Mijn
laatste lange verplaatsing over land was niet bepaald de meest succesvolle
(diarree en bussen gaan niet goed samen). Volledig klaar voor een reis van een
flink etmaal, stapte ik op de bus van Mérida naar San Cristobal. Een zestal
uren op de bus. In San Cristobal moest ik overstappen richting San Antonio; een
goeie twee uren op de bus. Een taxi bracht me tot aan de terminal van Cucuta,
maar vergat te stoppen aan de grens, waardoor ik geen stempels had in mijn
paspoort en dus officieel nog in Venezuela was. Gevolg: ik moest een taxi terug
nemen naar Venezuela, stempeltjes halen en terug naar Colombia. Een dure rit,
maar redelijk noodzakelijk. De bus van Cucuta naar Bogota was goed voor alweer
14 uren genieten van te veel airconditioning. In totaal een 26-tal uren onderweg.
Gelukkig de laatste keer.
In Bogota
werd het me pijnlijk duidelijk dat dit het einde van mijn reis was. Mede
daardoor deed ik niet bijster veel de laatste dagen. De Copa America is
gestart, goed voor minstens één partijtje voetbal per dag. Colombia-Argentinië
kijken op een groot scherm in de stad is een belevenis, zeker omdat Colombia de
betere ploeg was en Argentinië niet verder kwam dan een billijk gelijkspel (foto
1). Het uitgaansleven in Bogota is leuk, mede omdat we met een leuke bende volk
waren in het hostel om samen weg te gaan.
Ik hing de
toerist nog eens uit en bezocht het goudmuseum (veel goud), het politiemuseum
(waar ze vooral fier zijn dat ze Pablo Escobar gedood hebben) en Monserrat (een
berg met uitzicht over de stad; foto 2). Mijn laatste avond in Zuid-Amerika kan
vrij legendarisch genoemd worden. We trokken met zijn zevenen naar Andres
carnes de res, een restaurant/bar/discotheek/expositieruimte van alles wat je
je maar kan inbeelden. Een prima feestje en een mooie afsluiter van mijn reis
(fotos 3 en 4). De laatste dag spendeerde ik rustig in het hostel, weemoedig
omdat het gedaan is.
Met
gemengde gevoelens keer ik terug naar België. Uiteraard ben ikheel blij om
familie en vrienden terug te zien en kijk ik uit naar de Belgische zomer, maar
het is ook heel jammer dat dit gedaan is. Het einde van wat misschien wel de
beste reis van mijn leven geweest is. Een reis en een ervaring om nooit te
vergeten en nog vaak aan terug te denken. Voila, dit was vermoedelijk mijn laatste bijdrage. Merci om te lezen en/of foto's te kijken. Een goede nacht gewenst vanuit de luchthaven van Bogota. Jan
Buenas noches a todo, Een voorlaatste deel van mijn reis. De trip in Venezuela is afgelopen en ik ben nu aan het aftellen in Bogota (en intussentijd nog wat leukedingen aan het doen uiteraard).
In Mérida belandde ik in de Posada Swisa. Een leuk hostel met een vriendelijke Duitser die allerhande uitstapjes regelde, voor aanvaardbare prijzen. De eerste dag gingen we met enkele mensen naar een Jazzfestival. De optredens waren goed, al had ik mijn twijfels bij het jazzgehalte van de rockgroep uit Caracas en de plaatselijke skagroep. Het was een leuke avond uit en ik was aangenaam gecharmeerd door het culturele aanbod hier in Mérida en de hoeveelheid jonge mensen op straat. Mérida is een bruisende studentenstad.
De dag erna vertrok ik op een eerste trip richting Catatumbo. We waren met vier op de trip richting Lago Maracaibo. Op eigen houtje (publieke bussen en een stokoude taxi) belandden we in een peipklein dorpje, waar een plaatselijke gids ons opwachtte in een bootje. Een dik uur vaarden we over een rivier, met behoorlijk veel beestjes langs de oevers (fotos 1 en 2), waarna we een tweetal uren over het Maracaibomeer vaarden. Geloof mij, in een klein motorbootje op een gigantisch meer varen (inclusief lieve kleine golfjes) is minder idylisch als het lijkt. Heel mooi, dat wel, maar vrij pijnlijk aan kont en rug. Na nog een half uurtje varen in een labyrint van kleine riviertjes en moerassen, kwamen we aan op onze bestemming: een dorpje met de naam Congo (heeft niets te maken met onze voormalige kolonie). Het is een prachtig dorpje, temidden van een meer/moeras, bestaande uit een 140-tal paalwoningen (fotos 3 5). Mensen verplaatsen zich hier in bootjes (een klein meisje was zelfs onderweg naar een vriendinnetje in een grote kookpot), leven uitsluitend van de visvangst en doen ganser dagen niets anders dan vissen en bier drinken. The good life! We gingen op een nachtelijke excursie en zagen onder meer een kaaiman (die onze gids zomaar eventjes met de blote handen uit het water plukte; foto 6), maar de belangrijkste reden om naar hier te komen zijn de bliksems.
De bekende Catatumbobliksems zijn één van de natuurfenomenen die nog steeds niet volledig verklaard zijn. Ongeveer 200 dagen per jaar zijn er boven de monding van de rivier bliksems waar te nemen (soms tot 200 per minuut), die meestal geen geluid maken. Een samenspel van de warme caraibische winden, de koude winden die terugkeren van de bergen en het methaangas dat opstijgt uit het meer, maken dat hier geweldig veel ontladingen zijn in de lucht. Zeer interessant allemaal, maar jammer genoeg was er niet heel veel wind, waardoor wij ons tevreden moesten stellen met enkele tientallen (weliswaar heel mooie) bliksems. Een stevig onweder boven de Menatoren is soms spectaculairder. Ondanks de tegenvallende hoeveelheid bliksems was de trip zeker de moeite waard. Naast een paalwoning in een hangmat slapen in een dorpje als dit is sowieso een unieke ervaring.
Een tweede uitstap ging richting de bergen. Mérida is omringd door bergen, dus het leek me leuk om een bergdorp te bezoeken. Samen met een Amerikaan stapte ik op een lokale bus richting Mucuchies. Na een tweetal uurtjes kwamen we aan in wat blijkbaar een klein stadje was. Iets of wat teleurstellend, aangezien ik een gezellig bergdorpje verwachtte. We bezochten een kasteel en de dag nadien wandelden we naar thermische baden. Jammer genoeg waren de thermische baden (die er op de fotos prachtig uitzagen) door een landverschuiving grotendeels verwoest. De wandeling was wel mooi. Onderweg werd mij duidelijk dat mijn tijdelijke reisgenoot veel Amerikaanser was dan hij zelf wou toegeven en hij begon mij dan ook langzaamaan te ergeren met zijn uitspraken over hoe de USA de wereld altijd moet redden en niet genoeg respect krijgt en hoe de Venozulaanse bevolking te dom is om te beseffen dat ze afhankelijk zijn van de USA. Ik was er dan ook niet rouwig om dat hij de volgende dag richting Colombia vertrok.
De volgende dagen was het hostel volgeboekt, dus ik moest iets anders zoeken. Ik besloot om te proberen couchsurfen (bij mensen thuis slapen) en had vrij snel geluk met mijn zoektocht. Ik belandde in een apartement bij Carmen en haar broer Carlos. Een apartement vlak bij het centrum, waar ik zelfs een eigen kamer en matras kreeg. Voor het eerst ineen maand of twee had ik een deftige warme douche, met voldoende water. Verbazend hoeveel deugd dat doet na zon lange tijd. De eerste dagen bezochten we plaatselijke marktjes en spendeerden we heel wat tijd met vriendjes en vriendinnetjes. Behoorlijk goed voor mijn Spaans, dat na maanden reizen met Engelse, Australische en Nederlandse mensen niet veel meer verbeterd was.Het was behoorlijk relaxed in het apartement. Een leuke verrassing was dat Nicolas plots in Mérida verscheen. Ik reisde een drietal weken samen met deze Argentijn in Peru en Ecuador, dus het was een behoorlijk blij weerzien, dat gevierd werd met Belgisch stoofvlees (of iets wat er op gelijkt, met de voorhande zijnde ingrediënten).
Ne enkele dagen besloot ik nog een tripje te doen. Deze keer richting Los Nevados, een (deze keer echt) klein bergdorpje. Na een eerste mislukte poging (de jeep was reeds vertrokken, dus ik moest een dagje wachten) nam ik een jeep richting Los Nevados. Ik deelde de jeep (en de kosten) met een Spanjaard die in Caracas werkt. De rit richting Los Nevados op zich was prachtig. We reden vier uur door een adembenemend berglandschap, over een pad dat het gebruik van een 4X4 rechtvaardigde (foto 7). Volgens mij toch wel in de top drie van de gevaarlijkste wegen (een aantal kruisjes aan de kant van de weg bevestigden mijn vermoedens). Onderweg hadden we een uitermate boeiend gesprek met de chauffeur over Chavez en zijn socialisische politiek. Voor de mensen in dit afgelegen dorp is Chavez een held, want hij bracht internet, pensioenen, een GSM-mast en La Maquina naar het dorp.
