Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    04-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_2

     

    Veel vogelliefhebbers merken een visarend niet eens op. Als hij in de verte aan komt vliegen lijkt hij soms bedrieglijk veel op een forse zilvermeeuw, zeker als je niet zorgvuldig kijkt. Cirkelt hij eenmaal rond naar een grotere hoogte, dan vergt het een ervaren blik om hem te onderscheiden. De iets gehoekte en gevingerde vleugel, de soepele, diepe vleugelslag en natuurlijk het formaat, vertellen echter genoeg. Wanneer de visarend zwevend naar prooien speurt, maakt hij gebruik van thermiek en schroeft zich omhoog via de stijgende warme luchtlagen. Vanuit het hoogste punt glijden ze weer naar een volgende plaats waar een warme luchtkolom zit. Door hun vleugels maximaal uit te spreiden, vergroten ze het draagvlak.

    Een visarend op jacht is een niet te missen schouwspel, want er is maar één arend die boven het water hangt te bidden om zich vervolgens vanuit de lucht robuust in het water te storten.

    De vleugels zijn niet alleen hoekig, maar ook lang en slank. De visarend heeft maar 4 vingers; dat zijn de zichtbare uiteinden van de slagpennen aan het uiteinde van de vleugels.

    De andere arenden hebben doorgaans 6 of meer vingers. Er is geen andere roofvogel die zo gespecialiseerd is in het vangen van vis als de visarend.

    In vergelijking met de visarend zijn de andere roofvogelsoorten maar amateurvissers, die op de wijze van zeearenden en wouwen alleen traag aan het wateroppervlak zwemmende vissen grijpen of zelf aan het oppervlak drijvende of aan de oever aangespoelde dode vissen of andere dieren oppeuzelen.

    De visarend daarentegen eet uitsluitend verse, zelf gevangen vis. Alle aanpassingen aan zijn jachttechniek gaan veel verder dan die van de meeste andere roofvogels; alleen de wespendief is ook zo’n superspecialist.

    De visarend is helemaal ingesteld op het grijpen van vissen uit oppervlakkig helder water. In ons deel van Europa zijn dat voorn, karper, blei, snoek, baars, elders ook forel, zalm, harder, kabeljauw. Deze vindt hij vooral in brede riviermondingen, diepe fjörden, stille rivierbochten, berg- en bosmeren en tropische koraalzeeën.

     

    Deze reeks foto’s tonen de visarend op het moment dat de bewegingen van het opgemerkt prooidier zijn jachtinstinct prikkelt.











    04-12-2017 om 11:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    03-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De visarend in actie – Deel_1

     

    Een uitgebreide beeldreportage van Wim Dekelver illustreert in 5 bijdragen [fases] hoe de roofvogel zijn jachtdomein verkent, zijn prooi bespiedt, aanvalt, vastgrijpt en uit het water sleurt om de buit elders rustig op te peuzelen.

     

    Om de bezoeker/lezer niet meteen met 25 foto’s en commentaren te overrompelen zullen vanaf vandaag tot en met donderdag achtereenvolgend 5 bijdragen op deze blog verschijnen:

     

    1.        de verkenningsronde: de visarend komt aangevlogen en begint grote cirkels te draaien om een geschikte prooi te detecteren;

    2.       het bidden: klapwiekend met de vleugels en met de naar beneden gerichte gespreide staart blijft de visarend in de lucht ‘hangen’, terwijl hij scherp toekijkt op een mogelijk slachtoffer; 

    3.       de duikvlucht – als een ‘stuka’ – naar het uitgekozen doelwit;

    4.      in het water: het moment waarop de visarend moeizaam terug boven water komt;

    5.       het wegvliegen – in dit geval – zonder vangst.

     

    Wim maakte deze foto’s in het natuurgebied ‘Ploegsteert Briqueteries’.

    Ploegsteert is een landelijk dorpje in de provincie Henegouwen, vlak tegen de Franse grens en deelgemeente van de stad Komen. Het Ploegsteertbos is één van de grootste aaneengesloten bossen in de omgeving; het ligt ten N van het dorpscentrum, deels op het grondgebied van Waasten.

    In 1976 beslisten de steenbakkerijen van Ploegsteert om de ontgonnen terreinen te beheren als moerasgebied. De vzw ‘Réserve naturelle et ornithologique de Ploegsteert’ werd opgericht. Vandaag beslaat het natuurreservaat zo’n 150 ha en biedt onderdak aan 220 verschillende vogelsoorten.

    Aangepaste beheerderswerken houden het water kunstmatig ondiep. Dit moerasgebied bevordert de ontwikkeling van planten en ongewervelden waar ook ontelbare vogels op afkomen.

    Daarnaast wordt ook aan bosbeheer gedaan om te vermijden dat enkele agressieve planten- en bomensoorten de volledige zone zouden overwoekeren. 

    Met een volgend project beoogt men waddeneilandjes aan te leggen, waardoor men steltlopers zou kunnen aantrekken.

    Tegen 2020 hoopt men op die manier het natuurreservaat uit te breiden tot 175 ha. Het is nadrukkelijk de bedoeling hier natuur te observeren en niet je hond hier uit te laten, te joggen of te mountainbiken. Het observeren kan in strategisch geplaatste kijkhutten of vanaf enkele speciaal aangelegde wandelpaden.











    03-12-2017 om 18:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (2 Stemmen)
    26-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stroperij nekt trek- en roofvogels

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard: Buizerd en havik zijn nu zelf grof wild [Gerald Driessens / Nicolas Brackx]

     

    Jaarlijks nekt stroperij gemiddeld 25 miljoen trekvogels. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van Birdlife International, een internationale koepelorganisatie in de vogelbescherming.

    De studie strekt zich uit van heel Europa tot aan de Kaukasus en rond de Middellandse Zee. Het is het eerste onderzoek van die omvang dat het probleem vaststelt en in kaart brengt.

    De meest slachtoffers vallen in Egypte, Italië, Libië en Frankrijk. Maar ook België is niet zonder zonde. Jaarlijks verdwijnen in ons land gemiddeld 60 400 vogels. Zij worden afgeschoten, vergiftigd, gevangen of geroofd uit nesten.

    De meest geviseerde soorten in ons land zijn vinken, zwarte kraaien, kepen, putters en spreeuwen. Winstbejag is de belangrijkste reden. De handel in beschermde soorten als kooivogel is nog altijd een van de grootste bedreigingen voor wilde vogels. Vinken worden bv. in Wallonië nog dikwijls gevangen en nadien verkocht voor de vinkenzetting of als volièrevogel.

    Spreeuwen daarentegen worden nog altijd gedood en later verkocht aan restaurants als kwartel.

     

    Concrete cijfers per soort zijn in België maar heel beperkt voorhanden. De beschikbare cijfers houden natuurlijk geen rekening met het illegale karakter van de praktijken. Bovendien houden vogels zich niet aan de landsgrenzen; de vogelpopulatie van een land is nooit constant.

    De stroperij van roof- en trekvogels is duidelijk een wereldprobleem.

    Toch worden ieder jaar naast zangvogels 440 dag- en nachtroofvogels het slachtoffer van de duistere praktijken. Maar de dieren die in beslag worden genomen, zijn slechts het topje van de ijsberg.

    Vooral de buizerd en de havik worden getroffen. Jagers zien hen vaak als concurrenten voor jonge patrijzen en fazanten. Nochtans zijn het veeleer aaseters.

     

    Maar ook illegale handel speelt een rol. Het is niet uitzonderlijk dat een niet-geringde roofvogel opduikt op een koopjeswebsite. Volgens de Belgische en Europese wetgeving moeten alle dieren die worden verhandeld een gesloten voetring dragen, die de kuikens op jonge leeftijd omgeschoven krijgen.

    Dat schrikt roofvogelhandelaars niet af. Eieren of kuikens uit nesten stelen, is hen niet vreemd. Of ze vangen roofvogels om die illegaal te ringen en certificaten te vervalsen.

    Eind vorig jaar werd een Belgisch bende roofvogelhandelaars met Europese vertakkingen nog veroordeeld door het Hof van Cassatie.

    Meer dan 20 jaar lang hebben zij duizenden dieren verhandeld met een opbrengst van 15 000 euro per koppel.

    Er moet dringend werk worden gemaakt van een gecentraliseerde databank om betere controles mogelijk te maken.

     

    De 5 foto’s van diverse fotografen beelden de buizerd af.











    26-11-2017 om 17:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    18-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De krooneend, exoot of inheemse broedvogel?

     

    De krooneend is met z’n exotisch uiterlijk één van de mooiste eendensoorten.

    De eend was hier een weinig talrijke vogelsoort die in de jaren ‘70 fors in aantal is afgenomen. Verbeteringen in de waterkwaliteit en herstel van kranswiervegetaties leidden sinds het eind van de jaren ’80 tot een duidelijke populatie-aangroei.

     

    De definitie van een exoot wordt in eerste instantie omschreven als ‘vertegenwoordigers van vogelsoorten of populaties die niet tot onze avifauna behoren of hebben behoord en wiens voorkomen aanwijsbaar is gelieerd aan het handelen van de mens (ontsnapping of vrijlating).

    Deze definitie werd wat later bij de motivatie voor het opnemen van de krooneend in de rode lijst, afgezwakt tot ‘… er sterke aanwijzingen zijn dat (een deel van) de vogels uit gevangenschap afkomstig is.’

    Het karakteriseren van een soort als exoot kan beleidsmatig grote gevolgen hebben.

    Voor sommige als exoot te boek staande soorten wordt afschot of andersoortige verwijdering van individuen als een gerechtvaardigde natuurbeschermingsactiviteit gezien.

    Dit strookt uiteraard niet met het tegelijkertijd voorkomen van de soort op de rode lijst.

     

    Een bronnenonderzoek naar vroegere waarnemingen onthult dat in West-Europa krooneenden als reguliere broedvogels reeds worden gesignaleerd sinds de 19de en begin 20ste E. Het geografisch verbrokkelde voorkomen van de soort kan niet als argument voor een onnatuurlijke herkomst worden aangewend, aangezien ook in de rest van het verspreidingsgebied in Zuid- en Oost-Europa en Azië de soort bepaald niet gelijkmatig is verspreid.

    Toch heeft de krooneend zich sinds het einde van de 19de E op veel plekken in West- en Centraal-Europa weten te vestigen. Een sterke aantalsgroei deed zich in vele gebieden voor sinds het midden van de jaren ’80.

    De krooneend is in staat om zeer geïsoleerde gebieden over grote afstanden te koloniseren, als zich geschikte habitatsomstandigheden voordoen. Het pleksgewijze voorkomen op Europese schaal is dan ook een uiting van het verspreidingsgedrag van deze soort.

    Krooneenden zijn trekvogels met gescheiden broed-, rui- en overwinteringsgebieden.

     

    Een andere reden waarom diverse vogeldeskundigen vermoedden dat krooneenden uit gevangenschap afkomstig zijn, is het feit dat ze tijdens de broedperiode erg tam zijn.

    Bij alle watervogels stelt men echter in parken een zekere mate van gewenning vast.

    Zodra de krooneenden gaan ruien (juni-juli) verandert dit patroon wezenlijk. Ze worden schuw en verstoppen zich overdag tussen de oevervegetatie en laten zich niet meer voeren door parkbezoekers. Vermoedelijk foerageren ze dan vooral in de nacht op kranswieren.

     

    Het feit dat er in het verleden veel eieren uit nesten van krooneenden werden verwijderd en de uitgekomen vogels vervolgens in collecties werden gehouden, heeft geleid tot de veronderstelling dat de krooneenden uit gevangenschap afkomstig waren. Het is uiteraard mogelijk dat, ook langer geleden, een deel van de krooneenden die in gevangenschap werden opgekweekt later weer is losgelaten. Het is zeker zo dat er ook nu nog eendenhoeders zijn waar de krooneenden jongen krijgen, die vervolgens de vrijheid krijgen (en kiezen). 

