Zuid-Amerika
Inhoud blog
  • Bogota 4 – 9 juli
  • Mérida 18 juni – 3 juli
  • Maracaibo en Coro 13 – 17 juni
  • Taganga 2: Lost City en duiken: 30 mei – 13 juni
  • Cartagena en Taganga (deel 1) 20 – 29 mei
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    10-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bogota 4 – 9 juli
    Dag allen,

    Mijn laatste lange verplaatsing over land was niet bepaald de meest succesvolle (diarree en bussen gaan niet goed samen). Volledig klaar voor een reis van een flink etmaal, stapte ik op de bus van Mérida naar San Cristobal. Een zestal uren op de bus. In San Cristobal moest ik overstappen richting San Antonio; een goeie twee uren op de bus. Een taxi bracht me tot aan de terminal van Cucuta, maar vergat te stoppen aan de grens, waardoor ik geen stempels had in mijn paspoort en dus officieel nog in Venezuela was. Gevolg: ik moest een taxi terug nemen naar Venezuela, stempeltjes halen en terug naar Colombia. Een dure rit, maar redelijk noodzakelijk. De bus van Cucuta naar Bogota was goed voor alweer 14 uren genieten van te veel airconditioning. In totaal een 26-tal uren onderweg. Gelukkig de laatste keer.

    In Bogota werd het me pijnlijk duidelijk dat dit het einde van mijn reis was. Mede daardoor deed ik niet bijster veel de laatste dagen. De Copa America is gestart, goed voor minstens één partijtje voetbal per dag. Colombia-Argentinië kijken op een groot scherm in de stad is een belevenis, zeker omdat Colombia de betere ploeg was en Argentinië niet verder kwam dan een billijk gelijkspel (foto 1). Het uitgaansleven in Bogota is leuk, mede omdat we met een leuke bende volk waren in het hostel om samen weg te gaan.

    Ik hing de toerist nog eens uit en bezocht het goudmuseum (veel goud), het politiemuseum (waar ze vooral fier zijn dat ze Pablo Escobar gedood hebben) en Monserrat (een berg met uitzicht over de stad; foto 2). Mijn laatste avond in Zuid-Amerika kan vrij legendarisch genoemd worden. We trokken met zijn zevenen naar “Andres carnes de res”, een restaurant/bar/discotheek/expositieruimte van alles wat je je maar kan inbeelden. Een prima feestje en een mooie afsluiter van mijn reis (foto’s 3 en 4). De laatste dag spendeerde ik rustig in het hostel, weemoedig omdat het gedaan is.

    Met gemengde gevoelens keer ik terug naar België. Uiteraard ben ikheel blij om familie en vrienden terug te zien en kijk ik uit naar de Belgische zomer, maar het is ook heel jammer dat dit gedaan is. Het einde van wat misschien wel de beste reis van mijn leven geweest is. Een reis en een ervaring om nooit te vergeten en nog vaak aan terug te denken.

    Voila, dit was vermoedelijk mijn laatste bijdrage. Merci om te lezen en/of foto's te kijken.
    Een goede nacht gewenst vanuit de luchthaven van Bogota.
    Jan











    10-07-2011, 03:04 geschreven door JanSmet  
    06-07-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mérida 18 juni – 3 juli

    Buenas noches a todo,
    Een voorlaatste deel van mijn reis. De trip in Venezuela is afgelopen en ik ben nu aan het aftellen in Bogota (en intussentijd nog wat leukedingen aan het doen uiteraard).

    In Mérida belandde ik in de Posada Swisa. Een leuk hostel met een vriendelijke Duitser die allerhande uitstapjes regelde, voor aanvaardbare prijzen. De eerste dag gingen we met enkele mensen naar een Jazzfestival. De optredens waren goed, al had ik mijn twijfels bij het jazzgehalte van de rockgroep uit Caracas en de plaatselijke skagroep. Het was een leuke avond uit en ik was aangenaam gecharmeerd door het culturele aanbod hier in Mérida en de hoeveelheid jonge mensen op straat. Mérida is een bruisende studentenstad.

    De dag erna vertrok ik op een eerste trip richting Catatumbo. We waren met vier op de trip richting Lago Maracaibo. Op eigen houtje (publieke bussen en een stokoude taxi) belandden we in een peipklein dorpje, waar een plaatselijke gids ons opwachtte in een bootje. Een dik uur vaarden we over een rivier, met behoorlijk veel beestjes langs de oevers (foto’s 1 en 2), waarna we een tweetal uren over het Maracaibomeer vaarden. Geloof mij, in een klein motorbootje op een gigantisch meer varen (inclusief lieve kleine golfjes) is minder idylisch als het lijkt. Heel mooi, dat wel, maar vrij pijnlijk aan kont en rug. Na nog een half uurtje varen in een labyrint van kleine riviertjes en moerassen, kwamen we aan op onze bestemming: een dorpje met de naam Congo (heeft niets te maken met onze voormalige kolonie). Het is een prachtig dorpje, temidden van een meer/moeras, bestaande uit een 140-tal paalwoningen (foto’s 3 – 5). Mensen verplaatsen zich hier in bootjes (een klein meisje was zelfs onderweg naar een vriendinnetje in een grote kookpot), leven uitsluitend van de visvangst en doen ganser dagen niets anders dan vissen en bier drinken. The good life! We gingen op een nachtelijke excursie en zagen onder meer een kaaiman (die onze gids zomaar eventjes met de blote handen uit het water plukte; foto 6), maar de belangrijkste reden om naar hier te komen zijn de bliksems.

    De bekende Catatumbobliksems zijn één van de natuurfenomenen die nog steeds niet volledig verklaard zijn. Ongeveer 200 dagen per jaar zijn er boven de monding van de rivier bliksems waar te nemen (soms tot 200 per minuut), die meestal geen geluid maken. Een samenspel van de warme caraibische winden, de koude winden die terugkeren van de bergen en het methaangas dat opstijgt uit het meer, maken dat hier geweldig veel ontladingen zijn in de lucht. Zeer interessant allemaal, maar jammer genoeg was er niet heel veel wind, waardoor wij ons tevreden moesten stellen met enkele tientallen (weliswaar heel mooie) bliksems. Een stevig onweder boven de Menatoren is soms spectaculairder. Ondanks de tegenvallende hoeveelheid bliksems was de trip zeker de moeite waard. Naast een paalwoning in een hangmat slapen in een dorpje als dit is sowieso een unieke ervaring.

    Een tweede uitstap ging richting de bergen. Mérida is omringd door bergen, dus het leek me leuk om een bergdorp te bezoeken. Samen met een Amerikaan stapte ik op een lokale bus richting Mucuchies. Na een tweetal uurtjes kwamen we aan in wat blijkbaar een klein stadje was. Iets of wat teleurstellend, aangezien ik een gezellig bergdorpje verwachtte. We bezochten een kasteel en de dag nadien wandelden we naar thermische baden. Jammer genoeg waren de thermische baden (die er op de foto’s prachtig uitzagen) door een landverschuiving grotendeels verwoest. De wandeling was wel mooi. Onderweg werd mij duidelijk dat mijn tijdelijke reisgenoot veel “Amerikaanser” was dan hij zelf wou toegeven en hij begon mij dan ook langzaamaan te ergeren met zijn uitspraken over hoe de USA de wereld altijd moet redden en niet genoeg respect krijgt en hoe de Venozulaanse bevolking te dom is om te beseffen dat ze afhankelijk zijn van de USA. Ik was er dan ook niet rouwig om dat hij de volgende dag richting Colombia vertrok.

    De volgende dagen was het hostel volgeboekt, dus ik moest iets anders zoeken. Ik besloot om te proberen couchsurfen (bij mensen thuis slapen) en had vrij snel geluk met mijn zoektocht. Ik belandde in een apartement bij Carmen en haar broer Carlos. Een apartement vlak bij het centrum, waar ik zelfs een eigen kamer en matras kreeg. Voor het eerst in  een maand of twee had ik een deftige warme douche, met voldoende water. Verbazend hoeveel deugd dat doet na zo’n lange tijd. De eerste dagen bezochten we plaatselijke marktjes en spendeerden we heel wat tijd met vriendjes en vriendinnetjes. Behoorlijk goed voor mijn Spaans, dat na maanden reizen met Engelse, Australische en Nederlandse mensen niet veel meer verbeterd was.  Het was behoorlijk relaxed in het apartement. Een leuke verrassing was dat Nicolas plots in Mérida verscheen. Ik reisde een drietal weken samen met deze Argentijn in Peru en Ecuador, dus het was een behoorlijk blij weerzien, dat gevierd werd met Belgisch stoofvlees (of iets wat er op gelijkt, met de voorhande zijnde ingrediënten).

    Ne enkele dagen besloot ik nog een tripje te doen. Deze keer richting Los Nevados, een (deze keer echt) klein bergdorpje. Na een eerste mislukte poging (de jeep was reeds vertrokken, dus ik moest een dagje wachten) nam ik een jeep richting Los Nevados. Ik deelde de jeep (en de kosten) met een Spanjaard die in Caracas werkt. De rit richting Los Nevados op zich was prachtig. We reden vier uur door een adembenemend berglandschap, over een pad dat het gebruik van een 4X4 rechtvaardigde (foto 7). Volgens mij toch wel in de top drie van de gevaarlijkste wegen (een aantal kruisjes aan de kant van de weg bevestigden mijn vermoedens). Onderweg hadden we een uitermate boeiend gesprek met de chauffeur over Chavez en zijn socialisische politiek. Voor de mensen in dit afgelegen dorp is Chavez een held, want hij bracht internet, pensioenen, een GSM-mast en “La Maquina” naar het dorp.

    “La Maquina”. Een verhaal apart. De heilige drievuldigheid in Venezuela bestaat uit God (Dios oftewel “Lo Más Grande”), Bolivar (“El Libertador”) en Chavez (“El Comandante”). In Los Nevados is er een vierde schakel: “La Maquina”. Het dorp kreeg korte tijd geleden een machine om de weg van Mérida naar het dorp berijdbaar te houden en het hele dorp praat over niets anders. Belangrijk voor een bergdorp. De ironie wil dat wij onze trip richting Los Nevados noodgedwongen moesten onderbreken na een drietal uurtjes, omdat “La Maquina” de weg blokkeerde. De weg was niet overal stevig genoeg om een zware machine te dragen, dus enkele tientallen locals waren volop bezig om met houwelen en schuppen de weg te verbreden, om de machine door te laten (die de weg moest verbeteren). Veel kijklustigen voor dit schouwspel. Wij wandelden langs de werken heen en stapten in een andere jeep, die ons tot in het dorpje bracht. (foto 8)

    Los Nevados is een prachtig bergdorp. 700 inwoners en onvoorstelbaar rustig. Ik had een lekkere lunch, rustte uit van de trip, genoot van het uitzicht (foto 9) en wandelde enkele uren in de bergen rond het dorpje (foto 10: Los Nevados van bovenuit gezien). Mensen die tot rust willen komen kunnen zich geen betere plek voorstellen. Ik las een boek op de Plaza Bolivar (zo heet het centraal plein in elk dorp/stadje in Venezuela; ziefoto 11) en had een frisse, maar zeer rustige nacht. Op de terugweg stopten we nog voor een chicha en moesten we “La Maquina” alweer wandelend passeren.  Ondertussen begonnen de auto’s boven de versperring zonder benzine te geraken, hetgeen werl eens voor problemen kon zorgen de komende dagen (het is hier verboden om een bidon naft te kopen, dus er is geen enkele manier om aan benzine te geraken). Leve “La Maquina”!

    Terugkomen in Mérida voelde al een beetje als thuiskomen (foto 12: klein verkleedpartijtje in “mijn” kamer, onder het goedkeurend oog van Carmen) . De komende dagen waren behoorlijk rustig. We wandelden rond in de stad, bezochten de universiteit (prachtige en ruime campus met een adembenemend zicht op de bergen) en de botanische tuinen en gingen een ijsje eten in de cremerie met de meeste smeken ter wereld (vermeld in het Guiness book of records). Ik liet me gaan en at een ijsje met vleessmaak en eentje met biersmaak. Vlees: lekker; bier: lekker; ijs: lekker. De combinatie was verrassend lekker. Naast bier en vlees, waren er nog een 400-tal andere smaken, gaande van de klassiekers tot ajuin, zalm, pikant, tonijn en andere opties, die blijkbaar lekkerder waren dan ze voor mij leken.

    Het rustige leven in Mérida beviel mij wel en ik bleef dus iets langer dan gepland. Aangezien ik een vliegtuig te halen heb en nog een beetje van Bogota city wil zien, moest ik zondag wel vertrekken. De bus richting San Cristobal om vandaar de grens over te steken in San Antonio. Ik nam afscheid van Carmen en Carlos en vertrok voor mijn laatste lange busrit.

    Tot binnen enkele dagen!
    Jan



























    06-07-2011, 02:09 geschreven door JanSmet  
    26-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maracaibo en Coro 13 – 17 juni
    Buenas,
    Exact twee weken voor mijn terugvlucht. Het aftellen is nu echt begonnen. Met gemengde gevoelens: spijt dat het voorbij is, gelukkig met wat geweest is, ongeduldig om naar huis te gaan...
    Hoe dan ook, speciaal voor jullie een stukje Venezuela.


    Ondanks de vele horrorverhalen (reizigers vertellen blijkbaar graag verhalen over overvallen, diefstallen, ontvoeringen, corrupte politie en andere problemen aan elkaar), vertrok ik dus naar Venezuela. Een apart land. Enkele dingen die je moet weten (of die wel leuk zijn om te weten) over Venezuela:

    -          Venezuela heeft een uurverschil van 6 uur en 30 minuten met België. Je leest het goed, ze werken hier met een half uur tijdsverschil. Waarom? Gewoon omdat Chavez het kan.

    -          Over Chavez gesproken... Een ingewikkelde politieke situatie hier met een extreem socialistische president. Ik heb nog nergens ter wereld een persoon zo zien verheerlijkt worden (of vooral zichzelf verheerlijken) als hier; personencultus alom. Overal langs de weg vind je affiches met Chavez, met daarbij één van de fantastische dingen die hij (allemaal eigenhandig als je de affiches mag geloven) heeft verwezenlijkt. De meningen in Venezuela over de man zijn zeer verdeeld. Er zijn grote voorstanders (Chavisten) en grote tegenstanders, maar de meesten denken dat hij de verkiezingen volgend jaar wel weer zal winnen (een meerderheid vermoed wel dat dit niet geheel reglementair gaat gebeuren). Veel stof tot interessante gesprekken met de lokale bevolking dus.

    -          Geld dan. In Venezuela betalen de mensen met Bolivares Fuertes. Sinds 2007 met drie nulletjes minder, al spreken de mensen hier nog steeds over tres mil Bolivares ipv tres Bolivares. Maar dat is nog niets vreemds. De wisselkoers daarentegen... Officieel is één dollar 4,30 Bolivares waard. Deze koers wordt kunstmatig constant gehouden om een voor mij (als economische onwetende) onbekende reden. Op de zwarte markt daarentegen krijg je voor één dollar vlot 8 Bolivares. Reden genoeg dus om met een hoop cash dollars het land in te reizen. Alles is op die manier immers ongeveer half zo duur. De dollars van de zwarte markt zijn hier zeer gewild omdat Chavez het heel moelijk maakt voor de mensen hier om aan dollars te geraken en Bolivares in het buitenland evenveel waard zijn als dubbelzijdig toiletpapier.

    Verschillende redenen dus om Venezuela een vreemd maar boeiend land te vinden. Ik ben alleszins blij dat ik dit land kan bezoeken nu Chavez nog aan de macht is en leeft (Hij is momenteel in Cuba om medische redenen, volgens sommige bronnen zijn knie, volgens anderen zijn mond. De verhalen gaan van een kleine ingreep of een abces tot een terminale kanker, al naargelang de bron pro- of contra Chavez is).

    De weg naar Venezuela dus... José en ik waren de enige gringo’s op de meer dan halflege bus (ja, ook Argentijnen zijn hier gringo’s). Onderweg naar de grens werden we verscheidene malen gecontroleerd, gaande van routine paspoortcontrole tot een volledige check met fouillage en al (handen tegen de bus, benen gespreid, gelukkig nog net geen full cavity search). Zonder problemen bereikten we de grens en kregen we de nodige stempels om uit Colombia en in Venezuela te geraken. Mijn blanke huid en blonde haren werkten als een rode lap op een stier voor de louche wisselaars van geld. Ze dachten mij te plezieren met een wisselkoers van 5 of na aandringen 6 Bolivares voor een dollar, maar ik had mijn huiswerk gemaakt en besloot mijn dollars lekker te houden tot er zich betere kansen voordeden. Na nog een volledige scan van onze bagage en enkele paspoortcontroles op de weg, bereikten we rond 9 uur ’s avonds Maracaibo, een petroleumstad waar volgens velen niets te zien is. We namen een taxi (die we door onze koppigheid aan de grens met dollars moesten betalen) en kwamen in een fijn hotelletje terecht. Het eerste wat opviel aan Maracaibo was de hitte, zelfs om 9 uur ’s avonds. Moe van de rit en blij met de airconditioning op de kamer,gingen we op tijd slapen.