La Maquina. Een verhaal apart. De heilige drievuldigheid in Venezuela bestaat uit God (Dios oftewel Lo Más Grande), Bolivar (El Libertador) en Chavez (El Comandante). In Los Nevados is er een vierde schakel: La Maquina. Het dorp kreeg korte tijd geleden een machine om de weg van Mérida naar het dorp berijdbaar te houden en het hele dorp praat over niets anders. Belangrijk voor een bergdorp. De ironie wil dat wij onze trip richting Los Nevados noodgedwongen moesten onderbreken na een drietal uurtjes, omdat La Maquina de weg blokkeerde. De weg was niet overal stevig genoeg om een zware machine te dragen, dus enkele tientallen locals waren volop bezig om met houwelen en schuppen de weg te verbreden, om de machine door te laten (die de weg moest verbeteren). Veel kijklustigen voor dit schouwspel. Wij wandelden langs de werken heen en stapten in een andere jeep, die ons tot in het dorpje bracht. (foto 8)
Los Nevados is een prachtig bergdorp. 700 inwoners en onvoorstelbaar rustig. Ik had een lekkere lunch, rustte uit van de trip, genoot van het uitzicht (foto 9) en wandelde enkele uren in de bergen rond het dorpje (foto 10: Los Nevados van bovenuit gezien). Mensen die tot rust willen komen kunnen zich geen betere plek voorstellen. Ik las een boek op de Plaza Bolivar (zo heet het centraal plein in elk dorp/stadje in Venezuela; ziefoto 11) en had een frisse, maar zeer rustige nacht. Op de terugweg stopten we nog voor een chicha en moesten we La Maquina alweer wandelend passeren. Ondertussen begonnen de autos boven de versperring zonder benzine te geraken, hetgeen werl eens voor problemen kon zorgen de komende dagen (het is hier verboden om een bidon naft te kopen, dus er is geen enkele manier om aan benzine te geraken). Leve La Maquina!
Terugkomen in Mérida voelde al een beetje als thuiskomen (foto 12: klein verkleedpartijtje in mijn kamer, onder het goedkeurend oog van Carmen) . De komende dagen waren behoorlijk rustig. We wandelden rond in de stad, bezochten de universiteit (prachtige en ruime campus met een adembenemend zicht op de bergen) en de botanische tuinen en gingen een ijsje eten in de cremerie met de meeste smeken ter wereld (vermeld in het Guiness book of records). Ik liet me gaan en at een ijsje met vleessmaak en eentje met biersmaak. Vlees: lekker; bier: lekker; ijs: lekker. De combinatie was verrassend lekker. Naast bier en vlees, waren er nog een 400-tal andere smaken, gaande van de klassiekers tot ajuin, zalm, pikant, tonijn en andere opties, die blijkbaar lekkerder waren dan ze voor mij leken.
Het rustige leven in Mérida beviel mij wel en ik bleef dus iets langer dan gepland. Aangezien ik een vliegtuig te halen heb en nog een beetje van Bogota city wil zien, moest ik zondag wel vertrekken. De bus richting San Cristobal om vandaar de grens over te steken in San Antonio. Ik nam afscheid van Carmen en Carlos en vertrok voor mijn laatste lange busrit.
Buenas, Exact twee weken voor mijn terugvlucht. Het aftellen is nu echt begonnen. Met gemengde gevoelens: spijt dat het voorbij is, gelukkig met wat geweest is, ongeduldig om naar huis te gaan... Hoe dan ook, speciaal voor jullie een stukje Venezuela.
Ondanks de vele horrorverhalen (reizigers vertellen blijkbaar graag verhalen over overvallen, diefstallen, ontvoeringen, corrupte politie en andere problemen aan elkaar), vertrok ik dus naar Venezuela. Een apart land. Enkele dingen die je moet weten (of die wel leuk zijn om te weten) over Venezuela:
-Venezuela heeft een uurverschil van 6 uur en 30 minuten met België. Je leest het goed, ze werken hier met een half uur tijdsverschil. Waarom? Gewoon omdat Chavez het kan.
-Over Chavez gesproken... Een ingewikkelde politieke situatie hier met een extreem socialistische president. Ik heb nog nergens ter wereld een persoon zo zien verheerlijkt worden (of vooral zichzelf verheerlijken) als hier; personencultus alom. Overal langs de weg vind je affiches met Chavez, met daarbij één van de fantastische dingen die hij (allemaal eigenhandig als je de affiches mag geloven) heeft verwezenlijkt. De meningen in Venezuela over de man zijn zeer verdeeld. Er zijn grote voorstanders (Chavisten) en grote tegenstanders, maar de meesten denken dat hij de verkiezingen volgend jaar wel weer zal winnen (een meerderheid vermoed wel dat dit niet geheel reglementair gaat gebeuren). Veel stof tot interessante gesprekken met de lokale bevolking dus.
-Geld dan. In Venezuela betalen de mensen met Bolivares Fuertes. Sinds 2007 met drie nulletjes minder, al spreken de mensen hier nog steeds over tres mil Bolivares ipv tres Bolivares. Maar dat is nog niets vreemds. De wisselkoers daarentegen... Officieel is één dollar 4,30 Bolivares waard. Deze koers wordt kunstmatig constant gehouden om een voor mij (als economische onwetende) onbekende reden. Op de zwarte markt daarentegen krijg je voor één dollar vlot 8 Bolivares. Reden genoeg dus om met een hoop cash dollars het land in te reizen. Alles is op die manier immers ongeveer half zo duur. De dollars van de zwarte markt zijn hier zeer gewild omdat Chavez het heel moelijk maakt voor de mensen hier om aan dollars te geraken en Bolivares in het buitenland evenveel waard zijn als dubbelzijdig toiletpapier.
Verschillende redenen dus om Venezuela een vreemd maar boeiend land te vinden. Ik ben alleszins blij dat ik dit land kan bezoeken nu Chavez nog aan de macht is en leeft (Hij is momenteel in Cuba om medische redenen, volgens sommige bronnen zijn knie, volgens anderen zijn mond. De verhalen gaan van een kleine ingreep of een abces tot een terminale kanker, al naargelang de bron pro- of contra Chavez is).
De weg naar Venezuela dus... José en ik waren de enige gringos op de meer dan halflege bus (ja, ook Argentijnen zijn hier gringos). Onderweg naar de grens werden we verscheidene malen gecontroleerd, gaande van routine paspoortcontrole tot een volledige check met fouillage en al (handen tegen de bus, benen gespreid, gelukkig nog net geen full cavity search). Zonder problemen bereikten we de grens en kregen we de nodige stempels om uit Colombia en in Venezuela te geraken. Mijn blanke huid en blonde haren werkten als een rode lap op een stier voor de louche wisselaars van geld. Ze dachten mij te plezieren met een wisselkoers van 5 of na aandringen 6 Bolivares voor een dollar, maar ik had mijn huiswerk gemaakt en besloot mijn dollars lekker te houden tot er zich betere kansen voordeden. Na nog een volledige scan van onze bagage en enkele paspoortcontroles op de weg, bereikten we rond 9 uur s avonds Maracaibo, een petroleumstad waar volgens velen niets te zien is. We namen een taxi (die we door onze koppigheid aan de grens met dollars moesten betalen) en kwamen in een fijn hotelletje terecht. Het eerste wat opviel aan Maracaibo was de hitte, zelfs om 9 uur s avonds. Moe van de rit en blij met de airconditioning op de kamer,gingen we op tijd slapen.
We beslisten nog een nachtje te blijven, zodat we rustig de stad konden bezichtigen. Na een deel van onze dollars te hebben gewisseld (8 tegen 1, prima deal dus en veel briefjes; zie foto 1) gingen we een stapje in de stad zetten. Een gezellig marktje, veel leuke huisjes in felle kleuren (foto 2)en supervriendelijke mensen, maar vooral een onhoudbare hitte. 42 graden in de schaduw maakte dat we naar een shoppingcenter vluchtten met airconditioning. Het shoppingcenter had ook enkele opmerkelijke zaken. In het midden bevond zich een ijsschaatspiste (kwestie van de energie er flink door te jagen; foto 3), voor de Subway stond een politieagent, casual gewapend met een shotgun en de etalagepoppen waren voorzien van overdreven grote borsten (foto 4, dit is niet representatief voor de gemiddelde vrouw in Venezuela, gelukkig maar). We wandelden hier wat rond, genoten van de airco en besloten dan om een toeristische busrit te gaan maken om de stad vanuit een iets of wat draaglijke temperatuur te bezichtigen. We moesten twee uur wachten voor de bus vertrok en toen die vertrok, bleek die vol te zitten met een bende overenthousiaste toeristen uit Caracas. Amusant was het wel. We reden door de stad en ik was gecharmeerd door de gebouwen en gebouwtjes in deze stad, die wordt afgedaan als enkel interessant voor mensen in de oliebusiness. Niet dus. Wat verder nog opviel in deze stad (naast de constante Chavezpropaganda) was dat de mensen ondanks de hitte allemaal een lange jeansbroek droegen (waar ne mens op let) en dat er naast heel veel moderne autos ook een heleboel geweldig mooie en vooral geweldig versleten oldtimers rondreden.
