Vechten is een essentieel onderdeel van geloven in God, een heel belangrijk onderdeel, niet alleen belangrijk maar essentieel, en het is een heel groot onderdeel van geloven in God, en één van de basiselementen van geloven in God. Vechten is een onderdeel van geloven in God dat je niet door iets anders kan vervangen, zelfs het woord vechten kan je niet door een ander woord vervangen. Vechten moet je op deze manier definiëren: vechten is werken, vechten is wat je doet terwijl je terug opstaat als je gevallen bent, vechten is wat je doet wanneer je voort doet ondanks het feit dat je ermee wil ophouden. Vechten is niet door een ander ding vervangbaar, maar je hebt de keuze om zelf te beslissen of je het als een essentieel onderdeel van het geloof wil behouden of niet, maar als je kiest om het niet als een belangrijk onderdeel van geloven in God te beschouwen, zal je sterven, want vechten is de enige manier om te overleven. Vechten heeft niets met oorlog te maken. Ik weet dat er tijdens de oorlog gevochten wordt, maar als het over oorlog gaat heeft vechten toch een andere betekenis. Ik weet dat ik nogal dom klink als ik zeg dat vechten niets met oorlog te maken heeft, maar wat echt dom is, is dat veel mensen eigenlijk niet beseffen dat vechten inderdaad iets met oorlog te maken heeft, het is namelijk de oorzaak van oorlog. O, is dat dom? We zien pas het verband tussen vechten en oorlog, nadat we met eigen ogen het verband zien tussen de oorzaak, dat is het eerste stadium, en het stadium dat we het gevolg noemen, wat dus de oorlog is, natuurlijk. Ik leg het verband niet tussen vechten en oorlog maar zie de oorzaak-gevolgrelatie ertussen wel. Het verschil tussen mij en sommige mensen is dat sommige mensen denken dat het twee dezelfde dingen zijn, maar het onderscheid niet meer maken. Wat daarmee precies bedoeld wordt is nog altijd niet duidelijk voor veel mensen. Het betekent (ik moet concreter zijn om duidelijker te zijn) dat er in jouw huis, mijn huis, het huis van de buren, en ook in de huizen die in de buurgemeenten liggen, en de huizen die zich in de andere landsdelen bevinden, problemen zijn van een bepaalde aard die een oorlog kunnen veroorzaken, maar je hebt eigenlijk niet het verband gelegd tussen die dingen en "echte oorlogen". Veel mensen zullen blijven denken dat dat toch maar kleine conflicten zijn die met oorlog eigenlijk niks te maken hebben, maar ik zie dus het verband wel, tot in vrij kleine details. Ja, zegt satan, maar die kleine dingetjes die achter gesloten deuren gebeuren, in de huizen van de mensen, dat is natuurlijk niet vechten, vechten is oorlog! Ik denk dat er enige verwarring is. Is de verwarring per ongeluk ontstaan of doelbewust? We willen geen argwaan laten bestaan onder de mensen, omdat argwaan een dodelijk vergif is, maar satan creëert natuurlijk altijd verwarring tussen de mensen om zijn boze doelen te bereiken. Wat is zijn doel? Hij zorgt er natuurlijk voor dat mensen niet begrijpen dat wat er uit het zicht, achter muren, gebeurt, vechten is, en tot oorlog kan leiden, zodat de mensen dat niet vechten zouden noemen, zelfs al zijn (bijvoorbeeld) discussies tussen ouders voor de kinderen meestal het gruwelijkste gedrocht uit de hel (en ik ben er ook niet aan ontsnapt - en ik weet zeker dat dat de woorden van God zijn: het gruwelijkste gedrocht uit de hel: "eenvoudige discussies"), en ook zodat mensen de oorzaak-gevolgrelatie tussen dat en oorlog niet zouden leggen, want als de mensen dat wel vechten zouden noemen, en wel de oorzaak-gevolgrelatie tussen vechten en oorlog zouden leggen, zou dat de kans dat er daadwerkelijk een oorlog uitbreekt aanzienlijk verkleinen. En, o ja, ik zou het nog vergeten te zeggen, het doel van satan is oorlog! Dat is het gruwelijkste gedrocht uit de hel nummer 2. We hebben nummer 1, als we een kind zijn, en dan nummer 2, als we een soldaat zijn.