     

    Toch toont het onderzoek onomwonden aan dat het grootste deel van de krooneenden van wilde herkomst is. Inmiddels heeft de mooie exotische watervogel zich spontaan en succesvol hier bij ons gevestigd en is hij van de rode lijst geschrapt.

     

    Wens je een eerder verschenen bijdrage te raadplegen, maak dan gebruik van de zoekrobot om in het archief het artikel op te diepen:

     

    27/11/2009       De krooneend [knappe fotoreeks van Wim Dekelver]

     











    18-11-2017 om 11:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    12-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels voeren

    Onze bebouwde kom wordt steeds dichter bebouwd en intensiever beheerd. Braakliggende terreinen met zadenrijke planten en insecten maken steeds vaker plaats voor beton en asfalt. Vogels kunnen daarom minder geschikte voedselplekken vinden. Struiken en bomen die natuurlijke schuil- en nestgelegenheid bieden, komen ook niet veel meer voor. Vogelvriendelijk ingerichte tuinen kunnen dat verlies compenseren en bieden vogels een veilige thuis in de bebouwde kom. Een variatie aan gras, bloeiende planten, struiken en bomen helpt de vogels op eigen kracht voor zichzelf te zorgen. Vogels horen nu eenmaal in onze woonomgeving. Door bij te voeren laten vogels zich veel vaker zien en kunnen we ze beter leren kennen.

    Als je het juiste voedsel aanbiedt, mogen tuinvogels het jaar door worden gevoerd.

    Doordat het klimaat verandert, verandert het voedselaanbod voor de vogels mee. Worden ze het hele jaar bijgevoerd, dan gaan ze sterker en vitaler de winter in. Hiermee is hun overlevingskans vele malen groter wat uiteindelijk zal resulteren in meer jonge vogeltjes in het voorjaar en zomer.

    Het is niet zo dat vogels lui worden van het bijvoeren. Ze blijven ook zelf voedsel, zoals wormpjes, larfjes, spinnetjes en mugjes in de natuur zoeken. Wel dien je te weten dat vetbollen die in de winter te koop worden aangeboden, niet geschikt zijn om te voeren in de lente en zomer.

    Vogeltjes voelen zich niet overal op hun gemak. Daarom is het belangrijk om een zo goed mogelijke plek voor de gevederde bezoekers te creëren.

    Kies een rustige plek zonder verstoring. Zorg voor beschutting zoals een boom of struik om bij gevaar in te kunnen vluchten. Geef vogels goed uitzicht op de omgeving om tijdig gevaar te kunnen opmerken (katten, sperwers).

    Zadenmengsels kunnen het best worden aangeboden in speciale voedersystemen om verspilling en verontreiniging te voorkomen. Vetbollen kunnen door regen erg vies en soppig worden; hang er daarom niet teveel op tenzij er erg veel vogels aanwezig zijn en de voorraad snel slinkt.

    Als pinda’s in een silo worden aangeboden kan men met een gerust hart het gehele jaar door

    ‘apennoten’ schenken.  Vogels kunnen door het gaas van de silo namelijk alleen kleine stukjes pinda eruit halen. Pinda’s in netjes zijn ook niet geschikt; de vogeltjes kunnen met hun pootjes of tongetje vast in het netje komen te zitten.

    Best koop je vogelvoer bij een dierenspeciaalzaak waar je zeker bent dat de producten goed zijn voor de gezondheid van je tuinbezoekers.

    Even belangrijk is de hygiëne. Maak daarom geregeld alle voedersystemen, voedertafels en waterschalen goed schoon. Best maak je hierbij gebruik van biologisch afbreekbare, desinfecterende middelen. Zorg er ook voor dat je na het reinigen met voldoende water de voederapparaten en waterschalen afspoelt.

     

    Wie lust wat?

     

    ·         Merel, kramsvogel, koperwiek, zanglijster, spreeuw:

    Broodkruimels, geweekte rozijnen en krenten, kaasrestjes zonder korst, fruit, bessen, schillen en klokhuizen, gekookte rijst, gekookte aardappelen zonder zout

    ·         Koolmees, pimpelmees, zwarte mees, staartmees, kuifmees, matkop:

    Vetbollen, slingers ongebrande en ongezouten pindanootjes, hazel- en okkernoten, graanzaadmengeling, zonnebloempitten, halve kokosnoot

    ·         Grote bonte specht, boomklever, boomkruiper:

    Spekzwoerd, ongezouten pinda’s en noten, vetbollen, zonnebloempitten, kaasrestjes zonder korst

    ·         Huismus, ringmus, vink, keep, sijs, groenling, putter:

    Bruine broodkruimels, graanmix (gemengd onkruid- en strooizaad), zonnebloempitten, etensresten zonder zout,

    ·         Winterkoning, heggenmus, roodborst:

    Broodkruimels, bessen, maden en larven, meelwormen, ongekookte havermoutvlokjes

     

    Self-made voedercake

     

    Smelt 250g rundervet, voeg hierbij fijngemalen pinda-, okker- en hazelnoten. Vul aan met wat rozijnen, gebroken granen (maïs, tarwe), muesli en fijngemalen broodkruim. Met wat gepelde zonnebloempitten maak je de voederbol speciaal. Roer alles om tot een nog vloeibare massa, giet dit vervolgens in een recipiënt (bv. melkbrik) waar je een touw of gevlochten draad hebt ingebracht (om deze te kunnen ophangen). Nog even wachten tot alles voldoende is gestold en dan kan je je tuinvogels op een eigen voedercake trakteren.











    12-11-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    06-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evolutie is nog steeds aan de gang  

     

    Geraadpleegde bronnen: De Standaard [Pieter Van Dooren]

     

    Wij Vlamingen gaan meteen grijnzen als we het woord ‘vogelen’ horen: het is een synoniem voor het waarnemen en fotograferen van wilde vogels. Maar hoe vogelminnend de Nederlanders, ook zijn ze worden verre overtroffen door de Britten. Bij hen is ‘bird watching’ zowat een nationale sport.

    En hobby nummer één bij Britten met een tuin … is vogels voederen.

    Ze geven er dubbel zo veel aan uit als de rest van Europa. Dat gebeurt vaak met een voedersilo, een soort omgekeerde fles met onderaan een kleine opening voor de vogelsnavel. En dan biedt een lange snavel voordeel.

     

    Onderzoekers volgen al 70 jaar een populatie koolmezen nabij Oxford. Daaruit blijkt dat de snavels van de vogels sinds de jaren 70 langer zijn geworden. In nog geen 50 generaties dus. Voor een erfelijk kenmerk is dat bijzonder snel. Een ruwe vuistregel onder biologen zegt dat een diersoort zo’n 1000 generaties nodig heeft om een nieuw kenmerk algemeen te laten worden.

    Nu elektronica steeds kleiner en lichter wordt, is het mogelijk geworden om zelfs kleine vogeltjes van een zendertje of een datalogger te voorzien. Daaruit leerden de Britse vorsers dat de meesjes met de langste snaveltjes het vaakst bij de voedersilo’s te vinden waren.

     

    De Darwin-vinken, die op ieder eiland van de Galapagos-archipel weer anders zijn, zijn een iconisch voorbeeld van aanpassing aan de omstandigheden. Ze specialiseerden zich elk in het vergaren van ander voedsel en ontwikkelden er de bijpassende snavel bij.  

    Het verschil in voederpraktijk tussen de Britten en het continent lijkt een zinnige verklaring.

     

    Met meesjes valt grof geld te verdienen

     

    Geraadpleegde bron: Knack [Dirk Draulans]

     

    De Vlaamse overheid beheert een fonds om schade te vergoeden die wordt veroorzaakt door dieren. Een analyse van de cijfers leidt tot de verrassende conclusie dat niet ganzen of everzwijnen de voornaamste schadeposten zijn, maar wel soorten zoals steenmarters en mezen.

     

    Voor veel Vlamingen zijn dieren niets minder dan lastposten. Intrigerend in de cijfers is de post ‘schade aan gewassen’ door zangvogels.

    Onze tuinvogels werden sinds kort door het Agentscha Natuur & Bos (ANB) als een schadepost in de fruitteelt beschouwd.

    Dat is een beetje vreemd want in het broedseizoen wordt de aanwezigheid van mezen net gewaardeerd, omdat ze massaal rupsen van bladeren plukken om hun jongen te voederen. Maar tijdens het fruitseizoen verpoppen ze zich blijkbaar tot een vijand: ze pikken aan peren en appels, waardoor die geïnfecteerd kunnen geraken met schimmels en bacteriën en rottingsplekken krijgen.

     

    Het probleem is in Nederland ‘populair’ geworden. Daar wordt jaarlijks voor minstens 500 000 euro aan vergoedingen uitbetaald voor schade aan fruit, die is veroorzaakt door mezen.

    De bedragen zijn de laatste 10 jaar fors gestegen. Dat kan niet te maken hebben met een grote toename van het mezenbestand. Het lijkt evenmin evident dat de diertjes pas in het voorbije decennium de appel en de peer hebben ontdekt als voedsel.

    Het is waarschijnlijker dat de fruittelers erin geslaagd zijn mezen als de schadepost te laten erkennen en er nu geld uit puren.

    Het valt te vrezen dat Vlaamse fruittelers de mees ook gaan beschouwen als een bron van schadevergoedingen. Het Agentschap Natuur & Bos moet over de omvang van de schade waken en beslissen minder snel tot schadevergoeding over te gaan. Want op de duur kan elk dier dat in een veld of een boomgaard passeert als een bron van inkomen worden aanzien.











    06-11-2017 om 16:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    29-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kneu

    De kneu, een kleine, levendige en sociale vink, is een echte bewoner van open cultuurlandschappen en komt bij ons vooral voor in open terrein met lage bosjes en struwelen nabij kruidenrijke vegetaties, zoals dat in landelijke dorpen, tuinsteden, boomgaarden en bij spoorbeddingen te vinden is.

    De soort is vooral zeer talrijk in open duingebieden en in de wilgenopslag van nieuwe polders.

    Vanwege zijn muzikaal liedje werd hij vroeger veel als volièrevogel gehouden. Zijn fraaie robijnrode kleuren raakt het dier in gevangenschap wel snel kwijt.

    Oude namen voor deze soort zijn ‘vlasvink’ en ‘hennepvink’ omdat men vroeger dacht de kneu zich enkel met vlas- en hennepzaden voedde. Zijn menu bestaat echter uit een grote verscheidenheid van vooral kleine zaden. De kneu heeft graag braakliggend land met veel zaaddragende planten en struiken of heggen om in te nestelen.

     

    Het mannetje in zomerkleed vertoont een lichtgrijze kop, karmijnrood voorhoofd en karmijnrode borst; de rug is roestbruin, de zwarte slagpennen en de gevorkte staartpennen hebben witte randen. De snavel is donkergrijs.

    De lichaamslengte wisselt tussen 12.5 en 14cm; de spanwijdte varieert tussen 21 en 25cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 15 en 20g.

    De kneu vliegt in hechte, golvende, zeer gecoördineerd bewegende zwermen.

    De kwetterende zang wordt gewoonlijk op een uitstekende twijg van een struik ten gehore gebracht en soms zingt een aantal mannetjes in koor. De kneu is gesteld op laag struikgewas en lage uitkijkposten.

     

    Om te broeden kiest het vrouwtje voor de open heide, langs de randen van hoogvenen, in agrarische gebieden met rommelige heggen en hoog in het voorgebergte van Alpen en Pyreneeën waar lage heggen groene bloemenrijke weilanden doorsnijden.

    ’s Winters zijn kneuen vaak in groepen te vinden in open agrarische gebieden, op kwelders en met onkruid begroeide kiezelvlaktes, alsook rond zoetwatermoerassen met zaadplanten langs de randen van vennetjes en greppels.

    Ze zijn minder behendig dan barmsijzen en fraters, die zaden eten terwijl ze aan planten hangen.