Na het hete Maracaibo, vertrokken José en ik richting Coro, een koloniaal stadje aan de kust, vlak bij een groot schiereiland. We belandden in Posada El Gallo, bij een vriendelijke Fransman en zagen voor het eerst in Venezuela andere, niet Venezolaanse toeristen. We namen de plaatselijke bus naar een strandje op het schiereiland. De busrit was interessant (en de bus vooral boordevol; foto 5) en het strandje mooi, maar vreselijk winderig. Ik was vooral onder de indruk van het leuke dorpje waar we terechtkwamen. De oude wagens, de lage gebouwen en de zanderige wegen deden mij denken aan de Far West, terwijl de palmbomen me herinnerden aan het feit dat ik aan de Caraibische kust zat. Een vreemde combinatie (fotos 6 en 7). Op de terugweg stopten we bij las Dunas, zandduinen die hier als bij wonder neergepoot zijn. Ik verwachtte enkele kleine duinen, maar kreeg een gigantische vlakge, gevuld met hoge en lage zandduinen. Enkel het water tussen de duinen maakte duidelijk dat ik niet ergens in de Sahara was terchtgekomen. Bizar, meer heel mooi (fotos 8 11). Zeker bij het ondergaan van de zon werd deze plaats prachtig. We zochten een lift terug naar het hostel en s avonds gingen we naar een symfonisch orkest. U leest het goed, een symfonisch orkest (foto 12 levert het bewijs). In Coro krijgt de bevolking wekelijks een gratis klassiek concert aangeboden, vooral bijgewoond door jonge mensen. Eén van de voordelen van een socialistische maatschappij al je het mij vraagt.
De volgende dag was een rustdag en ik maakte mij klaar om richting Mérida te vertrekken. José ging richting Caracas, Aruba, Curacao of ergens anders (reizen blijkt een mnoeilijke bezigheid te zijn), dus ik nam s avonds alleen de bus. Ook hier was ik overduidelijk de enige gringo op de bus, wat me wel wat extra aandacht opleverde. In Venezuela wordt er toch nog net iets meer omgekeken als een nietsvermoedende toerist door de straten loopt. Gelukkig ben ik dat al wat gewoon ondertussen. 13 uren op de bus brachten mij tot in Mérida, een studentenstad in de bergen, waar ik een tijdje zal verblijven. Groeten vanuit een apartement ergens in Mérida. Gringo Jan
Taganga 2: Lost City en duiken: 30 mei â 13 juni
Dag vrienden, Een flinke boterham alweer, met mijn voorlopig laatste avonturen in Colombia.
Maandagmorgend, een beetje te vroeg: een jeep pikt Sophia en mij op en brengt ons naar het agentschap. Daar aangekomen blijkt dat we met negen zijn in onze groep en hoe kan het ook anders, van de negen zijn er 5 Nederlanders (ik ben nu wel zeker, Nederland is langzaamaan Colombia aan het overnemen). Op een wonderbaarlijke wijze geraken we allemaal in een jeep (4 op de achterbank en 4 op twee gammele bankjes in de koffer) en vertrekken we richting Ciudad Perdida. Na een uurtje asfalt, volgde een uurtje onverharde weg, geen pretje met zo veel man in één jeep, maar we houden het tof en zingen vrolijk mee met de muziek (zelfs als Grease een zevende keer wordt gedraaid). We laten de zee achter ons en verdwijnen in de bergachtige jungle van Noord Colombia.
De eerste dag wandelen we door een bergachtig landschap, langs vrij goed bewandelbare paadjes. De hitte zorgt er voor dat iedereen zich te pletter zweet, maar gelukkig kunnen we onderweg afkoelen in een riviertje. De omgeving is hier prachtig; dat belooft voor de volgende dagen (foto 1). Na een viertal uren wandelen komen we aan in onze eerste slaapplaats. We genieten van een net iets te dure, maar frisse pint en slapen in hangmatten.
De tweede dag vertrekken we s morgens vroeg, wan we hebben een stevige tocht voor de boeg. Al snel zorgt de extreme hitte en vochtigheid voor overdreven hoeveelheden zweet. We komen wel steeds meer in de !jungleterecht. De paadjes zijn niet meer aangelegd, maar uitgesleten door jarenlang gebruik en intensieve erosie door de extreme regenva (foto 2)l. Tot de middag houden we het droog (wat betreft het vocht dat uit de lucht valt althans) en een frisse duik in de rivier doet wonderen tijdens onze lunchstop. Na de middag vertrekken we vol goede moed (al komen bij velen de eerste blaren te voorschijn), maar al na vijf minuen moeten de schoenen (en voor velen de broek) uit om een rivier te doorkruisen (foto 3). Prachtig en lekker avontuurlijk. Iedereen probeert droog te blijven, hetgeen viijf minuten later overbodig bleek. Vlak na de rivier, brak de hemel open. We werden verfrist door een ware zondvloed. Ik denk niet dat ik het ooit al zo hard heb zien regenen en bovendien duurde dit enkele uren. De gigantische hoeveelheden water maakten beekjes (of zeg maar heuse beken) van de paadjes en alles en iedereen werd tot op het bot nat. Ik genoot van deze apocalyptische omstandigheden, terwijl we ons een weg baanden door beken, watervallen, modderstromen en veel te gladde stenen. Een half uurtje voor we onze kampplaats bereikten werden we echter gestopt door een rivier, die door de overvloedige regenval iets dieper en wilder was dan gepland. We wachtten een half uur tot iemand een touw bracht en geraakten zo relatief veiliug aan de overkant. Het water kwam tot boven ons middel en stroomde vrij snel, dus het touw was geen overdreven luxe. Ook het laatste half uur was nog prachtig. Klimmen, dalen, glijden, nog wat watervalletjes en beekjes passeren en uiteindelijk aankomen in het kamp. We kregen bedden deze keer en iedereen was vooral blij met de warme koffie (zelfs ik) en de popcorn die de gidsen voor ons maakten.
Op dag drie gingen we op zoek naar de Lost City. Na een wandeling van een half uurtje, met alweer vijf rivieroversteken (opnieuw tot een meter diep, dus weerom nat), kwamen we aan de voet van de lost city. Een 1600-tal trappen bracht ons tot bij de oude stad (foto 4). Deze stad is jarenlang overwoekerd geweest door de jungle en nu deels vrijgemaakt. Voor velen valt het voorkomen van de stad tegen, maar ik vond het imposant om te zien hoe de natuur deze oude religieuze plaats (die nu nog steeds voor religieuze diensten gebruikt wordt) helemaal verslonden had. De stad is behoorlijk groot, maar lechts een deel is vrijgemaakt (fotos 5 en 6) . Niet alleen de stad,maar ook het uitzicht van hier was geweldig. Boven de stad is momenteel een legerbasis die toeristen moet beschermen tegen de rebellen. Een aantal jaren geleden werden hier acht buitenlandse toeristen ontvoerd door rebellen en pas na maanden terug vrij gelaten. Nadien werd het leger hier dus gestationeerd en is dit een veilige plaats geworden. Na het bezoek aan de Lost City, startte onze weg terug. Het weer was beter en we haalden zonder regen de kampplaats.
De derde en de vierde dag waren behoorlijk relax. We wandelden slechts een drietal uren per dag en hadden dus tijd genoeg om te genieten van de prachtige natuur (fotos 7 en 8). Onderweg kwamen we enkele huisjes tegen van de lokale bevolking, die hier nog steeds in vrij primitieve omstandigheden leeft, ver weg van de drukke buitenwereld (fotos 9 11). Op de terugweg bleek één rivier te wild om door te waden, dus we moesten in een ijzeren karretje dat tien meter boven het water hing oversteken. Behoorlijk beangstigend, maar vooral zeer plezierig!
De Lost City trek was één van de mooiste en leukste trekkings die ik al gedaan heb. De prachtige natuur, in combinatie met de avontuurlijke rivieroversteken en bergachtige en modderige paadjes, maakten deze tocht zeker de moeite waard. Voor mij was de stad zelf ook zeer de moeite (anderen verwachtten een tweede Machu Picchu en waren teleurgesteld) en opnieuw hadden we geluk met onze groep. Een fijne trek, met fijne mensen.
