Ze
had haar meisjes na een week, weer bij hun papa afgezet.
Ditmaal was het met goed
gevoel, ondanks het feit dat ze hen deze week, haar week, weinig had kunnen
zien. Ze had immers een ganse week gewerkt, terwijl haar lieverds logeerden
bij hun Papy en Mamy, haar ouders.
Tweemaal was ze er gaan
avondeten en allen samen hadden ze gegrapt, gelachen en ontzettend veel
plezier gehad. Ze had genoten van die
tijd, gevuld met warme kwaliteit. En telkens weer ontdekte
ze, neen, voelde ze hoe inniger de band werd met haar jonge dochters. Het gaf haar warmte in
haar hart, t gevoel dat ze goed bezig was.
Op haar eenvoudige
manier, zonder te moeten, heel ongedwongen, vanuit haar liefde, trachtte
ze hen de echte waarden in het leven, te laten ontdekken. En ze kon vaststellen,
met eigen ogen, vanuit haar buikgevoel, hoezeer haar uiterst bijzondere meisjes zich, ondanks de
papa-mama scheiding, ontpopten tot mooie, vrolijke, levendige, liefhebbende
vlinders. Het voelde goed .
Uitblinkend in onzichtbaarheid,
in stilte meegenieten,
van 't veranderend panorama,
het kijken met jouw ogen,
naar volle kleurenpracht,
het ruiken met jouw neus
aromas van het zuiden,
het luisteren met jouw oren,
naar dag- en nachtgeluiden,
het ontembare voelen...
spijts afstand en gemis,
van zwoele, warme kracht,
uniek verbonden zijn.
Terwijl de vroege ochtendzon
voorzichtig haar vertrouwde armen opent
en haar nog ontwakende warmte
laat glijden over de wondere wereld
van zoveel mooie, kleine dingen,
ontstaat in mij een enorme rust.
Hier, op het terras,
groeit het besef,
hoeveel geluk ik heb
om beland te zijn
waar ik moet zijn,
na een jarenlange,
bijna eindeloze,
diepe winterslaap.
In je soms bezorgde ogen,
zie ik een stralende zon,
In je pretlichtjes, de glans
van glinsterende sterrenstof,
In je lach, een frisse,
kinderlijke vrolijkheid.
Met mijn hand in de jouwe,
voel ik een bruisende kracht,
die me op het juiste moment,
de nodige energie geeft,
om te ademen.
Elke beweging die je maakt,
snel of voorzichtig,
neem ik in me op,
om nooit meer te vergeten.
Met je armen om me heen,
voel ik me klein, geborgen
tegen de grote boze wereld.
Je stem geeft me
een warm gevoel van rust
wanneer ik het even niet zie zitten,
Je woorden stellen me gerust,
ze vertellen me de inhoud,
van je denken en zijn,
Wat komt, komt,
wat niet komt, komt niet...
Je geeft zonder te vragen,
zonder te verwachten,
begrip en respect,
liefde...
Graag ben ik
je zon,
je sterrenstof,
je vrolijkheid,
je energie en je zuurstof,
je veilige haven van thuiskomen,
je warme gevoel van rust,
je geruststellend woord.
Wat komt, komt,
wat niet komt, komt niet ...
Ik vraag niets,
ik verwacht niets,
ik geef je,
begrip en respect,
liefde ...
Het gaat niet om "geven" en "nemen",
het gaat om "geven" en "geven,
"aanvaarden" en "aanvaarden",
De synchronisatie,
samen op hetzelfde pad,
de juiste balans,
dezelfde golflengte ....
Slapeloze nacht,
draaiend en kerend
vechtend met mezelf
in hopeloze vertwijfeling
En ondanks alles,
duidelijkheid vormend
van wat mag, van wat kan
van wat nu niet mag
en nu niet kan
omwille van "niet evident"
maar begrijpelijk en aanvaardbaar,
en vooral met veel geduld
Uiteindelijk opgestaan
uitgeput,
in uitputtende paniek
alleen, verward, verlamd,
trachtend mezelf
in de verplichte, verwachte
plooi te wringen,
om schijn zo hoog te houden,
en niet te alarmeren,
onbegonnen werk...
Totdat dan plots die hand er is,
die stem die me tot rust brengt,
en me laat functioneren,
zoals van mij verwacht wordt.