Als er verwarring kan ontstaan dat zo'n verregaande gevolgen heeft, hoe kan een dergelijke verwarring dan eigenlijk niet alleen ontstaan, maar ook blijven bestaan en niet opgehelderd worden? Want oké, satan creëert verwarring, maar er zijn mensen die elkaar begrijpen en goede bedoelingen hebben. Wel, omdat er veel redenen zijn en ik ze hier allemaal niet kan opnoemen, zal ik een voorbeeld geven van zo'n reden. Dat is modder, en dat is pleister, smeer dat maar over uw ogen en over uw gezicht, ik smeer dat over mijn ogen en over mijn gezicht. Dat is goed en kwaad. Goed en kwaad hebben elk hun eigen textuur, kleur en smaak. Dat is goed, en dat is kwaad. Ik smeer dat over mijn gezicht, en ik smeer dat overal waar het mij goed dunkt. Maar ik smeer geen pleister over mijn gezicht, alleen modder. Modder heeft zijn kleur, het is bruin, en het heeft een bepaalde textuur en smaak. En pleister heeft een bepaalde kleur, het is wit, en het heeft ook een bepaalde kleur en smaak. Net als goed en kwaad. Geen enkele priester beweert het tegendeel, zelfs niet de allerhoogste priester. Maar als wij pas geboren zijn zien wij dat niet ze. Als wij geboren zijn zien wij dat niet, modder of pleister. Er is geen verschil dat we kunnen zien als we pas geboren zijn. Wij zijn geen priesters, en zeker niet de hoogste priesters. Daarom moeten we het simpel houden. Wil je de wereld verbeteren, hou het simpel. Hoor als de mensen spreken. Geef antwoord als de mensen goeiedag zeggen. Maar je verbetert de wereld niet door alleen goeiedag te zeggen? Natuurlijk wel. Ik ben gans mijn leven alleen geweest omdat mensen mij niet horen als ik spreek. Ja, gans mijn leven alleen, omdat de mensen mij niet horen als ik spreek, omdat je geen antwoord geeft als ik goeiedag zeg. Je hebt de wereld kapot gemaakt door mij niet te horen als ik spreek, en andere mensen niet te horen als ze spreken. Je hoort mij nog altijd niet als ik spreek. De enige manier waarop je het slachtoffer van de discussies van zijn ouders uit het gruwelijke gedrocht, de hel nummer 1, kan halen, is eenvoudig, door hem te antwoorden als hij goeiedag zegt, en door te horen als hij spreekt. Het is de enige manier om hem uit de hel nummer 1 te halen, en de hel nummer 2 te vermijden. Meestal is het antwoord dat ik hierop krijg: Je kan niet spreken. - Ik kan spreken. Echt! En dan is het volgende antwoord meestal: de vraag of ik gehandicapt ben. Als je mij vraagt of ik gehandicapt ben zeg ik niet nee, ik profiteer tegelijk van de gelegenheid om te zeggen waarom, namelijk omdat gehandicapt zijn een vorm van hetzij minder valide zijn is, hetzij een vorm van minder begaafd zijn is (nou dat is niet de essentie van het probleem of de ziekte, maar het is iets dat erbij komt), en helaas moet ik vaststellen dat de meeste mensen aan deze criteria voldoen, dus het zou stilletjes aan tijd zijn om te beseffen dat hier en daar een achterlijke kant hebben en hier en daar niet of nauwelijks functioneren gebreken zijn die de meeste mensen hebben, om niet iedereen te zeggen. Als je mij de vraag stelt of ik gehandicapt ben, ben je zeker niet rechtvaardig. Wat iemand die gehandicapt is zegt, moet je ook horen.
|