Hoewel iedereen behoorlijk moe was, werd er die vrijdag nog een wild feestje gebouwd. Ik zag de zon opkomen boven de Caraibische zee en ging als een tevreden man slapen. Zaterdag was een broodnodige rustdag en uiteraard werd er s avonds opnieuw gefeest. Al vele avonden hebben we ons in de Zijbeuk in Rotselaar afgevraagd waar het café is met meer vrouwen dan mannen en jawel, ik heb het gevonden. Club Mirador in Taganga wordt op zaterdag bevolkt door een overschot aan vrouwen. Meer nog: een overschot aan uitzonderlijk mooie vrouwen, die maar wat graag een salsapasje zetten met de gelukkige mannen op de dansvloer. Genieten.
Zondag, maandag en dinsdag waren rustige dagen. Bezoekjes aan het strand, lekker eten, boekje lezen; een beetje vakantie dus. Maandag ging ik naar Santa Martha city, om dollars te halen voor Venezuela en eindelijk mijn postkaartjes te posten (een deel sleurde ik al van in Bolivië mee, de rest kocht ik op Galapagos). Een hele onderneming, die mij een dikke drie uren kostte. Dollars zijn niet gemakkelijk te vinden en een internationaal postkantoor al helemaal niet. Uiteindelijk lukte het me. Ik betaalde mij blauw om de kaartjes verstuurd te krijgen (één kaartje kostte ongeveer de prijs van een kleine maaltijd hier) en hoop dan ook dat de kaartjes voor mij thuis zijn. Afwachten... Dinsdagnamiddag vertrokken Daphne en Sophia richting Bogota. Opnieuw afscheid nemen dus. Dit moet één van de minst leuke dingen zijn aan reizen.
Woensdag begon ik aan mijn driedaagse duikcursus. De eerste dag begon met enkele oefeningen kort bij de kust. Een vreemd gevoel om onder water te ademen en te bewegen, maar een leuk gevoel. Na de eerste oefeningen doken we direct tot een diepte van 12 meter. Fantastisch! De onderwaterwereld is anders en bevreemdend, maar vooral prachtig. Door een juist evenwicht te zoeken, llijkt het of je tussen de koralen en de vissen in zweeft. We zagen een reuzekreeft en een massa vissen. Sommige had ik al eens gezien in een aquarium in de zoo, anderen waren totaal nieuw voor mij. Echt fantastisch. De tweede en derde dag waren meer van hetzelfde. Enkele oefeningen en daarna een diepe duik. De derde dag doken we tweemaal tot 18 meter diep. Ik genoot van de onderwaterwereld en vond het nu al jammer dat het bijna gedaan was. Na een theoretisch examen (niet moeilijk, maar ik had dan ook flink gestudeerd), werd ik officieel een Open Water diver, gecertifieerd door PADI (fotos 12 15).
De avonden bracht ik door met Anne (waar ik voordien al drie weken mee reisde) en haar huisgenoten José en José. De oplettende lezer weet al hoe de vrijdag- en zaterdagavond er uitzagen: feestje... Vrijdag werden we verleid om naar een beachparty te gaan op Playa Grande (tien minuten varen van Taganga). Na het nodig overleg werd ons een korting en een gratis pint belooft op het strand. Het werd een gratis avond voor ons. We betaalden de boottocht niet (niemand vroeg ons geld, vreemd) en gingen een vijftal keer onze gratis drank ophalen (en kregen ook telkens weer wat we vroegen). Op het strand was niet veel volk, maar wel muziek, dus wij dansten de hele avond. Dansen op een Caraibisch strand, met de zee en palmbomen naast je: een magisch moment.
Na een laatste feestje op zaterdag en een laatste Filet Mignot in mijn hostel op zondag (we hadden een Nederlandse chef kok die heerlijk eten maakte), was ik klaar om richting Venezuiela te vetrekken. Maandagmorgen zou ik samen met één van de Josés vertrekken richting Maracaibo. Door de vele horrorverhalen die ik al hoorde van Venezuela en het feit dat de meeste mensen hun trip hier stoppen, was ik wel een beetje zenuwachtig. Een spanning die mij deed denken aan het vertrek van mijn reis, nu bijna 8 maanden geleden. Spannend...
Gegroet, Ik ben heelhuids in Venezuela toegekomen en probeer stelselmatig mijn blog volledig up to date te krijgen. Het zou binnen een maand een beetje raar zijn om nog stukken te moeten posten, terwijl ik al vrolijk in België rond loop. Bij deze:
De busrit van Medellin was duur, lang en koud. Blijkbaar zijn de mensen hier heel fier op hun airconditioning, waardoor de temperaturen op de bussen belachelijk laag zijn. Zelfs met een trui aan, was het behoorlijk frisjes. In Cartagena aangekomen was het dan weer, ondanks het vroege uur, uitermate heet. Het begin van een maandje zweten aan de Caraibische kusten. Om van de busterminal naar het centrum te geraken, nam ik een publieke bus. De mensen stappen op en betalen aan de chauffeur, die het geld gewoon naast hem op een bankje legt. Als je ziet dat men in België bijna kooien rond de buschauffeurs moet bouwen voor de veiligheid, kan je jezelf afvragen welk land het gevaarlijkste is: Colombia of België...
Ik sliep in El Viajero in de oude stad. Cartagena is een prachtige stad, met een zeer rijke geschiedenis van aanvallen en plunderingen. De oude stad is omringd door een gigantische muur en binnen deze muur staat het vol met prachtige oude gebouwen. Mooi om enkele uren in rond te lopen, maar veel meer is er in de stad niet te doen. Een uitstap naar een moddervulkaan liet ik aan mij voorbijgaan en een dagtrip met een boot naar een exotisch strand Playa Blanca) leek mij vooral geldklopperij, aangezien je maar twee uurtjes op het strand bent en vooral veel op de boot zit.
De avonden waren gezellig en de tweede avond ontmoette ik Sophia en Daphne, twee Nederlandse meisjes. Zij vertelden mij dat je op Playa Blanca ook kon blijven slapen en vroegen of ik niet met ze mee ging. Enkele nachten in een hangmat op een paradijselijk strand met twee schone Hollandse vrouwen leek mij al meer de moeite van het boottochtje waard.
Playa Blanca was alles wat ik er van verwacht had. Een prachtig strand, palmbomen, houten hutjes waar je kan eten, drinken en je hangmat ophangen en vooral heel veel toeristen en locals die massages, fruit, cocktails, armbandjes en andere rommel proberen te verkopen. Gelukkig vertrok de mensenmassa omstreeks een uur of vier in de namiddag terug naar het vasteland, waardoor het strand leeg achterbleef. Een paradijselijke oase van rust en toen zelfs de massagemeisjes huiswaarts keerden, was de rust compleet. De volgende dag waren er amper boten, dus ook dan hadden we strand bijna voor ons alleen. Na twee nachten in een hangmat, gingen we terug naar Cartagena. Een trip naar Playa Blanca wordt de moeite waard als je blijft slapen (fotos 1 5: het strand, de jonge en oudere locals en onze slaapplaats).
De volgende dag namen we samen de bus naar Taganga, een kustdorpje vlak bij Santa Martha. Taganga staat bekend om zijn feestjes, relatief goedkope duikcursussen, de Lost City en Tayrone park. Genoeg bezigheden om hier een hele tijd te verblijven dus. Sophia en ik wilden direct de Lost City gaan bezoeken, maar door religieuze ceremonies van de loklae bevolking, was de stad een week gesloten. Verandering van plannen dus. De volgende dag vertrokken we met ons drie naar Tayrone park,Onderweg kochten we rantsoen en met publieke bussen geraakten we voor een derde van de toeristenprijs bij de ingang van het park. Daar wachtten drie politieagenten ons op, die overijverig onze bagage wilden doorzoeken.Alcohol was niet toegelaten in het park, dus onze fles rum was een klein probleem. Het was snel duidelijk waar de drie heren naartoe wilden en na het betalen van een beetje drinkgeld, mochten we met onze rum het park in.
De wandeling door de jungle was een heus avontuur. Al vrij snel bleek dat blootvoets wandelen beter was, aangezien de modder vaak enkeldiep was (foto 6: Sophia zit vast en heeft duidellijk hulp nodig). Nadat ik Sophia bevrijd had uit de modder, bereikten we probleemloos, maar met vuile voeten ons einddoel: Cabo San Juan. Een camping met tentjes en hangmatten aan alweer een paradijselijk strand. We verbleven hier twee nachten en genoten van het lege strand dat we op 10 minuten wandelen van de camping vonden (foto 7). Het leek wel of we op het eiland van Lost terecht gekomen waren. Een leeg strand met enkele palmbomen en grenzend aan het strand de jungle, die al snel een heuvelachtig karakter krijgt. Weerom een prachtig stukje natuurschoon (fotos 8 en 9). De wandeling terug deden we langs de stranden. Een verademing tov de jungle van twee dagen eerder, maar nog steeds een flinke wandeling, zeker in deze temperaturen.