    We beslisten nog een nachtje te blijven, zodat we rustig de stad konden bezichtigen. Na een deel van onze dollars te hebben gewisseld (8 tegen 1, prima deal dus en veel briefjes; zie foto 1) gingen we een stapje in de stad zetten. Een gezellig marktje, veel leuke huisjes in felle kleuren (foto 2)en supervriendelijke mensen, maar vooral een onhoudbare hitte. 42 graden in de schaduw maakte dat we naar een shoppingcenter vluchtten met airconditioning. Het shoppingcenter had ook enkele opmerkelijke zaken. In het midden bevond zich een ijsschaatspiste (kwestie van de energie er flink door te jagen; foto 3), voor de Subway stond een politieagent, casual gewapend met een shotgun en de etalagepoppen waren voorzien van overdreven grote borsten (foto 4, dit is niet representatief voor de gemiddelde vrouw in Venezuela, gelukkig maar). We wandelden hier wat rond, genoten van de airco en besloten dan om een toeristische busrit te gaan maken om de stad vanuit een iets of wat draaglijke temperatuur te bezichtigen. We moesten twee uur wachten voor de bus vertrok en toen die vertrok, bleek die vol te zitten met een bende overenthousiaste toeristen uit Caracas. Amusant was het wel. We reden door de stad en ik was gecharmeerd door de gebouwen en gebouwtjes in deze stad, die wordt afgedaan als enkel interessant voor mensen in de oliebusiness. Niet dus. Wat verder nog opviel in deze stad (naast de constante Chavezpropaganda) was dat de mensen ondanks de hitte allemaal een lange jeansbroek droegen (waar ne mens op let) en dat er naast heel veel moderne auto’s ook een heleboel geweldig mooie en vooral geweldig versleten oldtimers rondreden.

    Na het hete Maracaibo, vertrokken José en ik richting Coro, een koloniaal stadje aan de kust, vlak bij een groot schiereiland. We belandden in Posada “El Gallo”, bij een vriendelijke Fransman en zagen voor het eerst in Venezuela andere, niet Venezolaanse toeristen. We namen de plaatselijke bus naar een strandje op het schiereiland. De busrit was interessant (en de bus vooral boordevol; foto 5) en het strandje mooi, maar vreselijk winderig. Ik was vooral onder de indruk van het leuke dorpje waar we terechtkwamen. De oude wagens, de lage gebouwen en de zanderige wegen deden mij denken aan de Far West, terwijl de palmbomen me herinnerden aan het feit dat ik aan de Caraibische kust zat. Een vreemde combinatie (foto’s 6 en 7). Op de terugweg stopten we bij “las Dunas”, zandduinen die hier als bij wonder neergepoot zijn. Ik verwachtte enkele kleine duinen, maar kreeg een gigantische vlakge, gevuld met hoge en lage zandduinen. Enkel het water tussen de duinen maakte duidelijk dat ik niet ergens in de Sahara was terchtgekomen. Bizar, meer heel mooi (foto’s 8 – 11). Zeker bij het ondergaan van de zon werd deze plaats prachtig. We zochten een lift terug naar het hostel en ’s avonds gingen we naar een symfonisch orkest. U leest het goed, een symfonisch orkest (foto 12 levert het bewijs). In Coro krijgt de bevolking wekelijks een gratis klassiek concert aangeboden, vooral bijgewoond door jonge mensen. Eén van de voordelen van een socialistische maatschappij al je het mij vraagt.

    De volgende dag was een rustdag en ik maakte mij klaar om richting Mérida te vertrekken. José ging richting Caracas, Aruba, Curacao of ergens anders (reizen blijkt een mnoeilijke bezigheid te zijn), dus ik nam ’s avonds alleen de bus. Ook hier was ik overduidelijk de enige gringo op de bus, wat me wel wat extra aandacht opleverde. In Venezuela wordt er toch nog net iets meer omgekeken als een nietsvermoedende toerist door de straten loopt. Gelukkig ben ik dat al wat gewoon ondertussen. 13 uren op de bus brachten mij tot in Mérida, een studentenstad in de bergen, waar ik een tijdje zal verblijven.

    Groeten vanuit een apartement ergens in Mérida.
    Gringo Jan



























    26-06-2011, 00:29 geschreven door JanSmet  
    21-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Taganga 2: Lost City en duiken: 30 mei – 13 juni
    Dag vrienden,
    Een flinke boterham alweer, met mijn voorlopig laatste avonturen in Colombia.

    Maandagmorgend, een beetje te vroeg: een jeep pikt Sophia en mij op en brengt ons naar het agentschap. Daar aangekomen blijkt dat we met negen zijn in onze groep en hoe kan het ook anders, van de negen zijn er 5 Nederlanders (ik ben nu wel zeker, Nederland is langzaamaan Colombia aan het overnemen). Op een wonderbaarlijke wijze geraken we allemaal in een jeep (4 op de achterbank en 4 op twee gammele bankjes in de koffer) en vertrekken we richting Ciudad Perdida. Na een uurtje asfalt, volgde een uurtje onverharde weg, geen pretje met zo veel man in één jeep, maar we houden het tof en zingen vrolijk mee met de muziek (zelfs als Grease een zevende keer wordt gedraaid). We laten de zee achter ons en verdwijnen in de bergachtige jungle van Noord Colombia.

    De eerste dag wandelen we door een bergachtig landschap, langs vrij goed bewandelbare paadjes. De hitte zorgt er voor dat iedereen zich te pletter zweet, maar gelukkig kunnen we onderweg afkoelen in een riviertje. De omgeving is hier prachtig; dat belooft voor de volgende dagen (foto 1). Na een viertal uren wandelen komen we aan in onze eerste slaapplaats. We genieten van een net iets te dure, maar frisse pint en slapen in hangmatten.

    De tweede dag vertrekken we ’s morgens vroeg, wan we hebben een stevige tocht voor de boeg. Al snel zorgt de extreme hitte en vochtigheid voor overdreven hoeveelheden zweet. We komen wel steeds meer in de “!jungle”terecht. De paadjes zijn niet meer “aangelegd”, maar uitgesleten door jarenlang gebruik en intensieve erosie door de extreme regenva (foto 2)l. Tot de middag houden we het droog (wat betreft het vocht dat uit de lucht valt althans) en een frisse duik in de rivier doet wonderen tijdens onze lunchstop. Na de middag vertrekken we vol goede moed (al komen bij velen de eerste blaren te voorschijn), maar al na vijf minuen moeten de schoenen (en voor velen de broek) uit om een rivier te doorkruisen (foto 3). Prachtig en lekker avontuurlijk. Iedereen probeert droog te blijven, hetgeen viijf minuten later overbodig bleek. Vlak na de rivier, brak de hemel open. We werden verfrist door een ware zondvloed. Ik denk niet dat ik het ooit al zo hard heb zien regenen en bovendien duurde dit enkele uren. De gigantische hoeveelheden water maakten beekjes (of zeg maar heuse beken) van de paadjes en alles en iedereen werd tot op het bot nat. Ik genoot van deze apocalyptische omstandigheden, terwijl we ons een weg baanden door beken, watervallen, modderstromen en veel te gladde stenen. Een half uurtje voor we onze kampplaats bereikten werden we echter gestopt door een rivier, die door de overvloedige regenval iets dieper en wilder was dan gepland. We wachtten een half uur tot iemand een touw bracht en geraakten zo relatief veiliug aan de overkant. Het water kwam tot boven ons middel en stroomde vrij snel, dus het touw was geen overdreven luxe. Ook het laatste half uur was nog prachtig. Klimmen, dalen, glijden, nog wat watervalletjes en beekjes passeren en uiteindelijk aankomen in het kamp. We kregen bedden deze keer en iedereen was vooral blij met de warme koffie (zelfs ik) en de popcorn die de gidsen voor ons maakten.

    Op dag drie gingen we op zoek naar de Lost City. Na een wandeling van een half uurtje, met alweer vijf rivieroversteken (opnieuw tot een meter diep, dus weerom nat), kwamen we aan de voet van de lost city. Een 1600-tal trappen bracht ons tot bij de oude stad (foto 4). Deze stad is jarenlang overwoekerd geweest door de jungle en nu deels vrijgemaakt. Voor velen valt het voorkomen van de stad tegen, maar ik vond het imposant om te zien hoe de natuur deze oude religieuze plaats (die nu nog steeds voor religieuze diensten gebruikt wordt) helemaal verslonden had. De stad is behoorlijk groot, maar lechts een deel is vrijgemaakt (foto’s 5 en 6) . Niet alleen de stad,maar ook het uitzicht van hier was geweldig. Boven de stad is momenteel een legerbasis die toeristen moet beschermen tegen de rebellen. Een aantal jaren geleden werden hier acht buitenlandse toeristen ontvoerd door rebellen en pas na maanden terug vrij gelaten. Nadien werd het leger hier dus gestationeerd en is dit een veilige plaats geworden. Na het bezoek aan de Lost City, startte onze weg terug. Het weer was beter en we haalden zonder regen de kampplaats.

    De derde en de vierde dag waren behoorlijk relax. We wandelden slechts een drietal uren per dag en hadden dus tijd genoeg om te genieten van de prachtige natuur (foto’s 7 en 8). Onderweg kwamen we enkele huisjes tegen van de lokale bevolking, die hier nog steeds in vrij primitieve omstandigheden leeft, ver weg van de drukke buitenwereld (foto’s 9 – 11). Op de terugweg bleek één rivier te wild om door te waden, dus we moesten in een ijzeren karretje dat tien meter boven het water hing oversteken. Behoorlijk beangstigend, maar vooral zeer plezierig!

    De Lost City trek was één van de mooiste en leukste trekkings die ik al gedaan heb. De prachtige natuur, in combinatie met de avontuurlijke rivieroversteken en bergachtige en modderige paadjes, maakten deze tocht zeker de moeite waard. Voor mij was de stad zelf ook zeer de moeite (anderen verwachtten een tweede Machu Picchu en waren teleurgesteld) en opnieuw hadden we geluk met onze groep. Een fijne trek, met fijne mensen.

    Hoewel iedereen behoorlijk moe was, werd er die vrijdag nog een wild feestje gebouwd. Ik zag de zon opkomen boven de Caraibische zee en ging als een tevreden man slapen. Zaterdag was een broodnodige rustdag en uiteraard werd er ’s avonds opnieuw gefeest. Al vele avonden hebben we ons in de Zijbeuk in Rotselaar afgevraagd waar het café is met meer vrouwen dan mannen en jawel, ik heb het gevonden. Club “Mirador” in Taganga wordt op zaterdag bevolkt door een overschot aan vrouwen. Meer nog: een overschot aan uitzonderlijk mooie vrouwen, die maar wat graag een salsapasje zetten met de gelukkige mannen op de dansvloer. Genieten.

    Zondag, maandag en dinsdag waren rustige dagen. Bezoekjes aan het strand, lekker eten, boekje lezen; een beetje vakantie dus. Maandag ging ik naar Santa Martha city, om dollars te halen voor Venezuela en eindelijk mijn postkaartjes te posten (een deel sleurde ik al van in Bolivië mee, de rest kocht ik op Galapagos). Een hele onderneming, die mij een dikke drie uren kostte. Dollars zijn niet gemakkelijk te vinden en een internationaal postkantoor al helemaal niet. Uiteindelijk lukte het me. Ik betaalde mij blauw om de kaartjes verstuurd te krijgen (één kaartje kostte ongeveer de prijs van een kleine maaltijd hier) en hoop dan ook dat de kaartjes voor mij thuis zijn. Afwachten...  Dinsdagnamiddag vertrokken Daphne en Sophia richting Bogota. Opnieuw afscheid nemen dus. Dit moet één van de minst leuke dingen zijn aan reizen.

    Woensdag begon ik aan mijn driedaagse duikcursus. De eerste dag begon met enkele oefeningen kort bij de kust. Een vreemd gevoel om onder water te ademen en te bewegen, maar een leuk gevoel. Na de eerste oefeningen doken we direct tot een diepte van 12 meter. Fantastisch! De onderwaterwereld is anders en bevreemdend, maar vooral prachtig. Door een juist evenwicht te zoeken, llijkt het of je tussen de koralen en de vissen in zweeft. We zagen een reuzekreeft en een massa vissen. Sommige had ik al eens gezien in een aquarium in de zoo, anderen waren totaal nieuw voor mij. Echt fantastisch. De tweede en derde dag waren meer van hetzelfde. Enkele oefeningen en daarna een diepe duik. De derde dag doken we tweemaal tot 18 meter diep. Ik genoot van de onderwaterwereld en vond het nu al jammer dat het bijna gedaan was. Na een theoretisch examen (niet moeilijk, maar ik had dan ook flink gestudeerd), werd ik officieel een “Open Water diver”, gecertifieerd door PADI (foto’s 12 – 15).

    De avonden bracht ik door met Anne (waar ik voordien al drie weken mee reisde) en haar huisgenoten José en José. De oplettende lezer weet al hoe de vrijdag- en zaterdagavond er uitzagen: feestje... Vrijdag werden we verleid om naar een beachparty te gaan op Playa Grande (tien minuten varen van Taganga). Na het nodig overleg werd ons een korting en een gratis pint belooft op het strand. Het werd een gratis avond voor ons. We betaalden de boottocht niet (niemand vroeg ons geld, vreemd) en gingen een vijftal keer onze gratis drank ophalen (en kregen ook telkens weer wat we vroegen). Op het strand was niet veel volk, maar wel muziek, dus wij dansten de hele avond. Dansen op een Caraibisch strand, met de zee en palmbomen naast je: een magisch moment.

    Na een laatste feestje op zaterdag en een laatste Filet Mignot in mijn hostel op zondag (we hadden een Nederlandse chef kok die heerlijk eten maakte), was ik klaar om richting Venezuiela te vetrekken.  Maandagmorgen zou ik samen met één van de Josés vertrekken richting Maracaibo. Door de vele horrorverhalen die ik al hoorde van Venezuela en het feit dat de meeste mensen hun trip hier stoppen, was ik wel een beetje zenuwachtig. Een spanning die mij deed denken aan het vertrek van mijn reis, nu bijna 8 maanden geleden. Spannend...

    Groeten uit Merida (Venezuela),
    Jan

































    21-06-2011, 18:29 geschreven door JanSmet  
    15-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cartagena en Taganga (deel 1) 20 – 29 mei
    Gegroet,
    Ik ben heelhuids in Venezuela toegekomen en probeer stelselmatig mijn blog volledig up to date te krijgen.
    Het zou binnen een maand een beetje raar zijn om nog stukken te moeten posten, terwijl ik al vrolijk in België rond loop.
    Bij deze:

    De busrit van Medellin was duur, lang en koud. Blijkbaar zijn de mensen hier heel fier op hun airconditioning, waardoor de temperaturen op de bussen belachelijk laag zijn. Zelfs met een trui aan, was het behoorlijk frisjes. In Cartagena aangekomen was het dan weer, ondanks het vroege uur, uitermate heet. Het begin van een maandje zweten aan de Caraibische kusten. Om van de busterminal naar het centrum te geraken, nam ik een publieke bus. De mensen stappen op en betalen aan de chauffeur, die het geld gewoon naast hem op een bankje legt. Als je ziet dat men in België bijna kooien rond de buschauffeurs moet bouwen voor de veiligheid, kan je jezelf afvragen welk land het gevaarlijkste is: Colombia of België...

    Ik sliep in “El Viajero” in de oude stad. Cartagena is een prachtige stad, met een zeer rijke geschiedenis van aanvallen en plunderingen. De oude stad is omringd door een gigantische muur en binnen deze muur staat het vol met prachtige oude gebouwen. Mooi om enkele uren in rond te lopen, maar veel meer is er in de stad niet te doen. Een uitstap naar een moddervulkaan liet ik aan mij voorbijgaan en een dagtrip met een boot naar een exotisch strand  Playa Blanca) leek mij vooral geldklopperij, aangezien je maar twee uurtjes op het strand bent en vooral veel op de boot zit.

    De avonden waren gezellig en de tweede avond ontmoette ik Sophia en Daphne, twee Nederlandse meisjes. Zij vertelden mij dat je op Playa Blanca ook kon blijven slapen en vroegen of ik niet met ze mee ging. Enkele nachten in een hangmat op een paradijselijk strand met twee schone Hollandse vrouwen leek mij al meer de moeite van het boottochtje waard.

