Hier is geen levende ziel, zelfs geen context. Geen weg, geen poort, geen landschap. Hier zijn alleen trillingen.
En ik snak. Ja ik snak naar het dak van de wereld. De roem.
Slechte woorden. Yang. Ze willen niet naar de mooie dingen luisteren. The world will change from below. Whatever it takes to rise. En dan komt de lente.
Het is niet les Champs Élysées, daar zijn we al uit, maar de trillingen zullen ons de weg wijzen. De blinden voelen de trillingen ook, en de doven ook. Dat is het plan. And he went...
De atmosfeer is een sculptuur. Ik leg mijn hand op de muur en het voelt warm aan. Er is een warmte, een genadige warmte. En ik loop langs de muur. Het is een doolhof, en we zullen de uitgang vinden. "Wie mij liefheeft volge mij..." Jezus Christus.
De bedoeling is om dichter bij de realiteit te komen. En de manier waarop we dat willen bereiken, is door van de wereld meer afstand te nemen. En het middel om dat te bereiken is het instinct, de trillingen van het instinct. De overwinning van de primaire dingen op de beschaafde dingen, dat is een mooie overwinning. Dat is de zege van de naburige wereld. De natuur die haar rechten over de cultuur opeist. De luidsprekers van de natuur eisen een re-match op, en de boom geeft de cadans aan. Ah nee, maar ik ben hier het verhaal van iemand anders aan het vertellen, nee, ik bedoel, ik ben hier niet het verhaal van iemand anders aan het vertellen hè. Nee nee. Ik ben afgeweken. Dat is niet mijn verhaal. Ik zit in een doolhof, ik ben afgesneden van de echte wereld. Maar hoe vind ik de weg terug naar de echte wereld?
Mijn verhaal situeert zich om en rond het station van Berchem, St. Agatha-Berchem, om volledig te zijn. Dus daar is niks hè. Dat is geen belangrijk station. Dat is gewoon mijn wijk, mijn buurt. En dan zit ik daar gewoon met een blikske bier en een sigaret. Gewoon, 's avonds. In het weekend. Alleen. Ik ga naar daar en zet mij daar neer, en er gebeurt niks. Er is graffiti, dat wel. Maar de rust ontsluiert veel verborgenheden. Dingen die de chaos probeert te verbergen. Laat de dingen die verdraaid zijn tot in het belachelijke maar voor wat ze zijn. We dalen af in de ondergrondse tunnel van beton.
Grote dingen, da 's tof hè. Een metropool. Een mega-event. Maar er is geen nabijheid hè, 't is dat een beetje. Hier is er de nabijheid van mijn huisje hè. En veel night-shops. Vooral van Turken en Marokkanen. Dus er is altijd drank. All night long. Ik wandel dus door de straten, de grote assen, dat zijn de Gentsesteenweg, de Josse Goffinlaan en de Keizer Karellaan. En met die drank vind ik dat leuk... maar de drank is eigenlijk duisternis hè. Met de drank vind ik de mensen leuk, maar dat zijn de mensen die leuk zijn hè, niet de drank, nee, de drank is duisternis. Nee omdat als ge bijvoorbeeld muziek mooi vindt, dan denkt ge dat dat door de drank komt. Maar dat is dus niet zo hè; dat is de muziek die mooi is, de drank is duisternis. Maar wel een duisternis die maakt dat niemand mij lastig valt. Nee, niemand valt mij lastig. 't is dat dat ik zeg: Er is niks op het station van Berchem. Er is niks. Dus dat wil zeggen: Er is niemand die mij lastig valt.
En het hoogtepunt van de wandeling is de koekelik van Baselberg hè. De basiliek van Koekelberg dus. Dan ga ik bovenaan de trappen zitten, met zicht op het park. Met mijn blikje naast mij en mijn sigaret. En dan efkes chillen hè. Efkes genieten van het zicht. En dan mijn wandeling verder zetten.
Op een gegeven uur is de nabijheid gewoon de nabijheid van de nacht hè. Op een gegeven moment dacht ik wel aan het liedje Alive! van Mondotek. Got to keep the spirit alive. Ja. Haha, da 's mooi, zullen we dat maar doen? De echte vraag is: kan dat? Met een blikje zal het wel lukken zeker. A nee, het waren de blikjes niet die geluk brachten. Het zal misschien de tekst zijn. Dat komt waarschijnlijk al dichter bij de waarheid. Wie mij commandeert dat ik de geest levend moet houden - ik zeg commanderen, want dat is een commando - moet mij ook niet zeggen dat kinderen krijgen niet goed is hè. Hij moet niet zeggen dat kinderen krijgen niet goed is. Ge moet navenant zijn. Consequent. Ik pleit voor een versoepeling hè. Een versoepeling van de geboortevoorwaarden. Wie geboren is mag leven. En dat hij geboren is wordt hem niet verweten. Hij mag leven. Anders kan hij de geest niet levend houden hè. Ik ben niet streng hè. Ik pleit voor een versoepeling. Een versoepeling, dat is het omgekeerde van streng. Ik wil de geest levend houden. Ik ben streng, maar ik ben voor het leven, en voor de vrijheid. Wie niet streng is geraakt nergens in het leven.
Wat wel vaststaat, is dat als ik plan in mijn nabijheid inspiratie te blijven zoeken, ik mijzelf zal tegenkomen. Ik ga slechte dingen schrijven tot en met. Ik ben het beu. Er is geen licht in de duisternis. Er is duisternis in de duisternis. Er zijn veel te weinig slechte dingen geschreven. Dat is het enige wat ik kan doen, slechte dingen schrijven. Kruipen. Crawl, crawling. Ik zal het weer goed moeten bekopen in mijn teksten. Dat zal dan toch al waarheidsgetrouw zijn. Ik ga mijzelf tegenkomen, als ik van plan ben om in mijn nabijheid inspiratie te blijven zoeken, want er is niks in mijn nabijheid. Er is natuurlijk niks in mijn nabijheid. Dat zeg ik: er is niks op het station van Berchem. Dat is natuurlijk niet waar dat dat betekent dat niemand mij lastigvalt. Iedereen valt mij lastig. Dat is een defensiemechanisme dat eigen is aan de mens: Als iedereen hem lastigvalt, zegt hij gewoon "Niemand valt mij lastig. " Dat is wishful thinking. Nee, er is niks in mijn nabijheid. Dat wil zeggen: Er zijn geen woorden. Er is geen leven. Ja, er is geen emotie hè, niks quoi. Ik moet een gat opvullen. Dat is mijn keuze niet om een gat op te vullen. Dat gat is er al heel mijn leven. Dat is een gegeven. Ik moet dat gewoon opvullen. Dat is een ander commando. Ik moet de geest levend houden, goed wetende dat ik ondertussen een gat moet opvullen. Dat is de samenvoeging van het eerste en het tweede commando. Dat is dus zeggen: "Ge moet de geest levend houden, goed wetende dat de bloedzuigers rond uw hart krioelen, en dat er u dus geen seconde rust zal gegund worden zolang ge niet dood en begraven zijt. " Dat is dus niet zeggen: "Ge moet de geest levend houden, goed wetende dat dat onmogelijk is. " Dat zou onmogelijk zijn. Het is gewoon streng, maar niet onmogelijk. Gewoon streng, of heel streng
streng dus. God vraagt mij niet wat onmogelijk is. Nu toch niet.
Het is niet schoon en het is een station in mijn hoofd. En ik zou het tof vinden als de trein het station verlaat en het volgende station binnen rijdt, dat hetzelfde station is: Bockstael. Want ik wil altijd in hetzelfde station aankomen en hetzelfde station verlaten. Altijd opnieuw en voor altijd. In mijn hoofd. Dat zou goed zijn. Dat zou tof zijn. En ik blijf altijd in de trein zitten. Ik kijk naar buiten en dat ontspant mij. Mijn dromen zijn zo duister zo klaar, zo lelijk zo mooi. 't is Bockstael dat mij interesseert. Nee, dat kan ik niet, dat manuscript over Bockstael schrijven. Dat is veel te hoog gegrepen. Een roes moet eindig zijn. Het leven is cynisch. Nee, het leven is cynisch, bitter en meedogenloos. Of dom, bitter en meedogenloos. Ge moogt kiezen. Allee ja. Hehehe. Vandaar de hoop mij hoog te verheffen, diep in de tunnel. En ge weet wat ik schrijf. Ik kom tot geen enkel concreet onderwerp. Ik verken mijn geheugen.
Ik ga mijn leven niet verkopen ze. Ik ben gewoon een beetje speciaal en een beetje religieus. Daarom moet je al je wildste fantasieën nog niet op mij botvieren. I bet your wildest fantasies are cruel. They seem like a nice quiet little forest, but as I enter... they quickly turn into a jungle. Jawohl. De perverse dictator die ik alleen kan teleurstellen door hem NIET te haten is nooit ver weg. Het enige waar hij ooit dronken van werd was mijn haat, en die is weggeëbd. Ik kan niet voor iedereen goed doen. Wat jammer.
Jezus komt er beroerd uit. Ik zeg altijd: Jezus is mijn redder. Onderaan ongeveer elke tekst staat: Jezus is mijn redder/Maar Jezus zal mij redden. En op het einde van mijn manuscript heeft Jezus mij nog altijd niet gered. Dat zeg ik: boven blijft boven en beneden blijft beneden. Boven is Jezus, en ik ben beneden. Ik leg in alle brieven duidelijk uit dat beneden de goei zijn, en boven de slechten. Dat is mijn grootste fout: Ik zet de wereld op zijn kop. Is dat nu zo erg? Is het zo erg om orde te scheppen in de chaos? Neen, want je moet alles kunnen omdraaien, anders ben je niet objectief.
|