    De kneu foerageert gewoonlijk vanaf de grond en pikt zaden uit overhangende planten of van de grond eronder.

    Op het menu staan wilde soorten maar ook cultuurgewassen, zoals koolzaad, mosterdzaad en lijnzaad. Vroeg in de lente zijn vogelmuur, veldkers, vroegeling en varkensgras belangrijke voedselbronnen, later ook paardenbloem, brandnetel, distel en kaardenbol. Ook de nestjongen eten uitsluitend zaden.

    Mannetjes zingen vaak vanuit de toppen van liefst doornige struiken, zelfs in groepen op het einde van de winter. Het klein territorium wordt afgebakend door te zingen; een vrij stille, muzikale, snelle, herhaalde medley van gefluit met een riedel, getjilp en trillers. De roep is een typisch vinkachtig gekwetter, die metalig, snel, droog en lichter weerklinkt dan de harde tonen van een barmsijs.

     

    De kneu broedt vanaf half april, vaak in kleine, losse kolonies.

    Het wijfje bouwt een fraai komvormig nest van twijgen en wortels, gevoerd met wol en haar bij voorkeur laag in een struik, zoals in een duindoorn bv.

    Ze broedt de 4 tot 6 eitjes in 10 tot 14 dagen uit. Er kunnen 2 tot 3 legsels voorkomen tijdens de periode april – juli. Het mannetje helpt bij het voeren van de jongen.

    Vaak zitten kneuen in groep bij elkaar in struiktoppen en kwetteren vrolijk in koor voordat ze zich voor de nacht verplaatsen naar een gemeenschappelijke slaapplaats.

    In onze streken broedende kneuen trekken via Zuidwest- Frankrijk weg naar Spanje en Marokko. Men treft ook doortrekkers aan vanuit Groot-Brittannië en de Scandinavische landen.











    29-10-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    22-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zanglijster

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2013_2

     

    De zanglijster doet zijn naam alle eer aan. Zijn lied duurt 5 minuten of langer en bestaat uit een rijke opeenvolging van luide, muzikale strofen, waarvan sommige vele malen worden herhaald. Meestal zingt de zanglijster op een hoge post, zoals een boomtop en is vrijwel het gehele jaar door op mooie dagen te beluisteren.

     

    De volwassen vogel heeft effen donkerbruine bovendelen met blekere uiteinden aan de veren.

    De vaalgele onderkant en de witte buik vertonen minder en kleinere bruinzwarte pijlpuntvlekken dan bij de grote lijster. De onder-vleugel is zacht oranjebeige. Er is een vale ring rond het oog; de poten zijn bleek en roze-achtig.

    De lichaamslengte varieert tussen 21 en 23 cm; de spanwijdte wisselt van 33 tot 36 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 70 en 90g.

     

    Het wijfje bouwt een nest van gras en twijgen, gevoerd met modder of houtpulp en legt gewoonlijk 4 tot 6 lichtblauwe, gespikkelde eieren.

    De binnenkant van het nest is wel opmerkelijk. Voordat de houtmolm wordt aangebracht, wordt die met de snavel fijn gebeten en met speeksel of water doorweekt. Door met de borst op de geknede bestanddelen van de binnenlaag te duwen, brengt de zanglijster het lemen pleisterwerk op de vereiste dikte en wordt de diepe nestkom gepolijst. De zanglijster baadt zich tijdens de nestbouw geregeld in plasjes om de binnenlaag optimaal te kunnen gladstrijken. In plaats van leem wordt soms ook paardenmest gebruikt. De aanleg van de lemen binnenkant vereist droog weer. De voordelen van leembekleding: het nest is stevig en kan later opnieuw worden gebruikt; de leembekleding beperkt vermoedelijk ook het aantal nestparasieten.

    Het wijfje broedt het legsel in ca 2 weken uit en het mannetje helpt bij het voeren van de jongen gedurende de 12 tot 16 dagen dat deze in het nest verblijven.

     

    In het zuidwesten van Frankrijk worden jaarlijks nog vele tienduizenden zanglijsters tot paté verwerkt. Hetzelfde gebeurt met leeuweriken, roodborsten en ortolanen.

    In de omgeving van de Mont Ventoux verkoopt men als specialiteit lijsterpaté met truffels. Deze ‘Paté de grive’ wordt in de restaurants als een delicatesse aanbevolen.

    In Noord- en Midden-Italië worden tussen juli en oktober op vele plaatsen grote vogelfeesten georganiseerd, dit alles ter ere van de vogeljacht en -vangst. Vuurwapens worden gezegend, er worden missen opgedragen en op de markt verkoopt men allerlei benodigdheden voor de vogelvangst.

    In ‘Notes sur les forêts’, la chasse et la pêche en Belgique’ uit 1897 lezen we dat men het jaar ervoor op 5 marktdagen (3 in Brussel, 1 voor Antwerpen en 1 voor Verviers) in de openbare hallen ongeveer 380 000 lijsterachtigen heeft verhandeld.

    Daaronder bevonden zich allicht ook veel koperwieken. Deze vogels werden gevangen in België, Nederland en Frankrijk.

    De auteur Iserbyt (Ieper 1906) zei het volgende over de lijstervangst: “En moest men de vangst verbieden of te veel inkorten, ’t ware ’t land in rep en roer stellen, vooral de Ardense gewesten, waar jong en oud, rijk en arm, lijsters vangt en eet”.

    Pas via een Koninklijk Besluit in 1967 werd de lijstervangst met behulp van strikken bij wet verboden.

     

    Zanglijsters komen vooral voor in de gematigde streken van Europa en zijn veel te zien in oude tuinen, villawijken, parken en loofbossen.

    Hoewel de Vlaamse populatie stabiel lijkt te zijn, spelen vermoedelijk toch een aantal processen een rol. Mogelijk heeft het bodemtype in combinatie met de zure regen een impact op de populatie.

    Zo zou verzuring in verschillende grote bosgebieden in Nederland hebben geleid tot een afname van lokale populaties met soms 75%, terwijl zanglijsters op kalkarme bodems (minder huisslakken) van nature in lagere aantallen voorkomen.

    In tegenstelling tot zanglijsters in bosgebieden hebben hun soortgenoten in uitgestrekte landbouwgebieden andere problemen.

    In Groot-Brittannië nam het bestand sinds halfweg de jaren ’70 sterk af. De afname werd vooral vastgesteld in het agrarische landschap. In de bosgebieden deed de soort het ook slecht, al bleven de verliezen eerder beperkt.

    Vooral de hoge sterfte bij jonge vogels in hun eerste levensjaar zou verantwoordelijk zijn voor de afname van het zanglijsterbestand, terwijl ook intensivering van de landbouw met de vinger wordt gewezen. Vooral in de intensief bewerkte akkergebieden zou voedselgebrek een groot probleem vormen wanneer op het einde van de zomer regenwormen door de droogte veel moeilijker te vinden zijn dan in de relatief vochtige graslanden en bossen.

    De Britse situatie kan echter niet zomaar worden geprojecteerd op Vlaanderen.

    De vastgestelde toenames in zowel Zuid-West-Vlaanderen als in het zuidwesten van Oost-Vlaanderen – nochtans ook gedeeltelijk gelegen in intensief bewerkt akkerbouwgebied – tonen dat aan.

    Het open landschap wordt er in belangrijke mate doorsneden door de typisch Vlaamse lintbebouwing waar de zanglijsters alternatieve voedselbronnen vinden in de goed onderhouden, vochtige privé-tuinen. Daar hebben ze bovendien extra nestgelegenheid ter beschikking als gevolg van het ouder worden van aanplantingen.

     

    De zanglijster heeft op haar menukaart zowel dierlijk voedsel (insecten en hun larven, regenwormen, spinnen, duizendpoten, pissebedden, huisjes- en kleine naaktslakjes) als een aanzienlijke hoeveelheid soorten bessen (vogelkers, aalbes, vlier, meidoorn, hulst, zuurbes, klimop) staan. Het is algemeen geweten dat lijsters graag huisjesslakken eten en dat ze – om zich van de harde delen te ontdoen – deze op stenen, rotsen, tuinpaadjes en harde boomwortels stukslaan. Geregeld zal een zanglijster naar deze ‘lijstersmidse’ terugkeren, zodat na verloop van tijd hoopjes verbrijzelde slakkenhuisjes haar aanwezigheid verraden. Vermits de weekdieren een aanzienlijk bestanddeel van het zomervoedsel uitmaken worden de specifieke leefgebieden van deze slakken opgespoord: humusrijke, min of meer vochtige bossen met veel kruiden en/of onderhout, waterloopjes en poelen. Ook grote kevers worden geregeld op dikke takken, blootliggende boomwortels of stenen stukgeslagen.

     

    Onze zanglijsters zijn trekvogels die onze streken in de winter verruilen voor delen in Frankrijk en Groot-Brittannië. In het najaar trekken zowel overdag als ’s nachts grote aantallen door uit het noorden en oosten. De najaarstrek loopt gewoonlijk van september tot begin december. In het voorjaar verloopt de trek vanaf midden februari tot in mei.











    22-10-2017 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    15-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boomkruiper, een onopvallende boombewoner  

    De boomkruiper leeft aan bosranden, in parklandschappen, in hagen, tuinen, boomgaarden en oude lanen.

    Het is een kleine vogel, die wat weg heeft van een kleine, bruine muis die met schokjes langs de ruwe boomschors naar omhoog klautert, op zoek naar insecten en spinnen.

    De boomkruiper tref je voornamelijk aan in bossen, (kasteel)parken, grote tuinen en (oude) boomgaarden met een voorkeur voor oude loofbossen, waaronder de eik, omwille van de ruwe stam.

     

    Het nest wordt meestal gemaakt achter loshangende stukken boomschors, in spleten of houtstapels. Soms wordt het nest ook in dichte vegetatie (klimop) gemaakt. Ongeveer 20% van de paartjes broedt 2 keer per jaar. Beide broedsels overlappen vaak; het mannetje bouwt een 2de nest waarin het wijfje eieren legt, terwijl de jongen van het eerste nest nog niet zijn uitgevlogen.

     

    De boombewoner is best onopvallend. Door zijn bruinige verenkleed is hij prima gecamoufleerd wanneer hij tegen een boomstam naar omhoog klautert. Ook de zang en de roep stellen niet veel voor en vergen een getraind oor om het te herkennen.

     

    Boomkruipers hebben een speciale staart. Het dozijn staartveren zijn stug, stijf een puntig; ideaal als steun bij het klimmen. Doordat de staartveren almaar over de schors slepen, slijten die snel. Alle zangvogels ruien eerst de centrale staartveren. Enkel de boomkruipers en de spechten, die beide de steun van vooral de middelste staartveren nodig hebben bij het klimmen, ruien de centrale staartveren als laatste, nadat alle andere staartveren zijn vervangen.

    Omdat de boomkruiper zijn staart als steun moet gebruiken, is hij niet in staat om onderste boven te kruipen, wat een boomklever daarentegen wél kan. Daarom zie je een boomkruiper steeds weer naar een lager gelegen nieuw stuk stam vliegen en vervolgens weer in spiraalvorm naar omhoog kruipen op zoek naar wat lekkers (eitjes, larfjes, torretjes, spinnetjes).

     

    Boomkruipers slapen achter een loshangend stuk schors of hakken een slaaphol uit in het halfvergane hout van dode bomen of in de zachte, levende schorslaag van coniferen.

    Vooral ’s winters slapen ze vaak in groep; door dicht tegen elkaar te gaan aanzitten, verliezen ze minder energie.

    De boomkruiper gaat tijdens de winter op zoek naar insecten, die in holtes en spleten overwinteren, waardoor hij heel het jaar rond hier kan verblijven.

     

    De boomkruiper is een stuk minder opvallend dan zijn bijna-naamgenoot, de boomklever. In dit kort filmfragment van Kees Vanger kan je het minutenlang gadeslaan.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=srFdzvcJW8E

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief de gewenste bijdrage opdiepen.