    Playa Blanca was alles wat ik er van verwacht had. Een prachtig strand, palmbomen, houten hutjes waar je kan eten, drinken en je hangmat ophangen en vooral heel veel toeristen en locals die massages, fruit, cocktails, armbandjes en andere rommel proberen te verkopen. Gelukkig vertrok de mensenmassa omstreeks een uur of vier in de namiddag terug naar het vasteland, waardoor het strand leeg achterbleef. Een paradijselijke oase van rust en toen zelfs de massagemeisjes huiswaarts keerden, was de rust compleet. De volgende dag waren er amper boten, dus ook dan hadden we strand bijna voor ons alleen. Na twee nachten in een hangmat, gingen we terug naar Cartagena. Een trip naar Playa Blanca wordt de moeite waard als je blijft slapen (foto’s 1 – 5: het strand, de jonge en oudere locals en onze slaapplaats).

    De volgende dag namen we samen de bus naar Taganga, een kustdorpje vlak bij Santa Martha. Taganga staat bekend om zijn feestjes, relatief goedkope duikcursussen, de Lost City en Tayrone park. Genoeg bezigheden om hier een hele tijd te verblijven dus. Sophia en ik wilden direct de Lost City gaan bezoeken, maar door religieuze ceremonies van de loklae bevolking, was de stad een week gesloten. Verandering van plannen dus. De volgende dag vertrokken we met ons drie naar Tayrone park,Onderweg kochten we rantsoen en met publieke bussen geraakten we voor een derde van de “toeristenprijs” bij de ingang van het park. Daar wachtten drie politieagenten ons op, die overijverig onze bagage wilden doorzoeken.Alcohol was niet toegelaten in het park, dus onze fles rum was een klein probleem. Het was snel duidelijk waar de drie heren naartoe wilden en na het betalen van een beetje “drinkgeld”, mochten we met onze rum het park in.

    De wandeling door de jungle was een heus avontuur. Al vrij snel bleek dat blootvoets wandelen beter was, aangezien de modder vaak enkeldiep was (foto 6: Sophia zit vast en heeft duidellijk hulp nodig). Nadat ik Sophia bevrijd had uit de modder, bereikten we probleemloos, maar met vuile voeten ons einddoel: Cabo San Juan. Een camping met tentjes en hangmatten aan alweer een paradijselijk strand. We verbleven hier twee nachten en genoten van het lege strand dat we op 10 minuten wandelen van de camping vonden (foto 7). Het leek wel of we op het eiland van “Lost” terecht gekomen waren. Een leeg strand met enkele palmbomen en grenzend aan het strand de jungle, die al snel een heuvelachtig karakter krijgt. Weerom een prachtig stukje natuurschoon (foto’s 8 en 9). De wandeling terug deden we langs de stranden. Een verademing tov de jungle van twee dagen eerder, maar nog steeds een flinke wandeling, zeker in deze temperaturen.

    Na drie dagen in het paradijs keerden we terug naar de bewoonde wereld. Ik kreeg slecht nieuws te horen van het thuisfront, waardoor ik des te meer besefte hoeveel geluk ik had om hier te zijn en deze reis te kunnen maken. Ondanks een algemene stroompanne in Taganga, konden we de finale van de Champions League meepikken (leve stroomgeneratoren). Grappig om de Engelse supporters van Manchester volledig zot te zien worden bij de demonstratie van Barcelona. ’s Avonds gingen we voor het eerst uit in Taganga. Een belevenis die, zo bleek later, elke avond zeer gelijkaardig verloopt. De avond start met een flesje rum in het hostel. Tegen middernacht wordt er naar “Mirador” gegaan, een discotheek waar gedanst wordt met een prachtig uitzicht over de baai van Taganga. Na “Mirador” gaat de mensenmassa naar “Sensation”, de tweede discotheek in de stad. Als ook die sluit, kan je nog verder feesten op de afterparty in het Israelisch hostel, een hostel met zwembad waar de hele nacht gedanst, gedronken en gezwommen wordt en waar het volgens mij fysisch onmogelijk is om te slapen. Velen zien in Taganga dan ook de zon opkomen voor ze hun bed zien.

    De volgende dag (in de namiddag wel te verstaan) boekten Sophia en ik onze trip naar de Lost City. Maandagmorgen vertrokken we voor 5 dagen naar de jungle, op zoek naar een oude stad, die jarenlang volledig overwoekerd is geweest door de jungle. Ik keek er geweldig naar uit! 

    Voila, weer een weekje dichter bij het einde, zowel in het echt als bloggewijs.
    Groeten uit Maracaibo (Venezuela)!
    Jan




















    15-06-2011, 02:17 geschreven door JanSmet  
    11-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Medellin 13 – 19 mei
    Hip hip hoera, ik heb nog eens mijn best gedaan! Het verhaaltje van Medellin:

    Medellin, in de jaren ’80 de gevaarlijkste stad van de wereld, de thuisbasis van drugsbaron Pablo Escobar en Botero (een bekende Colombiaanse schilder/beeldhouwer). Redenen genoeg om eens te checken wat er in deze stad te beleven valt dus.

    We kwamen aan in het Black Sheep hostel en mijn eerste indruk van de stad was dat het meer een rijke Westerse stad was dan een Zuid-Amerikaanse grootstad. Gigantische overdekte shoppingcenters, torenhoge moderne gebouwen en een nieuwe, ongezien propere metro (met aangesloten op het metronetwerk enkele kabelbanen om de hoger gelegen gedeeltes van de stad te bereiken). De stad voelde heel veilig aan en deed mij even vergeten dat ik in Zuid-Amerika was.

    Een eerste uitstapje maakten we naar de kabelbaan. Bizar, hoe deze moderne skilift (zonder bijhorende skipiste) ons over de buitenwijken van de stad bracht (foto 1). Geen toeristische trekpleister, maar een absolute topper, was de “bibliotheek”. Boven de stad, in één van de armere wijken, stond een hypermodern gebouw, met daarin een bibliotheek (foto 2). Toen we het bezochten kregen we prompt (om dat woord ook nog eens te gebruiken) een gids, die ons rondleidde en vertelde wat het opzet van dit centrum was. Het was een, volledig door de staas gesubsidieerd centrum, waar de kinderen van de omliggende wijken terecht konden voor cultuur, sport, spel, cinema en veel meer. Imposat om te zien hoe dit alles gratis aan de kinderen werd aangeboden. In mijn ter plekke opgestarte ranglijst van goede projecten, staat dit met stip op nummer één! Naast dit centrum bleek ik, tot mijn grote tevredenheid, nog steeds in Zuid-Amerika te zijn en we genoten van een arepa (plaatselijke specialiteit van kaas en nog iets) in het drukke, kleine en vooral heel gezellige straatje (foto 3).

    Eén van de volgende dagen gingen we op de “Pablo Escobar tour”. We werden opgehaald door een minibusje en naar het huis van de broer van pablo Escobar gebracht. We ontmoetten zijn broer (Roberto Escobar, tevens een matig bekende wielrenner), luisterden naar enkele wilde verhalen over ontvoeringen, vergeldingen en drugstrafiek en kregen Pablo’s gepantserde wagen (foto 4), moto (gekregen van Frank Sinatra) en meer van dat leuks te zien. Roberto bleek naast half blind en doof nog steeds een liefhebber van vrouwelijk schoon te zijn (foto 5: Roberto kroop graag met Anne en Sophie in een geheime schuilplaats; Sophie was er niet gerust in). Na het huis van Roberto, bezochten we het graf van Escobar, enkele van zijn woonsten en uiteindelijk het huis waar hij door de politie vermoord werd (een gewoon appartement in een gewone straat, waar we niet binnen konden omdat er ook gewoon mensen woonden). De toer was leuk, maar zeker niet wereldschokkend.

    Eén van de bezienswaardigheden van Medellin is de piedra de Punol. Kort samengevat (al kan de samenvatting niet veel langer worden) is dat een grote steen, op een dikke twee uur rijden van Medellin. Ik geef toe, in de categorie stenen is dit één van de beste stenen die ik onlangs gezien heb, maar het blijft een steen (foto 6). We gingen, beklommen de steen, genoten van het overigens prachtige uitzicht (foto 7), zagen dat de eerste beklimmer van de steen een manbag had (foto 8), aten een plaatselijke specialiteit (foto 9)  en gingen terug naar Medellin. Een fijne uitstap. Ik maakte mij achteraf de bedenking dat 5 uren bus (dankzij een kleine wegverzakking hadden we wat vertraging) om een steen te zien hier heel normaal is. Verplaatsingen zijn hier steeds iets groter, zelfs voor banale dingen.

    Enkele van mijn beste banale verplaatsingen:

    -          2 uur heen, 3 uur terug om een steen te zien (zie hiervoor)

    -          2 uur heen, 2 uur terug om een vulkaan te beklimmen (Popayan)

    -          2 uur heen, 1,5 uur terug om naar de discotheek te gaan (Tucuman, Argentinië)

    -          1 uur heen, 1 uur terug om geld af te halen (Misahualli, Ecuador)

    -          3 uur en een half onderweg om dollars te halen en kaartjes te posten (Taganga, Colombia)

    De bus naar Leuven nemen (10-15 minuten) leek vroeger veel, maar is nu een verwaarloosbare rit geworden. Bussen naar Gent, de zee of Amsterdam lijken daguitstapjes envoor een bus naar Barcelona kan ik misschien mijn MP3 speler opladen.

    Terug naar Medellin. Naast de cultuur en de stenen, was er in Medellin ook plaats om te feesten. In de “Zona Rosa” (niet wat jullie denken, in Colombia heet de uitgaansbuurt in de meeste steden zo), werd ik verbaasd door de luxe en de rijkdom van een deel van de bevolking hier. De gemiddelde feestvierder leek hier weggeplukt van het festivak van Cannes en spendeerde blijkbaar ook vlot meer dan 100000 sol op een avond (40 euro). Ik voelde me hier met mijn backpackersbudget armer dan de lokale bevolking. Ik vertoefde dan ook liever op Plaza Poblado, waar goedkoop bier werd verkocht en locals en toeristen (een minderheid) verbroederden op het plein. Een andere avond woonden we een straatfeest bij, waar een groepje musikanten het plein deeddansen op salsa en andere tonen en de aguardiente (anijsdrank, die hier gedrinken wordt als ware het water) rijkelijk vloeide. De laatste avond in Medellin was de topavond. Met een twintigtal man van het hostel belandden we in een karaokebar, die we vlot naar onze hand zetten. Na heel wat gezang en gedans belandden we op de terugweg nog op een openlucht fitnessgelegenheid (foto 10). Ne mens doet rare dingen om 5 uur ’s morgens...

    Twee opmerkingen na Medellin. Colombia bevalt me nog steeds geweldig en dit heeft alles te maken met de mensen. Iedereen is hier vriendelijk en op één of andere manier denk ik ook dat ik mij hier beter op mijn gemak voel, omdat de armoede hier niet zo alomtegenwoordig is. Natuurlijk is er ook veel armoede, maar het is minder “in your face” dan in bijvoorbeeld Bolivia en Peru. Een tweede bemerking gaat over de vrouwtjes. Als mensen u vertellen dat de vrouwen in Colombia mooi zijn, dan mag je er zeker van zijn dat ze gelijk hebben. Een simpele rit op de metro resulteert hier al snel in nekpijn, gewoon omdat elke gezonde man hier niet weet waar eerst kijken. Liefhebbers van vrouwelijk schoon, uw Walhalla ligt in Colombia! Ik weet het, het is niet schoon om hier een boom op te zetten over hoe schoon de vrouwen zijn en dan enkel foto’s van lelijke broers van dode drugbarons en grote stenen te posten, maar het leven is nu eenmaal niet altijd eerlijk...

    Na een kleine week in Medellin vertrok ik richting Cartagena. Alleen, want Anne en Sophie gingen rechtstreeks naar Santa Martha. Lang bleef ik niet alleen, maar dat is een verhaal voor één van de komende dagen.

    Gegroet,
    Jan























    11-06-2011, 04:20 geschreven door JanSmet  
    05-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Popayan, San Agustin en Desierto de Tatacoa 3 -12 mei
    Hola chicos y chicas!
    Alweer een tijdje geleden, maar bij deze mijn eerste bijdrage uit het verre Colombia.


    De busrit van Otovalo naar Popayan wordt door velen afgeraden. Vooral het stuk tussen Ipiales en Popayan zou gevaarlijk zijn. Dit is jammer genoeg de manier om over land in Colombia te geraken, dus we hadden niet veel keuze. Spannend: zouden we overvallen worden, gekidnapt, beschoten, van de weg af geraken,...

     We vertrokken dus vol goede moed in Otovalo. Eerste deel: richting de grens in Tulcán. Geen problemen op de weg, geen problemen bij de grensovergang. Na het wisselen van de dollars in Colombiaanse pesos voelden we ons weer rijk (1 euro is 2500 pesos, dus we lopen met honderdduizenden rond hier). In Ipiales, het eerste Colombiaanse stadje, namen we om 17 uur de bus richting Popayan. De andere opties waren niet ideaal: een nachtje in Ipiales slapen, hetgeen wordt afgeraden en er ook niet echt leuk uit zag, of de nachtbus nemen om 9 uur ’s avonds, hetgeen sterk wordt afgeraden. De bus op om 17 uur dus, wat strikt genomen ook niet volledig koosjer was, aangezien de zon hier uit gaat omstreeks een uur of zes. Buiten het feit dat de buschauffeur eerder een rallypiloot leek en ik behoorlijk mottig werd, hadden we onderweg geen problemen. Het was wel mijn slechtste busrit tot nu toe, maar dat had meer met de bestuurder dan met de mogelijke rebellenaanvallen te maken. We kwamen om 2 uur ’s nachts veilig, maar moe aan in Popayan. Ik hoorde ondertussen dat er twee weken later een toeristenbus overvallen werd op deze route; de verhalen waren dus niet helemaal uit de lucht gegrepen.

    In Popayan werden de verhalen van andere reizigers over Colombia snel bevestid. Colombia is een veilig land met ongelofelijk vriendelijke mensen. We sliepen in een zeer relax hostel (Hosteltrail Guesthouse), met een goed uitgeruste keuken. Eindelijk kon ik nog eens zelf koken. Na één dag vertrok Yvette richting Cali en namen we dus afscheid, na een maand samen gereisd te hebben in Ecuador. Ik bleef alleen achter en genoot er van. Ik nam de tijd om te rusten in Popayan, praktische zaken te regelen en kleren en flipflops te laten repareren. Na een zestal maanden reizen begint alles zo stilaan stuk te gaan.

    Een kort overzicht van de reisslachtoffers:

    -          Één gebroken VISA-kaart (ondertussen vervangen)

    -          Scherm van mijn camera (nota aan mezelf: camera niet meenemen naar feestjes)

    -          Flipflops  (gerepareerd, maar terug langzaam en deze keer definitief aan het sterven)

    -          Schoenen (de eerste gaten zijn er, maar ze houden het hopelijk nog enkele weken uit)

    -          Bril (moet geplakt worden terug in België)

    -          Zonnebril (twee keer gelijmd, maar nu definitief in verschillende stukken gebroken)

    -          Reisbestek (“onbreekbaar” my ass)

    -          Ongeveer al mijn kleren (versleten, gescheurd en al verscheidene malen genaaid)

    -          Handbagagezak (reeds twee versleten)

    -          ...

    Veel dingen zijn dus stuk, maar hier kan men ook zeer veel dingen terug maken, dus ik hou het nog wel even vol.

    Na twee dagen rust, besloot ik een vulkaan te gaan beklimmen. Een busritje van twee uur (hier de normaalste zaak van de wereld dus) bracht mij aan de start van de klim. Het eerste uur kon ik genieten van prachtige uitzichten (foto 1), maar dan kwamen de wolken opzetten. Al snel goot het spreekwoordelijke oude wijven en waaide ik bijna van de berg, maar ik moest en zou de top bereiken. Handschoenen hadden leuk geweest, want door de regen, de wind en de hoogte daalde de temperatuur verrassend hard. Ik bereikte de krater op een goeie 4800 meter en kon er ongeveer één meter van zien. Leve de mist (foto’s 2 en 3). Weinig beloning voor de klim, dus ik vertrok snel naar lagere, drogere en warmere oorden. Om drie uur zat ik klaar om een bus op te springen. Om vier uur: nog geen bus. Om vijf uur: nog geen bus. Men had mij verteld dat de laatste bus om vijf uur was, dus ik begon mij een beetje zorgen te maken. Om twintig over vijf begon ik te wandelen, niet goed wetend naar waar en hoe ik de nacht zou doorbrengen als er geen bus meer kwam. Gelukkig kwam er rond half zes een overvolle bus langs. Ik wrong me tussen de schoolkinderen en bereikte Popayan tegen half negen. Gelukkig.

