets van Uzelf (in dit geval Uw inspanning) te geven voor de intenties
van de Hemel, of U voor die intenties iets te ontzeggen, Uzelf dus als het ware
'pijn te doen' uit Liefde.
Het tegenovergestelde van deze deugd, is de houding waarbij
men dingen doet in de hoop en verwachting, iets in de plaats te krijgen.
Daarbij wordt dan automatisch verwacht dat hetgeen men zal terugkrijgen, iets
tastbaars is (dus bijvoorbeeld geen spirituele genade, want deze wordt dan niet
herkend), en dat het ten minste evenveel (materiële) waarde zou hebben als
datgene wat men gegeven heeft. Indien men met deze ingesteldheid een gebed verricht,
verwacht men onmiddellijk verhoring. Indien een vervulling van de verwachting
niet zichtbaar volgt, voelt men zich door God bekocht, en is het gevaar niet
ondenkbaar dat men alle geloofspraktijken terzijde schuift 'tot God Zijn schuld
afbetaald heeft'.
Een vorm van gebrek aan onbaatzuchtigheid, maar dan
voornamelijk op een niet-materieel gebied, is de behoefte om beklaagd te
worden, die bij sommige mensen aan de dag treedt. Deze mensen gebruiken hun
lijden en lasten om er beter van te worden in de ogen van hun medemens, en soms
zelfs om hun medemens emotioneel te manipuleren, om meer van hen gedaan te
krijgen. In dezelfde lijn ligt de emotionele chantage, waarbij U een medemens
in een situatie brengt waarin hij om morele redenen iets niet meer durft
nalaten of niet durft doen of zeggen. Ook hier worden de gevoelens van de
medemens misbruikt tot eigen nut.
25. Onzelfzuchtigheid
Onzelfzuchtigheid ligt niet zo ver naast onbaatzuchtigheid.
Ook hier worden de noden en behoeften van de medemens boven de eigen noden en
behoeften gesteld. Men heeft de neiging, zichzelf steeds weg te cijferen voor
de ander. Het voornaamste verschil bestaat hierin, dat onbaatzuchtigheid een
deugd is die aan de oppervlakte komt op het ogenblik waarop men iets wil doen,
terwijl onzelfzuchtigheid ook tot uiting komt in Uw manier van zijn,
zonder dat één of andere handeling wordt gesteld. Onzelfzuchtigheid is de
gesteldheid waarbij U de ander in het middelpunt van alles plaatst en zelf in
de marge gaat staan, dus Uzelf minder belangrijk maakt dan Uw medemens.
Onzelfzuchtigheid wordt ook wel altruïsme genoemd, het
tegendeel van egoïsme. Egoïsme is de houding van de mens die alles voor zich
opeist, vaak ten koste van de ander, omdat hij vindt dat hij meer recht heeft
op alle dingen dan zijn medemens, of omdat hij bang is dat hij minder zal
krijgen indien zijn medemens iets extra krijgt. Wanneer egoïsme zo ver gaat dat
U ervan overtuigd bent dat het normaal is dat alles in het leven om U heen
draait, dat U het middelpunt van alles bent, heet deze ingesteldheid
egocentrisme. Egocentrisme is een uiting van verregaande hoogmoed en zelfs
verwaandheid.
Onzelfzuchtigheid komt mooi tot uiting in de Liefde.
Aardgebonden liefde, dus liefde voor zover deze lichamelijke aspecten heeft
(het seksuele, erotische) is nooit volkomen onzelfzuchtig, doch voor een (klein
of groot) gedeelte gericht op eigen bevrediging: wat kan ik uit de
relatie halen? In hoeverre bevredigt zij mijn noden? Naarmate de Liefde
tussen mensen 'verhevener' wordt, neemt het onzelfzuchtig karakter ervan toe.