     

    06/04/2013      De boomkruiper











    15-10-2017 om 11:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boomklever, ook wel ‘blauwspecht’ genoemd

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2006_2

     

    Spechten en boomkruipers gebruiken hun stugge staartveren om zich af te zetten tegen de stam en gaan met kleine sprongetjes omhoog. De boomklever gebruikt zijn staart niet maar haakt zijn klauwen één voor één in de schors en dit onder een schuine hoek om zijn evenwicht te bewaren. Op die manier wandelt hij evengoed naar onder als naar boven.

     

    De boomklever heeft zijn naam niet enkel verdiend door aan de boom te ‘plakken’. Hij is ook een buitenbeentje onder de holenbroeders doordat hij zijn nestopening verkleint met modder. De lange spechtachtige snavel, die hij gebruikt om insecten te zoeken en soms wat schors los te peuteren, dient niet om nestholten uit te hakken. De modder wordt in laagjes aangebracht en met de snavel aangedrukt. Het geheel droogt op tot een onneembare vesting. Zo beveiligt de boomklever zijn nest tegen concurrenten als spreeuw en spechten en meer recent de halsbandparkiet.

     

    Boomklevers vind je zowat overal waar een flink aantal grote oude loofbomen staan. Doorgaans heeft een boomklever een territorium van 2 tot 3 ha nodig. Oude eiken hebben de voorkeur, maar ook in oude beukenbossen komt hij aan zijn trekken.

     

    In de zomer leeft hij van insecten en spinnen die hij tussen de schors vindt; in de winter zijn hazel- en beukennoten een belangrijke aanvulling. De boomklever is een echte standvogel die zijn leefgebied zelden of nooit verlaat. De meeste omzwervingen maakt hij – net als vele andere vogels trouwens – in zijn eerste levensjaar. Vooral in de periode augustus – september kan je soms zwervende jonge vogels aantreffen op plaatsen waar je de soort anders nooit ziet.

     

    Eenmaal de juvenielen zich hebben gevestigd, blijven ze vaak levenslang in hetzelfde territorium en met dezelfde partner. Heel het jaar door zie je ze voedsel zoeken in paartjes; zie je één boomklever, dan is er meestal een tweede in de buurt. Ze houden tijdens het foerageren contact met fijne roepjes en mengen zich ook vaak met mezen, boomkruipers en goudhaantjes.   

     

    In zijn woongebied is de boomklever niet de meest talrijke, maar wel één van de levendigste vogels. Zijn staccato-roepjes hoor je het hele jaar door, soms minuten aan een stuk als hij wordt verstoord of vijanden probeert te verjagen.

    Op voedertafels in de buurt van bossen of parken is hij ook een graag geziene gast. In kleine schermutselingen haalt hij het gemakkelijk van de iets kleinere mezen. Vanaf januari hoor je overal zijn luide maar eenvoudige fluittonen, die soms doen denken aan een spreeuw.

    Het mannetje zingt dan vaak in de buurt van het nesthol, waar het vrouwtje aan het metselen is.

     

    Het broedseizoen van de boomklever is vrij kort; eind mei tot half juni vliegen de jongen uit en vervolglegsels zijn uiterst zeldzaam. Mogelijk is het belangrijk voor de boomklever om zijn jongen op tijd de wereld in te sturen, zodat ze de concurrentie voor vrije territoria kunnen aangaan. Heel wat jonge vogels zijn al in juni gepaard en territoriaal, terwijl sommige andere nog enkele maanden een zwervend bestaan leiden.

     

    De groene halsbandparkiet is wel degelijk een geduchte concurrent voor nestholten.

    Deze agressieve indringer verkiest ook oude spechtenholten. De parkiet neemt bovendien zijn nesten erg vroeg op het jaar in, waardoor de boomklever niet de tijd heeft om zich met metselwerk te verdedigen. Uit recente tellingen blijkt dat in bossen en parken waar veel parkieten broeden, in verhouding minder paartjes boomklever nestelen.

    Een opdringerig volkje om in de gaten te houden.











    07-10-2017 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    01-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duivenkot van 1 miljoen


    Geraadpleegde bron: De Standaard: Duivenmelker Ulrich Lemmens (30) bouwt luxueuze duivenranch

     

    Liedesnestjes voor de beste kweekparen, zelfreinigende hokjes en een state of the art broeikas voor de eieren: bij de heer Lemmens krijgen sportduiven een VIP-behandeling.

    Zeg niet zomaar duivenkot tegen het nieuwe complex van Ulrich Lemmens. Zelf noemt hij zijn stek in Balen een ranch, waar topduiven in de allerbeste omstandigheden kunnen kweken, recupereren na wedstrijden. En dat mocht wat kosten; er werd haast één miljoen euro aan de bouw gespendeerd. Binnen de duivensport is dit ‘top of the bill’.

     

    Dit bedrijf wordt hoogtechnologisch gerund.

     

    In de vlieghokken houden infraroodlichten de temperatuur ideaal voor herstel na lange races. Andere lampen bootsen daglicht na, waardoor de duiven altijd het gevoel hebben dat ze buiten zitten en zo hun conditie verbetert. Er hangen ook camera’ zodat je overal ter wereld de aankomst van de duiven kan volgen. Iedere dag worden de hokken automatisch gereinigd, de favoriete gadget omdat het vernuft systeem uren poetswerk bespaart.

    In de duivenranch verblijven tussen de 300 en 400 prijsbeesten, ook uit het buitenland.

    The very important ‘pigeons’ krijgen zelfs eigen suites; de 30 beste kweekexemplaren worden per twee afgezonderd van de andere duiven om de genen intact te houden. Duiven zijn immers niet de trouwste partners. Als een topvrouwtje door het verkeerde mannetje wordt gedekt, kan dat een zwak nageslacht opleveren. Daarom blijven ze gescheiden. Ze hebben zelfs een eigen badje.

    Volgens de heer Lemmens heeft – de voor sommigen overdreven luxe – een enorme impact op de kwaliteit van de eieren. Voor die eieren liet hij een hypermoderne broeikas installeren. Het hele complex is beveiligd met een peperdure alarminstallatie. Dat moet wel daar de totaalwaarde van deze wedstrijdduiven tot miljoenen euro’s oploopt.

     

    De heer Lemmens was op zijn twintigste de jongste professionele duivenmelker ter wereld. In 2014 werd hij Belgisch kampioen en vandaag geldt hij autoriteit in de internationale duivensport. Als speler en makelaar verkocht hij zijn duurste duif voor 100 000 euro. België telt amper 3 of 4 professionals. Duivensport zit in zijn bloed: ook grootvader Gust was een topspeler.

     

    De foto’s bij dit artikel zijn geen wedstrijdduiven maar holenduiven die vrij in de natuur een graantje komen meepikken op een foerageerplaats en worden geschoten door telelenzen.











    01-10-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    26-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het waterhoentje, een schuw watervogeltje

     

    Het waterhoentje, familie van de rallen, is kleiner dan de meerkoet, heeft een gezet lijf en relatief korte vleugels. Behalve de rode snavelwortel met geel uiteinde zijn de witte onder-staartdekveren en de flankstreep langs het lichaam de voornaamste kenmerken.

     

    Het waterhoentje heeft een duidelijke schuitvorm, vliegt watertrappend op. Het steltlopertje is zeer verstandig en weet van alle omstandigheden gebruik te maken om te overleven.

    Als mindere vlieger verplaatst het zich enkel ’s nachts om niet door roofvogels te worden geslagen. In de vrije natuur hebben ze veel te lijden van snoeken, de gewone waterrat en van roofvogels.

    Op het land vallen de lange groenige tenen op. Voor het opvliegen rent de waterhoen net als de meerkoet een stukje over het water. Immers die lange tenen verdelen het lichaamsgewicht over een groot oppervlak, waardoor hij zich probleemloos op drijvende waterplanten kan verplaatsen.

    Ze liggen hoog op het water, het achterlijf het hoogst en bij iedere roeibeweging van de slanke poten, zonder zwemvliezen, maakt de fijne hals en het sierlijk kopje een pittig schokje bij wijze van reactie-beweging.

    Waterhoentjes zijn schuw en begeven zich meestal in de dichte aan de oever gelegen vegetatie. Drijvende plantengroei biedt bescherming aan de ondergedoken vogel die enige tijd onder water kan blijven ademhalen door zijn snavel net boven het wateroppervlak uit te steken.

    De drijvende vegetatie in het plantenrijk water wordt graag opgesmuld, net als de insecten, waterdiertjes en kikkervisjes die er zich tussen bevinden.

    Jonge waterhoentjes hebben een onopvallend grijsgrauw verenkleed wanneer ze achter de ouders aanzwemmen, gelokt door de helderwitte staartveren.

     

    Ofschoon meerkoet en waterhoen beide op het water voorkomen en beide hun nesten tussen het riet of soms zelfs open en bloot op het water bouwen, zijn hun levensgewoonten heel verschillend.

    Het waterhoentje gedraagt zich als een ralachtige, wat sluiperig tussen de begroeiing langs de waterkant en is van nature uit meer een vogel van moerasachtige omgevingen, die niet graag zwemmend grote waterplassen oversteekt. Daarnaast leven waterhoentjes wél dicht bij de bewoonde wereld in slootjes bij boerderijen of in vijvers van parken, soms middenin een drukke stad, maar ook langs singels en kanalen die wat begroeiing van waterplanten aan de kanten hebben.

    Bij ons broedende waterhoentjes zijn voornamelijk standvogel en overwinteren grotendeels in eigen land of net ten zuiden ervan.

     

    In onderstaand filmpje ‘Herken de waterhoen’ van Kees Vanger kan je de waterhoen een tijdje van dichtbij gadeslaan en jongen in versneld tempo zien opgroeien.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=GWIvLHB23UY

     

    Wie een eerder verschenen artikel wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief de bijdrage opvissen

     

    09/10/2010      Het waterhoentje











    26-09-2017 om 15:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ijsvogel vanuit de fotohut


    Geraadpleegde bron: Glenn Vermeersch

     

    Je kan op diverse manieren vogels fotograferen, maar de mooiste beelden maak je vrijwel altijd vanuit een vaste schuilhut. De voorbije jaren bouwde (én verbouwde) Glenn Vermeersch een 10-tal hutten die hij te huur aanbiedt aan natuurfotografen.

    Alle vogelkijkhutten zijn gelegen in Kalmthout in de Antwerpse Kempen. Ze zijn allen voorzien van comfortabele stoelen en/of zitbank en in de meeste is in de winter elektrische verwarming aanwezig.

    Je fotografeert er standaard door spiegelend glas waardoor je een prachtig zicht hebt op je onderwerp en snel kan inspelen op de kansen die zich doorheen de dag voordoen.

    Voor het eerst vergezelde ik onze thuisfotograaf  Wim Dekelver  op een foto-shoot.

    Hut 1 – een veel-soorten-hut – is in alle opzichten bijzonder in zijn opzet. Vanuit één hut kan je immers ongezien 3 verschillende foto-luiken bereiken, elk met hun eigen typische biotoop en soorten.

     

    Invalshoek 1: voor dit luik van de hut werd een klein zoetwatermoeras aangelegd met een beperkte hoeveelheid open water. De biotoop is nu nog in volle ontwikkeling, maar je maakt er kans op allerlei drinkende vogels, maar naargelang van het jaargetijde ook: blauwborst, kleine karekiet, waterhoen, wilde eend, blauwe reiger, mandarijn-eend, waterral, watersnip, porseleinhoen, witgatje, …

     

    Invalshoek 2: voor dit luik strekt zich een visvijver uit van zo’n 70 m lengte. De door de ochtendzon beschenen westoever van de plas werd natuurlijk ingericht met een gordel moerasvegetatie en een slikrand. Bovendien werd een ijsvogelwand aangelegd en bestaat jaarlijks de kans op een broedgeval ter plaatse. De vijver zelf wordt geregeld aangevuld met kleine vissoorten zodat visetende vogelsoorten zoals ijsvogel, blauwe reiger en ’s winters mogelijk ook roerdomp en grote zilverreiger altijd voldoende voedsel vinden. De plas is te klein en te ondiep (max 2 m) voor duikeenden, maar soorten als Canadese gans, Nijlgans, wilde eend, mandarijneend, wintertaling, krakeend, meerkoet en waterhoen kan je wel af en toe fotograferen, soms ook met jongen. Nieuw is de duik-setting voor ijsvogels.