Doorheen de ganse dag,
die zachte begeleiding,
me helpend om te ademen,
de juiste koers te vinden.
En plots die nieuwe mogelijkheid,
om eindelijk te durven,
en eindelijk te zeggen,
in tranen, heel beknopt,
wat ik al jaren meedraag,
en vechtend heb verbeten,
door steeds maar te proberen.
Mijn mama heeft geluisterd,
misschien wel wat verbijsterd,
maar toch ook wel vermoedend,
ze ziet het méér dan ooit.
Ze heeft me niet veroordeeld,
ze heeft gewoon geluisterd,
beloofd het niet te zeggen,
te zwijgen als een graf,
tot ik er klaar voor ben.
Ik zal het zelf vertellen,
in alle eerlijkheid,
bepaal wanneer en hoe,
niets overhaast,
zo weinig mogelijk kwetsend,
aan wie het weten moet.
Weer
eens, een veel te korte nacht,
onderbroken door een, - het leek wel - noodkreet, van de jongste,
zon kreet waarvan je, onopgewarmd
als een pijl uit een boog, in een rotvaart,
je bed uitvliegt, - ik ben er trouwens zeker van dat ik hier twee
atletieksnelheidsrecords breek, die van hoogspringen en de 100 m horden.
Kreet dus om me te vertellen dat grote zus moet plassen,
maar niet alleen kan stappen, wegens slappe benen,
want, ze is toch echt wel ziek, mama
Inderdaad, ze is goed ziek - in zoverre je goed ziek kan zijn -
met hoge koorts, gepaard gaande met felle blos op de wangen,
en grote dorst
Mijn magische handen (zo noemt de jongste ze),
waren gisteren dan toch niet magisch genoeg.
Maar magisch genoeg, heb ik grote zus,
van haar bed, naar het kleinste kamertje in huis,
terug naar haar bed, met een flesje water,
gewandeld gekregen,
zonder tegenspreken,
met als laatste boodschap mama, licht uit
- ja, dat was ik vergeten -
en deur op een kier
- neen, want ik moet vroeg opstaan en jullie lang slapen.
Ik ben dus weer in bed beland, onmiddellijk in dromenland gestrand,
een vreselijke nachtmerrie, waar ik nog steeds niet van bekomen ben,
en hoop dat deze angstdroom, blijft wat het is, een akelige angstdroom
Opgestaan, muisstil, om 5.51u stipt,
om vast te stellen dat,
behalve op de radio,
de wereld lijkt stil te staan.
In stilte heb ik gedaan wat moest,
nl. wassen, aankleden, ontbijten, tanden poetsen,
en vertrekken, de doodse straat en de regen in,
langs een andere weg,
om eens iets anders te zien
dan anders,
voor het goede doel,
een Open mogelijke Optie.
Om nogmaals vast te stellen,
dat het Alleen op de wereld gevoel,
echt wel iets heeft
Ondertussen, enkele uren verder,
blijkt Alleen toch niet zo alleen,
er is beweging, in beperkte mate,
zelfs op het werk,
waar ik op vrijdag eigenlijk niet thuishoor,
waar hier en daar,
een verloren zombie-achtige enkeling,
een poging doet om ja, om wat eigenlijk ?
Wat maakt het uit,
de stilte, het grijs,
de regen en de zombie,
want nàh!, ik krijg zomaar,
Onverwachts,
Onbaatzuchtig,
Ongeremd,
Onbegrensd,
Onomwonden,
Onverbloemd met bloemen,
Onvoorwaardelijk,
Eigenaardig hoe,
een plaats,
waar normaal gezien,
zelfs als de zon niet schijnt,
de zon toch straalt.
Eigenaardig hoe,
de regen en de kou,
diezelfde plaats,
omvormt tot een herfst,
zonder vallende bladeren.
Eigenaardig hoe,
het grijs in de zomer,
nog grijzer,
en kouder kan lijken,
dan in de winter.
Eigenaardig hoe,
al die elementen,
het gevoel,
van eenzaamheid,
alleen maar
kunnen versterken.
Eigenaardig hoe,
diezelfde elementen,
dat klein gevoel,
heel diep vanbinnen,
doen groeien,
en groeien,
en groeien ...
tot de warmte,
van de stralende zon,
zelfs als de zon niet schijnt.