Na drie dagen in het paradijs keerden we terug naar de bewoonde wereld. Ik kreeg slecht nieuws te horen van het thuisfront, waardoor ik des te meer besefte hoeveel geluk ik had om hier te zijn en deze reis te kunnen maken. Ondanks een algemene stroompanne in Taganga, konden we de finale van de Champions League meepikken (leve stroomgeneratoren). Grappig om de Engelse supporters van Manchester volledig zot te zien worden bij de demonstratie van Barcelona. s Avonds gingen we voor het eerst uit in Taganga. Een belevenis die, zo bleek later, elke avond zeer gelijkaardig verloopt. De avond start met een flesje rum in het hostel. Tegen middernacht wordt er naar Mirador gegaan, een discotheek waar gedanst wordt met een prachtig uitzicht over de baai van Taganga. Na Mirador gaat de mensenmassa naar Sensation, de tweede discotheek in de stad. Als ook die sluit, kan je nog verder feesten op de afterparty in het Israelisch hostel, een hostel met zwembad waar de hele nacht gedanst, gedronken en gezwommen wordt en waar het volgens mij fysisch onmogelijk is om te slapen. Velen zien in Taganga dan ook de zon opkomen voor ze hun bed zien.
De volgende dag (in de namiddag wel te verstaan) boekten Sophia en ik onze trip naar de Lost City. Maandagmorgen vertrokken we voor 5 dagen naar de jungle, op zoek naar een oude stad, die jarenlang volledig overwoekerd is geweest door de jungle. Ik keek er geweldig naar uit!
Voila, weer een weekje dichter bij het einde, zowel in het echt als bloggewijs. Groeten uit Maracaibo (Venezuela)! Jan
Hip hip hoera, ik heb nog eens mijn best gedaan! Het verhaaltje van Medellin:
Medellin, in de jaren 80 de gevaarlijkste stad van de wereld, de thuisbasis van drugsbaron Pablo Escobar en Botero (een bekende Colombiaanse schilder/beeldhouwer). Redenen genoeg om eens te checken wat er in deze stad te beleven valt dus.
We kwamen aan in het Black Sheep hostel en mijn eerste indruk van de stad was dat het meer een rijke Westerse stad was dan een Zuid-Amerikaanse grootstad. Gigantische overdekte shoppingcenters, torenhoge moderne gebouwen en een nieuwe, ongezien propere metro (met aangesloten op het metronetwerk enkele kabelbanen om de hoger gelegen gedeeltes van de stad te bereiken). De stad voelde heel veilig aan en deed mij even vergeten dat ik in Zuid-Amerika was.
Een eerste uitstapje maakten we naar de kabelbaan. Bizar, hoe deze moderne skilift (zonder bijhorende skipiste) ons over de buitenwijken van de stad bracht (foto 1). Geen toeristische trekpleister, maar een absolute topper, was de bibliotheek. Boven de stad, in één van de armere wijken, stond een hypermodern gebouw, met daarin een bibliotheek (foto 2). Toen we het bezochten kregen we prompt (om dat woord ook nog eens te gebruiken) een gids, die ons rondleidde en vertelde wat het opzet van dit centrum was. Het was een, volledig door de staas gesubsidieerd centrum, waar de kinderen van de omliggende wijken terecht konden voor cultuur, sport, spel, cinema en veel meer. Imposat om te zien hoe dit alles gratis aan de kinderen werd aangeboden. In mijn ter plekke opgestarte ranglijst van goede projecten, staat dit met stip op nummer één! Naast dit centrum bleek ik, tot mijn grote tevredenheid, nog steeds in Zuid-Amerika te zijn en we genoten van een arepa (plaatselijke specialiteit van kaas en nog iets) in het drukke, kleine en vooral heel gezellige straatje (foto 3).
Eén van de volgende dagen gingen we op de Pablo Escobar tour. We werden opgehaald door een minibusje en naar het huis van de broer van pablo Escobar gebracht. We ontmoetten zijn broer (Roberto Escobar, tevens een matig bekende wielrenner), luisterden naar enkele wilde verhalen over ontvoeringen, vergeldingen en drugstrafiek en kregen Pablos gepantserde wagen (foto 4), moto (gekregen van Frank Sinatra) en meer van dat leuks te zien. Roberto bleek naast half blind en doof nog steeds een liefhebber van vrouwelijk schoon te zijn (foto 5: Roberto kroop graag met Anne en Sophie in een geheime schuilplaats; Sophie was er niet gerust in). Na het huis van Roberto, bezochten we het graf van Escobar, enkele van zijn woonsten en uiteindelijk het huis waar hij door de politie vermoord werd (een gewoon appartement in een gewone straat, waar we niet binnen konden omdat er ook gewoon mensen woonden). De toer was leuk, maar zeker niet wereldschokkend.
Eén van de bezienswaardigheden van Medellin is de piedra de Punol. Kort samengevat (al kan de samenvatting niet veel langer worden) is dat een grote steen, op een dikke twee uur rijden van Medellin. Ik geef toe, in de categorie stenen is dit één van de beste stenen die ik onlangs gezien heb, maar het blijft een steen (foto 6). We gingen, beklommen de steen, genoten van het overigens prachtige uitzicht (foto 7), zagen dat de eerste beklimmer van de steen een manbag had (foto 8), aten een plaatselijke specialiteit (foto 9) en gingen terug naar Medellin. Een fijne uitstap. Ik maakte mij achteraf de bedenking dat 5 uren bus (dankzij een kleine wegverzakking hadden we wat vertraging) om een steen te zien hier heel normaal is. Verplaatsingen zijn hier steeds iets groter, zelfs voor banale dingen.
Enkele van mijn beste banale verplaatsingen:
-2 uur heen, 3 uur terug om een steen te zien (zie hiervoor)
-2 uur heen, 2 uur terug om een vulkaan te beklimmen (Popayan)
-2 uur heen, 1,5 uur terug om naar de discotheek te gaan (Tucuman, Argentinië)
-1 uur heen, 1 uur terug om geld af te halen (Misahualli, Ecuador)
-3 uur en een half onderweg om dollars te halen en kaartjes te posten (Taganga, Colombia)
De bus naar Leuven nemen (10-15 minuten) leek vroeger veel, maar is nu een verwaarloosbare rit geworden. Bussen naar Gent, de zee of Amsterdam lijken daguitstapjes envoor een bus naar Barcelona kan ik misschien mijn MP3 speler opladen.
Terug naar Medellin. Naast de cultuur en de stenen, was er in Medellin ook plaats om te feesten. In de Zona Rosa (niet wat jullie denken, in Colombia heet de uitgaansbuurt in de meeste steden zo), werd ik verbaasd door de luxe en de rijkdom van een deel van de bevolking hier. De gemiddelde feestvierder leek hier weggeplukt van het festivak van Cannes en spendeerde blijkbaar ook vlot meer dan 100000 sol op een avond (40 euro). Ik voelde me hier met mijn backpackersbudget armer dan de lokale bevolking. Ik vertoefde dan ook liever op Plaza Poblado, waar goedkoop bier werd verkocht en locals en toeristen (een minderheid) verbroederden op het plein. Een andere avond woonden we een straatfeest bij, waar een groepje musikanten het plein deeddansen op salsa en andere tonen en de aguardiente (anijsdrank, die hier gedrinken wordt als ware het water) rijkelijk vloeide. De laatste avond in Medellin was de topavond. Met een twintigtal man van het hostel belandden we in een karaokebar, die we vlot naar onze hand zetten. Na heel wat gezang en gedans belandden we op de terugweg nog op een openlucht fitnessgelegenheid (foto 10). Ne mens doet rare dingen om 5 uur s morgens...
Twee opmerkingen na Medellin. Colombia bevalt me nog steeds geweldig en dit heeft alles te maken met de mensen. Iedereen is hier vriendelijk en op één of andere manier denk ik ook dat ik mij hier beter op mijn gemak voel, omdat de armoede hier niet zo alomtegenwoordig is. Natuurlijk is er ook veel armoede, maar het is minder in your face dan in bijvoorbeeld Bolivia en Peru. Een tweede bemerking gaat over de vrouwtjes. Als mensen u vertellen dat de vrouwen in Colombia mooi zijn, dan mag je er zeker van zijn dat ze gelijk hebben. Een simpele rit op de metro resulteert hier al snel in nekpijn, gewoon omdat elke gezonde man hier niet weet waar eerst kijken. Liefhebbers van vrouwelijk schoon, uw Walhalla ligt in Colombia! Ik weet het, het is niet schoon om hier een boom op te zetten over hoe schoon de vrouwen zijn en dan enkel fotos van lelijke broers van dode drugbarons en grote stenen te posten, maar het leven is nu eenmaal niet altijd eerlijk...
Na een kleine week in Medellin vertrok ik richting Cartagena. Alleen, want Anne en Sophie gingen rechtstreeks naar Santa Martha. Lang bleef ik niet alleen, maar dat is een verhaal voor één van de komende dagen.