     

    Invalshoek 3: voor dit luik werd gekozen voor de klassieke opzet van een boshut. Hier strekt zich op ooghoogte voor de hut een ondiep plasje waar allerlei vogelsoorten hun dorst kunnen komen laven. Tevens werd er een ruigte nog in aangroei aangelegd met riet, kaardebol en distelsoorten. Talrijke soorten middelgrote vogels tot kleine zangvogels kunnen hier worden waargenomen.  

    De hut is in gebruik sinds 26/05/2014 en de teller van het aantal vanuit deze hut gefotografeerde soorten staat momenteel al op 111.

     

    Al maakte ik ook wel foto’s van de ijsvogel, toch verkoos ik de leermeester zijn beelden te gebruiken om niet uit de toon te vallen.

     

    Wie eerder verschenen artikels van de ijsvogel wenst te raadplegen kan met de zoekrobot in het archief de bijdragen opvissen:

     

    08/10/2015       De ijsvogel, de slingerbeekbewoner

    25/07/2011       De ijsvogel, de vissende mijnwerker

    02/03/2009     De ijsvogel











    17-09-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boerenzwaluwentrek  

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2009_4 [Bennie van den Brink]

     

    Op het platteland vliegen boerenzwaluwen laag over velden en plassen, jagend op insecten.

    Terwijl de oudervogels van de boerenzwaluw druk bezig zijn met het grootbrengen van een tweede broedsel hebben de meeste andere vogelsoorten hun broedseizoen al achter de rug.

    Sommige soorten, zoals bonte vliegenvanger en gierzwaluw, zijn zelfs al onderweg naar hun overwinteringsgebieden in Afrika. Andere soorten zoals kleine karekiet en rietzanger gebruiken de maand augustus om extra vet op te slaan om met een volle brandstoftank de lange reis naar het zuiden aan te vatten.

    Boerenzwaluwen echter benutten de zomer ten volle en laten hun vervolglegsel eind juli, begin augustus uitvliegen. Een enkel dapper broedpaar start in augustus zelfs met een derde legsel.

    Dat resulteert in jongen voeren tot in september. Op zich is dat geen probleem omdat er dan nog volop voedsel voor handen is. Elke avond verzamelen zowel de uitgevlogen jongen als de oudervogels die hun broedtaak hebben volbracht op een gezamenlijke slaapplaats. Bij voorkeur is dat een rietveld langs een plas of rivier. Op de slaapplaatsen overnachten soms duizenden vogels die hiermee veiligheid en gezelligheid combineren.

     

    In september maken de boerenzwaluwen zich klaar om te vertrekken. De laatste jongen vliegen uit. Logischerwijze zou je verwachten dat deze septemberjongen weinig overlevingskansen hebben. Nog maar pas uit het nest en ze moeten al aan die grote reis naar Afrika beginnen. De jonge zwaluwen die in mei en juni uitvlogen, hebben qua vliegervaring en kracht echter een grote voorsprong. Ze hebben voldoende tijd gehad om kennis te maken met de grote wereld. Toch zijn ze niet kansloos die late geelbekjes.

    In september vullen de slaapplaatsen zich tot het maximum. Tienduizenden vogels uit de wijde omgeving zoeken elkaar op en fladderen in de ondergaande zon boven het riet. Als de zon een kwartier onder is, duiken ze naar beneden en zoeken ze een rietstengel voor de nacht.

    Vanaf half september stroomt Europa leeg. Via Frankrijk en Spanje vliegen ze naar het Afrikaanse continent. Ze doen het kalmpjes aan, elke dag een stukje. ’s Avonds zoeken ze een geschikte slaapplaats om de nacht door te brengen.

     

    Afrika verwelkomt de boerenzwaluw in oktober. In vele landen in zuidelijk Afrika wordt deze langeafstandstrekker met vreugde begroet omdat hij het begin van de regentijd aankondigt. Mens en dier verlangen naar regen en groen, naar de Afrikaanse lente. Een rijke planten- en insectenwereld komt tot leven. In tegenstelling tot de mens zijn alle insectenetende trekvogels opgetogen over de weelde en variatie aan insecten die tijdens ons winterseizoen in Afrika voorkomen. Net als in Europa zoeken de boerenzwaluwen rietvelden op om te overnachten.

    Die zijn niet overal aanwezig, zeker niet in droge of bosrijke gebieden. Op het Afrikaanse platteland zijn in het droge seizoen de oevers van rivieren en meren door het vee ontdaan van de rietvegetatie. De weinig geschikte slaapplaatsen worden daardoor vaak door miljoenen boerenzwaluwen gebruikt. Soms ook tijdelijk door vogels die nog meer zuidelijk willen overwinteren.

     

    In november hebben de boerenzwaluwen een geschikt overwinteringsgebied met voedsel en een slaapplaats gevonden. Een goede plek met voldoende insecten is immers van levensbelang. In vergelijking met de rest van Afrika is het voor de boerenzwaluw in Zambia niet zo moeilijk om een prima verblijfplaats te vinden. Er zijn namelijk veel moerasgebieden met vaak ontoegankelijke rietvelden. De meest boeren hebben dammen aangelegd om water op te slaan voor droge periodes.

    Een groot deel van die spaarbekkens raakt in een ondiepe hoek begroeid met riet waar de boerenzwaluwen kunnen slapen. In dergelijke gebieden zijn de slaapplaatsen meestal klein en meer verspreid, zodat de boerenzwaluwen niet allemaal opeengeperst zitten. Eenmaal een geschikt gebied gevonden, blijven ze daar tot de vertrektijd aanbreekt.

    Het is een overweldigende sensatie om middenin zo’n slaapplaats te staan terwijl de zwermen zwaluwen omlaag suizen. Als je stil staat, strijken ze al kwetterend vlak naast je neer en kijken ze je vanaf een doorgebogen rietstengel nieuwsgierig aan.

     

    Natuurlijk dreigen er gevaren. In Nigeria bij het dorpje Ebakken, niet ver van de grens met Kameroen, is een immense grote slaapplaats van boerenzwaluwen. Daar slapen enkele miljoenen vogels op berghellingen, die begroeid zijn met 5 m hoog olifantengras.

    De dorpelingen houden zich tegen de avond schuil in het hoge gras. Met een ragebol van lijmstokjes zwaaien ze in de schemering en vangen de zwaluwen uit de lucht wanneer die neerdalen voor de nacht. De volgende dag worden ze boven een vuurtje geroosterd en op een bananenblad opgediend, slechts ontdaan van vleugeltjes en veren.

     

    Ook een deel van de Afrikaanse jeugd vindt het vangen van zwaluwen een leuke ‘sport’. Als de mieren en termieten gaan zwermen en de vette koninginnen met honderdduizenden tegelijk met hun fragiele flapvleugeltjes uit de aarde omhoog fladderen, zijn niet alleen de vogels er als de kippen bij.

    De kinderen haken een uitgevlogen termiet aan een dun draadje en laten die in de lucht zweven. Een argeloze boerenzwaluw die denkt een gemakkelijke en smakelijke hap te kunnen pakken, eindigt zijn leven aan een haakje.

     

    Gelukkig staan niet overal in Afrika kleine vogels op het menu. In de landen zuidelijk van de regenwoudgordel eet men liever grotere dieren. Daar worden kleine vogels met rust gelaten, tenzij ze een bedreiging vormen voor de oogst. Dan deinzen Afrikanen nergens voor terug. Miljoenen zaad-etende roodbekwevers, die neerstrijken op gierstakkers worden letterlijk met alle mogelijke middelen bestreden. Met vlammenwerpers, dynamiet en sproeivliegtuigen met gif worden broedkolonies en slaapplaatsen van deze vogels vernietigd. Helaas slapen roodbekwevers net zoals boerenzwaluwen vaak in het riet met alle gevolgen van dien …

    Daarnaast worden zwaluwen die boven akkers op zoek zijn naar insecten op zoek zijn vaak aanzien voor vijandelijke troepen. Het is daarom belangrijk om de Afrikaanse jeugd te onderrichten over het nut en gedrag van verschillende vogelsoorten die in hun streek voorkomen. Hen bijbrengen dat er naast ‘schadelijke’ vogelsoorten ook nuttige soorten zijn die muggen en steekvliegen vangen en insecten eten die schade aanrichten aan de oogst.

     

    Behalve het ontsnappen aan de Europese winter heeft hun verblijf in Afrika nog een ander doel: de zwaluwen ruien daar. Alle oude, vale en versleten veren worden vervangen door een nieuw, glanzende, blauwe outfit. Daar is veel energie voor nodig waardoor het belang van de keuze van een goede overwinteringsplek nogmaals wordt onderstreept. Met veel voedsel kan je goede en sterke veren aanmaken. Dat geldt nog meer voor de mannetjes want zwaluwvrouwtjes vallen op mannetjes met lange en symmetrische staarten. Die zijn een weerspiegeling van een gezonde en sterke vader met goede genen voor zijn nakomelingen.

    Ze zien er vaak niet uit die ruiende zwaluwen. Vooral de jonge vogels met hun grauwe en vale veren lijken op vliegende voddenbaaltjes als de rui begint en hun kledij gaat loszitten.

    Maar tussen die oude pluimen verschijnen steeds meer blauwe spiegeltjes van nieuwe veertjes. Het duurt lang voor een boerenzwaluw een volledig nieuw pak heeft; vooral het wisselen van de slagpennen neemt veel tijd in beslag. Zwaluwen komen vliegend aan de kost en kunnen zich niet veroorloven veel vleugelpennen tegelijk te verliezen. Watervogels als eenden en ganzen daarentegen ruien hun hel vleugel bijna in één keer en zijn dan tijdelijk niet vliegvlug. Ze verschuilen zich tijdens die periode in dichte vegetatie.

    Boerenzwaluwen ruien hun slapennen één voor één. Als er een pen is uitgevallen, groeit in een tijdspanne van 2 weken een geheel nieuwe veer. Dan pas wordt de volgende afgeworpen. Op die manier blijft het vliegvermogen optimaal maar duurt het wel meer dan 3 maanden vooraleer ze er terug op hun best uitzien. Bij ruiende boerenzwaluwen is in de vlucht vaak heel mooi het patroon te zien van oude en nieuwe vleugelveren. Wanneer het nieuwe verenpak is gevormd, is het tijd om aan broeden te denken.

     

    In maart begint dan de trek naar het noorden. Sommige mannetjes, vroeg klaar met de rui, kunnen niet wachten en vertrekken eerder, gedreven om een goede nestplaats te bezetten. Ze hebben haast en arriveren reeds eind maart in België en Nederland. Een in Zuid-Afrika geringde boerenzwaluw werd na 28 dagen al terug gevangen in Engeland. Ze legde een afstand af van meer dan 9 000 km. Het blijft een uitdaging en een belevenis om in Afrika de geheimen van de boerenzwaluwen te onthullen.

     

    De knappe en originele foto’s zijn van Miek Koopmans











    08-09-2017 om 23:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte mees, klein maar dapper  


    Naaldwouden, met name sparrenbossen en ook wel pijnbomen, vormen de favoriete biotoop van de zwarte mees.

    In sommige streken komt hij echter ook in gemengde bossen en buiten het broedseizoen zelfs in boomgaarden en tuinen voor.

     

    De witte langwerpige nekvlek op de zwarte glanzende kruin kenmerkt de zwarte mees.