Vasthouden aan :
de tintelende kracht
van steen
in warmte van handen
helderheid van blauwe kleur
in rustgevende geur
genezende warmte
van fluisterende woorden
in krachtige stilte
met strelende zachtheid
tot slapen gebracht
in tedere rust
Laat vandaag nog even blijven
en laat me alsjeblieft nog even mijmeren,
over het mooie van de dag,
Al wandelend zoeken naar een plek
van rust en stilte in de zon
het geurend ritselen van de de bladeren
het groen van afgereden gras
een stam van omgevallen boom,
zich lenend tot een sterke bank,
Het liggen in het natte gras,
genietend van het zicht daarboven,
het blauw van lucht en ander moois,
het vliegend tuig heel hoog,
't Ontdekken van de zoete levensbron,
gevoed door mooie, zachte woorden,
de warme tranen van geluk,
perfectie van het samenzijn,
oprecht, in alle eenvoud.
Wandelen met z'n tweeën,
onverwachte geuren van de zee,
bewonderen van 't water,
de kleuren eromheen,
Genieten van de warme zon,
op een bank aan 't gekamde strand,
vertellen maar ook stil,
genieten van het samenzijn
in overweldigende ademruimte,
Bewonderen van watervogels,
de meeuwen, waterhoenen, eenden,
de aalscholver op een hek,
met uitgestrekte vleugels,
Het met de ogen toe,
dansen onder goudgele bladeren,
geschilderd op een hemelsblauwe zomerlucht,
gevolgd door een nieuwsgierige ekster,
die een verhaal vertelt,
Het roze van een eik,
aan d'andere kant van 't water,
en zelfs een klein konijn,
dat even piepen komt,
De kleurenpracht van herfst,
het kraken van gevallen eikels,
bij elk gezette stap,
het schuifelen met de voeten,
gevallen bladeren omhoog,
zoals ik steeds als kind deed,
en niet heb afgeleerd,
Genieten van de geuren,
zeemzoet dit herfstgebeuren,
ontdekken, voelen van het zijn,
zo mooi en warm en ongedwongen,
Genieten van 't moment,
om nooit meer te vergeten.
Deze voormiddag tijdens een culinair heen- en weerberichten, waarbij ik me in het menu kon vinden, behalve wat de kotelet betrof, kreeg ik de vraag: "niks vlees ?" M'n antwoord "jawel, maar weinig", riep plots herinneringen op....
Al van kindsbeen af was ik niet echt tuk op vlees. Mama vertelt me nu soms nog dat ik, als kleine moppie, een kunstige verdwijntruc gebruikte, waarbij de vleesstukjes op vakkundige wijze onder de ijskast belandden, om later, bij een grondige poetsbeurt, ontdekt te worden, maar dan wel onder de vorm van uitgedroogd met groenachtige donshaartjes. Zelf herinner ik me daar niets meer van. Ik moet dus echt nog heel jong geweest zijn.
Wat ik me wel herinner, is dat ik op elk stukje vlees, hoe klein die ook was, minuten aan een stuk zat te kauwen, kauwen en herkauwen (terwijl ik dit schrijf, zie ik het beeld van een kauwende kameel voor me ) in de hoop dat het stukje vanzelf wel zou verdwijnen zonder door te slikken... Niet dus! De enige redding was een slok water van tsunami formaat om het geheel doorgespoeld te krijgen.
Later kwam er verandering, niet in het graag eten van vlees, maar wel in het doen verdwijnen ervan. Ditmaal in duovorm; duo waarvan ik de ene helft was, en de andere een harige 4-poter, met jachtinstinct en een geweldige motoriek. Binnen de kortste keren waren zij (ja, het was een "zij" ) en ik de best getrainde tafelvriendinnen. Ik at één stukje vlees en zij at de rest, stuk voor stuk, met onzichtbare bewegingen van mijn kant, en in de meest geluidloze stilte van haar kant, onder mijn linkerarm door. De perfecte warme maaltijd voor allebei...