Popayan, San Agustin en Desierto de Tatacoa 3 -12 mei
Hola chicos y chicas! Alweer een tijdje geleden, maar bij deze mijn eerste bijdrage uit het verre Colombia.
De busrit van Otovalo naar Popayan wordt door velen afgeraden. Vooral het stuk tussen Ipiales en Popayan zou gevaarlijk zijn. Dit is jammer genoeg de manier om over land in Colombia te geraken, dus we hadden niet veel keuze. Spannend: zouden we overvallen worden, gekidnapt, beschoten, van de weg af geraken,...
We vertrokken dus vol goede moed in Otovalo. Eerste deel: richting de grens in Tulcán. Geen problemen op de weg, geen problemen bij de grensovergang. Na het wisselen van de dollars in Colombiaanse pesos voelden we ons weer rijk (1 euro is 2500 pesos, dus we lopen met honderdduizenden rond hier). In Ipiales, het eerste Colombiaanse stadje, namen we om 17 uur de bus richting Popayan. De andere opties waren niet ideaal: een nachtje in Ipiales slapen, hetgeen wordt afgeraden en er ook niet echt leuk uit zag, of de nachtbus nemen om 9 uur s avonds, hetgeen sterk wordt afgeraden. De bus op om 17 uur dus, wat strikt genomen ook niet volledig koosjer was, aangezien de zon hier uit gaat omstreeks een uur of zes. Buiten het feit dat de buschauffeur eerder een rallypiloot leek en ik behoorlijk mottig werd, hadden we onderweg geen problemen. Het was wel mijn slechtste busrit tot nu toe, maar dat had meer met de bestuurder dan met de mogelijke rebellenaanvallen te maken. We kwamen om 2 uur s nachts veilig, maar moe aan in Popayan. Ik hoorde ondertussen dat er twee weken later een toeristenbus overvallen werd op deze route; de verhalen waren dus niet helemaal uit de lucht gegrepen.
In Popayan werden de verhalen van andere reizigers over Colombia snel bevestid. Colombia is een veilig land met ongelofelijk vriendelijke mensen. We sliepen in een zeer relax hostel (Hosteltrail Guesthouse), met een goed uitgeruste keuken. Eindelijk kon ik nog eens zelf koken. Na één dag vertrok Yvette richting Cali en namen we dus afscheid, na een maand samen gereisd te hebben in Ecuador. Ik bleef alleen achter en genoot er van. Ik nam de tijd om te rusten in Popayan, praktische zaken te regelen en kleren en flipflops te laten repareren. Na een zestal maanden reizen begint alles zo stilaan stuk te gaan.
Een kort overzicht van de reisslachtoffers:
-Één gebroken VISA-kaart (ondertussen vervangen)
-Scherm van mijn camera (nota aan mezelf: camera niet meenemen naar feestjes)
-Flipflops(gerepareerd, maar terug langzaam en deze keer definitief aan het sterven)
-Schoenen (de eerste gaten zijn er, maar ze houden het hopelijk nog enkele weken uit)
-Bril (moet geplakt worden terug in België)
-Zonnebril (twee keer gelijmd, maar nu definitief in verschillende stukken gebroken)
-Reisbestek (onbreekbaar my ass)
-Ongeveer al mijn kleren (versleten, gescheurd en al verscheidene malen genaaid)
-Handbagagezak (reeds twee versleten)
-...
Veel dingen zijn dus stuk, maar hier kan men ook zeer veel dingen terug maken, dus ik hou het nog wel even vol.
Na twee dagen rust, besloot ik een vulkaan te gaan beklimmen. Een busritje van twee uur (hier de normaalste zaak van de wereld dus) bracht mij aan de start van de klim. Het eerste uur kon ik genieten van prachtige uitzichten (foto 1), maar dan kwamen de wolken opzetten. Al snel goot het spreekwoordelijke oude wijven en waaide ik bijna van de berg, maar ik moest en zou de top bereiken. Handschoenen hadden leuk geweest, want door de regen, de wind en de hoogte daalde de temperatuur verrassend hard. Ik bereikte de krater op een goeie 4800 meter en kon er ongeveer één meter van zien. Leve de mist (fotos 2 en 3). Weinig beloning voor de klim, dus ik vertrok snel naar lagere, drogere en warmere oorden. Om drie uur zat ik klaar om een bus op te springen. Om vier uur: nog geen bus. Om vijf uur: nog geen bus. Men had mij verteld dat de laatste bus om vijf uur was, dus ik begon mij een beetje zorgen te maken. Om twintig over vijf begon ik te wandelen, niet goed wetend naar waar en hoe ik de nacht zou doorbrengen als er geen bus meer kwam. Gelukkig kwam er rond half zes een overvolle bus langs. Ik wrong me tussen de schoolkinderen en bereikte Popayan tegen half negen. Gelukkig.
De volgende dag kwam Sophie toe in Popayan. Een meisje dat ik zes maanden eerder in Buenos Aires leerde kennen. Heel leuk om na zon lange tijd elkaar terug tegen te komen. Ze reist samen met Anne, een Nederlands meisje en ze hadden nog een Nederlander ontmoet op de bus. De volgende dag bezochten we een koffieplantage (foto 4: een koffieplant). Het was een organisch boerderijtje, uitgebaat door een Zwitsers/Colombiaans koppel. Uiteraard kan je geen koffieplantage in Colombia bezoeken zonder koffie te drinken, dus ik proefde een kopje. Zelfs voor mij, als verstokte niet drinker (koffie wel te verstaan), was de koffie lekker. Het onvermijdelijke is ondertussen gebeurd: ik begin de dag nu geregeld met een bakkie koffie (en merk aan mijn taal dat ik al te lang met Nederlanders reis). Na nog een dagje te hebben gerust in Popayan, reden Tom, Anne, Sophie en ik richting San Agustin, een klein dorpje een achttal uren verder met belangrijke archeologische vondsten.
De busrit was een hele ervaring. We reden met een kleine bus over voornamelijk ongeasfalteerde en vooral heel bochtige wegen. Zeer mooi allemaal, maar de zwakke magen hadden het moeilijk. Toen een kindje zijn laatste maaltijd terug aan de wereld gaf, vulde een zurige geur de bus en werd iedereen lichtjes onpasselijk. Met ramen en deur open, reden we verder. Op regelmatige afstanden stonden er militairen aan de kant van de weg. Volgens locals vooral voor de schijn, want dit zou een redelijk veilige (lees: Farc-vrije) regio moeten zijn.
San Agustin is een prachtig dorpje. Te paard verkenden we de omgeving en enkele stenen beelden. Een oude cultuur maakte deze afgodsbeelden en deze dagen is het één van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Colombia (foto´s 5 en 6: met wat verbeelding kon je fluitspelers, olifanten en meer van dat in de beelden zien; elk zijn manier om plezier te hebben in een archeologisch park natuurlijk). De beelden en begraafplaatsen in het archeologisch park waren mooi, maar niet echt heel bijzonder. Misschien omdat ik last begin te krijgen van een soort gewenning. We belandden s nachts nog op een feestje bij locals thuis.Leuk, maar alle andere gasten waren duidelijk in andere sferen, dus we maakten het niet te laat. De volgende dag zouden Anne, Sophie en ik immers naar El Desierto de Tatacoa vertrekken.
De busrit was de mooiste van mijn reis. Ik keek uren lang door het raam naar buiten en genoot van de omgeving. Een bus, minibus en taxi later kwamen we in de woestijn aan. Een zeer vreemd landschap met rode rotsen, cactussen en vooral heel veel stenen. Niet een woestijn zoals ik ze kende. We stonden vroeg op om de zonsopgang (het is eens iets anders dan een zonsondergang) te zien en het was de moeite waard (foto´s 7 en 8). Een mooie wandeling (fotos 9 en 10: de bizarre woestijn) en een duikje in het zwembad later vertrokken we richting Medellin. Alweer een 12-tal uren op de bus om naar de stad van Pablo Escobar te gaan.
Ondertussen heb ik een grote stap gezet: mijn vliegtuigticket naar huis geboekt. Ik heb het lang uitgesteld, want door het ticket te kopen is het einde van mijn reis definitief vastgelegd. Heel vreemd om te weten dat ik op 10 juli terug in België zal zijn. Nog vijf weken en dit avontuur loopt ten einde. Het doet een beetje pijn, maar ik zal ook blij zijn om terug te zijn. Er zijn steeds meer en belangrijkere redenen om thuis te willen zijn nu. Het aftellen is dus begonnen.
Na de jungle waren we wel weer klaar voor de grote stad. Een kort bezoek, maar vooral de laatste tussenstop op het zuidelijke halfrond.
In Quito verbleven we in het oude stadsgedeelte, dat uiteraard bezaaid was met mooie koloniale gebouwen en het obligate klooster. We bezochten plichtsbewust de stadskern, het klooster en het presidentieel paleis. Als dit mijn eerste grote stadsbezoek was geweest, had dit zeker de moeite geweest, maar ik denk dat ik verzadigd ben wat betreft oude gebouwen en religieuze kunst (voor dat laatste is het verzadigingspunt al een tijdje bereikt). De plaatselijke markt was wel leuk. Ik kreeg er een gigantische slak op mijn hand gezet (fotos 1 en 2), die blijkbaar een soort sap produceerde dat vrouwen graag op hun gezicht smeren. Vreemde wezens... (Ik laat in het midden dewelke ik bedoel.)
Het leukste aan het verblijf in Quito, was het bezoek aan Mitad del mundo, oftewel Den evenaar.Het grote standbeeld van de evenaar staat grappig genoeg niet op de evenaar, maar enkele honderden meters naast de evenaar. Pal op de evenaar (volgens GPS) bevindt zich een klein museum, waar tot mijn groot jolijt een arsenaal aan wetenschappelijke en semi-wetenschappelijke proefjes werden gedaan (foto 3). Er was het klassieke experiment met de draairichting van het water en jawel: in het noordelijk halfrond draait het water in de juiste richting (tegen de klok in), in het zuidelijk halfrond in de verkeerde richting en pal op de evenaar loopt het water weg, zonder een draaibeweging te maken (en ja, ik heb hier video-opnames van). Niets nieuws voor mensen die bekend zijn met Coreoliskrachten of die geregeld naar de Simpsons kijken.Andere proefjes verbaasden mij meer (en werden niet allemaal uitgelegd door de gids). Zo is het bijvoorbeeld op de evenaar een makkie voor iemand om mijn opgeheven armen naar beneden te duwen, terwijl dit een meter naast de evenaar amper lukt (foto 4). De verklaring had iets te maken met de spanning in de spieren, maar is voor mij een raadsel (collegas natuurkunde, biologie, aardrijkskunde: laat jullie gaan!). Een museum dat de moeite was.
Na het korte verblijf in Quito reden we enkele uren verder tot in Otovalo, bekend omdat het klaarblijkelijkde grootste markt van Zuid-Amerika heeft. Ik had al wel wat marktjes gezien, maar dit was inderdaad een behoorlijk grote markt. ´s Morgens vroeg gingen we naar de dierenmarkt. Prachtig om te zien hoe cavias, kippen, honden, varkens, lamas, koeien en ga zo maar door hier van eigenaar wisselden (fotos 5 en 6). Ik zag er de grootste koe die ik ooit al gezien heb, maar 700 dollar was me net iets te veel om tot een aankoop over te gaan. Na de dierenmarkt, was er de gewone markt, met voornamelijk handgemaakte schilderijen, juwelen, kleren, hangmatten enzovoorts. Ik doolde twee uurtjes rond, oefende mijn afdingkunsten en kocht een hangmat voor slechts 10 dollar (oorspronkelijk 22 dollar, dus ik deed een goede zaak, denk ik) en nog enkele presentjes voor het thuisfront. Na twee uren had ik het wel gezien en besloot ik de hangmat te testen. De dames spendeerden vanzelfsprekend meer tijd en vooral meer geld op de markt.
De volgende dag maakten we een wandeling langs de kleine omliggende dorpjes. Een prachtige wandeling, vooral omdat we geen toeristen tegenkwamen en enkel supervriendelijke locals. Eén van hen liet ons binnen in zijn huis en legde ons uit hoe hij muziekinstrumenten maakte en liet ons muziek van zijn bandje horen en instrumenten testen (foto 7). Heel leuk allemaal. We sloten af met een lekkere straatmaaltijd en een bezoek aan watervallen (fotos 8 en 9). Otovalo was de moeite, niet enkel voor de markt en de kleine dorpjes, maar zeker ook voor de leuke mensen die we leerden kennen (een fijn Nederlands koppel dat de wereld rond reisde) en de gezellige avonden (een open haard op de binnenkoer van ons hostel draagde hiertoe bij).
Na Otovalo nam ik afscheid van Roel en Anke en tevens van Katie. Na een kleine maand samen reizen vertrok zij naar een project waar ze beren moest traceren met behulp van radarsignalen. Andere uitdagingen dus en onze wegen gingen een andere kant op. Yvette en ik besloten samen Colombia in te trekken en richting Popayan te gaan. Een trip, die in veel boeken en op veel websites wordt afgeraden,maar het is nu eenmaal de manier om naar Colombia te gaan.
Volgende keer vertel ik hoe de trip ging, maar ondertussen zit ik veilig en gezond in Cartagena en morgen ga ik naar een eilandje met witte stranden in de Caraïbische zee. Er zijn slechtere vooruitzichten.
Hey allemaal, Het vervolg van de Quilotoaloop en Baños: Misahualli en een jungletrip.
Misahualli zelf is een gezellig, klein dorpje op de rand van het regenwoud, waar de kapuchijnaapjes vrij rondlopen op het marktplein. We hoopten hier een goede en betaalbare jungletour te vinden en al na een half uurtje vonden we wat we zochten. De befaamde Luis Zapata (een local, die er uit ziet of hij eigenhandig elk dier in de jungle kan wurgen en vervolgens volledig opeten; een vriendelijke man) bood ons een vijfdaagse aan waar we alle vijf tevreden mee waaren, dus de beslissing was snel gemaakt.
We vertrokken s morgens met een gemotoriseerde kano op de Napo rivier (een zijrivier van de Amazone, maar zelf ook al behoorlijk groot). De eerste stop hielden we bij traditionele goudzoekers. In de rivierbedding mochten we zelf goud pannen, wat een behoorlijk vermoeiende bezigheid was, die vooral de onderrug niet spaarde. Bewonderenswaardig hoe de lokale bevolking dit dag in dag uit doet, voor slechts enkele dollars per dag. Na het goudzoeken bezochten we een centrum voor wilde dieren (dit zijn de plaatsen in de jungle waar je gegarandeerd wilde dieren kunt zien) en een museum over de traditionele manier van leven in het regenwoud, waar we onder andere met klassieke blaaspijpen konden schieten (foto 1: ik was een waar gevaar voor mijn gids en medereizigers; foto 2: de lokale telefoon). Na de lunch gingen we verder de rivier op, deze keer naast de boot in rubberbanden. We amuseerden ons als kleine kinderen (hetgeen voor mij absoluut geen probleem was; zie foto 3). Na twee extra uren in de kano, gingen we aan land en moesten we een uurtje lopen naar het dorpje, waar we enkele dagen zouden verblijven. We sliepen bij een familie, waarvan de exacte samenstelling ons pas na enkele dagen duidelijk werd. Het meest verbazingwekkende was het meisje van 16, dat blijkbaar de moeder was van het kind van twee. De betere mathematicus weet dan dat ze moeder werd op haar 14de. Met een vader van toen 19, zouden wij dit naar Europese normen vreemd (en zelfs strafbaar) vinden, maar hier is het blijkbaar normaal. Hoe meer kinderen, hoe meer helpende handen (meer monden om te voeden ook, maar dat is blijkbaar geen belet).
De volgende dagen vulden we met wandelingen door de jungle, boottochten met al dan niet gemotoriseerde kanos (groot en klein; fotos 4 en 5), een bezoek aan een community (foto 6), tarzanimitaties aan lianen (fotos 7 en 8), een bezoek aan cacao- en yukaplantages en het zelf maken van chocolade en chicha (een alcoholische drank op basis van yuka; zie foto 9). De boottochten verliepen niet altijd even vlot. Eén keer belandde de kano in slechts enkele seconden op de bodem van de rivier. Gevolg: alles nat. Zelf genoot ik het meeste van de partijtjes voetbal met eerst de lokale kinderen en nadien met de gehele lokale mannelijke bevolking. We begonnen met een tiental spelers, maar gaandeweg kwamen er steeds meer mannen uit de jungle tevoorschijn. Blijkbaar is voetbal universeel. De chocolade was lekker (foto 10) en de chicha een beetje zurig, maar als dank voor de gastvrijheid dronk ik toch een halve kom van het zurige gegiste yuka-afkooksel. De avonden vrolijkten we op met een warme alcoholische drank op basis van kaneel. Zeer lekker en vooral grappig om onze kok langzaam dronken te zien worden. We toastten op de vierde verjaardag van mijn neefje en zo vierde ik toch ook een beetje mee (hoe jammer het ook was dat ik zijn feestje in België miste).
Een nachtelijke junglewandeling begon eerder teleurstellend. De enige spektakelwaarde lag in de gids, die steevast alle dierengeluiden die we hoorden, probeerde na te bootsen. Vooral toen hij het geluid van Yvettes opwindbare zaklamp probeerde te imiteren, zich afvragend welk raar beest we nu gevonden hadden, kon de pret niet op. De spanning steeg echter snel, toen we een koraalslang tegenkwamen (dodelijk binnen de 25 minuten; zie foto 11). Al bij al was de wandeling wel amusant. Na drie nachten bij de familie, namen we afscheid en de laatste nacht brachten we door in een iets of wat luxueusere lodge. De laatste dag zagen we nog een traditionele dans en een sjamaan. De laatste vond ik iets minder boeiend, aangezien de sjamaan zich overduidelijk omkleedde, telkens er toeristen aanmeerden. Niet echt autenthiek dus.
De dag na omze jungletoer gingen Katie, Tara en ik naar een echte sjamaan (hij was druk bezig een vrouw en kind te genezen, die 6 uren gereisd hadden om hem te zien; zie foto 12; hij zag er minder sjamaan uit, maar dat maakte het minder gemaakt), om daar een zuiveringsritueel te ondergaan. Op zijn minst gezegd een interessante ervaring. Na zes dagen rust en kalmte in de jungle was de tijd gekomen om richting Quito te vertrekken. Richting de evenaar dus.
Hola, Na de avonturen in Galapagos, vertrokken we dus richting Baños.
s Morgens vroeg om een uur of 6 kwamen we aan in Baños, waar we na een voormiddagje rusten merkten dat Yvette op de bus bestolen was. Terwijl we sliepen, had een onverlaat de rugzak (die onder haar voeten lag) geopend en er het geld, de bankkaarten en enkele belangrijke papieren uitgehaald. Blijkbaar is dit een veelvoorkomende praktijk, want in het politiebureau ontmoetten we twee Engelse toeristen die net hetzelfde hadden meegemaakt. Ook dat is dus reizen.
Baños is een leuke stad, met veel outdoorsportmogelijkheden. De eerste avond gingen we op een tour met een openluchtbus. Ze beloofden ons een gezellige busrit naar een uitkijkpunt van waar we de actieve vulkaan konden zien, een warme alcoholische drank zouden krijgen en een kampvuur met jonglerende mensen zou zijn. De busrit was er en de drank ook, maar de vulkaan konden we niet zien door het slechte weer en ze was de laatste zes jaar blijkbaar ook niet meer echt actief (twee weken later zou de vulkaan terug uitbarsten, maar dat wist niemand toen; wij waren tijdens de uitbarsting enkele honderden kilometers noordelijker). Een kampvuur was er die avond net niet en de jonglerende hippies waren blijkbaar ook elders hun kunsten aan het tonen. Maar het was gezellig en we sloten de avond af met een niet gepland maar leuk discotheek-bezoek.
De volgende dag werd er gesport. De watervalroute afdalen met de mountainbike. Na 20 minuten waren wij echter een geweldige klim aan het doen en ik vreesde even dat het afdalen even waar was als de beloftes van de vorige avond. Algauw bleek echter dat het onze eigen domme schuld was en we ergens een foute afslag genomen hadden. Terug dan maar en de juiste weg op; naar beneden deze keer. We passeerden verschillende watervallen, de ene al wat groter en mooier dan de andere (foto 1). Onderweg kochten we stukken suikerriet, vakkundig versneden door een vriendelijk oud vrouwtje (foto 2) en we eindigden met een zwempartijtje in net iets te frisse, naturlijke zwembaadjes (foto 3). Na een terugrit achterin een camion (de terugrit was uiteraard bergop en na 30km dalen, betaalden we graag 2 dollar om teruggebracht te worden), gingen we de spieren ontspannen in één van de plaatselijke warmwaterbaden. Zalig.
De volgende dag was behoorlijk rustig. We planden onze trip naar de Quilotoaloop voor de volgende dagen en s avonds gingen we met buggies de nabijgelegen canyon verkennen. Met de buggie rijden is leuk, maar Yvette (die nog nooit met een auto had gereden) laten rijden, was één van de meest stresserende bezigheden van de laatste maanden. Nadat ik 20 minuten doodsangsten had uitgestaan, nam ik het stuur terug over. Ondertussen was het voor mij 6 maanden geleden dat ik nog met een auto gereden had, dus dit deed wel eens deugd. Ik kijk al uit naar mijn eerste autorit terug in België.
De volgende morgend vertrokken Katie, Yvette, Tara en ik om de Quilotoaloop te gaan doen. Een trip van 5 dagen, door prachtige natuur, met zeer beperkt publiek transport. Het lijkt zot om dat te doen in gezelschap van drie vrouwen en dat is het ook. We startten met de bus richting Latacunga, van waar we door wilden rijden naar Tigua. Een vriendelijke local wees ons erop dat de bussen naar Tigua niet in de terminal vertrokken en bracht ons naar een (uitermate gammele) bus. We stapten op, wachtten een beetje en iets later bleek dat de bus pas een kleine twee uur later zou vertrekken. Leve de monopolykaarten om de tijd te doden. De bus bracht ons uiteindelijk in Tigua bij een plaatselijke kunstgalerij met maskers en schilderijen op dierenvellen (foto 4). Allemaal zeer mooi en uiteraard kochten de meisjes vanalles. Ik keek op tegen het meesleuren van breekbare schilderijen en kocht niets. Een andere bus bracht ons naar Zumbahua, waar we de nacht doorbrachten en de volgende morgend rond vier uur gewekt werden door de plaatselijke marktkramers. Na nog enkele uren slapen en gewekt worden door enthousiaste verkopers met zeer oude luidsprekers, besloten we de markt dan maar zelf te gaan verkennen. Buiten ons en enkele verdwaalde toeristen, waren hier enkel locals, die van heinde en verre naar hier kwamen om groenten, fruit, dieren (levend en dood), kleren en andere nuttige toestanden te kopen (fotos 5-7). De dames kochtten wat souvenirs en we reden met een jeep mee tot aan de Quilotoakrater.
Deze krater ligt op ongeveer 4000 meter hoog en is gevuld met een prachtig meer. De kleuren van het water zijn met geen woorden te omschrijven (temeer omdat de gemiddelde man slechts een tiental verschillende kleuren kan benoemen, eventueel aangevuld met licht of donker en zeker geen tropische termen als vermiljoen, azuurblauw of turqoise gebruikt). Ik kan enkel zeggen dat dit een adembenemend mooi meer was (fotos 8 en 9). Na een afdaling van 400 meter kwamen we aan de oevers en konden we de vulkanische activiteit zien (belletjes die aan het wateroppervlak ontsnapten), waarna we terug 400 meter mochten klimmen.
Bovengekomen, bleek dat we de enige bus naar Chugchilán net gemist hadden en dus met een camion moesten gaan. Die vroegen allemaal te veel geld en we beslisten om te voet te vertrekken, in de hoop een lift te krijgen. Twee van ons konden meerijden met een Duits koppel en de andere twee betaalden een camion 20 dollar om ons een uurtje verder te brengen. In Chugchilán kwamen we in een prachtig hostel terecht (Cloud Forest; foto 10), waar we twee nachten zouden blijven. We gingen paardrijden in de prachtige streek, zagen plaatselijke dorpjes in de bergachige en mistige landschappen (fotos 11 en 12) en keken naar een partijtje Ecuaball (een volleybalvariant met een hoog net, drie spelers per team en ietwat aangepaste volleybalregels dat elke zondag in heel Ecuador op de plazas wordt gespeeld).
De weg terug naar Latacunga deden we met vier achter in de jeep van de broer van de eigenaar van het hostel. Na een landverschuiving, die de weg versperde, moesten we een andere route nemen en dat was een geweldige meevaller. Deze weg gaf ons de mooiste panoramas die ik op mijn reis al gezien heb. Het was mij al behoorlijk duideljk, maar na de Quilotoaloop begrijp ik volledig waarom de mensen hier Pachamama (moeder aarde) aanbidden. Wat je hier kan zien is zo imposant dat elke gezonde geest er van onder de indruk zou zijn. Uiteraard kunnen wij in België Pachamama dankbaar zijn voor de Wijngaardberg, het meer van Rotselaar en de Baraque de Fraiture, maar hier in Zuid-Amerika is de natuur toch net iets mooier, groter en meer dankbaarheid waard. Vanuit Latacunga namen we de bus terug naar Baños, jammer genoeg zonder zitplaatsen voor ons. Twee uren door een berglandschap rijden, zittend in het gangpad: niet bepaald de meest comfortabele rit ooit.
De volgende dag gingen we canyoningen in Baños. Naar beneden rappelen in een waterval, terwijl het water op je hoofd klettert; een fijne namiddagactiviteit of zoals Jente (mijn neefje van 4 jaar) het zei: cool man (fotos 13-15). Watervallen van 10, 15, 20 en 45 meter brachtten ons naar het eindpunt van de canyoning en tevens het einde van ons verblijf in Baños. De volgende dag vertrokken Katie, Yvette, Tara, Sam en ik naar Misahualli om daar een jungletrip te zoeken. We vonden een trip van 5 dagen door de jungle. Zeer de moeite waard en weerom een massa fotos, waar ik weldra de mooiste uit zal selecteren.