De Liefde wordt meer en meer vergeestelijkt. Waarlijk Hemelse Liefde
daarentegen, zoals de mystieke liefdesrelatie tussen God (Maria) en de
mysticus, is bevrijd van het lichamelijke en daardoor onzelfzuchtig. Deze
Liefde wordt dermate uitgezuiverd dat zij louter drijft op de vurige behoefte
om de ander het beste van zichzelf te geven: er bestaat een intens gevoelde
behoefte aan 'zelfslachtoffering' ten bate van de Meester(es).
Het is in dit licht dat U het begrip 'liefdesslavernij' van
de heilige Grignion de Montfort kunt begrijpen: de totaal aan Maria toegewijde
ziel, die door Maria is geroepen om zich helemaal, onvoorwaardelijk en voor
eeuwig aan Haar te geven in al haar doen en laten, wordt Haar slaaf in de
Liefde. Zij geeft zich volkomen aan Maria, zonder iets terug te verwachten,
zonder iets voor zichzelf te vragen, louter om de vreugde, Haar volmaakt te
dienen met de inzet van alles wat zij is en heeft, en van haar hele leven. De
behoeften van haar Meesteres vormen de enige zin van haar bestaan, haar enige
drijfveer. Zij ziet zichzelf als nietig en onbelangrijk, Maria is de Enige om
wie alles gaat. Naarmate de toegewijde in deze gesteldheid groeit, wordt zij
sterker in de onzelfzuchtigheid. Vereisten om hiertoe te komen, zijn vurige
Liefde, diepe nederigheid, een grote gehoorzaamheid, en het vermogen om
zichzelf te vergeten. Vandaar de leuze van de echt aan Maria toegewijde ziel,
die ik reeds jaren geleden neerschreef: "Ik leef niet meer, Maria
leeft in mij", waarmee ik toen verwees naar de woorden van de
Heilige Paulus: "ik leef niet meer, Christus leeft in mij". Jezus en
Maria zijn overigens de mooiste voorbeelden voor volmaakte onzelfzuchtigheid
geweest. Nooit hebben Zij een handeling gesteld waardoor Zij Zichzelf in het
middelpunt wilden plaatsen of waarmee Zij enige baat voor Zichzelf beoogden.
De onzelfzuchtige mens heeft geen behoefte aan het zoeken
naar eigen eer, met andere woorden hij is niet eerzuchtig. Hij heeft
er geen behoefte aan, bewierookt te worden, en stelt er geen prijs op dat
iedereen weet dat hij dit of dat gedaan heeft.
Ware onzelfzuchtigheid is onmogelijk zonder vertrouwen op
Gods Voorzienigheid. U moet ervan doordrongen zijn dat God steeds voor U zal
zorgen, en wel des te meer naarmate U zich belangeloos inzet voor Uw medemens.
Pas dan zal het voor U mogelijk zijn, Uzelf weg te cijferen voor Uw medemens,
zijn belangen voorrang te geven op de Uwe.
26. Vredelievendheid
Een vredelievend mens betracht in alles de harmonie, een
vredevolle omgang met zijn medemens. Hij houdt niet van onenigheid, onvrede of
ruzies. Hij zal ten allen prijze vermijden om zijn toevlucht te nemen tot
geweld, en is doorgaans ook snel geschokt wanneer hij getuige wordt van
situaties waarin geweld, onvrede of onenigheid tot uitdrukking worden gebracht.
Hij is geneigd om overal vrede te sluiten waar onenigheid heerst, ruzies te
beslechten, misverstanden zo snel mogelijk op te ruimen (om het even of hijzelf
erbij betrokken is of niet).
Vredelievendheid is een uiting van het besef dat alles wat
Gods Geest ademt, vrede en Liefde is, en dat alles wat hiervan afwijkt, niet
van God komt en ook nooit door God bezield of goedgekeurd kan worden. In de
politieke betrekkingen wordt vredelievendheid wel eens aangeduid met de term
pacifisme, een houding die verwijst naar het zoeken naar vredevolle oplossingen
voor elk probleem, en het te allen prijze vermijden van oorlogvoering. Niemand
kan ontkennen dat politieke regimes die afstevenen op oorlogvoering, hetzij
oorlog met andere staten hetzij de instandhouding van innerlijke strijd en
vervolgingen, vroeg of laat ook steeds op andere terreinen blijk geven van
onchristelijke drijfveren. Geweld en verdeeldheid worden nooit door God gewild,
en een overheid die de bevolking tracht te overtuigen van het tegendeel,
predikt een dwaalleer. Het is de ware christen nooit toegestaan, zich achter
verdeeldheid te scharen, want wie verdeelt, kan nooit de zaak van Christus
dienen. Indien twee of meer bevolkingsgroepen in een onderlinge
conflictsituatie verkeren, of enig risico op onderling conflict bestaat,
bestaat de enige geoorloofde houding voor de christen hierin, dat hij een
voorbeeld van Liefde voorleeft, en met gebed en offers de ander naar de
genade van bekering poogt te brengen.
Deze religieuze oplossing moet hij te allen tijde de
voorrang geven op louter politieke oplossingen die de onvrede kunnen
bevorderen. Ik denk daarbij, onder andere, aan de situatie waarbij in een land
christenen en niet-christenen naast elkaar leven. Een politiek waarbij de
niet-christelijke groep met verbanning bedreigd wordt of vijandig benaderd
wordt, doet afbreuk aan de christelijke leer. De enige gezonde houding, Jezus
Christus waardig, bestaat hierin, dat U als christen deze mensen met Liefde
benadert zodat zij vroeg of laat geraakt mogen worden door de levenshouding van
de ware christen. Alleen wanneer zij in hun hart getroffen worden door Uw
Liefde, zullen zij respect krijgen voor de leerstelling en de levensvisie van
Christus, en kan in hen de kiem voor bekering ontwikkelen. Dàt is wat Jezus
wil: breng eenheid, geen verdeeldheid. Elke redenering die U wil overtuigen van
de noodzaak van politieke afscheiding of uitbanning, is een schijnoplossing die
op een spirituele dwaling berust.
Het is niet onbelangrijk, te overwegen dat U zich schuldig
kunt maken aan onchristelijke activiteit indien U bijvoorbeeld tijdens een
verkiezing Uw stem uitbrengt voor een politieke partij waarvan U bekend is dat
zij onchristelijke waarden bevordert, onder meer racisme, gewelddadigheid,
oorlog, een totalitair regime, enzovoort. U draagt hierdoor immers bij tot de
bevordering van een onchristelijke samenleving en werkt dus Gods Plan tegen.
Iets gelijkaardigs geldt in het verenigingsleven: Vermijd lidmaatschap
van een organisatie, club of vereniging waarvan U bekend is dat zij de
christelijke waarden niet bevordert of er zelfs afbreuk aan doet.
Gebrek aan vredelievendheid ligt aan de basis van elk
leerstelsel dat afscheiding, strijd en onverdraagzaamheid tussen volksgroepen
predikt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij racisme: vijandigheid ten opzichte
van mensen die tot een ander ras behoren om de enige reden dat zij daartoe
behoren. Bekende voorbeelden zijn het antisemitisme (jodenhaat) en de
strijd tussen blanken en zwarten, zoals deze vooral in de Verenigde Staten en
in Zuid-Afrika zeer intens hebben gewoed en nog steeds niet helemaal verdwenen
zijn. Deze houdingen zijn volgens de christelijke leer in geen enkel opzicht
aanvaardbaar.
Een gebrek aan vredelievendheid komt op kleine schaal reeds
tot uiting in de neiging om twistziek te zijn. Sommige mensen zijn zodanig
teleurgesteld in het leven dat zij zich op hun medemens afreageren door om
allerlei redenen ruzie te zoeken. Zij zondigen constant tegen de naastenliefde.
Doorgaans hebben deze mensen de neiging, in elke aangelegenheid gelijk te
willen krijgen, alsof zij er voldoening in scheppen, zich in alles boven de
ander te stellen. Zij hebben vaak de neiging om zich door te zetten. Zij
koesteren een geldingsdrang en willen voelen dat zij macht hebben over hun medemens.