    De volgende dag kwam Sophie toe in Popayan. Een meisje dat ik zes maanden eerder in Buenos Aires leerde kennen. Heel leuk om na zo’n lange tijd elkaar terug tegen te komen. Ze reist samen met Anne, een Nederlands meisje en ze hadden nog een Nederlander ontmoet op de bus. De volgende dag bezochten we een koffieplantage (foto 4: een koffieplant). Het was een organisch boerderijtje, uitgebaat door een Zwitsers/Colombiaans koppel. Uiteraard kan je geen koffieplantage in Colombia bezoeken zonder koffie te drinken, dus ik proefde een kopje. Zelfs voor mij, als verstokte niet drinker (koffie wel te verstaan), was de koffie lekker. Het onvermijdelijke is ondertussen gebeurd: ik begin de dag nu geregeld met een bakkie koffie (en merk aan mijn taal dat ik al te lang met Nederlanders reis). Na nog een dagje te hebben gerust in Popayan, reden Tom, Anne, Sophie en ik richting San Agustin, een klein dorpje een achttal uren verder met belangrijke archeologische vondsten.

    De busrit was een hele ervaring. We reden met een kleine bus over voornamelijk ongeasfalteerde en vooral heel bochtige wegen. Zeer mooi allemaal, maar de zwakke magen hadden het moeilijk. Toen een kindje zijn laatste maaltijd terug aan de wereld gaf, vulde een zurige geur de bus en werd iedereen lichtjes onpasselijk. Met ramen en deur open, reden we verder. Op regelmatige afstanden stonden er militairen aan de kant van de weg. Volgens locals vooral voor de schijn, want dit zou een redelijk veilige (lees: Farc-vrije) regio moeten zijn.

    San Agustin is een prachtig dorpje. Te paard verkenden we de omgeving en enkele stenen beelden. Een oude cultuur maakte deze afgodsbeelden en deze dagen is het één van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Colombia (foto´s 5 en 6: met wat verbeelding kon je fluitspelers, olifanten en meer van dat in de beelden zien; elk zijn manier om plezier te hebben in een archeologisch park natuurlijk). De beelden en begraafplaatsen in het archeologisch park waren mooi, maar niet echt heel bijzonder. Misschien omdat ik last begin te krijgen van een soort gewenning. We belandden ’s nachts nog op een feestje bij locals thuis.Leuk, maar alle andere gasten waren duidelijk in andere sferen, dus we maakten het niet te laat. De volgende dag zouden Anne, Sophie en ik immers naar El Desierto de Tatacoa vertrekken.

    De busrit was de mooiste van mijn reis. Ik keek uren lang door het raam naar buiten en genoot van de omgeving. Een bus, minibus en taxi later kwamen we in de woestijn aan. Een zeer vreemd landschap met rode rotsen, cactussen en vooral heel veel stenen. Niet een woestijn zoals ik ze kende. We stonden vroeg op om de zonsopgang (het is eens iets anders dan een zonsondergang) te zien en het was de moeite waard (foto´s 7 en 8). Een mooie wandeling (foto’s 9 en 10: de bizarre woestijn) en een duikje in het zwembad later vertrokken we richting Medellin. Alweer een 12-tal uren op de bus om naar de stad van Pablo Escobar te gaan.   

    Ondertussen heb ik een grote stap gezet: mijn vliegtuigticket naar huis geboekt. Ik heb het lang uitgesteld, want door het ticket te kopen is het einde van mijn reis definitief vastgelegd. Heel vreemd om te weten dat ik op 10 juli terug in België zal zijn. Nog vijf weken en dit avontuur loopt ten einde. Het doet een beetje pijn, maar ik zal ook blij zijn om terug te zijn. Er zijn steeds meer en belangrijkere redenen om thuis te willen zijn nu. Het aftellen is dus begonnen.

    Hasta luego!























    05-06-2011, 21:14 geschreven door JanSmet  
    22-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Quito en Otovalo 27 april – 2 mei
    Hola,

    Na de jungle waren we wel weer klaar voor de grote stad. Een kort bezoek, maar vooral de laatste tussenstop op het zuidelijke halfrond.

    In Quito verbleven we in het oude stadsgedeelte, dat uiteraard bezaaid was met mooie koloniale gebouwen en het obligate klooster. We bezochten plichtsbewust de stadskern, het klooster en het presidentieel paleis. Als dit mijn eerste grote stadsbezoek was geweest, had dit zeker de moeite geweest, maar ik denk dat ik verzadigd ben wat betreft oude gebouwen en religieuze kunst (voor dat laatste is het verzadigingspunt al een tijdje bereikt). De plaatselijke markt was wel leuk. Ik kreeg er een gigantische slak op mijn hand gezet (foto’s 1 en 2), die blijkbaar een soort sap produceerde dat vrouwen graag op hun gezicht smeren. Vreemde wezens... (Ik laat in het midden dewelke ik bedoel.)

    Het leukste aan het verblijf in Quito, was het bezoek aan “Mitad del mundo”, oftewel “Den evenaar”.  Het grote standbeeld van de evenaar staat grappig genoeg niet op de evenaar, maar enkele honderden meters naast de evenaar. Pal op de evenaar (volgens GPS) bevindt zich een klein museum, waar tot mijn groot jolijt een arsenaal aan wetenschappelijke en semi-wetenschappelijke proefjes werden gedaan (foto 3). Er was het klassieke experiment met de draairichting van het water en jawel: in het noordelijk halfrond draait het water in de juiste richting (tegen de klok in), in het zuidelijk halfrond in de verkeerde richting en pal op de evenaar loopt het water weg, zonder een draaibeweging te maken (en ja, ik heb hier video-opnames van). Niets nieuws voor mensen die bekend zijn met Coreoliskrachten of die geregeld naar de Simpsons kijken.Andere proefjes verbaasden mij meer (en werden niet allemaal uitgelegd door de gids). Zo is het bijvoorbeeld op de evenaar een makkie voor iemand om mijn opgeheven armen naar beneden te duwen, terwijl dit een meter naast de evenaar amper lukt (foto 4). De “verklaring” had iets te maken met de spanning in de spieren, maar is voor mij een raadsel (collega’s natuurkunde, biologie, aardrijkskunde: laat jullie gaan!). Een museum dat de moeite was.

    Na het korte verblijf in Quito reden we enkele uren verder tot in Otovalo, bekend omdat het klaarblijkelijkde grootste markt van Zuid-Amerika heeft. Ik had al wel wat marktjes gezien, maar dit was inderdaad een behoorlijk grote markt. ´s Morgens vroeg gingen we naar de dierenmarkt. Prachtig om te zien hoe cavia’s, kippen, honden, varkens, lama’s, koeien en ga zo maar door hier van eigenaar wisselden (foto’s 5 en 6). Ik zag er de grootste koe die ik ooit al gezien heb, maar 700 dollar was me net iets te veel om tot een aankoop over te gaan. Na de dierenmarkt, was er de gewone markt, met voornamelijk handgemaakte schilderijen, juwelen, kleren, hangmatten enzovoorts. Ik doolde twee uurtjes rond, oefende mijn afdingkunsten en kocht een hangmat voor slechts 10 dollar (oorspronkelijk 22 dollar, dus ik deed een goede zaak, denk ik) en nog enkele presentjes voor het thuisfront. Na twee uren had ik het wel gezien en besloot ik de hangmat te testen. De dames spendeerden vanzelfsprekend meer tijd en vooral meer geld op de markt.

    De volgende dag maakten we een wandeling langs de kleine omliggende dorpjes. Een prachtige wandeling, vooral omdat we geen toeristen tegenkwamen en enkel supervriendelijke locals. Eén van hen liet ons binnen in zijn huis en legde ons uit hoe hij muziekinstrumenten maakte en liet ons muziek van zijn bandje horen en instrumenten testen (foto 7). Heel leuk allemaal. We sloten af met een lekkere straatmaaltijd en een bezoek aan watervallen (foto’s 8 en 9). Otovalo was de moeite, niet enkel voor de markt en de kleine dorpjes, maar zeker ook voor de leuke mensen die we leerden kennen (een fijn Nederlands koppel dat de wereld rond reisde) en de gezellige avonden (een open haard op de binnenkoer van ons hostel draagde hiertoe bij).

    Na Otovalo nam ik afscheid van Roel en Anke en tevens van Katie. Na een kleine maand samen reizen vertrok zij naar een project waar ze beren moest traceren met behulp van radarsignalen. Andere uitdagingen dus en onze wegen gingen een andere kant op. Yvette en ik besloten samen Colombia in te trekken en richting Popayan te gaan. Een trip, die in veel boeken en op veel websites wordt afgeraden,maar het is nu eenmaal de manier om naar Colombia te gaan.

    Volgende keer vertel ik hoe de trip ging, maar ondertussen zit ik veilig en gezond in Cartagena en morgen ga ik naar een eilandje met witte stranden in de Caraïbische zee. Er zijn slechtere vooruitzichten.  

    Groeten uit de hitte,
    Jan





















    22-05-2011, 03:13 geschreven door JanSmet  
    15-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Misahualli en Amazonewoud 20-26 april
    Hey allemaal,
    Het vervolg van de Quilotoaloop en Baños: Misahualli en een jungletrip.

    Misahualli zelf is een gezellig, klein dorpje op de rand van het regenwoud, waar de kapuchijnaapjes vrij rondlopen op het marktplein. We hoopten hier een goede en betaalbare jungletour te vinden en al na een half uurtje vonden we wat we zochten. De befaamde Luis Zapata (een local, die er uit ziet of hij eigenhandig elk dier in de jungle kan wurgen en vervolgens volledig opeten; een vriendelijke man) bood ons een vijfdaagse aan waar we alle vijf tevreden mee waaren, dus de beslissing was snel gemaakt.

    We vertrokken ’s morgens met een gemotoriseerde kano op de Napo rivier (een zijrivier van de Amazone, maar zelf ook al behoorlijk groot). De eerste stop hielden we bij traditionele goudzoekers. In de rivierbedding mochten we zelf goud pannen, wat een behoorlijk vermoeiende bezigheid was, die vooral de onderrug niet spaarde. Bewonderenswaardig hoe de lokale bevolking dit dag in dag uit doet, voor slechts enkele dollars per dag. Na het goudzoeken bezochten we een centrum voor wilde dieren (dit zijn de plaatsen in de jungle waar je gegarandeerd “wilde” dieren kunt zien) en een museum over de traditionele manier van leven in het regenwoud, waar we onder andere met klassieke blaaspijpen konden schieten (foto 1: ik was een waar gevaar voor mijn gids en medereizigers; foto 2: de lokale telefoon). Na de lunch gingen we verder de rivier op, deze keer naast de boot in rubberbanden. We amuseerden ons als kleine kinderen (hetgeen voor mij absoluut geen probleem was; zie foto 3). Na twee extra uren in de kano, gingen we aan land en moesten we een uurtje lopen naar het “dorpje”, waar we enkele dagen zouden verblijven. We sliepen bij een familie, waarvan de exacte samenstelling ons pas na enkele dagen duidelijk werd. Het meest verbazingwekkende was het meisje van 16, dat blijkbaar de moeder was van het kind van twee. De betere mathematicus weet dan dat ze moeder werd op haar 14de. Met een vader van toen 19, zouden wij dit naar Europese normen vreemd (en zelfs strafbaar) vinden, maar hier is het blijkbaar normaal. Hoe meer kinderen, hoe meer helpende handen (meer monden om te voeden ook, maar dat is blijkbaar geen belet).

    De volgende dagen vulden we met wandelingen door de jungle, boottochten met al dan niet gemotoriseerde kano’s (groot en klein; foto’s 4 en 5), een bezoek aan een community (foto 6), tarzanimitaties aan lianen (foto’s 7 en 8), een bezoek aan cacao- en yukaplantages en het zelf maken van chocolade en chicha (een alcoholische drank op basis van yuka; zie foto 9). De boottochten verliepen niet altijd even vlot. Eén keer belandde de kano in slechts enkele seconden op de bodem van de rivier. Gevolg: alles nat. Zelf genoot ik het meeste van de partijtjes voetbal met eerst de lokale kinderen en nadien met de gehele lokale mannelijke bevolking. We begonnen met een tiental spelers, maar gaandeweg kwamen er steeds meer mannen uit de jungle tevoorschijn. Blijkbaar is voetbal universeel. De chocolade was lekker (foto 10) en de chicha een beetje zurig, maar als dank voor de gastvrijheid dronk ik toch een halve kom van het zurige gegiste yuka-afkooksel. De avonden vrolijkten we op met een warme alcoholische drank op basis van kaneel. Zeer lekker en vooral grappig om onze kok langzaam dronken te zien worden. We toastten op de vierde verjaardag van mijn neefje en zo vierde ik toch ook een beetje mee (hoe jammer het ook was dat ik zijn feestje in België miste).

    Een nachtelijke junglewandeling begon eerder teleurstellend. De enige spektakelwaarde lag in de gids, die steevast alle dierengeluiden die we hoorden, probeerde na te bootsen. Vooral toen hij het geluid van Yvettes opwindbare zaklamp probeerde te imiteren, zich afvragend welk raar beest we nu gevonden hadden, kon de pret niet op. De spanning steeg echter snel, toen we een koraalslang tegenkwamen (dodelijk binnen de 25 minuten; zie foto 11). Al bij al was de wandeling wel amusant. Na drie nachten bij de familie, namen we afscheid en de laatste nacht brachten we door in een iets of wat luxueusere lodge. De laatste dag zagen we nog een traditionele dans en een sjamaan. De laatste vond ik iets minder boeiend, aangezien de sjamaan zich overduidelijk omkleedde, telkens er toeristen aanmeerden. Niet echt autenthiek dus.

    De dag na omze jungletoer gingen Katie, Tara en ik naar een echte sjamaan (hij was druk bezig een vrouw en kind te genezen, die 6 uren gereisd hadden om hem te zien; zie foto 12; hij zag er minder sjamaan uit, maar dat maakte het minder gemaakt), om daar een “zuiveringsritueel” te ondergaan. Op zijn minst gezegd een interessante ervaring. Na zes dagen rust en kalmte in de jungle was de tijd gekomen om richting Quito te vertrekken. Richting de evenaar dus.

    Gegroet,
    Jan



























    15-05-2011, 04:29 geschreven door JanSmet  
    05-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Baños en de Quilotoaloop 12 – 19 april
    Hola,
    Na de avonturen in Galapagos, vertrokken we dus richting Baños.

    ‘s Morgens vroeg om een uur of 6 kwamen we aan in Baños, waar we na een voormiddagje rusten merkten dat Yvette op de bus bestolen was. Terwijl we sliepen, had een onverlaat de rugzak (die onder haar voeten lag) geopend en er het geld, de bankkaarten en enkele belangrijke papieren uitgehaald. Blijkbaar is dit een veelvoorkomende praktijk, want in het politiebureau ontmoetten we twee Engelse toeristen die net hetzelfde hadden meegemaakt. Ook dat is dus reizen.

    Baños is een leuke stad, met veel outdoorsportmogelijkheden. De eerste avond gingen we op een tour met een openluchtbus. Ze beloofden ons een gezellige busrit naar een uitkijkpunt van waar we de actieve vulkaan konden zien, een warme alcoholische drank zouden krijgen en een kampvuur met jonglerende mensen zou zijn. De busrit was er en de drank ook, maar de vulkaan konden we niet zien door het slechte weer en ze was de laatste zes jaar blijkbaar ook niet meer echt actief (twee weken later zou de vulkaan terug uitbarsten, maar dat wist niemand toen; wij waren tijdens de uitbarsting enkele honderden kilometers noordelijker). Een kampvuur was er die avond net niet en de jonglerende hippies waren blijkbaar ook elders hun kunsten aan het tonen. Maar het was gezellig en we sloten de avond af met een niet gepland maar leuk “discotheek”-bezoek.

    De volgende dag werd er gesport. De watervalroute afdalen met de mountainbike. Na 20 minuten waren wij echter een geweldige klim aan het doen en ik vreesde even dat het “afdalen” even waar was als de beloftes van de vorige avond. Algauw bleek echter dat het onze eigen domme schuld was en we ergens een foute afslag genomen hadden. Terug dan maar en de juiste weg op; naar beneden deze keer. We passeerden verschillende watervallen, de ene al wat groter en mooier dan de andere (foto 1). Onderweg kochten we stukken suikerriet, vakkundig versneden door een vriendelijk oud vrouwtje (foto 2) en we eindigden met een zwempartijtje in net iets te frisse, naturlijke zwembaadjes (foto 3). Na een terugrit achterin een camion (de terugrit was uiteraard bergop en na 30km dalen, betaalden we graag 2 dollar om teruggebracht te worden), gingen we de spieren ontspannen in één van de plaatselijke warmwaterbaden. Zalig.