En nu, nu eet ik thuis, wanneer ik het wil, vlees in miniformaat, en op verplaatsing, uit beleefdheid, eveneens in minimaat. Zodus, je mag me uitnodigen, maar je bent verwittigd: geen kotelet, en verder, uit beleefdheid één ministukje vlees, of ... spaghetti met bijhorende saus ... en ja, daar mag wel gehakt bij.
http://www.youtube.com/watch?v=yIjfkYKKW54 Als je me vraagt waarom ik op jou viel, vraag je dan af waarom je op mij viel Als je me vraagt waarom ik je graag zie, vraag je dan af waarom je mij graag ziet Als je me vraagt waarom ik je zo mooi vind, vraag je dan af waarom je mij zo mooi vindt Als je me vraagt waarom ik graag bij jou ben, vraag je dan af waarom je graag bij mij bent Als je me vraagt waarom ik graag met jou vrij,
vraag je dan af waarom je graag met mij vrijt Als je me vraagt waarom ik die keuze maakte, vraag je dan af waarom je die keuze maakte Als je me vraagt waarom ik "ons" zie zitten, vraag je dan af waarom je "ons" ziet zitten Als je me vraagt waarom ik me goed voel bij jou, vraag je dan af waarom jij je goed voelt bij mij
In elke verwonderde vraag van jou, zit elk verwonderd antwoord van mij
Zoals elke dag, was ze ook vandaag opgestaan,
in functie van wat de dag gepland had.
De werken waren reeds begonnen, geboor, getimmer, mannen die in en uit liepen.
De kinderen hielden zich bezig of liepen eveneens druk in en uit.
Zij voerde ondertussen nuttige handelingen uit : rommel
opruimen, de was, koffie zetten voor de werkmannen, dit alles met wat
muziek, om het andere geluid te temperen.
Ze zorgde dat er genoeg broodjes waren, sla, tomaten, allerhande beleg, voor ieder wat wils, zodat niemand iets tekort kwam.
Ze at met hen mee, glimlachend, met het juiste, vriendelijk of grappig antwoord op het juiste moment.
Haar gedachten waren echter met andere dingen bezig, niet zichtbaar voor de rest.
Ze was hierop getraind. Het uiterlijke van het innerlijke scheiden, ze deed dit al een eeuwigheid.
De maaltijd was voorbij, de mannen weer aan 't werk.
Zij ruimde de tafel af, zette alles netjes waar het hoorde, de
kinderen uitgelaten blij want ze mochten ergens anders spelen gaan.
Zij bracht hen weg. Voor haar een ideaal excuus om het lawaaihuis
te ontvluchten, om zo gedurende een uur, te kunnen praten, in alle rust,
van mens tot mens.
Om dan opnieuw, maar zonder kinderen terug te keren naar waar lawaai nog steeds in volle gang was.
Ze begon dus maar te strijken, iets wat ze niet graag deed.
Doch plichtbewust als ze was, passeerde elk stuk onder het warme ijzer,
om, netjes opgeplooid, in de mand te belanden.
Ondertussen liet ze haar innerlijke op een zacht deinende zee
drijven, ze luisterde naar eerdere conversaties waar ze zich goed bij
voelde, genoot van de bijhorende klaren beelden.
Ze ordende haar gedachten, en wist, en voelde wat er onvermijdelijk zat aan te komen ... later, als de tijd er rijp voor is...
Een geruststellend, berustend gevoel.
De strijk gedaan, de kinderen thuis, de laatste werkman om 20.30u nog een laatste afscheidspintje drinkend.
En zij bleef glimlachen, uiterlijk, totdat ook hij verdween.
De rust keerde eindelijk weer in huis. Ze waren weer met 4, of eigenlijk 5, haar innerlijke meegerekend.
Ze genoot van haar kinderen, zelfs al ruzieden ze om dichtbij haar te kunnen zitten.
Ze nam ze dicht bij haar, haar armen om hen heen, kreeg ze beiden
sussend rustig en allen samen keken ze naar de kinderen's favoriet
programma.
Hun papa legde ze te slapen. De volledige rust keerde weer.
Tegen haar gewoonte in, keek ze wat langer TV, in de wetenschap dat slechts nog enkele uren haar scheidden van "haar" tijd.
De tijd waarin ze dan, in volkomen rust, alleen, tot in de vroege
morgenuren, kon doen en laten wat zij wou ... niet wat van haar verwacht
werd.
