Bij de oprichting van een BVBA of EBVBA is er steevast een fiks kapitaal nodig. Jammer voor de startende ondernemer, die dergelijk in te brengen kapitaal niet zomaar van bij den beginne ter beschikking heeft.
Vanaf 2010 bestaat er voor die starter de mogelijkheid om een "Starters-BVBA" op te richten.
Voorwaarden hieraan verbonden zijn :
1. Minimum maatschappelijk kapitaal van ... 1 EUR. 2. Na maximaal 5 jaren of van zodra er 5 werknemers voltijds in dienst zijn, wordt deze starters-BVBA automatisch omgevormd tot een klassieke BVBA. Weliswaar dient alsdan het gebruikelijke kapitaal van 18.550 EUR te worden volstort. Belangwekkend, en parallel met bijvoorbeeld de VOF, is dat de oprichters tot op dat ogenblik hoofdelijk aansprakelijk blijven. 3. Evenzeer moet een financieel plan worden voorgelegd bij de oprichting. 4. Winstuitkeringen zijn mogelijk doch niet zonder het voordeel van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te verliezen. 5. Daar waar bij een klassieke BVBA een verplichte winstreservatie van 5% is opgelegd, is in deze een reservatie van 25% verplicht.
Natuurlijke personen, op voorwaarde dat zij al niet elders minstens 5% van aandelen bezitten in een bestaande BVBA, komen hiervoor in aanmerking; rechtspersonen niet.
Ingevolge nieuwe campagne kunnen vreemdelingen die
- 5 jaar ononderbroken in België wonen of - minstens 2,5 jaren hebben gewerkt - verankerd zijn in de buurt waar zij wonen - de vereiste taalkennis hebben
een aanvraag tot regularisatie indienen bij de Gemeente. Dit recht is uitgebreid en vanaf vandaag kan de aanvraag ingediend worden.
Op 07.08.2009 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 18.06.2009 tot aanvulling van de woninghuurwet met betrekking tot aanrekening van bemiddelingskosten van een derde aan de huurder.
Hiermee onderging de Woninghuurwet een wijziging - welke in werking trad op 17.08.2009 - in die zin dat een artikel 5ter werd toegevoegd welk luidt als volgt :
Bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed. Art. 5ter. Wordt voor niet geschreven gehouden, elk beding dat de kosten voor de bemiddeling door een derde voor de verhuring van het onroerend goed ten laste legt van de huurder, tenzij de huurder de opdrachtgever is van de bemiddelingsopdracht.
Vandaag de dag doen steeds meer verhuurders voor de verhuring van hun pand een beroep op de diensten van de vastgoedmakelaar.
Vaak werden deze kosten ten laste van de huurder gelibelleerd.
Ingevolge hoger vermelde recente wetswijziging mag de vastgoedmakelaar voortaan evenwel geen ereloon meer ontvangen van de huurder in geval van verhuring door en met zijn bemiddeling, uiteraard op voorwaarde dat de makelaar daartoe beopdracht was door de verhuurder (anders is de hypothese waarin de huurder een opdracht tot het zoeken van een huurwoning geeft aan de makelaar, en waarbij de huurder - dat is evident - de door hem beopdrachte makelaar zelf dient te vergoeden).
Belangwekkend is dat deze bepaling werd geïmplementeerd in de woninghuurwet, en dus niet van toepassing lijkt te zijn op andere huurregimes. Daarenboven wordt de kosten van bemiddeling geviseerd; hieronder kunnen o.i. niet de kosten van plaatsbeschrijving worden verstaan, zodanig dat deze nog steeds ten laste van de huurder kunnen worden gelegd.
Wetswijziging betrekkelijk bevrijdende betaling bij erfenis en terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot / wettelijk samenwonende !
In het Belgisch Staatsblad van 21.08.2009 verscheen de wet van 28.06.2009 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Successierechten wat betreft bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaalde som aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende.