Vaak oefenen zij die macht uit door intimidatie: door stemverheffing of door in
te spelen op de vrees van de ander voor conflict, overheersen zij hem. Vele
mensen die zich in wezen minderwaardig voelen, tiranniseren op deze wijze hun
medemens. Zij willen hun gevoel van eigenwaarde verhogen door de ander voor hen
bevreesd te maken. Deze mensen handelen vanuit een gebrek aan vrede in hun
eigen hart, en beminnen daarom ook niet de vrede naar hun medemens toe: gebrek
aan vredelievendheid.
Een herhaalde overtreding tegen de vredelievendheid is ook
de karaktertrek van sommige mensen om mensen tegen elkaar op te zetten,
onenigheden aan te wakkeren of ruzies uit te lokken. Het is moeilijk, iets lief
te hebben dat men niet kent. Mensen die weinig of geen vredelievendheid
bezitten, kennen de ware Vrede niet. Pas wanneer zij in zich de vonk van het
heilig Vuur leren ontdekken, alsook de daarmee gepaard gaande vreugde, oogsten
zij daarmee ook de Ware Liefde, die hen in staat zal stellen om de waarde van
de harmonie tussen mensen, en Gods verlangen naar die harmonie, op prijs te
stellen.
27. Ingetogenheid
Ingetogenheid is een deugd die veel te maken heeft met een
hoogontwikkelde innerlijke Vrede, zelfbeheersing en nederigheid. De ingetogen
ziel is een mens die alles doet om niet op te vallen, noch in woord noch in
daad. Wanneer hij iets doet, doet hij dit zo onopvallend mogelijk, het liefst
zelfs in het verborgene. Wanneer hij spreekt, doet hij dit met een zachte, vaak
stille stem. Hij wil ten allen prijze vermijden, zijn medemensen te storen, hun
rust te verstoren en de aandacht naar zich toe te trekken. Hij vermijdt alle
uitbundigheid in woord en daad, precies omdat dit de ogen van anderen op hem
zou doen vestigen. Hij handelt niet in de eerste plaats zo omdat hij bedeesd of
schuchter zou zijn of zich minderwaardig zou voelen, doch omdat het hem stoort
wanneer zijn medemens hem speciale aandacht geeft als gevolg van zijn handelen
of spreken. De ingetogen mens straalt een vredige rust uit, een soort
onverstoorbaarheid die zijn medemens vertrouwen schenkt. Van hem gaat geen
bedreiging uit, doch een soort zalvende tegenwoordigheid. Hoe onopvallend de
ingetogen mens ook tracht te blijven, er is één categorie van zielen bij wie
hij vroeg of laat wél opvalt, namelijk bij hen die gevoelig zijn voor de
rustige sfeer die wordt geïnspireerd door Gods Geest. De ingetogen ziel opent
zich doorgaans gemakkelijk voor de vroomheid, het stil contact met God.
De ingetogen mens verricht goede werken op een zo
onopvallend mogelijke wijze, nooit om daarmee op te vallen. Vaak is de
ingetogen mens zo onopvallend dat het lijkt alsof hij er niet eens is. Zo lijkt
hij dus op een engel: Uw engelbewaarder is er ook, zonder dat zijn aanwezigheid
de mensen opvalt. Ingetogenheid komt eveneens tot uiting in een rustige manier
van reageren op dingen die in Uw omgeving gebeuren, want de ingetogen ziel laat
de vrede die zij in haar hart heeft gevonden doordat zij zich met God (Jezus,
Maria) verbonden weet, niet graag verstoren, en beseft dat elke opwinding
waarin zij zich zou laten meeslepen, de vrede inderdaad kan wegnemen.
Het tegenovergestelde van ingetogenheid is de uitbundigheid
en de drang om op te vallen, die vaak gepaard gaat met een zucht naar
erkenning. De ziel die deze houding koestert, heeft er nood aan, 'iemand'
te zijn in de ogen van haar medemens. Vaak inhoudsloos of onwaardig gedrag
wordt zo opvallend mogelijk tentoon gespreid in de hoop dat anderen er zullen
naar opkijken en daardoor het gevoel van belangrijkheid zullen verhogen.
Desnoods neemt deze mens zijn toevlucht tot aanstootgevend en schokkend gedrag,
en wordt zijn hoogmoed vergroot naarmate zijn poging meer succes lijkt te
hebben. Hoogmoed is inderdaad de kern van dit gedrag, evenals de nederigheid in
de kern van de ingetogenheid zit.
28. Nederigheid
De nederigheid is één van de deugden die een ziel het meest
sieren. Koester Uw nietigheid, en U zult groot zijn in Gods ogen. Nederigheid
berust in principe op het vermogen om Uzelf op Uw werkelijke waarde als
mens te schatten. De nederige mens is zich bewust van de nietigheid van de
mens: een hoopje stof dat door God tot leven is gewekt. Dat is wat God zozeer
aantrekt in de nederige mens: dat hij te allen tijde beseft wie hij is, een
radertje binnen Gods Heilsplan, een ziel wier leven geen doel op zich is, doch
een middel tot verwezenlijking van Gods Plan. De nederige mens is aldus eerst
en vooral een mens die oog heeft voor de juiste orde waarin God de dingen
beschikt heeft, en die zijn eigen plaats daarin herkent en aanvaardt. Ware nederigheid
bestaat niet alleen uit het besef dat men tegenover God en binnen Zijn Plan
slechts een radertje is, doch betekent ook dat men zichzelf als mens onder de
mensen als klein wil beschouwen. De nederige mens is doordrongen van de
relativiteit van alles, met andere woorden: hij is zich ervan bewust dat het
belang van mensen en hun prestaties en verdiensten nooit overschat mag worden.
Tenslotte is alles genadewerking, en niets is mogelijk tenzij God dit toestaat.
De nederige ziel heeft dit begrepen, en beschouwt daarom zichzelf en haar
handelingen als klein.
De nederigheid heeft vele tegenpolen. Anders gezegd: Er zijn
uiteenlopende houdingen en gesteldheden die tot uiting komen wanneer de
nederigheid slecht ontwikkeld is. De eerste is uiteraard de hoogmoed. Hoogmoed
is de gesteldheid waarbij de ziel zichzelf op een voetstuk plaatst, zich hoger
en belangrijker waant dan de ander. Hoogmoed lag aan de basis van de val van
Lucifer. Lucifer (de satan) was aanvankelijk een hooggeplaatste engel, die op
grond van de hem toebedeelde krachten zo verwaand werd dat hij zich hoger begon
te wanen dan God en tegen Hem in opstand kwam. Hij steeg God zelf naar de
kroon, en verzette zich overigens ook tegen Gods beschikking om van de mens de
kroon van de Schepping te maken, die zelfs door de engelen gediend zou worden.
Omwille van dit gebrek aan nederigheid werd hij samen met zijn volgelingen uit
de Hemel verstoten, want in de Hemel is geen plaats voor hoogmoed.
Bedenk dit wel: Nederigheid blijkt hier een sleutel tot het
Paradijs te zijn. Op één lijn met de hoogmoed ligt de trots. Trots wekt
bovendien de bijgedachte van koppige volharding in deze gesteldheid. Trots is
bijvoorbeeld de houding van de mens die een fout heeft begaan en ondanks het
feit dat hij overduidelijke tekenen krijgt van zijn ongelijk, blijft volharden
tegen beter weten in. Veel voorkomend is het voorbeeld van de mens die zich in
een medemens heeft vergist, en terwijl alles ervoor spreekt dat hij fout is
geweest, in geen geval zijn fout wil toegeven, uit vrees voor gezichtsverlies.
Deze mens heeft niet begrepen hoe groot in Gods ogen de mens is die de
edelmoedigheid bezit om zichzelf te vernederen om de waarheid te dienen.