Ze had goed
geslapen maar het wakker worden verliep minder vlot.
Ze had een barstende, gonzende hoofdpijn dit voelde niet goed.
Ze dwong zichzelf uit bed te geraken, één been, dan het ander zover was ze
dan.
Alles draaide en toch moest ze recht.
Voorzichtig slenterde ze naar de badkamer en zag in de spiegel haar bleek
gezicht,
verwarde haar. Ze zag er slecht uit.
De douche zou wel helpen dacht
ze.
Niets was minder waar, haar benen voelde slapjes.
Ze dronk een glas water, in de hoop het allemaal door te spoelen. Dit werkte
ook niet.
Dan maar de kinderen wekken,
iets wat anders al niet evident is zo vroeg in de morgen.
Ze waren weer bijeen gekropen, een reden voor haar om er even bij te gaan liggen
in dat warme nest, en hen zachtjes duidelijk te maken dat het tijd was en dat
ze vandaag toch flinker dan anders moesten zijn, omdat mama zich niet lekker
voelde.
De oudste bevestigde wat ze zelf al in de spiegel zag, een bleek gezicht
zucht.
Ze gebruikte wat make-up, trok
haar kleed en pantys aan en bracht haar verwarde haar in model,
ging daarna op het bankje zitten vooraleer haar benen het begaven.
Ze keek met een flauwe glimlach naar haar meisjes, die op hun beurt naar haar
keken, met een glimlach. Ze las echter de bezorgdheid in hun ogen.
Het komt wel goed zei ze, en heel spontaan, zonder dat ze hen moest aanporren
deden ze flink verder : wassen, aankleden, haren kammen.
Samen gingen ze de trap af, zij met aan elke hand de steun van haar dochters.
Rustig ontbijt. Zij, als naar
gewoonte: een vers geperst fruitsap, beschuit en koffie. De kinderen: melk,
brood en ontbijtgranen.
Haar maag keerde, maar ze hield stand, had ondertussen iets ingenomen tegen de
pijn en de eventuele opkomende koorts.
Allemaal nog tanden poetsen en vertrekken.
Waar ze haar kinderen bracht
werd ze al even hoopgevend ontvangen. Je ziet er slecht uit en zo bleek. Een
boodschap die ze liever niet wou horen maar goed, ze ging er niet van dood.
Ze stapte in de auto, zocht, tevergeefs, naar haar automatische piloot en begon
aan wat ze aanvoelde als een onverbiddelijke calvarietocht.
Tot overmaat van ramp belandde ze in een ellenlange file, terwijl ze liever in
een bed belandde.
En plots vond ze een rustpunt, de volle maan, zachtroze geel Stubru muziek
werd vervangen door Klara, die de gepaste muziek bracht.
Voor enkele minuten alles weg, geen pijn meer, geen vermoeidheid meer.
Haar automatische piloot had het eindelijk overgenomen van haar.
Ze gleed mee in de file en arriveerde waar ze zijn moest, haar werk.
Ze stapte uit en in volle hevigheid voelde ze wat even was vergeten, haar
pijnlijke benen die niet meewilden.
Ze sleurde ze dus mee, stap voor stap, zucht voor zucht
Ach ja, ze zou het einde van de dag wel halen, de avond zou vanzelf wel komen.
Daar stond hij
deze morgen vroeg,
een oude man,
in zijn vol bebloemde kleurrijke voortuin,
met gekromde rug,
zorgvuldig kiezend,
met bijna verontschuldigende zachte hand,
lange donkerrode rozen snijdend,
die hij omvormde
tot volumineus boeket.
Hij legde het heel voorzichtig,
bijna liefdevol,
in zijn armen, alsof het om een baby ging,
hij keek ernaar, rook eraan,
en glimlachte,
tevreden
Was het voor zijn vrouw?
Of zomaar?
Ik werd er alleszins heel stil van.
Het was mooi, vertederend,
het beeld is blijven hangen.
De aanzet tot een mooie dag
Over de haag
Over het hek
Achter de verre bomen
Komen ze
Zilver donkergrijze
Opgebolde
Dreigende
Wolken
Terwijl ik
De zon
Haar sensuele stralen
Wandelend laat spelen
Op mijn warme
Tintelende
Huid