Ik ben , en gebruik soms ook wel de schuilnaam E.D..
Ik ben een man en woon in Frankfurt (Deutschland) en mijn beroep is Een voorbeeld zijn.
Ik ben geboren op 01/01/1988 en ben nu dus 37 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Provoceren, intrigeren, samenzweren, ambeteren..
Bafomet proclameert: leest mijn soubriquet: -Glorie in de ijzeren Verlatene- en maakt de haat tot uw wet, want zonder liefde werd gij ook verlatene, mijn gelijke in minachting gezegend, mijn gelijke in rancune gedrenkt, mijn gelijke in ere gekrenkt, uit moeders omarming weggerend. Eert en glorifieert niets anderswils. Zegent uzelf Voor uzelf Met uzelf Als allen verheugen, verheugt gij in hun kwelling. Mijn wrake is hun de pest, u de heling. Glorie aan Bafomet!
Winterhager, Professor kommt aus Berlin, Berlijn, Berlinn, hat nur Gewalt im Sinn. Nie versteckt in einem Rohr schlägt, tötet, schneidet er wen sich als Frau verkleidet. Gewalt, Gewalt, nackte GEWALT! Dieser teutonischer Gestalt und sein Schwert haben immer Blut begehrt. Es muss fliessen, sowohl in Giessen, als in ganz Hessen. Mann soll nicht vergessen wie gross sein Ruhm ist. [...]
Geile stem klimt als bloesemgeur, uit uw borstraam uitwaarts, zich reppend naar onze zinnen, hoe overdonderd worden wij gewaar! Teder vult uw stem ons vanbinnen, als de was van 'n smeltende kaars.
Geen toon te schril of hees, is dit menselijke melodie, van organen en vlees geboren, best benut voor 'n liefdestragedie. Hoe zingen de Engelenkoren toch in éénpersoonsharmonie?
Blitsende ogen belichten uw zingen, als de schijnwerpers de Bühne, waar kunst ten hemel stijgt, en onze aanwezigheid beloont. Hoe uw stem naar goddelijks neigt, is indrukwekkender dan Wotans runen.
Volgende week beschik ik wederom over zeeën van tijd, maar nu moet u het met een fragment stellen dat ik ergens opduikelde.
E.D.
Eén Roodborstje doet 't gebladert ritselen. Het zoekt in 's winters witte greep en diens grasverkleumende sleep onverdroten levensgoed te knibbelen.
Schichtig omkijkend tussen bruin gebladert, springt dit vogelspecie op 'n kruimel die als godsgeschenk neerwaarts tuimelt, tussen de bladers aldaar vergaderd.
Nog één brok komt neergestort -zonder geluid, maar toch ijlt 't borstjen rood toe als 'n pijl voor het spijs op z'n winterbord.
Amper kon hij de pit opprikken of de derde verschijnt ten berde alsof 't lot goed wil beschikken.
Zwart haar neemt vrede weg! Uit het oord beneden. Wat kan baten, als 'k niet kan laten, u aan te staren, zonder wenken zonder je me kan verdenken? Zo geschiedt de minnelust, ontdaan van alle geesterust. Ik, onnozele zielepoot, die z'n tijd zielig verkloot, met denken, wensen, hopen zal je steeds ontlopen. Zo blijf ik eenzaam, niet zeldzaam, achter 'n raam, waar 'k aanschouw, hoe anderen u vervoeren Beroeren Ontvoeren Hoort! De Lolovogel roept "Heio! Die heeft hij u afgesnoept! Wat richt gij er tegen uit? Wie vraagt gij nog uit?" Ach nu! Ik ben geen vent die 't versieren deftig kent. Ik verwijf -niet het lijf- doch de status van grijze heggemus wordt de mijne. Zo wegkwijnen drijft 'n man naar 't koord daar hij niet op aard behoort. Zo triest Die mij kiest heeft toch iets goed. Hij draagt 'n hoed is deftig seksueel heftig elegant -niet charmant- doch galant.
Hau ab! Es reicht! U gedicht is weêrom verslapt. Verdammt! Ertappt! De concentratie vliedt. De wanhoop geschiedt. Tot het dodenlied weerklinkt en de nacht zich biedt. Dood Verrot Vermolmd Ontbeend Van vlees en bloed gespeend. Zo is het wonder: allen kunnen zonder. Niemand mist de knul, sociaal stuk onbenul!
Lolo, Froufrou, bekoorlijke schepsels: mag ik uw benen bepotelen en een suikerstok voorschotelen?
Lolo, Froufrou, bekoorlijke schepsels: mag ik uw halzen strelen en extra vochtigheid bedelen?