In deze nieuwe wet lezen we :
- dat er een wijziging van het Burgerlijk Wetboek is doorgevoerd in die zin dat in het Burgerlijk Wetboek een artikel 1240ter wordt ingevoegd, luidende : « Art. 1240ter. § 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een van de attesten of een akte als bedoeld in artikel 1240bis, vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening. § 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht. De erfgerechtigden behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap. § 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van § 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen. De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam. »
- dat er een wijziging van het Wetboek der Successierechten is doorgevoerd in die zin dat art. 3. Artikel 95 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de door artikel 94 voorgeschreven waarborg is gesteld, mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het derde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
en dat Artikel 97 van het Wetboek der Successierechten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002, wordt aangevuld met twee leden, luidende :
« In afwijking van het eerste lid en alvorens de hierin bedoelde lijst wordt afgegeven mag de schuldenaar van deposito's op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, overeenkomstig de bij artikel 1240ter van het Burgerlijk Wetboek bepaalde nadere regels een bedrag ter beschikking stellen dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5.000 euro overschrijdt. Het in het vierde lid bedoelde bedrag wordt uitbetaald onverminderd de betaling van de in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 vermelde bevoorrechte kosten. »
Commentaar :
Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk dat de langst levende partner direct over voldoende middelen kan beschikken om te voorzien in zijn basisbehoeften. Inderdaad, in het verleden werden de langstlevende partner gecofronteerd met het praktische probleem dat bij overlijden de bank een handtekening eiste van alle erfgenamen voor de vereffening van de tegoeden. Het behoeft geen betoog dat dit een probleem opleverde wanneer erfgenamen welke het niet met mekaar eens waren de uitbetaling konden blokkeren. Dit was des te frustrerender wetende dat de langstlevende partner in dat geval zelfs niet kon beschikken over zijn eigen tegoeden die op een gemeenschappelijke of onverdeelde rekening stonden. Dit had als klap op de vuurpijl wel eens tijdelijke liquiditeitsproblemen tot gevolg waardoor het zelfs moeilijk werd om te voorzien in de dagelijkse basisbehoeften !
De nieuwe regeling laat thans toe dat de langstlevende echtgenoot kan beschikken over een bedrag bij wege van voorschot in afwachting van de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of nalatenschap. Het komt erop neer dat de financiële instelling bevrijdend zal betalen op vraag van de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner en daarmee gelden vrijgeeft aan deze laatste welke op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht of spaarrekening staan, waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is, of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is.
De nieuwe regeling geldt niet zonder restricties.
Het vooraf te nemen bedrag is immers beperkt tot : - de helft van de creditsaldi, met een maximum van 5.000,00 EUR. Belangwekkend om te noteren is dat dit bedrag fragmentarisch kan worden afgehaald bij verschillende banken, aangezien het niet ondenkbeeldig is dat de partners bij verschillende banken kleine bedragen op de rekening hadden staan. Anderzijds is het niet onmogelijk dat een gewiekste langstlevende partner op die wijze de limiet van 5.000,00 EUR tracht te overschrijden.Deze laatste zal zich dan wel willen vergewissen van de sanctie in de wet voorzien.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van § 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.
ENKELE TOPICS ROND SUCCESSIEPLANNING VOOR HET MENTAAL GEHANDICAPTE KIND.
1.
Op vlak van erfopvolging en verzorging en opvang na hun overlijden, steken bij ouders van een mentaal gehandicapt kind vaak vele vragen de kop op.
-Wie zal voor ons kind zorgen als wij er niet meer zijn ?
-Wie beheert het vermogen dat wij ons kind nalieten en dat uiteraard in de allereerste plaats moet dienen om de nodige zorgen en behoeften van het kind te bekostigen ?
-Hoe kan er in geval van overlijden nadien van het kind zelf nog beschikt worden over het resterende vermogen (bijvoorbeeld ten gunste van broers, zussen, zorgverstrekkers, ) ?
-Breng ik de rechten op welbepaalde tegemoetkomingen door de overheid niet in het gedrang door het kind een aanzienlijk vermogen te doen toekomen ?
-
2.
Bij leven van de ouders is er eigenlijk geen noemenswaardig probleem : zolang het kind minderjarig is, zijn de ouders de wettelijke beheerders van het vermogen van het kind en zulks alleszins tot diens 18de levensjaar.
Daar waar de minderjarigheid in principe met het worden van 18 jaar overgaat in meerderjarigheid, kan dit statuut verlengd worden : men spreekt dan van verlengde minderjarigheid. Op die manier blijven de ouders bij leven ook ná de achttiende verjaardag van het kind de wettelijke vertegenwoordigers van het kind. Meer nog, het kind blijft zelfs aan het ouderlijk gezag onderworpen.
Naar erfopvolging toe, is het in dit verband belangwekkend om aan te stippen dat dit statuut de verlengd minderjarige niet toelaat om een testament uit te schrijven.
Dit statuut zal tenslotte enkel toegekend worden aan zeer zwaar gehandicapte personen met een handicap die hun belet hun vermogen zelf te beheren.
In de andere gevallen kan aan het kind ook een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden.
Het kind zelf behoudt hierbij nog een zekere vrijheid; naar erfrechtelijke aspecten toe, is het in deze van belang om te weten dat het aankopen van een onroerend goed of het aanvaarden van een schenking onderworpen is aan de machtiging van de Vrederechter.
3.
Vraag is natuurlijk wie deze taken van vertegenwoordiging en beheer op zich neemt na het overlijden van de ouders of één van de ouders.
De ouders kunnen in een testament of via een door de Vrederechter gehomologeerde verklaring beschikken over wie na hun beider overlijden voogd van het kind wordt. Het zal dan deze voogd zijn die de erfenis van de ouders voor rekening en in het belang van het kind - weliswaar onder voorrecht van boedelbeschrijving - kan aanvaarden.