    De volgende dag was behoorlijk rustig. We planden onze trip naar de Quilotoaloop voor de volgende dagen en ’s avonds gingen we met buggies de nabijgelegen canyon verkennen. Met de buggie rijden is leuk, maar Yvette (die nog nooit met een auto had gereden) laten rijden, was één van de meest stresserende bezigheden van de laatste maanden. Nadat ik 20 minuten doodsangsten had uitgestaan, nam ik het stuur terug over. Ondertussen was het voor mij 6 maanden geleden dat ik nog met een auto gereden had, dus dit deed wel eens deugd. Ik kijk al uit naar mijn eerste autorit terug in België.

    De volgende morgend vertrokken Katie, Yvette, Tara en ik om de Quilotoaloop te gaan doen. Een trip van 5 dagen, door prachtige natuur, met zeer beperkt publiek transport. Het lijkt zot om dat te doen in gezelschap van drie vrouwen en dat is het ook. We startten met de bus richting Latacunga, van waar we door wilden rijden naar Tigua. Een vriendelijke local wees ons erop dat de bussen naar Tigua niet in de terminal vertrokken en bracht ons naar een (uitermate gammele) bus. We stapten op, wachtten een beetje en iets later bleek dat de bus pas een kleine twee uur later zou vertrekken. Leve de monopolykaarten om de tijd te doden. De bus bracht ons uiteindelijk in Tigua bij een plaatselijke kunstgalerij met maskers en schilderijen op dierenvellen (foto 4). Allemaal zeer mooi en uiteraard kochten de meisjes vanalles. Ik keek op tegen het meesleuren van breekbare schilderijen en kocht niets. Een andere bus bracht ons naar Zumbahua, waar we de nacht doorbrachten en de volgende morgend rond vier uur gewekt werden door de plaatselijke marktkramers. Na nog enkele uren slapen en gewekt worden door enthousiaste verkopers met zeer oude luidsprekers, besloten we de markt dan maar zelf te gaan verkennen. Buiten ons en enkele verdwaalde toeristen, waren hier enkel locals, die van heinde en verre naar hier kwamen om groenten, fruit, dieren (levend en dood), kleren en andere nuttige toestanden te kopen (foto’s 5-7). De dames kochtten wat souvenirs en we reden met een jeep mee tot aan de Quilotoakrater.

    Deze krater ligt op ongeveer 4000 meter hoog en is gevuld met een prachtig meer. De kleuren van het water zijn met geen woorden te omschrijven (temeer omdat de gemiddelde man slechts een tiental verschillende kleuren kan benoemen, eventueel aangevuld met licht of donker en zeker geen tropische termen als vermiljoen, azuurblauw of turqoise gebruikt). Ik kan enkel zeggen dat dit een adembenemend mooi meer was (foto’s 8 en 9). Na een afdaling van 400 meter kwamen we aan de oevers en konden we de vulkanische activiteit zien (belletjes die aan het wateroppervlak ontsnapten), waarna we terug 400 meter mochten klimmen.

    Bovengekomen, bleek dat we de enige bus naar Chugchilán net gemist hadden en dus met een camion moesten gaan. Die vroegen allemaal te veel geld en we beslisten om te voet te vertrekken, in de hoop een lift te krijgen. Twee van ons konden meerijden met een Duits koppel en de andere twee betaalden een camion 20 dollar om ons een uurtje verder te brengen. In Chugchilán kwamen we in een prachtig hostel terecht (Cloud Forest; foto 10), waar we twee nachten zouden blijven. We gingen paardrijden in de prachtige streek, zagen plaatselijke dorpjes in de bergachige en mistige landschappen (foto’s 11 en 12) en keken naar een partijtje Ecuaball (een volleybalvariant met een hoog net, drie spelers per team en ietwat aangepaste volleybalregels dat elke zondag in heel Ecuador op de plazas wordt gespeeld).

    De weg terug naar Latacunga deden we met vier achter in de jeep van de broer van de eigenaar van het hostel. Na een landverschuiving, die de weg versperde, moesten we een andere route nemen en dat was een geweldige meevaller. Deze weg gaf ons de mooiste panoramas die ik op mijn reis al gezien heb. Het was mij al behoorlijk duideljk, maar na de Quilotoaloop begrijp ik volledig waarom de mensen hier Pachamama (moeder aarde) aanbidden. Wat je hier kan zien is zo imposant dat elke gezonde geest er van onder de indruk zou zijn. Uiteraard kunnen wij in België Pachamama dankbaar zijn voor de Wijngaardberg, het meer van Rotselaar en de Baraque de Fraiture, maar hier in Zuid-Amerika is de natuur toch net iets mooier, groter en meer dankbaarheid waard. Vanuit Latacunga namen we de bus terug naar Baños, jammer genoeg zonder zitplaatsen voor ons. Twee uren door een berglandschap rijden, zittend in het gangpad: niet bepaald de meest comfortabele rit ooit.

    De volgende dag gingen we canyoningen in Baños. Naar beneden rappelen in een waterval, terwijl het water op je hoofd klettert; een fijne namiddagactiviteit of zoals Jente (mijn neefje van 4 jaar) het zei: “cool man” (foto’s 13-15). Watervallen van 10, 15, 20 en 45 meter brachtten ons naar het eindpunt van de canyoning en tevens het einde van ons verblijf in Baños. De volgende dag vertrokken Katie, Yvette, Tara, Sam en ik naar Misahualli om daar een jungletrip te zoeken. We vonden een trip van 5 dagen door de jungle. Zeer de moeite waard en weerom een massa foto’s, waar ik weldra de mooiste uit zal selecteren.  

    Groeten uit Popayan, Colombia.
    Hasta la proxima,

    Jan 

































    05-05-2011, 01:33 geschreven door JanSmet  
    01-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galapagos 7-11 april
    Goedenavond allemaal,
    Op verzoek en na een zekere periode van spanning: de Galapagosfoto's. Het kostte me moeite om een selectie te maken, maar bij deze een kleine impressie van het natuurschoion dat we daar zagen, vergezeld van het relaas van vijf dagen cruise in het paradijs.


    Na een vlucht van anderhalf uur over de oceaan en een extra half uurtje rondcirkelen wegens slecht weer, landden we op Baltra, één van de Galapagoseilanden. De luchthaven was zeer klein en stond half onder water, maar we waren toch blij hier te zijn(foto 1: de oranje route was de onze). Onze gids stond ons op te wachten en per boot en per jeep reden we naar het eerste excursiepunt op het eiland Santa Cruz. Daar aangekomen zagen we de eerste rariteit van de Galapagoseilanden: de typische 50-65 jarige toeristen, voorzien van een hoed met brede rand (bij voorkeur wit of licht beige) en een veel te groot fototoestel. Deze toeristen verplaatsen zich meestal in groep en zijn vaak behoorlijk schreeuwerig, zeker als het om de Duitse of Amerikaanse variant gaat. Onze eerste foto’s maakten we dan ook van deze befaamde soort: de Galapagostoeristen.

    Gelukkig werden we snel daarna bliigemaakt door enkele reuzenschildpadden (foto’s 2 en 3). De naam verklapt het al een beetje, maar deze schildpadden zijn behoorlijk reusachtig. Het leek bijna of we ergens in een prehistorisch park terecht gekomen waren. Na de schildpadden gingen we naar het havenstadje, waar we nog aten aan wal en daarna op ons gemotoriseerde zeiljacht gingen, om tijdens de nacht naar het volgende eiland (Isla Santa Maria/Floreana Island) te vertrekken. We waren met 13 toeristen op de boot. De boot was chique, maar normaal genoeg om zelfs voor ons comfortabel te zijn.

    Na een heerlijk ontbijt, was er een natte landing op “Post office bay” (foto 4: de “Angelique” met het rubber bootje ernaast). Dat houdt in dat we in een rubberbootje tot vlak bij het strand werden gebracht en daar, met natte voeten, aan land gingen. We hadden een korte wandeling en daarna gingen we voor het eerst snorkelen. Aangezien ik geen snorkelexpert was, ging dit voor mij gepaard met enkele flinke slokken zout water. Na de gewenning werd ik echter beloond met hele scholen prachtige vissen en zelfs een gigantische waterschildpad (foto 5). Na de middag gingen we naar Cormorant point, voor een kort bezoek aan het eiland en twee uurtjes snorkelen aan “Devils Crown”. Het snorkelen was memorabel. Naast massa’s prachtige vissen zwommen we hier ook tussen zeeleeuwen, zeeschildpadden en zelfs haaien. Toegegeven, de eerste haai die passeerde deed me even schrikken, maar toen bleek dat de haaien niet echt van het hongerige type waren, veranderde de angst in bewondering. Haaien zijn prachtige beesten en het is fantastisch om ze in hun natuurlijke omgeving van dichtbij te kunnen observeren. Toch blijft het grappig dat de uitroep “shark” hier eerder mensen lokte dan wegjoeg.

    Tijdens de nacht vaarden we richting Isla Española, waar we devolgende dag op het strand tussen een imposante hoeveelheid zeeleeuwen wandelden. De originele bewoners van dit eiland hadden duidelijk geen schrik van de camera’s en soms leek het zelfs of ze gewillig poseerden voor de kiekjesjagers (foto’s 6 en 7). We konden weer tussen de zeeleeuwen snorkelen en in de namiddag gingen we elders op het eiland aan land. Hier konden we onze ogen de kost geven aan land- en zee-iguanas van uiteenlopende groottes en lavahagedissen (foto’s 8 en 9). In een meer zaten nog enkele flamingo’s die niet helemaal doorhadden dat het niet hun seizoen was en daarnaast konden we ook de typische Darwinvinken zien, die evolutiegewijs van hun Europese soortgenoten verschillen door hun vreemdgevormde snavel.

    Tijdens onze traditionele nachtelijke verplaatsing, werd onze boot vergezeld door enkele dolfijnen. Ik was sterk onder de indruk van de dolfijn die minuten lang vlak voor de boot zwom en omgeven was door fluorescerende algen, waardoor hij felgroen omlijnd werd. De volgende morgen op Santa Fé zagen we een hoop albatrossen en de intussen gebruikelijke zeeleeuwen. Tijdens de lunch, vaarden we naar Plazas Island, waar we een wandeling maakten tussen de geelrode landiguanas (foto 10). Ook hier besloop mij het gevoel dat ik enkele tienduizenden jaren terug in de tijd was gegaan. Een frisse duik in het water later, genoten we van ons laatste avondmaal en vaarden we het laatste excursiepunt. ’s Nachts werd onze boot omringd door een vijftal haaien. Stoer als we waren, overwogen we een zwempartijtje tussen deze roofdieren, maar nadat we een aardappel in het water geworpen hadden, bleek dat deze beestjes ’s nachts wel hongerig waren. Geen nachtelijke zwempartij tussen de haaien dus.

    Na de “blue footed boobies” (de naam is te leuk in het Engels om te vertalen; zie foto 12), de albatrossen en de darwinvinken, zagen we de laatste dag de fregatvogels (foto 13). Een rare vogel (hahah!), waarvan de mannetjes hun felrode keel opblazen om indruk te maken op de vrouwtjes.De gemiddlede fuif in België zou er veel spectaculairder uitzien, moesten wij dezelfde versiermethode hanteren.

    Na het ontbijt was het tijd om afscheid te nemen, de laatste foto’s (foto 14: Yvette, Katie en ik, veilig als altijd) te nemen en terug naar het vliegveld te gaan. Ik kan alleen maar zeggen dat de Galapagoseilanden zeer de moeite waard zijn. Een dure uitstap, maar volgens mij de enige plaats ter wereld waar je al deze dieren van zo dichtbij kunt bewonderen. Het cruise-aspect maakt alles nog een beetje specialer, maar voor mij primeerde de schoonheid van de ongerepte (en beschermde) natuur.

    Na deze trip door het paradijs op aarde, keerden we terug naar Guayaquil om ’s avonds de bus naar Baños te nemen, op naar nieuwe avonturen...































    01-05-2011, 01:16 geschreven door JanSmet  
    19-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mancora, Guayaquil en Montañita 25 maart – 6 april

    Vakantie!

    In Mancora verbleven we in het enige overgebleven Loki-hostel dat ik nog niet bezocht had. Het was eerder een vakantieresort dan een hostel en alle gasten gedroegen zich dan ook zo (foto 1). Buiten aan het zwembad liggen, naar het strand gaan (op 50 meter van het hostel), eventueel deelnemen aan de georganiseerde activiteiten (die aan een Club-Med vakantie deden denken, maar dan meestal met meer alcohol), ’s avonds een feestje bouwen en de volgende morgen maar net op tijd wakker zijn voor het ontbijt , gebeurde hier niet veel actiefs. Ik had me voorgenomen om te leren surfen, dus na twee dagen rust, waagde ik me op een surfplank. Met een beetje uitleg van een Australische vriend, trachtte ik de golven de baas te kunnen. Geef nu zelf toe, surfen ziet er niet moeilijk uit. Wel dus... Al bij mijn eerste poging om door de branding heen naar de juiste plaats te geraken, besefte ik waarom surfers steeds sportieve en breedgeschouderde mensen zijn. Peddelen, peddelen en nog eens peddelen. Op de juiste plaats aangekomen, wachtte ik eerst (zoals het echte surfers betaamt) op de goede golf. Grappig om tientallen zongebruinde mensen op hun plank richting de zee te zien staren, in afwachting van enige actie. Enthousiast probeerde ik de aankomende golf te volgen om dan te proberen rechtstaan... Het resultaat was eerder een wasmachineachtige actie, met de consumptie van een heleboel zout water als gevolg. Surfers geven niet op; ik dus terug peddelen, wachten, proberen, half verzuipen en jammer genoeg niet rechtstaan op de plank. Na een uurtje hield ik het voor bekeken (fysiek gezien een noodgedwongen beslissing) en begaf ik me terug naar het veilige, golfloze zwembad.

    Twee dagen later raapte ik mijn moed terug samen en besloot deze keer les te nemen. Na 10 minuten uitleg op het strand (met het verplichte nummertje “zandsurfen”; op uw buik in het zand liggen en rechtspringen alsof ge op het water staat; de voornaamste reden waarom ik liever geen les wou nemen) ging ik het water in en met behulp van de aanwijzingen van de surfleraar lukte het mij vrij snel om recht te staan. Victorie! (foto 2; net voor de val)  Een tiental keren rechtstaan later zat de les er op en was ik voldaan. Ik had gesurft! De volgende dag probeerde ik het alleen en het lukte (weliswaar iets minder vlot, maar toch). Missie geslaagd! Ik kon met een gerust geweten een nieuwe cocktail bestellen en genieten van de zoveelste prachtige zonsondergang (foto 3 en 4).

    Mancora was een oase van rust, met oude en nieuwe vrienden. Ik besef maar al te goed dat het zeer decadent klinkt, maar deze week was als een vakantie van mijn reis voor mij (en voor velen die op dezelfde plaats zaten). Een week lang niet inpakken en uitpakken, geen bussen nemen, nieuwe hostels zoeken en plannen maken. Dat was Mancora.

    Na het betalen van een pijnlijke rekening, vertrok ik richting Guayaquil (Ecuador) om daar een tripje naar Galapagos te plannen. Dit bleek minder eenvoudig te zijn dan verwacht. Samen met Katie en Yvette zochten we goedkope lastminute opties, maar de ene keer zat de boot vol en de andere keer het vliegtuig naar Galapagos. We genoten dan maar van de rust in ons hostelletje (dat door de afwezigheid van andere gasten en meestal zelfs de eigenaars eigenlijk meer een privé vakantiehuis was; zie foto 5) en besloten eerst nog enkele dagen naar Montañita te gaan: het surfoord van Ecuador.

    In Montañita zagen we Bart, Nicolas en German weer, samen met een hoop andere Lokivrienden. We verbleven op de zolder van een hostel (el centro del Mundo). Een grote zaal, met een 40-tal bedden en een prachtig zicht op zee (foto’s 6 tot 8) en dat voor slechts 4 dollar per nacht. Montañita was meer van hetzelfde als Mancora. Strand, surfen, rusten, zonsondergangen en feesten. De golven waren nog iets hoger dan in Mancora, met meer wasmachinemoves tot gevolg tijdens het surfen. Surfen is leuk, maar na deze twee weken ben ik er van overtuigd dat er geen grote surfer in mij schuilt, hoogstens een recreant die al blij is als hij langer dan twee seconden op zijn plank blijft staan.