    Het vederpak bestaat uit blauw-grijsachtige bovendelen met een dubbele witte vleugelstreep op de donkere vleugels en grauwe bruin-witte onderdelen. Karakteristiek ook zijn de witte wangen gescheiden door een zwarte bef. Jonge dieren hebben gele kopvlekken en onderdelen. Ze onderscheiden zich van jonge koolmezen door hun nekvlek en het ontbreken van de brede zwarte middenstreep op de buik.

    De lichaamslengte reikt tussen 11 en 12cm; de spanwijdte varieert tussen 17 en 21cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 8 en 10g.

    Zwarte mezen hebben een klein kuifje (niet zo uitgesproken als bij de kuifmees) op het achterhoofd. Vooral wanneer ze opgewonden zijn, kunnen ze dit kuifje opzetten.

     

    De zwarte mees, onze kleinste inheemse mees – nauwelijks groter dan het goudhaantje – voedt zich met kevers, gaasvliegen, nachtvlinders, waterjuffers, krekels, mieren en bladluizen – zowel in volwassen vorm, als hun eieren of larven – en spinnen. De ranke pootjes en de slanke snavel zijn perfect aangepast voor het doorzoeken van de dicht opeengepakte, lange naalden naar lekkere hapjes.

    Ook neemt hij plantaardig voedsel, zoals onkruid- en sparrenzaden, tot zich en verder alles wat de voedertafel ’s winters te bieden heeft. Behalve in de broedtijd foerageren zwarte mezen dikwijls is groepen, soms vermengd met andere mezensoorten.

    Zwarte mezen houden er een aantal eigenaardige voedselgewoontes op na. Zo hebben ze, net als kool- en pimpelmezen, geleerd om de dunne folie van de karnemelkflessen te doorprikken en zich te goed te doen aan de room. In Noord- Europa kunnen zwarte mezen pas aan de zaden in de fijnsparkegels vanaf oktober, wanneer de kegels open gaan, bij droog en zonnig weer. Om toch al eerder aan deze favoriete lekkernij te geraken, volgen ze eekhoorns op de plekken waar die sparrenkegels met hun sterke tanden openbreken om daar een zaadje te kunnen meepikken.

     

    Het nest bevindt zich vrijwel altijd in een holte in een boom. Bij gebrek aan geschikte holtes maakt ze haar nest ook in grondholen tussen boomwortels, onder stenen of zelf in oude muizenholletjes. Mannetje en wijfje bouwen samen het nest van mos en bekleden dit dik met haar en vaak ook met veertjes, zodat een fraaie kom ontstaat.

    Het mannetje voert het wijfje op het nest gedurende de 14-16 dagen dat ze de 7-9 eieren uitbroedt. De jongen verlaten na 16-19 dagen het nest. Al snel zijn het net zulke acrobaten als hun ouders en na nog eens 2 weken zijn ze zelfstandig. Hun roep is een ijl, hoog ‘tsie’ of een enigszins klagend ‘tsu-ie’.

    Doorgaans is de zwarte mees een standvogel maar het gebeurt dat delen van de noordelijke populaties in de herfst naar het zuiden trekken, soms in grote aantallen.

     

    Met vetbollen, een halve kokosnoot, geplette hazel- en okkernoten, vogelzaad en zonnebloempitten maak je een goede kans op een zwarte mees op jouw voederplank.

    De foto’s zijn van  Robin Bruneel

     

    Herken de zwarte mees – een knap filmfragment van Kees Vanger, die het onderscheid tussen kool- en zwarte mees even toelicht.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=1hjIfXlU2TY











    01-09-2017 om 16:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    27-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlinders geregeld waarnemen en registreren  

     

    Geraadpleegde bronnen: Dagvlinders in Vlaanderen & studiedienst Natuurpunt

     

    Het klein koolwitje was de meest gespotte vlindersoort tijdens het Grote Vlindertelweekend van Natuurpunt, begin augustus.

    De atalanta kwam op de tweede plaats, gevolgd door het groot koolwitje.  

    Natuurpunt vroeg de deelnemers ook naar de kenmerken van hun tuin.

    Daaruit bleek dat in tuinen met veel variatie en natuurlijke elementen tot 5 keer meer vlinders worden gezien dan in tuinen met enkel een kale gazon. Ook in kleine tuinen zorgt het nemen van vlindervriendelijke maatregelen (zoals het voorzien van veel variatie en bloemenaanbod en laten staan van hoekjes met distels en brandnetels) tot meer vlinders en meer diverse

    vlindersoorten.

    Wegens de slechte weersomstandigheden tijdens het telweekend lagen de aantallen aanzienlijk lager dan de voorbije jaren. Gemiddeld werden per tuin slechts 6 exemplaren van 4 soorten gemeld. Het is daarmee het op 2 na zwakste resultaat in 11 jaar tijd.

    Andere opvallende waarnemingen: de kolibrievlinder werd dit jaar relatief vaak waargenomen en ook minder algemene soorten zoals de glasvleugelpijlstaart, de keizersmantel en het kaasjeskruiddikkopje. Het vlindertelweekend blijft een momentopname. Om de vlinderpopulaties doorheen het hele jaar op te volgen hanteert Natuurpunt ook een systeem van regelmatige vlindertellingen. Wie dat wil, kan al zijn waarnemingen van vlinders (en andere soorten) melden via www.waarnemingen.be

     

    Enkele minder voorkomende blikvangers

     

    De argusvlinder komt voor in open graslanden met een korte vegetatie. De soort heeft 3 generaties waarvan de eerste vliegt van begin april tot eind juni met een piek tussen 8 mei en 2 juni.

    De tweede van eind juni tot begin september met een piek tussen 25 juli en 17 augustus.

    Een derde van begin september tot eind oktober met een piek tussen 14 september en 5 oktober.

    De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van de argusvlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2-4 dagen naar voor geschoven, terwijl die van de zomergeneratie nu 7-10 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit kan wijzen op een steeds grotere en langere derde generatie in recente jaren.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de stengels of aan de toppen van bladeren van allerlei grassen waaronder boskortsteel, kropaar, bochtige smele, gestreepte witbol en struisgras.

    Wijfjes leggen vaak eitjes aan de rand van graspollen of op grassen in een open vegetatie tegen muurtjes, afrasteringen of onder een haag. De rupsen voeden zich aanvankelijk voornamelijk ’s nachts. De half volgroeide rups overwintert tussen de strooisellaag. De verpopping gebeurt onderin een graspol. Vaak gebruikte nectarplanten zijn vlinderstruik, braam, rode klaver, akkerdistel en knoopkruid.

    De vlinders zijn mobiel. De argusvlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als hooibeestje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje.

     

    Al kwam de argusvlinder vrij algemeen voor tot in de jaren ’80, toch neemt sindsdien de soort sterk af. Vooral op zandgronden is de soort de laatste jaren sterk achteruitgegaan. Enkel op kleigronden in de buurt van de kustduinen, polders en getijdengebieden lijkt de argusvlinder stand te houden.

    Aangezien men de oorzaak van de snelle achteruitgang van de argusvlinder nog niet kent, is het niet gemakkelijk om gerichte beheersmaatregelen voor deze soort te geven.

    Gunstige maatregelen zijn het creëren of behouden van vrij schrale, maar bloemrijke graslanden met een gevarieerde vegetatiestructuur met beschutte plekken (geschikte eiafzetplekken) en voldoende open plekken (voor het opwarmen of als territorium).

    Ook het tegengaan van verstruweling op dergelijke percelen is een goede maatregel.

    Dit kan worden gerealiseerd door gefaseerd te maaien (op bermen) of door extensieve begrazing (in grotere gebieden).

     

    Het bruin zandoogje komt voor in open graslanden en ruigten op beschutte plekken met een voldoende groot nectaraanbod. De soort heeft 1 generatie van begin juni tot midden september met een piek tussen 25 juni en 6 augustus. De vliegtijd van het bruin zandoogje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 3-8 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming nu 3 dagen later ligt dan in de periode 1981-2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat het bruin zandoogje zijn vliegtijd niet alleen vervroegd, maar ook heeft verlengd.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af smalbladige grassen, zoals grote vossenstaart, gewoon reukgras, kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras en Engels raaigras. Het komt ook voor dat het wijfje het eitje gewoon in de vegetatie laat vallen. In het najaar voeden de rupsen zich overdag. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups tussen grasstengels en de rupsen blijven eten op warme winterdagen. In het voorjaar voeden zich ze zich voornamelijk ’s nachts.

    De verpopping vindt plaats tussen grasstengels of tussen de strooisellaag. Vaak gebruikte nectarplanten zijn distel, vlinderstruik en knoopkruid. De vlinders zijn mobiel. Het bruin zandoogje komt vaak in dezelfde gebieden voor als groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, koevinkje, oranje zandoogje en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het bruin zandoogje is in Vlaanderen sinds 1980 vrij stabiel gebleven.

    Een gunstige maatregel is het behouden of het creëren van structuurrijke graslanden met smalbladige grassen op beschutte plekken, zoals bosranden. Daarnaast is ook een voldoende groot nectaraanbod in de zomermaanden belangrijk.

     

    Het Icarusblauwtje komt voor in matig voedselrijke graslanden. De soort heeft 2-3 generaties, waarvan de eerste vliegt van eind april tot begin juli met een piek tussen 19 mei tot 17 juni en de tweede en derde van begin juli tot begin september met een piek tussen 23 juli en 5 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het Icarusblauwtje is in vergelijking met de periode 1981-2000 met 1-2 dagen naar voren geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu bijna 10 dagen later wordt gedaan dan in de periode 1981-2000. Dit zou kunnen wijzen op een steeds vaker optredende derde generatie.

    De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de bovenkant en aan de basis van jonge bladeren aan de top van voornamelijk gewone rolklaver, maar ook op andere vlinderbloemigen, zoals moerasrolklaver, hopklaver, kruipend stalkruid, witte klaver en kleine klaver.

    Meestal staan de planten die de voorkeur genieten samen in een korte vegetatie. In de eerste generatie wordt voornamelijk kleine klaver bezocht, terwijl de tweede en derde generatie een voorkeur lijken te hebben voor gewone rolklaver. De half volgroeide rupsen overwinteren op de lagere delen van de stengels of in de strooisellaag. Sommige rupsen van de eerste generatie komen pas het volgende voorjaar uit. De rupsen worden soms bezocht door mieren, maar zijn er niet afhankelijk van voor het voltooien van hun levenscyclus. De poppen daarentegen worden af en toe door de mieren mee in de nesten genomen.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn gewone rolklaver, klaver en luzerne. De mannetjes zijn territoriaal en patrouilleren op zoek naar wijfjes. De vlinders zijn mobiel. Het Icarusblauwtje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, hooibeestje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje. De verspreiding van het Icarusblauwtje blijft opvallend stabiel sinds het begin van de vorige eeuw.











    27-08-2017 om 20:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlindersoorten redden

    Geraadpleegde bron: ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ [Bedreigde dagvlinders in industriegebied. Wat nu? – Pieter Cox  & Toon Jansen]

     

    In Lommel werd een aantal jaren geleden een terrein van 500 ha omgezet in industriegebied. In dit heidegebied, de ‘Balimgronden’ genaamd, bleken echter heel belangrijke natuurwaarden aanwezig te zijn. Naast een heel grote populatie heivlinder, bezit dit gebied ook een van de weinige populaties van de kommavlinder in Vlaanderen. Daarnaast zijn andere soorten van schrale biotopen, zoals hooibeestje en kleine parelmoervlinder er algemeen.

     

    Niet alleen met betrekking tot vlinders is dit gebied bijzonder. Ook de mogelijk grootste populatie ter wereld van de lentevuurspin bevindt zich hier en de veldleeuwerik is er met 110 zangposten zeer sterk vertegenwoordigd.

    In 2012 werden tijdens een grootschalige telling door de regionale vlinderwerkgroep Hesperia in het noordoostelijk deel alleen al meer dan 800 heivlinders geteld. Ongetwijfeld zijn de Balimgronden dus het belangrijkste bolwerk voor deze soort in de wijde omgeving, waarvan ook omliggende, kleinere populaties afhankelijk zijn.