In geval van overlijden van één ouder, is de andere ouder verder gemachtigd om het kind te vertegenwoordigen en het vermogen te beheren.
Voor sommige beheersdaden in verband met goederen die het kind van de eerst overleden ouder erfde, zal de langstlevende ouder zich moeten richten tot de Vrederechter.
Om dergelijke omslachtige of vervelende procedures te vermijden, kan het nuttig zijn het huwelijkscontract van de ouders tijdig aan te passen (toevoeging van een beding van aanwas ?).
4.
Er kan zich een scenario voordoen waarbij het mentaal gehandicapte kind een gedeelte of het gehele vermogen van zijn of haar ouders erft, doch waarna het zelf niet kan beschikken over de toekenning van de eigen nalatenschap aan andere dan zijn of haar wettelijke erfgenamen.
Zo kan het voorkomen dat een restlegaat na overlijden van het minderjarige kind naar de wettelijke erfopvolgers gaat en niet naar andere personen die na overlijden van de ouders de zorg over het kind op zich namen.
Welnu, bij testament kunnen de ouders vooraf bepalen dat het mentaal gehandicapte kind weliswaar zijn of haar volledig erfdeel bekomt, doch dat de rest, bij overlijden van het kind zelf, toekomt aan een bepaalde persoon of zelfs een bepaalde instelling (Fideïcommis de residuo).
Fiscaal voordeel hierbovenop is (onder meer) dat de tweede begiftigde erfrechtelijk én fiscaal geacht wordt het vermogen rechtstreeks te hebben verkregen van de oorspronkelijke erflater.
5.
Op vlak van fiscaliteit kan nog worden aangestipt dat indien voldaan aan bepaalde voorwaarden de gehandicapte bepaalde vrijstellingen kan genieten van de heffing van successierechten.
6.
Bij wege van besluit kan gelden dat in verband met de erfopvolging van en voor een mentaal gehandicapt kind verschillende factoren een rol spelen :
-emotionele factoren : wie zal voor mijn kind zorgen als ik er niet meer ben ? Hoe zal dit worden betaald ?
-burgerrechtelijke factoren : Wie zal mijn kind juridisch vertegenwoordigen als ik er niet meer ben ?
-sociaalrechtelijke factoren : breng ik de verschillende uitkeringen voor mijn kind niet in het gedrang wanneer het bepaalde vermogensbestanddelen of een geheel vermogen erft ?
-fiscale factoren : hoe kan ik ervoor zorgen dat de erfopvolging fiscaal interessant is voor mijn kind ?
Buiten kijf staat dat één regeling waarin AL deze aspecten volledig aan bod kunnen komen eenvoudigweg niet bestaat.
De ouders zullen zelf moeten bepalen welke factoren voor hen het zwaarst doorwegen; in de uit te werken regeling die per definitie steeds maatwerk betreft zal dan uitgegaan worden van de voor de ouders belangrijkste premisse.
Subsidiair kunnen andere factoren uiteraard aan bod komen.
VERKOOP OF VERHUUR VAN EEN ONROEREND GOED V. DE VEREISTE DOCUMENTEN
Naar aanleiding van een uiteenzetting tijdens de Vastgoedlunch van 26.03.2009 uitgaande van de heer Fons JANSSEN, notarieel jurist in het Notariaat GEUSENS te HAMONT, onthielden wij volgende beknopte opsomming van documenten die relevant en nodig zijn in geval van verkoop of verhuring van een onroerend goed.
- Het Energieprestatiecertificaat
- Keuringsattest van electrische installaties
- Bodemattest
- Stedebouwkundig uittreksel
- Varia : keuring stookolietank ? stedebouwkundige info ? kadastraal uittreksel en plan ? hypothecair getuigschrift ?
Voor meer info omtrent de inhoudelijke aspecten van deze documenten, kunt u vrijblijvend terecht bij
Een niet hertrouwde uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) kan, naast rechten op pensioen die zelf verworven werden door eigen tewerkstelling als werknemer, tevens pensioenrechten laten gelden op grond van de tewerkstelling als werknemer van de ex - echtgeno(o)t(e)(°).De berekening van de omvang van deze rechten gebeurt dan op basis van het aantal huwelijksjaren waarin men zelf geen of minder pensioenrechten heeft verworven.
Dit rustpensioen verwerft men zelf en wordt berekend alsof de gerechtigde zelf gedurende die huwelijksjaren een activiteit als werknemer uitoefende.
Meer concreet zal men uitgaan van 62,5% van het bruto jaarloon van de ex - echtgenoot, te verminderen met loon dat in het zelfde refertejaar door de gerechtigde zelf werd gegenereerd en waarvoor men eveneens pensioenrechten kan laten gelden.
(°) Nb : voorwaarde is dat men niet uit de ouderlijke macht is ontzet of dat men de voormalige echtgenoot niet "naar het leven heeft gestaan".