    Via de computer en de telefoon slaagden Katie, Yvette en ik er in om in Montañita een trip naar Galapagos te boeken. Na een laatste feestje (met onder andere de Canadese Herman Schuermans, maar dan cooler), namen we afscheid van Bart en Nicolas (deze keer waarschijnlijk de laatste keer) en vertrokken we terug naar ons hostel in Guayaquil (Funky Monky). In Guayaquil bezochten we nog een prachtig park (foto 9) en een kunstenaarswijk. In tegenstelling tot wat velen zeggen, is er in Guayaquil wel degelijk iets te zien (weliswaar niet meer dan één of twee dagen). Onze beweegredenen om hier te zijn, waren echter niet de stad zelf, maar eerder de luchthaven vanwaar onze trip naar de Galapagoseilanden vertrok.

    ’s Morgends om 9 uur vertrokken we naar de luchthaven, klaar voor een cruise van 5 dagen langs eilanden die door velen als paradijselijk worden beschouwd. We waren er vreselijk klaar voor en ik kan nu al zeggen dat het de moeite was... Foto’s volgen in overvloed...

    Groeten uit Baños, Ecuador.





















    19-04-2011, 00:09 geschreven door JanSmet  
    12-04-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huaraz en Huanchaco 16 maart – 24 maart

    Ik leef nog! Drukke bezigheden (lees uitrusten op het strand, proberen surfen en een cruise naar de Galapagoseilanden) hebben mij een tijdje van mijn blog gehouden, maar ik probeer de komende dagen terug enkele posts te doen.

    Na Machu Picchu en Lima beslisten we dus om naar Huaraz te gaan en daar een laatste trektocht te doen. Nathalie, Bart, Nicolas en ik sliepen in een leuk hostelletje (La Tomba) en zochten uit hoe we de Santa Cruz trek het best aanpakten. We wilden alleen gaan (zonder gids en ezels), maar blijkbaar kwam ons dat amper goedkoper uit, dus we namen dan toch maar weer een georganiseerde tour. Een gids en een arrero (ezelbegeleider, tentenopzetter en kok) maakten de trip een pak eenvoudiger en tevens interessanter.

    Na een hectisch vertrek (alweer)bleken we met zijn zessen te zijn: wij vier, Claudia (Duitsland) en Tiehun (Korea). Ondanks het mindere weer waren de landschappen die we voorgeschoteld kregen weer adembenemend (foto’s 1 en 2). De tocht was niet te zwaar, al was de beklimming tot de top (4750 meter) wel een serieuse inspanning. Toch weer hoog genoeg om het zuurstofgebrek te voelen. Op de top werden we echter beloond met zicht op een mooie lagune en een lief klein sneeuwbuitje (foto 3: Bart en de lagune).

    Het voordeel van een georganiseerde tocht was dat de arrero de tenten reeds opzette, zodat die konden drogen voor wij toekwamen. Aangezien het de eerste nacht flink geregend had (en berekoud was geweest), was dit zeker geen overdreven luxe. Het drogende tentenkamp en warme thee wachtten ons dan ook op (foto 4). Ik vond het maar niks dat de ezels onze spullen droegen, maar het maakte alles wel een pak gemakkelijker (foto 5).

    De tweede en derde dag waren minder zwaar en de nachten minder koud, maar het weer bleef een beetje tegenvallen. Enkele goede vriendinnen hebben mij de raad gegeven om slecht weer mijn dag niet te laten verpesten en die raad heb ik dan ook ter harte genomen. De wandeling was zeker de moeite en Huaraz is een hikersparadijs (met blijkbaar één van de mooiste hikes ter wereld; 8 dagen lang maar nu niet geopend). Voor de die-hards onder jullie: hier is heel wat hike- en klimwerk te beleven (mooiste hike, mooiste berg, beklimmingen tot boven de 6000 meter,...). Na onze tocht was ik echter volledig klaar om naar het strand en de warmte te gaan. Huanchaco, here I come.

    Huanchaco is een klein kustdorpje, ten zuiden van Trujillo. Een busrit van een dikke acht uren bracht ons langs een cañon, die mij deed twijfelen of de weg in La Paz wel echt de gevaarlijkste ter wereld is. Een zeer smalle weg, een dertigtal tunnels en een hondertal meter onder ons, maar vlak naast ons een kolkende rivier. Een blind vertrouwen in de buschauffeur (een oude en positief gezien dus zeer ervaren man)was hier geen overbodige luxe.

    Huanchaco bleek wel een surfdorp te zijn, maar jammer genoeg niet gezegend met aangenaam warm zeewater of een mooi strand. Vlak bij Huanchaco konden we echter de ruines van Chan Chan terugvinden. Ondanks mijn voornemen om de eerstkomende weken geen oude stenen meer te bezoeken, liet ik me toch weer verleiden en bezocht het museum en de ruïnes van deze pre-Incabeschaving. Mooi, vooral heel groot (pakken groter dan Machu Picchu) en in volle restauratie. (foto’s 6-9: oude stenen en ikzelve die probeert geluid te krijgen uit een oud communicatiemiddel; een grote schelp dus) De verhalen over hoe deze beschaving door de Incas is overgenomen maakten duidelijk dat de Incas zeker geen doetjes waren en dat het ingenieuze systeem van waterkanalen zeer kwetsbaar was.

    Na twee dagen in Huanchaco was het tijd voor de echte beachvakantie: Mancora. Zon, zee en strand zullen te bewonderen zijn in de volgende post...





















    12-04-2011, 20:21 geschreven door JanSmet  
    24-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cuzco – Machu Picchu - Lima 6-15 maart

    Na een rustige busrit van een achttal uren kwamen we aan in Cuzco. Eerste plan: een dagje rusten en rustig rondkijken hoe we Machu Picchu zouden bezoeken. Tijdens onze wandeling door de stad konden we genieten van de plaatselijke carnavalfestiviteiten. Een grote optocht met vooral veel dansende mensen in traditionle klederdracht en zeer veel mensen met schuimspuitbussen, waterbalonnen, watergeweren en zelfs hele emmers water om locals en toeristen nat en “beschuimd” te maken. Een onderhoudend gebruik, doch niet ongevaarlijk voor elektrische apparaten en net gekamd haar. Gelukkig waren wij op het einde enkel nat en voorzien van behoorlijk wat schuim en vrolijke slingers.

    Terug naar onze zoektocht. Vele opties en nog veel meer agentschappen met sterk variërende prijzen. De Incatrail (duur en beter op voorhand te boeken), Salkantay (5 dagen wandelen), de jungletrek (1 dag mountainbiken, twee dagen wandelen en één dag Machu Picchu) of één van de andere opties.Wij kozen voor de jungletrek en dwongen een treffelijke prijs af(160 dollar per persoon; veel geld, maar zeker een aanvaardbaar resultaat van onze onderhandelingen). Dinsdagmorgend vertrekken we naar één van de imposantste bouwwerken uit de menselijke geschiedenis, door de jungle.

    Na een zeer chaotisch pick-up ’s morgens en een busrit van enkele uren door de Heilige Vallei, kwamen we boven op de berg aan, waar onze moutainbikeafdaling zou beginnen. Jammer genoeg was het koud, aan het regenen en bewolkt (op deze hoogte dus mistig). Met een minimum aan zichtbaarheid reden we naar beneden, hetgeen ondanks de voorgenoemde ongemakken toch leuk was. Het laatste stuk was er zelfs zichtbaarheid en ging de snelheid beduidend de hoogte in. Jammer genoeg geen prachtige uitzichten, maar wel de nodige dosis adrenaline. We kwamen net op tijd in het (rudimentaire) hostel om Barcelona Arsenal te zien verslagen en na eengezellige avond met de groep (Ingeborg en ik, de vrolijke Nederlanders Tom en Elmar, het Koreaanse koppel M.K. en Angela en onze gids) gingen we op tijd in bed om uitgerust aan de wandeling te beginnen.

    De tweede dag was een flinke wandeling met een zeer stevige klim, een welverdiende snack bij een plaatelijke familie (ongelofelijk hoe mensen hier kunnen en willen leven en werken; een uitdaging), mooie uitzichten (foto 1) een oud incatrail (links op foto 2 terug te vinden) en een brug die de wenkbrauwen deed fronsen. (foto 3) De derde dag bleven we nog slechts met drie toeristen en een gids over (Tom verstuikte zijn voet en het Koreaanse koppel had de inspanningen fout ingeschat en tevens last één of andere bacterie; zij reden een deel met de auto). Alweer moesten we het water over, de eerste keer over een hangbrug (foto 4), de tweede keer via een karretke dat onder ene staalkabel hing (foto 5). Met zijn tweeën in een oud karretje (in ons geval met de gids er naast hangend) door een touw naar de overkant getrokken worden : spectaculair en door de razende rivier er onder ook wel een beetje beangtigend. Na de middag volgden we de sporen (foto 6) verder tot aan Aquas Calientes, waar we na drie dagen eindelijk een lekkere warme douche konden nemen.

    De vierde dag startte om half vijf. Aan de brug werd de ingang van het pad naar boven geopend om 5 uur stipt en begon een slopende klim tot aan de ingang van Machu Picchu. Enkel de eerste 400 kregen het voorrecht om later op de dag de Waynu Picchu te beklimmen voor een uniek zicht op de oude Incastad. We stapten redelijk goed door en bereikten de ingang ruim op tijd om het gewilde stempeltje op ons inkomticket te verkrijgen (foto 7). We waren bij de eersten in het park en konden de oude stad dus aanschouwen zonder hordes toeristen met felgekleurde regenjasjes tussen de gebouwen (foto 8). Alleen daarvoor al was de snelle klim de moeite waard. Ik moet toegeven dat ik, ondanks de reeds hoge verwachtingen, nog stevig onder de indruk was van dit bouwwerk. Onze gids gaf de nodige uitleg bij de architecturale hoogstandjes (waterkanalen onder de gebouwen, trapeziumvormige ramen en deuren om bestand te zijn tegen aardbevingen en meer van dat leuks). Na de uitleg genoot ik nog meer van dit sterk staaltje Incatechniek.

    Na de uitleg gingen Elmar, Tom en ik de beklimming van de Waynu Picchu aan (foto 9). Opnieuw een serieuse kuitenbijter, maar boven zouden we een prachtig zicht op Machu Picchu krijgen. Jammer genoeg was het geweldig bewolkt en moesten we ons een uur lang tevreden stellen met korte en zeer plaatselijke opklaringen. Ons geduld werd echter beloond en na een dik uur klaarde de hemel gedurende een kwartiertje op en kregen we inderdaad een volledig zicht op de mysterieuse stad (foto 10). Na de afdaling wandelden we nog rond, namen we nog enkele tientallen foto’s (foto’s 11 en 12, de ultieme classic van Machu Picchu met de Waynu Picchu op de achtergrond, uiteraard gehuld in een mythisch wolkentapijt) en bezochten we nog een oude incabrug. De brug was weerom een sterk staaltje van bouwkunde en vooral een bewijs dat de gemiddelde rondwandelende Inca stalen zenuwen moet gehad hebben om hier vrolijk fluitend over te wandelen.

    Machu Picchu was geweldig en tevens een welverdiende TO DO in Zuid-Amerika. Na een nieuwe rustdag namen we de bus naar Lima. De normaal 22 uren durende rit, duurde bij ons 31 uren, door een landverschuiving die de weg gedeeltelijk bedekte met stenen en rotsen. Om twee uur ’s nachts stopte de bus en bij het ochtendgloren werd duidelijk waarom. Niet alleen was de weg grotendeels bedekt en dus onmogelijk te gebruiken, er vielen ook geregeld stenen en rotsen naar beneden, waardoor de doortocht behoorlijk onkogelijk werd zonder uw leven te riskeren. Na enkelel uren van wachten, stenen kijken en uiteindelijk puin ruimen (door een bulldozer uiteraard), dachten we door te kunnen rijden, tot plots een rotsblok ter grootte van een moderne gezinswagen de berg afraasde. Toch nog maar eventjes wachten dus. Na negen uren wachten gaf iemand (?) groen licht en met een klein hartje reden we voorbij de vrijgemaakte weg. Na 31 uren bus, zouden vele arsten vlot een vorm van ADHD kunnen waarnemen bij mij. De laatste 5 uren waren afzien voor mij (en bijgevolg vermoedelijk ook eenbeetje voor Ingeborg).

    In Lima konden we nog net een pintje (of twee) drinken voor het slapengaan. De volgende dag ontmoette ik vele bekede gezichten. Mijn drie Israelische vrienden van Isla del Sol en Bart en Nicolas die ik in La Paz reeds tegenkwam. Ingeborg moest jammer genoeg huiswaarts keren, maar gelukkig bleef ik niet alleen achter. Ik besliste samen met Nathalie naar Huaraz te reizen, om daar Bart en Nicolas terug te zien (zij gingen met de moto, ik was jaloers) en amen nog een laatste trektocht te doen voor we naar het strand trokken.

    Het was een aangename afwisseling om 18 dagen samen te reizen met een bekend gezicht. Na vijf maanden reizen begin ik ondertussen een aantal kleine dingen van ons belgenland te missen. Desalnietemin geniet ik nog steeds van dit continent en het onderweg zijn en met het strand, de Galapagoseilanden en de Lost City in Colombia als grote plannen en daartussen een hoop kleinere plannen voor de komende maanden, ben ik nog niet terug thuis. Voor de nieuwsgierigen (ja moeder, vooral voor u): vermoedelijk zal ik ergens in juli terug naar huis komen. Tot dan!



























    24-03-2011, 17:48 geschreven door JanSmet  
    16-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nazca en Arequipa 28 februari - 5 maart
    Ne goeienavond allemaal,
    Met excuses voor de vertraging, maar hierbij een nieuw stukje van mijn Zuid-Amerikaanse avontuur:


    In Nazca wilden we de beroemde Nazcalijnen vanuit de lucht bezichtigen. Deels omdat dat de enige manier is om alle figuren te kunnen zien, deels omdat vliegen in een klein vliegtuigje op zich een avontuur is. Jammer genoeg lukte het ons niet om een vliegtigje vast te krijgen, om uiteenlopende redenen (geen brandstof, te veel wind, enkele kapotte vliegtuigjes, te laat,...). We beslisten de lijnen dan maar vanop een toren te bezichtigen (foto 1). Niet zo spectaculair als vliegen, maar de lijnen blijven fascinerend. Perfecte figuren en uitzonderlijk rechte lijnen, die hier een 2000 jaar geleden gemaakt zijn (sommigen beweren uiteraard dat aliens de daders zijn; waar zijn Scully en Mulder als je ze nodig hebt?).Door de extreme droogte en de hete temperaturen zijn deze lijnen bewaard gebleven en wie ze ook gemaakt heeft en waarom, toeristisch gezien was het een goede zet.

    Diezelfde avond namen we de bus al naar Arequipa, de tweede grootste stad van Peru. Een prachtige stad met heel mooie koloniale gebouwen, een igantisch klooster (dat we uiteraard bezochten, toeristen als we zijn) en heel wat trekkingmogelijkheden. Wij gingen op een driedaagse trektocht naar de Colca Canyon, één van de diepste canyons van de wereld (dieper dan de Gran Canyon).

    De eerste dag spotten we condors. Imposant hoe deze gigantische beesten door de lucht klieven (mooi woord toch) en als bij wonder buiten het bereik van mijn camera bleven (geen foto’s dus). Na een mooie afdaling van 4 uur (foto 2) kwamen we met ons vijven (Ingeborg, een Amerikaans koppel, de gids en ik) bij een zeer klein dorpje. Daar nam ik de beste douche van mijn leven. Eem uit bamboe opgetrokken douche, waar zowel de zonnestralen als een lichte bries doorheen kwam, terwijl het hete, door de zon opgewarmde water rijkelijk stroomde. Dit gecombineerd met het zicht op de canyon maakte van een weinig spectaculaire actie als douchen een waar festijn.(foto 3, weliswaar zonder mij er in).

    Da twee was een leuke wandeling door de canyon met heel wat interessante uitleg van de gids. Topper tijdens de uitleg waren de witte insecten die op cactussen zitten die, eens platgewreven, veranderen in een felrode natuurlijke kleurstof, die ooit voor veel geld verkocht werd aan de cosmetische industrie. Na een wandeling van een drietal uren, langs een ander klein dorpje met een vrouwtje dat lekkere cactusvruchten verkocht (foto 4), kwamen we aan in het aards paradijs. Blauwe zwembaden, palmbomen, zon, hutjes van bamboe en een vrije namiddag om van dit alles te genieten (foto 5 en 6). Het aards paradijs ligt verborgen in een 1200 meter diepe canyon in Peru.

    De derde dag moesten we om 5 uur ’s morgends aan een klim van 1200 hoogtemeters beginnen. Zweten, maar tegen dat de zon volledig opgekomen was, waren we blij en bezweet boven (foto 7). Na een deugddoend ontbijt, een laatste blik op de canyon (foto 8) en een bezoek aan warmwaterbaden (foto 9), keerden we terug naar Arequipa. ’s Avonds gingen we met 8 man lekker alpaca eten en daarna naar een plaatselijke discotheek, waar we, zelfs voor onze eerste danspassen, al zeer raar bekeken werden. Gringo’s!

    Het werd leuk en dus zwaar om ’s morgends op te staan, maar we hadden afgesproken om ergens Cavia te gaan eten. Na een lange zoektocht met minibusjes en taxis kwamen we in een klein dorpje, waar we ons waagden aan de Peruviaanse specialiteit (foto’s 10-12). Cavia smaakt een beetje naar kip, heeft niet veel vlees en is vooral en beetje vreemd, zo met dat kopje en die pootjes. Op aanraden van een Peruviaanse vriendin beet ik het kopje open, haalde er een botje uit, beet dat ook open en vond daar een zeer klein beentje in de vorm van een vos, hetgeen blijkbaar geluk moet brengen. We zullen zien. Ik ben blij dat ik cavia geproefd heb, maar zou het nu niet bepaald als culinair hogtepunt benoemen.

    Ingeborg en ik namen de bus naar Cusco, hetgeen met een bezoek aan Machu Picchu een nieuw hoogtepunt van de reis moet worden.

    De verhalen en de foto's van Cusco komen weldra, nu vertrek ik naar het noorden voor een laatste trektocht en dan wat beachtime. Zon, zee en surfen roepen mij...



























    16-03-2011, 02:05 geschreven door JanSmet  
    07-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Copacabana en Lima 21 – 27 februari

    Na mijn avonturen in La Paz ben ik samen met 3 Israeli (Nathalie, Sharon en Eyal) richting Copacabana vertrokken. Een fijn stadje aan de oevers van het Titicacameer. Een twee uren durend boottochtje bracht ons naar Isla del Sol, waar we een tocht deden langs enkele bezienswaardigheden (voetstappen van de zon, de geboorteplaats van de zon, een oude ruïne en een hoop prachtige uitzichten: foto’s 1 tot 6). Na een nacht op dit mooie eiland namen we de boot terug en was ik klaar om naar Lima te vertrekken.

    Drie uren tot in Puno, daar twee uren wachten in de terminal en dan nog eens 24 uren tot in Lima: goed voor mijn langste verplaatsing tot nu toe. Een vijftal films, een beetje slaap, een mechanisch defect aan de bus en veelgezweet later kwam ik toe in Lima. Op naar Loki...

    Een rustig dagje om te starten en de tweede dag een bezoek aan het “strand”. En jawel, daar is het gebeurd. Na vier maanden en een half relatief met rust gelaten te worden ben ik overvallen. Half drie in de namiddag in de trappenhal van het strand (waar wel veel volk passeert) werd ik door twee Peruvianen vriendelijk verzocht om mijn centjes af te geven. Met een mes tegen de buik, was ik niet echt bereid de held uit te hangen en ik heb mijn 50 sol (15 euro) dus vlotjes afgegeven. Ik had de indruk dat de twee Peruvianen zenuwachtiger waren dan ik, maar echt leuk was het nu ook weer niet. Nu ja, 15 euro is niet het einde van de wereld...

    De dag nadien kwam Ingeborg toe in Lima. Braaf als ik ben, ben ik ze gaan opwachten op de luchthaven (een hele trip in Lima, wat echt wel een grote stad is). In tegenstelling tot wat velen beweren, is er in Lima wel vanalles te doen en te zien. Wij bezochten enkele interessante musea en een park vol gekleurde fonteinen(foto’s 7-9) en genoten vooral van de zon. Na twee dagen Lima maakten we ons klaar voor Nasca en Arequipa. Een busrit naar het zuiden (waar ik een kleine week eerder dus al eens gepasseerd was).





















    07-03-2011, 18:59 geschreven door JanSmet  
    20-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La Paz 11-20 februari

    Een goede avond allemaal!

    Na een verschrikkelijke busrit (onderweg van 9 uur ’s avonds tot drie uur de volgende namiddag, met verscheidene tussenstoppen, noodstoppen, wegblokkades en bijna ongevallen), kwam ik aan in Loki, het befaamde feesthostel (volgens Lonely Planet: “If you haven’t heard of it, you probably shouldn’t stay there!”). Toegegeven: de feestjes zijn hier ok.

    La Paz is niet meteen de mooiste stad, maar er is vanalles te doen. De eerste dag heb ik me beperkt tot uitrusten en enkele bezoeken aan musea (cocamuseum en musea de arte temporada).De dagen daarna heb ik een aantal leuke activiteiten gedaan, die telkens gepaard gingen met een zekere adrenalineproductie. Geen probleem moeder en vader, ik heb alles overleefd!

    Zondag heb ik samen met Bart (een Belg die ik 5 jaar terug op vorming ben tegengekomen in België; de wereld is soms klein) een bezoek gebracht aan de San Pedro gevangenis. Deze befaamde bezoeken zijn illegaal (foei) en worden vaak afgeraden, maar het was zeer boeiend en absoluut een unieke ervaring. Na het betalen van het nodige smeergeld (in Bolivia kan je alles kopen) werden we door de politie binnengelaten en kregen we een gids en een veiligheidspersoon. Beide gedetineerden uiteraard. We kregen een rondleiding door het “arme” gedeelte van de gevangenis. Zeer bizar. Als je hier opgesloten wordt, moet je een cel kopen. Naargelang hoe veel geld je neertelt (200-2000 dollar in het arme gedeelte) heb je een kleine of grote cel, soms met enkele luxeartikelen zoals douches en TV’s. De gevangenis ziet er uit als een dorp met winkels, restaurants, sauna’s, sportzalen enzovoort. De gevangenen proberen elk op hun manier wat geld te verdienen. Vrouwen en kinderen van de gevangenen wonen ook gewoon in de gevangenis en kunnen vrij binnen en buiten lopen. Elke sectie heeft zijn eigen “chef”, die jaarlijks verkozen wordt en de gevangenis heeft een president, die ook jaarlijks door de gevangen verkozen wordt. Er is een eigen veiligheidsdienst en eigen wetten en regels voor elke sectie. Buiten de dagelijkse telling heeft de politie hier duidelijk niet veel in de pap te brokken. Allemaal zeer vreemd. Op het einde van de rondleiding werd ons in een apart lokaal zelfs cocaïne aangeboden (uiteraard wodrt dit ook in de gevangenis gemaakt, in een eigen lab), waarvoor we vriendelijk bedankten. Een unieke, bevreemdende ervaring (zonder foto’s, de camera moesten we aan de politie geven wanneer we binnengingen).

    De volgende dag was het tijd voor de deathroad. Met een mountainbike daalden we de “World most dangerous road” af. Een afdaling van 44km,waarop een hoogteverschil van een dikke 3000 meter werd afgedaald. Het betere daalwerk dus. De weg dankt zijn naam aan twee zaken. Het feit dat hier vroeger politieke tegenstanders in het ravijn werden gegooid en uiteraard het hoge aantal doden dat op deze weg gevallen is (en soms nog valt). Een weg, bezaaid met modder en stenen, die soms amper 2,5 meter breed is met een afgrond van 600 meter langs de kant van de weg: er zijn comfortabelere fietsroutes te bedenken. Ondanks de regen en de koude (boven sneeuwde het zelfs, hetgeen de afdaling nog net dat tikkeltje spannender maakte) genoot ik van de afdaling. Een trip van enkele uren, zonder noemenswaardige incidenten en met een spuuglelijke T-shirt als geschenk. Een tweede avontuur overleefd. (foto’s 1-3)

    De volgende drie dagen stond een trektocht naar de top van de Huayna Potosi op het programma. Een berg van 6088 meter hoog, 25 km ten noorden van La Paz. De eerste dag reden we naar basecamp, op een hoogte van 4700 meter. Een 200-tal meter hoger oefenden we het wandelen met cramp-ons en het ijsklimmen (foto 4). Een wandeling van een dik uur, twee uur oefenen en een wandeling terug later waren we behoorlijk uitgeput, vooral door het gebrek aan zuurstof. Dat beloofde voor de volgende dagen... Dag twee leek mij vooraf “a walk in the park”. We zouden amper drie uur wandelen naar ”High camp”. Bleek ik even fout te zitten. De wandeling duurde inderdaad een drietal uren, maar aangezien we al ons materiaal moesten meesleuren (rugzak met warme kleren, helm, ijsbijl, cramp-ons, een soort van skibotten, water voor twee dagen en nog wat kleinigheden)  en we steeds hoger gingen (en er dus steeds minder zuurstof was), was de klim over de rotsen en door de sneeuw behoorlijk zwaar(foto 5: een mooie, zware wandeling, met de top dreigend voor ons uit). Iedereen was dan ook bijzonder blij wanneer we aankwamen in het High xamp op 5130 meter hoogte. Na de lunch hadden we een vrije namiddag, die door de koude voornamelijk in onze slaapzakken werd doorgebracht. Na het avondeten en de briefing gingen we slapen. (foto 6: een groepsfoto voor het slapengaan) Niet evident om half zeven ’s avonds, maar noodzakelijk. Door de kou en de opwinding voor wat komen zou, werd het een korte nacht met bitter weinig slaap. We werden wakker gemaakt om 12 uur ’s nachts en nadat we thee dronken en cake aten en onszelf volledig inpakten en klaarmaakten, begon om één uur ’s nachts de tocht naar de top. Met een gids per twee man, verbonden met een touw en voorzien van een hoofdlamp en cramp-ons gingen we de kou en de sneeuw in. Al na enkele meters werd het zuurstoftekort pijnlijk duidelijk. Nog een zestal uren te gaan en 900 meter te stijgen... Twee uren later moesten we plots een ijsmuur beklimmen, uiteraard met een gapende afgrond onder ons. In het licht van de hoofdlamp en met veel gezucht en gekreun en een stevige portie angstzweet geraakte ik op de muur. Nog 500 meter te gaan en het zuurstofgebrek begon mij echt parten te spelen. Zelfs water drinken tijdens de korte pauzes was te vermoeiend hier (foto 7: duidelijk niet meer superfris). Stap voor stap (en het waren kleine stapjes) kwamen we dichter bij de top. Door de radio hoorden we dat er al enkele van onze groep opgegaven hadden. Langzaam maar zeker begonnen mijn vingers en tenen ook behoorlijk kou te krijgen (niet abnormaal bij temperaturen van min 15 graden), maar het was toch vooral het zuurstofgebrek dat mij bijna deed terugkeren. Het laatste gedeelte moesten we over een richel van eem halve meter breed met aanbeide zijden een flinke afgrond (foto 8). Niet simpel in deze omstandigheden.

    Om 6.30 haalden we de top (foto’s 9 en 10: mijn gezel Guido en ik zijn duidelijk zeer blij). Een prachtig uitzicht en vooral een fantastisch gevoel dat ik het gehaald had. De zon zien opkomen op 6088 meter hoogte, boven de wolken (foto 11), met aan de andere kant zicht op het Titicacameer en La Paz; ik heb nog niet dikwijls zoiets moois gezien. We bleven een vijftal minuten op de top, om dan terug af te dalen. Een afdaling van twee uur en een half, die ook absoluut geen lachertje was, maar ons wel de kans gaf om de mooie landschappen in daglicht te zien (foto 12). De vermoeidheid woog serieus en ik was dan ook zeer blij om aan te komen in High camp. Jammer genoeg moesten we, na een soep en broodmaaltijd, inpakken en verder afdalen naar het basecamp. Nog eens een tweetal uren afdalen, met alle uitrusting in de rugzak.

    Deze driedaagse is één van de zwaarste, maar ook één van de mooiste dingen die ik ooit gedaan heb. Fantastisch!

    Na deze prachtervaring was ik klaar om enkele dagen te rusten in La Paz, nog een beetje (?) te feesten en dan naar het Titicacameer te vertrekken. Binnen een kleine week krijg ik bezoek uit België en ik heb er zin in. Het zal deugd doen om met Ingeborg Nederlands te kunnen spreken en vooral om wat tijd door te brengen met iemand die ik al langer ken dan enkele dagen.

    De laatste drie weken in Bolivia waren echt drie topweken. Een heleboel nieuwe ervaringen en uitdagingen, die ik nooit meer zal vergeten...

    Waarschijnlijk voor de laatste keer uit Bolivia: gegroet!



























    20-02-2011, 16:55 geschreven door JanSmet  
    18-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Villa Tunari 26 januari – 10 februari
    Buenas tardes,

    Alweer een kleine update met een verslag van mijn twee weken werken als vrijwilliger in Villa Tunari.

    Na een lange busrit (Santa Cruz-Cochabamba-Villa Tunari, met dank aan de bus die niet stopte in Villa Tunari) werd ik met open armen ontvangen in park Machia van de Comunidad Inti Wara Yassi, een opvangcentrum voor wilde dieren. Ze hebben onder andere apen, poema’s, een heleboel vogels, een aantal kleine dieren en een beer. Wegens het grote tekort aan vrijwilligers waren ze maar wat blij met vers bloed. Na een wandeling door de jungle en enkele uren wachten, kreeg ik een kamer en een job. Ik werk twee weken in de quarantina bij de apen. Hier zitten 75 apen: 71 Kapucijnaapjes en 4 zwarte spinapen.

    In quarentaine zitten de meeste apen in ruime kooien en 21 Kapucijnapen en twee spidermonkeys lopen overdag “vrij” rond aan een touw. De bedoeling is om de apen een zo goed mogelijk leven te bezorgen en sommigen kunnen misschien ooit vrijgelaten worden. De apen die hier zitten komen bijna allemaal uit gevangenschap, gaande van huisdier en circusdier tot mishandelde baraap (mensen betaalden geld om op zijn ezicht te slagen: verschrikkelijk!). Velen hebben een vreselijke geschiedenis en dat verklaart dan ook waarom sommigen soms agressief zijn.

    Onze dagen zagen er veelal hetzelfde uit. Starten om 7 uur ’s morgens, alle apen een banaan geven, api geven (een soort havermout met melk en suiker), de apen die uit hun kooi mogen aan hun touw hangen, de kooien kuisen (en de dekentjes ophalen en wassen; 75 smerige dekentjes wassen is een stevige voormiddagbezigheid), snack geven, 150 rieten takken gaan afsnijden ergens in de jungle, de takken uitdelen (amusement voor de apen, ze vermalen ze tot hele kleine deeltjes), de restanten van de snack en de takken oprapen, lunch maken en uitdelen, alles opnieuw kuisen (ongelofelijk hoe apen hun lunch kunnen verspreiden en hoeveel kak apen produceren), opnieuw een snack geven, weer takken uitdelen om mee te spelen, de snack en de restanten van de takken opruimen, avondeten maken en geven, api geven, de “vrije” apen in hun kooi steken, 75 dekentjes uitdelen en de gordijnen toedoen en tot slot de heleboel nog een laatste keer opkuisen.  Voornamelijk eten geven en kuisen dus en ik moet zeggen dat die apen verdorie lekker eten kriijgen (zie foto 1).

    We werkten met 4-6 personen in quarentaine, ikzelf en een bende aantrekkelijke vrouwen, hetgeen het werk al een pak lichter maakte. Het werk was niet simpel en vooral het feit dat we dagelijks 10-11 uren werkten en dat 7 dagen op 7 woog wel zwaar. De eerste 4 dagen was het heet en zonnig en kloeg iedereen over de hitte. De volgende 10 dagen werd duidelijk dat het regenseizoen was. Minstens vier uren per dag (en vaak heel de dag) regen en als ik regen zeg, dan bedoel ik regen waar de gemiddelde douche qua waterdebiet verdomd jaloers op zou zijn. Gevolg: 10 dagen lang was alles nat. Continue natte voeten, kleren geraakten niet meer droog, de kamers waren zeer vochtig en alles begon lichtjes te schimmelen. De laatste dag heb ik de haartjes van mijn rugzak moeten wassen met het desinfecterend product dat we gebruikten om de kooien te kuisen.

    Erger nog dan de regen en het zware werk, waren echter de muggen. Aan de rand van de jungle werden we gezegend met een gigantische hoeveelheid muggen (en tussendoor ook een beetje zandvlooien). Aangezien wij geen chemische antimuggenproduct mochten gebruiken (de apen kunnen daar niet tegen en durven al eens aan onze armen, benen en gezicht te lekken), stond ik letterlijk vol muggenbeten. Ik overdrijf niet (voor ne keer) als ik zeg dat ik er honderden had (foto 2: mijn been na één dag werken). Die beestjes staken door één en zelfs soms door twee lagen T-shirt heen. Zelfs een jeansbroek was onvoldoende bescherming. De enige manier om niet gestoken te worden was het dragen van een regenbroek en regenvest, hetgeen dan weer behoorlijk heet was op momenten dat het niet regende. Om u een idee te geven van de hoeveelheid muggen: één slag met de hand doodde gemakkelijk 4-5 muggen en het record “muggen doden in één slag” staat op 27 dode muggen in één slag. Behorlijk wat muggen dus.

    Ne mens zou zich kunnen afvragen waarom iemand dit werk doet (en er nog voor betaalt ook). Zeer eenvoudig; de apen waren werkelijk fantastisch leuk. Op de vrije momenten die we soms hadden, konden we met de apen spelen en die beesten zijn bijzonder leuk en intelligent. Ik stond er van te kijken hoe slim en hoe menselijk de Kapucijnapen soms zijn. Er waren er bij die zonder problemen musketons openmaakten en enkele slimmerds slaagden er zelfs in hun kooien te ontmantelen en cijfersloten los te krijgen (wat vaak tot ontsnappingen en boeiende pogingen om ze terug te vangen leidde). De meeste aapjes waren echte schatjes, al waren er wel enkele die (om te spelen) iets te hard beten of krabden. (foto 3: Ruperto, één van de schattigste apen; foto’s 4 en 5: Marocha, één van de spinapen;  foto 6: een baby op moeders rug; foto 7: hoe een groot stuk riet vakkundig tot heel veel kleine stukjes werd verwerkt; foto 8: Romina met de zieke apin Natalia; foto 9: Katy met één van de aapjes; foto 10: altijd maar eten; foto 11: het allerkleinste aapje kreeg dagelijks de fles). Werkelijk zeer leuk om met de apen te spelen en hun menselijke gelaatsuitdrukkingen te zien!

    Naast de apen waren de mandere vrijwilligers ook zeer leuk. Elke middag konden we een lekkere lunch kopen in het “café” voor slechts 11 bolivianos ( een dikke euro). Na het werk een pintje drinken (foto 12: Francesca, Romina en hun moeder die op bezoek was, Brad, Doña, de vrouw die voor ons kookte en aan ons oren trok als we te lang waren uitgeweest en op de achtergrond ons café) en ’s avonds in het stadje gaan eten met nen hoop volk. Elke zaterdag werd er naar de plaatselijk disco gegaan. Zeer leuk vertier, alleen een beetje pijnlijk om zondag om 7 uur terug te beginnen werken. Woensdag of donderdag waren er de themafeestjes in één van onze hostels met dezelfde gevolgen als de discobezoeken op zaterdag. Ik kan jullie bij deze verzekeren dat apenstront kuisen geen goede bezigheid is als je een kater hebt en slechts drie uur geslapen hebt (ik geef toe dat dit weinig verrassend was).

    Het afscheid van Inti Wara Yassi viel me zeer zwaar. De laatste keer dat ik mijn apen gedag ging zeggen, had ik echt zin om te blijven ( en heb ik zelfs een klein traantje gelaten). Misschien kom ik ooit nog wel terug, hetzij om terug met de apen te werken, hetzij om met de beer te gaan wandelen (vrijwilligers die een maand of langer blijven kunnen met poema’s of een beer gaan wandelen om die zo een gelukkiger leven te geven dan een “kooileven”). Dit was een prachtige ervaring en deze twee weken waren op een speciale manier twee van de beste weken van mijn reis, ondanks alle ongemakken en schadegevallen (gebroken visakaart, scherm van de camera stuk, een aantal kleren vakkundig vernield door apen).

    Na twee weken was ik echter klaar voor een beetje meer comfort, geen muggen meer en mogelijkheid tot uitslapen (zelfs 9 uur is al uitslapen). Aangezien in Villa Tiunari niet echt een busstation is, moet je daar een nachtbus richting La Paz doen stoppen en hopen dat er plaats is. Geen sinecure!

    Groeten uit La Paz

    Jan



























    18-02-2011, 20:05 geschreven door JanSmet  
    12-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Potosi, Sucre, Cochabamba en Santa Cruz 11-26 januari

    De busrit naar Potosi was al een klein avontuur: ne platte band in the middle of nowhere en een tussenstop op 40 km van de eindbestemming om te eten (lama in pikante saus voor een ne goeien euro, daar wil ik al eens voor stoppen). Tijdens de wandeling naar het hosgtel liet de hoogte zich al voelen. Op 4000 meter is gewoon wandelen met een rugzak een sportieve beproeving.

    Potosi bleek een zeer mooie stad met veel koloniale gebouwen. De eerste twee dagen namen we de nodige rust na de zoutvlakte. Hoogtepunt van een bezoek aan Potosi is uiteraard een bezoek aan de actieve zilvermijnen. Een bezoek dat uiterst interessant, maar tegelijkertijd ook een beetje pijnlijk was. Hier werken nog steeds 10000 mensen in de mijnen, in uitermate zware omstandigheden. Ze werken vaak zeven dagen op zeven en tien uur per dag in een hitte van 35-40 graden en dat vanaf een leeftijd van twaalf jaar (mag hier ook niet, maar gebeurt toch). We trokken een overal en botten aan (foto 1)en gingen de mijn in tussen de werkende mensen, we moesten tegen de muur leunen om niet gegrepen te worden door voorbijrazende karretjes vol vol stenen ( een tweetal ton, voortgeduwd en getrokken door 4 man of bergaf razend zoals in de betere Indiana Jones film) en hadden problemen om te ademen door de hoogte, het stof, de hitte en het gebrek aan zuurstof. Zoals het hoort hadden wij cadeautjes mee voor de mijnwerkers (cocabladeren, frisdrank en dynamiet) en in ruil daarvoor mochten we foto’s nemen van de wrrkende medemens. Voor mij blijft het zeer moeilijk om foto’s te nemen van mensen die ik niet ken, maar ik deed mijn best om de sfeer daar beneden in de mijn toch te vatten (foto’s 2 en 3). Na het bezoek werd nog wat dynamiet tot ontploffing gebracht (hier voor een goeie twee euro vrij te kopen op de markt vanaf de leeftijd dat je kunt wandelen). Het bezoek was de moeite waard, maar zowel fysiek als mentaal een zware dobber.

    Na nog enkele musea te hebben bezocht nam ik de bus naar Sucre. Damian had meer last van de hoogte (en na een ziekenhuisbezoek blijkbaar ook van uitdroging) en nam de bus naar lager gelegen gebied.

    De aankomstin Sucre was verrassend. Er was juist een haelstorm gepasseerd en de mensen waren volop hagel aan het ruimen. De straten waren bedekt met stenen en modder en werden door buldozers terug vrij gemaakt. Palmbomen in een wit landschap: een bizar zicht.

    Sucre is een leuke stad, met enkele interessante musea (“Casa de libertad” over de geschiedenis van Bolivia en Zuid-Amerika was behoorlijk leerrijk) massa’s kerken, een aantal goede bars en restaurants en een indoor markt om “U” tegen te zeggen. Ik vond een non-profit organisatie die trektochten organiseerde en was direct verkocht. Zondag ging ik met enkele van hun vrijwilligers naar een plaatselijke eersteklasse voetbalmatch. Ik moet zeggen dat het spelniveau van de kampioen van vorig jaar bedroevend laag was, maar het de spektakelwaarde behoorlijk hoog. Twee rode kaarten in de eerste helft (met uiteraard de bijhorende hoogoplaaiende discussies) zorgden er voor dat bij het rustsignaal vier zwaarbewapende agenten de scheidsrechter moesten beschermen. Na afloop van de wedstrijd waren er nog de betere rellen tussen supporters onderling en supporters en politie. Ik ging rustig een hamburger eten en genoot van de sfeer rond het stadion. Dinsdag vertok ik op een trektocht van drie dagen, samen met een Oostenrijkse, een Boliviaanse gids en een Amerikaanse vrijwilliger. 

    De tocht brachgt ons langs een oude Incatrail, weerom prachtige landsschappen, een krater (van een oude vulkaan of een meteorietinslag), dinosaurusvoetstappen en vele plaatselijke boerderijtjes (foto’s 4-7). Ongelofelijk hoe mensen zo afgelegen en zo hoog kunnen leven, wachtend op regen om hun akkers vruchtbaar te maken.De laatste avond sloten we af bij thermische baden en sliepen we in een vervallen en door een kleine steenlawine gedeeltelijk verwoest gebouw (foto 8). Het meest memorabele deel van de trektocht was echter de terugkeer met een “camion” (foto 9). In the middle of nowhere komt een vrachtwagen (waar je normaal schapen of andere runderen in zou vervoeren) rond een uur of tien in de ochtend. Van overal in de bergen komen mensen afgedaald, met grote zakken en pakken vol groenten, fruit, kruiden en andere handelswaar. Iedereen wringt zich op de camion (en iedereen merkt luidop de aanwezigheid van gringo’s op)en de camion vertrekt over modder- en aardewegen. De passagiers, gaande van 1 tot 71 jaar, staan recht, zitten neer of leunen tegen hun handelswaar. Het lijkt alsof de camion vol zit, maar onderweg pikken we nog minstens 30 mensen op, incusief zakken en pakken en een occasionaal schaap. Het wordt uitermate druk en bewegen wordt dan ook quasi onmoelijk. Ik vrees voor het voortbestaan van mijn dikke teen, die vakkundig geplet wordt door het benige achterwerk van een 60-jarige vrouw, die zelf ook in de onmogelijheid is om te bewegen. Mijn fles limonade (ik dacht verstandig te zijn voor een rit van bijna vijf uur in de zon) bevindt zich buiten mijn bereik en onder heel wat groenten en fruit. Dorstig. Het laatste half uur worden we afgekoeld door een fikse regenbui en je kan al raden waar mijn reganjas was: buiten bereik. Uiteindelijk komen we aan in Sucre, kan ik tot mijn verrassing mijn teen nog bewegen en eindigt dit leuke inlandse avontuur. Geweldig dat mensen dit hier regelmatig moeten doen om een beetje geld te aan verdienen op de markt.

    Van Sucre reed ik naar Cochabamba. Een rit van een goede tien uur, met aankomst om vijf uur ’s morgends. Het plan was om daar te couchsurfen, maar door omstandigheden is dat niet doorgegaan. Ik heb dan maar een hostelletje gezocht en daar een Uruguayaanse leren kennen. Een avondje in de Irish pub met een Boliviaanse metalgroep (best te pruimen)en een bezoek aan een grote markt later, besloten we de bus naar Santa Cruz te nemen. Het was een flitsbezoek aan Cochabamba, maar ik heb niet het gevoel dat ik veel gemist heb.

    Sucre is een atypische Boliviaanse stad. Heel wat dure auto’s en op de plaza zijn verrassens veel maatpakmensen te zien. Dit is duidelijk een rijke stad. We bezochten enkele mooie musea, alweer een markt (foto 10) en de plaatselijke Irish pub. Waar je ook gaat, de Irish pub is altijd een goeie plaats om iets te gaan drinken (dank u Tine voor deze tip). Mijn nieuwe hobby is de krant lezen op de plaza en binnen enkele minuten ben je wel in gesprek met een plaatselijke babbelgrage mens. Boeiende gesprekken en een aangenaam tijdverdrijf.

    Ik beslis om de volgende twee weken vrijwilligerswerk te gaan doen in Villa Tunari in een opvangcentrum voor dieren. Werken met apen of puma’s lijkt mij een mooie afwisseling en ik ben wel klaar om eens twee weken op dezelfde plaats te blijven.























    12-02-2011, 22:39 geschreven door JanSmet  
    15-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tupiza en Uyuni: 3 – 10 januari

    Na een nachtje in Quiaca, staken Damian, Elaine en ik de grens met Bolivia over. Geen sinecure, zo bleek, want we moesten een drietal uren aanschuiven om een stempeltje te krijgen. Het is ook gewoon mogelijk om de gres over te wandelen zonder stempeltje, maar ik vermoed dat ik dan later in de problemen zou komen. Het is direct duidelijk dat de zaken heel anders verlopen in Bolivia. Een ander groot verschil merken we wanneer we de bus naar Tupiza nemen. De bus ziet er uit alsof hij zeer weldra de geest zal geven en we zijn zeer blij wanneer we levend en wel Tupiza bereiken en onze rugzakken uit het “bagageruim” zien verschijnen. Bolivia is een pak goedkoper, maar duidelijk veel minder “Europees” en gestructureerd dan Argentinië en Chili. Een niet onverwacht cultuurverschil dus.

    Tupiza blijkt een mooi stadje te zijn, waar we paardrijden in de bergen. Een zeer mooie tocht, maar 5 uren op een paard,dat geregeld al eens begint te lopen (draf noemen ze da zeker) is een pijnlijke zaak voor de achtersteven. Verder koken we heerlijk eten voor een luttele 15 boliviano (een kleine euro).

    En dan begint het avontuur. Een vijfdaagse jeeptocht van Tupiza naar Uyuni, door woestijnen, langs de grens met Chili, langs verschillende lagunas en uiteraard door de Salar de Uyuni. Een trip die mij weer naar verschillende superlatieven doet grijpen.

    We zitten in een jeep met een Hollands koppel en hebben een sympathieke chauffeur, zijn vrouw om voor ons te koken en hun dochtertje van een jaar of drie in de wagen. De eerste dag passeren we prachtige landschappen (foto’s 1 en 2) en slapen we in een klein dorpje (San Antonio de Lopez), op een hoogte van 4200 meter. Er worden duchtig cocabladeren gesabbeld om geen last te hebben van de hoogte. Een zeer rudimentaire slaapplaats en we moeten al om 4 uur opstaan om verder te rijden. De tweede dag rijden we langs een verlaten dorpje, een heleboel lama’s, lagunes met massa’s flamingo’s (foto 3; vrij imposant in het midden van deze woestenij), thermische baden (foto 4: Damian, ik zelve en Elaine), de woestijn van Dali (foto 5) en een eerste kleine zoutvlakte. Vandaag ontdekken Elaine en ik dat een eindje lopen in de woestijn op een hoogte van bijna 5000 meter geen goed plan is.  

    De derde dag kwam een nieuw hoogtepunt van mijn reis: de laguna colorado. Eem immens mooie lagune, met (zoals de naam zegt) verschillende kleuren, alweer een massa flamingo’s. De chauffeur moest ons na 50 minuten letterlijk weghalen bij dit natuurschoon, dat jammer genoeg onmoelijk op foto vast te leggen is (foto 6 en 7 zijn verdienstelijke pogingen). Op mijn lijstje van dingen die uitzonderlijk mooi zijn komt dus de Laguna Colorado bij, liefst bij de opkomende zon.

    Nadien bezochten we nog de arbol de piedra (stenen boom), waar wij ons vooral amuseerden door op de vreemde rotsformaties te klimmen. Enkele lagunes (uiteraard met flamingo’s) later kwamen we aan aan de rand van de Salar de Uyuni. We sliepen in een hostel, opgebouwd uit blokken zout en vertokken de volgfende dag om 5 uur om de zon te zien opkomen boven de zoutvlakte.

    De Salar de Uyuni is immens. De beloofde superlatieven schieten te kort om deze gigantische witte vlakte te omschrijven. Eindeloos wit (foto’s 8 en 9). Vanop het “Isla del pescado” lijkt de zoutvlake een grote zee. Uiteraard maken we de nodige “fotos locos”, gebruik makende van de witte vlakte en wat visueel bedrog.

    Marjolein en Jan (het Nederlands koppel) verlaat ons en wij rijden naar de voet van de Volcano Tunupa, een vulkaan van 5435 meter, die we morgen gaan proberen beklimmen (foto 10). Tijdens de beklimming sterven we meermaals, door een gebrek aan zuurstof op deze hoogte. We moeten de beklimming staken op een hoogte van 4700 meter door het slechte weer op de top, maar worden toch beloond voor onze inspanningen door een prachtig uitzicht op de vulkaan en de zoutvlakte (foto 11). Tijdens de afdaling bezoeken we nog een grot met enkele mummies die hier al eeuwen lang liggen (foto 12). Een ietwat lugubere plaats.

    Na 5 prachtige dagen, zoeken we vrij uitgeput een slaapplaats in Uyuni city, een vrij droevige plaats. De warme douche doet deugd. De volgende dag vertrekken Damian en ik naar Potosi en Elaine naar La Paz. Alweer afscheid nemen, deze keer na twee weken samen reizen. Jammer maar helaas.

    Met deze vijfdaagse heb ik alweer een hoogtepunt van mijn reis gehad. Iets te veel in de jeep zitten naar mijn zin, maar meer dan de moeite waard. Ik blij om samen met Damian naar Potosi te rijden. De bus nemen in Bolivia is toch een groter avontuur dan in Argentinië (maar ook wel een zeer goedkope trip). In Potosi wachten de zilvermijnen...

    Groeten uit Sucre,

    Jan



























    15-01-2011, 01:27 geschreven door JanSmet  
    Archief per week
  • 04/07-10/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 27/12-02/01 2011
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs