De mensen die zich tegen mij hadden verenigd, hebben mij op een zijspoor gezet, waardoor ik hen met recht en reden met schuld kan belasten. En dat is de enige sleutel tot mijn overleving. Dat is mijn enige redding: dat ik mij niet op een belachelijke manier aan eender wie onderwerp. En dat is alleen maar mogelijk omdat ik al van bij mijn geboorte verworpen werd, waardoor ik grote capaciteiten ontwikkeld heb om daarmee om te gaan, zodanig dat mijn tegenstanders telkens weer verrast worden, met alle gevolgen van dien. Er zijn mensen die vol pracht en lof zijn en denken dat ik niks van het leven snap. Het nadeel daarvan is dat ik geen erkenning krijg, maar het voordeel daarvan is dat ze hun verdediging laten zakken, en bijgevolg een vogel voor de kat zijn. Mij erkennen of herkennen, nooit, maar mij onderschatten als tegenstander, altijd. Story of my life. Ze graven voor mij een put, maar ik heb in die put leren overleven, zodanig dat aangezien het enerzijds overduidelijk is dat ik aan de eenvoud genoeg heb om gelukkig te zijn, en anderzijds de mensen rond mij aan die eenvoud overduidelijk niet genoeg hebben, ik mijzelf genoodzaakt voel om te besluiten dat ik met minder gelukkiger ben dan de anderen. Teneinde voor mij een put te graven, snoeien ze in de pracht en de lof, zaken die al geen deel uitmaakten van mijn inventaris van bij het begin. Wie voor een ander een put graaft, staat er zelf in hè. Maar pracht en lof zijn surrogaten voor de good stuff, pracht en lof zijn slechts verdovende roesmiddelen, hoogmoed dat geen gemis opvult, maar het gat alleen maar groter maakt. Dat weet de duivel handig uit te spelen door de zondaars uit zijn imperium op zijn minst op dat vlak te verenigen, dat ze als een leger als één man zijn, met als doelwit: de mensen die een goede aard hebben, rechtvaardige mensen dus. Collectieve verblinding smaakt zoet op de tong van de duivel, maar ze mogen als een leger als één man zijn. Gans een leger, of slechts één man, dat verandert niks aan het feit dat ze onderworpen zijn aan de voorwaarden van het imperium van de duivel, en dat ze allemaal één voor één verloren gaan.
Honger en verdriet zijn een geregistreerd merk, waar enkel de meer gefortuneerden een patent op hebben. Ik heb nooit geweten dat mijn honger, of mijn verdriet, van een bepaald merk waren, maar kom, indien dat zo was waren het beslist niet de juiste merken. Ik zeg dat omdat teneinde aanspraak te kunnen maken op barmhartigheid, het merk van honger, of het merk van verdriet, compatibel moet zijn met wat de wereldse afgoden naar voor schuiven. Ik ben dus van een andere parochie, want mijn verlangens en mijn kwetsuren zijn in Jezus Christus. Dat merk van emoties verdampt in het nirvana. Niemand begrijpt mijn verleden. Vergelijk het met een zwart gat, en al wat in de buurt van dat zwart gat komt verdwijnt, zowel kwetsuren, als bewijzen, als sporen. Dat is de grote verdwijntruc, en deze laatste trekt mij, en alles en iedereen waarmee ik in contact kom naar beneden, en het enige dat overblijft is de eenvoud. En een lege aula. En ik overleef dat zwart gat omdat ik al wat ingewikkeld is niet nodig heb. Noch de pracht, noch de lof heb ik nodig, en ik heb geen van beide ooit gekend. Zo blijven wij bewaard. Op het gemakske, dat bestaat niet voor mij. Zo is mijn verhaal.
|