De trotse, hoogmoedige mens leeft inderdaad in een schijnwereld van onwaarheid,
over zichzelf zowel als over zijn omgeving. In de letterlijke zin van het woord
stapt hij in de voetsporen van de satan. De hoogmoedige mens heeft de neiging,
op lof te azen en bejubeld of geprezen te willen worden.
Hoogmoed wordt eveneens in praktijk gebracht door de mens
die zijn medemens kleineert of neerbuigend behandelt. Dit is vaak, maar
lang niet alleen, het geval in de houding van mensen ten opzichte van
bedelaars, minderbedeelden, andersvaliden, mensen die in armoede leven. De
hoogmoedige mens wekt de illusie dat hij meer waard is, of verstandiger, dan
zijn medemens. De medemens uit de hoogte behandelen, op hem neerkijken, hem een
gevoel van minderwaardigheid geven, is één van de geliefkoosde strategieën van
Gods tegenstander om een ziel te ontwrichten. Waar de hoogmoedige ziel zich
geen rekenschap van geeft, is dat zijzelf het groot slachtoffer is, want zij
tekent het vonnis van haar eigen veroordeling. Hoogmoed is een gruwel in Gods
ogen, precies vanwege de gelijkenis met het gedrag van de gevallen engelen van
Lucifer. Dit is een bedenking die vooral geldt voor een mens die daadwerkelijk
macht of gezag bezit. Jezus zei reeds tot Pilatus: "Ge zoudt volstrekt
geen macht over Mij hebben indien deze u niet van boven was gegeven".
Houd deze woorden steeds voor ogen: Indien (ik zeg dit met nadruk: indien)
U boven Uw medemens komt te staan, weet dan dat deze positie U door Gods
Voorzienigheid is verleend, omdat U in die positie een welbepaalde taak te
vervullen hebt. Maak daar dus geen misbruik van, indien U niet veroordeeld wil
worden wegens misbruik van Gods vertrouwen in U.
Vormen van hoogmoed zijn het opscheppen in woord of daad, en
de verwaandheid. Men wil hierdoor bij de medemens de indruk wekken dat men
zeer zelfverzekerd is omdat men voelt dat daarvoor een reden is, namelijk dat
men werkelijk meer waard is dan de ander. Sommige mensen slagen erin, hun
medemensen het gevoel te geven dat bij hen alles lukt, zonder slag of stoot,
zonder inspanning, alsof zij God in hoogsteigen persoon waren, of dat zij door
God veel meer begenadigd zijn dan de 'gewone mens'. Dit kan bij deze medemensen
een verwoestend effect krijgen, en deze zelfs fataal blokkeren in de
ontwikkeling van hun ziel, doordat zij de indruk krijgen dat God hen niet
bemint. De verwaande, opschepperige mens is niet zelden verantwoordelijk voor
minderwaardigheidsgevoelens bij zijn medemens.
Een andere vorm van hoogmoed is de betweterij, waarbij
in feite een zekere verwaandheid gepaard gaat met gebrek aan Wijsheid. De
betweter is een mens die over alles een vaste mening heeft, en ervan overtuigd
is dat hij, en hij alleen, gelijk heeft, en dit ook niet onder stoelen of
banken steekt. Hij geeft zich onvoldoende rekenschap van het feit dat alle
menselijke waarheden en kennis zeer relatief zijn. Met klem vasthouden aan Uw
eigen gelijk, is dus vaak onwijs. Wanneer dit tot karaktertrek wordt, is sprake
van verwaandheid, want het is onmogelijk dat een mens altijd gelijk heeft: geen
enkel mens bezit de absolute Wijsheid of is alwetend. Een variant op de
betweterij is de neiging om Uw medemens steeds te corrigeren. Door deze
neiging wekt U de indruk dat Uw medemens zelden of nooit iets goeds doet, en
dat Uw eigen systeem om de dingen aan te pakken automatisch in alle gevallen de
enige juiste is.
Hoogmoed kan de vorm aannemen van overdreven aandacht voor
het eigen prestige, het aanzien dat de mens in de ogen van zijn medemens
wil genieten. Aan deze ondeugd vallen onder andere gemakkelijk mensen ten prooi
die veel in de kijker lopen, zoals in de wereld van de competitiesport, film en
televisie, muziek enzovoort. Zucht naar prestige wordt dan wel eens tot doel op
zich. In zekere zin vallen ook de zelfvoldaanheid en de zelfgenoegzaamheid
onder de hoogmoed. Dit zijn ondeugden omdat zij uitingen van verwaandheid zijn.
De zelfvoldane of zelfgenoegzame mens schept zoveel behagen in zichzelf dat hij
nauwelijks een reden kan bedenken waarom hij aan zichzelf zou werken. Hij is
ervan overtuigd dat hij volmaakt is, of althans geen verbetering behoeft. Vele
christenen bezondigen zich aan zelfgenoegzaamheid door te menen dat een
wekelijks bezoek aan de Heilige Mis, het dagelijks gebed van een rozenhoedje en
de geregelde deelname aan een bedevaart hen automatisch zonder meer naar de
Hemel voert. Zij achten elke verdere inspanning (meer gebed, regelmatige boete,
vasten, offers, volhardende inspanning in de deugdzaamheid enzovoort) totaal
overbodig. Deze mensen hebben de nijpende noden en het zwaar onevenwicht in de
Goddelijke Scheppingsorde, noch hun eigen herstellende rol daarin als ware
christenen, niet begrepen.
Een enigszins geraffineerde vorm van hoogmoed is de
ijdelheid. Dit is een gesteldheid waarbij een mens de neiging vertoont om
te pronken met zijn of haar lichamelijke schoonheid, of althans ten minste
tracht om bepaalde lichamelijke eigenschappen derwijze tot uitdrukking te
brengen dat deze door de medemens bewonderd zouden kunnen worden. Zij wordt
ingegeven door een zekere behaagzucht, de gedrevenheid om behagen te
wekken in de ogen van de medemens. Deze gesteldheid heeft tot doel, zichzelf
boven anderen te verheffen, en wordt ook niet zelden gebruikt als machtsmiddel:
door lichamelijke schoonheid kan een grote macht uitgeoefend worden over de
medemens, omdat de seksualiteit een grote behoefte kan zijn. Zij kan ook aan de
basis liggen van ontmoediging bij de lichamelijk minder begiftigde medemens,
evenals van lichamelijke onzuiverheid in allerlei gradaties, tot en met
erotiek, prostitutie enzovoort. De ijdelheid kan voor een deel berusten op
onzekerheid over zichzelf, en wordt dan in feite tot zelfmisleiding en zelfs
onoprechtheid. Men wil iemand lijken die men niet is. Voor zover ijdelheid
ingegeven wordt door machtswellust (waar ik zo dadelijk op terugkom), kan
sprake zijn van geldingsdrang, die wel eens een gevoel van minderwaarde moet
verbergen.
Er is inderdaad een uiting van hoogmoed die, paradoxaal
uitgedrukt, vaak berust op een gevoel van minderwaardigheid:
geldingsdrang, de neiging om zich door te zetten, de eigen wil te laten
gelden in een poging om anderen te intimideren of aan zich te onderwerpen.
Geldingsdrang komt tot uiting in elk gedrag waardoor U Uw medemens een signaal
geeft waaruit hij opmaakt "met die man/vrouw valt niet te spotten, ik kan
maar beter toegeven". Geldingsdrang is een gesteldheid die neerkomt op een
(weliswaar soms geraffineerde) vernedering van Uw medemens: U dringt hem in een
positie waarin hij het gevoel krijgt dat hij minderwaardig is of dat hij moet
toegeven (al was het maar om moeilijkheden te vermijden). Intimidatie is
onverenigbaar met de Liefde die God van ons verwacht, want intimidatie is
manipulatie door het opwekken van een zekere vrees of onrust, en vrees is
onverenigbaar met Liefde. Een specifieke vorm van intimidatie is deze waarbij U
Uw medemens onzeker maakt of een ongemakkelijk gevoel geeft door de wijze
waarop U hem aankijkt. Hierbij gaat het doorgaans om het toewerpen van blikken
die als onderzoekend, onvriendelijk, argwanend of kwetsend onverschillig
overkomen.
Hoogmoed kan tot uitdrukking komen in heerszucht en
machtswellust. Heerszucht is de gesteldheid waarbij U gedreven wordt door
de behoefte om Uw medemens te beheersen (te domineren). Machtswellust is de
gesteldheid waardoor mensen genieten van de macht die zij over hun medemens
kunnen uitoefenen. Macht is het vermogen om het gedrag van Uw medemens te
beïnvloeden. Het leven kan U in posities brengen waarin U automatisch macht
over medemensen verwerft. Dat hoeft uiteraard niet noodzakelijk te wijzen op
een gebrek aan nederigheid. Dit laatste geldt slechts voor zover U Uw macht
neigt te misbruiken. In dit geval is doorgaans sprake van hoogmoed, en vaak
eveneens van een zucht of verlangen naar materieel gewin.
Een modern verschijnsel is de assertiviteit. Dit is een
gedragstechniek (want zo moet men dit in feite noemen) die door bepaalde strekkingen
in de psychologie wordt aanbevolen als een middel om Uzelf geestelijk gezond te
houden door 'niet op Uw kop te laten zitten'. In spiritueel opzicht heeft dit
een bedenkelijk fundament. Assertiviteit betekent: Uzelf doorzetten, van U
afbijten, vaak tot elke prijs. Deze houding bevordert de onvrede tussen mensen.
Er zijn andere manieren om voor de waarheid op te komen. Een assertief gedrag
zendt het signaal uit dat U Uzelf belangrijker acht dan Uw medemens, en dat U
Uw zin wil krijgen, zelfs indien U daarvoor alle Liefde en vriendelijkheid moet
verloochenen. In Gods ogen zult U met een dergelijk gedrag geen hoge punten
scoren. Bedenk steeds dat U de waardigheid van Uw medemens hoog moet achten, en
dat U bereid moet blijven om bepaalde toegevingen te doen. Het is zelfs uiterst
waardevol dat U bereid zou blijven om nu en dan een deel van Uw rechten op te
offeren, een toegeving te doen zelfs al bent U in het recht. Beschouw dit als
een oefening in nederigheid.
Onthoud steeds dat de mate waarin U nieuwe en steeds grotere
genaden voor Uw ziel ontvangt, in belangrijke mate wordt bepaald door de graad
van nederigheid die U koestert. Nederige zielen worden tot goudmijnen van
genaden. Niets snijdt Gods toenaderingen tot Uw ziel sneller en abrupter af dan
een uiting van hoogmoed, onder welke vorm dan ook. De nederige zielen, die
nochtans de minst opvallende van alle zijn, zijn in werkelijkheid de machtigen,
want zij krijgen van God alles gedaan (mits hun verzoeken niet onverenigbaar
zijn met Gods Plan).
De twee grootste voorbeelden zijn Jezus en Maria. Jezus
verrichtte elke dag de grootste wonderen, doch heeft daar geen misbruik van
gemaakt om Zichzelf boven de sterfelijke mens te stellen. Zodra men Hem op
handen wilde dragen, verdween Hij om in afzondering te gaan bidden. Waarom?
Omdat Hij slechts één doel had: niet Zijn persoonlijke verheerlijking, doch de
vestiging van het Rijk Gods op aarde, en dit in volkomen onthechting van alle
wereldse glorie. Maria, vervuld van Hemelse schoonheid en ongekende krachten en
eigenschappen, heeft de macht gekregen om het kwaad onder Haar voeten te
verpletteren. Zij wist welke onbegrensde macht Zij over mensen bezat, doch is
het toonbeeld van onopvallendheid en nederigheid gebleven. Volg deze
voorbeelden na tot in het heldhaftige toe, en Uw grootheid in Gods ogen zal
onmetelijk zijn.
|