    Indien de populatie van de Balimgronden door industriële activiteiten zou verdwijnen, zal de populatiegrootte en de uitwisseling van genetisch materiaal sterk dalen en staat de toekomst van de heivlinder in Lommel op het spel.

     

    Ook ‘Meysterbergen’, ongeveer 1.5 km ten oosten van de Balimgronden, herbergt populaties van kommavlinder en heivlinder. De aantallen zijn er kleiner maar daarom niet onbelangrijk. Dit gebied staat echter eveneens deels ingekleurd als industriegebied, terwijl het andere gedeelte parkgebied is zonder enige bescherming. Bovendien zijn er plannen om een verbindingsweg door dit gebied te trekken.

     

    Tot slot dient de ‘Maatheide’ te worden vermeld. Het bestaat uit een grote zandvlakte met schrale begroeiing, waar in snel tempo zand wordt ontgonnen. Maatheide is niet alleen een belangrijke pleisterplaats voor trekvogels die een voorkeur hebben voor open ruimten, zoals de duinpieper en de morinelplevier, maar kent ook een belangrijke heidevlinderpopulatie.

     

    Ook hier liggen de aantallen lager dan op de Balimgronden, maar nationaal beschouwd mag het belang niet worden onderschat. De hier opgesomde gebieden kunnen, indien ze volledig worden ontgonnen en de vlinderpopulaties helemaal verdwijnen, ook een nieuwe en wellicht sterke barrière vormen tussen de heidegebieden van centraal Limburg en die van de regio Mol-Postel.

    Grootschalige industriële ontwikkelingen zijn vaak van openbaar belang, waardoor men de plannen niet zomaar kan stopzetten. Om belangrijke populaties van Rode Lijst-soorten, al dan niet tijdelijk, te behouden op terreinen die geen groene bestemmingen hebben op het gewestplan, is overleg nodig tussen verschillende actoren: gemeenten, bedrijven en natuurorganisaties (Natuurpunt Noord-Limburg, Natuurpunt vzw, de lokale actiegroep Levend Zand en het Agentschap Natuur en Bos).  Alleen constructief overleg kan de mogelijke verliezen aan biodiversiteit verminderen en tegelijkertijd aan de betrokken bedrijven rechtszekerheid bieden.

    Zo werden in de Antwerpse haven bv. goede afspraken gemaakt tussen natuurverenigingen, overheden en industrie waarbij ruimte voor (tijdelijke) natuur werd gecreëerd. Alleen een dergelijk sector-overschrijdend overleg kan de aanwezige dagvlinders en andere bedreigde soorten  van de lijst van uitgestorven soorten In Lommel houden.

     

    De heivlinder komt voor in droge heiden, duinen en droge, voedselarme graslanden. De soort heeft één generatie van begin juli tot eind september met een piek tussen 24 juli en 21 augustus. De piek van de vliegtijd van de heivlinder is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 niet beduidend veranderd, maar de gemiddelde laatste waarneming ligt nu meer dan 7 dagen later dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat de heivlinder zijn vliegtijd heeft verlengd. Het wijfje legt eitjes op of nabij in de volle zon staand fijn schapengras, rood zwenkgras, struisgras, vroege haver, bochtige smele of helm.

    Ze kiest hierbij vooral planten die omgeven zijn door open grond of een heel lage vegetatie.

    De rupsen eten ’s nachts. De overwintering grijpt plaats als half volgroeide rups in een graspol. De verpopping vindt plaats in een kleine holte net onder de grond. De mannetjes verdedigen een territorium vanaf een struik, een boomstam of een open zandplek. Bij bijzonder warm weer zoeken heivlinders vaak een bosrand of een groep struiken op voor afkoeling.

    Vaak gebruikte nectarplanten zijn akkerdistel, braam en struikhei in het binnenland en blauwe zeedistel en lamsoor aan de kust. De vlinders zijn mobiel (waarnemingen tot op 15 km van populaties zijn bekend). De heivlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als boomblauwtje, bont dikkopje, bruin zandoogje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, hooibeestje en oranje zandoogje.

    De heivlinder was in de jaren ’90 vrij zeldzaam en is dat nog steeds (69 atlashokken – 252 kilometerhokken). De heivlinder kwam vroeger voor in de kustduinen, in de Kempen, maar ook op voedselarme graslanden elders in Vlaanderen (tussen Brussel, Mechelen en Diest).

    De huidige verspreiding is echter beperkt tot de kustduinen en de Kempen, waar een scheiding lijkt te ontstaan tussen de noordwestelijke en de oostelijke populaties.

    De heivlinder vertoonde een gestage achteruitgang tot 1985, bleef relatief stabiel tussen 1985 en 2000, maar gaat sindsdien opnieuw licht achteruit.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 710 kilometerhokken geschikt voor de heivlinder.

    In 213 van deze kilometerhokken werd de heivlinder ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010 (30%). Van de 497 geschikte kilometerhokken, waarin de heivlinder niet werd waargenomen, zijn er 426 in principe bereikbaar (86%).

    Het behouden van grote en goed verbonden gebieden met een actief beheer waardoor wordt vermeden dat dat heiden en kustduinen volledig dichtgroeien, is de meest gunstige maatregel voor de heivlinder. Op warme dagen zoeken heivlinders vaak beschutting op in bosranden of struwelen en het is dan ook wenselijk om hier en daar bomen en struiken te behouden. Extensieve begrazing, plaggen en/of gefaseerd maaien zijn geschikte maatregelen voor het verkrijgen of behouden van een gevarieerd leefgebied. Vermossing door het niet-inheems grijs kronkelsteentje zou de heide voor de heivlinder minder geschikt kunnen maken.

     

    Het hooibeestje komt voor in structuurrijke en matig voedselarme graslanden met een lage vegetatie. De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden april tot begin juli met een piek tussen 16 mei en 21 juni en de tweede van begin juli tot midden oktober met een piek tussen 26 juli en 1 september. De vliegtijd van de voorjaarsgeneratie van het hooibeestje is in vergelijking met de periode 1981 – 2000 met 2/4 dagen naar achter geschoven, terwijl de gemiddelde laatste waarneming in de zomergeneraties nu 7 dagen later ligt dan in de periode 1981 – 2000. Dit zou erop kunnen wijzen dat er recent een langere tweede generatie optreedt.

    De wijfjes zetten de eitjes af op smalbladige grassen, zoals reukgras, zwenkgras, beemdgras en struisgras. Jonge rupsen eten aanvankelijk enkel de bladeren, maar later worden ook de bloemhoofdjes gegeten. In tegenstelling tot de meeste andere rupsen van zandoogjes eten de rupsen van het hooibeestje ook overdag. De snel groeiende rupsen zorgen voor een tweede generatie in hetzelfde jaar, de traag groeiende overwinteren. De overwintering gebeurt als half volgroeide rups. Afhankelijk van de temperatuur verdedigen mannetjes een territorium vanaf een boom of struik of patrouilleren ze op zoek naar wijfjes. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: distel, duizendblad, klaver en struikhei. De vlinders zijn weinig mobiel. Het hooibeestje komt vaak in dezelfde gebieden voor als argusvlinder, bruin zandoogje, groot dikkopje, Icarusblauwtje, kleine vuurvlinder en zwartsprietdikkopje.

    Op veel plaatsen verspreid over Vlaanderen is het hooibeestje verdwenen en lijkt het daarmee enigszins dezelfde weg op te gaan als de argusvlinder, al is de trend minder uitgesproken.

    In 1990 was de verspreiding van het hooibeestje vrij stabiel, maar sindsdien ging de soort, vermoedelijk vanwege enkel natte voorjaren, duidelijk achteruit om opnieuw te stabiliseren tussen 2000 en  2010.

    Het behouden of creëren van relatief schrale, maar structuurrijke graslanden met een korte vegetatie en hier en daar open plekken zijn gunstige maatregelen. Daarnaast is een voldoende groot nectaraanbod tijdens het vliegseizoen eveneens belangrijk.

     

    De kommavlinder komt voor op voedselarme droge graslanden en droge heiden met een heel lage vegetatie en hier en daar open plekken. De soort heeft één generatie van eind juli tot midden september met een piek tussen 9 en 29 augustus. De wijfjes zetten de eitjes  afzonderlijk af aan de basis van blaadjes van kleine jonge plantjes, voornamelijk fijn schapengras. Bij voorkeur staan deze plantjes in een heel korte vegetatie (1 – 4 cm) en/of zijn ze omringd door naakte bodem. In zeer warme jaren kiezen de wijfjes er echter voor om de eitjes af te zetten in iets hogere vegetatie. De overwintering gebeurt als ei. De rupsen voeden zich na de winter in een gesponnen zijden netje. De verpopping gebeurt nabij de grond in kleine pollen omringd door een gesponnen cocon waarin soms meerdere rupsen samen zitten. Vaak gebruikte nectarplanten zijn: struikhei, Jacobskruiskruid, boerenwormkruid, koninginnenkruid, watermunt, slangenkruid en knoopkruid.

    De vlinders zijn weinig mobiel. De kommavlinder komt vaak in dezelfde gebieden voor als bont dikkopje, eikenpage, gentiaanblauwtje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, heivlinder, hooibeestje en koevinkje.

    De kommavlinder die reeds zeldzaam was in de jaren ’90 is dat nu nog meer. Al vanaf het begin van de vorige eeuw vertoont de verspreiding van de kommavlinder een achteruitgang en sinds ongeveer 1980 is de verspreiding zo goed als beperkt tot de Limburgse Kempen.

    Volgens de verspreidingsmodellen zijn 193 kilometerhokken geschikt voor de kommavlinder. In 27 van deze kilometerhokken werd de soort ook feitelijk waargenomen in de periode 2001 – 2010. Van de geschikte kilometerhokken waarin de kommavlinder niet werd waargenomen, zijn er 51 in principe bereikbaar.

    Aangezien de kommavlinder een soort is die houdt van zeer warm microklimaat, is het behouden en creëren van schrale graslanden en droge heiden met lage en snel opwarmende vegetatie belangrijk. Kleinschalig plaggen om open grond te creëren in de buurt van de waardplanten kan het aantal geschikte ei-afzetplanten aanzienlijk verhogen. Voor een voldoende groot nectaraanbod in augustus kan worden gezorgd door het vermijden van overbegrazing in deze periode en/of door het laat maaien van bloemrijke ruigten in de buurt van bestaande populaties.











    13-08-2017 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ken de vlinders in je tuin

     

    Geraadpleegde bron: Dagvlinders in Vlaanderen (INBO / Natuurpunt)

     

    Dit weekend kan je de ‘burgerwetenschap’ vooruithelpen door vlinders te tellen.

    Kies een zonnig of warm moment met liefst niet teveel wind – niet gemakkelijk tijdens de voorspelde wisselvallige weersomstandigheden.

     

    Recent schafte ik mij de rijke gids ‘Dagvlinders in Vlaanderen’ aan, een boek dat de constructieve samenwerking tussen vrijwilligers, organisaties, wetenschappers en overheden illustreert. Het toont hoe vele partijen een cruciale rol spelen in het behoud van dagvlinders en reikt ideeën en acties aan waarmee iedereen kan bijdragen tot het behoud van deze prachtige insecten in Vlaanderen, België en Europa.

     

    Merkwaardige vlindersoorten

     

    De grote vuurvlinder is een uiterst zeldzame standvlinder die voornamelijk voorkomt in uitgestrekte laagveenmoerassen. De mannetjes bezetten territoria op de warmste plekken in kommen in het vegetatiedek van veenmosrietlanden. Nectarplantjes zijn belangrijk voor de vrouwtjes, die meer eitjes kunnen afzetten als er meer voedsel beschikbaar is.

    De eitjes worden afgezet op de enige waardplant, ‘waterzuring’.

    De jonge rups eet eerst van de onderkant van het blad en veroorzaakt zo karakteristieke raampjes in het blad; later wordt het hele blad verorberd. De overwintering vindt plaats als halfvolwassen rups tussen dorre bladeren aan de voet van de waardplant. 

    De spanwijdte bedraagt tussen de 27 en 32 mm. Van de mannelijke vlinder zijn de vleugels bijna geheel oranjerood met een enkel zwart vlekje. De voorvleugels van de vrouwtjes zijn eveneens oranjerood maar zwart gevlekt en de achtervleugels zijn grotendeels zwart.

    De vlinder komt voor op matig voedselrijk grasland. In de meeste gebieden heeft de soort jaarlijks 2 generaties met een vliegtijd van mei tot en met augustus.

     

    De bosparelmoervlinder is een soort van kruidenrijke open plekken in loofbossen.

    De soort heeft één generatie van midden juni tot juli.

    De waardplanten zijn ‘hengel’ en ‘smalle wegbree’.

    De bosparelmoervlinder had vroeger populaties in de Dijle-Zenne-vallei (omgeving van Mechelen tot 1912), in het Zoniënwoud (Sint-Genesius-Rode, Tervuren en Ukkel tot 1924), het Torfbroek (Berg-Kampenhout tot 1928), het Walenbos (Tielt-Winge tot 1948), het Jagersbos (Maaseik en Neeroeteren tot 1949) en de Schijnvallei (Schilde, Oelegem, Wijnegem en Zoersel tot 1968).

    In 2011 werd een afgevlogen exemplaar van de bosparelmoervlinder in het natuurgebied Bospolder in Antwerpen waargenomen. De aanwezigheid van veel internationaal transport in de onmiddellijke omgeving doet vermoeden dat het om een accidenteel meegelift individu ging.

    In Wallonië is de bosparelmoervlinder kwetsbaar, in Nederland is de soort ernstig bedreigd, maar in Europa is ze momenteel niet in gevaar.

    Ondanks het feit dat volgens de voorspellingsmodellen het klimaat in België tegen 2050 veel geschikter zou worden voor de bosparelmoervlinder, lijken de kansen op een spontane her-kolonisatie in Vlaanderen klein.

    Het gebrek aan open plekken in voldoende grote bossen, het niet meer toepassen van hakhoutbeheer en het feit dat het een vrij honkvaste soort is, sluiten een her-kolonisatie zo goed als uit. De dichtstbijzijnde populaties liggen in Wallonië (Fagne-Famenne-Calestienne en Ardennen) en in Duitsland (Eifel).

     

    De zilveren maan komt voor in vochtige voedselarme graslanden.

    De soort heeft 2 generaties waarvan de eerste vliegt van midden mei tot midden juni en de tweede van midden juli tot midden augustus. De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de waardplanten of op strooisel in de buurt van de waardplant, het ‘moerasviooltje’.

    De overwintering vindt plaats als half volgroeide rups in de strooisellaag. Ze verpopt in de vegetatie. Een vaak gebruikte nectarplant is de ‘echte koekoeksbloem’. De vlinders zijn vrij mobiel.

    De zilveren maan kwam vroeger verspreid voor in de oostelijke helft van Vlaanderen.

    Al sinds 1940 is er een gestage afname in de verspreiding van de soort. De laatste waarneming dateert uit 1995 (A-beekvallei – Grote-Brogel).

    Vanwege de geringe kans op her-kolonisatie is de herstelprioriteit laag. Volgens de voorspellingsmodellen zou het klimaat in België ook voor de zilveren maan in 2050 geschikt zijn.

    De dichtstbijzijnde populaties van de zilveren maan liggen in Nederland (ten zuiden van Amsterdam) en in Wallonië (ten oosten van de Voerstreek), maar ook daar gaat de soort achteruit. Spontane her-kolonisatie lijkt dan ook uitgesloten en door het ontbreken van voldoende grote geschikte biotopen en de hoge stikstofdepositie in Vlaanderen is herintroductie geen optie.











    06-08-2017 om 08:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-08-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tel de vlinders in je tuin!

     

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt: Het Grote Vlindertelweekend [11de editie]

     

    Hoe is het gesteld met de vlinders in de Vlaamse tuinen deze zomer?

    Dat wil Natuurpunt graag te weten komen.

    Daarom nodigt de natuurvereniging iedereen uit om op 5 en 6 augustus de vlinders in je tuin te tellen en de resultaten door te geven.

     

    Loop een kwartiertje in de tuin en identificeer de vlinders die je opmerkt.

    Kies een zonnig moment, want dan fladderen de meeste vlinders in je tuin.

    Kijk hoeveel vlinders van een bepaalde soort je tegelijkertijd ziet en noteer de aantallen.

    Om 10.00 u telde je bv. 2 grote koolwitjes en om 11.00 u zag je er 3. Vul dan op het telformulier 3 in bij groot koolwitje.

     

    Op de website www.vlinderweekend.be vind je heel wat nuttige informatie om de telling goed voor te bereiden.

    Om je te helpen een atalanta van een oranje zandoogje te onderscheiden, zijn er verschillende hulpmiddeltjes, namelijk een zoekkaart, een poster met een overzicht van de meest voorkomende tuinbezoekers en het uitwisselingsplatform waarnemingen.

     

    Om je eigen vlindervriendelijke tuin te maken somt natuurpunt 10 tips op.

    Je kan ook gratis een vlindergids aanvragen.

     

    De koninginnepage is de grootste inheemse dagvlinder van Vlaanderen.

    Volwassen vlinders eten meestal nectar van bloemen. Er zijn ook vlinders die de zoete afscheidingen van bladluizen oplikken of smullen van rottend fruit. De rupsen van vlinders eten van een of enkele plantensoorten; dat noemen we hun waardplanten.  

    De meeste vlinders leven enkele dagen tot enkele weken. Soorten die als volwassen vlinder de winter doorbrengen leven langer en kunnen maanden leven. De citroenvlinder leeft het langst van alle inheemse dagvlinders en kan bijna een jaar oud worden.

    Vlinders overwinteren afhankelijk van de soort als eitje, rups, pop of volwassen vlinder. Elke soort heeft zijn vaste overwinteringsgewoonte en plekjes. Eitjes kan je vinden op waardplanten, rupsen en poppen tussen planten of dorre bladeren. Volwassen vlinders verstoppen zich tussen takken en bladeren en kunnen zelfs binnen overwinteren.

    In Vlaanderen leven nog 48 soorten dagvlinders; dat waren er vroeger 67. Bijna 1/3 van onze inheemse vlinders is dus al uitgestorven.

     

    Wil je een les of een activiteit organiseren over vlinders?

     

    Dat kan! Er zijn 10 lespakketten rond verschillende thema’s voor de diverse leeftijdsgroepen. Telkens is er een intra- of extra-muros les uitgewerkt.

    Elk pakket bestaat uit een module voor de lesgever en werkbladen voor de kinderen.

    De lespakketten werden ontwikkeld door de Nederlandse Vlinderstichting en bewerkt door de vlinderexperts van Natuurpunt.

    Deze zijn gratis te downloaden, enkel in digitale vorm. Op deze pagina van de website vind je ook het telformulier.

     

    Al maakt Wim Dekelver  doorgaans enkel foto’s van vogels, toch krijgen in de buurt fladderende blikvangers ook wel zijn aandacht. Kan je ze herkennen? Oefen alvast!











    01-08-2017 om 18:45 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Big brother is watching de gekleurmerkte bruine kiekendieven (vervolg art. 22/07)

     

    Geraadpleegde bron: Instituut Natuur- en Bosonderzoek (INBO) LifeWatch-Project ‘gezenderde vogels’

     

    Sinds 2011 coördineert het INBO een studie in Vlaanderen en Zeeland naar de ecologie van de bruine kiekendief.

    Het onderzoek leert ons meer over de relatie tussen landschapsgebruik, prooiaanbod en broedsucces. Het vormt een basis voor overleg en samenwerking met de landbouwsector. Naast het behoud van grasrijke landschapselementen is de boodschap het duurzaam garanderen van voldoende prooiaanbod door het optimaliseren van teeltkeuzes en het stimuleren van innovatieve systemen zoals ‘vogelakkers’ die inpasbaar zijn in moderne landbouw.

     

    De belangrijkste onderzoeksvragen van het bruine kiekendiefmerkenproject concentreren zich rond dispersie en habitattrouw. Sinds de start van dir deelproject in 2011 heeft men hierover al heel wat interessante en bruikbare gegevens kunnen verzamelen. Maar er is nog een vraag die ons al jaren bezighoudt en die gaat over de overwintering van ‘onze’ bruine kiekendieven.

     

    Plaatselijke waarnemingen, ringterugmeldingen en zendergegevens tonen aan dat Noord- en Noordwestelijke Europese populaties van bruine kiekendieven voornamelijk overwinteren in Westelijk Afrika, terwijl de zuidelijkere en zuidoostelijke eerder sedentair zijn of toch binnen Europa of in Noord-Afrika overwinteren.

     

    Elk jaar worden er echter ook in onze contreien tijdens de winter bruine kiekendieven waargenomen en enkele lokale concentraties bij (soms tijdelijke) slaapplaatsen opgemerkt.

    Ze herbergen echter zelden meer dan een 10-tal vogels. Een uitzondering hierop is de traditionele slaapplaats in het Verdronken Land van Saeftinghe, aan de Westerschelde in Zeeland. Die wordt sinds 1985 jaarlijks tijdens de wintermaanden geteld door de werkgroep Roofvogels Zeeland in samenwerking met de vogelwerkgroep van de Stelkluut.

    De aantallen wisselen maar de laatste 10 jaar worden geregeld maxima van meer dan 100 vogels geteld. 

    Dit is de meest noordelijk gelegen slaapplaats in Europa maar over de afkomst van de er overwinterende bruine kiekendieven was helemaal niets gekend. Het overgrote deel van de vogels heeft een eerstejaars- of wijfjeskleed.

    Zijn het verzwakte of laat uitgevlogen vogels uit noordelijke broedgebieden, die niet verder trekken of jongen van broedgebieden uit de omgeving?

    Bij de eerste wintertellingen in Saeftinghe leek het erop dat na een goed broedseizoen er ook meer bruine kiekendieven op deze winterslaapplaats aanwezig waren. Er werd dus voorzichtig geopperd dat dit misschien wel vooral plaatselijke vogels zouden zijn die in hun eerste winter gewoon in de omgeving van hun geboorteplaats blijven ‘hangen’.

     

    Inmiddels na winters vol spanning heeft men de bevestiging gekregen dat jonge vogels in onze regio blijven overwinteren. 

     

    Tot nu toe (juni 2016) heeft men al terugmeldingen van 30 verschillende gekleurmerkte kiekendieven. Daarvan zijn er 14 ‘nieuwe’ vogels, die men dus sinds ze als juveniel werden getagd, nog nooit als volwassen vogel heeft teruggezien. Er zijn nu ook al enkele 6de kalenderjaar vogels (getagd in 2011, het 1ste onderzoekjaar) die zijn teruggekomen. Men krijgt nog geregeld nieuwe meldingen van pleisterende of broedverdachte vogels. Zeker nu de meeste broedterritoria zijn ingenomen, is het belangrijk extra op te letten of er bij de broedende paren geen gekleurmerkte vogels zijn, want men probeert ook zoveel mogelijk  2de generatie jongen te kleurmerken. Dit kan immers op lange termijn nog meer inzicht geven in de dispersie van de soort.

    Het kleurenproject is er eentje van lange adem, maar jaar na jaar nemen de gegevens toe en leert men meer over de plaats- en habitattrouw van bruine kiekendieven.

    Men kan steeds meer adulte broedende vogels individueel opvolgen en zo een veel beter beeld krijgen van het paarvormingsgedrag in het vroege voorjaar. Men kan nagaan in hoeverre vroege paarbanden al dan niet behouden blijven.












    29-07-2017 om 18:27 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    petanque_gullegem
    www.bloggen.be/petanqu
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs